Comenius marienburg pws educatieve gevolgen van inkomensongelijkheid voor kinderen in leeuwarden max

Page 1

Educatieve gevolgen van inkomensongelijkheid voor kinderen in Leeuwarden Wat zijn de gevolgen van inkomenson gelijkheid in Leeuwarden voor het educatieve niveau van een kind en wat kunnen de oorzaken hiervan zijn?

Auteurs: Profiel: School: Klas: Begeleider: Inleverdatum:

Max Postma; Economie en Maatschappijwetenschappen Ytsen Veenstra; Economie en Aardrijkskunde Jelmer van Slooten; Economie en Aardrijkskunde Economie en Maatschappij CSG Comenius MariĂŤnburg A6C Meneer van Nuil 30-9-2016


Inleiding Ons onderzoek gaat over de gevolgen van inkomensongelijkheid voor kinderen met betrekking tot hun educatieve mogelijkheden. Wij hebben dit onderwerp gekozen omdat inkomensongelijkheid steeds meer in het nieuws komt. Het lijkt een groeiend probleem in onze samenleving. Je hoort regelmatig dat de kloof tussen arm en rijk steeds groter wordt (Volkskrant, 2016) en daarom willen wij gaan onderzoeken of dit ook invloed heeft op het onderwijs. Volgen kinderen uit een ’rijk’ milieu ook vaker een hoger niveau dan kinderen uit een ’arm’ milieu? Ons onderzoek heeft betrekking op de sociale wetenschap. Wij doen dit onderzoek om erachter te komen of je de gevolgen van inkomensongelijkheid ook terugziet in de niveauverdeling van kinderen in het middelbaar onderwijs. Wij willen erachter komen wat de mogelijke oorzaken van deze niveauverschillen kunnen zijn. Wanneer wij een verband constateren tussen inkomensongelijkheid en de vervolgopleiding van kinderen, kan dit voor groot belang zijn voor de samenleving. Een vervolgonderzoek zou kunnen zijn dat men oplossingen gaat zoeken voor deze toenemende kloof in het onderwijs, zodat de verschillen kleiner worden en Nederland een verbetering laat zien op het gebied van gelijkheid in het onderwijs. Een ander vervolgonderzoek zou kunnen zijn dat men gaat onderzoeken of kinderen uit een relatief arm milieu beter of juist slechter zijn in bepaalde vakken in vergelijking met kinderen uit een relatief rijk milieu. Hierdoor kan er in de toekomst gerichter lesgegeven worden, omdat de niveaus van de kinderen grotendeels bekend zijn geworden. Voor ons onderzoek hebben wij drie deelvragen opgesteld, namelijk: 1.Vanaf wanneer mag je een bepaalde wijk arm of rijk noemen en hoe valt dit toe te passen op ons onderzoek? 2. Is er een verband tussen de locatie van een basisschool in een arme of rijke wijk en de vervolgopleiding van de leerlingen? 3. Welke factoren liggen ten grondslag aan het resultaat van ons onderzoek? Wij veronderstellen dat kinderen uit een ‘rijk’ milieu vaker naar een hoger niveau gaan dan kinderen uit een ‘arm’ milieu, omdat wij verwachten dat mensen uit een ‘rijk’ milieu beter geschoold zijn en dit genetisch zullen overdragen op hun kinderen. Bovendien denken wij dat deze mensen hun kinderen meer zullen stimuleren om hun best te doen op school. (Huygen, 2016) Wij hebben voor ons onderzoek gezocht naar geschikte scholen. Hierbij hebben we onlineonderzoek gedaan om te bepalen wanneer een school in ‘arme’ of ‘rijke’ buurt ligt. Uiteindelijk kwamen we tot de conclusie dat de Maximaschool (Zuiderburen) en School X de geschikte scholen zijn. School X is een school uit Leeuwarden, gevestigd in de 16e armste wijk van Nederland (de Huis aan Huis, 2014). Om privacy redenen mogen wij de naam van deze school niet noemen. Van deze scholen hebben wij informatie gekregen over de vervolgopleidingen van de leerlingen uit groep 8 over de afgelopen vier jaren. Hierna hebben wij de verkregen gegevens uitgewerkt. Vervolgens zijn de factoren die een rol spelen in deze resultaten door ons onderzocht met behulp van online-bronnen (zie bronvermelding). Uiteindelijk hebben wij een conclusie getrokken. Ons artikel is opgebouwd uit een voorblad, een inleiding, een hoofdtekst met tussenkopjes, een conclusie, bijlagen en een bronvermelding. Max heeft het voorblad, het hoofdstuk ‘Arm of rijk’ en de conclusie gemaakt. Ytsen heeft het hoofdstuk ‘Mogelijke oorzaken van het resultaat’ en de opmaak van de gehele tekst gemaakt. Jelmer heeft de inleiding, de resultaten en de bronnenlijst uitgewerkt.

1


Arm of rijk? Om het onderzoek goed uit te kunnen voeren, zijn er enkele dingen die voorafgaand vastgesteld moeten worden. Dit betreft het gebied waarin wij ons onderzoek gaan doen. Aangezien wij alle drie uit de provincie Friesland komen leek het ons toepasselijk om de hoofdstad van Friesland, Leeuwarden, als onderzoeksgebied te gebruiken. Ook wisten wij al van tevoren dat er in de stad Leeuwarden een aantal armere wijken zijn en een aantal rijkere wijken, maar vanaf wanneer kun je een wijk definiëren als een arme wijk of een rijke wijk? Om deze, tóch wel, cruciale vraag te beantwoorden maken we gebruik van een aantal pijlers, waarvan wij vinden dat deze kunnen bewijzen dat een wijk als arm of rijk kan worden beschouwd. Deze pijlers zijn: - Gemiddeld inkomen per inwoner - Gemiddelde woningwaarde - Gemiddelde vraagprijs per vierkante meter - Percentage lage inkomens tegenover percentage hoge inkomens - Percentage huurwoningen tegenover percentage koopwoningen - Aantal bijstandsuitkeringen per 1000 inwoners Maar hoe kunnen deze pijlers laten zien of een wijk als arm of rijk kan worden beschouwd? De eerste vier pijlers geven weer hoeveel iets waard is in een bepaalde wijk. Als iets een hogere waarde heeft dan elders, wordt er vaak gezegd dat de ene wijk rijker is dan de andere wijk. Zo geldt dit natuurlijk ook andersom voor ‘arme’ wijken. In deze wijken zie je juist dat deze waarden een stuk lager liggen dan bijvoorbeeld het gemiddelde van Leeuwarden. Een hoog percentage huurwoningen in een wijk kan er ook op duiden dat er meer mensen in die wijk wonen die zich geen hypotheek kunnen veroorloven. Dit kan ook weer worden gedefinieerd als arm. Tegelijkertijd wordt een wijk met veel koopwoningen juist als rijk beschouwd. Als laatste: veel bijstandsuitkeringen per 1000 inwoners duidt ook op een arme wijk, maar wanneer dit getal juist heel laag is kan deze wijk weer als rijk worden beschouwd. Nu weten we dus welke pijlers bruikbaar zijn voor ons onderzoek, maar hoe komt dit concreet naar voren uit de gevonden waarden? Hieronder hebben wij van twee wijken de gegevens vergeleken met de gemiddelden van Leeuwarden. Daarnaast hebben wij voor een rijke wijk en voor een arme wijk voorwaarden gesteld. Als aan al deze voorwaarden wordt voldaan kunnen wij ook daadwerkelijk concluderen of de wijk bruikbaar is voor ons onderzoek, namelijk als arme wijk of als rijke wijk. Zo zullen wij deze wijken dus ook gaan noemen in dit artikel. Hieronder staan de gegevens van de wijk Zuiderburen ten opzichte van die van Leeuwarden (Centraal Bureau voor Statistiek, 2015) : Tabel 1: Gegevens Zuiderburen t.o.v. Leeuwarden Pijler

Waarde van de gegevens Voorwaarde voor een rijke t.o.v. gegevens Leeuwarden wijk t.o.v. Leeuwarden

Gemiddeld inkomen per inwoner

Zuiderburen: €38.200,Leeuwarden: €19.100,Procentueel verschil: +100%

Procentueel verschil: +20% Rijke wijk en hoger

Gemiddelde woningwaarde

Zuiderburen: €280.000,Leeuwarden: €141.000,Procentueel verschil: +98.6%

Procentueel verschil: +20% Rijke wijk en hoger

Gemiddelde vraagprijs per vierkante meter

Zuiderburen: €2.025,Leeuwarden: €1.593,Procentueel verschil: +27.1%

Procentueel verschil: +20% Rijke wijk en hoger

2

Conclusie


Percentage lage inkomens ↔ Percentage hoge inkomens

Zuiderburen: 23% ↔ 33% Leeuwarden: 48% ↔ 12%

Lager percentage lage inkomens Hoger percentage hoge inkomens

Rijke wijk

Percentage huurwoningen ↔ Percentage koopwoningen

Zuiderburen: 20% ↔ 80% Leeuwarden: 48% ↔ 50%

Lager percentage huurwoningen Hoger percentage koopwoningen

Rijke wijk

Zuiderburen: 10 per 1.000 Leeuwarden: 79 per 1.000 Procentueel verschil: -50% Rijke wijk Procentueel verschil: en lager -87.3% Aan de hand van deze gegevens kunnen wij vaststellen dat de wijk Zuiderburen bruikbaar is voor ons onderzoek als een rijke wijk. Als tweede wijk gaan wij onderzoeken of de 16e armste wijk van Nederland ook geschikt is voor ons onderzoek. Vanaf nu zullen wij de 16e armste wijk omschrijven als wijk Y. Hieronder geven wij de gegevens van wijk Y ten opzichte van die van Leeuwarden (Centraal Bureau voor Statistiek, 2015): Aantal bijstandsuitkeringen per 1000 inwoners

Tabel 2: Gegevens 16e armste wijk van Nederland t.o.v. Leeuwarden Pijler

Waarde van de gegevens Voorwaarde voor een arme t.o.v. gegevens Leeuwarden wijk t.o.v. Leeuwarden

Conclusie

Gemiddeld inkomen per inwoner

Wijk Y: €14.200,Leeuwarden: €19.100,Procentueel verschil: -25.7%

Procentueel verschil: -20% of lager

Arme wijk

Gemiddelde woningwaarde

Wijk Y €109.200,Leeuwarden: €141.000,Procentueel verschil: -22.5%

Procentueel verschil: -20% of lager

Arme wijk

Gemiddelde vraagprijs per vierkante meter

Wijk Y: €1.191,Leeuwarden: €1.593,Procentueel verschil: -25.2%

Procentueel verschil: -20% of lager

Arme wijk

Percentage lage inkomens ↔ Percentage hoge inkomens

Wijk Y: 59% ↔ 5% Leeuwarden: 48% ↔ 12%

Hoger percentage lage inkomens Lager percentage hoge inkomens

Arme wijk

Percentage huurwoningen ↔ Percentage koopwoningen

Wijk Y: 79% ↔ 20% Leeuwarden: 48% ↔ 50%

Hoger percentage huurwoningen Lager percentage koopwoningen

Arme wijk

Aantal bijstandsuitkeringen per 1000 inwoners

Wijk Y: 209 per 1.000 Leeuwarden: 79 per 1.000 Procentueel verschil: +164.6%

Procentueel verschil: +50% Arme wijk of hoger

Hieruit kunnen wij concluderen dat ook Wijk Y bruikbaar is voor ons onderzoek als arme wijk. Met deze informatie vers in ons geheugen kunnen we dit ook echt daadwerkelijk toe gaan passen op ons onderzoek.

3


Resultaten Wij hebben natuurlijk niet zonder reden de wijken Zuiderburen en wijk Y vergeleken, want in deze wijken liggen ook de twee scholen die wij voor ons onderzoek gebruiken. Nadat we tot de conclusie waren gekomen dat we wijk Y een relatief arme wijk kunnen noemen en dat we Zuiderburen een relatief rijke wijk kunnen noemen, zijn wij op zoek gegaan naar scholen die mee wilden werken met ons onderzoek. De Maximaschool (Zuiderburen) en School X (Wijk Y) waren bereid medewerking te verlenen. Wij hebben gegevens ontvangen van de directeuren van de scholen (om privacy redenen mogen wij de namen niet noemen) van de afgelopen vier jaren met betrekking tot de groep 8-kinderen. Ons onderzoek is verdeeld over vier jaren, zodat we een afwijking in de normale situatie kunnen uitsluiten. Als je conclusies trekt over ĂŠĂŠn jaar, zou dit een vertekend beeld geven. Daarnaast hebben wij expres deze twee scholen gekozen, omdat het type onderwijs en de methodes nagenoeg gelijk zijn. Ze vallen namelijk onder dezelfde scholengemeenschaap; het PCBO. Grafiek 1 t/m 4: Gemiddelde resultaat scholen, verdeeld over niveaus en in hoger en lager onderwijs

Vervolgopleiding Maximaschool gemiddelde 2012-2016 verdeeld in hoger en lager onderwijs

Vervolgopleiding Maximaschool gemiddeld over 2012-2016

11,4% 32,7% 22,5%

VMBO Basis/Kader 33,9%

VMBO TL

66,1%

HAVO 33,4%

VWO/Gymnasium

Vervolgopleiding school X over 2012-2016

30,1%

Vervolgopleiding School X gemiddelde 2012-2016 verdeeld in hoger en lager onderwijs

VMBO Basis/Kader

7,3% 17,4%

Hoger onderwijs (HAVO/VWO) Lager onderwijs (VMBO Basis/Kader/TL)

45,2%

VMBO TL

24,7%

HAVO

75,3%

VWO/Gymnasium

Hoger onderwijs (HAVO/VWO/Gymn asium) Lager onderwijs (VMBO Basis/Kader/TL)

Zoals hierboven te zien is gaan er gemiddeld 66,1% van de kinderen uit groep 8 van de afgelopen vier jaar van de Maximaschool naar het hoger onderwijs (HAVO/VWO) en slechts 33,9% naar het lager onderwijs (VMBO Basis/Kader/TL). Aan de andere kant gaan er gemiddeld 24,7% van de kinderen uit groep 8 van de afgelopen vier jaar van School X naar het hoger onderwijs en maar liefst 75,3% naar het lager onderwijs. Aan de hand van deze gegevens kun je wel degelijk concluderen, dat je de gevolgen van inkomensongelijkheid ook terugziet in de vervolgopleidingen en daarbij de educatieve mogelijkheden van een kind. Je ziet namelijk dat een kind uit een rijk milieu vaker naar het hoger onderwijs gaat, dan kinderen uit een arm milieu. 4


Mogelijke oorzaken van het resultaat Het is zeer interessant voor ons onderzoek om stil te staan bij factoren die vervolgopleidingen van kinderen beïnvloeden. Uit ons onderzoek kan, zoals we verwachten, geconcludeerd worden dat er in arme wijken procentueel minder kinderen naar een hoge vervolgopleiding gaan dan in rijke wijken. De resultaten liegen niet, maar waarom is dit verschil zo duidelijk aanwezig? Is dit gewoonweg doordat rijke ouders meer geld hebben om hun kind succesvol te maken, of spelen er hele andere zaken een rol? Het is belangrijk dat wij een helder beeld krijgen van de oorzaken van deze resultaten. Als je deze kwestie intypt op het internet, komt er tussen de duizenden zoekresultaten een factor vaak en sterk naar boven, namelijk het milieu waarin je opgroeit. Dit bepaalt voor een groot deel wie je bent, met wat voor mensen je omgaat en wat je houding is tegenover school en je eigen toekomst. Dit klinkt allemaal best logisch, je kunt je natuurlijk voorstellen dat je anders tegen dingen aankijkt als je in een buurt woont waar je ’s avonds eigenlijk niet alleen over straat durft, dan wanneer je opgroeit op een plek waar een gemoedelijke sfeer heerst. Dit alles simpelweg door de manier waarop je in aanraking komt met de wereld om je heen. In een arme buurt zijn er relatief veel mensen werkeloos en hebben veel mensen schulden. Doordat er toch geld verdiend moet worden krijg je in zo’n buurt al snel te maken met illegale handel en dergelijke zaken. Hierdoor krijg je indirect sneller te maken met de politie en overheid. Kinderen van onze onderzoeksleeftijd zullen waarschijnlijk niet direct betrokken zijn bij zulke zaken, maar ze zijn er dichtbij betrokken en dat drukt een stempel op je bestaan. Het feit dat het percentage werklozen in een arme wijk aanzienlijk groter is dan in een rijke wijk, brengt een nieuwe oorzaak met zich mee. De kans dat de ouders van de kinderen die wij onderzoeken werkloos zijn, is in het geval van ons onderzoek in wijk Y een stuk groter dan in Zuiderburen. De invloed van werkloze ouders op de gezinssituatie en de kinderen wordt misschien onderschat; in werkelijkheid bepaalt het sterk hoe kinderen zich gaan gedragen buitenshuis. Werkeloze ouders in een arme wijk komen niet snel aan een nieuwe baan, waardoor ze langdurig thuis zitten. Hun kinderen gaan dit gedrag overnemen, ze blijven weg van school en doen andere dingen met hun zelfgecreëerde vrije tijd, denk hierbij aan overlast en vernielingen. Als je ouders in een arme wijk vergelijkt met de ouders uit een rijke wijk, valt het op dat de ouders in de rijke wijk hun kind(eren) meer aansporen om hun best te doen op school. Dit wordt gedaan door bijvoorbeeld op een bepaald moment van de dag, zoals direct uit school, het kind te verplichten huiswerk te maken. Zij houden veel toezicht op wat hun kind doet voor school. Dit wordt mogelijk, en zeer waarschijnlijk veroorzaakt door het besef dat scholing van belang is voor de toekomst. Zij, de ouders, hebben vroeger goed hun best gedaan en hebben nu alles goed voor elkaar. Ze willen niet dat hun kind ‘faalt’ in het leven. Zij dienen eigenlijk net zo succesvol te worden als hun ouders. In armere wijken is dat besef veel minder sterk. In deze wijken werken lang niet alle mensen en zijn zogenaamde tweeverdieners al helemaal zeldzaam. Doordat er per gezin altijd wel iemand thuis is, wordt er veel gekletst met buren et cetera. Dit wordt als ‘gezelligheid’ beschouwd onder de bewoners. Hierdoor zullen deze ouders minder druk zetten op hun kinderen om het goed te doen op school, omdat zij van zichzelf niet vinden dat ze een slecht leven hebben. Ze denken niet “” straks wordt ons kind net zoals wij”. Daar zou immers niks mis mee zijn. (Huygen, 2016) Natuurlijk kun je niet alles schuiven op het milieu waarin je opgroeit. Het opleidingsniveau welke je na de basisschool gaat doen, wordt ook voor een groot deel bepaald door de genen van je familie. Dat wil zeggen: als je in een goede buurt opgroeit betekent dat niet per definitie dat je slimmer bent dan iemand die dat niet doet. Toch blijkt dat kinderen uit een rijk gezin en dan ook uit een rijke buurt die dezelfde score op de Citotoets hebben gehaald als kinderen uit een arm gezin, procentueel sneller tot de HAVO of het VWO worden toegelaten. Zeventig procent van kinderen met hoogopgeleide ouders wordt toegelaten op hoger onderwijs, terwijl dat bij kinderen met laagopgeleide ouders slechts vijftig procent is. Hierbij geldt echter dat elk kind dezelfde CITO score heeft gehaald, namelijk 545-550.

5


In het geval dat het rijke en het arme kind beide van de basisschool naar een hoge middelbare opleiding gaan, zal je toch zien dat het kind met de hoogopgeleide ouders deze opleiding gemakkelijker en zeer waarschijnlijk gaat halen dan het kind met de laagopgeleide ouders. Het ene kind is niet per se slimmer of dommer dan het andere, maar er zijn een aantal redenen waarom dit zo is. Hoogopgeleide ouders geven bijvoorbeeld vaker aan met hun kind te praten over school en huiswerk en zouden beter bereid zijn om te helpen met huiswerk, plannen en leren dan laagopgeleide ouders. Of dit een sterk bepalende oorzaak is voor de slagingskans van een kind, blijft de vraag. Er is echter een aantal minder bewuste processen die hierin meespelen en bovendien verklaren deze processen meer dan de eerstgenoemde oorzaak. Om te beginnen hebben hoogopgeleide ouders een ander, hoger ‘niveau’ in taalgebruik dan ouders die niet hoog zijn opgeleid. Kinderen van hooggekwalificeerde ouders zijn gewend aan dit taalgebruik, terwijl de andere kinderen zich in een voor hen grotendeels nieuwe taalwereld storten met formeler taalgebruik. Het is lastig om hier op korte termijn volledig gewend aan de raken, waardoor deze kinderen meer moeite moeten doen om school te volgen en het uiteindelijk misschien niet meer kunnen bijhouden. Doordat de ouders van deze kinderen niet over voldoende financiële middelen beschikken om hun kind bijvoorbeeld bijles te laten volgen, kan dit tot gevolg hebben dat ze blijven zitten of moeten afstromen. Dit ligt dan niet aan hun intelligentie. Ook is het voor veel kinderen erg vroeg om op die leeftijd waarop ze naar een andere school gaan, een beslissing te maken welke hun toekomst beïnvloed. Dit kan voor sommigen een te grote stap zijn om ineens te maken en dit zie je vooral terug bij kinderen uit arme wijken. Het verschil tussen hun woonplaats en een hoge middelbare studie is simpelweg te groot. (Vissers, 2016) Door deze feiten is het dan ook geen verrassing dat, nadat kinderen uit wat voor gezin dan ook HAVO of VWO zijn gaan doen, er meer kinderen van hoogopgeleide ouders zijn die na een studietijd met hooggekwalificeerde certificaten rondlopen dan kinderen van laagopgeleide ouders. Dit wordt ook aangetoond door een onderzoek van het CBS, dat hier vanaf eind vorige eeuw tot zeer recentelijk onderzoek naar heeft gedaan. Of de financiële situatie van ouders een grote rol speelt in de studieloopbaan van hun kind is, kan van verschillende kanten worden bekeken. Zo bepaalt geld niet hoe slim je bent, maar is weinig geld, en woonachtig in een arme wijk vrij bepalend voor je toekomst.

Conclusie De hoofdvraag was: ‘Wat zijn de gevolgen van inkomensongelijkheid in Leeuwarden voor het educatieve niveau van een kind en wat kunnen de oorzaken hiervan zijn?’ Aan de hand van de resultaten valt wel degelijk te concluderen dat het milieu, arm of rijk, een rol kan spelen bij het educatie niveau van een kind. Zo zul je kinderen uit een rijke wijk vaker tegenkomen op HAVO/VWO dan kinderen uit een arme wijk. De factor die hierbij toch wel de grootste rol zal spelen is dat rijke ouders vaak meer kennis hebben dan armere ouders en dit dus ook op een bepaalde manier door zullen geven aan hun kind. Daarnaast is er vastgesteld dat rijke ouders hun kinderen meer stimuleren om goed hun best te doen op school om zo hetzelfde te bereiken als zijzelf. Deze stimulatie kan op verschillende manieren in praktijk worden gebracht, namelijk van helpen bij het maken van huiswerk tot het geven van geld bij het behalen van een bepaald cijfer.

Discussie Om dit onderzoek nog betrouwbaarder te laten verlopen, hadden wij in plaats van de twee onderzochte scholen meer scholen kunnen betrekken bij ons onderzoek. In eerste instantie hebben we dit geprobeerd, maar niet alle partijen wilden meewerken. Het geven van vertrouwelijke informatie over scholieren was voor veel scholen een probleem. Een suggestie voor een vervolgopleiding zou een onderzoek naar de oplossingen van de toenemende kloof in het onderwijs kunnen zijn. Een ander vervolgonderzoek wordt besproken in de inleiding. 6


Bronvermelding

Broek, A. t. (2010, Maart 5). Opgroeien in een slechte wijk. Opgeroepen op September 18, 2016, van Kennislink: http://www.kennislink.nl/publicaties/opgroeien-in-een-slechte-wijk Centraal Bureau voor Statistiek. (2015). Bilgaard. Opgeroepen op Septemberr 18, 2016, van weetmeer: http://data.weetmeer.nl/buurt/item/view/00802101 Centraal Bureau voor Statistiek. (2015). Zuiderburen. Opgeroepen op September 18, 2016, van weetmeer: http://data.weetmeer.nl/buurt/item/view/00805003 Centraal Bureau voor Statistiek. (2016). Buurtgegevens Zuiderburen - Gemeente Leeuwarden. Opgeroepen op September 18, 2016, van straatinfo: http://leeuwarden.straatinfo.nl/buurtgegevens/Zuiderburen+-+Gemeente+Leeuwarden/ de Huis aan Huis. (2014, Maart 14). Leeuwarden voert ranglijst armste wijken van Nederland aan. Opgeroepen op 18 September, 2016, van de Huis aan Huis: http://www.dehuisaanhuis.nl/nieuws/35825/leeuwarden-voert-ranglijst-armste-wijkenvan-nederland-aan/ Huygen, M. (2016, April 13). De ouders zitten er bovenop. Opgeroepen op September 18, 2016, van nrc: http://www.nrc.nl/nieuws/2016/04/13/de-ouders-zitten-er-bovenop-1611457a930879 Kamerman, S. (2016, April 22). Verslag uit de kloof tussen arm en rijk. Opgeroepen op September 18, 2016, van nrc: http://www.nrc.nl/nieuws/2016/04/22/verslag-uit-de-kloof-tussenarm-en-rijk-1610352-a1070451 Obink, H. (2016, April 27). Kansarm en kansrijk kind spelen niet samen. Opgeroepen op September 18, 2016, van Trouw: http://www.trouw.nl/tr/nl/4492/Nederland/article/detail/4308651/2016/05/27/Kansarm -en-kansrijk-kind-spelen-niet-samen.dhtml Vink, A. (2016, April 13). Wat kunnen we doen aan de toenemende ongelijkheid in het Nederlandse onderwijs. Opgeroepen op September 18, 2016, van De Correspondent BV: https://decorrespondent.nl/4318/Wat-kunnen-we-doen-aan-de-toenemendeongelijkheid-in-het-Nederlandse-onderwijs-/160571596306-4ad09289 Vissers, P. (2016, September 8). Kind hoogopgeleidde ouders vaker naar vwo. Opgeroepen op September 18, 2016, van de Trouw: http://www.trouw.nl/tr/nl/39683/nbsp/article/detail/4372405/2016/09/08/Kindhoogopgeleide-ouders-vaker-naar-vwo.dhtml Volkskrant. (2013, September 23). Kloof tussen arm en rijk sneller gegroeid dan gedacht. Opgeroepen op September 18, 2016, van Volkskrant: http://www.volkskrant.nl/binnenland/kloof-tussen-arm-en-rijk-sneller-gegroeid-dangedacht~a3516931/ 7


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.