Rsg magister alvinus pws alfa of beta

Page 1

1 December

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie Jelmer Wiersma V6A

RSG Magister-Alvinus Sneek

2014


Voorwoord Voor u ligt het profielwerkstuk ‘Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie’. Dit onderzoek is uitgevoerd in het kader van een grote onderzoeksopdracht aan het eind van het Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs: het Profielwerkstuk. In het tijdsbestek van ongeveer één jaar heb ik dit onderzoek opgezet, uitgevoerd en uitgewerkt. Tijdens dit onderzoek is een aantal mensen mij te hulp geschoten. Hierbij wil ik een aantal mensen bedanken. Om te beginnen wil ik een speciale dank brengen aan de heer M. Mojet, mijn onderzoeksbegeleider. Ik vond de samenwerking plezierig en wil u bedanken voor al uw hulp. Vervolgens wil ik het personeel van de leerlingenadministratie bedanken, voor de hulp bij het verkrijgen van de benodigde gegevens. Als laatste wil ik mijn ouders en broer bedanken, voor hun hulp en ideeën. Ik wens u veel leesplezier RSG Magister-Alvinus te Sneek, 1 december 2014

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

2 © Jelmer Wiersma, 2014


Samenvatting ‘Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie’. Sinds de oprichting van het keuzetraject binnen het voortgezet onderwijs wordt er al gespeculeerd over deze vraag. Bestaat er een verschil tussen beide, of is dit een illusie. In dit onderzoek wordt naar een antwoord gezocht op deze vraag. Het onderzoek is opgebouwd uit een aantal delen. Het grootste deel bestaat uit een enquête, waarmee verschillende onderwerpen onderzocht worden. Deze enquête geeft een beeld van hoe het Ruimtelijk inzicht, het Logische inzicht, het Creatieve denkvermogen en de relatie tussen links en rechtshandigheid zich verhoudt tot Alfa’s en Bèta’s. Het tweede deel van dit onderzoek bestaat uit een data analyse. Hiermee is een beeld gevormd van de vaardigheid ‘presenteren’. Om dit te bereiken, zijn van een bepaalde presentatie alle cijfers van de afgelopen 5 jaar gebruikt. Op deze data is een analyse losgelaten, waaruit is gebleken wat de bovenliggende groep is voor wat betreft het presenteren. Natuurlijk vereisen al deze resultaten een wetenschappelijke benadering, die gevonden wordt in de theorie, wat tevens het laatste onderdeel van dit onderzoek is. Blinkt één van beide groepen uit, of zijn er geen verschillen? Vanzelfsprekend leidt deze vraag tot een aantal verwachtingen. Een over het algemeen heersende mening is dat Bèta’s minder creatief zouden zijn, omdat zij “gedwongen” worden om volgens de enige juiste manier tegen iets aan te kijken, terwijl Alfa’s meer vrijheid krijgen hierin. Bèta leerlingen zouden in zowel Logica als ruimtelijk inzicht beter zijn, omdat zij vaak met ruimtelijke modellen werken. Het percentage mannen dat een Bèta profiel kiest wordt ook verwacht hoger te zijn dan het percentage vrouwen dat dit doet. Een Alfa zou daarentegen weer beter kunnen presenteren, omdat hij zich beter thuis voelt onder de mensen dan een Bèta, die zich het liefst in een rustige omgeving zou begeven. Uit dit onderzoek is een aantal conclusies te trekken. Zo blijkt bijvoorbeeld dat Bèta’s een beter ruimtelijk inzicht hebben, wat ook te verklaren is aan de hand van de theorie. Het hersengebied waarin dit ruimtelijk inzicht wordt aangestuurd, de Pariëtale cortex, is bij Bèta’s beter ontwikkeld omdat er veelvuldig een beroep op wordt gedaan. Ook het Logische inzicht is bij Bèta’s sterker ontwikkeld. Ook dit komt door het veelvuldige gebruik van het desbetreffende hersengebied, in dit geval de Prefrontale cortex. Wat ook opmerkelijk is, is dat niet Alfa’s maar Bèta’s het best presteren wat betreft presentatie. Uit de analyse blijkt dat niet alleen de cijfers van Bèta’s hoger zijn, maar ook dat er minder variatie zit in de behaalde cijfers dan bij Alfa’s. Het is opmerkelijk dat een vrij groot deel van de verwachtingen over dit vraagstuk niet klopt. Alfa’s presenteren niet beter dan Bèta’s en ook de verwachting over het Creatieve inzicht strookt niet met de onderzoeksresultaten. Hoewel de verwachtingen niet altijd juist blijken te zijn, wijst dit onderzoek uit dat er wel degelijk een verschil is tussen Alfa’s en Bèta’s. Het is dus geen illusie, maar waarheid.

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

3 © Jelmer Wiersma, 2014


Inhoudsopgave Voorwoord Samenvatting Inleiding Theorie -begrippen -hersenen Onderzoek -Enquête -Data analyse -Literatuur Resultaten en verklaring -Enquête -Data analyse Conclusies Discussie Nawoord Literatuurlijst Bijlagen

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

Pagina 2 Pagina 3 Pagina 5 Pagina 6 Pagina 8 Pagina 15 Pagina 22 Pagina 23 Pagina 24 Pagina 38 Pagina 46 Pagina 49 Pagina 50 Pagina 51 Pagina 53

4 © Jelmer Wiersma, 2014


Inleiding Dikwijls wordt gesteld dat er grote verschillen bestaan tussen zogenaamde Alfa en Bèta leerlingen. Deze selectie vindt plaats op basis van het traject dat gevolgd wordt in het voortgezet onderwijs. Zo zouden Alfa’s bijvoorbeeld socialer zijn, en zouden Bèta’s vaker aan autisme lijden en minder goed zijn in bijvoorbeeld spreken voor een groep. Zit hier een kern van waarheid in, of bestaat deze verdeling in werkelijkheid helemaal niet? Dit document is een rapport van een onderzoek dat uitgevoerd is naar dit probleem. Omdat de meningen sterk verdeeld zijn over de werkelijke verschillen tussen Alfa’s en Bèta’s, is dit probleem erg interessant om te onderzoeken. Dit onderzoek is op te delen in twee hoofdsegmenten, namelijk de cijferanalyse, waarmee de presentatievaardigheid, oftewel het spreken voor een groep, wordt onderzocht, en een enquête, die het grootste deel van het onderzoek beslaat, waarmee onderzocht is wat de verbanden zijn tussen het zijn van een Alfa of een Bèta, en verschillende eigenschappen als ruimtelijk inzicht. Ook de relaties tussen man/vrouw en deze eigenschappen, en links-, rechtshandigheid en dezelfde eigenschappen zijn onderzocht. De verwachting is dat Alfa’s en Bèta’s op een aantal vlakken van elkaar zullen verschillen. Omdat het vakgebied van Bèta’s zich hoofdzakelijk bezighoudt met een analyserende aanpak van de lesstof, waar Alfa’s zich vooral bezighouden met een abstracte kijk op de onderwerpen. In dit onderzoek worden de verschillen tussen beide onderzocht op het gebied van creatief denkvermogen, logica en ruimtelijk inzicht, alsook wat het verschil is in presentatievaardigheid. Over deze onderwerpen kan een aantal verwachtingen uitgesproken worden: -Alfa’s zijn in het bezit van een sterker ontwikkeld creatief denkvermogen. Dit omdat zij zich bij de alledaagse aanpak van problemen op een abstracte manier hiertegen over opstellen. Omdat er bij Alfa vakgebieden vaak geen concreet antwoord te formuleren is, is de Alfa leerling gewend om te discussiëren en verder na te denken over het antwoord. De Bèta vakgebieden hebben vaker een concreet antwoord dat goed of fout is, waardoor de leerling dus niet geprikkeld wordt om verder over een probleem na te denken. -Bèta’s hebben een beter gevoel voor logica en ruimtelijk inzicht. Dit omdat de analyserende blik die hen aangeleerd wordt hiervoor zeer van belang is. Logicaproblemen vereisen een denkwijze die een analytische kijk op het probleem verschaft en dus is de verwachting dat Bèta’s het hier beter zullen doen. Dit gaat ook op voor het ruimtelijk inzicht. Omdat ruimtelijk inzicht een vaardigheid is waarbij gereduceerd moet worden tot de essentie, bijzaken moeten immers geëlimineerd worden, is het van belang dat er een analytische kijk op het vraagstuk losgelaten wordt. -De laatste verwachting die uitgesproken kan worden is dat Alfa’s beter zijn in presenteren. Presenteren staat gelijk aan het kennis overdragen door te spreken voor een groep. Omdat Alfa’s over het algemeen socialer schijnen te zijn, is de verwachting dat zij beter kunnen presenteren. De uitgesproken verwachtingen zullen beantwoord worden in de loop van het verslag, maar zullen in de discussie nog even kort samengevat en bevestigd of verworpen worden. Hoe dit precies onderzocht gaat worden wordt in detail uitgewerkt in het hoofdstuk ‘indeling onderzoek’. Het eigenlijke doel van dit onderzoek is onderzoeken of de ‘vooroordelen’ over Alfa’s en Bèta’s terecht zijn en of Alfa’s en Bèta’s wel echt van elkaar verschillen, of dat er geen scherpe scheiding af te bakenen is tussen beide groepen. Deze inleiding wordt opgevolgd door het hoofddeel van het verslag, te beginnen met alle theorie over dit onderwerp.

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

5 © Jelmer Wiersma, 2014


Theorie Alfa scholieren & Bèta scholieren Alfa en Bèta zijn aanduidingen voor de vakgebieden waarin een scholier zich kan specialiseren. Onder deze richtingen vallen een aantal profielen, die in dit onderzoek zijn ingedeeld in de vakgebieden ‘Alfa-profielen’ en ‘Bèta-profielen’. In dit onderzoek zijn de zogeheten ‘Gammaprofielen’ niet apart opgenomen, omdat ze in het voortgezet onderwijs sterk verweven zijn met de ‘Alfa-profielen’. De ‘Gamma-profielen’ vallen binnen dit onderzoek dus onder de ‘Alfaprofielen’. Profielen ‘Profiel’ is een aanduiding voor het lespakket dat aangeboden wordt aan een scholier. Binnen deze lespakketten is een duidelijke scheiding aan te brengen, namelijk de scheiding in de ‘Alfa’ en de ‘Bèta’ richting. Scholier Definitie Dikke van Dale: Iemand die op school zit. Het gaat hier dus om leerlingen van het Nederlandse onderwijs. Voor dit onderzoek zijn slechts scholieren van het voortgezet onderwijs, van de tweede fase VWO gekozen. Tweede fase De tweede fase in het middelbaar onderwijs is een lesperiode van, op het VWO, drie jaar, waarin de scholier zich specialiseert in een bepaalde richting. Dit traject loopt van het 4de tot en met het 6de leerjaar. VWO Het Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs is een niveau aanduiding binnen het middelbaar onderwijs. Zoals de naam al kenbaar maakt, bereid dit niveau de scholier voor op het Wetenschappelijk Onderwijs(ook wel ‘Universitaire Opleiding’ genoemd). Dit is de hoogste vorm van onderwijs die binnen Nederland gevolgd kan worden. Lespakket Binnen het VWO kan een aantal verschillende lespakketten gekozen worden, bij aanvang van de tweede fase. Deze pakketten kunnen verdeeld worden in een Alfa-richting en een Bèta-richting. Onder de Alfa-richting vallen de profielen Cultuur&Maatschappij en Economie&Maatschappij, onder de Bèta-richting vallen de profielen Natuur&Gezondheid en Natuur&Techniek. De bijbehorende lesprogramma’s zijn te vinden in bijlage 7. De opvallendste verschillen tussen beide bevinden zich in het verplichte deel. Waar dit in de Alfa-richting in ieder geval bestaat uit geschiedenis, bestaat dit deel binnen de Bètakant uit een aantal exacte vakken als Natuurkunde, Scheikunde en Biologie. Aangezien de verschillende soorten Wiskunde niet specifiek zijn voor bepaalde lespakketten, zijn deze verder buiten beschouwing gelaten wat betreft het onderscheid tussen beide richtingen. Algemene vakken ‘Algemene vakken’ is een aanduiding die slaat op het verplichte vakkenpakket. Deze onderwijssubjecten zijn verplicht voor iedere scholier. Op het VWO bestaat dit deel momenteel uit de vakken Nederlands, Engels, ANW, LO, Maatschappijleer en, afhankelijk van of de leerling Atheneum of Gymnasium volgt, CKV of KCV. Maatschappijleer loopt hierbij tot en met de 4de klas, ANW tot en met de 5de klas, en LO en KCV tot halverwege de 6de klas. Deze vakken worden door de overheid op dusdanige waarde geschat, dat zij van mening zijn dat iedere scholier deze vakken zou moeten volgen.

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

6 © Jelmer Wiersma, 2014


Richting specifieke vakken Een ander deel van het lespakket bestaat uit het ‘richting specifieke’ deel. Dit deel is afhankelijk van het gekozen profiel. Bij het profiel C&M bestaat dit deel uit Aardrijkskunde en Geschiedenis, met een verplichte keuze uit Wiskunde A of C, en Duits of Frans. Het profiel E&M heeft een verplicht deel bestaande uit Geschiedenis en Economie, met een verplichte keuze uit Wiskunde A of B, en een verplichte keuze uit Aardrijkskunde of Management & Organisatie. Het profiel N&G heeft een verplicht deel van vier vakken, namelijk Biologie, Scheikunde, Natuurkunde en Wiskunde A. Het kiezen van de leerweg N&T verplicht de leerling tot het volgen van Biologie, Scheikunde, Natuurkunde en Wiskunde B. De Bèta profielen bevatten geen verplicht keuzedeel. De keuzeformulieren zijn bijgevoegd in bijlage 7. Keuzevakken Naast de verplichte vakken bestaat een deel van het gekozen traject ook uit een vrij keuzedeel. Dit deel verschilt sterk per profiel en wordt daarom niet uitgelegd hier. Deze vakverdeling is terug te vinden in het bijgevoegde keuzeformulier in Bijlage 7.

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

7 © Jelmer Wiersma, 2014


Hersenen Definitie Dikke van Dale: zenuwmassa die het bovendeel van het hoofd vult. De hersenen, of hersens, zijn het deel van het centrale zenuwstelsel dat de het lichaam aanstuurt en processen in het lichaam reguleert. Het menselijk brein is vooral opgebouwd uit neuronen(zenuwcellen) en bevat zowel grijze massa als witte massa. Opbouw De hersenen zijn te onderscheiden in verschillende delen, die hier afzonderlijk behandeld worden. De opbouw van de hersenen is op twee manieren in te delen: de Eenvoudige indeling en de Gedetailleerde indeling.

Eenvoudige indeling Cerebellum(Kleine hersenen)1 De kleine hersenen zijn het deel van de hersenen dat de beweging en de balans regelt. Ook beïnvloeden ze mentale en emotionele processen. De kleine hersenen dienen ook als schakelcentrum bij aansturing van de spieren. Ook zijn ze betrokken bij het uitvoeren van sterk geautomatiseerde handelingen zoals de ademhaling. Cerebrum(Grote hersenen)1 De Cerebrum is het grootste deel van de hersenen. De grote hersenen verwerken impulsen die afkomstig zijn van sensorische zenuwcellen. Ook sturen de grote hersenen vrijwillige beweging aan. In de grote hersenen vinden ook de cognitieve en emotionele processen plaats. Vooral de cognitieve processen zijn erg interessant wat betreft dit onderzoek. De grote hersenen zijn verdeeld in een zogenaamde linker-, en rechterhersenhelft. Deze twee helften zijn met elkaar verbonden via een dikke bundel zenuwvezels: het ‘Corpus Callosum’. Deze ‘Corpus Callosum’ is van essentieel belang voor het samenwerken tussen beide hersenhelften. Truncus Cerebri(hersenstam)1 De hersenstam is te beschouwen als de schakel tussen de grote hersenen en de kleine hersenen en het ruggenmerg. De hersenstam neemt de vitale levensfuncties voor zijn rekening. De hartslag, bloeddruk en temperatuur worden hier gereguleerd. Over de lengte van de hersenstam bevindt zich een netwerk van zenuwcellen dat medeverantwoordelijk is aan het bewustzijn. 10 van de 12 paren hersenzenuwen hebben hun kern in de hersenstam liggen.

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

8 © Jelmer Wiersma, 2014


Gedetailleerde indeling Rhombencephalon(Ruithersenen)1 Rhombencephalon is een verzamelnaam voor het onderste gebied van de hersenen. De Rhombenchephalon wordt opgedeeld in het Myelencephalon en het Metencephalon. Myelencephalon(Merghersenen)1 Het Myelencephalon is het gedeelte van de hersenen dat zich in het achterste gedeelte van de hersenen bevindt. Ze functioneert als schakelzone tussen de hersenen, en de rest van de zenuwstelsels. Het Myelencephalon bestaat uit het verlengde merg(Medulla Oblongata) en een aantal hersenzenuwen Metencephalon(Achterhersenen)1 De metencephalon ligt voor het grootste deel in het Cerebellum. Hier ligt ook de pons, die gevormd wordt door een deel van de Formatio Recticularis, die ervoor zorgt dat er een holte ontstaat. Deze holte noemt men de vierde Ventrikel. Deze is gevuld met hersenvocht en wordt tot het Myelencephalon gerekend. Mesencephalon (Middenhersenen)1 Het Mesencephalon ligt in het bovenste gedeelte van de hersenstam. Het Mesencephalon speelt een rol bij de zintuiglijke en motorische functies van de hersenen. Ook de pupilverwijdingsreflex wordt gereguleerd in het Mesencephalon. Prosencephalon (Voorhersenen)1 Het prosencephalon is een deel van de hersenen dat zich bij de foetale ontwikkeling va de mens als een van de eerste delen vormt. Het Prosencephalon is onder te verdelen in het Diencephalon en het Telencephalon. Diencephalon (Tussenhersenen)1 Het Diencephalon ligt precies tussen het Mesencephalon, de middenhersenen, en het Telencephalon. In het Diencephalon liggen de Thalamus, de Hypothalamus, de Hypofyse, de Epifyse en de Derde Ventrikel. Thalamus De Thalamus fungeert hoofdzakelijk als schakelstation tussen het perifere zenuwstelsel en het ‘bewuste’ deel van de hersenen. Een voorbeeld hiervan is het corpus geniculatum laterale, dat een essentieel aandeel heeft in de overdracht van informatie tussen de ogen en de hersenen. Hypothalamus De Hypothalamus controleert het autonome zenuwstelsel en speelt een grote rol bij de organisatie van basale gedragingen. Een bekend voorbeeld van gedrag dat geregeld wordt door de Hypothalamus is de zogenaamde ‘Fight or Flight’ reactie. Ook reguleert de Hypothalamus voor een belangrijk deel de temperatuur. De Hypothalamus is het belangrijkste deel de Diencephalon Hypofyse De hoofdfunctie van de Hypofyse heeft betrekking tot de productie en regulatie van hormonen. De Hypofyse is een klier in het midden van het hoofd en is ongeveer zo groot als een knikker. Hij is de belangrijkste schakel in de Homeostase, ook wel de regulatie genoemd, in het menselijk lichaam. De Hypofyse produceert onder andere Groeihormoon en Thyreoïdstimulerend hormoon, dat de schildklier in werking zet. De Hypofyse is op te delen in twee kwabben, waarbij de achterste kwab vooral belangrijk is voor de water-, en vochtregulatie en als opslagplaats voor door de Hypothalamus geproduceerde hormonen.

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

9 © Jelmer Wiersma, 2014


Epifyse De epifyse is producent van het hormoon melatonine. De hoeveelheid melatonine die gevormd wordt is afhankelijk van de hoeveelheid daglicht die de persoon opvangt. Melatonine kan ook gebruikt worden als medicament bij verstoorde slaapritmen. Telencephalon (Eindhersenen)1 De Telencephalon is de wetenschappelijke benaming voor de grote hersenen. De grote hersenen zijn uitgelegd bij de eenvoudige verdeling.

1: Wikipedia, Menselijke hersenen. Geraadpleegd op: 15-11-2014, http://nl.wikipedia.org/wiki/Menselijke_hersenen

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

10 Š Jelmer Wiersma, 2014


Pariëtale cortex De pariëtale cortex is een voor dit onderzoek erg relevant hersengebied, omdat het voor de verwerking van ruimtelijke informatie zorgt. De pariëtale cortex maakt deel uit van de pariëtale kwab, die in het Telencephalon ligt. De pariëtale kwab is een belangrijk deel van de grote hersenen. In de afbeelding is deze kwab met geel aangegeven. De pariëtale cortex is aangegeven met een cirkel Een andere functie die de Pariëtale cortex voor zijn rekening neemt, maar die minder interessant is voor dit onderzoek, is het sturen van aandachtsfuncties. Er zou een verband kunnen liggen tussen een sterk ontwikkeld ruimtelijk inzicht en het in staat zijn om volledig op iets te focussen.

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

11 © Jelmer Wiersma, 2014


Prefrontale cortex Een ander hersengebied dat interessant is, is de prefrontale cortex die, zoals de naam al zegt, in het voorste deel van de frontale kwab ligt. In de afbeelding staat de ligging van de prefrontale cortex weergegeven. Zoals te zien ligt de prefrontale cortex niet in de pariëtale kwab(geel), maar in de frontale kwab(blauw). De frontale kwab houdt zich vooral bezig met het ‘bewuste’. Dat klinkt erg vaag maar het komt er op neer dat de frontale kwab belangrijk is bij een groot aantal psychische functies, als ook bij probleemoplossing en beoordelingsvermogen. De prefrontale cortex wordt doorgaans verdeeld in een dorsaal deel, een ventraal deel en de Cortex Orbitofrontalis, die vlak boven de ogen ligt. Deze gebieden kunnen ook weer opgedeeld worden in 2 delen, namelijk een Lateraal, opzij gelegen2, en een mediaal, Middenin gelegen, deel, waardoor 6 gebieden ontstaan: Cortex Orbitofrontaal lateraal, Cortex Orbitofrontaal mediaal, Ventrolaterale prefrontale cortex, ventromediale prefrontale cortex, dorsolaterale prefrontale cortex en de dorsomediale prefrontale cortex. Omdat de Dorsolaterale prefrontale cortex over het algemeen in verband gebracht wordt met logisch redeneren, is dit gebied het interessantst voor het onderzoek. Het blijkt dat de Dorsolaterale prefrontale cortex veel verbindingen heeft met de Cortex parietalis posterior, oftewel de achterste pariëtale cortex. 3Dit is opvallend, omdat het suggereert dat logica –geregeld door de prefrontale cortex- in verbinding staat met ruimtelijk inzicht –uit de Pariëtale cortex-. Hieruit zou geconcludeerd kunnen worden dat als een testgroep goed presteert op het gebied van Logica, ze dit, logischerwijs, ook zouden doen bij het Ruimtelijk inzicht.

2 3

http://nl.wikipedia.org/wiki/Prefrontale_cortex http://en.wikipedia.org/wiki/Dorsolateral_prefrontal_cortex

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

12 © Jelmer Wiersma, 2014


Lateraliteit Een belangrijk gegeven om te voorkomen dat de resultaten verkeerd geïnterpreteerd worden is dat de linker hersenhelft de rechterkant van het lichaam aanstuurt en vice versa. Informatie die door bijvoorbeeld het linkeroog ontvangen wordt, wordt in eerste instantie verwerkt door de rechter hersenhelft. In de afbeelding is schematisch weergegeven hoe dit principe werkt. De rondjes die met rechte lijnen verbonden zijn geven de ogen aan. De twee dubbele rode pijlen onder in de afbeelding zijn de zenuwbanen in het Corpus Callosum. In de afbeelding is duidelijk te zien dat de informatie die door het linkeroog ontvangen wordt -het woord “HUIS”-, verwerkt wordt in de rechter hersenhelft. Naast de verwerking van informatie sturen de beide hemisferen ook de overstaande zijde van het lichaam aan. Wanneer iemand zijn rechterarm optilt, wordt dit aangestuurd door de linkerhersenhelft.

Er blijft nog een interessante factor in het midden liggen, namelijk die van de lateraliteit. Lateraliteit heeft betrekking op de samenwerking tussen de twee hersenhelften, of hemisferen. Het brein is verdeeld in twee helften die, zoals eerder genoemd, met elkaar in verbinding staan via het Corpus Callosum. Deze twee helften hebben verschillende functies. De afbeelding laat zien hoe de meeste mensen denken over de verschillende hemisferen. Over het algemeen wordt de linkerhersenhelft gezien als de kant van de Logica en de analytische vaardigheden, terwijl de rechter hersenhelft vaak vergeleken wordt met een orakel van wijsheid en kunst. De rechter hersenhelft ‘ervaart de wijsheid van lichaam en hart’4. De rechter hersenhelft wordt gezien als het kunstzinnige stemmetje in het hoofd. De linker hersenhelft als een stoffige notaris die dwingt tot navolgen van regels en feiten. De vraag is in hoeverre dit waar is.

4

Citaat: http://www.schoolvoorderechterhersenhelft.nl/nl/intro/29-een_heel_brein

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

13 © Jelmer Wiersma, 2014


Het is inderdaad het geval dat het menselijk brein in 2 hemisferen verdeeld is. Dat de rechter hersenhelft een andere functie heeft dan de linker, is ook een feit. Het bleek dat taal inderdaad verbonden was aan de linker hersenhelft. Opvallend is dat hier een verschil ligt bij links- en rechtshandigen. Bij 96% van de rechtshandigen is taal verbonden met de linker hersenhelft, terwijl dit bij 70% van de linkshandigen het geval is. Ook ruimtelijk inzicht is een functie die dikwijls geassocieerd wordt met een bepaalde hersenhelft. Het blijkt dat laesies van de rechter Pariëtale cortex leiden tot halfzijdige verwaarlozing. Dit bevestigt dat ruimtelijk inzicht het sterkst ontwikkeld is in de rechter hersenhelft. Een aannemelijke waarheid is dat de samenwerking tussen beide hersenhelften cruciaal is. Uit een onderzoek van de Amerikaanse neuropsycholoog Roger Sperry, naar het gespleten brein, blijkt dat wanneer beide hersenhelften niet met elkaar kunnen communiceren via de Corpus Callosum, het proefpersoon niet meer in staat is om volledig naar behoren te functioneren. Een onderzoeksresultaat van dit onderzoek is dat de proefpersoon niet meer kan zeggen wat hij ziet, omdat de informatie die binnenkomt niet meer gekoppeld kan worden aan het spraakcentrum. Een idee wat over het algemeen redelijk geaccepteerd wordt, is dat de verschillen eerder relatief dan absoluut zijn. Ieder mens verschilt en heeft zo ook zijn eigen gebruik van de hersenen.

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

14 © Jelmer Wiersma, 2014


Onderzoek Dit onderzoek bestaat uit drie delen, die hier allemaal afzonderlijk behandeld zullen worden. Het belangrijkste deel van het onderzoek is de enquête, en daarom wordt dit deel als eerste behandeld

Enquête Het grootste deel van de informatiedatabase, die als bijlagen 3 en 5 is toegevoegd, bestaat uit informatie die verkregen is door middel van een enquête. Deze enquête is ook toegevoegd als bijlage 1, samen met het correctiemodel in bijlage 2. De enquête is te verdelen in drie secties, die in principe los van elkaar staan. Deze secties zijn: Algemene informatie(Blz. 1) en Opdrachten(Blz. 2), bestaande uit een aantal puzzeltjes waarmee onder andere ruimtelijk inzicht getoetst wordt, en twee zoekplaten(Blz. 3). De resultaten van deze enquête zijn verwerkt en aanwezig in de bijlagesectie onder de noemer Bijlage 3 en 4. Deel 1 van de enquête spreekt voor zich en wordt daarom niet uitgebreid besproken. Het volstaat om te zeggen dat het doel van deel 1 is om een algemene indeling te krijgen, waardoor de resultaten van deel 2 ingedeeld kunnen worden in verschillende groepen. Het tweede deel van deze enquête bestaat uit een aantal opdrachten, die op de volgende bladzijde, samen met hun doel, besproken worden. Dit deel is het belangrijkste uit het onderzoek.

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

15 © Jelmer Wiersma, 2014


Opdrachten Voor de volgende opdrachten krijg je 3 minuten de tijd

1. Verbind alle punten met 4 rechte lijnen zonder pen of potlood van het papier te halen. Je mag punten vaker dan een keer raken.

2. Tijdens een marathon haalt hardloper A de hardloper B, die op de tweede plaats loopt, in. Op welke plaats loopt hardloper A nu?

3. 6 bierglazen staan op een rij, waarvan de eerste 3 gevuld zijn. Hoe zorg je ervoor, door slechts een glas te bewegen, dat vol en leeg elkaar afwisselen?

4. Hoeveel vierkanten zie je? Let op, het gaat om alle vierkanten.

5. Welke kubus kan worden gevormd uit de bouwplaat?

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

16 Š Jelmer Wiersma, 2014


Opdracht 1 Dit puzzeltje is relatief onbekend en vereist een creatieve kijk op het probleem. Bij het oplossen van deze opdracht komt het zogenaamde ‘Out of the box’ denken om de hoek kijken. Dit is een vorm van probleembenadering waarbij buiten het normale denkkader gedacht moet worden. Een typerende uitspraak die misschien meer tot de verbeelding spreekt is ‘uit je comfort-zone stappen’, wat in essentie betekent dat de aangeleerde patronen losgelaten moeten worden en er op een nieuwe manier gehandeld moet worden. Het buiten de vaste patronen om denken vereist een stukje creativiteit, Vandaar de term: Creatief denkvermogen. Het ‘Out of the Box’ denken komt bij deze opdracht in de letterlijkste zin naar voren. Er zal, om de puzzel op te lossen, buiten het gebruikelijke kader gedacht moeten worden. Om de 9 punten met elkaar te verbinden met 4 rechte lijnen zonder de pen van het papier te halen, is het nodig om buiten het kader, dat in werkelijkheid helemaal niet aanwezig is(er is immers geen rand verbonden aan de 9 punten), te treden. Opdracht 2 Het doel van opdracht 2 is anders dan dat van opdracht 1. Opdracht 2 heeft als thema Logica/Logisch redeneren/Logisch inzicht. Het oplossen van dit vraagstuk is volledig gebaseerd op een logische opvolging van elementen. Het draait hier om een aantal elementen, namelijk twee hardlopers: hardloper A en hardloper B. Hardloper B loopt op de 2de plaats, hardloper A op een onbekende plaats. Het tweede element is het inhalen. Hardloper B wordt ingehaald door hardloper A, waarna geantwoord moet worden op welke plaats hardloper A loopt. Het oplossen van dit vraagstuk vraagt dat deze beide elementen samengevoegd worden, waardoor logischerwijs op 1 antwoord uitgekomen kan worden. Opdracht 3 Ook opdracht 3 betreft het onderwerp Logica. Het gaat hier wederom om een combinatie van elementen die, wanneer op logische wijze samengevoegd, leiden tot het correcte antwoord. Deze opdracht is niet volledig vergelijkbaar met opdracht 2 omdat er ook een klein gedeelte berust op een creatieve kijk(als uitgelegd bij opdracht 1), maar omdat het vraagstuk hoofdzakelijk gebaseerd is op logisch inzicht, is er toch voor gekozen om deze puzzel onder de noemer Logica te scharen. Opdracht 3 zal misschien als minder eenvoudig ervaren worden als opdracht 2, omdat de elementen niet expliciet in de vraag staan. De elementen moeten uit de vraagstelling gehaald worden. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat de situatie vaak geschetst wordt. Het blijkt dat de proefpersonen het schetsen van de situatie als handig hulpmiddel ervaren. Het zien van de daadwerkelijke situatie verschaft een makkelijkere manier om de elementen uit de vraag te halen en zo tot het goede antwoord te redeneren. Door opdracht 2 en 3 samen te nemen wordt een beeld gevormd van de mate waarin het Logische inzicht ontwikkeld is in verschillende groepen. In dit onderzoek gaat het om vooral Alfa’s en Bèta’s, maar ook om Mannen en Vrouwen en Links en Rechtshandigen.

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

17 © Jelmer Wiersma, 2014


Opdracht 4 Hier breken we bij een nieuw onderwerp aan, namelijk ruimtelijk inzicht. Voor het tellen van de vierkanten is in zekere zin ruimtelijk inzicht, of ruimtelijke aandacht, vereist. Natuurlijk speelt het goed lezen van de vraag hier ook mee, omdat nadrukkelijk gevraagd wordt naar alle vierkanten. In de afbeelding staan zowel vetgedrukte lijnen als niet vetgedrukte, wat verwarring zou kunnen scheppen. Uit de vraag blijkt echter duidelijk dat het gaat om alle vierkanten. Ook al is het belangrijk dat de vraag goed gelezen wordt, vereist het belangrijkste deel een stukje ruimtelijk inzicht. Dit onderdeel valt in de categorie ruimtelijk inzicht omdat het belangrijk is om de vormen ten opzichte van elkaar te onderscheiden. Opdracht 5 Ook vraag 5 valt in de categorie ruimtelijk inzicht. Het gaat hier om het denkbeeldig in elkaar vouwen van een kubus, waarbij verschillende kleurvlakken geplaatst moeten worden. Dit soort puzzels is een van de beste graadmeters voor ruimtelijk inzicht. Al bevat deze puzzel nog een ander aspect, namelijk verschillende kleurvakken, is hij in essentie hetzelfde. De mogelijke antwoorden liggen dicht bij elkaar, dat wil zeggen dat er vaak slechts één kleurvlak niet klopt. Dit geeft een extra moeilijkheidsgraad omdat er erg precies te werk gegaan moet worden. Het samennemen van opdracht 4 en 5 leidt tot een redelijk helder beeld van het ruimtelijk inzicht. De uitwerkingen van alle opdrachten zijn te vinden op bladzijde 21, mocht u de opdrachten gemaakt hebben, of gewoonweg geïnteresseerd zijn in de antwoorden.

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

18 © Jelmer Wiersma, 2014


Enquête deel 3 De enquête omvat in totaal 3 delen: algemene vragen, opdrachten en zoekplaten. Het derde deel, zoekplaten, wordt hier wel kort uitgelegd en besproken, maar is verder niet verwerkt in het onderzoek. Het onderzoek zou te groot worden en verder van het hoofddoel af komen te liggen. Vanuit dit oogpunt is er voor gekozen om deel 3 te schrappen, omdat, na een korte analyse op de resultaten toegepast te hebben, bleek dat de resultaten te dicht bij elkaar lagen. Bijna alle proefpersonen beantwoordden beide zoekplaten goed. Dit is waarschijnlijk een gevolg van een te laag niveau van de zoekplaten, of een te groot tijdsbestek waarin de zoekplaten gemaakt werden(30 seconden per zoekplaat). Omdat dit deel wel uitgevoerd is en er tevens resultaten van zijn, is het wel van belang dat er een korte uitleg volgt. Dit is belangrijk voor eventueel vervolgonderzoek, en de volledigheid van de uitleg van het onderzoek. Voor de volgende opdracht krijg je 30 seconden de tijd. Zoek in het onderstaande veld de cijfercombinatie 59 en omcirkel deze 52750328057293725621 45458136748856197645 45559616427543526734 52157146224327426734 24543751575426765246 15479715567512872944 23652352916517356325 46721876545177545245 12174576572244741256 95724271254242242142 12725795845227457914

Deze zoekplaat is de eerste van twee. Het cijferveld is willekeurig gekozen, met een bewuste keuze van het getal 59. De cijfers 5 en 9 lijken relatief veel op elkaar, wat het lastiger maakt om deze cijfercombinatie uit de zoekplaat te filteren.

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

19 © Jelmer Wiersma, 2014


Voor de volgende opdracht krijg je 30 seconden de tijd. Zoek in het onderstaande veld de lettercombinatie MP en omcirkel deze SFVJVNEVMEVOEVHJGG DCCVHBNEVNEMGFEBV VERNVERMVKEPAMFJBK BKJBDVJFEVCMVAVDBD BDFBMQVFSJVOVEPMG GKEVEVREGJMMDBDFT GEJBNGFLBEIBKPOMPG EBVNJEVMEPVRIJEBEBE KJASUHGSJDKBNDJABID DFJBKDALOPRBJIRAIJBF

De bovenstaande zoekplaat is eveneens onderdeel van de enquête, maar is verder niet uitgewerkt in de zin van resultaten analyse. Wederom is het veld willekeurig gekozen. In tegenstelling tot de vorige zoekplaat, is de lettercombinatie MP ditmaal wel willekeurig gekozen. Er is gekozen voor een willekeurige keuze omdat een opvallende combinatie van letters, dat wil zeggen een ongebruikelijke of juist erg gebruikelijke combinatie van letters, eenvoudiger te vinden zou kunnen zijn. MP is een niet gebruikelijk doch niet ongebruikelijke combinatie van letters, wat voor een relatief complexe zoekplaat zorgt. Er is gekozen voor een zoekplaat met cijfers, en één met letters, omdat dit het verschil tussen voorkeur voor letters of cijfers filtert. Het zou zo kunnen zijn dat, om slechts een vermoeden uit te spreken, Bèta’s beter presteren bij de zoekplaat met cijfers en Alfa’s beter bij een zoekplaat met letters. Dit is echter geen gegeven, maar om een te voorkomen dat een voordeel toegekend wordt aan een bepaalde groep, is gekozen voor twee zoekplaten: één met cijfers en één met letters. Omdat dit deel verder niet verwerkt is, zijn de antwoorden van de zoekplaten niet vermeld in het verslag, maar in Bijlage 3. Hier staan ook nogmaals de resultaten van de opdrachten maar die zijn wel uitgewerkt in dit document.

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

20 © Jelmer Wiersma, 2014


Uitwerkingen 1. Verbind alle punten met 4 rechte lijnen zonder pen of potlood van het papier te halen. Je mag punten vaker dan een keer raken.

2. Tijdens een marathon haalt hardloper A de hardloper B op de tweede plaats in. Op welke plaats loopt hardloper A nu? Antwoord: plaats twee 3. 6 bierglazen staan op een rij, waarvan de eerste 3 gevuld zijn. Hoe zorg je ervoor, door slechts een glas te bewegen, dat vol en leeg elkaar afwisselen? Oplossing: Giet de inhoud van glas 2 in glas 5 4. Hoeveel vierkanten zie je? Let op, het gaat om alle vierkanten. Antwoord: 40

5. Welke kubus kan worden gevormd uit de bouwplaat?

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

Kubus 1

21 Š Jelmer Wiersma, 2014


Data Analyse Het deel van dit onderzoek dat zich richt op presentatievaardigheid, bestaat uit een analyse van cijfers van een presentatie voor het vak Nederlands. Het vak Nederlands is gekozen omdat het gemeenschappelijk is voor Alfa en Bèta scholieren. Hoewel Engels om deze reden ook gekozen zou kunnen worden, is toch gekozen voor het vak Nederlands, omdat het cijfer gebaseerd is op spreken, en, aangezien voor de meeste leerlingen Nederlands de moedertaal is, er dus waarschijnlijk minder spanning is als men spreekt in het Nederlands. Het spreken in een vreemde taal wordt vaak als ongemakkelijk ervaren, en zal dus een minder betrouwbare uitkomst geven, omdat iedere scholier anders reageert op deze factor. Om een zo betrouwbaar mogelijke analyse te verkrijgen, zijn de cijfers van de afgelopen vijf jaar onderzocht. Op de database is een aantal analyses los gelaten, zoals de gemiddelde cijfers en de hoogste en laagste cijfers. De complete analyse is te vinden in de uitwerkingensectie vanaf pagina 38, Data analyse. De gekozen categorieën, gemiddelde, laagste en hoogste cijfer en meest voorkomend cijfer, zijn bewust gekozen. De meest belangrijke categorie is hierbij het gemiddelde, omdat hierbij zogenaamde outliers, meetwaarden die te veel afwijken en hierdoor niet betrouwbaar zijn, uit de resultaten gefilterd worden. Zo komt men op een representatieve gemiddelde waarde uit, waardoor met redelijke betrouwbaarheid een conclusie te trekken is. De overige categorieën dienen vooral ter ondersteuning van het gemiddelde. De waardes van het laagste en hoogste cijfer verschaffen een beeld van de consistentie waarmee de proefpersonen presteren. Wanneer bijvoorbeeld bij één onderzoeksgroep A de waarde voor het hoogste cijfer sterk varieert, terwijl de tegen hangende onderzoeksgroep B dit verschijnsel niet vertoont, is te zeggen dat onderzoeksgroep B met een hogere consistentie presteert. Ditzelfde principe gaat ook op voor het laagste cijfer. Het meest voorkomende cijfer is niet zozeer een factor die richting geeft aan het niveau van Alfa’s en Bèta’s, als wel een factor waaruit eveneens een beeld ontstaat over de consistentie waarmee gepresteerd wordt. Wanneer beide groepen wél consistent maar niet op hetzelfde niveau presteren, mag men spreken van een factor die het kwaliteitsniveau aanduidt. Dit deel, het meest voorkomende cijfer, is dus eigenlijk een combinatie van het niveau en consistentie.

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

22 © Jelmer Wiersma, 2014


Literatuur Het derde en tevens het laatste deel van het onderzoek bestaat uit literatuur. Deze literatuur dient niet zozeer om nieuwe inzichten te creĂŤren, maar wel om de gevonden resultaten te kunnen verklaren. Dit deel is dus in werkelijkheid geen deel van het onderzoek, maar een ondersteuning. Het resultaat van dit gedeelte is te vinden in de Theorie. De literatuur is op te delen in twee hoofdsegmenten, namelijk een lijst van begrippen die nodig zijn om het onderzoek in alle volledigheid te begrijpen, en een uitgebreider informatiedeel, waarin onder andere bepaalde hersengebieden aan bod komen. Een aantal termen zullen eenvoudig en bekend doen overkomen, maar om te voorkomen dat er misinterpretaties ontstaan, zijn zij toch behandeld. Het tweede deel, het uitgebreide informatiedeel, is extensiever. Het behandeld de kennis die benodigd is om de verklaringen volledig te kunnen begrijpen. Het lezen van de theorie is geen vereiste, maar wordt wel aangeraden zodat er geen verklaringen of conclusies onbegrepen blijven.

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

23 Š Jelmer Wiersma, 2014


Resultaten en verklaring In dit hoofdstuk worden de resultaten van het uitgevoerde onderzoek weergegeven, alsmede een verklaring hierbij. De resultaten kunnen ook hier weer verdeeld worden in twee groepen; ‘Resultaten Enquête’ en ‘Resultaten Cijferanalyse’.

Enquête In deze paragraaf worden de resultaten besproken van het onderzoeksdeel ‘Enquête’. Alle resultaten en conclusies zijn afkomstig uit de database die bijgevoegd is onder de naam Bijlage 3 De bij het onderzoek gebruikte enquête is te vinden onder de noemer Bijlage 1. Bij de verwerking van de database zijn een aantal conclusies getrokken, die in de volgende alinea’s allemaal besproken zullen worden

Man en vrouw In de onderstaande kopjes worden de uitkomsten besproken van het onderzoek naar een aantal opdrachten. Deze uitkomsten zijn met elkaar vergeleken op grond van man/vrouw tegenover goed/fout. In alle kopjes wordt steeds verwezen naar onderstaande grafiek. De voor de grafiek gebruikte tabellenreeks is te vinden in de bijlagesectie onder de naam Bijlage 4. In de grafiek zijn procentuele waarden gebruikt omdat deze een duidelijker verschil aangeven dan aantallen. 120% 100% 80%

Procent Goed man Procent goed vrouw

60%

Procent fout man 40%

Procent fout vrouw

20% 0% Opdracht 1

Opdracht 2

Opdracht 3

Opdracht 4

Opdracht 5

Opdracht 1 Uit de grafiek blikt dat de verschillen tussen Mannen en vrouwen bij opdracht 1, het verbinden van de punten, klein zijn. Het percentage mannen dat deze opdracht goed beantwoordde is 30%. Bij de vrouwen is dit percentage 33%. Deze waarden wijken slechts weinig af, en dus is te stellen dat de verschillen voortkomen uit toeval. Opdracht 2 Ook hier komen geen grote verschillen naar voren. Bij opdracht 2 wordt een stukje logica gemeten. De vraag staat weergegeven in de enquête, die bijgevoegd is als bijlage 1. 90% van de mannen beantwoordde deze vraag goed, terwijl 87% van de vrouwen dit goed beantwoordde. Wederom zijn de verschillen te klein om te zeggen dat er werkelijk een verschil bestaat.

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

24 © Jelmer Wiersma, 2014


Opdracht 3 De uitkomsten van dit deel zijn iets opmerkelijker. Het gaat hier wederom om een stukje logica. Uit de grafiek blijkt dat de vrouwen het procentueel gezien beter doen dan de mannen. Het percentage vrouwen dat deze opdracht goed beantwoord heeft ligt 14% hoger dan bij de mannen. Dit verschil is wel groot genoeg om te zeggen dat er een verschil is, maar aangezien opdracht 2 niet met een duidelijk verschil beter gemaakt is door vrouwen, is nog niet te zeggen dat vrouwen beter zijn in logica. Of er een verschil is, zal duidelijk worden in het kopje Logica. Opdracht 4 Hier valt wederom op dat de verschillen redelijk groot zijn. Het procentuele verschil bedraagt hier 11%. Mannen presteren bij deze opdracht beter dan vrouwen. Omdat deze opdracht betrekking heeft tot het ruimtelijk inzicht, doet dit vermoeden dat mannen een beter ruimtelijk inzicht hebben. Opdracht 5 Opvallend is dat de procentuele waarden hier exact gelijk zijn. Mannen presteren even goed bij het denkbeeldig in elkaar vouwen van een kubus als vrouwen. Omdat deze test voor het grootste deel op ruimtelijk inzicht berust, doet dit resultaat het vermoeden dat gevormd is bij de verklaring van opdracht 4 teniet. Of er toch verschillen bestaan zal duidelijk worden uit de alinea ruimtelijk inzicht

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

25 Š Jelmer Wiersma, 2014


Dwarsverbanden In de volgende alinea’s worden de dwarsverbanden uitgewerkt. Deze dwarsverbanden zijn cruciaal om te bepalen of er werkelijk verschillen bestaan.

Logica 70% 60% 50% procent goed man 40% 30%

procent goed vrouw procent fout man procent fout vrouw

20% 10% 0%

In de bovenstaande grafiek zijn de percentages weergegeven van mannen en vrouwen die zowel opdracht 2 en 3 goed of fout hebben. Omdat deze twee opdrachten in de klasse logica vallen, is dit de betrouwbaarste indicator om te meten of er verschillen bestaan. Te zien is dat vrouwen 13% beter presteren dan mannen: 41% tegenover 54%. 41% van de mannen beantwoord beide logicapuzzeltjes goed terwijl 54% van de vrouwen dit zelfde presteert. Dit doet vermoeden dat vrouwen een beter gevoel hebben voor logica dan mannen, wat, met de conclusies van Amerikaans neuroloog Gazzaniga, dat de linker hersenhelft verbonden is met bewustzijn en Logica, in gedachten, zou betekenen dat de linker hersenhelft bij vrouwen, op het gebied van logica, de rechter hersenhelft overheerst.

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

26 © Jelmer Wiersma, 2014


Ruimtelijk inzicht 120% 100% 80% 60% 40%

procent goed man procent goed vrouw procent fout man procent fout vrouw

20% 0%

Hier ziet u het verband tussen man/vrouw en ruimtelijk inzicht. Opvallend is dat mannen hier beter presteren dan vrouwen. Mannen presteren op dit vlak 12% beter dan vrouwen. Omdat uit de literatuur ook duidelijk wordt dat het hersengebied voor ruimtelijk inzicht, de pariëtale cortex, bij mannen beter ontwikkeld is, wordt hier weer bevestigd dat mannen een sterker ontwikkeld ruimtelijk inzicht hebben dan vrouwen. Dit verschil is waarschijnlijk evolutionair bepaald.

Creatief denkvermogen Uit de resultaten van opdracht 1 blijkt dat er weinig tot geen verschil is tussen mannen en vrouwen wat betreft het creatieve denkvermogen. Er bestaat waarschijnlijk geen scheiding tussen mannen en vrouwen hier.

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

27 © Jelmer Wiersma, 2014


Links-, en Rechtshandig Hier worden de resultaten besproken van de verschillen tussen links-, en rechtshandigen. Dit gebeurt op basis van andere criteria als die gebruikt zijn bij de analyse van de resultaten van mannen en vrouwen. Wederom zijn procentuele waarden gebruikt die afkomstig zijn uit de database die in Bijlage 3 te vinden is. 120% 100% 80%

Procent Goed rechtshandig

60%

Procent goed linkshandig

40% 20%

Procent fout Rechtshandig Procent fout linkshandig

0%

Logica Uit opdracht 2 en 3 is te concluderen of er een verschil is in de kwaliteit van het logisch denken tussen linkshandigen en rechtshandigen. Het blijkt dat linkshandigen bij beide opdrachten beter presteren dan rechtshandigen. De verschillen zijn bij opdracht 2 klein, maar bij opdracht 3 significant groter, namelijk 18%. Het lijkt erop dat linkshandigen een sterker ontwikkeld gevoel voor logica hebben dan rechtshandigen. 70% 60% 50%

procent goed Linkshandig

40%

procent goed Rechtshandig

30% 20%

procent fout Linkshandig procent fout Rechtshandig

10% 0%

Wanneer we echter kijken naar het percentage leerlingen dat beide opdrachten goed beantwoordde, komen we tot een andere conclusie, namelijk dat rechtshandigen beter presteren. Het verschil bedraagt 7%(57% tegenover 64%). Omdat dit resultaat de eerder gevonden conclusie tegenspreekt kan niet gezegd worden dat Links- en Rechtshandigen van elkaar verschillen wat betreft Logica.

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

28 Š Jelmer Wiersma, 2014


Ruimtelijk inzicht Opdracht 4 en 5 wijzen uit of er verschillen zijn tussen links en rechtshandigen met betrekking tot het ruimtelijk inzicht. Hier blijkt dat rechtshandigen beter presteren, wat misschien niet direct in verband te brengen is met het sterker ontwikkeld zijn van een bepaald hersengebied, als wel met de ligging van het aansturingscentrum voor de ‘favoriete hand’. Als iemand linkshandig is(dus ‘favoriete hand’ links), is het centrum dat dit bepaalt in de rechter hersenhelft sterker ontwikkeld. Dit betekent dat het hersengebied dat ‘logisch denkt’ zich minder goed kan ontwikkelen, omdat deze ruimte ingenomen wordt door het centrum dat de ‘favoriete hand’ bepaalt. Bij een rechtshandige is dit niet het geval, en dus zou het logica-centrum zich beter kunnen ontwikkelen. 120% 100% 80% 60% 40%

procent goed Linkshandig procent goed Rechtshandig procent fout Linkshandig procent fout Rechtshandig

20% 0%

De bovenstaande grafiek ondersteunt deze theorie. Rechtshandigen presteren beter dan linkshandigen. Dat wil zeggen er zijn meer Rechtshandigen die beide opdrachten goed hadden dan Linkshandigen. Creatief denkvermogen Creatief denken is een erg interessant vlak waarop links en rechtshandigen zouden kunnen verschillen, omdat vaak verondersteld wordt dat creatief denken veroorzaakt wordt door de rechter hersenhelft. Het blijkt dat linkshandigen inderdaad in sterke mate beter presteren dan rechtshandigen. Maar liefst 50% van de linkshandigen beantwoordde deze vraag goed, terwijl slechts 25% van de rechtshandigen dit lukte. Dit is een interessant resultaat omdat dit inderdaad in overeenstemming is met de verwachting. Het lijkt erop dat ofwel het creatieve denken in de linker hersenhelft ‘zit’, en dat dit centrum dus niet ‘verdrukt’ wordt door het centrum voor de ‘favoriete hand’, of dat het creatieve denken in de rechter hersenhelft ‘zit’. Dit laatste geval is, met de theorie dat de rechter hersenhelft de ‘kunstzinnige hersenhelft’ is in gedachten, aannemelijk, omdat creatief denken een functie is die past bij het beeld dat van de rechter hersenhelft geschetst wordt.

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

29 © Jelmer Wiersma, 2014


Alfa en Bèta Dit onderdeel is het hoofddeel van dit onderzoek. Hier zullen de verschillen besproken worden tussen Alfa en Bèta leerlingen, ingedeeld in een aantal categorieën. Die categorieën zijn gedeeltelijk overeenkomstig met de eerder gebruikte categorieën. Een aantal categorieën is echter nieuw, en omvat hoofdzakelijk een beeldvorming van Alfa en Bèta leerlingen. Om te beginnen worden de resultaten besproken van de losse opdrachten. In de onderstaande grafiek zijn de prestaties in procenten weergegeven. 100% 90% 80% 70% 60%

Procent Goed alfa

50%

Procent goed beta

40%

Procent Fout alfa

30%

Procent Fout beta

20% 10% 0% Opdracht 1

Opdracht 2

Opdracht 3

Opdracht 4

Opdracht 5

Opdracht 1 Hier zien we een sterk opvallend verschil. Bèta leerlingen presteren hier 34% beter dan Alfa leerlingen(52% en 18%). Dit zou suggereren dat Bèta’s beter zijn in het creatieve denken. Dit strijkt tegen de haren der verwachting in omdat meestal verondersteld wordt dat creatief denken door de, bij Alfa’s sterker ontwikkelde, rechter hersenhelft geregeld wordt. Uit de onderzoeksresultaten blijkt echter dat deze hypothese niet juist is. Bèta leerlingen zijn blijkbaar beter in staat om op een andere manier naar een probleem te kijken. Dit wordt verder op in dit hoofdstuk uitgebreider uitgewerkt onder de noemer Creatief denkvermogen. Opdracht 2 De verschillen zijn hier maar klein. Alfa leerlingen presteren hier in 87% van de gevallen goed tegenover 83% van de Bèta leerlingen. Dit verschil is niet significant en wordt hier daarom niet uitgebreid besproken. Opdracht 3 Ook hier zien we dat de verschillen te klein zijn om een conclusie uit te kunnen trekken. Het verschil is slechts 3%(45% en 48%) en daarom kan voorlopig gesteld worden dat er hier geen verschil bestaat tussen Alfa’s en Bèta’s.

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

30 © Jelmer Wiersma, 2014


Opdracht 4 Wanneer we aanbelanden bij opdracht 4 worden de meetresultaten enigszins interessant. Er is hier sprake van een verschil van 15%, wat, in verhouding tot de overige verschillen, een redelijk groot verschil is. Bèta leerlingen presteren hier, met 22% goede antwoorden, beter dan Alfa’s, met slechts 7% goede antwoorden. Dit is in overeenstemming met de verwachting omdat De exacte vakken in sterkere mate bijdragen aan de ontwikkeling van het ruimtelijk inzicht dan de niet exacte vakken. Opvallend is echter wel dat het centrum voor ruimtelijk inzicht –in de rechter pariëtale kwab- bij Bèta’s dus sterker ontwikkeld zou moeten zijn dan bij Alfa’s, omdat Bèta’s hier beter presteren. Dit zou betekenen dat Bèta’s, wat dit gebied betreft, meer gebruik maken van de rechter hersenhelft dan Alfa’s. Opdracht 5 Ook hier presteren Bèta’s beter dan Alfa’s met een vergelijkbaar verschil, namelijk 13%. De percentuele verdeling ligt hier iets anders, 20% tegenover 33%, maar omdat het verschil nog steeds redelijk groot is, ligt het voor de hand dat Bèta’s inderdaad ‘beter zijn’ op het gebied van Ruimtelijk inzicht. Vervolgens worden de gecombineerde resultaten behandeld. Deze combinaties, of conclusies, worden verdeeld in drie segmenten, namelijk Logica, Ruimtelijk inzicht en creatief denken. De kopjes logica en ruimtelijk inzicht bevatten naast uitwerking van de resultaten ook hun eigen grafiek. Het segment creatief denken verschilt hierin van de andere twee segmenten. Omdat in dit kopje geen resultaten samengenomen worden, maar eigenlijk een verdere uitwerking gegeven wordt van die al eerder gegeven is onder de noemer opdracht 1, zijn de grafische waarden niet opnieuw weergegeven. De resultaten zijn te vinden in de grafiek in het begin van dit hoofdstuk.

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

31 © Jelmer Wiersma, 2014


Logica 60% 50% 40% 30% 20%

procent goed Alfa procent goed Beta procent fout Alfa procent fout Beta

10% 0%

In de bovenstaande grafiek staan de percentages van Alfa leerlingen die beide opdrachten goed beantwoord hebben. Het blijkt dat de Bèta leerlingen beter presteren op dit gebied. Het verschil bedraagt 8%(43% tegen 51%) wat niet een erg groot verschil, maar wel een significant verschil is. Het gevoel voor logica is afhankelijk van de mate waarin de prefrontale cortex ontwikkeld is. De prefrontale cortex is te trainen door het onthouden van veel stof. Omdat de focus bij de Bèta vakken meer op exacte kennis ligt dan bij Alfa vakken, zou het zo kunnen zijn dat Bèta leerlingen inderdaad een sterker ontwikkelde prefrontale cortex hebben. Wanneer we kijken naar de anatomie van de hersenen, zien we dat als we de prefrontale cortex van de mens vergelijken met die van een dier dat deze bij de mens sterker ontwikkeld is. We zien dus dat een sterker ontwikkelde prefrontale cortex direct invloed heeft op de mate waarin dit gebied functioneert. Sterker ontwikkeld staat dus gelijk aan beter functioneren. Logischerwijs zullen er dus ook verschillen bestaan tussen mensen. Het lijkt mogelijk dat een bepaalde groep mensen een sterker ontwikkelde Prefrontale cortex heeft, en hiermee ook een sterker gevoel voor logica, dan een andere groep mensen. Deze theorie maakt het aannemelijk dat er een verschil zou kunnen bestaan. Uit de onderzoeksresultaten kan dus, voorlopig, geconcludeerd worden dat er inderdaad een verschil bestaat tussen Alfa en Bèta leerlingen wat betreft het gevoel voor Logica.

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

32 © Jelmer Wiersma, 2014


Ruimtelijk inzicht Het ruimtelijke inzicht is een aan logica soortgelijke hersenfunctie. Er is echter een aantal verschillen. Het eerste is de ligging van het hersengebied. Het ruimtelijk inzicht wordt aangestuurd door de Pariëtale cortex. Het blijkt dat er, vergelijkbaar met wat we zien bij de prefrontale cortex, een direct verband bestaat tussen de kwaliteit van het ruimtelijk inzicht en de mate waarin de Pariëtale cortex ontwikkeld is. Er is echter nog een punt waarin ruimtelijk inzicht verschilt van logisch inzicht, of liever waarin de Prefrontale cortex verschilt van de Pariëtale cortex. Dit verschil heeft betrekking op de functie bij mensen vergeleken met dieren. Bij zowel dieren als mensen is de Pariëtale cortex in vergelijkbare vorm aanwezig in de hersenpan. Zowel dieren als mensen beschikken over een naar behoren functionerende Pariëtale cortex. De mens onderscheidt zich echter weer van dieren door de mate van aanspraak die gemaakt wordt op de Pariëtale cortex. De mens maakt intensiever en eveneens op een effectievere manier gebruik van zijn Pariëtale cortex. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de directe verbinding tussen de Prefrontale cortex en de Pariëtale cortex. 120% 100% 80% 60% 40%

Procent goed Alfa Procent goed Beta Procent fout Alfa Procent fout Beta

20% 0%

De grafiek wijst uit dat Bèta’s beter presteren dan Alfa’s. Maar liefst 14% van de Bèta leerlingen beantwoordde beide vragen goed, terwijl slechts 2% van de Alfa leerlingen dit lukt. Uit dit onderzoek blijkt dus dat Bèta leerlingen 12% beter presteren dan hun Alfa tegenhangers. Dit verschil is significant. Dat Bèta’s een beter ruimtelijk inzicht lijken te hebben strookt met de verwachting. Uit de lesprogramma’s van een aantal exacte vakken blijkt dat Bèta leerlingen veel met modellen werken die een zekere vorm van ruimtelijk inzicht vereisen. Zo werken leerlingen bij het vak Natuurkunde veel met situaties waarin een bepaalde situatie ingebeeld moet worden. Het is dus aannemelijk en ook verklaarbaar dat Bèta’s een beter ruimtelijk inzicht hebben.

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

33 © Jelmer Wiersma, 2014


Een interessant onderwerp voor verder onderzoek zijn het meten van hersenactiviteit in de Pariëtale cortex tijdens het oplossen van soortgelijke opdrachten bij Alfa’s en Bèta’s. Omdat uit de onderzoeksresultaten te concluderen is dat Bèta’s een sterker ontwikkeld ruimtelijk inzicht hebben, zou het zo kunnen zijn dat een Bèta leerling effectiever gebruik maakt van zijn Pariëtale cortex dan een Alfa leerling. Dit zou dan weerspiegeld worden door een lagere hersenactiviteit(zelfde input maar minder activiteit nodig om dezelfde output te geven). In de afbeelding zien we metingen van de hersenactiviteit in de Pariëtale cortex. Het blijkt dat er in de bovenste doorsnede een verbinding gelegd wordt tussen de Pariëtale cortex en de Prefrontale cortex. De verwachting is dat de bovenste doorsnede beter in staat is om ruimtelijke problemen op te lossen, omdat er een combinatie gemaakt wordt tussen twee hersengebieden. Logischerwijs zou dit leiden tot een snellere oplossing van het probleem. Dit is te vergelijken met dat twee longen meer capaciteit hebben dan een. Zo is het logisch dat twee hersengebieden samen effectiever zijn dan een.

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

34 © Jelmer Wiersma, 2014


Creatief denkvermogen We zien hier een erg groot verschil tussen beide testgroepen. Bèta leerlingen beantwoordden in 52% van de gevallen beide opdrachten goed. Slechts 18% van de onderzochte Alfa leerlingen slaagde hierin. Dit is een verschil van 34% en daarmee een van de grootste verschillen uit dit onderzoek. Omdat het verschil zo groot is, is het lastig om dit toe te schrijven aan één factor. Het is waarschijnlijk dat dit verschil door meerdere factoren veroorzaakt wordt. Eén hiervan is mogelijk een overheersende rechter hersenhelft bij Bèta leerlingen. We zien tijdens het oplossen van problemen die een creatieve kijk vereisen een hogere activiteit in de rechter hersenhelft dan in de linker5. Dit betekent dat dit inderdaad een verschil aan zou kunnen duiden. Wanneer we deze theorie als waar beschouwen is een voor de hand liggende conclusie dat Bèta leerlingen, tijdens het oplossen van creatieve problemen, eenvoudiger kunnen schakelen tussen beide hemisferen dan Alfa leerlingen. Dit zou betekenen dat Bèta leerlingen beter presteren op dit gebied dan Alfa leerlingen, wat ook duidelijk wordt uit dit onderzoek. Omdat het inderdaad mogelijk blijkt te zijn om een bepaalde voorkeur te ‘hebben’ voor een bepaalde hersenhelft, of makkelijker te kunnen schakelen tussen beide, lijkt het aannemelijk dat hier een verschil ligt tussen Alfa’s en Bèta’s.

Uit ‘The Creative Brain: Investigation of Brain Activity During Creative Problem Solving by Means of EEG and fMRI’. Voor volledige vermelding bron: zie literatuurlijst 5

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

35 © Jelmer Wiersma, 2014


Linkshandig rechtshandig 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20%

Procent Linkshandig Alfa Procent Linkshandig Beta Procent Rechtshandig Alfa Procent Rechtshandig Beta

10% 0%

Te zien is dat de percentages linkshandige Alfa leerlingen erg dicht bij het percentage rechtshandige Bèta leerlingen ligt. Het verschil is slechts 2%, 16% Alfa en 14% Bèta, en omdat dit verschil te klein is om significant te zijn, is te zeggen dat er geen verschil is. Het is niet mogelijk om te zeggen dat Alfa leerlingen vaker linkshandig zijn dan Bèta leerlingen. Blijkbaar speelt links of rechtshandigheid dus geen rol bij de profielkeuze.

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

36 © Jelmer Wiersma, 2014


Man vrouw 70% 60% 50% Procent Mannen Alfa 40% 30%

Procent Vrouwen Alfa Procent Mannen Beta Procent Vrouwen Beta

20% 10% 0%

Deze grafiek vertelt ons de percentages mannen en vrouwen, die een Bèta of een Alfa profiel volgen. Het blijkt dat er bij de Alfa profielen slechts een kleine afwijking bestaat, terwijl deze afwijking bij de Bèta profielen veel groter is. De Alfa profielen geven een verdeling van 53% mannen en 47% vrouwen. Dit verschil, 6%, is te klein om te zeggen dat er een verschil bestaat. Wanneer we echter naar de Bèta profielen kijken, zien we een groter gat. 62% van de Bèta leerlingen is een man, terwijl slechts 38% een vrouw is. Dit is een opvallend resultaat wat wel met de verwachting strookt. Er wordt vaak gedacht dat mannen zich liever bezighouden met exacte vakken en cijfers dan vrouwen. Wat vervolgens ook weer opvallend is,, is dat deze verdeling bij de Alfa profielen niet aanwezig is, terwijl wel verondersteld wordt dat vrouwen zich beter thuis voelen aan de Alfa kant dan mannen. Dat mannen een voorkeur voor de Bèta kant laten zien is te verklaren aan de hand van het hoger ontwikkelde ruimtelijk inzicht. Bèta vakken werken vaak met ruimtelijke voorstellingen. Iemand die een goed ruimtelijk inzicht heeft zal dus eerder geneigd zijn om een Bèta profiel te kiezen dan iemand die dat niet heeft. De onderzoeksresultaten lijken dus aannemelijk: Mannen zijn eerder geneigd om een Bèta profiel te kiezen dan vrouwen, terwijl dit niet speelt bij de Alfa profielen.

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

37 © Jelmer Wiersma, 2014


Data Analyse In deze paragraaf worden de resultaten besproken van het onderzoeksdeel ‘CijferAnalyse’. Uit de database van cijfers kan een aantal conclusies getrokken worden, die, wanneer samengenomen, een, uitsluitsel kunnen geven over de vraag of er verschillen zijn tussen de presentatievaardigheid van ‘Alfa’ en ‘Bèta’ leerlingen. De database waaruit de cijfers afkomstig zijn is bijgevoegd als bijlage 5. De verwerking van deze data is te vinden in bijlage 6.

Gemiddelden Onder dit kopje worden de verschillen besproken tussen de gemiddelde cijfers die in de cursusjaren 2009/2010 tot en met 2013/2014 behaald zijn, voor de presentatie, zoals eerder uitgelegd, van het vak Nederlands.

Afbeelding 1 8 7 6 5

Gemiddelden Alfa leerlingen

4

Gemiddelden beta leerlingen

3

gemiddelden alle profielen

2 1 0 2009/2010 2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014

In afbeelding 1 zijn alle onderzoeksresultaten verwerkt tot gemiddelden. In het vervolg van deze paragraaf wordt steeds naar afbeelding 1, of afb. 1, verwezen. Tabellen 1a, 1b en 1c horen allemaal bij afb. 1.

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

38 © Jelmer Wiersma, 2014


Gemiddelden Alfa profielen Onder dit kopje worden de gemiddelden van alle scholieren die deelnemen aan de ‘Alfa’ lespakketten weergegeven, en de verschillen besproken. In tabel 1a staan de gegevens die horen bij de blauwe kolommen in afbeelding 1. Tabel 1a Gemiddelden alfa profielen 2009/2010 2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014

7,2325 7,096969697 7,039130435 5,885185185 6,965217391

Zoals af te lezen uit afb.1 en de tabel, bestaan er verschillen in de gemiddelden van de leerlingen. Deze verschillen liggen grotendeels tussen de 0 en de 0,30 punten. Opvallend is vooral het grote verschil tussen het cursusjaar 2012/2013, en de overige cursusjaren. Dit verschil bedraagt 1,20 punt(t.o.v. gemiddelde van overige cursusjaren). Dit verschil is t.o.v. de andere verschillen vier keer zo groot, wat erg opmerkelijk is. Voor dit verschil is misschien niet direct een oorzaak te geven. Om dit toch te verklaren moet de oorzaak gezocht worden in de context. Het blijkt dat dit verschil ook optreedt bij de Bèta profielen. Waarschijnlijk is dit jaar een outlier geweest, en wijken de waarden daarom zover af van de overige waarden. Gemiddelden Bèta profielen In tabel 1b zijn de gemiddelde cijfers van alle Bèta profielen af te lezen. Ook deze gegevens zijn verwerkt in afbeelding 1. Ook hier liggen de verschillen weer tussen de 0 en de ±0,30 punten. Wat echter wel opvalt, is dat het gemiddelde van cursusjaar 2012/2013 bij de Bèta leerlingen, minder sterk afwijkt van het ‘Overall’ gemiddelde, dan bij de alfa leerlingen. Het gemiddelde van de Bèta leerlingen ligt in dit cursusjaar namelijk ±0,50 punt hoger, wat toch als een redelijk significant verschil beschouwd mag worden, zoals duidelijk wordt uit onderstaande berekening. σ = 0,910668 N = 84 Xbar= 6,226 Ho: μ = 6,4 H1: μ > 6,4 Z= 6,226-6,4 0,910668/√84

z=-1,81 P=0,035

Dit betekent dat het resultaat significant is op het 5 % niveau, maar niet op het 1% niveau.6 Een duidelijke verklaring is wederom niet te geven voor het verschil met de andere cursusjaren, maar het significante verschil met de alfa kant, zou wel een belangrijke aanduiding kunnen zijn. Omdat het resultaat significant is op het 5% niveau, is uit te sluiten dat het verschil een uitschieter is. Hierdoor is dus met redelijke zekerheid te zeggen, dat er wel degelijk een verschil is in presentatievaardigheid tussen Alfa en Bèta leerlingen. Tabel 1c geeft de gemiddelden weer van alle cijfers. Deze cijfers zijn gebruikt in de significantieberekening die eerder in deze paragraaf vermeld is. 6

Naar W. Wiersma. 17-10-2014

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

39 © Jelmer Wiersma, 2014


Tabel 1b Gemiddelden Bèta profielen 2009/2010 2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014

7,165 6,985185185 7,189361702 6,41 6,870588235

Tabel 1c Gemiddelden alle profielen 2009/2010 2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

7,192 7,027586207 7,125806452 6,225974026 6,90877193

40 © Jelmer Wiersma, 2014


De hier op volgende onderdelen van de cijferanalyse worden slechts gebruikt om het voorafgaande te ondersteunen. Wanneer er verschillen aangetoond worden, dienen deze slechts ter ondersteuning van het verschil dat aangetoond is in de alinea ‘Gemiddelden’. Dit, omdat het gemiddelde de belangrijkste maatstaf is om een verschil aan te tonen.

Laagste cijfers Onder dit kopje worden de laagste cijfers van dezelfde cursusjaren als eerder besproken behandeld.

Afbeelding 2 7 6 5 4

laagste cijfer alfa profielen

3

laagste cijfer beta profielen

2

Laagste cijfer alle profielen

1 0 2009/2010 2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014

Laagste cijfers Alfa leerlingen Zoals af te lezen uit de afbeelding 2, is het laagste cijfer in drie van de vijf onderzochte cursusjaren toe te schrijven aan de Alfa leerlingen. Vooral opvallend is de ‘Een’ in het cursusjaar 2011/2012. Wanneer dit cijfer vergeleken wordt met het gemiddelde van dit cursusjaar, is dit cijfer waarschijnlijk toe te schrijven aan het niet uitvoeren van de presentatie door een bepaalde leerling, wat kan resulteren in een ‘Een’. Dit cijfer is een outlier en daarom niet betrouwbaar. Tabel 2a laagste cijfer alfa profielen 2009/2010 2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

5 6 1 4 5

41 © Jelmer Wiersma, 2014


Laagste cijfers Bèta leerlingen In een van de vijf cursusjaren is het laagste cijfer toe te schrijven aan de Bèta leerlingen. In deze gegevens valt verder niets op. Er zijn, in vergelijking met de gemiddelden geen excessen te bespeuren. Tabel 2b laagste cijfer Bèta profielen 2009/2010 5,5 2010/2011 5,5 2011/2012 6 2012/2013 4,3 2013/2014 5 Vergelijking Alfa en Bèta leerlingen In 60% van de cursusjaren is het laagste cijfer ‘in handen van’ de alfa leerling. Daar tegenover staat dat in 20% van de cursusjaren het laagste cijfer behaald is door een Bèta. In de overige 20%(cursusjaar 2013/2014) is het laagste cijfer dat behaald is door een alfa leerling even hoog als dat van de ‘slechtste’ Bèta leerling. Dat het aantal cursusjaren waarin het laagst behaalde cijfer toe te schrijven is aan de Alfa’s, driemaal zo hoog is dan het aantal jaren waarin het laagst behaalde cijfer toe te schrijven is aan de Bèta’s, is op zijn minst opmerkelijk te noemen. Ook dit zou een aanduiding kunnen zijn dat er een verschil bestaat tussen Alfa’s en Bèta’s, wat betreft de presentatievaardigheid. tabel 2c laagste cijfer alle profielen 2009/2010 2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

5 5,5 1 4 5

42 © Jelmer Wiersma, 2014


Hoogste cijfers Onder dit kopje worden de hoogste cijfers van dezelfde cursusjaren als eerder besproken behandeld. 10 9

Afbeelding 3

8 7 6 5 4 3

Hoogste cijfer Alfa profielen Hoogste cijfer Beta profielen Hoogste cijfer alle profielen

2 1 0

Hoogste cijfers Alfa leerlingen Zoals te zien in afbeelding 3, is slechts eenmaal het hoogste cijfer behaald door een Alfa. Te zien is dat het hoogste cijfer in het cursusjaar 2012/2013, aanzienlijk lager, namelijk ±1,0 punt, ligt ten opzichte van de andere cijfers. Dit heeft waarschijnlijk een verband met het lage gemiddelde van dit cursusjaar. tabel 3a Hoogste cijfer alfa profielen 2009/2010 8 2010/2011 8 2011/2012 9 2012/2013 7,3 2013/2014 8,3

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

43 © Jelmer Wiersma, 2014


Hoogste cijfers Bèta leerlingen In tabel 3b zijn de hoogste cijfers weergegeven van de Bèta leerlingen. Er zijn geen grote afwijkingen van het gemiddelde te vinden, en dus zijn deze gegevens verder niet interessant om te bespreken met het oog op het doel van deze analyse. tabel 3b Hoogste cijfer Bèta profielen 2009/2010 2010/2011 2011/2012 2012/2013 2013/2014

9 8,3 9 8 8

Vergelijking Wat erg opvallend is, net als bij de laagste cijfers, is dat het grootste deel van de hoogste cijfers in handen is van een groep. In dit geval zijn de Bèta’s in bezit van de hoogste cijfers, namelijk drie keer, ten opzichte van een keer bij de Alfa’s. Dit verschil zou een ondersteuning kunnen zijn van de stelling dat er een verschil is in presentatievaardigheid tussen alfa’s en Bèta’s.

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

44 © Jelmer Wiersma, 2014


Meest voorkomend Onder dit kopje worden de meest voorkomende cijfers van de onderzochte cursusjaren uitgespreid.

Afbeelding 4 8 7 6 5 4 3 2 1 0

Meest voorkomend cijfer Alfa leerlingen Meest voorkomend cijfer Beta leerlingen Meest voorkomend cijfer alle leerlingen

Meest voorkomend Alfa leerlingen Uit de grafiek blijkt dat het meest voorkomende cijfer van de Alfa leerlingen redelijk constant blijft. Afgezien van cursusjaren 2009/2010 en 2012/2013, is het meest voorkomende cijfer een 7. Het verschil tussen die 7 en de 7,5 van cursusjaar 2009/2010, is te verklaren door toedoen van toeval. Het verschil met het meest voorkomende cijfer van cursusjaar 2012/2013, een 6, is echter minder eenvoudig te verklaren. De afwijking van 1,0 punt is namelijk groot genoeg om te zeggen dat deze significant is. Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat het cursusjaar 2012/2013 toevallig een slecht jaar is. Meest voorkomend Bèta leerlingen Bij de Bèta leerlingen is een zelfde verdeling te zien. Cursusjaren 2009/2010 wijkt af van het meest voorkomende cijfer van de overige cursusjaren. Dit verschil is te verklaren volgens dezelfde argumenten als genoemd in de vorige alinea. Vergelijking Wanneer de meest voorkomende cijfers van Alfa leerlingen en Bèta leerlingen met elkaar vergeleken worden, wordt duidelijk dat er maar weinig onderlinge verschillen bestaan. Het enige opvallende verschil dat naar voren komt, is dat in cursusjaar 2012/2013, het meest voorkomende cijfer niet afwijkt. In tegenstelling tot de resultaten van het onderzoek naar Alfa leerlingen. Hieruit kan de conclusie getrokken worden, dat Bèta leerlingen mogelijk consistenter zijn in het behalen van cijfers.

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

45 © Jelmer Wiersma, 2014


Conclusies Uit dit onderzoek is vanzelfsprekend een aantal conclusies te trekken. Tijdens de uitwerking van de resultaten zijn deze conclusies min of meer al voorbij gekomen. Hier zijn alle conclusies op een rijtje weergegeven. De conclusies zijn in te delen in twee categorieën: Conclusies uit onderzoek door enquête, en conclusies uit data analyse. Om te beginnen worden de conclusies weergegeven die gevonden zijn in het hoofddeel: de enquête. Conclusie uit enquête Uit de afgenomen enquête is een aantal conclusies naar voren gekomen. Omdat de verwerking van deze enquête in drie delen ingedeeld is, worden ook de bijbehorende conclusies in drie verschillende groepen besproken. Het gaat hier om: Mannen en vrouwen, Linkshandigen en Rechtshandigen en het hoofddoel: Alfa’s en Bèta’s. Mannen en Vrouwen Binnen het onderzoek is een deel gewijd aan de verschillen tussen mannen en vrouwen. Het potentiele verschil is in drie categorieën onderzocht: Logica, Ruimtelijk inzicht en Creatief denkvermogen. Uit dit onderzoek komt naar voren dat vrouwen een beter gevoel hebben voor Logica. De prestaties van vrouwen zijn beter dan die van mannen op dit gebied. Het blijkt ook dat er een verschil bestaat wat betreft ruimtelijk inzicht. Dit onderzoek wijst uit dat mannen een beter ruimtelijk inzicht hebben dan vrouwen. Wat betreft het creatieve denkvermogen lijkt het er op dat er geen verschillen bestaan. Er is geen onderscheid te maken tussen mannen en vrouwen wat betreft het creatieve denkvermogen. Links- en rechtshandigen De volgende categorie is die van links- en rechtshandigen. Hier zijn weer drie groepen te onderscheiden: gevoel voor Logica, gevoel voor ruimtelijk inzicht en creatief denkvermogen. Het blijkt dat er, wat betreft logica, geen verschil bestaat tussen beide onderzoeksgroepen. Linkshandigen presteren nagenoeg op hetzelfde niveau als rechtshandigen. Het blijkt dat rechtshandigen een sterker gevoel hebben voor ruimtelijk inzicht dan linkshandigen. Zij presteren, in dit onderzoek, 8% beter dan linkshandigen. Linkshandigen presteren daarentegen beter op het gebied van het creatieve denkvermogen. Met een verschil van maar liefst 25% verslaan de linkshandigen hun rechtshandige tegenhangers.

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

46 © Jelmer Wiersma, 2014


Alfa en Bèta De verschillen tussen Alfa’s en Bèta’s zijn de belangrijkste resultaten, en dus ook de belangrijkste conclusies, uit dit onderzoek. Het blijkt dat Bèta’s een sterker gevoel voor Logica hebben. Zij presteren met 51% beter dan Alfa’s(43%). Het verschil is niet groot, maar wel aanwezig. Er bestaat dus een verschil tussen Alfa’s en Bèta’s op het gebied van Logica. We zien eveneens een verschil bij het Ruimtelijk inzicht. Ook hier presteren Bèta’s beter dan Alfa’s. 14% van alle onderzochte Bèta leerlingen antwoordde beide opdrachten goed, terwijl slechts 2% van de Alfa’s hier in slaagde. Bèta’s hebben dus een beter ruimtelijk inzicht dan Alfa’s. De meest opvallende conclusie die uit dit onderzoek te trekken is, is dat Bèta’s in sterkere mate aanspraak maken op een creatieve denkwijze. Met 52% verpletteren zij de Alfa leerlingen van wie slechts 18% erin slaagde de desbetreffende puzzel op te lossen. Dit is om twee redenen opvallend. Ten eerste omdat dit verschil erg groot is. Vergeleken met de andere verschillen die in dit onderzoek gevonden zijn, steekt dit verschil met kop en schouders boven de rest uit. Een tweede reden voor waarom dit resultaat erg interessant is, is dat het fel tegen de verwachting in gaat. Deze verwachting is namelijk dat Alfa’s beter zullen presteren, omdat Bèta’s geneigd zijn om alles te vertalen in cijfers en harde feiten. Deze verwachting blijkt dus niet waar te zijn. Bèta’s hebben een beter vermogen om creatief tegen een probleem aan te kijken dan Alfa’s. Nu blijven er nog twee delen over die niet bij de voorgaande categorieën besproken zijn, omdat ze eigenlijk als verbinding dienen. De categorie Alfa Bèta, het hoofddoel, wordt met de overige categorieën verbonden via deze conclusies. Het gaat hier om het percentage links- en rechtshandigen, in vergelijking met Alfa óf Bèta. Het blijkt dat er geen verschillen zijn. Rechtshandigen vertonen geen voorkeur voor een bepaalde profielkeuze. Linkshandigen vertonen eveneens geen voorkeur. Wat betreft de percentages mannen en vrouwen bij de verschillende profielkeuzes, zijn er twee conclusies te trekken. Bij de Alfa profielen blijkt er geen verschil te zijn. Het percentage mannen dat een Alfa profiel volgt is nagenoeg gelijk aan dat van de vrouwen. Wanneer we kijken naar de Bèta profielen zien we echter wel een scheiding. Het percentage mannen dat een Bèta profiel volgt is significant hoger dan het percentage vrouwen dat een Bèta profiel volgt.

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

47 © Jelmer Wiersma, 2014


Conclusies uit Data Analyse Vervolgens is er nog een aantal conclusies te trekken uit de analyse van de cijfers. Deze conclusies leiden tot een eindconclusie die uit zal wijzen of een van beide groepen beter kan presenteren dan de andere groep. Het blijkt dat Bèta’s over de afgelopen vijf jaar een iets hoger gemiddelde hebben behaald dan Alfa’s. Omdat dit eigenlijk de belangrijkste graadmeter is voor het niveau van de presentatievaardigheid ontstaat er het vermoeden dat er geen verschil bestaat in presentatievaardigheid. Wanneer we echter naar een volgende factor kijken, het laagste cijfer, zien we dat Alfa’s vaker het laagste cijfer halen dan Bèta’s. Dit doet vermoeden dat Bèta’s consistenter zijn dan Alfa’s. Dit zegt op zich niets over de kwaliteit van de presentatie, maar wel iets over het niveau van de presentatievaardigheid. Bij het hoogste cijfer zien we iets soortgelijks. Bèta’s halen vaker het hoogste cijfer dan Alfa’s, Dit versterkt het vermoeden dat Bèta’s beter kunnen presenteren. Ook zegt dit iets positiefs over de consistentie. Het meest voorkomende cijfer is eveneens een factor die consistentie uitwijst. Het blijkt dat het meest voorkomende cijfer van de Bèta’s niet tot weinig varieert over de afgelopen vijf jaar. Dat van Alfa’s varieert eveneens weinig, maar wel meer dan dat van Bèta’s. Wanneer we al deze conclusies samen nemen komen we tot een eindconclusie. Die eindconclusie luidt: Bèta’s kunnen over het algemeen iets beter presenteren dan Alfa’s.

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

48 © Jelmer Wiersma, 2014


Discussie Nu dit onderzoek afgerond is wordt een aantal punten ter discussie gesteld. Deze evaluatie is in twee groepen te verdelen. De in de inleiding gestelde verwachtingen worden hier kort besproken. Ook de betrouwbaarheid van dit onderzoek wordt hier ter discussie gesteld. Om te beginnen zullen eerst de verwachtingen behandeld worden. De volledige verwachtingen zijn te vinden in de inleiding. Hier volgt een puntsgewijze samenvatting: -Bèta’s hebben een beter gevoel voor logica en ruimtelijk inzicht. -Alfa leerlingen zijn beter in presenteren. -Alfa’s hebben een beter ontwikkeld creatief denkvermogen. Uit dit onderzoek komt naar voren dat slechts één van deze verwachting klopt. Bèta’s hebben inderdaad een beter gevoel voor Logica dan Alfa’s. Dit gaat ook op voor het Ruimtelijk inzicht. Wat betreft de andere verwachtingen, is uit dit onderzoek gebleken dat zij niet juist zijn. Niet Alfa leerlingen, maar Bèta leerlingen zijn de beter presterende groep op het gebied van het presenteren. Zowel het niveau als de consistentie waarmee gepresteerd wordt is hoger bij de Bèta’s dan bij de Alfa’s. Het opvallendste resultaat van dit onderzoek blijft dat niet de Alfa’s, maar de Bèta’s het best presteren op het gebied van het Creatieve denkvermogen. De gedachte dat Alfa’s wat betreft het denken creatiever zijn is in dit onderzoek dus ontkracht. Het blijkt dus dat een deel van de gedachten die leven onder de mensen niet juist is. Natuurlijk zijn in dit onderzoek niet genoeg factoren onderzocht om te zeggen dat er inderdaad zoveel verwachtingen over Alfa’s en Bèta’s niet kloppen. Dat twee van de drie verwachtingen niet kloppen, kan natuurlijk veroorzaakt worden door de keuze van de verwachtingen. Dat er twee van de drie gekozen categorieën niet overeenkomen met de verwachtingen, doet echter wel vermoeden dat er meer gedachten over Alfa’s en Bèta’s zijn die niet juist zijn. Deze vooroordelen kunnen, zeker omdat ze niet per definitie juist zijn, in het nadeel van de leerlingen werken. Natuurlijk is het domein van dit onderzoek erg beperkt. De gevonden resultaten zijn alleen maar representatief voor de gesteldheid van Alfa’s en Bèta’s op het RSG Magister Alvinus in Sneek. Ook al is niet met zekerheid te zeggen dat de resultaten ook op andere scholen van toepassing zijn, omdat het onderzoek op slechts één school uitgevoerd is, doen de resultaten wel vermoeden dat dit wel het geval is.

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

49 © Jelmer Wiersma, 2014


Nawoord Na het lezen van dit verslag wil ik u, als lezer, persoonlijk bedanken. Ik hoop u met dit document voldoende geïnformeerd te hebben over het onderzoek dat ik heb uitgevoerd in het kader van het Profiel Werkstuk. Mochten er nog vragen bij u als lezer zijn, dan kunt u mij bereiken via mijn email: Jelmerwie@gmail.com. Met vriendelijke Groeten, Jelmer Wiersma, 1 December 2014.

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

50 © Jelmer Wiersma, 2014


Literatuurlijst Swaab, D.F., vijfde druk oktober 2010, Wij zijn ons brein, van baarmoeder tot alzheimer, Amsterdam|Antwerpen: Uitgeverij Contact Phillips, H., september 2006, ‘Introduction: The Human Brain’, geraadpleegd op: 15-10-2014, http://www.newscientist.com/article/dn9969-introduction-the-humanbrain.html?full=true#.VD6Csb7h4k4 Rijnlandmodel(16 mei.2005; 13 nov.2008; 28 feb.2010), Alfa en Bèta denken, Psychologisch. Geraadpleegd op 12-11-2014 http://www.rijnlandmodel.nl/achtergrond/psychologie/alfa_Bèta_denken.htm 1: Wikipedia, Menselijke hersenen. Geraadpleegd op: 15-10-2014, http://nl.wikipedia.org/wiki/Menselijke_hersenen W. Wiersma. 2dejaars student Economics & Business Economics Rijks Universiteit Groningen. 17-10-2014 Wikipedia, 01-07-2013. Gespleten Brein. Geraadpleegd op: 17-11-2014 http://nl.wikipedia.org/wiki/Gespleten_brein Wikipedia, 14-08-2013. Lateraliteit. Geraadpleegd op: 17-11-2014 http://nl.wikipedia.org/wiki/Lateraliteit Wikipedia, 22-08-2014. Frontale Kwab. Geraadpleegd op: 10-11-2014 http://nl.wikipedia.org/wiki/Frontale_kwab Montia, M.M., 05-05-2011. Logic, Language and the Brain. Geraadpleegd op: 21-11-2014 https://www.princeton.edu/~osherson/papers/LLBrain.pdf Wikipedia, 06-03-2014. Prefrontale Cortex. Geraadpleegd op: 15-11-2014 http://nl.wikipedia.org/wiki/Prefrontale_cortex Wikipedia, 09-08-2014. Dorsolateral prefrontal cortex. Geraadpleegd op: 17-11-2014 http://en.wikipedia.org/wiki/Dorsolateral_prefrontal_cortex Wikipedia, afbeelding. Geraadpleegd op: 25-11-2014 http://nl.wikipedia.org/wiki/Frontale_kwab#mediaviewer/File:Lobes_of_the_brain_NL.svg Wikipdia, 08-04-2014. Gevoel. Geraadpleegd op: 27-11-14 http://nl.wikipedia.org/wiki/Gevoel Presentatie. Z.j. Presentatie MBOG Russchen. Geraadpleegd op 28-11-2014 http://www.google.nl/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=web&cd=3&ved=0CC8QFjAC&url=ht tp%3A%2F%2Fwww.mbog.nl%2Fuploads%2Ffckconnector%2Fc2594550-019b-444e-b39b8be9670d57ab&ei=pmx4VPjZKsLjOSVgbgF&usg=AFQjCNEfNVlY_9wJQDkd4ZwAjBayc12f9g&bvm=bv.80642063,d.ZWU

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

51 © Jelmer Wiersma, 2014


Klingberg, T. Forssberg, H. Westerberg, H. 2002. Increased Brain Activity in Frontal and Parietal Cortex Underlies the Development of Visuopatial Working Memory Caoacity during Childhood. Geraadpleegd op: 22-11-2014. http://scholar.google.nl/scholar_url?hl=nl&q=http://www.researchgate.net/publication/11561 279_Increased_brain_activity_in_frontal_and_parietal_cortex_underlies_the_development_of_visu ospatial_working_memory_capacity_during_childhood/file/9c960527b628993f98.pdf&sa=X&sci sig=AAGBfm0nmlNibjpjkj99SNrRn3JZKyUXoQ&oi=scholarr&ei=qG54VPexLIasPeWIgagF&ved=0 CCEQgAMoADAA LWSVO 2010. Bronvermelding. Geraadpleegd op: 29-11-14 https://www.rsg-sneek.nl/Personeel/Diversen/bronvermelding.pdf Creative. 2009. The Creative Brain: Investigation of Brain Activity During Creative Problem Solving by Means of EEG and fMRI.

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

52 © Jelmer Wiersma, 2014


Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6 Bijlage 7

Alfa of Bèta; Waarheid of Illusie

Enquête Correctiemodel enquête Database enquête Verwerking enquête Database data analyse Verwerking data analyse Keuzeformulieren

53 © Jelmer Wiersma, 2014


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.