Bogerman pws zit zen anne de boer en kees nieboer vwo

Page 1

wiwij Zit Zen Zitten in uiterste concentratie

6 VWO, csg Bogerman Anne de Boer en Kees Nieboer


V OORWOORD Na een half jaar zitten te zwoegen, is ons PWS eindelijk klaar. Hiermee hebben wij kennis gemaakt met de wetenschappelijke methode van verslagen maken. Wij zijn al de hele tijd heel enthousiast geweest over dit onderwerp, wij vonden het leuk dat wij met iets bezig waren wat ook echt een praktisch doel had, namelijk onze school een aanbeveling doen. Dat was ook een van de redenen waarom wij dit PWS deden. Wij hebben veel van dit onderzoek geleerd, dit was onze kennismaking met de wetenschappelijke methode van onderzoek doen. Omdat we een betrouwbaar experiment moesten uitvoeren moesten we over dingen nadenken, waar we nog niet eerder over na hoefden te denken. Bijvoorbeeld dat je erg goed moet nadenken over hoe je twee proef situaties zo gelijk mogelijk maakt. Dat was erg leerzaam, maar ook leuk om te doen. Om dit PWS te realiseren hebben we hulp gekregen van veel personen. Graag willen wij daarom Astrid van Bemmel bedanken voor de wijsheid die u ons gaf wanneer wij even niet meer wisten hoe we onze problemen moesten oplossen. Ook Moustafa Harb willen wij bedanken voor zijn hulp bij het interpreteren en verwerken van de resultaten. We willen verder nog cesartherapeute Margriet van der Weg bedanken voor de tijd die u voor ons heeft genomen om de ideeĂŤn over ons onderwerp te ordenen en Elske Veldhorst dat u uw lokaal en een deel van lesuren wilde opofferen zodat wij ons experiment uit konden voeren. Ten slotte willen wij Margriet de Ruiter bedanken voor het lenen van de sleutels van de lokalen en alle getoonde interesse en enthousiasme. Wij wensen u veel leesplezier toe. Astrid van Bemmels gouden duo, Anne de Boer en Kees Nieboer Sneek, december 2016

2


S AMENVATTING Zen zitten, hoe doe je dat? Met zen wordt er bedoeld: in uiterste concentratie, vandaar de ondertitel. Er wordt met dit onderzoek immers aangetoond aan dat concentratie toeneemt bij het zitten op een ‘goede’ stoel. In dit verslag is er onderzoek gedaan naar de invloed van een stoel op de concentratie van een leerling. Het doel van dit PWS is om meer aandacht te wekken voor de stoelen van leerlingen. Ook is het de bedoeling om een aanbeveling te doen aan het csg Bogerman om betere stoelen aan te schaffen. De hoofdvraag is ‘Wat is de invloed van een goede stoel op de concentratie van leerlingen?’. De hypothese hierbij is, dat als een stoel niet aan de NEN-norm voldoet, de stoel ‘slecht’ is en dat dit zorgt voor een mindere concentratie dan bij een ‘goede’ stoel, een stoel die wel voldoet aan de NENnorm. Deelvragen hierbij zijn; ‘Wat zijn de eisen van een goede stoel?’, ‘Wat zijn de belangrijkste eigenschappen van een stoel en wat voor invloed hebben ze op de concentratie van een leerling?’, ‘Hoe zijn de stoelen van het csg bogerman ten opzichte van de NEN-norm?’, ‘?’. Om goed antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag is er een experiment uitgevoerd, bestaande uit twee concentratietesten in een les van 50 minuten, de eerste aan het begin van het lesuur en de tweede aan het einde van het lesuur bij 67 leerlingen. De concentratietest bestond uit een filmpje van ongeveer drie minuten met daarbij een vragenlijst van tien vragen. Uit de resultaten hiervan hebben is er geconstateerd dat leerlingen die op een van de stoelen hebben gezeten die niet aan de NEN-norm voldeden, gemiddeld een groter verschil in concentratie aan het begin en aan het einde van de les hadden dan de leerlingen die op een stoel hebben gezeten die wél aan de NEN-norm voldeden. Er valt met 98% betrouwbaarheid zeggen dat het verschil niet op toeval berust is. Voor een vervolgonderzoek zou dit experiment nog een keer herhaald kunnen worden, maar met meer proefpersonen en misschien een langere tijd. Hierdoor kunnen de resultaten betrouwbaarder worden. Ook zou er nog onderzoek gedaan kunnen worden naar de invloed van zithoudingen op de concentratie.

3


I NHOUDSOPGAVE

Voorwoord....................................................................................................................................................

Samenvatting.................................................................................................................................................

Inleiding.........................................................................................................................................................

Onderzoeksvraag...........................................................................................................................................

Hypothese.....................................................................................................................................................

Materiaal.......................................................................................................................................................

Methode........................................................................................................................................................

Hoofdstuk 1...................................................................................................................................................

Hoofdstuk 2...................................................................................................................................................

Hoofdstuk 3...................................................................................................................................................

Hoofdstuk 4...................................................................................................................................................

Resultaten.....................................................................................................................................................

Conclusie.......................................................................................................................................................

Discussie........................................................................................................................................................

Bronnen.........................................................................................................................................................

Bijlagen..........................................................................................................................................................

4


I NLEIDING In het dagelijkse leven hebben mensen veel te maken met stoelen en het ergonomische belang ervan is nu wel bekend. Zo zitten kantoorwerkers bijvoorbeeld op stoelen die goed afgericht zijn op hun bureau en staat het beeldscherm van hun computer op ooghoogte, zodat het lichaam niet te veel belast wordt. Dit is echter in onderwijsinstellingen niet zo; er is praktisch geen onderzoek gedaan naar meubilair op scholen. Het csg Bogerman heeft bijvoorbeeld een wijde variatie aan stoelen, waarvan de meeste nog vrij oud zijn. Maar of deze stoelen ergonomisch goed voor de leerlingen zijn, is nog maar de vraag. Dit onderwerp kwam tot stand door het opmerken van onderuitgezakte medeleerlingen. Daarom wordt er in deze scriptie, geschreven ter afronding van het examenjaar 6 VWO, gekeken naar de invloed van stoelen op de concentratie van leerlingen tijdens de les. Als er met dit onderzoek werkelijk een relatie tussen de stoel en de concentratie van de leerling zou worden aangetoond, zou dit voor verandering zorgen op scholen. Er zou meer aandacht komen voor de soort stoelen op school en misschien zouden scholen wel voor betere stoelen zorgen. Dit zou dan leiden tot een betere concentratie en misschien ook een fijnere leeromgeving voor de leerlingen. De betere concentratie zou zorgen voor meer aandacht in de les en misschien ook betere cijfers. Ook zou er met dit onderzoek het csg Bogerman een aanbeveling kunnen worden gedaan, met als doel om ervoor te zorgen dat leerlingen op het csg Bogerman ook goede stoelen hebben. Een experiment wat bestaat uit twee concentratietesten aan het begin en aan het einde van de les zal leiden tot de aanname of de verwerping van de hypothese. De leerlingen zitten bij dit experiment op verschillende stoelen (een ‘goede’ of een ‘slechte’). Aan het verschil in aantal behaalde punten wordt het concentratieverval van de leerlingen per soort stoel gemeten. Dit verslag bestaat uit verschillende onderdelen. Eerst worden de hoofd- en deelvragen gegeven de hypothese genoemd. Vervolgens wordt de theoretische achtergrond gegeven door de deelvragen te beantwoorden. Eerst wordt er gekeken naar wat een stoel een ‘goede’ stoel maakt. Dit wordt vervolgens vergeleken met de stoelen van het csg Bogerman. Daarna wordt er onderzoek naar verschillende concentratietesten gedaan. Ten slotte wordt het onderzoek uitgevoerd en worden de resultaten besproken. Ook wordt er een conclusie getrokken en over ons onderzoek gediscussieerd.

5


H OOFDSTUK 1: O NDERZOEKSVRAAG De eerste hoofdvraag was: Welke stoel beĂŻnvloedt de lichaamshouding zodanig, dat de concentratie tijdens de les optimaal toeneemt? De deelvragen hierbij waren: 1. Wat is anatomisch gezien de beste zithouding? 2. Hoe beĂŻnvloedt een stoel de zithouding? 3. Welke stoelen optimaliseren de zithouding? 4. Welke soort stoel optimaliseert de concentratie? Dit zouden onze hoofd- en deelvragen zijn. Er werd op 24 oktober echter een gesprek gevoerd met Cesartherapeute Margriet van der Weg, en er werd geconstateerd dat het PWS eigenlijk niet over zithouding zou moeten gaan, maar over de stoelen. Dit komt doordat een stoel niet zozeer voor een goede zithouding zorgt. De zithouding verschilt per persoon en is dus ook moeilijk te meten. Vanuit dat gesprek hebben is de zithouding uit het PWS geschrapt. Nu staan stoelen en concentratie centraal. De nieuwe hoofdvraag is: Wat is de invloed van een goede stoel op de concentratie van leerlingen? De nieuwe deelvragen hierbij waren: 1. Wat zijn de eisen van een goede stoel? 2. Wat zijn de belangrijkste eigenschappen van een stoel en wat voor invloed hebben ze op de concentratie van een leerling? 3. Hoe zijn de stoelen van het csg Bogerman ten opzichte van de NEN-norm? 4. Hoe kan concentratie het beste gemeten worden?

6


H OOFDSTUK 2: H YPOTHESE De nulhypothese (H0) luidt: er is geen verschil in concentratie tussen een stoel die voldoet aan de NEN-norm en een stoel die niet voldoet aan de NEN-norm. De alternatieve hypothese (H1) luidt: er is een groter concentratieverval bij een stoel die niet voldoet aan de NEN-norm, dan bij een stoel die wĂŠl voldoet aan de NEN-norm Als de alternatieve hypothese klopt, dan zullen de leerlingen, die op een goede stoel zitten, een minder groot verschil in fouten tussen de twee vragenlijsten hebben, dan bij de leerlingen die op een slechte stoel zitten. Dus het concentratieverval van de leerlingen op een goede stoel zal minder groot zijn dan bij leerlingen op een slechte stoel.

7


H OOFDSTUK 3: M ATERIAAL  15 stoelen van het csg Bogerman die het minst voldoen aan de NEN-norm, stoel A  15 stoelen van het csg Bogerman die het beste voldoen aan de NEN-norm, stoel B  67 leerlingen uit 5 of 6 VWO  Een lokaal  2 vergelijkbare saaie filmpjes: Filmpje over een trein: https://www.youtube.com/watch?v=crixiIGPRpU&t=198s Filmpje over een kettingreactie: https://www.youtube.com/watch?v=E_P0yZlhVQ4  32 blaadjes met 10 vragen over het 1e filmpje, waarop staat aangegeven dat de leerling op een stoel zit die niet voldoet aan de NEN-norm. Deze vragenlijst staat in Bijlag 1.  35 blaadjes met 10 vragen over het 1e filmpje, waarop staat aangegeven dat de leerling op een stoel zit die wel voldoet aan de NEN-norm. Deze vragenlijst staat in bijlage 2.  32 blaadjes met 10 vragen over het 2e filmpje, waarop staat aangegeven dat de leerling op een stoel zit die niet voldoet aan de NEN-norm. Deze vragenlijst staat in bijlage 3.  35 blaadjes met 10 vragen over het 2e filmpje, waarop staat aangegeven dat de leerling op een stoel zit die wel voldoet aan de NEN-norm. Deze vragenlijst staat in bijlage 4.  10 minuten aan het begin van de les om een meting uit te voeren in een lesuur van 50 minuten, meting 1  10 minuten aan het einde van de les om een meting uit te voeren in een lesuur van 50 minuten, meting 2  Een beamer

8


H OOFDSTUK 4: M ETHODE Eerst werd het klaslokaal klaar gezet, er werden 30 stoelen uit het lokaal gehaald zodat er nieuwe stoelen in gezet konden worden. Daarna werden er 15 stoelen die voldoen aan de NEN-norm in het lokaal gezet samen met 15 stoelen die niet voldoen aan de NEN-norm. Deze werden willekeurig verdeeld over de klas en ze bij de tafels gezet. Nadat de klas binnengekomen was en de leerlingen op de stoelen zaten. Werd er verteld dat er een concentratietest zou worden gedaan en de vragenlijsten werden uitgedeeld. Deze werden op de kop op de tafels neergelegd en er werd verteld dat de leerlingen het briefje niet mochten omdraaien, dit zodat ze de vragen pas na het filmpje zouden zien. De briefjes hadden rechtsonder een klein nummertje, zodat aan het briefje kon worden gezien op welke stoel de leerling zat. Er werd voor het filmpje uitgelegd, dat de leerlingen goed moesten opletten en dat ze er later een aantal vragen over zouden invullen. Vervolgens werd de beamer aangezet en werd het filmpje van de treinreis afgespeeld. Het filmpje werd gestopt op 3.15. Vervolgens werd er tegen de leerlingen gezegd dat ze de vragenlijst om mochten draaien en dat ze deze in moesten vullen. Als opgemerkt dat de leerlingen met elkaar overlegden werden ze aangesproken en verteld dat het heel belangrijk was dat ze de vragenlijst alleen moesten invullen. Vervolgens werden de ingevulde vragenlijsten opgehaald. Daarna kregen de leerlingen les. Net voor het einde van de les werd het tweede deel van het experiment uitgevoerd. De briefjes werden weer op dezelfde manier verdeeld en het filmpje van de kettingreactie werd gestart. Dit filmpje stopte op 3.00. Vervolgens kregen de leerlingen weer de tijd om de vragenlijst in te vullen. Toen alle leerlingen klaar waren, werden de ingevulde vragenlijsten opgehaald. Dit werd bij drie verschillende klassen herhaald. Ten slotte werden de proefstoelen teruggebracht naar de lokalen waar ze vandaan kwamen en werden de oude stoelen weer terug in het lokaal gezet.

9


H OOFDSTUK 5: WAT

ZIJN DE BELANGRIJKSTE EIGENSCHAPPEN VAN EEN STOEL EN WAT VOOR INVLOED HEBBEN ZE OP DE CONCENTRATIE VAN EEN LEERLING ?

Een stoel bestaat uit bepaalde onderdelen: een rugleuning, een zitting, poten, enzovoorts. In dit hoofdstuk wordt er gekeken naar drie onderdelen van de stoel: De hoek tussen de rugleuning en de zitting, de zitting zelf en het voordeel van een gestoffeerde zitting, en ten slotte naar de essentie van een goede lendensteun. Er wordt gekeken naar wat deze onderdelen met je lichaam doen en wat voor gevolgen ze hebben als ze niet goed zijn. 5.1 Concentratieverlies door verzitprikkels De hoek tussen de zitting en het de rugleuning is erg belangrijk. Bij een verkeerde hoek beginnen mensen al snel een beetje te schuiven/glijden, zeker met een gladde zitting (zoals op onze school). Hierdoor ontstaat er een wrijving bij de bovenbenen die erg voelbaar is en daardoor erg veel ongemak geeft. De bovenbenen worden als het ware aan hun huid terug de stoel in getrokken. Dit wordt nog niet gelijk opgemerkt, maar na een tijdje wordt het voelbaar. Door deze wrijving worden er ook bloed- en lymfevaten dichtgedrukt. De af- en aanvoer van afval- en voedingsstoffen wordt hierdoor geremd. Het lichaam reageert hierop met prikkels die de belasting willen veranderen. Deze prikkels worden heftiger naarmate er langer op deze manier wordt gezeten. Hierdoor gaat de persoon die op de stoel zit wiebelen en daarna ook van houding wisselen: verzitten. Dit helpt echter niet, want na een tijdje komen de prikkels weer en herhaalt dit proces zich weer. De stoel blijft onprettig zitten en dit leidt de leerling af, de leerling verliest daardoor zijn concentratie. Dit kan voorkomen worden door een stoel te nemen met de juiste hoek tussen de zitting en de rugleuning en zonder gladde zitting. 5.2 Drukverdeling en stoelbekleding Een gladde zitting kan vervangen worden door een gestoffeerde zitting. Het helpt met het verdelen van de druk van de stoel op het achterwerk. Een goed kussen heeft dan ook een goede drukverdeling. Druk is de kracht per eenheid van oppervlak. Hoe groter het oppervlak hoe kleiner de druk. Door een stoel met een rugleuning te nemen, wordt de druk al een stuk kleiner, omdat de rugleuning zitgewicht van het lichaam verwerkt. Een goed kussen zorgt ervoor dat het oppervlak groter wordt. Daardoor wordt het gebied van het achterwerk dat in contact komt met het kussen/de stoel groter. Het zorgt ook voor een zo klein mogelijke kracht. Bij een niet-gestoffeerde zitting moet de achterwerkvorm al min of meer aanwezig zijn. Bij een stoel met een gestoffeerde zitting speelt de soort bekledingsstof een grote rol. De stof moet een goede vochtregulatie/zweetverwerking hebben, vocht opnemen en vocht aan de omgeving afgeven. Een voorbeeld van een goede stof is Gore-tex, een stof die geen water opneemt, maar wel waterdamp (en dus ook zweet) opneemt. De stoel kan dus gewoon met een doekje af worden genomen zonder dat de stof water opneemt. Ook gerubberiseerd paardenhaar heeft een goede vochtregulatie/zweetverwerking.

10


5.3 De essentie van een goede lendensteun Tijdens het zitten, wordt de wervelkolom, zelfs met een goede zithouding, in de lende een beetje afgevlakt. Dit is niet gunstig voor het lichaam. De tussenwervelschijven hebben zelfs een grotere belasting dan in een staande positie. Om dit tegen te gaan, is een stoel met een goede lendensteun nodig. De lendensteun is het deel van de rugleuning op de hoogte van de lendenen. Het heeft als taak, de kanteling van het bekken, en dus de afvlakking van de lende, tegen te gaan. Zonder een lendensteun zal de belasting van de tussenwervelschijven zo’n anderhalf keer zo groot zijn. Als er geen rugleuning aanwezig is, zal het bekken nog meer naar achteren kantelen dan het doet mÊt een rugleuning. Dit wordt meestal als ontspannen ervaren en dat klopt in zekere zin ook wel. De spieren zijn bij deze houding erg ontspannen. De banden die de wervels bij elkaar houden, worden echter maximaal belast. Dit is niet prettig en dit wordt dan ook gemerkt, de hersenen sturen prikkels naar het lichaam om de belasting te veranderen. Er wordt echter vaak weinig op deze prikkels gereageerd. De hersenen stoppen dan met het afgeven van prikkels, want het heeft toch geen zin. Hierdoor gaan de belaste structuren verstijven, dit is slecht, want de wervels bevinden zich in een onnatuurlijke positie. Het lichaam bestaat uit onderdelen die met elkaar verbonden zijn door middel van scharnierpunten, zo ook de lendenscharnier, deze regelt onder andere de stand van het hoofd. Deze scharnier stopt met werken, als de lendenwervels zijn verstijfd. Ten gevolge hiervan, zal het bovenlichaam draaien om de zitbeenknobbels. Het bovenlichaam is stabiel, als het zwaartepunt achter de zitbeenknobbels zit. Hierbij zijn de spieren ontspannen, maar staat er voortdurend druk op de lendenwervels. Omdat de hersenen hier geen prikkels meer op af sturen, wordt dit niet opgemerkt, maar de banden die de wervels bij elkaar houden worden als het ware opgerekt. Hierdoor gaat de rug bollen en ter compensatie zal de nek zo gaan staan, dat er wel recht naar voren wordt gekeken. Dit is een vicieuze cirkel, want de banden worden steeds meer opgerekt en de rug zal steeds krommer worden. 5.4 Conclusie Een goede stoel is dus erg belangrijk. De gevolgen van het langdurig zitten op een stoel waarvan de afmetingen/hoeken niet goed zijn, kunnen erg veel slechte invloeden op het lichaam hebben. De behandelde onderwerpen zijn dan ook maar een klein onderdeel van de hele stoel. Er zijn nog veel meer onderdelen van de stoel en ook veel negatieve effecten die de stoel op het lichaam kan hebben als de afmetingen niet precies kloppen. In het volgende hoofdstuk kan worden gelezen wat voor afmetingen en hoeken een stoel precies moet hebben.

11


H OOFDSTUK 6: WAT

ZIJN DE EISEN VAN EEN GOEDE STOEL?

In dit hoofdstuk wordt er gekeken naar de normen waaraan stoelen in het onderwijs moeten voldoen om een goede zithouding te bemoedigen. 6.1 De NEN-norm In de wereld zijn er veel producten die worden gemaakt, diensten die worden verleend en processen die worden uitgevoerd. Dit moet veilig gebeurd en er moet gezorgd worden dat zo weinig mogelijk complicaties zijn bij het gebruik of bij het uitvoeren van deze producten, diensten of processen. Daarom worden er normen gemaakt. Normen zijn geen verplichte regels waar iedereen zich aan moet houden, maar het zijn vrijwillige afspraken tussen partijen over een product, dienst of proces. In Nederland worden deze normen beheerd door NEN. Dit is het Nederlandse Normalisatie instituut, waar bedrijven of instellingen terecht kunnen als ze voor een bepaald onderwerp een norm willen laten ontwikkelen. Als er hier een aanvraag wordt ingediend voor een nieuwe norm, nodigt NEN belanghebbende partijen uit om hierover te praten. NEN beheert in totaal ruim 31.000 normen, waaronder normen over het onderwijs. Een van deze normen gaan over stoelen en tafels voor onderwijsinstellingen. Dit is de norm NEN 1729-1:2015 en. Hier staan de normen in over de minimale en maximale afmetingen die een stoel in het onderwijs zou moeten hebben. Deze afmetingen zijn bedoeld om een goede houding te bemoedigen. De afmetingen zijn echter niet bedoeld voor leerkrachten en ook niet voor speciaal onderwijs. Er staan vooral minima en maxima in, als de stoel hieraan voldoet, dan bemoedigd deze stoel een goede zithouding. 6.2 Stoelen en tafels in onderwijsinstellingen Verschillende soorten stoelen hebben verschillende afmetingen, daarom is de norm ook verdeeld in verschillende onderdelen. Bij elk onderdeel worden de afmetingen uitgelegd en de minima en maxima gegeven in een tabelvorm. · Afmetingen voor stoelen met een helling tussen -5° en +7° met de afmetingen van de bijbehorende tafels · Afmetingen voor hoge stoel met een dubbele helling met de afmetingen van de bijbehorende tafels. · Afmetingen voor hoge statafels. · Afmetingen voor hoge stoelen met een helling tussen -5° en +7° en de afmetingen van de bijbehorende tafels · Afmetingen voor krukken en de afmetingen van de bijbehorende werkoppervlaktes Leerlingen op het csg Bogerman zitten het meest op stoelen met een helling tussen -5 en +7 graden, om deze reden wordt er alleen gekeken naar deze afmetingen. Niet alleen de afmetingen zijn van belang voor de norm, er worden ook een paar andere voorwaarden gesteld. De randen moeten namelijk rond of afgeschuind zijn en ze mogen niet in de dijen steken, dit is niet comfortabel en het zorgt ook niet voor een goede zithouding. Ook moet er genoeg ruimte zijn voor de beweging van de billen. De rugleuning moet op een bepaalde manier naar achteren gehoekt zijn, zodat er een goede bilzone ontstaat.

12


6.3 De benodigde afmetingen De afmetingen voor de stoelen staan in tabellen. In tabel 1 staan de afmetingen van stoelen met een helling tussen -5° en +7°. Nummer code Kleur code Bereik van de knieholte Bereik van het gestalte h8 +- 10 t4 +-16 (0-2), +25 (3-7) b3 (min) X (max) h7 (min) b4 (min) r2 (min) α

0 Wit 200250 800952 210 n/a

1 Oranje 250280 9301160 260 n/a

2 Paars 280315 10801210 310 n/a

3 Geel 315-355

4 Rood 355-405

5 Groen 405-435

6 Blauw 435-485

7 Bruin 485+

11901420 350 300

13301590 380 340

14601765 430 380

15901880 460 420

17402070 510 460

210 n/a 100 n/a n/a n/a

240 n/a 100 n/a n/a n/a

280 n/a 100 n/a n/a n/a

ϒ

n/a

n/a

n/a

p (-20 tot +10)

n/a

n/a

n/a

320 340 360 380 400 30 30 50 50 50 100 100 100 100 100 260 270 300 330 360 300 300 300 300 300 -5° tot -5° tot -5° tot -5° tot -5° tot +7° +7° +7° +7° +7° 95° tot 95° tot 95° tot 95° tot 95° tot 110° 110° 110° 110° 110° 170 190 210 230 250

r q (max) o (min) n (min)

n/a n/a n/a n/a

n/a n/a n/a n/a

n/a n/a n/a n/a

360-410 n/a n/a n/a

[adb5]

390-440 225 20 80

420-470 250 20 80

460-510 275 20 80

510-570 300 20 80

TABEL 1, AFMETINGEN VAN DE NEN-NORM

Het bereik van de knieholte is de afstand van de grond tot de knieholte, het mag niet met schoenen aan berekend worden. Deze afstand moet dus tussen waarden zitten bij de bijpassende kleurcode van de stoel. Deze afstand staat ook afgebeeld in. Het bereik van het gestalte is de afstand van de grond tot de bovenkant van het lichaam. Deze afstand moet dus tussen waarden zitten bij de bijpassende kleurcode van de stoel. Deze afstand staat ook afgebeeld in. h8 is de verticale afstand tussen het hoogste punt van de zitting en de grond. Het is dus eigenlijk de hoogte van de stoel. Deze afmeting mag maximaal 10 cm afwijken van de waarde van de bijbehorende kleurcode van de stoel. Zie bijlage 5. Punt S is het meest vooruitstekende punt van de rugleuning. t4 is de horizontale afstand tussen het punt S en de achterste rand van de zitting. Deze afstand mag bij de stoelen met een nummercode van 0 tot en met 2 maximaal 16 cm afwijken van de bijbehorende waarde van deze stoel. Deze afstand mag bij stoelen met een nummercode van 3 tot en met 7 maximaal 25 cm afwijken van de waarde van de bijbehorende nummercode. Zie bijlage 5. 13


b3 is de horizontale afstand tussen de beide zijkanten van de zitting. Deze waarde wordt op de helft van t4 gemeten, dus in het midden van de stoel. Deze waarden zijn minima, dus de afmeting mag niet groter zijn dan de waarde in de kolom van de bijbehorende kleurcode van de stoel. Zie bijlage 6. x is de horizontale afstand tussen het punt S en de achterkant van de zitting. Deze waarde is een maxima dus de afstand mag niet groter zijn dan de waarde die in de kolom staat bij de bijbehorende kleurcode van de stoel. Zie bijlage 5. h7 is de verticale afstand tussen de boven- en onderkant van de rugleuning. Deze waarde is een minimum en dus mag de afstand niet kleiner zijn dan de waarde die bij de bijbehorende kleurcode van de stoel staat. Zie bijlage 5. b4 is de breedte van de rugleuning. Dit is dus de grootste horizontale afstand van de ene zijde van de rugleuning tot de andere zijde van de rugleuning. Het montuur hoort hier ook bij wanneer ze een geheel zijn en de lijn van de rugleuning ononderbroken doorgaat. Deze waarde is een minimum en dus mag de afstand niet kleiner zijn dan de waarde die bij de bijbehorende kleurcode van de stoel staat. Zie bijlage 6. r2 is de horizontale straal van de rugleuning. Deze waarde is een minimum en dus mag de afstand niet kleiner zijn dan de waarde die bij de bijbehorende kleurcode van de stoel staat. Zie bijlage 6. α is de helling van een stoel met zitting met één helling. Dit is dus hoek tussen een horizontaal vlak en het vlak van de zitting. Deze afstand moet tussen de twee waarden, die bij de bijpassende kleurcode van de stoel hoort, zitten. Zie bijlage 5. ϒ is de hoek tussen de zitting en de rugleuning. Dit is dus de hoek tussen (het verlengde) van de rugleuning en (het verlengde) van de zitting. Deze afstand moet tussen de twee waarden, die bij de bijpassende kleurcode van de stoel hoort, zitten. Zie bijlage 5. p is de hoogte van de armleuning boven de zitting. Dit is dus de verticale afstand tussen het hoogste punt van de armleuning en de bovenkant van de zitting op het laagste punt van de zitting. Deze afmeting mag 20 cm onder de waarde, die bij de bijpassende kleurcode van de stoel hoort, zitten. Of 10 cm boven de waarde, die bij de bijpassende kleurcode van de stoel hoort, zitten. Zie bijlage 5. r is de breedte tussen de armleuningen. Dit is de horizontale afstand tussen de twee armleuningen aan de beide zijden van de stoel. Deze afmeting moet tussen de twee waarden, die bij de bijpassende kleurcode van de stoel hoort, zitten. q is de afstand van de rugleuning tot de voorkant van de armleuning. Dit is de grootste horizontale afstand tussen het punt S en de voorkant van de bovenkant van de armleuning. Deze waarde is een maximum en de afstand moet dus gelijk of kleiner zijn als/dan de waarde die bij de bijpassende kleurcode van de stoel hoort. Zie bijlage 6. o is de breedte van de armsteun. Dit is de afstand tussen de twee zijden van de armleuning, dit wordt op 5 millimeter onder het bovenste vlak van de leuning gemeten. Deze waarde is een minimum en dus mag de afstand niet kleiner zijn dan de waarde die bij de bijbehorende kleurcode van de stoel staat. Zie bijlage 7.

14


n is de lengte van de armleuningen. Dit is de grootste lengte tussen voor- en achterkant van het bovenste gedeelte van de armleuning. Deze waarde is een minimum en dus mag de afstand niet kleiner zijn dan de waarde die bij de bijbehorende kleurcode van de stoel staat. Zie bijlage 5. 6.4 Conclusie Samenvattend staan in norm ‘NEN 1729-1:2015 en’ de afmetingen die een stoel moet hebben om een goede zithouding te bemoedigen. Deze afmetingen zijn gecategoriseerd met verschillende kleur en cijfercodes. Om de tabel overzichtelijker te maken wordt naar de verschillende metingen met een code verwezen. Deze codes werden uitgelegd met behulp van figuren.

15


H OOFDSTUK 7: VOLDOEN

DE CSG

BOGERMAN

STOELEN AAN DE NORMEN?

Om een goede stoel te hebben, moet een stoel voldaan worden aan de NEN-norm, zoals in hoofdstuk 3 wordt uitgelegd. Een stoel die voldoet aan de NEN-norm bemoedigt namelijk een goede zithouding. De NEN-norm die in het vorige hoofdstuk behandeld is, is speciaal ontwikkeld voor stoelen in het onderwijs, daarom wordt er wel verwacht dat de stoelen in een school aan die normen voldoen. Om te kijken of dit ook echt het geval is, wordt er in dit hoofdstuk gekeken of de stoelen van het csg Bogerman voldoen aan de NEN-norm. 7.2 Afmetingen van csg Bogermanstoelen De NEN-norm kijkt alleen naar de afmetingen van een stoel. Dus om te kijken of een stoel ook voldoet aan de NEN-norm moeten verschillende metingen worden gedaan. Deze metingen staan in onderstaande tabel (tabel 2). De stoelen die gemeten zijn, zijn allemaal stoelen die in de klaslokalen van het csg Bogerman staan en waar leerlingen ook regelmatig op zitten als ze les krijgen. Er zijn metingen van hele oude of hele nieuwe stoelen. In totaal zijn er 9 verschillende stoelen opgemeten, de afbeeldingen van de stoelen staan bijlage 9.

ALLE AFMETINGEN ZIJN IN CENTIMETER

BEREIK VAN DE KNIEHOLTE HOOGTE VAN DE STOEL DIEPTE VAN DE STOEL BREEDTE VAN HET ZITVLAK DE AFSTAND TUSSEN PUNT X

STOE L1 43 46 35 37.5 0

STOE L2 44 47 49.5 40 8

STOE L3 43 46 35 38 1

STOE L4 43 46.5 40 37.5 2

STOE L5 44.5 56 45 38 7

STOE L6 43 45 36 41 0

STOE L7 46 46 40.5 44 0

STOE L8 43 47 44 39 6

STOE L9 43 47 38 38 7.5

18.5 37 -3° 103°

20.5 41.5 -5° 100°

21.5 36 -4° 100°

19.5 37 -3° 102°

19 37 -6° 103°

30 39 -7° 100°

36 42.5 -2° 102°

37 38 -5° 104°

20 40 -3° 94°

EN DE RUGLEUNING

HOOGTE RUGLEUNING BREEDTE RUGLEUNING HELLING VAN HET ZITVLAK HOEK TUSSEN DE

RUGLEUNING EN HET ZITVLAK TABEL 2: AFMETINGEN VAN VERSCHILLENDE STOELEN VAN HET CSG BOGERMAN

7.2 Vergelijkingen met de NEN-norm Als deze waarden vergeleken worden met de kolommen in de tabel van de NEN-norm, valt op dat deze stoelen het meest overeenkomen met sizemark 2. Daar worden de stoelen ook mee vergeleken. De uitgebreidere tabellen staan in bijlage 8, hierbij wordt ook gezegd of de afmetingen voldoende zijn. In bovenstaande tabel 2 zijn de afmetingen die niet voldoen aan de NEN-norm met rood gemarkeerd. Verder konden de afmetingen van de armleuningen niet opgemeten worden omdat alle stoelen op het csg Bogerman, waar de leerlingen op zitten, geen armleuningen hebben. Deze afmetingen waren dus ook niet relevant.

16


7.3 Conclusie Concluderend is dat, van de negen stoelen die werden opgemeten, in totaal een stoel die aan alle voorwaarden van de NEN-norm voldoet. Dit is stoel 7 en dit is een redelijk nieuwe stoel op het csg Bogerman. Bij alle andere stoelen is er eigenlijk altijd wel een afmeting die niet aan de normen voldoen. De op een na beste stoel op het csg bogerman is stoel 2. Deze stoel heeft maar een afmeting die niet voldoet aan de NEN-norm. Voor de rest hebben de meeste stoelen 2 afmetingen die niet voldoende zijn. Stoel 9 heeft de meeste afwijkingen, deze heeft er namelijk drie. De stoelen van het csg Bogerman zijn dus in vergelijking met de NEN-norm niet heel goed. Er is een stoel die helemaal in orde is, verder hebben alle stoelen minstens een afmeting die afwijkt van de NEN-norm. Dit kan komen doordat de meeste stoelen van het csg Bogerman al heel oud zijn. Ze zijn hele lange tijd geleden gekocht en ze zijn verder nooit vervangen. De NEN-norm waar ze mee vergeleken werden is ook heel recent en daarom is het niet heel vreemd dat de oude csg Bogermanstoelen niet overeenkomen met de nieuwe normen. Wat wel opvallend is, is dat de nieuwste stoelen die het csg Bogerman heeft aangeschaft, de stoelen van het type van stoel 9 zijn. De nieuwste stoelen van het csg Bogerman zijn dus tevens ook de slechtste stoelen van het csg Bogerman. Terwijl het wel te verwachten viel dat deze nieuwe stoelen zouden voldoen aan de NENnorm.

17


H OOFDSTUK 8: HOE

KAN CONCENTRATIE HET BESTE GEMETEN WORDEN ?

Concentratie kan gemeten worden. Dit wordt gedaan met behulp van concentratietesten. Voor het onderzoek wordt de concentratie gemeten tijdens de les. Er zijn een paar testen waarmee de concentratie gemeten kan worden. Deze testen worden in dit hoofdstuk besproken. 8.1 TOSSA De Test of Sustained Selective Attention, afgekort TOSSA, is een test waarbij acht minuten lang naar verschillende groepen van piepjes wordt geluisterd. Deze groepjes bestaan uit twee , drie en vier piepjes. Telkens als er een groep van drie piepjes afgespeeld wordt, moet er op de spatiebalk gedrukt worden. Hierbij wordt gemeten hoe vaak er goed gedrukt wordt, hoe vaak er fout gedrukt wordt, en hoe vaak er niet gedrukt wordt op het moment dat het wel zou moeten. In totaal worden er 240 piepgroepen afgespeeld: genoeg om de concentratie te meten en niet te veel om zodat degene die de test afneemt niet gefrustreerd raakt. De test is saai en lang, maar niet zo lang dat degene die de test afneemt afhaakt. 8.2 TODA De Test of Divided Attention, afgekort TODA, is een test waarbij de verdeelde aandacht gemeten wordt en de afnemer dus twee dingen tegelijk moet doen. Er worden moet net als bij de TOSSA groepen van piepjes afgespeeld en de luisteraar moet klikken wanneer er drie piepjes te horen zijn, maar deze test heeft een tweede stimulans. Naast het luisteren moet de luisteraar namelijk ook aangeven of de rekensom (onder de tien) die op het computerscherm staat, wel of niet correct is. Als er drie piepjes te horen zijn én de rekensom correct is, moet de luisteraar op de linker pijltjestoets klikken, als er drie piepjes te horen zijn en de rekensom niet correct óf als er twee of vier piepjes te horen zijn én de rekensom correct is, moet de luisteraar op de middelste pijltjestoets klikken, is er niks goed (de rekensom is fout en er zijn twee of vier piepjes te horen), dan moet de luisteraar op de rechter pijltjestoets drukken. De test duurt negen minuten. 8.3 TMT De Trail Making Test, afgekort TMT, is een test die bestaat uit twee onderdelen. Er moeten bij het eerste onderdeel lijntjes getrokken worden tussen bolletjes met de nummers een tot en met vijfentwintig. Vanaf het hokje met nummer een moet de proefpersoon een lijntje naar een hokje met nummer twee trekken, etc. Bij het tweede onderdeel zijn er niet alleen nummers, maar ook letters. De proefpersoon begint bij nummer een, vanuit daar wordt er een lijntje naar A getrokken, dan naar twee, dan naar B, enzovoorts. Bij deze test gaat het om de tijd waarin er de oefeningen gedaan worden. Het gaat dus om snelheid, maar de proefpersoon moet wel nauwkeurig blijven.

18


8.4 taak De taak is

Stroopstroopeen vrij bekende

concentratietest. Hierbij krijgt de proefpersoon een rijtje kleuren. De letters van de kleuren zijn een andere kleur dan het woord zelf en het is de bedoeling dat de proefpersoon de naam van de kleur van de letters opnoemt. Dit is erg lastig, omdat al snel het woord wordt gezegd in plaats van de kleur van het woord. Er is dus uiterste concentratie nodig.

8.5 IVA De Integraded Visual and Auditory Continuous Performance Test, afgekort IVA, is een test waarbij er zowel geluisterd moet worden als gekeken, net als bij de TODA. Bij de IVA krijgt de proefpersoon op je computerscherm in willekeurige volgordes enen of tweeën te zien. Ook hoort de proefpersoon soms een een of een twee. Telkens als er een één waargenomen wordt, moet de proefpersoon op de muis klikken. Een nadeel van deze test is dat deze test een kwartier duurt, en dat de concentratie daardoor langzaam maar zeker afzakt, maar dat is ook juist goed, omdat dan het concentratieverval zichtbaar is. 8.5 Conclusie Er zijn dus veel testen waarmee de concentratie gemeten kan worden, maar deze testen worden niet gebruikt in dit onderzoek. Dit komt doordat deze scriptie over leerlingen gaat, daarom moet er dus een les nagebootst worden. Uit deze theorie kan geconcludeerd worden dat de test lang moet zijn, maar niet zo lang dat er leerlingen afhaken. Ook moet de test erg saai zijn. Omdat het concentratieverval gemeten wordt, is er besloten om twee testen te doen, de eerste aan het begin van het uur, de tweede aan het einde. Om de les na te bootsen, wordt er tussen de twee testen gewoon les gegeven. De concentratietesten zullen bestaan uit een filmpje met daarbij vragen. Aan het verschil in aantal fouten van de leerling is het concentratieverval af te lezen. 19


20


H OOFDSTUK 9: R ESULTATEN In onderstaande tabel bevinden zich de resultaten van het experiment. In de kolom met de p-waarde kan geconstateerd worden dat er met 98% betrouwbaarheid gezegd kan worden dat de resultaten niet op toeval zijn berust. Stoel Meting

n=

gem

st

p-waarde

Stoel A Meting 1

35

5,471429

1,688816

p>0.05(0.36)

Stoel A Meting 2

35

5,328571

1,528854

p>0.05(0.36)

Stoel B Meting 1

32

5,609375

1,360351

p<0.05(0,02)

Stoel B Meting 2

32

4,859375

1,53578

p<0.05(0,02)

21


H OOFDSTUK 10: C ONCLUSIE De onderzoeksvraag van dit onderzoek was: ‘Wat is de invloed van een goede stoel op de concentratie van leerlingen?’ h0= er is geen verschil in concentratie bij een stoel die voldoet aan de NEN-norm en een stoel die niet voldoet aan de NEN-norm. h1= er is een groter concentratieverval bij een stoel die niet voldoet aan de NEN-norm, dan bij een stoel die wĂŠl voldoet aan de NEN-norm Aan de resultaten van dit onderzoek is te zien dat de leerlingen, die op een van de stoelen zaten die aan de NEN-norm voldeden, aan het begin van de les gemiddeld 5,471429 punten scoorden en aan het einde van de les gemiddeld 5,328571 punten scoorden. Er is dus een verschil van 0,142858 punten tussen het begin en het einde van de les. Leerlingen die op een van de stoelen zaten die niet aan de NEN-norm voldeden, scoorden aan het begin van de les gemiddeld 5,609375 punten en aan het einde van de les gemiddeld 4,859375 punten. Er is dus een verschil van 0,750000 punten tussen het begin en het einde van de les. Aangezien het verschil in punten het concentratieverval gedurende de les laat zien, valt er te concluderen dat er meer concentratieverval plaatsvindt, als de leerling op een stoel zit die niet voldoet aan de NEN-norm. Aan p>0.05(0.36) bij stoel A is te zien dat er met 64% betrouwbaarheid te zeggen valt dat de resultaten van dit deel van het experiment niet op toeval berusten. Dit betekent dat het concentratieverval van de leerlingen die op stoel A voor een groot deel niet door de soort stoel komt, maar door andere factoren. Aan p<0.05(0,02) bij stoel B is te zien dat er met 98% betrouwbaarheid gezegd kan worden dat onze resultaten van het experiment niet op toeval berusten. De standaarddeviatie van stoel A bij meting 1 is 1,688816, dit is vrij hoog, maar aangezien de standaarddeviatie van stoel A bij meting 2 1,528854 is, heeft dit geen invloed op de resultaten, omdat dit getal ook vrij hoog is. De standaarddeviatie van stoel B bij meting 1 is 1,360351, dit is ook vrij hoog, maar aangezien de standaarddeviatie van stoel B bij meting 2 1,53578 is, heeft dit, net als bij stoel A geen invloed op de resultaten, omdat dit getal ook vrij hoog is. Op grond van onze bevindingen, kunnen we de h0 verwerpen en de h1 aannemen.

22


H OOFDSTUK 11: D ISCUSSIE Naar aanleiding van de concentratietesten die er aan het begin en aan het einde van de les gedaan zijn bij leerlingen, die of op een ‘goede’ stoel of op een ‘slechte’ stoel zaten, is er een conclusie getrokken. 11.1 Validiteit Is er met dit experiment wel echt het concentratieverval van de leerlingen gemeten? Dit is natuurlijk nooit helemaal zeker, maar er is voor gezorgd dat er zoveel mogelijk variabelen uitgesloten werden. Zo is het concentratieverval van de leerlingen per stoel op hetzelfde tijdstip en in dezelfde ruimte gemeten. De leerlingen hadden in tussentijd ook steeds dezelfde leraar. Natuurlijk was het PWS beperkt, omdat het csg Bogerman het enige werkveld was. Ook was er een beperkte tijd, als er meer tijd was, zouden er nog meer onderzoek gedaan kunnen worden. De concentratietest was zelf gemaakt, dit kwam door de beperktheid in materiaal en omdat er eigenlijk geen concentratietest was, die een schoolles nabootste, wat er eigenlijk nodig was omdat het concentratieverval tijdens de les moest worden gemeten. De eisen van een concentratietest zijn wel nagestreefd. De test was zo lang en saai mogelijk. De lengte kon uiteraard wel langer, maar door de beperktheid in tijd duurde het iets korter. Ook zijn de filmpjes qua inhoud vrij gelijk. In het eerste filmpje wordt er een trein gevolgd, in het andere filmpje wordt er een kettingreactie gevolgd. In beide filmpjes wordt niet gesproken. 11.2 Het overeenkomen met de verwachtingen In onze hypothese staat dat er verwachten wordt dat het concentratieverval sterker is bij een ‘slechte’ stoel (dus een stoel die niet voldoet aan de NEN-norm) dan bij een ‘goede’ stoel (dus een stoel die wél voldoet aan de NEN-norm). Met dit onderzoek is er aangetoond dat dit klopt. Het is ook wel logisch dat een ‘slechte’ stoel, zorgt voor een slechtere concentratie. Het was alleen de vraag of dit verschil duidelijk genoeg te zien was, om ook echte conclusies te kunnen trekken. Dit was bij dit onderzoek wel het geval, dus het is niet alleen dat de resultaten overeenkomen met de verwachtingen, maar de resultaten waren duidelijk genoeg om de conclusies te kunnen trekken. Dus de resultaten zijn wel overeengekomen met de verwachtingen. 11.3 Nieuwe inzichten Er is nog nooit onderzoek gedaan naar de invloed van stoelen op de concentratie van de leerlingen. Dit PWS geeft dus een nieuw inzicht in deze zaak. Eigenlijk zouden alle scholen stoelen moeten hebben die voldoen aan de NEN-norm, zodat de concentratie van de leerling tijdens de les toeneemt. 11.4 Beperkingen Bij dit onderzoek zijn 67 verschillende leerlingen getest. De persoonlijke omstandigheden van de leerlingen verschillen dus per leerling. De ene leerling had misschien veel honger en de andere leerling was wellicht heel moe. Dit heeft echter geen invloed op de resultaten van dit experiment omdat meting 1 en 2 bij dezelfde leerlingen gedaan werden. Dus de invloeden van de persoonlijke omstandigheden van de leerling waren bij meting 1 en 2 gelijk. Het ging bij dit onderzoek ook niet om het aantal behaalde punten, maar het verschil in behaalde punten, waardoor de verschillen tussen de verschillende leerlingen niet belangrijk waren. Stel een leerling is kleurenblind, dan zou deze leerling de vragen waarbij er naar een kleur wordt gevraagd fout hebben. Dit heeft geen invloed op de resultaten, want deze leerling heeft bij meting 1 deze vragen fout, maar ook bij meting 2. Daarom blijft het verschil ongeveer hetzelfde, en dat is waar het om gaat.

23


Voor de concentratietesten zijn er twee filmpjes gebruikt. Deze filmpjes zijn gekozen omdat ze allebei constant een beetje dezelfde inhoud hebben en omdat er niet in gepraat wordt. Door deze factoren is het moeilijker om je aandacht te houden. Ook komen deze soort filmpjes overeen met een les. In een les moeten de leerlingen meestal ook eerst opletten om vervolgens vragen te beantwoorden over hetgeen wat ze net gehoord hebben. Het probleem bij deze concentratietest is dat sommige leerlingen meer interesse hebben in verschillende onderwerpen. Bij de filmpjes die de leerlingen meer interesseren zullen ze makkelijker hun aandacht erbij houden en daardoor ook meer antwoorden weten. Er was dus een beperking in een goede representatieve concentratietest. Toen de leerlingen binnenkwamen, zagen de leerlingen natuurlijk direct dat de stoelen waren vervangen. Er stonden ineens twee verschillende soorten stoelen in het lokaal, en dat viel wel op. Dit was in onze situatie niet te verhelpen en heeft onze resultaten wellicht een beetje beĂŻnvloed. Als de proeven echter in twee verschillende lokalen afgenomen zouden worden, zouden de leerlingen niet doorhebben dat het onderzoek eigenlijk om de stoelen gaat, maar dan zouden ze bijvoorbeeld allemaal een andere leraar hebben, die een compleet andere en misschien ook wel een saaiere of minder saaie les dan de andere leraar zou geven. Dan zou het concentratieverval verschillen door de gegeven les, en bij dit experiment gaat het juist om de stoelen. Bovendien is er dan ook nog het verschil in lokaal. Andere belichtingen, andere temperatuur. Dit was niet handig, want de variabelen moesten zo gelijk mogelijk zijn. Dan was er natuurlijk nog de optie om eerst de metingen af te nemen bij stoel A, en daarna de metingen bij stoel B op een ander tijdstip, maar wel in hetzelfde lokaal op een ander tijdstip. Dit was ook geen mogelijkheid, want mensen zijn rond bepaalde tijdstippen van de dag immers geconcentreerder dan op andere tijdstippen. Er is dus voor gekozen om de stoelen in hetzelfde lokaal neer te zetten. Dit is dus wel een variabele die invloed zou kunnen hebben op de resultaten, maar als dit anders zou worden gedaan, zouden er andere variabelen zijn die dan waarschijnlijk een grotere invloed zouden hebben op de resultaten. Toen het filmpje afgelopen was mochten de leerlingen de vragenlijst omdraaien en de vragen beantwoorden. Van tevoren werd er verteld dat het heel belangrijk was voor de resultaten dat de leerlingen de vragen alleen beantwoorden. De klassen waren best vol en dus was het moeilijk om iedereen te controleren of ze ook daadwerkelijk niet bij elkaar afkeken of overlegden. Als er werd opgemerkt dat leerlingen afkeken of overlegden werd daar gelijk iets van gezegd. Er is waarschijnlijk ondanks de opmerkingen wel afgekeken en overlegd. Dit zou invloed kunnen hebben gehad op de resultaten.

24


11.5 Aanbevelingen voor vervolgonderzoek Stoelen die voldoen aan de NEN-norm stimuleren de zithouding van de leerling. Dus het zou kunnen zijn dat de zithouding van de leerling de concentratie beĂŻnvloedt. Hier zou nog verder onderzoek naar gedaan kunnen worden. Het experiment had per klas langer kunnen duren. Dat er bijvoorbeeld twee lesuren tussen meting 1 en meting 2 zaten. Dan zouden de leerlingen meer concentratieverval vertonen. Niet alleen de leerlingen op stoel B, maar ook de leerlingen op stoel A. Na lange tijd op een stoel te zitten, zal de leerling veel sneller afgeleid zijn door de stoel. Door de beperkte tijd en het gebrek aan blokuren, was dit niet mogelijk. Dit zou dus een optie voor verder onderzoek kunnen zijn. Als er een langere tijd was genomen, was het verschil tussen de eerste meting en de tweede meting groter geweest bij stoel B en misschien ook bij stoel A. Hierdoor kan het zijn dat naast de stoel, het tijdsverloop ook een grote invloed heeft op de concentratie. Dus een verlenging van de tijd van de les zou kunnen betekenen dat de verschillen tussen de eerste en de tweede test groter worden. Hiermee zouden ook de verschillen tussen de twee stoelen duidelijker worden. Het zou ook kunnen betekenen dat de resultaten van de experimenten meer beĂŻnvloed zouden worden door de lange tijd waardoor de resultaten minder betrouwbaar worden. Concentratie neemt met het verloop van tijd immers af. Ten slotte zou het experiment nog uitgevoerd kunnen worden met meer proefpersonen, zodat de resultaten nog nauwkeuriger zijn.

25


B RONNEN Kovรกcs, F. (2015, januari 3). Attention tests. Opgehaald van How psychology tests brain injury: http://www.how-psychology-tests-brain-injury.com/aandacht-tests.html NEN. (sd). Wat is normalisatie? Opgehaald van NEN: https://www.nen.nl/Normontwikkeling/Wat-isnormalisatie.htm Niekerk, S.-M. v. (2008, augustus 20). Photographic measurement of upper-body sitting posture of high school students: A reliability and validity study. Opgehaald van BioMed Central: https://bmcmusculoskeletdisord.biomedcentral.com/articles/10.1186/1471-2474-9-113 Staarink, H. (1999). De kunst van het zitten. Gottmer Uitgevers Groep B.V.

26


B IJLAGEN Bijlage 1, vragenlijst over de trein bij een stoel die niet voldoet aan de NEN-norm.

27


Bijlage 2, vragenlijst over de trein bij een stoel die wel voldoet aan de NEN-norm.

28


Bijlage 3, vragenlijst over de chainreaction bij een stoel die niet voldoet aan de NEN-norm.

29


Bijlage 4, vragenlijst over de chainreaction bij een stoel die wel voldoet aan de NEN-norm.

Bijlage 5, afmetingen bij norm NEN 1729-1:2015 en 30


Bijlage 6, afmetingen bij norm NEN 1729-1:2015 en

Bijlage 7 afmeting bij norm NEN 1729-1:2015 en

Bijlage 8, uitgebreide tabellen van de afmetingen van de stoelen van het csg Bogerman. 31


Stoel 1

Onze meting

NEN- norm

Voldoende?

Bereik van de knieholte

43

43.5 tot 48.5

Nee

Hoogte van de stoel

46

36 tot 56

Ja

Diepte van de stoel

35

17 tot 67

Ja

Breedte van het zitvlak

37.5

Minimaal 38

Nee

De afstand tussen punt s en de rugleuning

0

Maximaal 5

Ja

Hoogte rugleuning

18.5

Minimaal 10

Ja

Breedte rugleuning

37

Minimaal 33

Ja

Helling van het zitvlak

5

-5 tot 7

Ja

Hoek tussen de rugleuning en het zitvlak

100°

95° tot 110°

Ja

Stoel 2

Onze meting

NEN- norm

Voldoende?

Bereik van de knieholte

44

43.5 tot 48.5

Ja

Hoogte van de stoel

47

36 tot 56

Ja

Diepte van de stoel

49.5

17 tot 67

Ja

Breedte van het zitvlak

40

Minmaal 38

Ja

De afstand tussen punt x en de rugleuning

8

Maximaal 5

Nee

Hoogte rugleuning

20.5

Minimaal 10

Ja

Breedte rugleuning

41.5

Minimaal 33

Ja

Helling van het zitvlak

-5°

-5 tot 7

Ja

Hoek tussen de rugleuning en het zitvlak

100°

95° tot 110°

Ja

Stoel 3

Onze meting

NEN- norm

Voldoende?

Bereik van de knieholte

43

43.5 tot 48.5

Nee

Hoogte van de stoel

46

36 tot 56

Ja

Diepte van de stoel

35

17 tot 67

Ja

Breedte van het zitvlak

38

Minmaal 38

Ja

De afstand tussen punt x en de rugleuning

1

Maximaal 5

Ja

Hoogte rugleuning

21.5

Minimaal 10

Ja

Breedte rugleuning

36

Minimaal 33

Ja

Helling van het zitvlak

-4°

-5 tot 7

Ja

32


Hoek tussen de rugleuning en het zitvlak

100°

95° tot 110°

Ja

Stoel 4

Onze meting

NEN- norm

Voldoende

Bereik van de knieholte

43

43.5 tot 48.5

Nee

Hoogte van de stoel

46.5

36 tot 56

Ja

Diepte van de stoel

40

17 tot 67

Ja

Breedte van het zitvlak

37.5

Minmaal 38

Nee

De afstand tussen punt x en de rugleuning

2

Maximaal 5

Ja

Hoogte rugleuning

19.5

Minimaal 10

Ja

Breedte rugleuning

37

Minimaal 33

Ja

Helling van het zitvlak

-3°

-5 tot 7

Ja

Hoek tussen de rugleuning en het zitvlak

102°

95° tot 110°

Ja

Stoel 5

Onze meting

NEN- norm

Voldoende

Bereik van de knieholte

44.5

43.5 tot 48.5

Ja

Hoogte van de stoel

55

36 tot 56

Ja

Diepte van de stoel

45

17 tot 67

Ja

Breedte van het zitvlak

38

Minmaal 38

Ja

De afstand tussen punt x en de rugleuning

7

Maximaal 5

Nee

Hoogte rugleuning

19

Minimaal 10

Ja

Breedte rugleuning

37

Minimaal 33

Ja

Helling van het zitvlak

-6°

-5 tot 7

Nee

Hoek tussen de rugleuning en het zitvlak

103°

95° tot 110°

Ja

Stoel 6

Onze meting

NEN- norm

Voldoende

Bereik van de knieholte

43

43.5 tot 48.5

Nee

Hoogte van de stoel

45

36 tot 56

Ja

Diepte van de stoel

36

17 tot 67

Ja

Breedte van het zitvlak

41

Minimaal 38

Ja

De afstand tussen punt x en de rugleuning

0

Maximaal 5

Ja

Hoogte rugleuning

30

Minimaal 10

Ja

Breedte rugleuning

39

Minimaal 33

Ja

33


Helling van het zitvlak

-7°

-5 tot 7

Nee

Hoek tussen de rugleuning en het zitvlak

100°

95° tot 110°

Ja

Stoel 7

Onze meting

NEN- norm

Voldoende?

Bereik van de knieholte

46

43.5 tot 48.5

Ja

Hoogte van de stoel

46

36 tot 56

Ja

Diepte van de stoel

40.5

17 tot 67

Ja

Breedte van het zitvlak

44

Minimaal 38

Ja

De afstand tussen punt x en de rugleuning

0

Maximaal 5

Ja

Hoogte rugleuning

36

Minimaal 10

Ja

Breedte rugleuning

42.5

Minimaal 33

Ja

Helling van het zitvlak

-5 tot 7

Ja

Hoek tussen de rugleuning en het zitvlak

102°

95° tot 110°

Ja

Stoel 8

Onze meting

NEN- norm

Voldoende

Bereik van de knieholte

43

43.5 tot 48.5

Nee

Hoogte van de stoel

47

36 tot 56

Ja

Diepte van de stoel

44

17 tot 67

Ja

Breedte van het zitvlak

39

Minimaal 38

Ja

De afstand tussen punt x en de rugleuning

6

Maximaal 5

Nee

Hoogte rugleuning

37

Minimaal 10

Ja

Breedte rugleuning

38

Minimaal 33

Ja

Helling van het zitvlak

-5°

-5 tot 7

Ja

Hoek tussen de rugleuning en het zitvlak

104°

95° tot 110°

Ja

Onze meting

NEN- norm

0

Stoel 9

34


Bereik van de knieholte

43

43.5 tot 48.5

Nee

Hoogte van de stoel

47

36 tot 56

Ja

Diepte van de stoel

38

17 tot 67

Ja

Breedte van het zitvlak

38

Minimaal 38

Ja

De afstand tussen punt x en de rugleuning

7.5

Maximaal 5

Nee

Hoogte rugleuning

20

Minimaal 10

Ja

Breedte rugleuning

40

Minimaal 33

Ja

Helling van het zitvlak

3째

-5 tot 7

Ja

Hoek tussen de rugleuning en het zitvlak

94째

95째 tot 110째

Nee

35


Bijlage 9, de opgemeten stoelen Stoel 1

Stoel 2

Stoel 3

36


Stoel

4

Stoel 5

Stoel 6

37


Stoel 7

Stoel 8

38


Stoel 9

39


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.