Het friese paard profielwerkstuk annette castelein

Page 1

Het Friese paard Van landbouw naar luxe

Profielwerstuk van Annette Castelein Dockinga College, te Dokkum Afdeling vwo, Biologie 6Vb

2014 - 2015

Dhr. drs. H.J. Korte Mw. Ing. G. van der Wal


Inhoudsopgave

Voorwoord Vraag een jong meisje van de basisschool wat ze wil worden en ongetwijfeld zal zij ‘prinses!’ roepen. Toen men mij hetzelfde vroeg in de 6e groep van de basisschool, riep ik enthousiast ‘dierenarts!’. Door de jaren heen heb ik me meer georiënteerd in beroepsrichtingen, vooral afgelopen jaar, maar door de jaren heen is mijn antwoord op die vraag hetzelfde gebleven. Nog steeds is mijn grootste droom om later, wat al over iets meer dan een jaar is, diergeneeskunde te gaan studeren. En dan wil ik me niet specialiseren in huisdieren, nee, gespecialiseerd in paarden. Als grote paardenliefhebber rijd ik al vanaf ik jong was paard en heb ik al meerdere jaren mijn vakantie op een paardrijkamp mogen doormaken. Daar is het niet bij gebleven; een paar jaar geleden heb ik een zoektocht ingezet naar een eigen verzorgpaard. Deze was al snel gevonden: Esther was het eerste paard dat ik tot mijn eigen verzorgpaard mocht benoemen, inclusief de shetlander Geale die haar gezelschap hield. Meerdere jaren heb ik haar met liefde verzorgd en buitenritten met haar gemaakt in weer en wind. Helaas is ze afgelopen jaar in oktober overleden. Ondertussen had ik nog een verzorgpaard gevonden, een zelfverzekerde Fries genaamd Alina. Ook mijn eerste rit met haar, wat een gebroken arm opleverde, deed mijn liefde voor paarden niet stoppen. Toen we de opdracht kregen om een profielwerkstuk te maken, was het onderwerp ‘paarden’ het eerste waar ik aan dacht. En ik dacht dan niet aan ‘zomaar’ een paardenras, maar aan het Friese paard. Het oudste inlandse paardenras wat Friesland wereldwijd aanzien heeft gegeven en waar de inwoners van Friesland oprecht trots op zijn. Zoals Shetlanders weten dat ze klein maar zeker sterk zijn, weten de Friese paarden dat ze door vele ogen bewonderd worden als ze met opgeheven hoofd door het weiland paraderen. Dit wordt prachtig omschreven in het onderstaande citaat: “Daar staat ze. Het Friese paard. Fier. Sterk. Intelligent. Tikkeltje verheven. Alsof ze zich bewust is van de eeuwen die haar voorouders hebben afgelegd. Alsof ze zich bewust is van de plek die ze inneemt in zovele harten.”1 Met mijn onderzoek wil ik graag ingaan op de bijzondere bouw van het Friese paard dat door de jaren heen veel heeft moeten doorstaan en erg veranderd is. Met dit profielwerkstuk wil ik graag ook bij u de interesse in en bewondering voor het Friese ras opwekken.

1¹ http://www.kfps.nl/

2


Hoofdstuk 1: Het paard Voordat we ons gaan verdiepen in het Friese paard gaan we eerst kijken naar de evolutie en de bouw van het paard zodat we de bouw van het Friese paard later in dit werkstuk beter begrijpen.

1.1 Evolutie De historie van het paard begint bij de Hyracotherium, ook wel bekend als de Eohippus. De Hyracotherium is de oudste (bekende) voorouder van het paard en leefde meer dan 60 miljoen jaar geleden in het tijdvak Eoceen. Ze was zo groot als een vos en had aan de voorbenen 4 tenen en aan de achterbenen 3 tenen. Tevens was de paardachtige voorzien van kleine, scherpe tanden en een schutkleur met strepen op de rug. Ze leefde in moerasachtige gebieden en stierf ongeveer 40-35 miljoen jaar geleden uit. De Mesohippus ontwikkelde zich uit deze voorouder. Zij was net wat groter en had ongeveer het formaat van een schaap. Ze leefde in het Oligoceen, 40 tot 26 miljoen jaar geleden, en had aan elk been nog maar 3 tenen, waarbij de middelste wat uitstak en meer lichaamsgewicht dan de overige tenen droeg. Tevens namen de vlekken op de vacht geleidelijk af. In het Mioceen (26-10 miljoen jaar geleden) trad er een klimaatsverandering op: in plaats van bossen ontstonden er grote grasvlaktes en ook werd de grond droger. De Mesohippus ontwikkelde zich toen tot de Miohippus. Deze had langere benen, tanden en hals om het gras makkelijker te bereiken. Inmiddels waren er meer paardachtigen ontstaan. Uit de belangrijkste groep van die paardachtigen vormde de Merychippus zich 20 miljoen jaar geleden. Men zegt dat zij tegelijkertijd met de Miohippus en de Megahippus leefde. Alleen de Merychippus bleef voortbestaan door het principe van ‘survival of the fittest’ (het beste aanpassingsvermogen). De Merychippus had de langste benen, maar geen zachte zool meer zoals haar voorouders.

Afbeelding 1 De evolutie van de paardachtigen

De Pliohippus was de eerste paardachtige met hoeven omgeven door hoornweefsel en kiezen met groeven. Ze was ongeveer 122 centimeter groot en leefde 6 miljoen jaar geleden in het Plioceen. De Pliohippus was de laatste fase van de evolutie van het huidige paard. Uit de Pliohippus ontwikkelde zich namelijk het geslacht Equus. Onder dit geslacht

3


vallen eveneens de ezels en de zebra’s. De Equus Caballus, het huidige paard, ontwikkelde zich ongeveer een miljoen jaar geleden. Intussen stierven alle andere paardachtige dieren, die niet tot de Equus behoorden, uit. Het geslacht Equus is daardoor het enige tot nu toe levende geslacht van de familie Equidae. Rond het einde van de ijstijd, ongeveer 9000 jaar geleden, leefden er enkele typen van de Equus Caballus die van de Pliohippus afstamden. Deze overgebleven typen worden de oertypen van het huidige paard genoemd.2 Tegenwoordig zijn de oertypen van de Equus Caballus nog steeds een discussiepunt. Op Nederlands grondgebied heeft men meerdere fossielen van grote historische paarden opgegraven. Deze kregen verschillende namen als E. Major, E. Bressanus en de E. Robustus, ‘het grote paard’. Waarschijnlijk worden met al deze namen dezelfde soort aangeduid, maar dat is niet geheel duidelijk. Equus Sp. is daarom een geliefder begrip bij paleontologen van bijvoorbeeld Naturalis. 3 Wat men wel op basis van type en bouw kan zeggen, is dat het Friese ras waarschijnlijk uit deze historische paarden heeft ontwikkeld.4

2 Gordon-Watson, Russel Lyon, Montgomery, paardenboek, 16-18 3 http://www.geologievannederland.nl/fossielen/zoogdier-beschrijvingen/groot-paard 4 Pickeral, schoonheid, 57

4


1.2 Anatomie In dit deel behandelen we de benamingen van het uiterlijk en de botten van het Friese paard zodat er later in dit profielwerkstuk geen verwarring optreedt bij een bepaald begrip. 1.2.1. Exterieur

Afbeelding 2 1. Oren 2. Neusvleugels, neusgaten 3. Mond, lippen 4. Keelgang, groeve 5. Nek 6. Manenkam 7. Hals 8. Schoft

9. Schouder 10. Boeg 11. Voorborst 12. Onderarm 13. Voorknie 14. Pijp 15. Kogel 16. Koot

17. Kroonrand 18. Hoef 19. Vetlok 20. Borstkas 21. Buik 22. Flank 23. Rug 24.Lendenen 5


25. Kruis (coupe) 26. Heupknobbel 27. Broekspieren

28. Spronggewricht 29. Hak 30. Knie

1.2.2 Het skelet

Afbeelding 3

1.Voorhoofdsbeen 2. Neusbeen 3. Achterhoofdsbeen 4. Oogkas 5. Jukbeen 6. Bovenkaaksbeen 7. Onderkaaksbeen 8. Eerste halswervel (atlas) 9. Zevende halswervel 10. Eerste borstwervel

11. Borstwervels 12. Lendenwervels 13. Kruisbeen (heiligbeen) 14. Staartwervels 15. Schouderblad 16. Boeggewicht (schoudergewricht) 17. Opperarmbeen 18. Ellebooggewricht 19. Ellepijp met ellepijpshoofd

20. Spaakbeen 21. Voorkniegewricht 22. Haakbeen 23. Pijpbeen met griffelbeentjes 24. Kootgewricht 25. Sesambeentje 26. Kootbeen 27. Kroonbeen 28. Hoefbeen 29. Ribben 6


30. Bekken 31. Heupknobbel 32. Zitbeen 33. Heupgewricht 34. Dijbeen

35. Knieschijf 36. Kniegewricht 37.Scheenbeen (schenkelbeen) 38. Kuitbeen

39. Spronggewricht 40. Hielbeen (hak)

Hoofdstuk 2: Het Friese Paard Nu we alle lichaamsdelen van het paard kunnen benoemen, gaan we ons verdiepen in het oudste inlandse ras: het Friese paard. We gaan in dit hoofdstuk in op de geschiedenis tot 1879 en de kenmerken van het Friese paard.

2.1 Geschiedenis (tot 1879) De Friese paarden werden voor het eerst genoemd in een geschrift rond 122 na Christus. Hierin werd omschreven dat Friese paarden samen met arbeiders naar Noord-Engeland moesten om te werken aan de bouw van de Muur van Hadrianus. Ze waren het favoriete paardenras van de Friese arbeiders door hun wendbaarheid en trotse zelfhouding. In Engeland hebben ze 5 tevens de inheemse rassen beïnvloed, zoals de Fell-pony en de Dales. In de 4e eeuw schreef de schrijver Anthony Dent over Friese troepen met paarden in Carlisle, nog steeds in Noord-Engeland, maar dit maal als krijgsdienst. 6 Tijdens de kruistochten, die van 1095 tot 1271 duurden, gebruikten ridders onder andere het Friese ras. Juist omdat deze hengsten de kracht hadden om het totaal gewicht van de ridder en het harnas te dragen, wat meestal meer dan 250 kilogram woog. Daarnaast hadden ze ook het uithoudingsvermogen voor de lange weg naar Jeruzalem en de strijdlust voor de veldslagen onderweg. Het is bekend dat in Münster (Duitsland) al in 1276 Friese paarden verhandeld werden op de markt. Dit was niet merkwaardig omdat Friesland rond die tijd grotendeels Rooms-katholiek was en veel kloosters had. De kloosters hadden veel grondgebied en daardoor is het aannemelijk dat zij een groot deel van de paardenfokkerij in handen hadden. Tevens hoorde Friesland bij het bisdom van Münster.7 Het Friese paard behield tussen ongeveer 1300 en 1550 haar reputatie. Ze was nog steeds erg populair en ondanks de uitvinding van het buskruit in 1338 werd ze zoals altijd tijdens veldslagen gebruikt als oorlogspaard.8 Na 1500 groeide het nationaliteitsgevoel in Friesland door de instelling van provinciaal bestuur. De taal, cultuur en klederdracht werd steeds meer tot uiting gebracht. Tevens werd de term ‘Friese 5 Pickeral, schoonheid, 57 6 http://www.kfps.nl/HetFriesePaard/Hetfrieschepaard/Historievanpaard.aspx 7 Heuvel, paard,11

7


paarden’ in gebruik genomen.8 Deze term kwam voor het eerst schriftelijk voor in de mededeling dat de Duitse Keurvorst Johan Frederik van Saksen naar de Rijksdags in Spiers in 1544 kwam, natuurlijk te paard op een Friese hengst. Dezelfde hengst bereed hij in 1547 bij de slag bij Muhlberg, waardoor keizer Karel V hem al op grote afstand kon herkennen.⁶ Voor Johan Frederik van Saksen trok de Hongaarse koning Lodewijk II in 1526 tevens ten strijde tegen de Turken op een Friese hengst.9 In 1584 werd Willem Lodewijk van Nassau de stadhouder van Friesland. Hij was een goede bestuurder en veldheer, maar daarnaast gaf hij tevens veel aandacht aan de paardenfokkerij en stelde hij zelfs maatregelen in om de paardenfokkerij te bevorderen. In die tijd heeft het Andalusische paard het Friese ras veel beïnvloed. Dit is terug te zien in etsen (afbeeldingen die gemaakt worden door het inbijten van zuur in een koperen of zinken plaat) van kunstenaars zoals Peter Paul Rubens (1577-1640) en zijn leerling Abraham van Diepenbeeck (15961675) die het paard zo realistisch mogelijk wilden nabootsen. 10 Daarnaast is de oudste ets van de hengst Phryso van Don Juan Afbeelding 4 van Oostenrijk uit 1568 geschilderd door Jan van der Straet De hertog van Newcastle door ook erg bekend geworden.⁶ Abraham van Diepenbeeck e Vanaf halverwege de 16 eeuw kwam het lichtere paard in de mode: het Friese paard was te zwaar. Het Friese ras kreeg het even moeilijk, vooral in combinatie met de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). De Spaanse hertogen en legeraanvoerders bereden in die tijd Andalusische hengsten tijdens de veldslagen. Deze hengsten werden vaak als krijgsbuit mee teruggenomen naar Friesland waar ze Friese merries dekten. Deze invloed van het Andalusische ras is terug te zien in de hoge knie-actie, het kleine hoofd en de zwanenhals.⁸ Het schip ‘De halve Maen’ zeilde in 1609 in dienst van de Oost Indische Compagnie richting Amerika. Daar werd Nieuw Amsterdam, het huidige New York, gesticht. Men kan met zekerheid zeggen dat voor 1625 al Friese paarden naar Nieuw Amsterdam werden vervoerd en vanuit daar zijn ze over het oosten van Amerika verspreid. Het Friese paard heeft in datzelfde gebied het ontstaan van het paardenras Morgan beïnvloed. Qua kleur, type en beweging zijn de overeenkomsten tussen beide rassen treffend. ⁷ In de 16e en 17e eeuw werden er in Europa rijscholen opgericht. De paarden die ze daar gebruikten moesten sterke spieren, botten en genoeg kracht hebben voor de moeilijke sprongen. Hierbij werd het Friese paard , die aan die voorwaarden voldoet, vaak gebruikt. De hertog van Newcastle had rond 1650 in Antwerpen zelfs een eigen rijschool met Friese hengsten.⁸

8 Dijkstra, Hynder, 11 9 Heuvel, paard,12 10 Dijkstra, Hynder, 10

8


Rond die tijd werd het Friese paard tevens als koetspaard gebruikt door adellijke families in Duitsland en Engeland. Zo had de hertog van Devonshire een vierspan Friezen. Ze werden ook door stoeterijen geïmporteerd om het paardenbestand van de desbetreffende stoeterij te verbeteren.

In de 18e eeuw begon men alle paardenrassen door elkaar heen te kruisen. Ondanks maatregelen van de Staten van Friesland verdween het Friese ras langzamerhand. In 1819 werden er regels ingesteld die de zo groot mogelijke zuiverheid van het Friese ras moesten herstellen. Na 1820 brak er een bloeiperiode voor de boeren aan in Friesland. Men kreeg weer oog voor luxere paarden. Doordat de ingestelde regels niet erg hielpen zei men in 1854 al dat het Friese ras niet meer te redden was. De Staten van Friesland stelde zelfs een reglement in dat het Friese ras niet langer beschermde. Tot verbazing van velen keerde het Friese paard toch terug: het Friese paard was bewaard gebleven in het Inlandse paard, die weinig door andere rassen was beïnvloed. 11 12

De 19e eeuw werd zelfs de ‘Eeuw van het rijtuig’. Het Friese paard werd gebruikt voor de sjees en later voor de tilbury die in 1850 de sjees van de weg verdrong. In tegenstelling tot de sjees was de tilbury veel stabieler en had zelfs een afneembare kap die de bestuurders beschermde tegen weer en wind. Tevens hielden ze in de zomer tijdens het dorpsfeest harddraverijen en tuigwedstrijden, waarin het Friese paard in beide uitblonk. Vooral de harddraverijen waren een echt feest. De winnaars kregen kostbare prijzen als gouden of zilveren zwepen, horloges, geldprijzen of andere zilveren voorwerpen. De koningen Willem I, Willem II, Willem III waren alle drie grote fans van de harddraverijen. Ze reikten regelmatig zeer kostbare prijzen uit en woonden de harddraverijen vaak bij. De Friese merrie Sophia blonk zelfs zo uit in het harddraven, dat ze door jaloezie van andere ruiters, die natuurlijk geen kans maakten, in 1875 werd uitgesloten van de Koningsdraverij in Leeuwarden.13 14

11 Heuvel, paard, 12-13 12 Dijkstra, Hynder, 11, 16 13 Heuvel, paard, 13-14 14 Dijkstra, Hynder,11,12,16

9


2.2 Kenmerken Het Friese paard heeft bepaalde kenmerken die raseigen zijn voor haar. Naast haar fijne karakter en veelzijdige bouw heeft ze tevens een trotse uitstraling. We gaan hier in op haar karakter, haar huidige type bouw en de bouw van het landbouw type. Voor het landbouw type was er nog het hoogbenige koets type, maar die laten we in dit hoofdstuk links liggen omdat het in het onderzoek vooral om het huidige en het landbouw type draait.

2.2.1 Het Karakter Het Friese paard heeft een vriendelijk karakter. Ze is werklustig, intelligent en trouw. Tevens is ze gemakkelijk in de omgang en leergierig. Ze is temperamentvol maar daarnaast zeker betrouwbaar. 15 16

2.2.1 Huidige type Erg kenmerkend voor het huidige Friese paard is natuurlijk de gitzwarte kleur, het behang (de vetlokken), de lange manen en staart, de ruime gangen en hoge knie-actie. De schofthoogte van het Friese paard ligt tussen de 1.55 meter en de 1.70 meter (kleinere of soms grotere paarden worden niet opgenomen in het stamboek). Ze is opwaarts gebouwd met een lange hals die veel oprichting vertoont en lichtgebogen is. Daarnaast heeft ze een klein maar edel hoofd met grote, heldere ogen en tevens kleine oortjes. Dit type is lichter, luxer en veelzijdiger vergeleken met het landbouw type.17

Afbeelding 6 Afbeelding 5 Stamboekhengst Lolke 371 Een opwaarts gebouwd paard

15 Koninklijke vereniging ‘’het Friesch Paarden-Stamboek’’, ‘‘karakter’’, Phryso Fokkerij, 34-35 16 http://www.kfps.nl/HetFriesePaard/Hetfrieschepaard/Historievanpaard.aspx 17 Koninklijke vereniging ‘’het Friesch Paarden-Stamboek’’, paard, 15

10


2.2.2 Landbouw type Met het ‘oude’ landbouwtype wordt het Friese paard dat vroeger vooral voor de landbouw werd gebruikt, bedoeld. De bouw van het Friese paard was toen steviger en qua gewicht zwaarder. Ze waren kleiner en hadden naar verhouding kortere benen. Het borst was juist breder zodat ze met hun volle gewicht in het tuig konden hangen. De neerwaartse bouw droeg daar tevens aan mee: door deze bouw kwam het gewicht meer aan op het achterbeen van het paard en kon het paard het gewicht meer en beter dragen met zijn achterhand. 18 Dit type was minder luxe doordat de gangen minder sierlijk werden. 19

Afbeelding 7 Een neerwaarts gebouwd paard.

Afbeelding Afbeelding 7 8 Een neerwaarts Danilo 137 ,gebouwd zoon van paard Vredestichter 127

2.3 Gebruik Het Friese paard wordt voor meerdere doeleinden gebruikt, maar vooral voor de dressuur- en tuigsport. Dit kan zowel recreatief of competitief zijn. Wij gaan hier alleen in op het gebruik van het Friese paard in de dressuur, het tuigen en het mennen. 2.3.1 Dressuur Dressuur is een van de belangrijkste onderdelen van de paardensport. Het doel van dressuuroefeningen is dat de beweging van het paard wordt verbeterd. Het Friese paard is geschikt voor de dressuur omdat zij erg sierlijk is. Door de opwaartse bouw kan zij tevens goed haar gewicht dragen met haar achterhand. 20 Tegenwoordig wordt het Friese paard steeds vaker gebruikt voor de ‘hogere’ dressuur. Zo deed in 2014 voor het eerst een Fries paard, namelijk Anders 18 http://www.kfps.nl/HetFriesePaard/Hetfrieschepaard/Algemeneinformatie.aspx 19 Dijkstra, Hynder, 75

Afbeelding 9 Cheré Burger met Anders 451 11


451 mee aan de Wereldruiterspelen! Met Cheré Burger als ruiter behaalden ze 64,929% in de Grand Prix! 2.3.2 Tuigen Bij het tuigen zijn juist de paarden met veel knie-actie en meer oprichting dan het rij- of menpaard gewenst. Onder het tuigen valt het ringsteken, het tuigen met de sjees en het tuigen met de concourswagen. 21 Bij het ringsteken is het Friese paard voor een authentieke sjees gespannen. De man en vrouw die op de sjees zitten, zijn gekleed in oude Friese kledij. Het doel van het ringsteken is dat de vrouw met haar ‘pistool’ telkens moet proberen de ring te krijgen. Dit is meestal een feestelijke evenement waarbij leuke prijzen zijn te winnen. Bij het tuigen met de sjees wordt het Friese paard weer voor de sjees gespannen en gaan de man of vrouw, of bij tweespan beide, opnieuw in oude Friese kledij. Voor de mannen en voor de vrouwen zijn speciale rubrieken. Dit komt veel voor op het ‘concours hippique’ en wordt net als het ringsteken feestelijk gevierd.

Afbeelding 10 Tuigen met de sjees

Het tuigen met concourswagen is te vergelijken met het tuigen met de sjees. Alleen wordt het paard dan voor een concourswagen met vier wielen gespannen in plaats voor een sjees met twee wielen. Daarnaast zijn ze niet verplicht om Friese kledij te dragen. 22 2.3.3. Mennen Met mennen wordt het aangespannen rijden bedoeld, oftewel met paard en wagen. Deze sport bevat elementen van de dressuur. Hierbij is het vooral belang dat het paard in balans voor de wagen kan lopen. Er worden vaak marathons gehouden die veel het paard (of de paarden) en de menner vragen. Het rijden komt in vele soorten voor: de enkelspan (één dubbelspan (twee paarden naast elkaar), tandem (twee elkaar), vierspan (vier paarden, meestal twee voor, randem (drie paarden achter elkaar) en trojka (drie elkaar). Des te meer paarden voor de wagen, des te vaardigheid men aanneemt dat de menner heeft. De in oude kledij, maar draagt meestal wel een schort. 23 20 Koninklijke vereniging ‘Het Friesch Paarden-Stamboek’’, paard, 25

vaardigheid van aangespannen paard), paarden achter twee achter), paarden naast meer koetsier is niet Afbeelding 11 Mennen met een dubbelspan

21 Koninklijke vereniging ‘Het Friesch Paarden-Stamboek’’, paard, 27 22 http://www.friesetuigpaard.nl/ 23 http://www.delemerij.nl/Informatie.

12


Hoofdstuk 3: Het KFPS De Koninklijke vereniging ‘’het Friesch Paarden-Stamboek’’ (KFPS) is het oudste paardenstamboek in Nederland en zet zich in voor het Friese ras. Ze probeert het ideale veelzijdige Friese paard te verwezenlijken door middel van het fokdoel en het fokprogramma. Tevens houdt zij de registratie bij en probeert ze het Friese paard te behoeden. In het verleden ging het namelijk vaak mis met het Friese paard. De geschiedenis van het KFPS en het Friese paard liggen dan ook nauw aan elkaar verbonden.

3.1 Geschiedenis van het KFPS én het Friese paard (1879-heden)

Afbeelding 12 Het logo van het KFPS in 1879 Op 1 mei 1879 kwam men in Leeuwarden bijeen voor de oprichting van een rundveestamboek. De aanwezige fokkers van het Friese paard, die niet van plan waren het op te geven, begonnen tijdens deze bijeenkomst over een mogelijk stamboek voor het Friese paard. Na een lange discussie waren twee verenigingen opgericht: het Friesch Rundvee-Stamboek én het Paarden Stamboek. ‘Friesch’ werd weggelaten omdat men leden uit Groningen en Drenthe de mogelijkheid wilde geven om lid te worden. Dit gebeurde echter pas in 1884 en het was alles behalve succesvol. Vandaar dat men rond 1900 alsnog de naam ‘Friesch Paarden Stamboek’ invoerde. Op 23 Augustus 1879 werden de statuten goedgekeurd en werd het Friesch Paarden Stamboek een erkende vereniging. Men kon beginnen met het inschrijven van de paarden. Daarvoor hadden ze twee registers: register A, voor het Friese ras, en register B, voor het gekruiste ras. De eerste hengst die werd ingeschreven was De Paauw en op 10 januari 1880 werd de eerste merrie

Afbeelding 13 De eerste ingeschreven hengst De Paauw (vergroting op blz. 38)

Afbeelding 14 De eerste ingeschreven 13 merrie Juffer (vergroting op blz. 39)


Juffer ingeschreven. In 1880 gaf het stamboek tevens een boekje uit met goedgekeurde en ingeschreven paarden. 24 25 De oprichting van het stamboek nam niet alle tegenslagen voor het Friese paard weg. Andere rassen werden bijvoorbeeld plotseling erg populair. In 1907 besloot het stamboek om de aparte registers voor gekruiste en Friese paarden af te schaffen. In 1913 waren er nog maar 3 goedgekeurde Friese dekhengsten over: Prins 109, Alva 113 en Friso 117. Zij moesten samen 406 merries dekken. Het uitsterven van het Friese ras dreigde steeds meer. Jhr. Mr. C. van Eysinga, oprichter van de stoeterij ‘de Oorsprong’, en J.J. Timmer waren niet van plan om het Friese paard op te geven. In 1913 kwamen zij bijeen samen met ruim honderd fokkers en liefhebbers van het Friese ras. In 1914 werd door deze mannen de vereniging ‘Het Friesche Paard’ opgericht. Ze wilden door aankoop en opfok van jonge hengsten de fokkerij behouden en stimuleren. Tevens gaven ze premies aan waardevolle Friese paarden. In 1914 werd, tot geluk van velen, weer een afzonderlijk register voor het Friese paard ingesteld. In 1916 werd voor het eerst in tien jaar opnieuw een Friese hengst opgenomen in het stamboek: de hengst Oom 119. 26 27 In 1914, tijdens de eerste wereldoorlog, steeg de populariteit van het Friese paard enorm. Er ontstond namelijk een tekort aan arbeiders op de boerderijen en door de opkomende mechanisatie werd er steeds meer gebruik gemaakt van maaimachines en hooibouwwerktuigen. Tot een verrassing van velen bleek het Friese paard hier zeer geschikt voor te zijn. In grote delen van Friesland, Drenthe en zelfs Overijssel stond het Friese paard bekend als ‘het paard van de greidboer’. 28 Doordat het Friese paard veel voor de landbouw Afbeelding 15 werd gebruikt, werd de bouw van het paard Friese paarden voor de maaimachine zwaarder, zodat ze meer kracht en massa voor de werktuigen konden leveren. Toch werden ze na de drukke hooitijd volop gebruikt voor concoursen en harddraverijen. In de winter werd het Friese paard zelfs voor de arreslede gezet om tijdens veel ijs toch nog mensen te kunnen bezoeken of om deel te nemen aan de arresleewedstrijden.¹¹ ¹⁴ Hoewel er een bloeiperiode van het Friese paard aanbrak, merkte men dat de basis van het Friese ras erg wankel was. Enkele paarden, die de basis vormden, zijn dus uitermate belangrijk geweest voor het Friese ras. Één van die belangrijke paarden was bijvoorbeeld de merrie Kiliana 2725. Zij bracht de hengst Paulus 121 voort, die twee belangrijke zoons kreeg van de bruine - ondanks haar 24 Heuvel, paard, 14

25 Dijkstra, Hynder, 17 26 Heuvel, paard,15 27 Dijkstra, Hynder,20-22 28 Dijkstra, Hynder,23-24

14


kleur beweerden velen dat ze een zuivere inlandse merrie was - merrie Imra 2708: Vredestichter 127 en Arend 131. Deze 2 hengsten hebben goede kwaliteiten doorgegeven, die volgens velen afkomstig zijn van hun grootmoeder Kiliana. Vredestichter en Arend hadden het opmerkelijke landbouw-tuigpaardtype en dat was juist wat het Friese ras nodig had. Vanaf 1920 kwam de motorisatie op en verdween de koets steeds meer. Toch hield het Friese paard de strijd tegen de auto moedig vol. In de jaren dertig kwam er namelijk een crisis waardoor veel mensen geen auto kochten. Ook in de tweede wereldoorlog waren er weinig auto’s meer op de weg. Langzamerhand kwam het Friese paard voor de koets en op de weidebedrijven terug. Tegen het einde van de oorlog werden paarden zelfs schaars. De prijzen schoten omhoog en dat bleef zo tot een geringe tijd na de oorlog. Na een paar jaar kwam de motorisatie weer op gang en verdween het paard snel uit de akkerbouw en daarna ook uit weidebedrijven. 29 Op 1 mei 1949 werd het jubileum van 70 jaar het FPS gevierd. Hierbij werd koningin Juliana benoemd tot ‘Beschermvrouwe van het Friese paard’. In 1954 werd de vereniging het predicaat ‘Koninklijk’ toegekend. De Koninklijke Vereniging ‘Het Friesche Paarden-Stamboek’ was een feit. ¹¹ Het stamboek wilde de leden er meer bij betrekken. Dit wilden ze doen door het blad ‘Phryso’, vernoemd naar de ets uit 1568 van Jan van der Straet. In 1950 werd het mededelingenblad voor het eerst uitgegeven. In 1951 werd een fokvereniging door een aantal leden opgericht. Een fokvereniging zou meer belangstelling voor het fokken van Friese paarden opwekken, mede door de jaarlijkse keuringen van de paarden. De commissie hield een vergadering voor leden en tijdens die vergadering werd besloten om een fokdag in Koudum te Afbeelding 16 organiseren en meerdere De ets van Phryso, de Friese hengst van Don Juan van Oostenrijk fokverenigingen op te richten, zodat fokkers en eigenaren in hun eigen omgeving een fokdag konden bijwonen. Naast Sneek kregen ook Wolvega, Akkrum en Drachten een fokvereniging. In 1974-1976 zouden er nog 4 fokverenigingen opgericht worden, dit maal buiten Friesland. Na 1985 zouden er zelfs meerdere fokverenigingen in Duitsland, België, Amerika en Frankrijk opgericht worden. Deze vier eerste fokverenigingen oefenden samen met het blad Phryso een positief effect uit de fokkerij van het Friese ras. Toch was het bestuur nog niet vrij van zorgen: in 1955 waren 1020 merries gedekt met maar 23 hengsten. Inteelt was een groot probleem en men dacht na om het Friese ras te Afbeelding 17 gaan kruisen. Dit leidde in 1967 tijdens een vergadering Het blad ‘Phryso’ (april 1980) een conflict waarna het bestuurslid, dat het Friese ras wel wilde kruisen, aftrad.

op er

29 Dijkstra, Hynder,25-27

15


Het bestuur kreeg door het voortrekken van hengsten met frisse bloedlijnen op keuringen veel kritiek. Men stelde zich daardoor teruggehouden op en bracht niet veel informatie meer naar buiten. Het verwarrende financieel verslag van 1957 werd verdoezeld onder de toename van merries. Tevens stond in het jaarverslag dat het predicaat ‘preferent op exterieur’ voortaan ‘model’ werd. ‘Preferent’ was alleen nog een waardering voor de kwaliteit van de nakomelingen. Daarnaast kregen de merries voortaan een brandmerk op de linkerhals bij het verkrijgen van een predicaat. 30 Toen in 1958 voorzitter Meint Postma werd opgevolgd door Sybren Woudstra kwamen de gemoederen wat tot rust. Rond deze tijd waren er vier personen die het voortbestaan van het Friese ras in stand hielden:  G.J.A. (Kai) Bouma (kleinzoon van J.J. Timmer): hij liet de mensen destijds zien hoe sterk de

culture band van het Friese paard met Friesland was.  R.H.J.J. Geurts: hij bracht in kaart op welke manier de eigenschappen van het Friese ras zijn

samengevloeid en vastgelegd in fokzekere stammen.  C. Faber: hij toonde aan dat het Friese paard door haar uitzonderlijke lichaamsbouw en

karakter zeer veelzijdig was.  L.E. Huijing: deze man bundelde de gedachten van de bovenstaande personen en gaf deze

door aan de buitenwereld. 31 Het Friese ras was de afgelopen 30 jaar sterk gefokt op het landbouwtype. De gevolgen daarvan waren dat het Friese paard - naast gespierder - minder buigzaam werd en dat de gemiddelde schofthoogte daalde. Faber en Huijing merkten dit en stonden erop dat het Friese ras flexibeler moest worden met betere gangen. De meerderheid van het bestuur en de fokkers zagen dat daarentegen niet in en beschouwden het zwaardere type nog steeds als ideaal. Het stamboek was rond die tijd zo goed als failliet door de daling in het ledenaantal en in de prijzen van de Friese paarden.¹⁹ Door het initiatief van de Landelijke rijvereniging ‘De Oorsprong’ werd er een tocht georganiseerd om de aandacht te vragen en geld in te zamelen. De meerdere daagse tocht ging op 28 maart 1967 van start in Huisterhuide via Gorredijk, Garijp, Leeuwarden, Bolsward en eindigde in Workum. Ze verworven 288 donateurs en 20 leden. Tevens konden ze dankzij de Commissaris van de Koningin elk jaar 10000 gulden verwachten. 32 In Engeland kwam ondertussen het vierspanrijden op als internationale wedstrijdsport met de postkoets als inspiratiebron. In 1969 begon E. Korthagen-van Til, beter bekend als ‘Tante Bets’, als 30 Dijkstra, Hynder,28-30 31 Dijkstra, Hynder,30-31 32 Heuvel, paard,17-19

16


eerste in Nederland met een vierspan Friese paarden. Zij deed met het vierspan mee aan wedstrijden in het buitenland waar de intelligente zwarte paarden niet onopgemerkt bleven. Tevens was zij één van de eersten die rond 1970 Friese paarden exporteerde naar Amerika. Veel geld leverde het niet op, maar wel bekendheid voor het Friese paard. In 1973 benoemde prins Philip haar tot ‘The lady with the black horses’. ¹² ¹⁹ In 1976 waren er al 5 vierspannen met Friese paarden in Nederland actief en in 1977 werden Friese ruinen verkocht aan Duitsers die zich verbaasden over de lage prijzen. Er kwam een steeds grotere vraag naar Friese paarden. De prijzen, die eerder nog rond de slachtwaarde lagen, begonnen langzaam te stijgen. ²⁰ De in 1976 opgerichte stichting ‘It Fryske Hoars’ werkte samen met de Frieslandbank. Door deze samenwerking werd een deel van de schulden van het stamboek omgezet in een renteloze rekening. De al eerdere genoemde man Kai Bouma was de secretaris van deze stichting. Nadat de schulden om waren gezet, hield hij zich bezig met zijn boekwerk ‘Het Friese paard’. Dit boek legde een sterke basis onder het KFPS. ²⁰ Tevens werd er een raadscommissie opgesteld in 1978, die advies gaven over zaken als inteelt, identificatie en dergelijke. Op 12 juli 1979 werd het 100-jarige bestaan van het Friese Paarden stamboek feestelijk herdacht met een onthulling van een gedenksteen en met de planting van een boom in Roordahuizum. 33 34 Men vond dat de Friese hengsten niet alleen mooi moesten zijn, maar dat ze daarnaast ook goede prestaties moesten leveren. Daarom werd vanaf 1980 het Centraal Onderzoek ingesteld met als doel om naast het uiterlijk ook het karakter, stalgedrag, aanleg als rijpaard en aangespannen paard en zijn gezondheid te beoordelen. Op basis van het einduitkomst van het onderzoek besloot men of de hengst werd goedgekeurd. 35 36 Na het Duitse optreden van de ‘Friese Quadrille’ in 1981 in Dortmund kreeg het Friese paard tevens bekendheid als uitmuntend showpaard met mogelijkheden voor vrijheidsdressuur.37 Ondertussen klom het stamboek op tot een wereldstamboek: in 1983 werd voor het eerst een Friese hengst uit het buitenland goedgekeurd als dekhengst. Deze eer kreeg de hengst Laes 278. De internationalisering bracht het transport van diepvriessperma op gang van bijvoorbeeld hengsten die in het buitenland stonden. Het vele transport van de sperma en de paarden maakt een groot deel uit van de Nederlandse economie.²⁴

33 Heuvel, paard, 19 34 Dijkstra, Hynder,32-34 35 http://www.kfps.nl/InformatieHETKFPS/Reglementen/VoorwaardenCentraalOnderzoek.aspx 36 Heuvel, paard, 21 37 Dijkstra, Hynder,38

17


Fokkers en eigenaren van Friese paarden wilden meer op de hoogte zijn van de eigenschappen van hun paarden. Meestal probeerde de inspecteur dit bij de inschrijving in het stamboek zo goed mogelijk te omschrijven, maar toch bleef dat onduidelijk en oppervlakkig. Daarom stelden ze in 1989 een ‘fokwaarde-indicatie’ op. Hiermee konden ze aangeven hoe hengsten bepaalde eigenschappen doorgaven aan hun nakomelingen.

Dit was zeer globaal dus stapte men in 1993 over op het ‘lineair scoringsformulier’. Hierin stond een exterieurindex, waarbij de resultaten van het exterieur van het paard te keuren om werden gezet in punten. Men zette het gemiddelde op 100 punten met de linkerzijde als minder goede eigenschappen en de rechterzijde als betere eigenschappen. Deze resultaten worden elk jaar bijgewerkt. Men probeert zoveel mogelijk nakomelingen lineair te scoren zodat het formulier steeds betrouwbaarder wordt. 38 In 1991 werd er een Fries Paarden Centrum opgericht in de gekochte manege ‘Drachtsterbos’ in Drachten. Naast de manege werd een kantoorgebouw neergezet. Zo kreeg het stamboek een representatieve Afbeelding 18 huisvesting. In datzelfde jaar was flink wat ophef over de Het lineair scoringsformulier van de hengst Peke 268 geboorte van 2 voskleurige veulens die wel degelijke (vergroting op blz. 40) goedgekeurde Friese paarden als ouders hadden. Dit was een probleem omdat in 1930 alleen nog maar zwartgekleurde Friese paarden werden opgenomen in het stamboek. Na een DNA-onderzoek kwam men erachter dat het was veroorzaakt door de aanwezigheid van de ‘vosfactor’. Hengsten die deze factor in bezit hadden, werden na dit incident niet meer in het stamboek opgenomen. 39 De Koninklijke Vereniging ‘Het Fries Paarden Stamboek’ kreeg in 1995 de status van ‘Moederstamboek’. Dit moederstamboek leverde door de vele dochterstamboeken meerdere miljoenen op. Daarmee kon men kosten als keuringen, het blad Phryso en personeelskosten betalen. ²⁴ Sinds 1995 is er voor merries (tot 5 jaar) de mogelijkheid om de merrie test af te leggen: de ‘Aanleg en Bruikbaarheidstest voor Friese Paarden’ (ABFP). Hiervan is het resultaat een waardering voor de aanleg van het paard voor bepaalde prestaties. Samen met de gegevens van het lineair scoren kan op de computer informatie verstrekt worden over een individueel paard, maar ook over de nakomelingen.²⁸ Het stamboek gaf in 1996 tevens nog het tweedelige boek ‘Friese stamhengsten’ uit. Het eerste deel bevat alle oudere hengsten en hun stambomen. Het tweede deel bevat de gegevens van 38 Dijkstra, Hynder,39-41 39 Dijkstra, Hynder, 38,42,48

18


jongere hengsten en wordt elk jaar weer bijgewerkt. In 1998 kwam het boek ‘Merriestammen van het Friese paard’ uit. Dit boek bestaat ook uit twee delen en bevat de afstamming van alle Friese paarden tot en met 1996. 40 In 2000 waren er al rond de 1600 Friese paarden in Noord-Amerika, waarvan 17 goedgekeurde dekhengsten. Hetzelfde jaar telde het stamboek al bijna 9000 leden, waarvan er meer dan 3500 in het buitenland verbleven.41 Tegenwoordig is het Friese ras populairder dan ooit. Het stamboek bevat nu meer dan 12000 leden, waarvan de helft buitenlands is. De leden zijn verdeeld over meer dan 50 landen, het Friese paard over meer dan 70 landen. Meer dan 70000 Friese paarden hebben de harten van de mensen veroverd en gaan in volle galop hun veelbelovende toekomst tegemoet. 42

3.2 Fokdoel Het doel van het KFPS is om een Fries paard te fokken dat gezond en veelzijdig is met aanleg voor sport. Het fokdoel wordt opgedeeld in 3 categorieën, die in dit hoofdstuk ingekort aan bod komen:  Exterieur & Beweging  Gebruik  Vitaliteit en Gezondheid 3.2.1 Exterieur & Beweging Bij deze factor draait het allemaal om het exterieur, de anatomie en de fiere verschijning van het paard. Qua exterieur is het doel dat Friese paard er als volgt uit ziet:  Ze moet een verheven hoofd hebben, waarbij de ogen relatief ver uit elkaar staan en de

kleine attente oren enigszins wat naar elkaar toe buigen. Ze moet grote, heldere ogen en wijde neusgaten hebben.  Ze wordt geacht een lange hals te hebben, die veel oprichting vertoont.  Ze moet overvloedige beharing hebben. Hierbij doelt men op de manen, de staart en de

vetlokken. Haar vachtkleur moet gitzwart zijn. Witte aftekeningen worden alleen goedgekeurd, mits ze boven de ooglijn zitten en kleiner dan 3,2 centimeter zijn. Betreffend de anatomie van het ideale Friese paard is het gewenst dat ze over de onderstaande eigenschappen beschikt:  De verhouding tussen de voor-, midden- en achterhand moet aan elkaar gelijk zijn, een

zogenaamd ‘rechthoeksmodel’. Ze heeft lange voorbenen en is licht qua gewicht.

40 Dijkstra, Hynder,46 41 Heuvel, paard, 23-24 42 http://www.kfps.nl/

19


 Haar nek moet lang zijn en een vloeiende aansluiting hebben met de hals. De nek en de hals

moeten samen licht naar boven gebogen zijn en veel oprichting vertonen.  De schouder moet lang en hellend/diagonaal geplaatst zijn. De schoft moet hoog zijn en

geleidelijk doorlopen in de rug. De ribben zijn lang en gekromd. De rug moet sterk en gespierd zijn. Tevens moet de rug vloeiende verbinding naar de schoft en lendenen hebben.

 De lendenen moeten breed en krachtig zijn en geleidelijk overgaan naar het licht hellende

kruis. De broekspieren (hamstrings) zijn lang en ontwikkeld.  De achterbenen staan van de achterzijde gezien schuin onder het achterlichaam. De hoeven

zijn omvangrijk en hebben een correcte vorm. Ook zijn de hoeven aan de voorkant breder. Tevens moet het Friese paard zich als volgt voortbewegen:  De stap: ze moet een ruime en zuivere 4-tact stap hebben, waarbij de benen loodrecht

staan. Het voorbeen wordt ruim verplaatst met veel vrijheid van het schouder en deze wordt verdrongen door het achterbeen. Het achterbeen moet buiging in het spronggewricht vertonen en tevens uitgestrekt onder het lichaam opgesteld worden.  De draf: deze gang moet een correcte 2-tact zijn, waarbij het voorbeen uitgebreid naar

voren wordt geplaatst en zij de knie ruim verheft. Het achterbeen wordt net als in de stap ruim onder het lichaam geplaatst en vertoont veel buiging in het spronggewricht. Het paard moet veel balans vertonen in de voorhand en de hals verheffen. Erg karakteristiek is het lange zweefmoment van de draf.  De galop: deze moet een opwaartse zuivere 3-tact gang zijn, die ook een lang zweefmoment

en veel balans toont. Het binnenbeen moet dragend zijn en het voorbeen moet ruim vooruit geplaatst worden. 43 3.2.2 Gebruik Het Friese paard moet geschikt zijn voor zowel het recreatief beoefenen van de paardensport als op topniveau. Zij moet uitgebracht kunnen worden in de dressuur, tuigsport, mensport, samengestelde wedstrijdsport (dressuur, springen en crosscountry, alhoewel het Friese paard over het algemeen niet geschikt is voor de springsport omdat het Friese paard veel oprichting vertoont) en endurance (op tijd een parcours door de natuur afleggen). De bedoeling is dat bij de veelzijdigheid van het Friese ras wel het fijne karakter behouden blijft. Juist de eigenschappen dat ze makkelijk te gebruiken is en leergierig heeft een meerwaarde in de sport. Dit wordt nog uitgebreider omschreven in het sportdoel van het KFPS. ⁴³

43 http://kfps.nl/Fokkerij/Fokkerijinformatie/Fokdoel.aspx

20


3.2.3. Vitaliteit en gezondheid Aan de gezondheid van het Friese paard zijn hoge eisen gesteld. Erfelijke afwijkingen en verminderde vruchtbaarheid zijn ongewenst. Men probeert dit dan ook zoveel mogelijk te beperken. ⁴³

Hoofdstuk 4: Inteelt Met inteelt wordt het kruisen van nauw verwanten, zoals bijvoorbeeld broer en zus of moeder en zoon, bedoeld. Met het begrip lijnteelt wordt echter inteelt in een mildere vorm bedoeld. Hier zijn de dieren net wat minder verwant aan elkaar, zoals bijvoorbeeld oom en nicht. Deze verwantschap wordt meestal uitgedrukt in het inteeltcoëfficiënt. Het Friese paard is één van de paardenrassen met de meeste inteelt.

4.1 De gevolgen Met het gericht fokken van dieren probeert men zogenaamde heterosis te bereiken. Dat houdt in dat de nakomeling op een bepaalde eigenschap hoger scoort dan zijn ouders. Dit komt doordat de nakomeling dan 1 of meerdere dominante genen voor die eigenschap heeft. Als de ouders te verwant aan mekaar zijn, treedt juist het tegengestelde op: inteeltdepressie. Hierbij gaan juist de gewenste eigenschappen verloren. 44 Dat is lang niet het enige negatieve gevolg van inteelt. Inteelt zorgt namelijk tevens voor genetisch bepaalde afwijkingen. Bij het Friese paard is dat bijvoorbeeld een waterhoofd en dwerggroei. Daarnaast heeft inteelt slechte invloed op de vruchtbaarheid, levenslengte en ziekteresistentie. 45 Inteelt beperkt daarnaast de genetische variatie. Als de ouders te verwant zijn, hebben ze een aantal allelen gelijk. De kans is groter dat dat allel doorgegeven wordt. Er vindt dan geen random drift, het verdwijnen van allelen door toeval, meer plaats. Random drift is vooral belangrijk in kleine populaties en met lage allelfrequenties. Hoe kleiner de populatie is, hoe moeilijker het is om inteelt(depressie) te voorkomen. De kans op het verdwijnen van genetische variatie te verkleinen kan door middel van een zogenaamde effectieve populatiegrootte. De effectieve populatiegrootte bestaat uit ten minste 50 dieren, bijvoorbeeld 25 merries en 25 hengsten in dit geval. Men kan de (huidige) effectieve populatiegrootte (Ne) berekenen door de volgende formule:

44 Bio-wetenschappen en maatschappij, variatie, 39-41 , 43, 51 45 http://www.kfps.nl/Fokkerij/Fokkerijinformatie/Fokprogramma.aspx

21


Ne=

4∗aantal hengsten∗aantal merries somaantal hengsten en merries

Als de genetische variatie erg beperkt is, kan dat grote problemen opleveren in de toekomst. Genetische variatie verzekert een bepaald diersoort of ras namelijk van het voortbestaan tijdens veranderende omstandigheden, zoals het klimaat of een ziekte. In de vrije natuur overleven de sterkste dieren dan door natuurlijke selectie of survival of the fittest. Zonder deze genetische variatie is het selecteren niet mogelijk, ook niet kunstmatig. Als bijvoorbeeld bij het Friese paardenras het allel met mindergevoeligheid of zelfs resistentie voor een bepaalde parasiet, bacterie of virus verloren gaat door inteelt, dan kan het volledige paardenras in één klap verloren gaan als er een uitbraak van datzelfde parasiet, bacterie of virus ontstaat. 1

4.2 Inteelt en beperkte genetische variatie voorkomen Om bovenstaande redenen is het van belang om de inteelt in het Friese paardenras zoveel mogelijk te beperken. Dit kan het stamboek doen door naast de allerbeste hengsten ook de ‘gewoon’ goede stamboekhengsten een dekvergunning te geven. Op dit moment, in 2015, heeft het KFPS al 6246 goedgekeurde hengsten. Dit zijn, als men naar het verleden kijkt, relatief veel hengsten. Maar veel van deze hengsten zijn enorm populair, zoals bijvoorbeeld Beart 411 of de reeds overleden Erik 351. De populaire hengsten krijgen vanzelfsprekend de meeste dekkingen. Het stamboek kan daarom hengsten een dekbeperking op te leggen: een maximaal aantal nakomelingen per jaar of zelfs zijn hele leven. Dit is echter een moeilijke en gevoelige stap omdat dekkingen van populaire hengsten financieel veel opleveren. 47 Toch past het KFPS dit al toe: het gebeurt alleen per hengst en over het algemeen in één van de vier vaste evaluatiemomenten. Het is natuurlijk logisch dat dit niet alle hengsten wordt opgelegd, dan zouden er binnenkort nog een beperkter aantal hengsten zijn, die mogen dekken. Het KFPS stelt tijdens het keuren tevens de hengsten met een laag inteeltcoëfficiënt in het voordeel en adviseert fokkers om het inteeltcoëfficiënt onder de 5% te houden. Een nadeel hiervan is dat het inteeltcoëfficiënt maar over 5 generaties wordt berekend. Het stamboek kan bijvoorbeeld het inteeltcoëfficiënt over meerdere generaties berekenen, waarbij het percentage veel realistischer wordt, en in plaats van een advies er een beperking aan oplegt. 48 Daarnaast kan het stamboek gebruik gaan maken van een genenbank, een instelling waar genetisch materiaal van in dit geval paarden kan worden opgeslagen. Men slaat hier bijvoorbeeld sperma, eicellen, embryo’s of andere celtypen zoals bloed of stamcellen op door ze te bewaren in tanks met vloeibare stikstof. Deze stikstof wordt op een temperatuur van -196 °C gebracht. Er is wel een mogelijkheid dat het genetische materiaal bij het invriezen of ontdooien beschadigd kan raken of dood kan gaan, maar tijdens de opslag gaat de kwaliteit ervan niet achteruit. Het stamboek zou er 46 http://www.kfps.nl/LinkClick.aspx?fileticket=hJG1R1f27tk%3d&tabid=140 47 https://wikipaarden.groenkennisnet.nl/pages/viewpage.action?pageId=1114216 48 http://www.kfps.nl/InformatieHETKFPS/Reglementen/ReglementNakomelingenonderzoek.aspx

22


dan verstandig aan doen om naast sperma, vooral eicellen (of eierstokweefsel) en embryo’s in te vriezen. Als het Friese ras wel verloren zou gaan door bijvoorbeeld een virusuitbraak, dan zou het minstens 6 generaties duren voordat het ras enigszins zuiver terug is gekruist met sperma en via moeders van een ander ras, wat veel tijd en zaad kost. Met eicellen (in combinatie met sperma) en embryo’s kan het ras in 1 generatie teruggekruist worden. Daarnaast kan men met ingevroren eierstokweefsel nieuwe eicellen winnen. Deze methoden zijn allemaal vrij recent ontdekt, maar de resultaten zijn optimaal en het geeft een goede zekerheid op korte én lange termijn. 49

4.3 Hoe ver mogen wij gaan? Hoe ver mogen wij gaan met het fokken van dieren naar onze wensen? Deze vraag stellen steeds meer filosofen zich af in het kader van dierethiek. Het onderstaande citaat slaat precies de spijker op de kop: ‘’De hond is onze beste vriend, maar zijn wij nog wel de beste vriend van de hond?’’ 50 Mensen zijn over het algemeen erg gehecht aan hun huisdier, maar draven er vaak te veel door in het willen van het perfecte huisdier. Het is onder andere van meerdere hondenrassen bekend dat ze zo doorgefokt zijn dat ze veel gezondheidsproblemen hebben. Neem bijvoorbeeld de Shih Tzu, het schoothondje dat gefokt werd op een kleine snuit. Het kleine snuitje heeft dit hondenras gekregen, maar zo ook ernstige ademhalingsproblemen. Peter Singer, een dierethicus, vindt dat leed zoveel mogelijk voorkomen moet worden, bij mens én dier. Hij maakt hierbij tevens onderscheid tussen diersoorten: intelligentere dieren kunnen volgens hem meer leed ervaren. Hij merkt hierbij op dat de mens niet overal bij voorop gesteld mag worden. Je zou dit kunnen betrekken op het doorfokken van dieren. Wij als mens zijnde stellen bij het fokken van dieren onze eigen belangen voor op en zien de mogelijke gevolgen en leed van de dieren als ondergeschikt. In de ogen van Peter Singer zou dat dus allesbehalve ethisch verantwoord zijn. Een andere dierethicus is Tom Regan. Hij betrekt de doelethiek, dat de mens niet de middel, maar het doel moet zijn, op dieren. Op dit moment wordt het Friese paard zowel als middel als doel gebruikt om de belangen van de mensen te vervullen. Men gebruikt het huidige Friese paard om een veelzijdiger en gezonder Fries ras te krijgen. In zo’n geval is het moeilijk om te bepalen of dit ‘goed’ of ‘slecht’ is.51 Tevens kunnen we de gevolgenethiek van Aristoteles op het Friese ras los laten. Het idee van de gevolgenethiek is dat handelingen alleen goed zijn als het bijdraagt aan het doel oftewel ‘het doel 49Biowetenschappen en maatschappij, variatie, 72 -74 50 Biowetenschappen en maatschappij, Variatie, 13 51http://www.rug.nl/education/scholierenacademie/studieondersteuning/profielwerkstuk/alfasteunpunt/subjects/on derwerpen/filosofie/object746886249

23


heiligt de middelen’. Alles heeft in de wereld een doel volgens Aristoteles; zo ook de dieren. Het doel met betrekking op het Friese paard is dat het veelzijdiger en gezonder moet zijn. De middelen die hier aan bijdragen zijn daarom geoorloofd en schaadt het Friese paard niet. 52 Hierboven hebben we een paar stellingen van bekende (dier)ethicussen behandeld. Of iets ‘goed’ of ‘slecht’ is, hangt erg af van hoe men richting het dier staat. Sommige mensen zien zichzelf superieur aan het dier, anderen zien dieren als hun gelijke. Hoewel iedereen hierover verschillende meningen heeft, is het toch goed om zo nu en dan stil te staan bij wat we eigenlijk met de dieren en het fokken aan het doen zijn. Gelukkig is het KFPS al steeds meer gericht op het verminderen van de inteelt en het verbeteren van de gezondheid van het Friese ras.

Hoofdstuk 5: Het onderzoek Ik wil graag onderzoek doen naar het Friese paard en dan met name de bouw van het paard. Hierover heb ik gegevens over de afmetingen van het lichaam van (raszuivere) Friese paarden verzameld door op stallen in totaal 35 paarden op te meten met behulp van het onderstaande schema en stappenplan.

5.1 Benodigdheden Benodigdheden:  Friese volbloed paarden  Meetlint  Papier (met het onderstaande schema) Volledige Naam: ………………………………………………………………. Leeftijd: .… / …. - …. - ……... Geslacht: Merrie/Hengst/Ruin (gecastreerd op …. jarige leeftijd) Vader:………………………….………………………... Moeder: .…………………………………….…………. Inteeltcoëfficiënt: …….,…….%

Pen

Eventueel halster en halstertouw (bij een beweeglijk paard) 

Gebruikt schema bij het verzamelen van gegevens:

Schofthoogte: ……….… cm Borstbreedte: …….…… cm Borstlengte: ……….……. cm Lengte benen: Rv: …………..cm Lv: ……………cm Ra:……..…… cm La: ………..….cm Gemiddelde: ……..….cm 52 http://www.ethische-dilemmas.nl/index.htm?algemeneinfoid=307 Manen: ……………..cm

Voorpluk: …………..cm Staart: ………….……..cm Lengte vetlokken: ………….cm

24


5.2 Stappenplan Het gevolgde stappenplan: 1) Haal de volgende gegevens uit het gekopieerde stamboek en vul ze in het schema in:

naam, leeftijd + geboortedatum, geslacht, vader, moeder, schofthoogte en het inteeltcoëfficiënt. 2) Meet de schofthoogte op (indien deze niet is vermeld op de kopie van het

stamboek). 3) Meet de borstbreedte op door het meetlint achter het linkerschoudergewricht te

plaatsen en door te trekken tot achter het rechterschoudergewricht. 4) Meet de borstlengte op door het meetlint bij het begin van de nek te plaatsen en

door te trekken tot tussen de voorbenen. 5) Meet de benen op door het meetlint in de ‘oksel’ van het rechtervoorbeen te

plaatsen en door te trekken tot aan de grond. Doe dit ook bij het linkervoorbeen, het rechterachterbeen en het linkerachterbeen. 6) Meet de manen op door het meetlint bovenaan bij de langste pluk te plaatsen en

door te trekken tot het einde van dezelfde pluk. 7) Meet de voorpluk op door het meetlint bovenaan bij het begin van de voorpluk te

plaatsen en door te trekken tot het einde van de langste pluk.

25


8) Meet de staart op door het meetlint bij het begin van de staartwortel te plaatsen en

helemaal tot aan het einde van de langste pluk door te trekken. 9) Meet de vetlokken op door de langste pluk vanaf het sesambeentje te nemen en

helemaal door te trekken tot aan het einde van de langste pluk.

5.3 Onderzoek A: Schofthoogte De gegevens die ik heb verzameld voor het onderzoek heb ik eerst geselecteerd op schofthoogte. Hierbij heb ik de merries met de relatief kleine schofthoogte (t/m 160 cm) tegen over de merries met relatief hoge schofthoogte (160 cm + ) gezet. Dit heb ik zo gedaan omdat de meeste merries, op één na, tussen de 155 en de 165 cm zaten. Ik heb daar ongeveer het gemiddelde van genomen en dit leverde daarnaast vrijwel twee gelijke groepen qua grootte. 5.3.1 De onderzoeksvraag De onderzoeksvraag bij dit onderzoek is:  Verschilt de bouw van de merries met kleine of grote schofthoogtes?  Zo ja, is dit terug te redeneren naar het landbouw- of luxetype?

5.3.2 De hypothese Ik verwacht dat er geen verschil is in de bouw tussen de merries met kleine of grote schofthoogtes. Tussen het tijdperk van het Friese landbouwpaard en nu zijn er al veel generaties geweest die gefokt werden op de luxe bouw van het paard. Ik denk daarom dat er geen scheiding meer is tussen het kleine landbouwpaard en het grote luxepaard.

26


5.3.3 Het resultaat

5.3.4 Conclusie De grote verschillen (+ 5cm) zitten vooral in de schofthoogte en de achterbenen. Wat opvalt is dat bij merries met een kleine schofthoogte de borstbreedte en borstlengte net wat groter zijn dan de borstbreedte en –lengte van de merries met grote schofthoogte. De voor- en achterbenen zijn juist weer kleiner dan de merries met een grote schofthoogte.

27


Er is een verschil in de bouw van merries met een grote of kleine schofthoogte, deze is alleen op de achterbenen na vrij minimaal. Deze (kleine) verschillen zouden teruggekoppeld kunnen worden aan het vroegere landbouwtype en huidige luxetype. Het landbouwpaard was klein en vierkant met een brede borst. Dit is terug te zien bij de merries met de kleinere schofthoogte: de borstbreedte en borstlengte zijn net wat groter dan die van de merries met een grote schofthoogte. Tevens zijn de voor- en achterbenen kleiner. Dat de verschillen minimaal zijn kan komen doordat men al redelijk lang bezig is met het fokken en selecteren op het luxe type en dat er al veel generaties sindsdien zijn geweest. Men kan de verschillen in de bouw dus terugredeneren naar het verschil in type, echter zijn deze verschillen nog maar gering.

5.4 Onderzoek B: Leeftijd Bij dit onderzoek heb ik de gegevens gescheiden naar de leeftijd van de merries. Dit heb ik gedaan om te kijken of er in de loop van de jaren de bouw van het Friese paard nog steeds aan het veranderen is. De merries tot de leeftijd van 10 jaar horen bij de relatief jonge merries en de merries ouder dan 10 jaar behoren tot de groep relatief oude merries. Ook deze 2 groepen heb ik tegenover elkaar getest. Ik heb de scheiding op de 10 jaar gezet omdat er duidelijk een gat tussen merries onder de 8 jaar en merries boven de 10 jaar zat. Onder de 8 en boven de 10 jaar zaten de merries qua leeftijd telkens dicht op elkaar. Vandaar heb ik voor deze scheiding gekozen. 5.4.1 De onderzoeksvraag Bij dit onderzoek is de onderzoeksvraag: ďƒ˜ Is er een verschil in bouw tussen de relatief jonge of relatief oude merries? ďƒ˜ Zo ja, is dit terug te koppelen aan het verschil in type?

5.4.2 De hypothese Ik verwacht geen verschil tussen beide groepen. Er wordt namelijk actief gefokt op het luxe type en tussen de groepen zit ruwweg maar 1 generatie.

5.4.3 Het resultaat

28


5.4.4 De conclusie Bij het selecteren op leeftijd ligt, net zoals bij onderzoek A, het grote verschil (+5cm) in de schofthoogte en de achterbenen. Er zijn weer meerdere kleine verschillen in de borstbreedte en – lengte. Het verschil van 0,1 cm in de voorbenen is te klein om mee te nemen en te gaan verklaren. Opvallend is dat de voorpluk op de tiende centimeter nauwkeurig hetzelfde is. Er is een verschil tussen beide groepen dat voornamelijk in de schofthoogte en achterbenen ligt. Het verschil tussen borstbreedte, -lengte en voorbenen is vrij klein. Bepaalde factoren kan men hier opnieuw terugredeneren naar het verschil in type. De jonge merries hebben net een klein beetje meer de kenmerken van het luxe type: de schofthoogte en de

29


achterbenen zijn groter met een juist kleinere borstbreedte en borstlengte. Maar ook hier geldt dat de verschillen vrij beperkt zijn.

5.5 Onderzoek C: Inteeltcoëfficiënt Bij dit onderzoek worden weer alleen de merries gebruikt, maar dit keer worden ze gescheiden in twee groepen op basis van het inteeltcoëfficiënt. De groep met het relatief lage inteeltcoëfficiënt bevat de merries met een inteeltpercentage tot de 3% en de groep met het relatief hoge inteeltcoëfficiënt bevat de merries met een inteeltpercentage hoger dan 3%. Ik heb voor de scheiding op de 3% gekozen omdat er relatief veel merries waren met een inteeltpercentage tussen de 1% en 3%, boven de 3% zat het inteeltcoëfficiënt steeds minder dicht bij elkaar. De groep onder de 3% is dus echt een groep die dicht bij elkaar zitten qua inteeltpercentage. Het KFPS streeft zoals eerder gezegd naar een maximum inteeltpercentage van 5%. Een inteeltpercentage van 3-5% ligt dan al aan de vrije hoge kant. 5.5.1 De onderzoeksvraag De onderzoeksvraag is:  Is er een verschil in de bouw van de merries bij een selectie op een relatief lage of relatief

hoge inteeltpercentage?  Zo ja, is dat terug te koppelen aan het landbouw- of luxe type?

5.5.2 De hypothese Ik verwacht dat er wel verschillen zijn in de bouw van de merries bij een selectie op een hoog of laag inteeltcoëfficiënt. Rond de tijd van het landbouwtype waren er nog maar weinig Friese paarden over. Dit tekort aan voornamelijk goedgekeurde dekhengsten heeft tot hoge inteeltpercentages geleid. Tegenwoordig is dit nog steeds duidelijk terug te zien, vooral als men kijkt naar de stamboom van een Fries paard: vaak komt een bepaalde hengst wel 2 x voor in de stamboom.

5.5.3 Het resultaat

30


5.5.4 De conclusie De verschillen zijn hier allemaal niet erg groot (5cm+), op de manen na. Opvallend is dat het verschil tussen de achterbenen precies 1 cm is en dat de borstbreedte niet veel verschilt, terwijl het gemiddelde hoge inteeltpercentage twee keer zo groot is als het gemiddelde lage inteeltpercentage. Wat tevens opmerkelijk is de lage standaarddeviatie bij de paarden met een laag inteeltcoĂŤfficiĂŤnt. Het verschil in de bouw is bij dit onderzoek tevens allemaal erg minimaal. Als we met deze gegevens naar mijn hypothese kijken, lijkt de bouw en het verwachte type tegengesteld aan elkaar. Bij het hoge inteeltpercentage had ik een landbouwtype verwacht, echter voldoen alleen de borstlengte, schofthoogte en de achterbenen eraan. De borstbreedte is juist bij de merries met het lage inteeltpercentage groter en de voorbenen kleiner. 31


Men kan dus niet zeggen dat er een echt verschil tussen de beide groepen zit en kan dit tevens niet aan het landbouw of luxe type koppelen.

5.6 Onderzoek D: Geslacht Dit is het eerste en enige onderzoek waarbij de opgemeten hengsten aan bod komen. Bij dit onderzoek kijken we niet naar het verschil tussen het landbouwtype en het luxe type. We gaan hierbij de hengsten qua bouw tegenover de merries zetten. 5.6.1. De onderzoeksvraag In dit onderzoek draait het allemaal om de volgende vraag:  Is er verschil in de bouw tussen hengsten en merries?  Zo ja, is hier een verklaring voor?

5.6.2 De hypothese Ik verwacht dat er een verschil tussen de groep hengsten en de groep merries zal zijn. Ik denk dat hengsten een hogere schofthoogte en tevens een breder en langer borst hebben. Voor mijn gevoel zijn bij mensen de mannen vaak nét iets groter, sterker en breder dan de vrouwen, wat deels toe te wijzen is aan het mannelijk hormoon testosteron. Bij een dier van het mannelijke geslacht is, net zoals bij de mensen van het mannelijke geslacht, testosteron het belangrijkste hormoon. Testosteron zorgt naast de primaire en secundaire geslachtskenmerken tevens voor de groei van de (skelet)spieren. Het meten van het testosterongehalte is voor mij niet mogelijk. Daarom verwacht ik het toch terug te zien in de bouw van de hengsten.

5.6.3 Het resultaat

32


5.6.4 De conclusie Er zijn grote (5cm+) verschillen tussen de hengsten en de merries. De schofthoogte, voor- en achterbenen, manen en de voorpluk van de hengsten zijn echt groter. Tevens zit er een klein verschil in de borstbreedte en – lengte. Het eerste is bij de hengsten net wat breder en de merries hebben een grotere borstlengte.

Er is een gering verschil tussen de bouw van hengsten en merries. De hengsten zijn net wat groter met langere voor- en achterbenen. Het is vrij aannemelijk dat bij een hogere schofthoogte de vooren achterbenen ook langer zijn, anders zou het paard helemaal uit verhouding zijn. Verder is het verschil in de borstlengte vrij opvallend, maar toch zou het te verklaren kunnen zijn. De heupen van de merries zijn over het algemeen breder en groter dan de heup van de hengst, want de merries moeten genoeg ruimte hebben voor het (baren van het) veulen. Als de romp in verhouding met de heup zou zijn, dan zou de grotere borstlengte van de merries ten opzichte van de hengsten tevens te verklaren zijn. Helaas hebben we daar geen gegevens over: het is een speculatie, maar het zou een mogelijke verklaring kunnen zijn. Dat de hengsten groter zijn zou te verklaren kunnen zijn door het mannelijk hormoon testosteron. Maar opnieuw: het zou een mogelijke verklaring kunnen zijn, maar hiervan hebben we geen gegevens.

33


5.7 Discussiepunten  Het meten van de voor- en achterbenen van de paarden kan wat onnauwkeurig zijn doordat

de bodem(bedekking) van de stal of het weiland waarin het paard stond niet elke keer gelijk was. In bijvoorbeeld een grote laag stro of een nat weiland waarin het paard een beetje wegzakte was het nauwkeurig meten wat lastiger.  Voor onderzoek D had ik maar gegevens van 5 hengsten tot mijn beschikking. De

gemiddeldes van de gegevens van de hengsten zijn daardoor enigszins wat onbetrouwbaarder dan bij de merries.  In mijn onderzoek heb ik de manen, staart, voorpluk en vetlokken niet nadrukkelijk

meegenomen. Deze worden namelijk soms bijgeknipt.  Ik heb, op een enkel paard na, telkens de schofthoogte genomen die vermeld is bij de

stamboom. Deze is over het algemeen op een vrije jonge leeftijd opgemeten. Er is dus een kans dat het paard nog een paar centimeters is doorgegroeid. Hierdoor ontstaat tevens een onnauwkeurigheid in de metingen van de schofthoogtes.  De deviaties van de gemeten groepen in de grafieken overlappen elkaar erg vaak. Dit geeft

aan dat de onderzoeken en de conclusies niet erg betrouwbaar zijn door de overlappende willekeurige afwijkingen in de metingen.

Nawoord Ik vond het maken van het profielwerkstuk en het uitvoeren van het onderzoek erg interessant. Het onderwerp lag dicht bij me en wekte daardoor veel belangstelling bij me op. Des te verder ik in het literaire gedeelte kwam, des te meer dingen ontdekte ik dat ermee te maken had. Allemaal biologische onderwerpen die mij ook erg interesseerden. Het literaire gedeelte moest beperkt blijven, dus moest ik telkens afwegen wat ik wel of niet mee zou nemen in mijn profielwerkstuk. Dat kon nog wel eens frustrerend zijn omdat ik bepaalde onderwerpen zo leuk vond, dat ik het jammer vond om ze links te laten liggen. Verder verliep het maken van het profielwerkstuk goed. Soms was het wat lastig omdat ik dan meerdere boeken voor me had te liggen en die boeken spraken over een bepaald onderwerp of feitje elkaar regelrecht tegen. Tevens had ik nog een website gevonden van een stal die beweerde dat zij Friese paarden met het échte landbouwtype 34


fokten. Helaas lag deze stal te ver weg voor mij om ook die paarden op te meten. Het zou namelijk leuk geweest zijn om te testen of dat wel echt waar was. Verder ben ik tevreden over het resultaat en ik hoop dat het voor u aangenaam was om te lezen.

Met vriendelijke groet, Annette Castelein

Met dank aan: Dhr. drs. H.J. Korte Mw. ing. G. van der Wal Mw. J. Zwaagstra Dhr. P. Wagemakers Dhr. P. de Boer Mw. M. Akkerman Stal Fjildsicht Stal Wijbenga Stal Henswoude Stal de Oergong Koninklijke Vereniging ‘het Friesch Paarden-Stamboek’ (KFPS)

Bronvermelding Websites:  http://www.kfps.nl/ •

http://kfps.nl/Fokkerij/Fokkerijinformatie/Fokdoel.aspx

http://www.kfps.nl/Fokkerij/Fokkerijinformatie/Fokprogramma.aspx

http://www.kfps.nl/HetFriesePaard/Hetfrieschepaard/Algemeneinformatie.aspx

http://www.kfps.nl/HetFriesePaard/Hetfrieschepaard/Historievanpaard.aspx

http://www.kfps.nl/InformatieHETKFPS/Reglementen/ReglementNakomelingenonderzo ek.aspx 35


http://www.kfps.nl/InformatieHETKFPS/Reglementen/VoorwaardenCentraalOnderzoek. aspx

http://www.kfps.nl/LinkClick.aspx?fileticket=hJG1R1f27tk%3d&tabid=140

 http://www.geologievannederland.nl/fossielen/zoogdier-beschrijvingen/groot-paard  http://www.friesetuigpaard.nl/  http://www.delemerij.nl/Informatie.  https://wikipaarden.groenkennisnet.nl/pages/viewpage.action?pageId=1114216  http://www.rug.nl/education/scholierenacademie/studieondersteuning/profielwerkstuk/alfast

eunpunt/subjects/onderwerpen/filosofie/object746886249  http://www.ethische-dilemmas.nl/index.htm?algemeneinfoid=307

Bibliografie:  Dijkstra, Eelke, Fryske Hynder: de geschiedenis van het Friese paard, Doetinchem, 2002, blz.

10-12, 16-34, 38-42,46,46  Gordon-Watson, Russel Lyon, Montgomery, het complete paardenboek, Oosterhout, 2003,

blz. 16-18  Heuvel, Petra van den, het Friese paard: adel, kracht en gratie, z.p.,2001, blz. 11-15,17-

19,21,23-24  Koninklijke vereniging ‘’het Friesch Paarden-Stamboek’’, beoordelen van het Friese paard,

z.p. 2013, blz. 15,25,27  Koninklijke vereniging ‘’het Friesch Paarden-Stamboek’’, ‘’Het ideale karakter van het Friese

paard: erfelijkheid en milieu bepalend’’, Phryso Fokkerij, nr.3, 66e jaargang (maart 2015), blz. 34-35  Pickeral, Tamsin, De schoonheid van het paard: een geïllustreerde geschiedenis, Kerkdriel,

2013, blz. 57  Stichting Bio-Wetenschappen en Maatschappij (BMW), Variatie in vee (cahier 3), z.p., 2010,

blz. 13, 39- 41, 43, 51, 72-74

Afbeeldingverantwoording Afbeeldingen voorpagina:  eigen foto’s Afbeelding 1: 36


 http://www.harunyahya.com/image/confessions_of_evolutionists/evolution_of_the_horse.

jpg Afbeelding 2:  Koninklijke Vereniging ‘’het Friesch Paarden-Stamboek’’, Beoordelen van het Friese paard, z.p., 2013, blz 14. Afbeelding 3:  http://www.eigenpaard.nl/anatomie-van-het-paard.aspx Afbeelding 4:  Dijkstra, Eelke, Fryske Hynder: de geschiedenis van het Friese paard, Doetinchem, 2002, blz 11. Afbeelding 5:  Koninklijke Vereniging ‘’het Friesch Paarden-Stamboek’’, Beoordelen van het Friese paard, z.p., 2013, blz 18. Afbeelding 6:  http://www.dehoefslag.nl/wp-content/uploads/2014/10/Lolkegallery3.jpg Afbeelding 7:  Koninklijke Vereniging ‘’het Friesch Paarden-Stamboek’’, Beoordelen van het Friese paard, z.p., 2013, blz 18. Afbeelding 8:  http://www.sporthorse-data.com/d?i=10430752 Afbeelding 9:  http://www.kfps.nl/Nieuws.aspx?NewsId=1530 Afbeelding 10:  http://www.horsegroomingsupplies.com/horse-forums/ive-come-conclusion-stock-horsesaddleseat-weirdest-534952-2.html Afbeelding 11:  http://www.mennenvoormensen.nl/ Afbeelding 12:  Dijkstra, Eelke, Fryske Hynder: de geschiedenis van het Friese paard, Doetinchem, 2002, blz 19. Afbeelding 13:  Dijkstra, Eelke, Fryske Hynder: de geschiedenis van het Friese paard, Doetinchem, 2002, blz 18. Afbeelding 14:  Dijkstra, Eelke, Fryske Hynder: de geschiedenis van het Friese paard, Doetinchem, 2002, blz 18. Afbeelding 15:  Dijkstra, Eelke, Fryske Hynder: de geschiedenis van het Friese paard, Doetinchem, 2002, blz 23. Afbeelding 16:  Dijkstra, Eelke, Fryske Hynder: de geschiedenis van het Friese paard, Doetinchem, 2002, blz 10. Afbeelding 17:  Dijkstra, Eelke, Fryske Hynder: de geschiedenis van het Friese paard, Doetinchem, 2002, blz 28. Afbeelding 18:

37


ďƒ˜ Dijkstra, Eelke, Fryske Hynder: de geschiedenis van het Friese paard, Doetinchem, 2002, blz

40.

38


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.