Voorwoord Dit profiel werkstuk dat u nu in handen heeft, “Slaapritme - de optimale prestatietijd van ochtend- en avondmensen”, is geschreven als eindverslag voor onze carrière als vwo leerlingen op het Bornego College te Heerenveen. Van maart 2015 tot september 2015 hebben wij Lisanne Pen, 17 jaar en op dit moment wonend in Heerenveen & Evelien Schimmel, 17 jaar, op dit moment wonend in Gorredijk- al onze kennis en talenten in de strijd gegooid om dit werkstuk tot stand te brengen. Gegrepen door de kennis over levende wezens, levensvormen en levensverschijnselen schrijven wij dit werkstuk voor Biologie. Als jongeren houden wij van veel slapen, en ‘s ochtends vroeg eruit voor school dat wil nog wel eens zwaar vallen. Vooral als je dan ook nog de dag begint met een toets. Maar kunnen wij als jongeren dan al optimaal presteren? Lisanne is hier de avondmens van ons tweeën en Evelien de ochtendmens. Ligt ons optimale prestatieniveau ook op verschillende tijden? Tijd om dit dus uit te zoeken. En om het ons beide maar een beetje te schikken is er druk in de middagen aan de slag gegaan met dit werkstuk. We willen graag alle testpersonen en N. Goossen bedanken voor hun medewerking bij ons praktisch onderzoek en natuurlijk A. Lukkien-van Bemmel voor het begeleiden in het traject van ons Profielwerkstuk.
En we wensen u veel plezier toe met het lezen van dit werkstuk! Lisanne Pen Evelien Schimmel 26-06-2015
1
Samenvatting 1.) De hersenen bestaan uit biljoenen neuronen, communicatie tussen deze neuronen is mogelijk door synapsen die zich op het einde van elk neuron bevinden en neurotransmitters afgeven aan het volgende neuron. Een actiepotentiaal wordt op deze manier doorgegeven. Als je wat verder uitzoomt, kun je de hersenen in verschillende gebieden onderscheiden met ieder zijn eigen taak. 2.) Door middel van een cascade aan reacties in de hersenen, dat wordt gecontroleerd door het slaap-waakritme, wordt het hormoon melatonine afgegeven aan het lichaam wat een slaperig gevoel veroorzaakt. Vervolgens wordt de acetylcholine-schakelaar aangezet en kom je in dromenland. Zodra je in slaap bent gevallen doorloop je 4 verschillende stadia, elk met een andere functie. In stadium 1 doorloop je de fase tussen waken en slapen. Je hartslag, ademhaling en temperatuur gaan naar beneden en je lichaam komt compleet tot rust. In stadium 2 kom je in de diepere slaap en slaap je in verhouding het meest. In stadium 3 wordt er groeihormoon afgegeven. Dit zorgt ervoor dat je lichaam zichzelf herstelt en je nieuwe krachten op doet. Dit is dus een belangrijk stadium. In het laatste stadium droom je en verwerk je mentaal alles wat je op een dag hebt meegemaakt. 3.) Om te presteren hebben je hersenen brandstof nodig, dit gebeurt door de astrocyten. Zij zorgen voor de toevoer van glucose, de belangrijkste brandstof voor de hersenen. Bij het eten van complexe koolhydraten ontstaat er een lange constante toevoer van glucose, in tegenstelling tot een hoge korte toevoer bij simpele koolhydraten. Een te korte nachtrust zorgt ervoor dat het glucosegehalte stijgt doordat de insulinegevoeligheid daalt. Dit heeft een negatief effect op de brandstof toevoer naar de hersenen. Ook gunstige neurotransmitters bevorderen de hersenactiviteit. Neuronen staan met elkaar in contact via synapsen die op hun beurt elkaar activeren doormiddel van een neurotransmitter. Hoe meer neurotransmitters hoe sterker de communicatie. 4.) Onze huidige maatschappij is ingesteld op ochtendmensen. Helaas heeft niet iedereen hier het chronotype voor. Er is onderscheid te maken in ochtend-, middag- en avondmensen. Alle drie hebben dit type mensen verschillende eigenschappen. Om de ochtenden wat minder zwaar te maken kunnen middag- en avond mensen hun ritme voor een deel aanpassen. De belangrijkste punten hiervoor zijn licht, temperatuur, voeding, water en beweging. Een actief leven zowel in de week als in het weekend is belangrijk. Regelmaat en structuur zijn de kernpunten voor een regelmatig ritme en een beter energieniveau gedurende de dag. Natuurlijk kan niet het complete slaapritme aangepast worden. Dit doet het lichaam zelf. Naarmate je ouder wordt verandert je slaapgedrag en slaap je steeds minder. Dit is een natuurlijk proces. Waar een baby de halve dag slaapt, slaapt een volwassene maar 6 uren per nacht. Dit is te wijten aan het feit dat een volwassene minder slaap nodig heeft maar ook aan het verdwijnen van verbindingen tussen de hersencellen.
Â
2Â
5.) 20 testpersonen worden verdeeld in 3 groepen op basis van het chronotype met behulp van de MCTQ-test. De groepen zijn getest op hun reactievermogen, hun geheugen en het glucosegehalte. Deze testen zijn 3 maal uitgevoerd op verschillende tijdstippen. 6.)
Gemiddelde reactie tijd (in sec)
Gemiddelde reactietijden 0,5 0,4 0,3
9:00 12:00
0,2
14:00 0,1 0 Ochtendmens
Middagmens
Avondmens
Tabel VIII- Gemiddelde reactietijd bij verschillende chronotypen
De reactietijd is voor de ochtend- en middagmensen het snelst rond 12:00 uur. Bij avondmensen ligt deze rond 14:00 uur. Dit zijn precies de tijden waarop het glucosegehalte ook het hoogst ligt.
Gemiddelde glucosegehalte
Gemiddelde glucosegehalte 8 7 6 5 4 3 2 1 0
Ochtendmens Middagmens Avondmens 9:00
12:00
14:00
Tijdstippen van meting
Tabel IX- Gemiddelde glucosegehalte uitgezet tegen de tijd
Uit de resultaten kan worden geconcludeerd dat het glucosegehalte samenhangt met het reactievermogen. De verschillende glucosegehaltes bij de chronotypes heeft te maken met de toevoer van insuline. Deze toevoer kan verstoord worden door te weinig slaap wat resulteert tot verschillende glucosegehaltes op verschillende tijdstippen.
Â
3Â
Gemidelde aantal goede antwoorden uit 30 vragen
Goed beantwoorde vragen 12 10 8 6
Ochtendmens
4
Middagmens
2
Avondmens
0 9:00
12:00
14:00
Tijdstippen van meting Tabel XI - Aantal goede antwoorden uitgezet tegen de tijd
De geheugenprestaties zijn bij de ochtendmensen het beste rond 9:00 uur, bij de middagmensen rond 14:00 en bij avondmensen tussen 9:00 en 12:00 uur. Een verklaring hiervoor is dat ochtendmensen door een goed afgesloten slaap cyclus ’s morgens op scherp staan. Terwijl de middagmensen eerst even op gang moeten komen door een niet goed afgesloten slaapcyclus. De reden waarom avondmensen ’s ochtends beter presteren is geen verklaring voor gevonden. Uit deze resultaten kunnen we concluderen dat de omstandigheden om zo goed mogelijk te presteren voor zowel de ochtend-, middag- als avondmensen gemiddeld rond 12:00 optimaal zijn.
4
Inhoudsopgave Voorwoord .................................................................................................................................................... 1 Samenvatting ................................................................................................................................................ 2 Inleiding ......................................................................................................................................................... 7 Hoofdstuk 1 De hersenen ............................................................................................................................. 8 De werking van de hersenen .................................................................................................................... 8 De anatomie van de hersenen .................................................................................................................. 9 Hoofdstuk 2 Slaap ....................................................................................................................................... 10 Het begin van de slaap ............................................................................................................................ 10 Hersenactiviteit tijdens de slaap ............................................................................................................. 11 Volgorde slaapstadia/fases ..................................................................................................................... 12 Stadium 1 Overgang tussen waken en slapen (NREM1) ..................................................................... 12 Stadium 2 Diepere slaap (NREM2) ...................................................................................................... 13 Stadium 3 Zeer diepe slaap (NREM3) ................................................................................................. 13 Stadium 4 Paradoxale slaap (REM‐slaap) ............................................................................................ 14 Samenvatting .......................................................................................................................................... 15 Hoofdstuk 3 Brandstof voor je hersenen .................................................................................................... 16 Brandstof toevoer ................................................................................................................................... 16 Invloed van slaap op de brandstof toevoer ............................................................................................ 17 Samenvatting .......................................................................................................................................... 17 Hoofdstuk 4 Verschillende slaapritmes ...................................................................................................... 17 Verschillende chronotypes ..................................................................................................................... 18 Verschillen in eigenschappen ochtend‐ en avondmensen ..................................................................... 19 Samenvatting .......................................................................................................................................... 22 Hoofdstuk 5 Praktisch onderzoek ............................................................................................................... 23 Inleiding ................................................................................................................................................... 23 Onderzoeksvraag .................................................................................................................................... 23
5
Hypothese ............................................................................................................................................... 23 Materiaal ............................................................................................................................................. 24 Hoofdstuk 6 Resultaten en toelichting ....................................................................................................... 27 Chronotypen ........................................................................................................................................... 28 Aantal uren slaap .................................................................................................................................... 29 Reactietijden ........................................................................................................................................... 31 Glucose .................................................................................................................................................... 32 Geheugenprestatie ................................................................................................................................. 34 Conclusie ................................................................................................................................................. 35 Ochtendmensen .................................................................................................................................. 35 Middagmensen ................................................................................................................................... 35 Avondmensen ..................................................................................................................................... 36 Advies gebaseerd op de onderzoeksresultaten .................................................................................. 36 Bibliografie .................................................................................................................................................. 37 Nawoord ..................................................................................................................................................... 40 Bijlagen ........................................................................................................................................................ 41
6
Inleiding In dit profiel werkstuk gaan wij op zoek naar het antwoord op de volgende vraag: Wat is de optimale prestatietijd voor ochtend-, middag- en avondmensen? Wij hopen met dit onderzoek dat in de toekomst de toetsen in onze schoolroosters op een zo gunstig mogelijk tijdstip kunnen worden afgenomen om zo de prestaties op onze school te verbeteren. Ons werkstuk zal dus vooral bestaan uit de vraag wat slaap met je doet en wat verschillende slaapritmes voor invloed hebben op je prestaties. Wat is de optimale prestatietijd voor ochtend- en avondmensen? De verwachting is dat er bij ochtendmensen meer hersenactiviteit plaatsvindt op de ochtend dan bij avondmensen. En dat bij de avondmensen meer hersenactiviteit later op de dag plaatsvindt. De optimale prestatietijd voor de ochtendmens ligt dan vooral ‘s morgens en de optimale prestatietijd voor de avondmens ligt dan vooral aan het eind van de middag, begin van de avond. Met een praktisch onderzoek worden de volgende punten onderzocht tussen 3 groepen op verschillende tijden verdeeld over de dag: Reactievermogen Geheugentest Glucosegehalte Aan de hand van de resultaten op deze testen kan er bepaald worden rond welk tijdstip op de dag je hersenen optimaal functioneren en op scherp staan. In dit verslag komt het volgende aan bod: In de eerste drie hoofdstukken gaan we in op de theorie. Er wordt verteld wat slapen precies is en wat er gebeurt in je hersenen tijdens je slaap. Ook wordt er gekeken naar welke stoffen je hersenen nodig hebben om te kunnen presteren. Deze aanvoer van stoffen wordt naar verwachting beïnvloed door het verschil in slaapritme. Het precieze effect van verschillende slaapritmes onder ochtend-, middag- en avondmensen wordt hier dan ook beschreven. Zo wordt duidelijk of slapen invloed heeft op je prestatievermogen. In de volgende drie hoofdstukken wordt er praktisch onderzoek gedaan. Er wordt volledig beschreven hoe dit desbetreffende onderzoek is uitgevoerd en welke resultaten dit heeft opgeleverd. Dit betekent dus dat de theorie uit de eerste drie hoofdstukken mogelijk zal worden bevestigd door de praktijk. Uiteindelijk wordt er dus gestreefd naar een juist antwoord op de gestelde onderzoeksvraag van dit PWS.
7
Hoofdstuk 1 De hersenen Slaap, zonder slaap zou iedereen moe, chagrijnig en futloos zijn, we zouden niet meer functioneel kunnen meedraaien in de samenleving en we hebben het allemaal nodig. Maar wat is slaap nou precies? De van Dale vertelt ons het volgende over slaap:
slaap (de; m)1toestand van algehele rust, waarbij de zintuigen niet werken en het bewustzijn ophoudt.
2
(Van Dale Uitgevers, 2014)
De werking van de hersenen Voordat we hier verder op in kunnen gaan is het nodig om ons te verdiepen in de hersenen. Deze spelen namelijk een erg belangrijke rol, zowel overdag als ’s nachts. Je hersenen bestaan uit biljoenen losse neuronen, bij u misschien beter bekent onder de naam zenuwcellen. Om even een inzicht te krijgen, dit is een biljoen: 1.000.000.000.000. Al deze neuronen staan met elkaar in contact om zenuwimpulsen door te geven. Een impuls start namelijk bij een sensorische zenuwcel. Zodra een impuls van binnen of buitenaf de drempel waarde heeft bereikt start er een depolarisatie en een actiepotentiaal begint te lopen. De neuronen staan met elkaar in contact doormiddel van synapsen, zodra het actiepotentiaal de synaps heeft bereikt geeft de synaps een neurotransmitter af (zie figuur I) Dit gebeurt alleen als het actiepotentiaal, dat aangekomen is, hoog genoeg is. Als de neurotransmitter bij het volgende neuron aankomt, binden deze aan de receptoren. De Na+ kanaaltjes gaan open en ook hier ontstaat nu een depolarisatie en vervolgens een actiepotentiaal. Deze handeling herhaalt zich tussen vele neuronen. Maar behalve het activeren van een actiepotentiaal kan een neurotransmitter deze ook deactiveren. (Bouwman, et al., 2014)
Figuur I – Synaps (Marieke, 2009)
8
De anatomie van de hersenen Op het moment dat er iets verder wordt uitgezoomd kun je verschillende gebieden in de hersenen onderscheiden. Belangrijke onderdelen van de hersenen zijn de grote hersenen, de kleine hersenen, de hypothalamus en de hypofyse (zie figuur II). De grote hersenen bevatten centra voor bewuste functies: lopen, spreken, horen, zien enz. De kleine hersenen zorgen ervoor dat je je bewegingen gecontroleerd maakt, tevens helpt deze mee met het behoud van het evenwicht.
Figuur II - anatomie hersenen (Paranna, 2010)
De hypothalamus zorgt voor het handhaven van het interne milieu. Eén van zijn belangrijke taken is het produceren van hormonen en om de hypofyse aan te zetten tot het produceren van hormonen. (Hersen Stichting, 2015)
Samenvatting De hersenen bestaan uit biljoenen neuronen, communicatie tussen deze neuronen is mogelijk door synapsen die zich op het einde van elk neuron bevinden en neurotransmitters afgeven aan het volgende neuron. Een actiepotentiaal wordt op deze manier doorgegeven. Als je wat verder uitzoomt, kun je de hersenen in verschillende gebieden onderscheiden, met ieder zijn eigen taak.
9
Hoofdstuk 2 Slaap Tijdens je slaap gebeurt er ontzettend veel in je lichaam. Hoewel het lijkt dat mensen voor een paar uur ‘uit’ staan en vervolgens weer verdergaan met leven is dit niet zo. Als je het gemiddelde neemt van alle slaapuren, slaapt de ‘gemiddelde’ mens 8 uur. Maar dit betekent zeker niet dat u ook deze 8 uren slaap nodig heeft. Zo zijn er mensen die de dag doorkomen met weinig slaap en mensen die de dag niet doorkomen als ze te weinig hebben geslapen voor hun doen. (AMOK bv, 2012) Over het algemeen is slaap er om ons lichaam in rust te herstellen. Alle indrukken die een mens heeft opgedaan overdag worden ‘s nachts verwerkt, de spieren kunnen ontspannen en er worden meer nieuwe cellen en afweerstoffen geproduceerd ten opzichte van wanneer iemand in actieve toestand is. (Slingeland Ziekenhuis, 2015) Dit gebeurt natuurlijk niet tegelijk, slaap is namelijk een heel proces wat verschillende stadia kent.
Het begin van de slaap Het begint allemaal in de hersenstam en de hypothalamus, hier wordt het slaap-waakritme geregeld. Dit ritme heeft een cyclus die ongeveer één dag duurt en wordt ook wel het circadiaan ritme genoemd. Dit komt van het Latijnse circa = rond en dies = dag. Zonder invloed of bij een constante invloed van buitenaf zal het ritme behoorlijk constant blijven maar door invloed van buitenaf, de omgevingsfactoren zonlicht, getijden, klimaat en sociale omgeving, vindt er vaak wel verandering plaats in het slaap-waakritme. Zo worden mensen over het algemeen eerder wakker als de zon eerder opkomt. In de hypothalamus bevindt zich een kleine groep neuronen, de nucleus suprachiasmaticus. Hier komt de informatie binnen over het licht dat op het netvlies (retina) valt, dit gebeurt via de retinale ganglioncellen, dat zijn zenuwen die zich in de binnenste laag van het netvlies bevinden, en via een andere sensorische zenuw, de nervus opticus (zie figuur III). De nucleus suprachiasmaticus controleert het slaap-waakritme en activeert de epifyse, een endocriene klier in de hersenen. Op haar beurt geeft deze klier het hormoon melatonine af. Dit is het hormoon waar je een slaperig gevoel van krijgt. De afgifte van melatonine wordt onderdrukt door licht, daarom wordt dit vooral ’s nachts afgegeven op tijden dat het donker is.
Figuur III - Ligging van de nervus opticus, retina, nucleus suprachiasmaticus hypothalamus, en de epifyse (Abbot, 2003)
10
Hersenactiviteit tijdens de slaap Bepaalde delen in je hersenen vertonen veel activiteit ’s nachts. Maar wat is nou onze hersenactiviteit tijdens het slapen? Tijdens je slaap is vooral je langetermijngeheugen aan het werk, je verwerkt alle informatie uit dit geheugen. Dit verklaart ook waarom de ene omgeving, waarin de droom zich afspeelt, zomaar kan veranderen in een totaal andere omgeving. Omdat je kortetermijngeheugen niet actief is weet je namelijk niet dat de nieuwe omgeving een paar seconden geleden nog heel anders was. Ook is de secundaire visuele cortex zeer actief, dit is het deel van de hersenen dat betrokken is bij de visuele waarnemingen en in het achterste gedeelte van je hersenen ligt. Samen met je verbeeldingskracht zetten zij een zichtbare wereld neer voor de dromer zonder dat je echt iets ziet, dit vraagt veel activiteit. Wat niet actief is tijdens het slapen is de prefrontale cortex, deze zorgt overdag voor planning, zelfreflectie en impulscontrole. Hij houdt ons dus in het gareel. Maar tijdens het slapen blijkt dit niet nodig te zijn. Wat daarentegen wel weer ontzettend actief is zijn de dieper gelegen structuren die betrekking hebben op emotie en motivatie, het limbisch systeem, dit systeem is een onderdeel van de grote hersenen (zie figuur IV).
Figuur IV - Anatomie van de hersenen, het Limbisch systeem (Vera & Maud)
Wensen, behoeftes en verlangens kunnen nu ongehinderd hun weg gaan in tegenstelling tot overdag. Je zou dus kunnen stellen dat je dromen je diepste verlangens representeren. Als laatst is de neurotransmitter acetylcoline gedurende je hele slaap aanwezig. Een klein groepje zenuwcellen in de hersenstam veroorzaken deze acetylcholine-vloedgolf. Acetylcholine kun je indelen bij de groep neurotransmitters van de cholinen, deze zorgen voor een hele andere manier van informatieverwerking. Ze verwerken namelijk alleen nog maar informatie binnen de hersenen. In tegenstelling tot de aminen, een andere groep neurotransmitters, die er juist voor zorgen dat je overdag alle binnenkomende informatie logisch kan verwerken. ’s Nachts hebben de cholinen de overhand op de aminen. Hierdoor is er niet meer sprake van logische informatieverwerking, met andere woorden, je hersenen worden in dromenland gebracht. (Spoormaker & Lancee). In een gezond brein herhaalt deze chemische hersenspoeling zich ongeveer elke 90 minuten. Dit proces wordt ook wel vergeleken met een gecontroleerde epileptische aanval. Dit verklaart dus ook het voorkomen van een epileptische aanval overdag. Je hersenen schakelen dan ongecontroleerd de acetylcholine in en dit brengt je in een ongecontroleerde slaap. (NPO wetenschap, 2004)
11
De frequentie van bovengenoemde hersenactiviteit kan je meten met behulp van hersengolven, die ook per stadium verschillen. Deze aangegeven stadia vormen zich tot een slaapcyclus die je zo’n 4 tot 6 keer per nacht doorloopt. Maar wat gebeurt er precies tijdens deze cycli? De cyclus wordt onderverdeeld in de REM-slaap en de NonREM-slaap. De NREM is onderverdeeld in 4 fases.
Volgorde slaapstadia/fases Je slaapcyclus bestaat uit 4 stadia die onder te verdelen zijn in 5 fases, doordat stadium 3 twee fases bevat, namelijk fase 3 en fase 4. Deze kennen een vaste volgorde in iedere slaapcyclus. Figuur V geeft de volgorde aan van de slaapcycli van iemand die 8 uren slaapt. Uit figuur V kun je opmaken dat 1 cyclus ongeveer 1 uur duurt. Om zich vervolgens weer te herhalen.
Figuur V - Verschillende stadia uitgeschreven (y-as) tegen de slaaptijd (x-as) (Universiteit Utrecht, 2006)
Stadium 1 Overgang tussen waken en slapen (NREM1) Dit stadium van de slaap is de overgang tussen een wakkere toestand en een slaapstand (fase 1). Dit stadium duurt gemiddeld maar ongeveer drie tot vijf minuten. Tijdens deze periode komt je lichaam in een rustige toestand. Je hartslag, ademhaling en temperatuur dalen en je spieren ontspannen volledig. Je ogen gaan traag bewegen en je krijgt moeite om ze open te houden. Dit is het moment dat je in slaap gaat vallen. De hersengolven in dit stadium zijn nog vrij onrustig (zie figuur VI). Dat is verklaarbaar want een paar minuten geleden was je nog wakker. Dit resulteert in snelle en onrustige golven.
Figuur VI - Hersenactiviteit in het eerste stadium – fase 1 van de slaapcyclus (Universiteit Utrecht, 2006)
Dit slaapstadium kent ook een slaapstuip. Dit wil zeggen dat je het gevoel hebt dat je valt en ineens weer wakker bent. Een slaapstuip betekent dat je arm en beenspieren zich ineens helemaal aanspannen. Hiervan wordt je wakker. Dit stadium van de slaap is dus nog zeer licht en dient dus echt als overgang van waken naar slapen.
12
Stadium 2 Diepere slaap (NREM2) In dit stadium slaap je in verhouding het meest (fase 2). Dit stadium is iets dieper dan stadium 1 en deze duurt ongeveer dertig tot veertig minuten. In dit stadium van je slaap word je niet zomaar meer wakker. De diepere slaap dient ook wel als overgang tussen de wakkere toestand (stadium 1) en het echt slapen (stadium 3). De hersengolven beginnen in dit stadium dieper en langzamer te worden (zie figuur VII). De golven wisselen af tussen uitbarstingen van activiteit in de hersenen en weinig activiteit en totale rust.
Figuur VII - Hersenactiviteit in het tweede stadium – fase 2 van de slaapcyclus (Universiteit Utrecht, 2006)
Stadium 3 Zeer diepe slaap (NREM3) Dit stadium bevat fase 3 en fase 4 in één. Deze twee fases worden vrijwel altijd beschouwd als een stadium. In dit stadium ben je totaal ontspannen en moeilijk wakker te krijgen. Je lichaamstemperatuur is gedaald en constant. Ook zijn je ademhaling en hartslag nu heel rustig. Aan het begin van de nacht duurt dit stadium vrij lang. Maar hoe meer cycli je ondergaat, hoe korter dit stadium duurt. In dit stadium komt er groeihormoon vrij. Dit stadium is dus erg belangrijk. Het zorgt ervoor dat je spieren in je lichaam weer herstellen en je doet nieuwe kracht op. Naarmate je ouder wordt neemt de lengte van deze diepe slaapstadia af en merk je dat slapen lang niet meer zo goed werkt als voorheen. De hersenactiviteit in dit stadium bestaat zogenoemd uit twee fases. Fase 3 en fase 4. In fase 3 zie je dat de hersenactiviteit minder wordt ten opzichte van NREM2 (zie figuur VII). Je hersenen komen hier helemaal tot rust en je bent moeilijk wakker te maken.
Figuur VIII - Hersenactiviteit in het derde stadium – fase 3 van de slaapcyclus (Universiteit Utrecht, 2006)
Als nu meer dan de helft van de hersengolven uit deze diepe golven bestaat spreek je van fase 4 van de NREM3 (zie figuur IX). Deze fase bevat de diepste slaap die de cyclus kent. In deze fase herstelt je lichaam volledig. Het is compleet rustig en bouwt zich op voor een nieuwe dag.
13
Figuur IX - Hersenactiviteit in stadium 3 - fase 4 van de slaapcyclus (Universiteit Utrecht, 2006)
Stadium 4 Paradoxale slaap (REM‐slaap) Na het diepste stadium komt de REM-slaap (fase 5) en wordt de slaap eigenlijk alleen maar weer lichter. In dit stadium droom je en verwerk je mentaal alles wat je op een dag geleerd of meegemaakt hebt. Tijdens dit stadium zijn je spieren compleet verlamd. Dit moet ook wel anders zou je zo opstaan en alles wat je droomt gaan uitvoeren, dan slaapwandel je dus. Je kunt makkelijk zien of iemand in zijn REM-slaap zit of niet. Tijdens dit stadium gaan namelijk de ogen ontzettend snel heen en weer. Hoe meer cycli hoe langer de REM-slaap duurt en hoe meer je droomt. Hoewel je in andere stadia ook wel licht droomt staat dit stadium bekend om het dromen. Als je een persoon wakker maakt die in dit stadium zit kan die zich in de meeste gevallen de droom ook nog goed herinneren. In dit stadium zijn de dromen het meest emotioneel en intens. Doordat je in dit stadium zoveel droomt en er in je hoofd ontzettend veel gebeurt, is je hersenactiviteit ook erg groot (zie figuur X). Wanneer stadium 4 is afgerond is er ongeveer een uur verstreken (zie figuur V). (Universiteit Utrecht, 2006) (Leest, 2014)
Figuur X - Hersenactiviteit in stadium 4 - fase 5 van de slaapcyclus (REM-slaap) (Universiteit Utrecht, 2006)
14
Samenvatting Door middel van een cascade aan reacties in de hersenen, dat wordt gecontroleerd door het slaap‐waakritme, wordt het hormoon melatonine afgegeven aan het lichaam wat een slaperig gevoel veroorzaakt. Vervolgens wordt de acetylcholine‐schakelaar aangezet en je komt in dromenland. Zodra je in slaap bent gevallen doorloop je 4 verschillende stadia, elk met een andere functie. In stadium 1 doorloop je de fase tussen waken en slapen. Je hartslag, ademhaling en temperatuur gaan naar beneden en je lichaam komt compleet tot rust. In stadium 2 kom je in de diepere slaap en slaap je in verhouding het meest. In stadium 3 wordt er groeihormoon afgegeven. Dit zorgt ervoor dat je lichaam zichzelf herstelt en je nieuwe krachten op doet. Dit is dus een belangrijk stadium. In het laatste stadium droom je en verwerk je mentaal alles wat je op een dag hebt meegemaakt.
15
Hoofdstuk 3 Brandstof voor je hersenen Je lichaam heeft brandstof nodig, dat is algemeen bekend. 's Ochtends beginnen de meeste mensen met een goed ontbijt om je lichaam van een brandstof te voorzien en je verteringsstelsel op gang te brengen. Maar wist u dat het verteringsstelsel niet het enige is dat op gang wordt gebracht met een goed ontbijtje? Ook de hersenactiviteit wordt ’s ochtends op gang gebracht met dat ontbijt. Brandstof toevoer De belangrijkste brandstof voor je hersenen is glucose, op verschillende manieren is het mogelijk om dit binnen te krijgen. Een chocolade reep of een koekje is natuurlijk heel erg lekker, maar doordat deze bestaan uit simpele koolhydraten zijn deze ‘snelle’ suikers snel opgenomen in het bloed. Beter is het voor de hersenen om complexe koolhydraten te eten. Doordat deze complexe koolhydraten langzaam verteren wordt de glucose langzaam verdeeld. De voordelen hiervan zijn dat je geen extreme pieken krijgt in het glucose gehalte en dat de toevoer van energie naar je hersenen lang doorloopt. Alleen al door verkeerd te eten kan het IQ met 25% verminderen. (Ssandra3108, 2011) Nu zult u vast denken: “Hoe zorg ik voor goede voeding om mijn hersens optimaal te laten werken?” Dit kan als volgt gedaan worden. Om neuronen liggen verschillende ondersteunende cellen. Astrocyten zijn de cellen die de neuronen verbinden met de bloedbaan, de bloed-hersenbarriere. Deze cellen zorgen er dus ook voor dat de glucose uit de bloedbaan bij de neuronen terecht komen, ze voeden de hersenen. (Zo Werkt Het Lichaam, 2015) Deze Astrocyten zorgen er dus voor dat de glucose uit de bloedbaan bij de hersenen terecht komt. Maar niet alleen glucose zorgt voor een betere hersenactiviteit, ook de extra toevoer van neurotransmitters kan zorgen voor een betere hersenactiviteit. (Dongelmans, Onbekend) De aminozuren voor de aanmaak van deze 4 belangrijke neurotransmitters, Acetylcholine, GABA, Serotonine en Dopamine komen voor in bepaald voedsel. Doormiddel van het eten van dit voedsel kunnen de hersenen, nadat de eiwitten verteerd zijn, de opgenomen aminozuren met specifieke enzymen omzetten in neurotransmitters waarmee verschillende gebieden gestimuleerd worden in de hersenen (zie tabel 1). (Natuur Diëtisten Nederland, 2015) Neurotransmitter Acetylcholine
GABA
Serotonine
Dopamine
Werking
Bijbehorend voedsel
beïnvloed verwerking zintuiglijke informatie
eieren
bevordert het geheugen
avocado’s
beïnvloed het vrijkomen van neurotransmitters
broccoli
reguleert angstgevoelens
walnoten
beïnvloed stemming
kalkoen
voorkomt impulsief gedrag
bananen
beïnvloed concentratie
kip
beïnvloed motivatie
haver
zorgt dat onze hersens streven naar
pure chocolade
bevrediging Tabel I - Neurotransmitters en hun werking (Ssandra3108, 2011)
16
Invloed van slaap op de brandstof toevoer Brandstof voor je hersenen is ontzettend belangrijk om goed te kunnen presteren. Maar welke invloed heeft slaap op de brandstof toevoer? Je nachtrust heeft een erg grote invloed op het glucosegehalte in je bloed. Bij een tekort aan slaap daalt de insuline gevoeligheid. Bij een nachtrust van 4 uur daalt de insulinegevoeligheid al met een kwart. De oorzaak van deze daling is helaas nog niet vastgesteld, onderzoeker Prof. Dr. Hans Romijn verwacht dat dit te maken heeft met een verandering in het autonome zenuwstelsel bij een te korte nachtrust. Het gevolg van deze daling? De glucose wordt niet omgezet tot glycogeen en dus niet opgeslagen in de lever en spieren. Ook nu ontstaat net als met het eten van simpele koolhydraten een korte hoge toevoer van glucose, maar doordat er veel minder glucose als glycogeen is opgeslagen in het lichaam, krimpt de reserve voorraad. De constante glucose toevoer naar de hersenen valt voor een deel weg. En tevens is een te hoog glucosegehalte in het bloed schadelijk voor de bloedvaten en organen. Een goede nachtrust met voldoende slaap is dus zeer gewenst om zo optimaal mogelijk te kunnen presteren. (Diabetes Fonds, Onbekend)
Samenvatting Astrocyten zijn ondersteunende cellen die om de neuronen heen liggen en vormen de bloed�hersenbarriere. Zij zorgen voor de toevoer van glucose, de belangrijkste brandstof van de hersenen. Bij het eten van complexe koolhydraten ontstaat er een lange constante toevoer van glucose, in tegenstelling tot een hoge korte toevoer bij simpele koolhydraten. Een te korte nachtrust zorgt ervoor dat het glucosegehalte stijgt doordat de insulinegevoeligheid daalt. Dit heeft een negatief effect op de brandstof toevoer naar de hersenen. Ook gunstige neurotransmitters bevorderen de hersenactiviteit. Want hoe meer neurotransmitters hoe sterker de communicatie is tussen de neuronen. ___________________________________________________________________________________________
Â
17Â
Hoofdstuk 4 Verschillende slaapritmes Onze huidige maatschappij is gericht op activiteit vanaf ’s ochtends vroeg, op de ochtendmensen dus. Maar is dit efficiënt en kan iedereen wel op een productieve manier meegaan in dit ritme? Dat hangt af van het chronotype van een persoon. Dat wil zeggen, ben je een ochtend- , middag- of avondmens? Tot welk chronotype je behoort wordt bepaald door je biologische klok die endogeen wordt gestuurd door erfelijke factoren in de hersenen en niet door omgevingsfactoren. Verschillende chronotypen hebben ook verschillende slaapritmes. Deze slaapritmes worden echter wel beïnvloedt door omgevingsfactoren, zoals in hoofdstuk 2 is vermeld. Hierbij speelt ons eigen gedrag ook een grote rol. Door bijvoorbeeld het creëren van een omgeving met kunstmatig licht. Hierbij wordt de aanmaak van melatonine geremd wat het slaapritme naar later op de avond verplaatst (denk hierbij aan het gebruik van mobiele elektronica vlak voor het slapen gaan). Maar door het vroege ritme van de maatschappij gebeurt het dus dat met name de avondmensen te weinig slapen. Een jongvolwassene heeft per nacht gemiddeld zo’n 6 tot 9 uren slaap nodig. Komt een persoon hier niet aan toe heeft dit gevolgen voor zowel de fysieke als mentale gezondheid. Enkele gevolgen van te weinig slaap zijn bijvoorbeeld een afname van insulinegevoeligheid met als gevolg een te hoge bloedsuikerspiegel, depressie, concentratieproblemen en gewichtstoename. Maar ook vooral een verzwakte weerstand. Als je slaapt herstelt je lichaam zichzelf. Het maakt het hormoon cytokine aan die je lichaam wapenen tegen ziektes en infecties. Als dit hormoon niet meer wordt aangemaakt ben je dus veel vatbaarder en vaker ziek. Het is dus enorm van belang dat je genoeg slaapt krijgt en een vast ritme hebt. (Verdanov, 2015)
Verschillende chronotypes Een ochtendmens is iemand die meestal vroeg opstaat en dan direct actief aan de dag kan beginnen. Deze mensen hebben in verhouding een voorlopende biologische klok. Deze mensen zijn vooral in de ochtend en eerste helft van de middag actief. Daarentegen zijn ze 's avonds vaak al vroeg moe en blijven maar zelden tot laat in de avond op. Ze houden zich vaak streng aan hun eigen bedtijden wat een positief effect heeft op het slaapritme en dus ook het gedrag en gevoel. De mensen met dit chronotype slapen in verhouding erg veel en zijn dus ook veel energieker. (Onbekend, Ochtendmens, 25) Een ochtendmens is over het algemeen actiever en vrolijker. En staat met een optimistische en positieve instelling in het leven. Het tegenovergestelde van een ochtendmens is een avondmens. Bij een avondmens loopt in verhouding de biologische klok achter. Een avondmens is iemand die meestal laat naar bed gaat en vooral actief is in de avonduren. Avondmensen zijn minder goed in het zich houden aan eigen bedtijden. Ze blijven vaak nog wat langer op omdat dat laatste journaal toch nog even gezien moet worden. Je wordt ’s ochtends dan ook vermoeid wakker en dit resulteert vaak in een ochtendhumeur. Ze slapen in het weekend langer uit en hebben over het algemeen een minder stabiel slaapritme, wat een negatieve werking heeft op je gedrag en gevoel. (Onbekend, Avondmens, 2009)
18
Een avondmens is over het algemeen wel een creatief en impulsief persoon. Je bent zelfstandig en neemt sneller risico’s. Een middagmens zit hier eigenlijk tussenin, je zou kunnen stellen dat deze biologische klok beter loopt dan bij de ochtend- en avondmensen. Het deelt de eigenschappen en het slaapgedrag van zowel de ochtend- als de avondmensen. Een middagmens is het meest productief in de middag zoals het begrip al aangeeft. De personen met dit chronotype halen in verhouding dus ook het meeste uit hun dag. (Bergers, Onbekend)
Verschillen in eigenschappen ochtend‐ en avondmensen Tussen de ochtend- en avondmensen zijn duidelijke verschillen in eigenschappen op te merken (zie tabel II). Waar de ochtendmensen hun dag vroeg en opgewekt beginnen zie je een duidelijk analytisch vermogen en staan deze mensen aanzienlijk positiever in het leven. Voor avondmensen begint de dag vaak later en wanneer zij eerder moeten opstaan dan de biologische klok aangeeft resulteert dit dus in een minder positieve stemming in met name de ochtenduren. Deze mensen nemen over het algemeen de zaken minder concreet maar zijn juist sneller geneigd op hun gevoel af te gaan en risico's te nemen. Ochtendmens Realistisch en zintuiglijk: observeren tastbaar en concreet naar directe ervaringen. Analytische denkers Behoudend: Nieuwe kennis nauwgezet inpassen in al bestaande kennis. Plichtsgetrouw en conformerend: Zelfbeheersing en coöperatief. Staan positief in het leven.
Avondmens Meer geneigd naar verbeelding en intuïtie. Gevoelsmensen Innovatiegericht: Risico’s nemen Conventioneel: Veel zelfstandig kunnen werken. Zijn minder snel positief over zaken.
Tabel II – Verschillen in eigenschappen ochtend- en avondmensen (Burken)
Een beter slaapritme Ochtend- en avondmensen hebben beide hun positieve en negatieve eigenschappen. Middagmensen hebben hier dus een combinatie van. Om te zeggen welk ritme het best is, is onmogelijk. Wel is het zo dat je als ochtendmens geluk hebt in de huidige maatschappij. Dit is voor middag- en avondmensen dus een vervelende kwestie. Je chronotype is namelijk niet te veranderen. Wel kun je je slaapritme beïnvloeden om vooral de ochtend en je humeur zo gunstig mogelijk te laten zijn. Zo vervolmaak je je ochtendroutine en heb je de rest van de dag meer energie: - Zorg dat je geruime tijd voor het slapen gaan geen voedsel meer consumeert. Wanneer je dit wel doet gaat je lichaam namelijk aan het werk. Wanneer je dan wil slapen lukt dit dus niet. - Tijdens je slaap zijn je spieren verlamd geweest. Wanneer je wakker wordt zitten je spieren nog gedeeltelijk in deze modus en dus is het belangrijk om te bewegen, zodat je lichaam merkt dat het weer moet bewegen en zichzelf opstart. Langer uitrusten in bed voor het opstaan heeft dus geen zin. - Voedsel is een eerste levensbehoefte. Dit is dus ook wat je lichaam als eerst nodig heeft wanneer het begint aan de dag. Wanneer je voedsel consumeert binnen een uur na het opstaan, zal dit een positief effect hebben op je energieniveau.
19
- Het hormoon cortisol wordt gemaakt in de hypothalamus van de hersenen. Dit wordt doorgegeven aan de hypofyse voorkwab en deze brengt de cortisol vervolgens naar het lichaam (zie figuur XI). Cortisol zorgt ervoor dat je uit je slaap wordt gewaakt. Als je stressniveau hoog ligt maakt je lichaam veel cortisol aan waardoor je moeilijk in slaap komt. Om ’s ochtends uitgeruster wakker te worden moet je dus zorgen dat het stressniveau laag is waardoor er minder cortisol in je lichaam zit voor het slapen gaan. - Om goed te kunnen slapen en te dromen heeft je lichaam een lage temperatuur nodig. Een hoge cortisolwaarde staat gelijk met een hoge lichaamstemperatuur. Zorg dus dat zowel de cortisolwaarde als de temperatuur van de kamer lager is als normaal. Figuur XI - Omloop van cortisol in het lichaam (Arislimo, 2013)
- Het hormoon melatonine wordt aangemaakt als je lichaam het donker ervaart. Wanneer je kamer dus donker is als je gaat slapen zal dit dus ook makkelijker gaan. Het licht is voor je lichaam een natuurlijk teken om te ontwaken. Dit betekent dus dat als je ’s ochtends vroeger en op een natuurlijke wijze wakker wilt worden je moet zorgen dat de gordijnen geen licht tegenhouden. Op deze manier wordt je wakker in het ritme van de dag en dit is de beste manier. (Men'sHealth, Onbekend)
Figuur XII - Verhouding tussen bepaalde factoren binnen het slaapritme (Onbekend, Slaapklachten bij blinden en slechtzienden, 2015)
20
Verandering in slaapritme Het slaapritme is niet je hele leven gelijk. Gedurende de jaren verandert dit geleidelijk. Een pasgeboren baby slaapt gemiddeld zo’n 16 uur per dag. Een baby ontwikkelt gedurende 5 maanden zijn eigen slaapritme. Hun slaapcycli duren in het begin maar 50 tot 70 minuten, dit wordt gedurende de maanden steeds meer. Dit loopt op tot een aantal uren achter elkaar op meerdere momenten per dag. Maar naarmate je ouder wordt slaap je steeds minder. Een kind bijvoorbeeld slaapt al een stuk minder dan baby’s. Kinderen slapen namelijk gemiddeld zo’n 10 uur per dag. Pubers slapen over het algemeen veel te weinig, dit komt doordat hun slaapritme onder anderen wordt beïnvloedt door hun keuzegedrag. Zij komen op een leeftijd waarin zij zelf hun bedtijden mogen bepalen en deze verantwoordelijkheid wellicht nog wel eens te groot is, aangezien de verleiding om nog even televisie te blijven kijken erg groot is. Dit resulteert in een nachtduur van gemiddeld 7 uren. Dit gedrag hoort allemaal bij het leerproces wat een jongere meemaakt. (Slaapinfo, Onbekend) Niet alleen in het gedrag is er verandering in het slaapritme te bemerken. Deze veranderingen vinden namelijk ook plaats in de hersenen zelf, dit kun je zien aan de hersengolven. De hersengolven tijdens de fase in de diepe slaap veranderen op een bepaalde leeftijd. In die diepe slaap, die heel belangrijk is voor het herstel van je lichaam, zenden je hersencellen golven uit met een hele lage frequentie, die deltagolven worden genoemd. De deltagolven worden via het actiepotentiaal met behulp van synapsen doorgegeven tussen hersencellen. Bij kinderen zijn deze deltagolven veel sterker dan bij volwassenen. En ergens in de puberteit is er een omslagpunt, waarbij een duidelijke verandering in de sterkte van die hersengolven te zien is. De deltagolven lopen gelijk aan de seksuele ontwikkeling van de mens. Wanneer een persoon in de pubertijd belandt is er namelijk een groot verschil in deltagolven te zien. Men denkt dat de veranderingen in deltagolven ook samenhangt met het feit dat er in de pubertijd flink wordt gesnoeid in het aantal verbindingen tussen hersencellen (zie figuur XIII). Deze verbindingen zorgen er bij een kind voor dat het snel en goed leert en beter dingen kan onthouden, maar heel efficiënt is het niet. Hoe meer verbindingen hoe langzamer er informatie doorgegeven kan worden. De afzwakking van de deltagolven is dus te wijden aan het feit dat er steeds minder verbindingen zijn.
Figuur XIII – Verbindingen tussen de hersencellen waar informatie doorgegeven wordt. (Onbekend, The world of Delta brainwaves)
21
Dit proces gaat door naarmate je ouder wordt. (NPOwetenschap, 2012) Een volwassene slaapt nog minder dan een puber, namelijk gemiddeld maar 6 uren per nacht. Met het ouder worden groeit de kans op slaapproblemen. Dit hangt namelijk samen met medische of psychische problemen, grote gevoeligheid voor verstoringen in de slaapomgeving, meer medicijngebruik dat de slaap kan verstoren en een verstoorde biologische klok door een minder gestructureerd ritme van de dag. (Onbekend, Slaap bij ouderen) De verandering van ons slaapritme is dus naast de invloed van ons keuzegedrag natuurlijk verklaarbaar en niets om ons zorgen over te maken. Een mens verandert, net zoals het slaapgedrag.
Samenvatting Onze huidige maatschappij is ingesteld op ochtendmensen. Helaas heeft niet iedereen hier het chronotype voor. Er is onderscheid te maken in ochtend‐, middag‐ en avondmensen. Alle drie hebben dit type mensen verschillende eigenschappen. Om de ochtenden wat minder zwaar te maken kunnen middag‐ en avond mensen hun ritme voor een deel aanpassen. De belangrijkste punten hiervoor zijn licht, temperatuur, voeding, water en beweging. Een actief leven zowel in de week als in het weekend is belangrijk. Regelmaat en structuur zijn de kernpunten voor een regelmatig ritme en een beter energieniveau gedurende de dag. Natuurlijk kan niet het complete slaapritme aangepast worden. Dit doet het lichaam zelf. Naarmate je ouder wordt verandert je slaapgedrag en slaap je steeds minder. Dit is een natuurlijk proces. Waar een baby de halve dag slaapt, slaapt een volwassene maar 6 uren per nacht. Dit is te wijten aan het feit dat een volwassene minder slaap nodig heeft maar ook aan het verdwijnen van verbindingen tussen de hersencellen. _________________________________________________________________________________________________
22
Hoofdstuk 5 Praktisch onderzoek Inleiding In de voorgaande hoofdstukken heeft u kunnen lezen welk effect slapen heeft op de werking van de hersenen, en welke slaapritmes kenmerkend zijn bij verschillende chronotypes: de ochtend-, middag- en avondmens. In dit onderzoek wordt er onderzocht rond welk tijdstip de verschillende chronotypes het beste presteren, doormiddel van het testen van hun reactie, geheugen en het glucosegehalte in het bloed op 3 verschillende tijdstippen over de schooldag verspreid. Wij hebben gekozen voor 9:00, 12:00 en 14:00. Hierbij gebruiken we een reactietest (Test je reactiesnelheid, Onbekend), en een geheugentest die elke ronde bestaat uit 30 woorden, alle testpersonen krijgen 2 minuten de tijd om deze woorden in zich op te nemen. Na 10 minuten noteren de testpersonen alle woorden die ze zich nog kunnen herinneren. De laatste test is een glucosemeting, met behulp van een glucosemeter wordt het glucosegehalte getest. Alle 20 testpersonen zijn afkomstig van het Bornego Lyceum en hebben een leeftijd van 14 t/m 18 jaar. Het niveau van de geteste leerlingen is dus havo/vwo. Alle testpersonen zijn niet op de hoogte van dit voorafgaande literatuuronderzoek en onze hypothese. Dit zorgt ervoor dat zij zonder enige/met minimale voorkennis het onderzoek in gaan.
Onderzoeksvraag Wat is de optimale prestatie tijd voor ochtend-, middag- en avondmensen? Heeft het glucosegehalte van het bloed effect op het prestatievermogen van een persoon? En welk verband ligt er tussen glucose en het slaap?
Hypothese De verwachting is dat de hersenactiviteit bij ochtendmensen in de ochtend hoger ligt dan bij avondmensen. Omdat zij vroeg opstaan zijn hun hersenen eerder op de dag actief en zal dus naar verwachting hun prestatievermogen in de ochtend hoger zijn dan bij avondmensen (zie hoofdstuk 4: Verschillende slaapritmes). Wel zal het prestatievermogen aan het eind van de middag lager liggen dan bij de avondmensen. Het glucosegehalte van ochtendmensen blijft redelijk constant in de loop van de dag. Doordat zij vroeg opstaan en veel slapen hebben zij een betere insulinegevoeligheid gedurende de dag dan de avondmensen. Dit betekent dat zij vanaf dat ze opstaan een normaal glucosegehalte hebben en dat dit zo blijft gedurende de dag (zie hoofdstuk 3: Brandstof voor de hersenen). De verwachting is dat de hersenactiviteit van de middagmensen rond de middaguren het hoogst ligt. Dit betekent dus dat zij tussen de ochtend- en de avondmensen in zitten. Het vroege ritme is voor de middagmensen beter te doen dan voor de avondmensen, maar de ochtendmensen zullen op dit tijdstip toch het meest actief zijn (zie hoofdstuk 4: Verschillende slaapritmes). Het glucose gehalte zal in met name het begin van de ochtend nog niet stabiel zijn maar zal dit in de middag wel zijn. De insulinegevoeligheid is minder dan bij de ochtendmensen maar een aanzienlijk verschil is nog niet op te merken. Na de middaguren zal het glucosegehalte in het bloed weer dalen. Dit zal resulteren in de beste prestaties aan het eind van de ochtend en begin van de middag (zie hoofdstuk 3: Brandstof voor de hersenen).
23
De verwachting is dat de hersenactiviteit bij de avondmensen ‘s ochtends lager ligt dan bij de ochtendmensen. Ze slapen niet constant en hebben ’s ochtends meer moeite met opstarten van zowel hun lichaam als hun hersenen. Dit zal effect hebben op hun prestaties in de ochtend. Wel zullen de prestaties in de loop van de dag verbeteren omdat de hersenen dan actiever zijn en genoeg voedingsstoffen hebben gehad om goed te kunnen functioneren (zie hoofdstuk 4: Verschillende slaapritmes). Het glucosegehalte zal in de ochtend nog niet stabiel zijn. Doordat deze personen weinig slaap krijgen daalt de insulinegevoeligheid. Dit resulteert in veel glucose in het bloed. Dit betekent dat zich na het opstaan een piek voordoet en dat deze daarna verdwijnt. Doordat het glucosegehalte bij deze personen niet constant is zal dit invloed hebben op hun prestatievermogen (zie hoofdstuk 3: Brandstof voor de hersenen). De verwachting is dat het gemiddelde prestatievermogen van de ochtend-, middag- en avondmensen in de middag het hoogst is. Hierdoor is dat een zeer geschikt tijdstip om toetsen af te nemen om zo betere prestaties te verkrijgen op onze school.
Werkwijze Materiaal Munich Chronotype Questionnaire - MCTQ (bijlage 1) Toestemmingsformulier (bijlage 2) Reactietest Geheugentest – 3 stuks (bijlage 3, 4 en 5) Een antwoordenblad om de antwoorden op in te vullen (bijlage 6) Glucose meter – incl. glucose testen en schone naalden Alcohol min. 70% Water Zeep Testpersonen van 14 t/m 18 jaar Tabel waarin alle uitslagen kunnen worden genoteerd (bijlage 7)
24
Methode Voorbereiding Laat de MCTQ invullen door de vrijwillige testpersonen, doormiddel van de formule bereken je de MSF waarde en de MSFsc waarde.
MSf = Het middelpunt tussen het in slaap vallen en het wakker worden. SLDw = Aantal uren slaap tijdens werkdagen. SLDf = Aantal uren slaap tijdens vrije dagen. De uitkomst van deze formule, de MSFsc waarde, geeft weer onder welk chronotype de testpersoon valt. MSFsc < 3,88 is een ochtend chronotype, een ochtendmens. 3,8 < MSFsc < 4,8 is een chronotype tussen de ochtend en avond in, een middagmens. MSFsc > 4,8 is een avond chronotype, een avondmens. Stel een formulier op waarin je toestemming vraagt om het bloed te testen op het glucosegehalte – denk hierbij aan een protocol, uitleg van de glucosemeting en de ruimte om te ondertekenen Stel 3 vergelijkbare geheugen testen op – elke test bestaat uit 30 woorden. Zet laptops neer en zet de reactietesten klaar - (Test je reactiesnelheid, Onbekend) leg woordenlijst 1, de antwoordenbladen, en hun gegevens klaar – de testpersonen kunnen zo gelijk op hun plaats gaan zitten Breng de testpersonen op de hoogte van de testtijden – 9:00, 12:00, 14:00 Ronde 1 Laat de testpersonen om 9:00 uur plaatsnemen bij hun stapel papieren – zie voorbereiding Begin met de uitleg van de 3 verschillende soorten testen en vertel hierbij waarvoor de testen dienen Daarna vraag je alle testpersonen het toestemmingsformulier goed door te lezen en te ondertekenen als ze akkoord gaan met het protocol Beantwoord alle vragen die er nog zijn van de testpersonen – zo voorkom je onduidelijkheid Begin met de geheugentest, alle testpersonen krijgen nu 2 minuten de tijd om de woorden in zich op te nemen Na 2 minuten draait iedereen zijn blaadje om en wordt er 10 minuten gewacht - in deze 10 minuten vindt de reactie test plaats, en de glucose meting Reactietest: Laat de testpersonen plaatsnemen achter de laptops, de reactietijd wordt 3x gemeten – noteer deze tijden goed
25
Glucose meting: Laat de testpersonen eerst hun handen wassen met water en zeep en zorg dat de handen goed droog zijn. Dit i.v.m. suikers die zich op de vingertoppen kunnen bevinden, voorkom ook water op de vingers waardoor de test een lagere concentratie glucose weergeeft dan in dat de concentratie in werkelijkheid is. Prik de testpersoon in de zijkant van zijn vinger, hierbij wordt de pink aangeraden. Druppel het bloed van de vinger op een teststrookje van de glucosemeter. Het glucosegehalte verschijnt op het scherm in millimol/liter , noteer deze waarde. Maak na elke meting de glucose meter schoon met 70% alcohol en draai bij elke nieuwe meting een nieuwe naald in de glucosemeter. Zorg voor een goede hygiëne! Na deze 2 testen zijn de 10 minuten om, laat alle testpersonen nu de woorden van lijst 1 opschrijven op het antwoordenblad onder het kopje: lijst 1 De testpersonen leveren nu hun antwoordenbladen in, en bereken van elk testpersoon zijn/haar behaalde cijfer Noteer alle uitkomsten van de 3 testen in een tabel, zorg ervoor dat in deze tabel ook de naam en de MSFsc waarde staan – deel de tabel overzichtelijk in!
Ronde 2 Laat de testpersonen om 12:00 uur plaatsnemen bij hun stapel papieren die je van te voren opnieuw hebt klaargelegd, in plaats van woordenlijst 1 leg je woordenlijst 2 klaar Herhaal ronde 1 vanaf punt 4 Ronde 3 Laat de testpersonen om 14:00 plaatsnemen bij hun stapel papieren die je van te voren opnieuw hebt klaargelegd, in plaats van woordenlijst 2 leg je woordenlijst 3 klaar Herhaal ronde 1 vanaf punt 4 Bereken de gemiddelde groeifactor van het glucose gehalte ten opzichte van de begin waarde om 9:00 uur. 12:00 uur - glucosegehalte 12:00 uur X 100 / glucosegehalte 9:00 uur - 100 14:00 uur - glucosegehalte 14:00 uur X 100 / glucosegehalte 9:00 uur - 100
26
Hoofdstuk 6 Resultaten en toelichting De MSFsc waarde is de waarde die aangeeft of een persoon een ochtend- , middag- of avondmens is. MSFsc < 3,88 is een ochtend chronotype, een ochtendmens. 3,8 < MSFsc < 4,8 is een chronotype tussen de ochtend en avond in, een middagmens. MSFsc > 4,8 is een avond chronotype, een avondmens. I.v.m. anonimiteit worden alle testpersonen weergegeven met een letter. A, B, C enz. Testpersoon A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T
MSFsc waarde 1,273 3,929 4,699 5,165 5,375 5,232 5,833 5,893 6,226 6,250 6,285 6,292 6,476 6,518 6,715 6,875 6,965 7,068 7,268 8,125
Tabel III - Testpersonen met bijbehorende MFSsc-waarden
27
Chronotypen
Chronotypen 25
Aantal personen
20
15
10
5
0 Ochtendmensen
Middag mensen
Avond mensen
Totaal
Tabel IV - Verhouding in aantal personen binnen een chronotype
Het vergelijken van 10 Ochtendmensen met 10 avondmensen is niet mogelijk geweest doordat maar 5% van de geteste jongeren hier op het Bornego Lyceum valt onder de ochtendmensen, 10% onder de middagmensen en 85% onder de avondmensen. Hieruit wordt verwacht dat de leerlingen op het Bornego Lyceum ook grotendeels onder de avondmensen zullen vallen. De exacte percentages zijn moeilijk in te schatten wegens een te kleine steekproef, namelijk 20 leerlingen van de in totaal 631 leerlingen.
28
Aantal uren slaap
Gemiddeld aantal uren slaap
Gemiddeld aantal uren slaap per nacht
12 10 8 Werkdagen
6
Vrije dagen 4 2 0 ochtendmensen
middagmensen
avondmensen
Tabel V - Gemiddeld aantal uren slaap bij verschillende chronotypen
Aantal uren slaap 14
12
Aantal uren slaap per nacht
10 8 Werkdagen
6
Vrije dagen 4 2 0 A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T Testpersonen: van links ochtendmens naar rechts avond mens
Tabel VI - Aantal uren slaap per nacht per testpersoon
29
Verschil tussen vrije en werkdagen 2,5
Aantal uren
2 1,5 Verschil tussen vrije en werkdagen
1 0,5
0
Ochtendmensen
Middagmensen Testpersoon
Avondmensen
Tabel VII - Verschil in uren slaap tussen vrije en werkdagen Ochtendmensen slapen in het algemeen langer en het verschil tussen hun slaapritme tijdens werkdagen en vrije dagen is aanzienlijk minder groot dan bij de middag- en avondmensen. De middagmensen slapen vergeleken met de avond- en ochtendmensen het minst maar het verschil tussen werkdagen en vrije dagen is groter dan bij de ochtendmensen. De avondmensen slapen op werkdagen ook minder dan de ochtend mensen en het verschil tussen werkdagen en vrije dagen ligt ongeveer gelijk met de middagmensen. Hieruit kunnen we opmaken dat ochtendmensen een stabieler slaapritme hebben en hun lichaam minder moeite heeft met het omschakelen van vrije dagen naar werkdagen. Bij middagen avondmensen heeft deze omschakeling meer invloed op het lichaam omdat het slaapritme wel degelijk verschilt tussen hun vrije en werkdagen. In het weekend hebben zij namelijk de tijd om te slapen en op te staan op de gewenste tijdstippen van hen. Tijdens werkdagen wordt er van je verwacht om op de gewenste tijdstippen van het werk of de school op te staan. Aangezien 85% van de leerlingen van het Bornego College valt onder de avondmensen betekent dat een aanzienlijk groot deel van de leerlingen uit hun natuurlijke slaapritme wordt gehaald.
30
Reactietijden
Gemiddelde reactietijden 0,5
Gemiddelde reactie tijd (in sec)
0,45 0,4 0,35 0,3
9:00
0,25
12:00
0,2
14:00
0,15 0,1 0,05 0 Ochtendmens
Middagmens
Avondmens
Tabel VIII- Gemiddelde reactietijd bij verschillende chronotypen
Opmerkelijk in dit figuur is dat alle chronotypen de slechtste reactie tijd hebben om 9:00 uur. Uit dit figuur blijkt wel dat voor de ochtend- en middagmensen de reactietijd rond 12:00 uur het beste is en de resultaten om 14:00 uur krijgen een 2e plaats. Bij de avondmensen is hun reactie aanzienlijk verbeterd rond 12:00 uur maar hebben alsnog de beste reactietijd rond 14:00 uur. Opvallend is dat bij elk chronotype de reactie het hoogst is op het moment dat ook het glucosegehalte het hoogst is.
31
Glucose
Gemiddelde glucosegehalte Gemiddelde glucosegehalte
8 7 6 5 4
Ochtendmens
3
Middagmens Avondmens
2 1 0 9:00
12:00
14:00
Tijdstippen van meting Tabel IX- Gemiddelde glucosegehalte uitgezet tegen de tijd
Gemiddelde groeifactor van het glucosegehalte 1,4
Groeifactor
1,2 1 0,8
Ochtendmens
0,6
Middagmens
0,4
Avondmens
0,2 0 9:00
12:00 Tijdstippen van meting
14:00
Tabel X - Gemiddelde groeifactor van het glucosegehalte ten opzichte van de beginwaarde uitgezet tegen de tijd
32
Rond 9:00 ligt het glucose gehalte van de ochtend-, middag- en avondmensen redelijk dicht bij elkaar in de buurt, rond 12:00 is er een stijging van het glucosegehalte bij elk chronotype. Het glucose gehalte van de ochtend- en avond mensen loopt met vergelijkbare stijging op, bij het glucosegehalte van de middagmens is er een duidelijk sterkere stijging en een piek in hun glucosegehalte gedurende de dag. Rond 14:00 is het glucosegehalte van de ochtendmensen weer gedaald. Het glucosegehalte van de avondmensen die rond de middag nog vergelijkbaar was met de ochtendmensen zit nog steeds in een stijgende lijn en komt dicht bij het glucosegehalte van de middagmensen te zitten. Het glucosegehalte van de middagmensen is weer gedaald en is nu vergelijkbaar met die van de middagmensen. De gemiddelde groeifactor van het glucosegehalte geeft per chronotype de stabiliteit van hun glucosegehalte weer. Waarbij het 0 punt op 9:00 uur wordt gezet. Uit de groeifactor van het glucosegehalte ten opzichte van de beginwaarde (de eerste meting om 9:00 uur) blijkt dat het glucosegehalte van de ochtendmensen tegen de middag weer hun begin waarde nadert na een piek te hebben gehad om 12:00 uur. Het glucosegehalte van de middagmens is zeer onstabiel, doordat er om 12:00 uur een enorme piek is en een aanzienlijk grote groeifactor ten opzichte van de beginwaarde. De groeifactor neemt af maar nadert bij lange na niet de beginwaarde. De avondmens heeft een stabiele opbouwende groeifactor ten opzichte van de beginwaarde. Aan het einde van de middag is bij de avondmensen nog steeds geen daling te zien.
33
Geheugenprestatie
Gemidelde aantal goede antwoorden uit 30 vragen
Goed beantwoorde vragen 12 10 8 Ochtendmens
6
Middagmens 4
Avondmens
2 0 9:00
12:00
14:00
Tijdstippen van meting
Tabel XI - Aantal goede antwoorden uitgezet tegen de tijd
Bij de ochtendmensen werden de meeste goede antwoorden gegeven rond 9:00 uur, daarna is er een sterke daling te zien in de resultaten. Deze is rond 12:00 uur al bijna met de helft afgenomen en rond 14:00 uur staat hij op 0. Bij de middagmensen is er echter een duidelijke stijging te zien om 12:00 uur die doorzet tot 14:00. Bij de avondmensen blijven de resultaten tot aan 12:00 gelijk en neemt daarna af, de afname is aanzienlijk kleiner dan bij de ochtendmensen. De middag- en avondmensen presteren rond 12:00 uur op gelijk niveau. Dit is te verklaren doordat ochtendmensen niet uit hun natuurlijke slaapritme worden gehaald en uitgerust wakker worden. Zo is het voor hen mogelijk om vroeg in de morgen al optimaal te presteren. Bij de middagmensen wordt het natuurlijke slaapritme verstoord op werkdagen waardoor de hersenen ’s ochtends nog niet optimaal presteren, door de dag heen worden hun prestaties beter. Bij de avondmensen is er geen logische verklaring gevonden voor de afname van hun resultaten rond 14:00 uur. Hier zou eventueel nader onderzoek voor moeten worden gedaan.
34
Conclusie Ochtendmensen Voor de leerlingen met dit chronotype loopt het slaapritme op vrije dagen bijna gelijk met het slaapritme op werkdagen, gemiddeld slapen zij ook langer. Doordat zij niet uit hun slaapritme worden gehaald op schooldagen behalen zij hier grote voordelen mee. Zij worden namelijk uitgerust wakker waardoor hun prestaties gelijk hoog liggen. Aan de cijfers kunnen we dan ook zien dat de ochtendmensen het beste presteren rond 9:00 uur en dat dit bij de vordering van de dag afneemt. Hun reactievermogen echter is het snelst rond 12:00 uur. Dit komt doordat daar hun glucosegehalte het hoogst ligt. Doordat ochtendmensen meer slaap krijgen is de insulinegevoeligheid goed waardoor hun glucosespiegel gedurende de dag veel stabieler blijft. Deze nadert rond 14:00 uur zelfs bijna tot aan het begin punt. Door een stabiel glucose gehalte zal er veel minder snel een hypo plaatsvinden dat het reactievermogen vertraagt. Voor deze groep zou de ideale toets periode tussen 9:00 uur en 12:00 plaatsvinden. Omdat het aantal ochtendmensen bij dit onderzoek maar 5% betreft is het lastig om een exacte conclusie te trekken. Middagmensen Voor de leerlingen met dit chronotype zit er een verschil tussen het slaapritme op vrije dagen en het slaapritme op werkdagen. Op werkdagen krijgen zij aanzienlijk minder slaap dan op vrije dagen. Zij worden op werkdagen ook uit hun natuurlijke slaapritme gehaald. Dit zorgt ervoor dat de slaapcyclus niet helemaal goed is afgesloten en dat het opstarten op zo’n dag lastig kan zijn. Het is namelijk ontzettend belangrijk voor het lichaam om deze slaapcyclus meerdere malen te doorlopen om alle informatie goed te kunnen verwerken. Aan hun cijfers kunnen we zien dat de prestaties met de vordering van de dag steeds beter worden. Rond 14:00 presteren zij dan ook het beste. De snelste reactietijd ligt rond 12:00 uur, ook bij deze groep mensen is op dat moment het glucosegehalte het hoogst. Doordat zij minder slapen op werkdagen wordt de insulinegevoeligheid verstoord. Het lichaam kan minder glucose omzetten naar glycogeen waardoor rond etenstijd hoge pieken ontstaan in het glucosegehalte. Dit zorgt wel voor een snelle reactietijd op dat moment, maar doordat het lichaam te weinig glucosereserves heeft zal er sneller een hypo plaatsvinden wat hun reactievermogen vertraagt. Het glucosegehalte daalt na etenstijd nog wel een klein stukje maar aanzienlijk minder dan bij de ochtendmensen. Voor deze groep zou de ideale toets periode tussen 12:00 uur en 14:00 uur plaatsvinden.
35
Avondmensen Voor de leerlingen met dit chronotype zit er vergeleken met de andere chronotypes het meeste verschil tussen het slaapritme op vrije dagen en het slaapritme op werkdagen. Zij slapen gemiddeld iets langer dan de middagmensen, maar door het verschil tussen de slaapritmes op vrije en werkdagen wordt ook hun slaapcyclus niet goed afgesloten. Wat ons verbaast is dat de prestaties rond 9:00 uur en 12:00 uur bijna gelijk zijn en beter zijn dan de prestatie rond 14:00. We hadden namelijk verwacht dat avondmensen met de vordering van de dag beter zouden gaan presteren. Hun reactievermogen is echter wel het snelst rond 14:00 uur. Doordat ook bij deze groep de insulinegevoeligheid is verstoord wordt het glucose slecht opgeslagen. In het glucosegehalte is dan ook een stijging te zien vanaf 9:00 uur tot aan 14:00. Voor deze groep zou de ideale toets periode rond 12:00 uur liggen. Advies gebaseerd op de onderzoeksresultaten Wij, Lisanne Pen en Evelien Schimmel, adviseren op basis van de gevonden resultaten het volgende: De ideale toetsperiode zou voor deze school rond de 12:00 uur liggen. Op dit tijdstip is het gemiddelde prestatievermogen het meest optimaal, het gemiddelde glucosegehalte het hoogst en hierdoor het gemiddelde reactievermogen het snelst. Of het reactievermogen invloed heeft op het prestatievermogen is niet duidelijk maar het geeft wel aan dat de hersenen op scherp staan. Volgens ons onderzoek is dit dus het aangewezen tijdstip om toetsen af te nemen wanneer je een zo ideaal mogelijk resultaat nastreeft.
36
Bibliografie Abbot, A. (2003, Oktober 30). nature. Opgehaald van nature.com: www.nature.com/nature/journal/v425/n6961/pdf/425896a.pdf AMOK bv. (2012). Beter Slapen. Opgeroepen op Juni 22, 2015, van Medische Psychologie: http://www.medische‐psychologie.nl/slaap/tekst2.html Arislimo. (2013, oktober 21). aris‐blog. Opgehaald van arislimo.blogspot: http://arislimo.blogspot.nl/ Bergers, L. (Onbekend). Ochtendmens en avondmens. Opgeroepen op Juni 24, 2015, van Mens en communicatie: http://mensencommunicatie.nl/ochtendmens‐en‐avondmens/ Bouwman, M., Goor, H. v., Jongmans, W., Strikwerda, J., Weeda, A., Wolfswinkel, T., et al. (2014). Nectar. Groningen; Houten: Noordhoff uitgevers. Burken, P. v. (sd). Psychofysio. Opgeroepen op Juni 24, 2015, van Psychofysio: http://www.psychfysio.nl/1_12_3/ Diabetes Fonds. (Onbekend). Korte nachtrust direct effect op suikerhuishouden. Opgeroepen op Juni 24, 2015, van Diabetes Fonds: https://www.diabetesfonds.nl/gezond‐blijven/onderzoek/korte‐nachtrust‐ direct‐effect‐op‐suikerhuishouding Dongelmans, T. (Onbekend, Onbekend Onbekend). Waar zijn hersenen van gemaakt? Opgeroepen op Juni 22, 2015, van Hoe werken hersenen: http://www.hoewerkenhersenen.nl/antwoord/waar‐zijn‐ hersenen‐van‐gemaakt Hersen Stichting. (2015). hypofyse. Opgeroepen op Juni 22, 2015, van Hersen Stichting: https://www.hersenstichting.nl/alles‐over‐hersenen/de‐hersenen/anatomie/hypofyse Leest, C. v. (2014, Oktober 6). Slaapfases. Opgeroepen op Juni 23, 2015, van Gezondheidnet: http://www.gezondheidsnet.nl/slapen/de‐verschillende‐fasen‐van‐slaap Marieke. (2009, Mei 17). Emoties, de follow up. Opgeroepen op Juni 25, 2015, van Gebioblogeerd: https://gebioblogeerd.wordpress.com/2009/05/17/emoties‐de‐follow‐up/ Men'sHealth. (Onbekend). Het beste slaapritme. Opgeroepen op Juni 24, 2015, van Men'sHealth: http://www.menshealth.nl/Gezondheid/Het‐beste‐slaapritme Natuur Diëtisten Nederland. (2015). Voeding voor uw hersenen. Opgeroepen op Oktober 3, 2015, van Natuur Diëtisten: www.natuurdietisten.nl/detail.php?id=636&
37
NPOwetenschap. (2012, Maart 27). Pubers slapen anders. Opgeroepen op Juni 25, 2015, van npowetenschap: http://www.npowetenschap.nl/nieuws/artikelen/2012/maart/Pubers‐slapen‐ anders.html Onbekend. (2009, Oktober 25). Avondmens. Opgeroepen op Juni 24, 2015, van Wikipedia: https://nl.wikipedia.org/wiki/Avondmens Onbekend. (25, Oktober 2009). Ochtendmens. Opgeroepen op Juni 24, 2015, van Wikipedia: https://nl.wikipedia.org/wiki/Ochtendmens Onbekend. (sd). Slaap bij ouderen. Opgeroepen op Juni 25, 2015, van Somnio: http://www.somnio.eu/SomnioNL/root/infoSleepOldAge.aspx Onbekend. (2015, Mei 29). Slaapklachten bij blinden en slechtzienden. Opgeroepen op Juni 25, 2015, van kimbols: http://www.kimbols.be/medisch/werking‐oog‐informatie/slaapklachten‐ oogproblemen/slaapklachten‐bij‐blinden‐en‐slechtzienden.html Onbekend. (sd). The world of Delta brainwaves. Opgeroepen op Juni 25, 2015, van Mindpower: http://www.mindpowermp3.com/The‐World‐of‐Delta‐Brainwaves.html Paranna. (2010, Juni 11). Biologie ‐ De hersenen. Opgeroepen op Juni 25, 2015, van wikispaces: http://svbiologie.wikispaces.com/De+hersenen Roenneberg, T., & Merrow, M. (2007). Munich Chronotype Questionnaire (MCTQ). MCTQ_C(NL) . LMU Munich, Duitsland. Slaapinfo. (Onbekend). Hoeveel slaap heb je nodig? Opgeroepen op Juni 25, 2015, van Slaapinfo: http://www.slaapinfo.nl/hoeveel‐slaap‐heb‐je‐nodig/ Slingeland Ziekenhuis. (2015). Wat is slaap. Opgeroepen op Juni 22, 2015, van Slaapcentrum Singeland: https://slaapcentrum.slingeland.nl/kenniscentrum/Slaapcentrum/Wat‐is‐slaap%3F/836/845 Spoormaker, D. V., & Lancee, D. J. (sd). Neurotransmitters. Opgeroepen op Juni 22, 2015, van Alles over dromen: http://www.allesoverdromen.nl/remslaap.neurotransmitters.html Ssandra3108. (2011, Oktober 16). IQ: voeding en geheugen. Opgeroepen op 22 Juni, 2015, van Mens en gezondheid: http://mens‐en‐gezondheid.infonu.nl/diversen/32938‐iq‐voeding‐en‐geheugen.html Test je reactiesnelheid. (Onbekend). Opgehaald van praktijkonderwijs: http://www.praktijkonderwijs.com/~ehl/spel/test_je_reactie_snelheid.htm Universiteit Utrecht. (2006, Maart 6). Wat gebeurt er in ons hoofd als we slapen ‐ en dromen? Opgeroepen op Juni 23, 2015, van Kennislink: http://www.kennislink.nl/publicaties/wat‐gebeurt‐er‐in‐ ons‐hoofd‐als‐we‐slapen‐en‐dromen Valk, H. d. (2014, Maart 11). Stress maakt ziek en depressief. Opgeroepen op Juni 25, 2015, van cbbr: http://www.cbbr.nl/stress‐maakt‐ziek‐en‐depressief/
38
Van Dale Uitgevers. (2014). Gratis Woordenboek Van Dale. Opgeroepen op Juni 22, 2015, van Van Dale: http://www.vandale.nl/opzoeken?pattern=slaap&lang=nn#.VYgDjvntmko Vera, & Maud. (sd). Alzheimer PWS. Opgeroepen op Juni 25, 2015, van Yolasite: http://alzheimerpws.yolasite.com/biologie.php Verdanov. (2015). Waarom is te weinig slapen slecht? . Opgeroepen op Juni 24, 2015, van mens‐en‐ gezondheid: http://mens‐en‐gezondheid.infonu.nl/leven/118472‐waarom‐is‐te‐weinig‐slapen‐slecht‐ gevolgen‐van‐slaaptekort.html Zo Werkt Het Lichaam. (2015). Inleiding in de fysiologie van het zenuwstelsel. Opgeroepen op Juni 22, 2015, van Zo Werkt Het Lichaam: http://www.zowerkthetlichaam.nl/1747/inleiding‐in‐de‐fysiologie‐van‐ het‐zenuwstelsel/
39
Nawoord Het maken van dit profielwerkstuk is niet makkelijk geweest. Vele uren hebben we erin gestoken en we hebben onze hersens laten kraken, maar we zijn trots op ons resultaat! Doordat we een onderzoek uitvoerden met leerlingen kwamen we verschillende obstakels tegen. Zo konden we de leerlingen niet 24 uur in de gaten houden en moesten we rekening houden met de tijden dat zij op school aanwezig waren. Wat wel ontzettend goed ging was dat al onze testpersonen zich aan de afspraken hielden die we van te voren gemaakt hadden. De samenwerking onderling verliep ook vloeiend, waardoor het werktempo lekker doorliep. Ons onderzoek is maar een klein gedeelte aangezien de benodigdheden en de tijd. In een volgend onderzoek zouden er meer testmomenten kunnen plaatsvinden, een grotere groep testpersonen ingezet worden en een langere testperiode aanhouden. Niet alleen hebben we veel geleerd over slaapritmes maar ook over het opstellen van goede onderzoeken, het presenteren van resultaten en het maken van een groot werkstuk. We willen nogmaals alle testpersonen bedanken voor hun medewerking en A. Lukkien-van Bemmel voor haar begeleiding in dit werkstuk, daarnaast willen we R. Kats bedanken voor het overnemen van deze taak en voor de begeleiding van het laatste deel.
Wij hopen dat u dit werkstuk met plezier heeft gelezen en dat u hierdoor nieuwe kennis heeft opgedaan.
Lisanne Pen & Evelien Schimmel Bornego College Heerenveen 22-09-2015
40
Bijlagen Bijlage 1: Munich Chronotype Questionnaire (MCTQ) (Roenneberg & Merrow, 2007) Bijlage 2: Toestemmingsformulier Bijlage 3: Geheugentest – woordenlijst 1 Bijlage 4: Geheugentest – woordenlijst 2 Bijlage 5: Geheugentest – woordenlijst 3 Bijlage 6: Geheugentest – antwoordenblad Bijlage 7: Resultatentabel
41