Thingness als ding: Van biografie van een ding naar sociale semiotiek deel 1 DEEL 1 Repetitie als geheugen Objecten in musea Sociale semiotiek DEEL 2: Design en designer Morfologie, Dingen hebben levens Embodiment Affordance Pathways en locales Spelen, speelgoed, alsof doen. Dingen hebben beweging en gebaren
DEEL 1 Een object inclusief landschappen of zelfs het menselijk lichaam, zijn actieve participanten in het sociale leven en verandering. Die nadruk op het fysieke van een object, is een vorm van onderzoeken, niet zozeer een ander onderwerp, waarin de fysieke kwaliteiten van een voorwerp, een geheel vormen met alles waarmee wij het object kunnen waarnemen, plaatsen, bepreken en beoordelen, op alle niveau's. Dus ook de emotionele respons is waardevol, de geur, de textuur, geur, smaak, temperatuur, de textuur van het object, de eigenlijke materiele verschijningsvorm, het moment en sensatie van het manifesteren van het object binnen onze beleving, onze interactie met het object. Welke betekenissen schrijven we het toe, roept het over zichzelf af en onze relatie tot het object? We vragen het onszelf pas af, wanneer we het in het museum plaatsen, als onderdeel van een brede achtergrond aan factoren, zoals de setting van het object, achtergrondkennis, cultureel en historisch geconstrueerde interpretatie en integratie van zintuigelijke percepties. Subjectiviteit van reactie en materialiteit, zijn met elkaar verbonden en beiden bepalen de ervaring en interpretatie van objecten. Repetitie als geheugen Een machine is iets anders dan een gereedschap. Een gereedschap is er op gemaakt om repetitieve handelingen "te onthouden" door de generaties heen. Het gebruik er van op zich, staat los van context, sociale lagering of cohesie binnen een gemeenschap. Het gebruik
kenmerkt zich door een moreel imperatief (Sennett) te vertegenwoordigen tot werken voor het nut van de gemeenschap. Sinds de industriele revolutie, leek de machine het werk van de ambachtsman te bedreigen. Het leek een fysieke bedreiging. De industriele machines werden niet moe van repetitieve handelingen, ze deden hetzelfde werk uur na uur zonder klagen. Trendwatchers en futuristen zien met de nadere introductie van robots en robotica binnen de arbeidsmarkt een opleving van het artisane, het ambacht. Dit fijne werk kan vooralsnog niet door robots worden overgenomen. Niet vanwege de fijne motoriek, maar vooral vanwege het gebrek aan diepgewortelde, niet overdraagbare kennis, van design, gebruik, ruimte en context. De verwachte opleving aan ambachtelijk werk, is feitelijk al langer aan de gang, al kennen we het onder een andere naam. De economische crisis heet veel ZZP'ers gekweekt, het heeft een opleving aan gemeenschappelijke initiatieven veroorzaakt en een andere relatie tussen producenten en consumenten. Dit is goed waar te nemen binnen het verschijnsel "zelfgemaakte markt". Een opleving van ambachtelijke beroepen, die we tot voor kort hebben aangezien als uitvloeisel van economische crisis, maar tevens een voorbode is, voor trends die we nu pas namen kunnen geven. Objecten in musea Objecten in musea zouden ons het meeste kunnen vertellen door middel van ons eigen lichaam. Aanraken, laten raken en laten aanraken. Maar objecten in musea staan er niet voor niets. Als ze interessant zouden zijn in het alledaagse leven, zouden ze daar in bijvoorbeeld Ikea wel een mooi plaatsje inruimen. Een Klippan bank, naast een Griekse amphora.... niet echt een voor de hand liggende keuze. Toch, in het denken over artefacten, over spullen, dingen, is in onze westerse cultuur een duidelijke scheiding aanwezig tussen wat het ding als materieel object is doet en was, en waar het in theorie verder allemaal nog meer voor zou kunnen dienen. Objecten vertellen een verhaal, maar ze zijn er zelf geen onderdeel van... hooguit een toevallige passant en vervolgens een herkenbaar middel om het verhaal verder mee herkenbaar te maken. De eigenlijke fysieke "realtime" zintuigelijke ontmoetingen met materiele objecten en de emotionele en intellectuele reacties die zij faciliteren, zijn nu juist de reden dat het object uberhaupt bestaat en dat wij het verhaal middels zijn kwaliteiten kunnen vertellen en begrijpen. Alleen moeten we niet vergeten dat onze zintuigen zijn opgebouwd uit lichamelijke ervaringen, uit reacties op dat wat materialiteit ons heeft kunnen overbrengen, middels aanraking, gebruik (denk aan gereedschap), geur (denk aan bloemen, gif) et cetera. Onze interactie met objecten, bestaat uit informatie, materialiteit en de menselijke zintuigelijke percepties daar van.
Betekenis komt voort uit handelingen vanuit onderbuikgevoel, die connecties in het leven leggen en de lichamelijke voorwaarden daartoe. Ze krijgen pas betekenis als ons lichaam dit toelaat. Cognitief leren heeft anders weinig zin. (vrij naar Mark Johnson, 2008). Het grootste deel van onze cognitie en betekenisgeving, vind plaats buiten onze bewuste beleving. Om te begrijpen wat de relatie van een object is, door de tijd heen, binnen verschilllende werkelijkheden en in verschillende contexten, ben je nooit helemaal volledig of correct. Wel zijn er manieren om kritisch, analytisch en met gevoel te kijken naar zowel object als gebruiker er van. Een methode die steeds meer navolging krijgt, is die van de biografie van het object. Je stelt het object vragen die je in andere vormen ook aan een mens zou kunnen stellen. In ethnografie en archeologie, een methode die veel gebruikt wordt. Later kom ik hier nog op terug in een blog over pathways en dwellings.
Sociale semiotiek Ook vanuit de semiotiek betekenisleer is een flink onderzoeksveld beschikbaar met onderzoeksmethodieken die ons in staat stellen, de betekenis van een object en zijn materiele kwaliteiten, te ondervragen met een set aan resources, die tegelijkertijd onszelf vragen stelt. In taal kan bijvoorbeeld heel veel informatie verscholen zitten over een object en over onze relatie daartoe. Echter, kan het ook zijn dat ergens in de geschiedenis, wij A en B bij elkaar optelden binnen een woord, gebruik, kleur, betekenis, die eigenlijk los van elkaar gezien moeten worden. Zo kan een klabats, niet de klanknabootsing van een zweep zijn, maar een verbastering van een heel ander woord. Als we klank en beeld uit elkaar halen, of grenzen tussen waarnemingen weghalen of juist benadrukken, krijgen we vaak een heel ander beeld te zien. Of hetzelfde beeld, maar ineens lijken heel andere dingen op de voorgrond te treden of designelementen die we belangrijk dachten, blijken een mindere rol te hebben gespeeld in de evolutie van het object en ons gebruik er van. In sociale semiotiek heet dat "segregatie" . Die twee (of meer) elementen uit elkaar halen, betekent dus ook een heel eigen en nieuwe manier van beschouwen van alle losse onderdelen, die nu in eens niet meer bij elkaar (lijken te) horen. Om het object te begrijpen moeten we vooral herontdekken, dat we een object hebben leren kennen via ons eigen lichaam! Via aanraking, via gebruik. Het bevat ons geheugen, in hoe het werd geconstrueerd, waaróm het werd gemaakt en waarom van juist die hard of zachtheid, en het bevat ons geheugen in het gebruik van het object zelf. Zelfs wanneer we een ons onbekend object zien, kunnen we door het gewoon op te pakken en te voelen, al een groot deel van het gebruik afleiden. Door het simpele feit dat het object in onze handpalm past, we het juist met een hele grove motoriek kunnen vastpakken, dat het een grote draai/zwaaicirkel heeft (een hamer bijvoorbeeld), dat het voor hard of zacht gebruik is, of het voor eenmalig of meermalig gebruik is. We hebben ons lichaam gebruikt in de productie, de noodzaak van het bestaan en
creatie van het object, en in de practische toepassing er van. Een vorm van niet te articuleren kennis, die we ons herinneren via ons lichaam. Ook in de sociale semiotiek, is dit een vocabulaire een resource waarmee je kunt proberen begrijpen en achterhalen. Een verzameling van semiotieke keuzes, die een specifieke context typificeren, heet een semiotisch register (Halliday; Van Leeuwen). In een boek of in een advertentie kan men heel gemakkelijk suggereren dat bepaalde beeldelementen bij elkaar horen of juist niet, ook al is dat objectief gezien helemaal niet zo. Door slim te kaderen, bij plaatjes bijsnijden aan de randen van een pand of centreren van een groep bomen, suggereer je dat objecten, mensen of producten bij elkaar horen of juist niet. Ook door het "rijmen" van bijvoorbeeld vorm van een parfumfles met "zachte" woorden of objecten met namen die heel zacht en lief klinken, link je de parfumfles aan diezelfde lieve en zachte betekenissen, die op alle niveau's bij je op belletjes drukken. Ook in het fysieke leven, op school, in de bus, in het park en bij jou op het werk, worden deze trucs zowel bewust als onbewust toegepast, en ze beinvloeden ons begrip van de dagelijkse werkelijkheid, ons gevoel en ons gedrag. Zo kan een afdeling op een kantoor, precies laten zien waar de macht ligt, door ritme aan te brengen in de kantoorruimte. Door een kleine partitie aan te brengen, door strategisch geplaatste planten, door een bureau te plaatsen, net bij de overgang tussen tapijtkleur 1 en tapijtkleur 2. Verschil kan hem ook zitten in ander materiaal van de bureaustoel, directe en indirecte verlichting etc. Dit hoeft lang niet altijd te gaan over statusverschil willen aanbrengen, het kan ook gewoon een manier zijn om je te uiten, te onderscheiden of misschien toch promotietijger? De nuances zijn heel klein en geraffineerd. Maar hoe dan ook, leveren ze voer voor nieuwe modi van de wereld begrijpen en doorzien.
DEEL 2:
Design en designer Bijna altijd, hebben acties en bewegingen van ontwerpers, andere gevolgen dan die bedoeld werden. Niet zoals de kunsten, natuurwetenschappen en humanistische studies, gaat design in essentie over intervenieren in de wereld. Creatief design vraagt daarom om grote intellectuele uitdagingen. De designer als reflectief beoefenaar (vrij vertaald naar Schon), en het
designproces als "reflectieinactie", gaat uit van het idee dat de fundamentele voorwaarde van design, er een is van onzekerheid, uniekheid en van conflict. (Julienne Hanson). Psycholoog Irving Biederman, die visuele perceptie bestudeert, schat dat er waarschijnlijk 30.000 verschillende direct te onderscheiden objecten zijn, voor een volwassene. Stel dat elk object een minuut kost om te leren, dan kost het je voor 20.000 objecten, alles bij elkaar 333 uur om te leren! (Norman). Dan hebben we het nog niet eens over de nieuwe objecten die we dagelijks onverwacht tegenkomen, terwijl we eigenlijk met heel andere zaken (willen) bezig zijn. Goed design volgens Schön moet onnoemelijk veel factoren in aanmerking nemen, en de gevolgen van het negeren van een of meer van die variabelen, kunnen catastrofale gevolgen hebben. Een te sterke laser in de massaproductie van een cdspeler, kan bijvoorbeeld een gevaarlijk wapen worden. Hij doet het niet! Mensen hebben de neiging zichzelf de schuld te geven bij gedoe met technologie. Mensen zien vaak oorzaken voor gebeurtenissen, kennen een causaal verband toe wanneer er twee dingen opeenvolgend gebeuren. Als ik actie A uitvoer, voorafgaande aan een zekere uitkomst S., moet A. S. dus hebben verzoorzaakt. Terwijl er eigenlijk geen relatie bestond tussen de twee. Het is nog complexer wanneer we met een actie beogen een zeker resultaat te behalen, en er problemen zijn wanneer we die actie via een tussenmedium tot stand brachten. Het kan natuurlijk gewoon wel je eigen schuld zijn. Er is een beleving van causaliteit in de relatie tussen het ding waar je de schuld aan geeft en het resultaat. Beleving is daarbij het sleutelwoord. Dat causaal verband hoeft helemaal niet te bestaan. Een belangrijk aspect is dat we regelmatig weinig informatie hebben, op basis waarvan we die beoordeling kunnen doen. Een apparaat kan zo complex zijn (en dat zijn de meesten), dat je het gebruik er van aan allerlei andere zaken moet aflezen dan aan bijvoorbeeld de vorm van het apparaat of duidelijke mapping. Het kan zijn dat je een knopje indrukt, maar geen weerstand voelt, er klinkt geen piepje en er gaat geen lampje branden. Er is dus geen manier in dat voorbeeld om je eigen gedrag aan te ijken. Het grappige is dat onze neiging om onszelfde schuld te geven bij falen van alledaagse objecten, tegen onze normale neiging in gaat, om onze eigen problemen toe te schrijven aan de omgeving, en die van anderen aan hun persoonlijkheden.
Morfologie, de studie van patroon en vorm, is cruciaal voor design omdat het een essentieel deel vertegenwoordigd van het corpus van samenhangende kennis. Net als bij de space syntax, in de jaren '70, waarbij architectuur als een formele beschrijvende tak van kennis werd vertegenwoordigd, is de benadering zowel wiskundig als morfologisch.
Dingen hebben levens Een ding is veel meer dan alleen een ding alleen. De objecten die we thuis hebben gebruiken en weer weggooien, is een geglobaliseerde vorm van levensduur van een object, die begint bij de aanschaf en eindigt bij de prullenbak. Dat is een systeem van gebruik die we in onze materiële cultuur hebben ontdaan van diepere betekenis. Sentimentele opjecten in huis hebben voor het hele huishouden betekenis, maar ze zijn niet van iedereen. Ze zijn er niet alleen om herinneringen op te roepen, of een persoonlijk verhaal weer te geven, ze hebben nog meer functies. Ze refereren aan een diepgewortelde culturele praktijk van giften geven, van ruilhandel, van de uiteindelijke tactiele kwaliteiten van he materiaal waarvan ze gemaakt zijn. In dat opzicht zijn ze ook een vorm van vorm en materiaalgeheugen voor ons. De toegang daartoe in huis, is een onderhandelde activiteit , en is in hoge mate geritualiseerd. Bewaren van sentimentele objecten gaat dus véél verder dan alleen maar status van het bezit, of van materiële kwaliteiten.
Embodiment
Een ding heeft ook een biografie. Ook heeft het een geheugen. Een object als een mand of een hamer, herbergt een collectief geheugen aan kwaliteiten die we door de vele eeuwen heen belangrijk of nuttig hebben gevonden, en die we behouden hebben en bewaard in zowel de kwaliteiten van het object, als in ons gebruik er van en de ruimtelijke referenties van zowel het object als de context. De vorm van de steel, de klank van een hamer op een object, het gevoel van actie en hardheid. Als we met onze vuist op tafel slaan, maken we hetzelfde gebaar als van het slaan met een hamer. Onze vuist balt zich, zoals de kop van een hamer. Er is een wederzijds proces van waardecreatie tussen mensen en dingen. Zo kan een object in een museum, waardevol zijn vanwege de gedeelde geschiedenis tussen ons en het object. Daarom heeft een cadeautje ook een andere waarde dan iets wat je zelf kocht. Obecten zijn ingebed in sociale omgevingen, en die laten sporen na in objecten.
Affordance Voor affordance is niet een Nederlandse vertaling die helemaal de lading dekt. Ik gebruik de Engelse term, die in de literatuur gangbaar is. In Gibsons ecologische benadering van perceptie, bieden dingen en kenmerken van de wereld, hun eigenschappen, aan organismen die met hen interacteren. Water laat toe zich te drinken, bekers laten uit zich drinken, een handvat laat zich vastpakken. Het moet echter wel een organisme zijn met een mond, een keel en een maag, of hand met duimen om de kop te kunnen vasthouden. Een mond is nodig om water mee te kunnen drinken en bij afwezigheid van water, is een mond zoals hij is gebouwd niet nodig. De eigenschappen "drinken" of " uittedrinkenheid" zijn dus niet exclusief voor die objecten (het water en de beker), of voor de gebruikers er van, maar ze bestaan in relaties tussen organismen en de omgeving.
Sommige anthropologen als Tim Ingold, stellen dat menselijke leefomgevingen, eigenschappen toestaan, die elke generatie opnieuw kan worden uitgevogeld, herontdekt of hergroeid, door menselijke individuen, zonder dat er overdracht is tussen een beweerde aparte wereld van culturele representatie(s). Bijvoorbeeld van omgevallen boomstammen een overbrugging kunnen maken, van stenen een vermaler van noten maken.
Volgens Gibson, moeten affordances niet gezien worden als afhankelijk van cultuur, voorkennis of verwachtingen van het individu, zoals Norman suggereert. Norman richt zich ook op de perceptuele en mentale capaciteiten. Een simpele handeling als aan een tafel gaan zitten voor een maaltijd, herbergt een wereld van affordances die in massadesign aanwezig zijn. Anthropometrische kenmerken bepalen een belangrijk deel van het design. De hoogte van de stoelen, de grootte van de lepel, de scherpte van het mes, de hoek van de benen onder de tafel, de helling van het torso ten opzichte van het tafeloppervlak en het bord met eten.
Pathways en locales Een huishouden als onderkomen, als plaats waarin de leden van het huishouden hun alledaagse leven leiden, kan ook worden bekeken vanuit het gebruik van een specifieke ruimte, waarin bepaalde sociale praktijken van het huishouden, gedurende de dag, plaatshebben. De plek waar routinematige activiteiten en interacties tussen de verschillende leden van het huishouden, plaatsvinden en elkaar kruisen, terwijl de setting van de ruimte ook gebruikt word om waarde mee te geven aan de interacties en de individuele activiteiten en gedragingen van de leden van het huishouden. De notie van een "locale" (Giddens), is een belangrijk begrip vanuit het perspectief van behuizing en wonen. "Sociale praktijken kunnen gezien worden als patronen van interactie, die zijn geordend doorheen tijd en ruimte." Locales refereren aan het gebruik van ruimte om de omgeving te prepareren voor interactie. Het is meestal mogelijk om locales aan te wijzen, in termen van hun fysieke eigenschappen, als kenmerken van de materiele wereld of als combinaties van die eigenschappen en van menselijke artefacten. Een Housing pathway is te definieren als patronen van interactie, aangaande het huis en thuis, over tijd en door ruimte heen. Het is een continue set van relaties en interacties, die het huishouden ervaart door de tijd heen, in zijn consumptie van het wonen. Het behelst ook de carrierelevenscyclus van huishoudens en mobiliteit. Eigenschappen die het huis of de ruimte tot "locale" maken, worden op een chronische manier ingezet, door agenten in het formeren van ontmoetingen doorheen ruimte en tijd, in die zin dat zij gezien kunnen worden als "stations" waarin de routine activiteiten van verschillende individuen zich kruisen.
Spelen, speelgoed, alsof doen. Het kinderspeelgoed is in vele opzichten een afspiegeling van een volwassen leven. Niet alleen de letterlijke copie van bijvoorbeeld een winkelwagentje in het klein, ook de dimensies van een hobbelpaard tot de materiaalkeuze van een poppenkastpop. De sociale interacties tussen de kinderen die spelen, zijn in veel opzichten een miniversie van de grote mensen wereld. Door kinderen zelf te laten sjouwen en bewegen met spullen, kunnen ze zelf het niveau van de uitdagingen bepalen. Kinderen personaliseren hun omgeving door kinderformaat meubeltjes binnen een nieuwe ruimte te verplaatsen, waarmee ze hun gevoel van controle verhogen (Maxwell, 2007). Door kinderen losse materialen aan te bieden, in de vorm van bijvoorbeeld losse blokken, boomstammen, banden, stoffen en pijpen, verhoog je het spel en doenalsof. De kinderen worden aangemoedigd de mogelijkheden van het spel, de ruimte en de materialen te verkennen. Kinderen hebben kansen nodig om keuzes te maken in waar ze mee spelen, waar ze spelen, met wie ze spelen en wat ze spelen, net als wanneer ze spelen en voor hoe lang.
Dingen hebben beweging en gebaren
Objecten zijn een deel van ons geheugen, maar kunnen niet onthouden zonder dat wij (onbewust) weten wát ze moeten onthouden. Het gebruik van een object zit hem niet alleen maar in de functionaliteit of symbolische waarde. Het object bestaat ook in de ‘ruimte’. Alleen al het gegeven dat we precies weten hoe we het moeten vastpakken, dat we weten wat het weegt voordat we het hebben opgepakt, hoe het object klinkt als het zou vallen. De bewegingen die we gebruiken bij het hanteren van een object, zijn gebaren geworden omdat het design van het object dit forceerde. De vorm kan je uitnodigen een bepaalde handeling te verrichten. Een plat vlak bijvoorbeeld, als een bord of een plaat op de deur, nodigt uit tot slaan. Een knop nodigt uit om aan te draaien.
Maar een fractie van de gebaren die we maken, worden in gebruikersgeorienteerde benadering van objecten relevant gevonden. Echter is er een hernieuwde interesse in de meer socioanthropologische aspecten van technologie. Benaderingen van huishoudelijke ritmes vanuit ritme en routine hoe kritisch ook volgen toch een vrij star raamwerk.