Digitale lesmethode Het onderwijs van de toekomst
PWS van Arjan Tilstra en Jildert Valkema Management & Organisatie Docent: dhr. F. Groenveld 17-12-2015
1
Inhoud Inleiding ....................................................................................................................................... 3 Doel en hypothese ....................................................................................................................... 4 Maatwerk en digitalisering ........................................................................................................... 5 Onderwijsmodellen ...................................................................................................................... 6 Ontwerpen .......................................................................................................................................... 6 4C / ID-model .................................................................................................................................. 6 BHV-model....................................................................................................................................... 9 Leerlijnenmodel............................................................................................................................. 10 ICT ...................................................................................................................................................... 11 E-kubus .......................................................................................................................................... 11 Soorten e-learning ......................................................................................................................... 13 HOPT-model .................................................................................................................................. 16 Didactiek ........................................................................................................................................... 18 Leittextmethode ............................................................................................................................ 18 Beschrijving van Menoboekhouden ............................................................................................ 20 Beschrijving website .......................................................................................................................... 20 Algemeen....................................................................................................................................... 20 Leerlingenpad ................................................................................................................................ 22 Docentenpad ..................................................................................................................................... 34 Beschrijving lessen ............................................................................................................................ 37 Testlessen ...................................................................................................................................... 37 ‘Modellessen’ ................................................................................................................................ 37 Reflectie..................................................................................................................................... 38 Jildert ................................................................................................................................................. 38 Arjan .................................................................................................................................................. 39 Resultaten.................................................................................................................................. 40 Antwoorden op schaal .................................................................................................................. 40 Ja/nee antwoorden met toelichting .............................................................................................. 46 Conclusie ................................................................................................................................... 51 Bronvermelding ......................................................................................................................... 52
2
Inleiding De titel van dit PWS luidt 'Digitale lesmethode, het onderwijs van de toekomst'. 'Is dat niet een beetje ambitieus?' denkt u nu misschien. Onze mening is van niet. Op de school waarop wij zitten, Bogerman, zijn sinds een aantal jaar iPads in de laagste klassen, maar voor veel vakken zijn er nog helemaal geen toepassingen voor die apparaten. Daarom worden ze op dit moment niet veel gebruikt en dat zien we natuurlijk graag anders. De mogelijkheden zijn er dus voor het gebruik van digitaal lesmateriaal. Het probleem ligt dan waarschijnlijk bij de mensen die het moeten gebruiken, de docenten, en de mensen die het ontwerpen, de onderwijsontwikkelaars. Om deze markt van digitale lesmethodes een beetje te helpen, kwamen wij op het idee om zelf zo'n digitale lesmethode te maken. Dat hebben we gedaan voor het vak M&O, Management en Organisatie, waar bij elke vierde klas de module Boekhouden wordt gegeven. Uit onze eigen ervaring weten we dat hier zeer veel schrijfwerk aan te pas komt, wat vaak saai is en daarbij niet erg motiverend werkt. Bovendien wordt er tegenwoordig bij geen enkel bedrijf nog schriftelijk boekgehouden. Dat moet beter kunnen! Het afgelopen jaar hebben wij daarom de module boekhouden van de vierde klas gedigitaliseerd en daaruit is Menoboekhouden.nl ontstaan. Hiervoor zijn geen extra opdrachten toegevoegd en is de opbouw van de analoge lesmethode hetzelfde gebleven als die van de digitale lesmethode. Daarmee zijn de verschillen daarin uitgesloten.
Afbeelding 1: Leraar en leerlingen gebruiken de lesmethode Voor Arjan komt de motivatie voor dit onderwerp uit zijn interesse voor informatica en het maken / begrijpen van software met een nuttige toepassing. Jildert wil daarentegen later graag in het onderwijs werken en daaruit komt zijn fascinatie. Wat we graag zouden willen onderzoeken is welke invloeden een digitale lesmethode heeft ten opzichte van een analoge lesmethode bij de motivatie en prestaties van leerlingen. Daarvoor zijn we op zoek gegaan naar onderwijskundige modellen die hierover duidelijkheid scheppen en zijn we zelf bij drie verschillende M&O-klassen gaan kijken hoe zij reageren op het gebruik van digitaal materiaal. We hebben bijvoorbeeld een competitief element (puntensysteem) ge誰ntegreerd in het programma om te kijken wat de invloeden daarvan zijn en er kunnen direct antwoorden worden gecontroleerd. Het onderwijs van de toekomst is daarmee weer een stukje dichter bij de tegenwoordige tijd gekomen en wij zijn blij dat we daar onderdeel van zijn.
3
Doel en hypothese Het doel van dit project is als volgt samen te vatten: De lesstof van de module boekhouden bij het vak Management & Organisatie moderniseren en digitaliseren, om de leerlingen beter te motiveren, de stof duidelijker uit te leggen en de eindresultaten te verbeteren. Bovendien wordt de taak van de docent vergemakkelijkt en kunnen de leerlingen in hun eigen tempo zelfstandig werken. Het moderniseren houdt in dat we verouderde informatie, zoals het btw-percentage van 19% en het bestaan van de Postbank, uit de bestaande methode filteren en up-to-date maken, zodat de leerlingen zich beter kunnen inleven in de stof, waardoor ze deze beter opnemen. Het digitaliseren doen we omdat een digitale lesmethode meer mogelijkheden biedt dan een analoge lesmethode. Een aantal voorbeelden hiervan zijn de mogelijkheid voor leerlingen om zelfstandig en in eigen tempo te werken en de optie voor de docent om meer persoonlijke hulp te bieden, in plaats van veel klassikale uitleg. Op deze manier zal het leren sneller gaan en is het mogelijk om meer verrijkingsstof aan te bieden aan de klas.
Afbeelding 2: Leerlingen gebruiken de lesmethode Naast bovengenoemde voordelen zijn er ook een aantal neveneffecten: leerlingen werken liever met computers dan met pen en papier, deels omdat het anders is dan bij andere lessen en deels omdat het minder moeite kost. Ook hoeven de leerlingen geen eigen boeken meer mee te nemen, omdat alles op internet staat. Het enige wat ze nodig hebben om bezig te gaan met de methode is een computer en een werkende internetverbinding. Het excuus “ik ben mijn boeken vergeten� valt dus ook weg, waardoor de lessen productiever zijn. Wij denken, gebaseerd op het bovengenoemde, dat ons onderzoek zal uitwijzen dat een digitale lesmethode de leerlingen meer zal motiveren, praktisch zal werken en, ten slotte, beter door de leerlingen ontvangen zal worden dan een analoge methode op het gebied van boekhouden in de vierde klas management en organisatie.
4
Maatwerk en digitalisering Binnen het onderwijs heeft elke leerling een andere manier van leren. Een vraag vanuit het onderwijskundige vakgebied is daardoor ook; hoe kunnen we al die verschillende manieren van leren op een zo positief mogelijke manier tot uiting brengen? De ene leerling vindt het fijn om wat sneller te werken, de andere leerling zou graag wat ingewikkeldere stof tot zich willen nemen. Om dit zo goed mogelijk te reguleren is de term ‘maatwerk’ bedacht. Vanuit de definitie betekent dit; het afstemmen van de onderwijsleersituatie op verschillen tussen leerlingen1. Kortom; onderwijs op maat. Maatwerk kan op verschillende manieren ontstaan. De ene leerling zal sneller lesstof tot zich kunnen nemen dan een andere leerling. Daarom kun je differentiëren in tempo bij leerlingen. Daarbij krijgen alle leerlingen dezelfde lesstof aangeboden, maar er zullen leerlingen veel sneller klaar zijn met het doorwerken ervan. De tweede manier om maatwerk toe te passen is het geven van extra (moeilijkere) lesstof. Hierdoor ontstaat een verschil in kennis. Een nadeel daarvan is dat men vaak niet alles kan toetsen. Een derde manier is het onderscheid maken in begeleiding. Daarbij geeft de docent bijvoorbeeld bijles aan een groepje leerlingen dat de lesstof niet geheel begrijpt, maar deze vorm van maatwerk kan ook op andere manieren voorkomen. De drie vormen kunnen ook worden gecombineerd. Uit een rapport van Open Universiteit Nederland2 blijkt dat digitalisering een goed middel is om maatwerk op een zo voordelig mogelijke manier toe te passen. Maatwerk vereist namelijk een grote mate van flexibiliteit, die een docent niet altijd kan geven. Het internet kan dat wel en daarom blijkt dat door de permanente beschikbaarheid en actualiteit, de kwaliteit van het onderwijs omhoog gaat. Er moeten echter ook een aantal vereiste componenten zitten aan het gebruiken van digitaal materiaal. Eén van die componenten is dat docenten de gegevens van hun leerlingen moeten kunnen inzien om te controleren of alle leerlingen individueel bezig zijn met hun werk, maar ook om leerlingen die achterlopen of blijven steken bij een bepaalde opgave te helpen. Hiermee wordt bijvoorbeeld een verschil in begeleiding gecreëerd. Bovendien kan lesstof met digitalisering gemakkelijk worden geactualiseerd. Bij de huidige uitgevers van lesmateriaal wordt elke periode een nieuw boek gemaakt, om te zorgen dat de lesstof actueel is en binnen het huidige examenprogramma past. Met een gedigitaliseerd lesprogramma kunnen zeer snel kleine aanpassingen of aanvullingen worden gedaan, waardoor de lesstof eindeloos actueel kan blijven en er geen extra uitgaven voor een nieuw boek hoeven worden gedaan. Uit het rapport van Open Universiteit Nederland blijkt ook dat deze digitale onderwijsinnovatie op microniveau, de situatie in het klaslokaal, misschien tot problemen lijdt. Dit geldt met name op basisen voortgezet onderwijs en komt door een onwennigheid van de docent met internetgestuurd leren en het tijdgebrek van docenten die wel goed met digitalisering om kunnen gaan. Maatwerk en digitalisering komen ook weer terug in een aantal modellen van het volgende hoofdstuk, onderwijsmodellen.
1
Oostdam, R.J. (2009). Tijd voor dikke leerkrachten; Over maatwerk als kern van goed onderwijs . [Lectorale rede Domein Onderwijs en Opvoeding van de Hogeschool van Amsterdam] Amsterdam: Amsterdam University Press. 2 Sloep, P.B. & Westera, W. (2001). Maatwerk met digitaal onderwijs. Heerlen: Open Universiteit Nederland.
5
Onderwijsmodellen In dit hoofdstuk maken wij een onderwijskundige onderbouwing van de keuzes die wij gemaakt hebben tijdens het ontwerpen van de lesmethode. Hiervoor is gebruik gemaakt van het boek 75 Modellen van het onderwijs door Remco Coppoolse en Dammis Vroegindeweij3. In het boek wordt onderscheid gemaakt tussen modellen voor ontwerpen, organiseren, innoveren, motiveren, coachen, beoordelen en didactische modellen. We hebben hiervan een aantal modellen gekozen met betrekking tot het ontwerp: ICT (informatie- en communicatietechnologie) en didactiek. Deze worden hier verder toegelicht en er wordt een link gelegd met hoe wij dit in de praktijk hebben gebracht.
Ontwerpen Bij het ontwerpen draait het volledig om het vormgeven van een onderwijsprogramma en de dingen die daarbij belangrijk zijn. Het gaat vooral om vragen als ‘Hoe maak ik een logische indeling?’. Een aantal van de vele onderwijskundige modellen die hierover gaan hebben wij herkend / gebruikt in Menoboekhouden. Ook hebben we hier zelf een theorie over bedacht, het HOPT-model, die we helaas niet in de praktijk hebben kunnen uitvoeren.
4C / ID-model Dit model is in 1992 ontwikkeld door J. van Merriënboer, O. Jelsma en F. Paas. Het doel is om een lesmethode te ontwikkelen waarbij de te leren taken worden aangeleerd door deze te scheiden en per taak de hoeveelheid begeleiding aan te passen.
Schema 1: 4C / ID-model Toelichting De afkorting 4C / ID staat voor ‘Vier Componenten, Instructional Design’. Het model is gemaakt om een complexe taak op een zo goed mogelijk manier aan te leren. Men gaat hierbij uit van het opdelen van de volledige lesstof in kleinere stukken, waardoor het geheel niet meer heel groot lijkt, maar kleine individuele taken. Binnen het model worden vervolgens al die taken in het geheel benaderd, waarin er aandacht is voor vier componenten: 3
Coppoolse, R & Vroegindeweij, D. (2010). 75 modellen van het onderwijs. Groningen/Houten: Noordhof Uitgevers bv.
6
•
Leertaken Dit zijn de opdrachten zoals die in de praktijk of op een toets ook worden gebruikt. Ze dienen als basis voor de lesstof en worden zo mogelijk in een situatie uitgevoerd die ook met de werkelijkheid overeen komt. De eerste leertaak zal met meer begeleiding worden uitgevoerd dan de laatste. Je zou het ook zo kunnen zien dat de eerste opdracht weinig eigen inzicht nodig heeft en de laatste bijna volledig eigen inzicht vereist. Uiteindelijk moeten alle opdrachten nuttig zijn en duidelijk in het geheel passen.
•
Ondersteunende informatie Dit is de basistheorie die nodig is voor het uitvoeren van de leertaken binnen een taaksituatie (deel binnen blauw-gestreepte lijnen in schema 1). Het gaat hierbij zowel over de conceptuele kennis, de "droge leerstof", als over de aanpakkennis aam de hand van voorbeelden.
•
Procedurele informatie Dit bevat alle informatie die nodig is voor het direct uitvoeren van de afzonderlijke leertaak. Deze informatie is meestal in de vorm van opdrachtbeschrijving. Eventueel komen daar tips bij kijken. De docent kan hierbij ook een rol spelen door de ondersteunende informatie toe te lichten aan de hand van de leertaak.
•
Deeltaakoefeningen Deze oefeningen verwijzen naar een bepaalde vaardigheid. Deze vaardigheid moet bijvoorbeeld nog extra worden geoefend door een bepaalde leerling. Het kan ook gebruikt worden voor het trainen van een routine waarvoor een hoog niveau van automatisering gewenst is.
Het model is gebaseerd op op de Cognitive Load Theory en de Zelfdeterminatietheorie. De eerste theorie zegt in het kort dat ons langetermijngeheugen niet genoeg capaciteit heeft om een grote hoeveelheid leerstof in één keer op te slaan. De tweede theorie heeft betrekking op de motivatie voor het leren. Het zegt dat een student autonoom, competent en verbonden met de stof moet zijn. Oftewel dat de lerende bijvoorbeeld zelf moet kunnen bepalen wanneer hij/zij leert (autonomie) en dat hij/zij beter leert door een complimentje of aanmoediging (verbondenheid).
Schema 2: Zelfdeterminatietheorie
7
Toepassing bij Menoboekhouden Binnen onze eigen vormgegeven lesmethode kun je de taaksituatie zoals die in dit model staat beschreven ook grotendeels herkennen. We nemen als voorbeeld hoofdstuk 1: De balans. Dit hoofdstuk begint met een stukje theorie waarin wordt uitgelegd wat de balans is en hoe die eruit ziet. Dit deel (ondersteunende informatie) bevat een stukje leerstof en een voorbeeld. Vervolgens bestaan de leertaken uit opdrachten waarbij de eerste bijna identiek is aan het voorbeeld, oftewel, er zijn nog veel overeenkomsten met de theorie. Bij de tweede, derde en vierde opdracht neemt die overeenkomst met het voorbeeld af en is er meer eigen inzicht vereist. De opdrachtinformatie verschilt ook per opdracht. In de eerste opdracht krijg je veel informatie en bij de vierde opdracht veel minder. Daardoor is het ook nodig om meer eigen inzicht te gebruiken.
Schema 3: 4C / ID-model toegepast bij Menoboekhouden
8
BHV-model BHV staat voor Basisstof – Herhalingsstof – Verrijkingsstof. Het model is in 1972 ontworpen door ene J. Verbeek en zijn doel was om een onderwijsprogramma te maken dat volledig werd afgestemd op de mogelijkheden van de lerende. Zijn versie zag er als volgt uit:
Herhalingsstof Basisstof
Diagnostische toets
Eindtoets Verrijkingsstof
Schema 4: BHV-model Toelichting De ene leerling kan meer leerstof aan dan de andere, net zoals de ene leerling ook een hoger werktempo heeft dan de andere. Dit zijn allemaal verschillen waarmee je rekening moet houden als je het onderwijsprogramma wilt aanpassen aan de individu. Dit model geeft je eigenlijk twee mogelijkheden daartoe. 1. De eerste is om de leerlingen die moeite hebben met de basisstof extra tijd te gunnen door het maken van herhalingsopdrachten. 2. De tweede is om leerlingen die de totaal geen moeite hebben met de basisstof nieuwe stof aan te bieden die deze leerling iets meer uitdaagt. Deze ‘verrijking kan ook weer op twee verschillende manieren I. Verdieping; oftewel het aanbieden van nieuwe stof die slaat op de basisstof. De leerling krijgt hierdoor meer kennis over het onderwerp. Dit deel wordt dan ook vaak als moeilijker ervaren door leerlingen. II. Verbreding; hierbij biedt men ook nieuwe stof aan, maar dit dan vaak een aanvulling op de basisstof. Deze vorm wordt niet altijd als moeilijker ervaren door leerlingen, maar helpt wel om de basisstof nog beter te begrijpen. III. Interesse; dit houdt in dat de leerling zelf de overige tijd mag gebruiken om zelfgekozen extra lesstof tot zich te nemen. Dit is een hele vrije vorm en blijkt daardoor in de praktijk ook niet altijd te werken. Toepassing bij Menoboekhouden Bij Menoboekhouden wordt niet direct een link gelegd met herhalingsstof en verrijkingsstof, maar er wordt indirect wel rekening gehouden met het BHV-model. Leerlingen die sneller werken dan anderen, zijn eerder snel op eindtoetsniveau. Deze leerlingen kunnen verder werken met lesstof die niet wordt getoetst, maar wellicht wel handig is voor het vervolg van hun ‘M&O-carrière’. Om dit idee concreet te maken komt hier een voorbeeld van Menoboekhouden. De eindtoetsstof van het onderdeel boekhouden bij M&O bestaat minimaal uit de hoofdstukken 1 tot en met 5. De leerlingen hebben hier ongeveer 10 – 12 lessen voor. Een aantal leerlingen zijn na 8 lessen al aan het eind van hoofdstuk 5 en kunnen daardoor verder met hoofdstuk 6 en 7, wat voor hen dan verdiepingsstof is. Uiteindelijk maakt elke leerling dezelfde eindtoets.
9
Leerlijnenmodel In 2001 hebben D. de Bie en J. de Klein een ontwerpmodel gemaakt voor een onderwijsprogramma op basis van verschillende leerlijnen. Het oorspronkelijke model bestaat uit vijf leerlijnen, maar voor Menoboekhouden worden er hier drie belicht: Toelichting Conceptuele leerlijn: de theorie en leerstof. Uiteindelijk moet deze leerlijn overlopen in het maken van praktijkgerichte opdrachten. Integrale leerlijn: opdrachten zoals deze op de toets of in de praktijk voor kunnen komen. Hierbij wordt vaak gekozen voor een steeds complexer wordende opbouw. Het ontwerp moet er uiteindelijk voor zorgen dat deze leerlijn volledig de omvang van de te leren taken bevat. Vandaar wordt deze leerlijn ook uitgebouwd naar mate het einde. Reflectieve leerlijn: het nakijken van de gemaakte opdrachten. Hieruit leert de leerling in veel gevallen nog wel het meest.
Schema 5: (Bewerking van) leerlijnenmodel Een effectieve manier van het gebruiken van dit model is door de verschillende leerlijnen ook specifiek te benoemen bij elk onderdeel van het leerprogramma. Men kan bijvoorbeeld een groot schema maken en daarbinnen verschillende leeractiviteiten ‘aan ophangen’. Het geheel wordt voor de lerende duidelijker en zorgt voor structuur. Toepassing bij Menoboekhouden Binnen Menoboekhouden kan ook duidelijk onderscheid gemaakt worden tussen de drie bovenstaande leerlijnen. De conceptuele leerlijn wordt vrij expliciet belicht aan het begin van elk hoofdstuk en bestaat uit een stukje theorie met daarna een voorbeeld waarin die theorie nogmaals wordt belicht. De integrale leerlijn komt na de theorie en bestaat uit opdrachten waarbij de leerling zelf bezig is om het deel uit de conceptuele leerlijn toe te passen. Dit deel kost de leerlijn verreweg de meeste tijd. De reflectieve leerlijn is in de integrale leerlijn verweven. Bij het maken van een opdracht kan de leerling op de ‘check-knop’ drukken om direct resultaten te bekijken. Dit zorgt ervoor dat de leerlijn niet eerst een aantal opdrachten maakt en dan erachter komt dat hij/zij het de hele tijd verkeerd had gedaan. Deze leerlijn is dus ook zeer belangrijk binnen de digitalisering, omdat dit bij andere lesmiddelen niet van toepassing kan zijn.
10
ICT De modellen die onder dit kopje worden behandeld zijn specifiek gericht op het gebruik van digitaal lesmateriaal. Het gaat hierin vooral om het analyseren van digitaal lesmateriaal. Er zijn voor zover daar onderzoek naar is gedaan, nog geen ontwerp-modellen gemaakt voor nieuwe online lesstof. Dit is dan ook gedeeltelijk opgenomen in het zelfontworpen HOPT-model.
E-kubus De E-kubus is een model dat in 2009 bedacht is door B. A. M. Raessens. Hij dacht na over het opkomende internet en zag dat het onvermijdelijk was om dit te gebruiken in het onderwijs. Om de toepassing te bevorderen maakte hij een model met als doel om de inzet van een elektronische leeromgeving binnen een onderwijsprogramma te analyseren en uiteindelijk te verbeteren.
Schema 6: E-kubus Toelichting De E-kubus gaat uit van drie omgevingsfactoren die de kwaliteit van een digitaal onderwijsprogramma kunnen be誰nvloeden. Deze factoren zijn: 1. ICT: dit kan op verschillende manieren invloed hebben op het onderwijsprogramma. De grote hoeveelheid informatie die beschikbaar is, kan men inzetten als aanvulling op het bestaande lesmateriaal (substitutie). Of men kan een deel van dit bestaande lesmateriaal vervangen door een opdracht die gericht is op het gebruik van internet (innovatie). Ook kan het internet worden ingezet als de complete verandering naar een elektronische leeromgeving (transformatie). Wat het best werkt hangt af van de content van de lesmethode en de inhoud van de lesstof.
11
2. Verantwoordelijkheid: Een leerling gaat veel sneller stof tot zich nemen, als hij of zij dat kan interpreteren vanuit eigen kennis en opvattingen. Moet je dan het onderwijsprogramma volledig richten op de lerende of moet de rol van de docent dan toch duidelijk aanwezig zijn? De verantwoordelijkheid voor het leren kun je als onderwijsontwikkelaar beïnvloeden. De voorbereiding, regulering en het feedback geven wordt vaak gedaan door de docent, maar deze taken kun je ook bij de lerende neerleggen. 3. Maatwerk: Met een elektronische leeromgeving kan veel soepeler worden omgegaan met maatwerk, oftewel het differentiëren van leerroutes per leerling. Het onderwijs kan precies op maat gemaakt worden. Je kunt verschil maken in tempo, inhoud, niveau, enz. De drie factoren worden binnen het model aangegeven op verschillende assen. De mate van toepassing geeft dan uiteindelijk aan waar een dergelijk onderwijsprogramma op dit moment voor gebruikt kan worden en wat voor functie er in de toekomst nog bij kan worden gemaakt. Toepassing bij Menoboekhouden Het doel van Menoboekhouden was om een extreem uiterste van maatwerk te onderzoeken, waarbij de leerling compleet zelfstandig kon werken. Op de x-as van het model komt dus de leerling centraal te staan. Wat betreft het gebruik van ICT is Menoboekhouden volledig nieuw op het gebied van Transformatie. We hebben letterlijk de bestaande lesmethode volledig vervangen door een digitale lesmethode. Vandaar dat we hem bovenaan op de y-as geplaatst hebben. Ten slotte is de mate waarin maatwerk wordt toegepast ook volledig vernieuwend (op Bogerman). De leerlingen kunnen zelf hun eigen tempo bepalen en daarmee gaan de snelle leerlingen Schema 7: E-kubus toegepast bij ook eerder naar de moeilijkere, verdiepende opdrachten Menoboekhouden (BHV-model) Vandaar dat wij onze lesmethode op de z-as volledig rechts hebben geplaatst. Met dit model konden we als ontwerpers precies weten op welke plek we binnen het model wilden eindigen. Het gehele ‘frame’ van de website konden we hier dan ook op aanpassen en dat leidde tot een gericht resultaat.
12
Soorten e-learning Dit model is ook specifiek gericht op het gebruik van digitaal materiaal. Het is in 2003 ontworpen door G. Reinmann-Rothmeier en het doel van dit model is om onderscheidt te kunnen maken tussen instructie en constructie bij digitaal leren, wat hier ‘e-learning’ wordt genoemd.
Schema 8: Soorten e-learning Toelichting E-learning kenmerkt zich volgens Reinmann-Rothmeier door drie principes: 1. Multimedialiteit: er kunnen op hetzelfde moment meerdere media tegelijkertijd ingezet worden. 2. Interactiviteit: er kan direct feedback worden gegeven op het moment dat een leerling een opdracht heeft gemaakt. 3. Netwerkstructuur: leerlingen kunnen onderling communiceren door het gebruik van media en daardoor neemt de mogelijkheid tot samenwerking toe. Deze kenmerken vormen de basis van e-learning, maar daardoor wordt het begrip e-learning niet geheel duidelijk. Vandaar dat Reinmann-Rothmeier dit in het model heeft opgesplitst in drie verschillende soorten: 1. E-learning door verspreiding: de leerinhoud wordt verspreidt via verschillende media en de lerende zoekt daaruit de verschillende stukken nuttige informatie. Daarbij kan men bijvoorbeeld denken aan verplichte literatuur of beeldmateriaal. De term die bij deze soort hoort is ‘leren van informatie’. 2. E-learning door interactie: gespecificeerde programma’s worden gebruikt om meteen de leeractiviteit te kunnen terugkoppelen naar de leerling. Zo kan de leerling inzien wat er goed of fout is gegaan door bijvoorbeeld het gebruik van een digitale coach. Dit wordt ook wel ‘leren van feedback’ genoemd.
13
3. E-learning door samenwerking: samenwerking staat centraal. Een lerende kan de discussie aangaan met medestudenten of docenten. Er worden verschillende visies ontwikkelt over het te leren onderwerp, waardoor de lerende zijn lesstof beter in zijn/haar omgeving kan plaatsen. Bij de eerste en tweede soort van e-learning is er vaak sprake van een didactisch vastgelegd programma. Bij de derde soort is het leerproces volledig afhankelijk van tijdige begeleiding. De indeling van dit model zorgt ervoor dat onderwijzers een helder beeld krijgen over de mogelijkheden met digitaal lesmateriaal. Het geeft ook meer duidelijkheid over de rol van de lerende en de docent binnen deze nieuwe vorm van onderwijs. Er zijn inmiddels door J. Fransen ook enkele termen gekoppeld aan de functie die de docent of begeleider zou moeten hebben en het soort elearning dat daarbij hoort4. Titel begeleider E-trainer
Taken / profiel Soort e-learning Ontwikkelen van het leeraanbod Door verspreiding Online begeleiden van individueel leren Door interactie Online begeleiden van samenwerkend Door samenwerking leren E-tutor Online begeleiden van individueel leren Door interactie Online begeleiden van samenwerkend Door samenwerking leren E-moderator Begeleiden van vormen van samenwerkend Door samenwerking leren conform uitgangspunten constructivisme* Schema 9: Begeleiding bij e-learning en de taken van de begeleider binnen de soorten e-learning Binnen een onderwijsorganisatie hoef je dus niet te kiezen voor één specifieke soort van digitalisering, maar volgens bovenstaand model kunnen de verschillende soorten worden samengevoegd. Als dit goed wordt gedaan, kan dit het leerproces ook verbeteren. Toepassing bij Menoboekhouden Menoboekhouden zou omschreven kunnen worden als e-learning door interactie. Het kenmerkende van deze lesmethode is dat de leerling meteen feedback krijgt op het moment dat hij/zij een opdracht heeft gemaakt. De mogelijkheid met interactie tussen de persoon en het medium dat wordt gebruikt is daardoor optimaal gebruikt.
Schema 10: Soorten e-learning toegepast bij Menoboekhouden 4
Fransen, J. (2005). De eTutor in de context van eLearning en het competentieprofiel van de eTutor. Amsterdam: Inholland Lectoraat eLearning. *Onderwijskundige theorie die ervan uit gaat dat leren gemakkelijker gaat door het creëren van een eigen werkelijkheid en door daar zelf kennis en structuur in aan te brengen.
14
Verder is de positie van de lerende bij Menoboekhouden wel het ‘leren van informatie’. Daardoor zou je het ook gedeeltelijk als e-learning door verspreiding kunnen zien. Het e-learning-door-samenwerking-principe is binnen de lesmethode ingebouwd. Dat zou een verbeterpuntje zijn voor als het programma verder wordt ontwikkeld. Er zou dan bijvoorbeeld een forum kunnen worden aangemaakt waarbij leerlingen van verschillende scholen elkaar kunnen helpen met vragen. In de testfase van dit moment is er echter gebruik gemaakt van directe communicatie binnen het klaslokaal, wat goed lijkt te werken.
15
HOPT-model HOPT staat voor ‘Herhaling Overslaan Per Theorie’. Dit model is in 2015 ontworpen door J. Valkema en heeft als doel om maatwerk te creëren op het gebied van thema, inhoud en begeleiding binnen een gedigitaliseerd lesprogramma.
Schema 11: HOPT-model Toelichting Tijdens de proeflessen met Menoboekhouden kwamen we erachter dat er bepaalde leerlingen waren die het lesprogramma redelijk saai vonden. Dat kwam vooral door de vele herhaling van opdrachten die allemaal redelijk hetzelfde leken. Met de nieuwe toepassing van het internet moet het mogelijk zijn om hier wat aan te doen. Van daaruit is dit model ontstaan. Het model bestaat uit een combinatie van het 4C / ID-model en het BHV-model. In schema 11 worden dezelfde leertaken uit schema 1 opnieuw weergegeven. De bolletjes stellen opdrachten voor die binnen een theoretisch onderdeel passen. Ze zijn geordend per theorie, dat wil zeggen dat de eerste opdracht volledig aansluit op de uitleg die over dit onderdeel is gegeven. Bij de volgende opdracht wordt de toepassing van deze theorie iets minder en vereist de opdracht iets meer inzet van het eigen inzicht. De laatste opdracht kan bijvoorbeeld uit slechts 10% theorie bestaan, waardoor er een grote inzet van de lerende nodig is. Zo’n laatste opdracht kan bijvoorbeeld ook verdiepend zijn (volgens het BHV-model). De leerling start binnen dit model altijd bij de eerste opdracht om te kijken of de theorie helemaal duidelijk is. Als deze opdracht vervolgens volledig correct is, mag de leerling een opdracht overslaan. De leerling is dan als het ware twee opdrachten verder ‘gehopt’. Mocht de leerling de eerste opdracht onder de maat maken, dan krijgt de leerling een extra oefening met de theorie. Dit gehele mechanisme van opdrachten kan door de computer worden gereguleerd door dit op de juiste manier te programmeren. Ook kan er worden ingesteld om bij een correctheid van 90% al een opdracht over te slaan. Dit kan echter ook alleen met gedigitaliseerd onderwijs in de praktijk handig werken, omdat het op andere manieren de werkdruk van de docent te veel verhoogd of administratief chaotisch zou worden. Het gewenste resultaat van dit model is om leerlingen te motiveren om opdrachten goed te maken en daardoor niet eindeloos herhalingsopdrachten te hoeven maken. Bovendien kunnen leerlingen sneller door de lesstof heen en daardoor eerder bij de verdiepingsstof aan te komen.
16
Toepassing bij Menoboekhouden Het model is ontstaan tijdens de proefperiode met Menoboekhouden. We konden het destijds helaas niet meteen toepassen, aangezien het zowaar een race tegen de klok bleek om genoeg opdrachten in te voeren bij het systeem. In de volgende ontwerpfase gaat dit model zeker ge誰ntegreerd worden binnen het programma en hopelijk heeft het dan de gewenste gevolgen. Een voorbeeld van hoe het er dan ongeveer uit zou komen te zien staat in schema 12. Hierin is het HOPT-model gebruikt bij hoofdstuk 1 van de boekhoudstudie. Schema 12: HOPT-model bij hoofdstuk 1 van Menoboekhouden
17
Didactiek Veel mensen verwarren in de Nederlandse taal de begrippen didactiek en onderwijskunde. Didactiek is dan ook wel een onderdeel van onderwijskunde, maar omvat het begrip bij lange na niet in zijn geheel. Het gaat bij didactiek namelijk om de uitvoering van het onderwijs op microniveau, met andere woorden, het klassikale niveau. Er wordt de vraag gesteld: ‘Hoe geef ik het beste een les?’ Om daar antwoord op te geven bij Menoboekhouden leek de Leittextmethode het meest geschikt, omdat het volledig binnen de mogelijkheden van de lesmethode past.
Leittextmethode De Leittextmethode is rond 1975 ontstaan in het Duitse bedrijfsleven om lerenden te stimuleren een opdracht zelfstandig te kunnen uitvoeren. Het is gebaseerd op drie uitgangspunten: 1. Zelfstandig leren 2. Vooruitdenken en plannen 3. Leren van fouten en ervaring opdoen Deze drie punten zijn verwerkt in een cyclus met zes stappen. De gehele cirkel moet (meerdere keren) worden doorlopen voor een goed eindresultaat. Stap 1: Informeren
Stap 6: Evalueren
Stap 2: Plannen
Stap 5: Controleren
Stap 3: Beslissen
Stap 4: Uitvoeren Schema 13: Leittextmethode Toelichting De zes stappen met daarbij behorende vragen die een lerende zich moet stellen: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Informeren: Plannen: Beslissen: Uitvoeren: Controleren: Evalueren / beoordelen:
Wat moet er gebeuren? Hoe doe je wat er moet gebeuren? Hoe ga ik het oplossen en wat heb ik daar voor nodig? Oplossingsweg uitvoeren Is de opdracht uitgevoerd zoals dat gepland is? Wat moet er de volgende keer beter / anders worden gedaan?
18
De leerling ontvangt voor het doorlopen van deze cyclus eerst een ‘Leittext’, oftewel achtergronden en informatie over het leeronderwerp. Toepassing bij Menoboekhouden De vragen op de vorige pagina worden niet direct teruggevraagd tijdens het maken van opdrachten bij Menoboekhouden, maar indirect worden deze stappen wel verwacht van de leerling die met deze lesmethode bezig is om een optimaal resultaat de behalen. Op het moment dat een leerling een opdracht krijgt, sluit deze aan op de theorie die ervoor gegevens is. Vandaar dat hij/zij voor stap 1 slechts deze theorie hoeft te bestuderen. Stap 2 en 3 vereisen meer eigen inzet. Vaak volgt dit uit het voorbeeld dat bij de theorie is gegeven. Bij stap 4 gaat de leerling vervolgens alle invoervelden invullen met de kennis die bij stap 1 t/m 3 is vergaard. De verantwoordelijkheid voor het controleren van de opdracht, stap 5, ligt bij de leerling zelf. Voor stap 6 hoeft bij Menoboekhouden geen docent meer aan te pas te komen. De leerling kan hiervoor op de ‘check-knop’ drukken om meteen de antwoorden te controleren. Er wordt dan van de leerling verwacht om de foute antwoorden te evalueren en als er daardoor nog steeds onduidelijkheid blijft, kan de docent erbij worden geroepen.
19
Beschrijving van Menoboekhouden In dit onderdeel van het verslag zullen we een uitgebreide beschrijving geven van onze methode en hoe de leerlingen hiermee gewerkt hebben en zullen werken. Dit doen we aan de hand van een uitleg van de gemaakte website (http://www.menoboekhouden.nl) met behulp van een aantal screenshots en foto’s. Omdat deze afbeeldingen in het document vrij klein uitvallen, kan, door op de afbeelding te klikken in de digitale versie van het document, een grotere versie van de afbeeldingen geopend worden. Ook worden de linkjes naar deze afbeeldingen opgenomen in de bronvermelding.
Beschrijving website Als eerste leggen we uit hoe de website werkt, voordat je bent ingelogd. Daarna splitsen we de informatie in het leerlingenpad en het docentenpad, omdat de functionaliteit verandert afhankelijk van het type account waarmee je in logt.
Algemeen
Screenshot 1: De homepage Toelichting 1. Welkomstbericht. Met deze woorden heten wij alle bezoekers van de site hartelijk welkom. 2. De link naar de homepage. Op de homepage zelf is deze niet erg nuttig, maar hij komt op alle pagina’s terug, mocht een bezoeker terug willen naar deze pagina. 3. Uitklapmenu hoofdstukken. Wanneer de bezoeker de cursor van de muis hieroverheen houdt, komt een menu tevoorschijn, waarmee de bezoeker naar het gewenste hoofdstuk binnen de methode kan navigeren. 4. Link naar de in- en uitlog pagina. Deze wordt gebruikt wanneer de bezoeker wil in- of uitloggen.
20
Screenshot 2: De homepage met hoofdstukkenlijst Toelichting 1. Lijst met hoofdstukken. Dit uitklapmenu verschijnt wanneer men met de cursor over het woord ‘hoofdstukken’ heen gaat. Op de hoofdstuknamen kan geklikt worden, waardoor je naar de eerste pagina van het desbetreffende hoofdstuk wordt toegestuurd.
Screenshot 3: De inlogpagina Toelichting 1. Het inlog-formulier. Dit onderdeel spreekt voor zich; de bezoeker vult zijn of haar gebruikersnaam en wachtwoord in en drukt op enter/klikt op de knop ‘Log in’. Als de gebruiker nog geen account heeft, staat hier ook een link om er één aan te maken.
21
Leerlingenpad
Screenshot 4: De registreerpagina Toelichting 1. Registreerformulier. Ook deze pagina is relatief eenvoudig te begrijpen. De bezoeker vult de gewenste informatie in en drukt op de knop ‘Registreer’. Het meest ingewikkelde van deze pagina is het veld ‘Groepscode’. Deze code wordt verstrekt door de docent van de klas en zorgt ervoor dat alle accounts van de klas verbonden zijn met het account van de docent, zodat de voortgang van de klas kan worden gevolgd. Het andere doel van deze code is dat ervoor wordt gezorgd dat niet iedereen op de site kan komen. De groepscode wordt aan de docent gegeven door de beheerders van de site. Op deze manier is de site moeilijker te benaderen voor onbevoegden.
Screenshot 5: Het invulde registreerformulier
22
Screenshot 6: Het registreren is gelukt! Toelichting Dit bericht verschijnt wanneer je succesvol bent geregistreerd. De accountinformatie wordt intern toegevoegd aan onze database en de gebruiker kan zich nu aanmelden via de loginpagina.
Screenshot 7: Het aanmelden is gelukt! Toelichting 1. Dit bericht verschijnt wanneer je succesvol bent aangemeld. 2. De naam van de gebruiker en zijn of haar huidige score. De punten zijn te halen door de opdrachten op de site goed uit te voeren. Als je op deze tekst klikt, kom je op je eigen profielpagina, waar je persoonlijke informatie te zien is (hierover later meer). 3. Hier staat bij welke opdracht de gebruiker gebleven is. In dit geval staat er ‘onbekend’, omdat dit een nieuw account is. Wanneer je op deze tekst klikt, kom je bij je huidige opdracht, of, wanneer deze opdracht de eerste is van zijn onderwerp, bij de uitlegpagina over het betreffende onderwerp. In het geval dat de huidige opdracht onbekend is, zoals hier, wordt de gebruiker naar de eerste uitlegpagina van hoofdstuk 1 gestuurd.
23
Screenshot 8: De eerste theorie (hoofdstuk 1) Toelichting 1. De titel van de pagina. 2. De inleiding van het nieuwe onderwerp. Hier wordt kort verteld waar de uitleg over gaat. Deze gaat altijd samen met een afbeelding ter ondersteuning en opmaak. 3. De uitleg over het onderwerp is hier te vinden. Deze moet de leerling goed doorlezen, om de opdrachten voldoende te kunnen maken. 4. De knop ‘Ga verder’. Wanneer de leerling op deze knop drukt, wordt hij of zij doorgestuurd naar de volgende pagina in het systeem.
24
Screenshot 9: De tweede theorie (hoofdstuk 1) Toelichting Op deze pagina staat een voorbeeld van de hiervoor uitgelede theorie. Deze voorbeelden hebben dezelfde opbouw als de opdrachten die de leerlingen moeten uitvoeren, dus ze zijn erg praktisch in gebruik.
25
Screenshot 10: De eerste opdracht Toelichting 1. Het nummer van de opdracht. Dit nummer komt overeen met de nummering die wordt gebruikt bij het bepalen van de huidige opdracht in de menubalk. 2. De situatie wordt hier uitgelegd. Hier staan alle relevante gegevens die een leerling moet krijgen om de opdracht succesvol uit te voeren, volgens de Leittextmethode noemen we dit ook wel ‘de Leittext’. 3. De vraag / opdracht. Hier staat precies wat de leerling moet doen om de opdracht uit te voeren. 4. Het opdrachtformulier. Hier vullen de leerlingen de antwoorden op de opdracht in. In dit geval is het formulier vrij simpel en de vraag niet meer dan een invuloefening, maar dat wordt later in de methode heel anders. 5. De knop ‘Check’. Als de leerling hierop drukt gebeurt er een aantal dingen: a) De ingevulde antwoorden worden gecontroleerd en de vakjes worden rood of groen gekleurd, afhankelijk van of het antwoord correct is of niet. b) Op basis van het aantal correcte antwoorden wordt een score van 0 tot 100 punten berekend en toegevoegd aan het totaal van de leerlingen. Dit puntenaantal is gelijk aan het đ??´đ?‘Žđ?‘›đ?‘Ąđ?‘Žđ?‘™ đ?‘?đ?‘œđ?‘&#x;đ?‘&#x;đ?‘’đ?‘?đ?‘Ąđ?‘’ đ?‘Žđ?‘›đ?‘Ąđ?‘¤đ?‘œđ?‘œđ?‘&#x;đ?‘‘đ?‘’đ?‘›
percentage correcte antwoorden volgens de formule: đ??´đ?‘Žđ?‘›đ?‘Ąđ?‘Žđ?‘™ đ?‘”đ?‘’đ?‘Łđ?‘&#x;đ?‘Žđ?‘Žđ?‘”đ?‘‘đ?‘’ đ?‘Žđ?‘›đ?‘Ąđ?‘¤đ?‘œđ?‘œđ?‘&#x;đ?‘‘đ?‘’đ?‘› Ă— 100. c) De huidige opdracht van de leerling wordt verhoogd. Hierdoor kan de leerling niet meer dan ĂŠĂŠn keer punten krijgen voor dezelfde opdracht en houdt het systeem bij waar de leerling is gebleven. Uiteraard kan de opdracht wel opnieuw worden gedaan, bijvoorbeeld om fouten te verbeteren of om voor een toets te herhalen. d) De knop ‘Ga verder’ verschijnt. Eerder kan de leerling dus niet nar de volgende opdracht. 6. De tekst bij huidige opdracht is nu veranderd, omdat de leerling nu bij de volgende opdracht is aangekomen. De tekst zal nu bijhouden waar de leerling is gebleven, ook wanneer een leerling zich afmeldt en later weer aanmeldt, of zich aanmeldt vanaf een ander apparaat.
26
Screenshot 11: De eerste opdracht ingevuld Toelichting Hier is dezelfde opdracht te zien, met de juiste antwoorden ingevuld.
27
Screenshot 12: De antwoorden zijn gecontroleerd Toelichting Hier zijn de antwoorden gecontroleerd en, te zien aan de groene kleur, zijn ze allemaal correct. Ook is de knop ‘Ga verder’ nu verschenen. De behaalde punten worden zichtbaar zodra de pagina wordt herladen of een andere pagina wordt geladen. Op dat moment verandert ook de tekst bij ‘huidige opdracht’.
28
Screenshot 13: De tweede opdracht Toelichting 1. De behaalde punten van de vorige opdracht zijn nu bij het totaal opgeteld. Gezien het feit dat in het voorbeeld hierboven alle antwoorden klopten, zijn er 100 punten behaald. 2. Ook de tekst bij ‘huidige opdracht’ is veranderd: er staat nu ‘1B’ in plaats van ‘1A’. Hierop klikken zal de gebruiker dus ook naar deze pagina sturen, waar of wanneer er ook op geklikt wordt, totdat deze waarde opnieuw verandert. 3. Hier is de vorige opdracht nog eens te zien, dit maal is die helemaal ingevuld. Deze antwoorden zijn namelijk nodig om opdracht 1B correct uit te voeren. Dit is ook de reden dat, als de gebruiker eenmaal heeft geklikt op ‘Check’ of ‘Ga verder’, hij of zij geen punten meer kan krijgen voor de net gecontroleerde opdracht. Als dat wel mogelijk was, zou iedereen de volgende opdracht kunnen bekijken en, met behulp van de daar gevonden antwoorden, de vorige opdracht perfect kunnen invullen. 4. Hier is de nieuwe opdracht te zien onder de antwoorden van de vorige opdracht.
29
Screenshot 14: De ingevulde versie van opdracht 1B Toelichting 1. Deze keer is er een antwoord incorrect ingevuld, met het doel de scoreberekening te demonstreren.
30
Screenshot 15: De gecontroleerde versie van opdracht 1B Toelichting 1. Het incorrect ingevulde antwoord is fout gerekend, te zien aan de rode kleur. De leerling kan nu proberen het antwoord goed te krijgen om verder te oefenen, maar dit zal geen punten meer opleveren. Het is dan ook niet verplicht om de fouten te verbeteren. We kunnen het echter wel aanraden, naar aanleiding van het Leittextmodel, om de stof beter te begrijpen.
31
Screenshot 16: De punten zijn op de juiste manier aangepast Toelichting 1. In de vorige opdracht was ĂŠĂŠn antwoord incorrect ingevuld. Er waren 11 antwoorden om in te vullen. Er zijn
10 (đ?‘Žđ?‘Žđ?‘›đ?‘Ąđ?‘Žđ?‘™ đ?‘?đ?‘œđ?‘&#x;đ?‘&#x;đ?‘’đ?‘?đ?‘Ą đ?‘Žđ?‘›đ?‘Ąđ?‘¤đ?‘œđ?‘œđ?‘&#x;đ?‘‘đ?‘’đ?‘›) 11 (đ?‘Žđ?‘Žđ?‘›đ?‘Ąđ?‘Žđ?‘™ đ?‘”đ?‘’đ?‘¤đ?‘’đ?‘›đ?‘ đ?‘Ąđ?‘’ đ?‘Žđ?‘›đ?‘Ąđ?‘¤đ?‘œđ?‘œđ?‘&#x;đ?‘‘đ?‘’đ?‘›)
Ă— 100 ≈ 91 punten behaald. Die punten
worden opgeteld bij het totaal van de leerling, wat hier resulteert in een totaal aantal punten van 191.
32
Screenshot 17: Het afmeldingsscherm Toelichting Als de leerling klaar is met oefenen, of als de les voorbij is, klikt hij of zij op de link ‘Log in/uit’ en wordt hij of zij doorgestuurd naar deze pagina. Om te voorkomen dat mensen per ongeluk afmelden vragen we hier om een bevestiging door op de link te klikken. Dit is een voordeel, omdat de meeste internetbrowsers, zoals Internet Explorer, Google Chrome en Mozilla Firefox ingevulde formulieren (opdrachten) tijdens een inlogsessie onthouden. Als de leerlingen nu per ongeluk op deze pagina terecht komen, kunnen ze op de ‘vorige’ knop drukken in hun browser en is de opdracht waarmee ze bezig waren nog steeds ingevuld. Helaas werkt deze functie niet altijd. Dit is echter niet een probleem aan onze kant, dus wij kunnen het niet makkelijk oplossen.
Screenshot 18: Succesvol afgemeld! Toelichting Als de leerling dan echt wil afmelden, komt hij of zij op deze pagina. De score en huidige opdracht in de menubalk zijn verdwenen en er kan eventueel iemand anders aanmelden.
33
Docentenpad
Screenshot 19: Een docent is succesvol aangemeld Toelichting 1. Het enige verschil tussen deze pagina en de gelijkwaardige pagina voor leerlingen is de inhoud van de menubalk: er is geen score voor docenten, net zomin als een huidige opdracht. Het klikken op de welkomsttekst in de menubalk brengt de docent naar de profielpagina, die tevens een overzicht biedt van de klassen waarover de docent de leiding heeft, inclusief de scores en huidige opdrachten van de leerlingen.
34
Screenshot 1: De overzichtspagina voor dhr. Folkert Groenveld Toelichting 1. De persoonlijke informatie over de gebruiker. Deze wordt ook weergegeven voor leerlingen. In een later stadium zullen we proberen deze pagina verder uit te breiden, vooral voor leerlingen. 2. Dit is een resultatentabel van de klas die les heeft van dhr. Groenveld, B4HAVO.M&O1. Hierin kan de docent zien bij welke opdracht iedereen gebleven is, wat hun score is en hun berekende cijfer. Deze laatste kolom wordt berekend volgens de formule đ??ľđ?‘’â„Žđ?‘Žđ?‘Žđ?‘™đ?‘‘đ?‘’ đ?‘Žđ?‘Žđ?‘›đ?‘Ąđ?‘Žđ?‘™ đ?‘?đ?‘˘đ?‘›đ?‘Ąđ?‘’đ?‘› đ?‘€đ?‘Žđ?‘Ľđ?‘–đ?‘šđ?‘Žđ?‘Žđ?‘™ đ?‘Ąđ?‘’ đ?‘?đ?‘’â„Žđ?‘Žđ?‘™đ?‘’đ?‘› đ?‘?đ?‘˘đ?‘›đ?‘Ąđ?‘’đ?‘› (đ?‘Žđ?‘“â„Žđ?‘Žđ?‘›đ?‘˜đ?‘’đ?‘™đ?‘–đ?‘—đ?‘˜ đ?‘Łđ?‘Žđ?‘› â„Žđ?‘˘đ?‘–đ?‘‘đ?‘–đ?‘”đ?‘’ đ?‘œđ?‘?đ?‘‘đ?‘&#x;đ?‘Žđ?‘?â„Žđ?‘Ą)
Ă— 9 + 1. Het is niet altijd een even
praktische kolom, omdat de berekening er van uit gaat dat alle opdrachten, van de simpelste tot de moeilijkste, evenveel meetellen in dit voortschrijdend gemiddelde.
35
Screenshot 21: Een docentoverzicht van meerdere klassen Toelichting Als een docent lesgeeft aan meerdere klassen, zijn de resultaten van al deze klassen te zien in dit scherm. Hierboven is het overzicht te zien van dhr. Terpstra, die lesgeeft aan twee klassen: B4HAVO.M&O2 en B4VWO.M&O1. Deze lijst met klassen heeft, theoretisch gezien, geen limiet; een docent kan zoveel klassen begeleiden als hij of zij nodig heeft.
Het afmelden van een docent werkt exact hetzelfde als het afmelden van een leerling, dus dat zullen we hier niet nader toelichten.
36
Beschrijving lessen In de periode van 13 oktober 2015 tot 14 december hebben wij ons eigen lesmethode getest bij de vierde klassen van M&O op Bogerman. In dit onderdeel van het verslag leggen we uit hoe een normale les er uit zag tijdens die testperiode, terwijl wij aanwezig waren. Daarnaast vertellen we hoe het lestraject er uit zou zien zonder onze tussenkomst, met andere woorden, als een onafhankelijke klas en docent met onze methode zouden beginnen. Beide keren leggen we zowel uit hoe de eerste les van het traject in elkaar zit (in verband met het opzetten van gebruikersaccounts), als de gewone lessen die daarop volgen.
Testlessen Eerste les Tijdens de eerste les moesten alle leerlingen een gebruikersaccount krijgen, dus moesten ze zich volgens de hiervoor uitgelegde stappen registreren. Wij hadden van te voren de groepscodes in het systeem gezet, waardoor wij deze code meteen konden verstrijken aan de klas en de leerlingen hun account konden aanmaken. Daarna konden de leerlingen beginnen met het lezen van de theorie, gevolgd door het maken van de opdrachten die daarbij hoorden. Er werden een aantal problemen ontdekt door de gebruikers, die wij ter plekke probeerden op te lossen in het systeem. De eerste les verliep over het algemeen soepel. Verdere lessen Tijdens de rest van de lessen waar wij aanwezig waren verliep de les min of meer hetzelfde als het einde van de eerste les: De leerlingen werkten, stelden vragen aan ons of aan de docent als ze iets niet begrepen. Als ze een probleem met de website ontdekten, gaven ze die door aan ons en wij probeerden de problemen zo spoedig mogelijk te verhelpen. Als dat niet lukte voor het einde van de les, deden we dit voor het begin van de volgende les.
‘Modellessen’ Modellessen zijn de lessen waarbij onze methode gebruikt wordt zonder dat wij zelf aanwezig zijn. We gaan er hier van uit dat het systeem perfect werkt. Voor de aanvang van de eerste les heeft de docent zijn klascode ontvangen vanuit de website. Hij geeft het siteadres en de klascode aan de leerlingen en zij maken hun gebruikersaccounts aan. De leerlingen beginnen nu met de methode, stellen vragen aan de docent wanneer ze het niet snappen en, als alles goed gaat, werken gewoon in hun eigen tempo door. De docent kan de voortgang van alle leerlingen volgen via het overzichtsscherm en als hem vreemde zaken opvallen kan hij individuele leerlingen benaderen en extra hulp bieden. Mocht er onverwacht toch iets misgaan met de site, dan heeft de docent de mogelijkheid contact op te nemen met ons, waarna wij zo snel mogelijk de problemen oplossen. Dit kan via het speciaal aangemaakte emailadres info@menoboekhouden.nl. De docent kan uiteraard huiswerk opgeven, het systeem is hier verder niet van belang. Het opgeven van deadlines waarvoor de leerlingen op een bepaald punt moeten zijn is dus volledig aan de docent, te controleren via het overzichtsscherm. Mochten er mensen zijn die gewoon opdrachten skippen om de “huidige opdracht” naar boven te krijgen, is dat over het algemeen terug te zien aan de totale score en het berekende cijfer, die dan erg laag zullen liggen.
37
Reflectie Voor dit onderdeel kijken we terug op de testlessen van de afgelopen periode. We zijn zelf namelijk bij bijna elke les aanwezig geweest en daaruit komen een aantal ervaringen en een stukje ‘troubleshooting’. Hier hebben we elk een apart stukje van geschreven.
Jildert Aangezien ik zelf later graag in het onderwijs zou willen werken, heb ik enorm uitgekeken naar het moment dat we zelf de lessen gingen leiden. Eerst ging er natuurlijk al wel wat voorbereiding aan vooraf in de vorm van het maken van de lesmethode. Dit verliep zeer goed, ook al kostte het naar mijn idee iets te veel tijd. De eerste les bij 4VWO stond in het teken van opstarten. We kenden we klas nog niet, wat later snel veranderde, en hadden nog niet veel opdrachten en ook nog niet alle functies ingevoegd. Daardoor verliep de eerste les een beetje stroef. De leerlingen leken de lesstof in ieder geval wel snel te begrijpen, want de meesten waren al binnen een half uur klaar met het eerste hoofdstuk. Na de eerste les zijn mij een paar dingen opgevallen. Allereerst de samenwerking tussen de leerlingen, wat natuurlijk een zeer positief punt is. In de theorie werd uitgelegd dat de digitalisering in de praktijk uit zou kunnen pakken als zelfstandig leren, maar bij ons bleek dat helemaal niet het geval. Als een leerling een bepaalde opdracht niet begreep, kwam die niet altijd naar de docent, Arjan of mij toe, maar vroeg het eerst aan een medeleerling. Ten tweede is het mij opgevallen dat leerlingen niet de hele les bezig waren met de lesmethode zelf, maar af en toe even hun mail checkten of een spelletje aan het doen waren. Dit duidde er volgens mij op dat de lesstof soms redelijk langdradig was. Van daaruit ben ik ook het idee gekomen om het HOPT-model te ontwerpen. Tijdens één van de lessen werd ik eenmaal als ‘meneer’ aangesproken, wat bij mij tot enige verbazing leidde. Ik ben zelf namelijk amper twee jaar ouder dan die leerling. Dit moment is dan ook erg bijgebleven. Na een module met het digitale materiaal gewerkt te hebben, werden we gevraagd of HAVO de lesmethode ook mocht gebruiken. Dit was natuurlijk geen probleem, we waren zelfs heel blij met het aanbod. Ook deze lessen verliepen soepel. De eerste les van HAVO ging misschien nog wel soepeler dan die van VWO. Aan het eind van december hebben we zelfs een les van HAVO geleid zonder docent. Dat heb ik ook als zeer prettig ervaren, aangezien je dan toch iets meer vrijheid hebt. Later kreeg ik ook nog de kans om met een docent accountancy van de NHL te praten over het lesprogramma. Dit zorgde voor veel belangstelling van hem voor het programma, wat mij persoonlijk ook weer enthousiast maakte. Al met al heb ik erg veel genoten van mijn tijd als ‘leraar’. Hopelijk mogen er in de toekomst nog vele klassen volgen. Ik heb in ieder geval veel ervaring opgedaan en kan dat stukje weer bij mijn cv voegen.
38
Arjan Voordat we begonnen met de eerste les was ik zenuwachtig: gaat alles wel goed werken, missen we noodzakelijke functies, wat als alles mis gaat? Het viel gelukkig mee, alhoewel er wel één ding misging: het puntensysteem werkte niet. Ook waren er verschillende kleine foutjes waarbij goede antwoorden fout gerekend werden en vice versa. In het uur daarna hebben we die problemen gelukkig snel kunnen oplossen. De lessen daarna gingen beter. Ik had meer functies toegevoegd, Jildert had de theorie en opdrachten goed gemaakt. Alles verliep wel soepel, waarschijnlijk ook doordat de klas doorkreeg hoe het systeem werkte. We kregen nog steeds elke keer ideeën voor verbeterpunten, zoals het toevoegen van een functie om je wachtwoord te veranderen of een bevestigingsmail te versturen bij het maken van een account. Tijdens één van de lessen kregen we van de docent de vraag of we ook van plan waren toetsingsmogelijkheden online te zetten. Na hier even over nagedacht te hebben zijn we akkoord gegaan. We gaan hier in de kerstvakantie mee bezig. Omdat het bij toetsen erg belangrijk is dat er geen foute antwoorden woorden goed gerekend en andersom, gaan we zorgen dat de antwoorden worden opgeslagen, zodat de docent die later handmatig kan terugzien en beoordelen. Dit is voor ons een hele nieuwe uitdaging, maar ik heb al verschillende ideeën waarmee we dit zouden kunnen regelen. Ik weet alleen nog niet hoe ze werken. Dat brengt mij op het voordeel aan dit project dat naar mijn mening het meest belangrijk was: ik heb er ontzettend veel van geleerd op het gebied van websites bouwen, maar ook op het gebied van boekhouden (niets wat ik officieel nog niet had geleerd, maar omdat we soms antwoorden in het antwoordenboek misten, hebben we veel opdrachten zelf moeten maken om na te kijken). Ik ben zelf erg tevreden met hoe dit project is verlopen. De klassen leken de methode leuk te vinden en de stof snel op te pakken, ik heb er zelf veel van geleerd en ook Jildert is er tevreden mee. Ik hoop dat we het programma in de toekomst nog verder kunnen uitbreiden, zodat het veel gebruikt kan worden, hopelijk niet alleen op Bogerman, maar ook op andere scholen.
39
Resultaten Om te kijken welke meningen er zijn over Menoboekhouden hebben we de leerlingen hierover gevraagd door middel van een enquête. Daaruit zijn een aantal zeer opmerkelijke resultaten gekomen. Onder andere wordt er antwoord gegeven op de vraag ‘had je deze lesmethode liever op papier gemaakt?’ en ‘zou je deze lesmethode aanraden aan andere 4e-klassers?’ Ook hebben we een aantal andere scholieren gevraagd die met de analoge lesmethode, Basiscursus Boekhouden, hebben gewerkt om te kijken of de resultaten een beetje relevant waren en om vergelijkingsmateriaal te kunnen verzamelen. Deze scholieren worden ‘analoge klassen’ genoemd (links). De leerlingen die met Menoboekhouden hebben gewerkt, worden ‘digitale klassen’ genoemd (rechts). Op de y-as van de grafieken staat overigens de hoeveelheid leerlingen dat het desbetreffende antwoorden heeft gegeven.
Antwoorden op schaal Bij de eerste zes vragen wordt er een stelling gegeven waarbij de desbetreffende leerling een antwoord moet geven op een schaal van 1 tot 10. Statistieken voor stelling klasgenoten.
1: Ik voel me gedreven om hogere cijfers te behalen dan mijn
4,5
14
4
12
3,5 10
3 2,5
8
2
6
1,5
4
1 2
0,5 0
0 1
2
3
4
5
6
7
Gemiddelde analoge klassen: 5.06
8
9
10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Gemiddelde digitale klassen: 6.12
Wat er bij deze gegevens opvalt is dat de leerlingen die met Menoboekhouden hebben gewerkt gemiddeld meer gedreven zijn om hogere cijfers te behalen. Hieruit zou je kunnen opmaken dat de digitale lesmethode motiverender werkt. Dat komt waarschijnlijk doordat er een puntensysteem is geïntegreerd, waardoor er een competitief element wordt toegevoegd.
40
Ook valt op dat er bij de analoge klassen een duidelijke piek is bij het cijfer 1. Deze leerlingen zijn het dus absoluut niet met de stelling eens. In verhouding zijn bij de digitale klassen veel minder mensen die een vergelijkbare mening hebben. Er moet wel bij gezegd worden dat dit wellicht ook te maken kan hebben met het karakter van de leerlingen.
Statistieken voor stelling 2 : Het onmiddellijk terugzien van mijn resultaten zou me helpen / helpt mij beter te presteren. 4,5
20
4
18
3,5
16 14
3
12
2,5
10 2
8
1,5
6
1
4
0,5
2
0
0 1
2
3
4
5
6
7
Gemiddelde analoge klassen: 7.06
8
9
10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Gemiddelde digitale klassen: 7.86
De gegevens van deze stelling impliceren dat het als zeer positief wordt ervaren als de resultaten meteen kunnen worden weergeven. Voor de analoge klassen is hun antwoord slechts een vermoeden; ze hebben (waarschijnlijk) niet met een dergelijk systeem gewerkt, dus ze zijn er niet helemaal zeker van. Hun vermoeden lijkt bevestigd te worden door de antwoorden van de digitale klassen, die nog hogere cijfers geven dan de analoge klassen.
41
Statistieken voor stelling 3: De Basiscursus boekhouden / Menoboekhouden.nl is een goede lesmethode. 6
20 18
5
16 14
4
12 3
10 8
2
6 4
1
2 0
0 1
2
3
4
5
6
7
Gemiddelde analoge klassen: 6.12
8
9
10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Gemiddelde digitale klassen: 7.94
Wat opvalt bij deze vraag is dat het gemiddelde cijfer voor menoboekhouden.nl hier bijna twee volle punten hoger ligt dan het cijfer voor de Basiscursus Boekhouden. Hieruit blijkt dat de leerlingen de digitale variant als beter ervaren.
42
Statistieken voor stelling 4 : De Basiscursus boekhouden / Menoboekhouden.nl is een leuke lesmethode. 4,5
18
4
16
3,5
14
3
12
2,5
10
2
8
1,5
6
1
4
0,5
2
0
0 1
2
3
4
5
6
7
Gemiddelde analoge klassen: 4.61
8
9
10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Gemiddelde digitale klassen: 7.24
Ook bij deze vraag is het verschil tussen de twee methodes groot: bijna 2,5 punten verschil! De leerlingen ervaren de digitale methode over het algemeen als leuker om mee te werken dan de oude, papieren lesmethode. Dit wordt ondersteund door uitspraken van mensen die beide hebben gebruikt. Zij vinden het een flinke verbetering, met name op het gebied van schrijfwerk.
43
Statistieken voor vraag 5 : De Basiscursus Boekhouden / Menoboekhouden.nl werkte in de praktijk handig. 7
18 16
6
14 5
12
4
10
3
8 6
2
4 1
2
0
0 1
2
3
4
5
6
7
Gemiddelde analoge klassen: 6.39
8
9
10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Gemiddelde digitale klassen: 7.20
Een lesmethode moet uiteraard praktisch zijn. Daarom hebben we de leerlingen gevraagd of zij vonden dan de gebruikte methode praktisch werkte, tijdens de les en bij het maken van huiswerk. Ook hier komt de digitale variant beter uit de bus: een verschil van 0,8 punten. Geen groot verschil, maar niettemin een verschil. Het verschil valt te verklaren aan de hand van een aantal uitspraken van leerlingen. Zo zei iemand dat de sitenavigatie hielp in het opzoeken van informatie, terwijl iemand anders het gemak van het verbeteren van fouten benadrukte op de computer ten opzichte van de analoge methode.
44
Statistieken voor vraag 6 : De Basiscursus Boekhouden / Menoboekhouden.nl zet me aan om samen te werken met klasgenoten. 4,5
12
4 10 3,5 3
8
2,5 6 2 1,5
4
1 2 0,5 0
0 1
2
3
4
5
6
7
Gemiddelde analoge klassen: 4.28
8
9
10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Gemiddelde digitale klassen: 6.06
De leerlingen in de digitale klassen zeggen meer te willen samenwerken terwijl ze met de methode bezig waren dan de leerlingen in de analoge klassen. Wij vermoeden dat dat te wijten valt aan het feit dat iedereen in zijn eigen tempo kan werken, waardoor mensen hulp kunnen vragen aan mensen die verder zijn dan zijzelf, of dat mensen er voor kiezen samen te werken vanaf het begin en dus de opdrachten samen op te lossen. Dit wordt allemaal vergemakkelijkt door het systeem: omdat fouten direct worden opgemerkt, leren snelle werkers geen slechte gewoontes aan, zoals in traditionele methodes.
45
Ja/nee antwoorden met toelichting Bij de volgende vijf grafieken is er steeds een vraag aan de leerlingen gesteld waarop met ‘ja’ of ‘nee’ kan worden geantwoord. Vervolgens is hier ook gevraagd om een toelichting. Daar zijn een aantal opmerkelijke quotes naar voren gekomen die we ook weergeven en toelichten. Statistieken vraag 7: Had je deze lessenserie liever digitaal uitgevoerd?
Statistieken vraag 7: Had je deze lesmethode liever op papier gemaakt?
10% 39% Ja
Ja
Nee
Nee
61% 90%
Analoge klassen
Digitale klassen
Uit deze antwoorden blijkt dat een meerderheid van de leerlingen liever met een computer had gewerkt voor deze module. Dit geldt ook voor de mensen die onze methode nooit hebben gebruikt. Hieruit kunnen we dus afleiden dat er behoefte was aan wat wij hebben gemaakt. Die conclusie wordt verder ondersteund door het overweldigende percentage van 90% van de mensen die de methode wel heeft gebruikt en dat niet graag anders had gedaan.
Citaten van leerlingen
‘’Op de computer gaat het sneller en gemakkelijker. Tegenwoordig doen leerlingen veel met computers dus een lesmethode op de computer is prima’’ ‘’Ik vind het prettiger om niet allemaal losse papiertjes te hebben maar gewoon alles op de site te hebben staan.’’ ‘’Ik vind de digitale methode overzichtelijker dan een boek en navigeren is makkelijker.’’ ‘’Computerboekhouden is de toekomst, dus dat moeten we leren vind ik.’’ ‘’Ik houd niet van achter de computer werken.’’
46
Statistieken voor vraag 8 : Zou je de Basiscursus Boekhouden / Menoboekhouden.nl aanraden voor andere 4e-klassers?
2%
33% Ja
Ja
Nee
Nee
67% 98%
Analoge klassen
Digitale klassen
Een groot deel van de leerlingen zou de analoge methode aanraden aan toekomstige vierdeklassers. Dit aandeel is echter nog groter voor de digitale methode. De twee procent die het niet zou doen komt in dit geval neer op 1 persoon. Omdat onze enquête anoniem was en degene die dit antwoord gaf geen toelichting heeft gegeven, weten we helaas niet waarom hij of zij de methode niet zou aanraden. Dit vinden we uiteraard jammer, want dat had ons verbeterpunten kunnen geven.
Citaten van leerlingen
‘’Hier is erg makkelijk mee te werken en de website is goed overzichtelijk. En je hoeft niet alles op te schrijven.’’ ‘’Vooral het puntensysteem vind ik heel erg leuk bedacht. Zo kun je ook een beetje strijden met je klasgenoten. Verder wordt de stof goed behandeld via de website en vind ik het leuk om te doen.’’ ‘’ Het is een hele fijne en gemakkelijke methode om mee te werken zowel thuis als op school of ergens anders. Alles wordt stapje voor stapje uitgelegd wat een heel duidelijk beeld geeft en waardoor je het beter begrijpt.’’ ‘’Iedereen is er druk mee bezig en wil het ook goed doen.’’
47
Statistieken voor vraag 9 : Is de Basiscursus Boekhouden / Menoboekhouden.nl goed opgebouwd?
0% 4%
100%
Analoge klassen
Ja
Ja
Nee
Nee
96%
Digitale klassen
De opbouw van beide methodes is gelijk, dus we verwachtten hier ongeveer gelijke resultaten te zien. Hoewel dat grotendeels zo is, zijn er toch twee mensen die de digitale methode niet goed opgebouwd vonden. Hieronder staat een citaat dat waarschijnlijk is gezegd door één van de twee:
Citaten van leerlingen
‘’Er zijn soms te veel vragen. Als je het snapt kun je niet opdrachten overslaan.’’ Dit citaat kunnen we direct verbinden aan Jildert’s HOPT-model; de leerling klaagt dat de stof langdradig wordt als je alles al snapt. Dit valt op te lossen door de optie te bieden opdrachten over te slaan volgens het model. Het tegenovergestelde is natuurlijk ook waar: als mensen na alle opdrachten nog steeds te veel fouten maken, zijn extra opdrachten nodig. Hier hebben we verder geen verzoeken om gehad, maar we weten niet of dat komt doordat we gewoon genoeg of te veel opdrachten hadden voor iedereen, of doordat leerlingen nou eenmaal niet snel vragen om meer werk.
‘’Je begint met makkelijkere opdrachten en het wordt steeds een beetje moeilijker.’’ Uit dit citaat blijkt een correcte implementatie van het 4C / ID-model. De opdrachten starten makkelijk en bijna gelijk aan de voorbeelden, maar worden steeds moeilijker en vereisen meer inzicht van de leerling naarmate deze vordert.
48
Statistieken voor vraag 10 : Zat er genoeg uitdaging in de Basiscursus Boekhouden / Menoboekhouden.nl?
24%
28% Ja
Ja
Nee
Nee
72%
Analoge klassen
76%
Digitale klassen
Om dezelfde reden als bij de vorige vraag verwachtten we hier gelijkende resultaten, en die kregen we ook. Geen reden tot zorgen dus!
Citaten van leerlingen
‘’Je hebt heel vaak 3 keer een zelfde soort opdracht, voor mensen die hier niet goed in zijn is dat wel handig, maar voor mensen die er wel goed in zijn wordt het een beetje saai’’ ‘’Het puntensysteem is erg leuk zodat er wat competitie in zit.‘’ ‘’Ja, door het puntensysteem denk je toch wel na voor dat je iets invult’’ ‘’Op het begin denk je: ‘Dit is wel erg makkelijk’, maar langzaamaan worden de vragen steeds moeilijker en zit er genoeg uitdaging in.’’
49
Statistieken voor vraag 11 : Weet je een manier om Menoboekhouden.nl te verbeteren? Deze vraag hebben we uiteraard alleen aan de leerlingen gesteld die ook daadwerkelijk met Menoboekhouden hebben gewerkt. 28% Ja
Helaas hebben niet al te veel leerlingen feedback achtergelaten bij deze vraag. We hebben de meest nuttige hieronder neergezet.
Nee 72%
Citaten van leerlingen
‘’Zodra je de theorie weg klikt kun je er niet meer bijkomen. Het zou handiger zijn als je tijdens de opgaven nog bij de theorie kan’’ Dit citaat is niet helemaal juist, maar wijst wel een verbeterpuntje aan. Uiteraard kan je de theorie namelijk openen in een apart browsertabblad of –venster, maar dit realiseert niet iedereen zich. Om de mensen die dat niet zien te helpen, zouden we een directe link op de opdrachtpagina’s naar de relevante theorie kunnen maken, die de theorie opent in een apart tabblad.
‘’ Met filmpjes erbij van mensen die de stof uitleggen, want dat is voor sommigen beter dan een lap tekst lezen.’’ Dit citaat noemt één van de soorten e-learning die onderscheiden worden door G. ReinmannRothmeier. Door filmpjes te maken met de stof er in krijg je multimedialiteit, oftewel verspreiding van de stof. Dit werkt in sommige gevallen bevorderlijk voor de leerlingen.
‘’Alle gegevens die leerlingen invullen opslaan in een database, zodat ze die later terug kunnen kijken.’’ Dit is een veelgehoord punt. We zijn dit voor de toetsen ook absoluut van plan en zullen het misschien later ook bij de gewone opdrachten in gebruik nemen.
50
Conclusie Onze hoofdvraag voor dit onderzoek was: ‘’Wat zijn de invloeden van een digitale lesmethode ten opzichte van een analoge lesmethode wat betreft de motivatie en prestaties van leerlingen?’’ We hebben deze vraag beantwoord door eerst te kijken naar verschillende onderwijskundige modellen. Uit het 4C / ID-model konden we bijvoorbeeld concluderen dat een lesmethode gestructureerd moet zijn en moet bestaan uit vier onderdelen. Deze vier onderdelen zijn in Menoboekhouden terug te vinden, dus dat is geslaagd. Daarna hebben we het BHV-model gebruikt om dieper in te gaan op maatwerk en hoe dat gecreëerd kan worden door herhalingsstof en verrijkingsstof. Ook het leerlijnenmodel hebben we toegepast door een conceptuele, integrale en reflectieve leerlijn in te voegen. We hebben ook een paar specifieke modellen bekeken die gericht zijn op digitaal lesmateriaal. Volgens de E-kubus en Soorten e-learning kwamen we erachter dat er verschillende vormen van digitale lesmethodes zijn. Menoboekhouden.nl is daarin een complete vervanging van de analoge lesmethode. Omdat we er tijdens de proeflessen achter kwamen dat het soms best saai was om de hele les alleen maar achter een computer te zitten, hebben we zelf het HOPT-model bedacht. Het doel hiervan was om leerlingen te motiveren door ze een opdracht te kunnen laten overslaan als ze de vorige helemaal goed hadden gemaakt. Helaas hebben we dit in de praktijk niet kunnen testen, vanwege een tekort aan tijd. Deze gevonden en afgeleide informatie uit de theorie hebben we in de praktijk gebracht met onze eigen lesmethode: Menoboekhouden.nl. We waren nog net in staat om alle gewone opdrachten op tijd in het systeem in te voeren, dus er was geen tijd om nog meer dingen toe te voegen die in eerste instantie niet strikt noodzakelijk waren. Diverse klassen, namelijk de twee 4 HAVO M&O-klassen en de 4 VWO M&O-klas, hebben het programma getest en beoordeeld en op basis van deze gegevens trekken wij hier een conclusie. Uit de gehouden enquête bleek dat de digitale lesmethode beter leek te werken dan de analoge versie daarvan. De leerlingen uit de digitale klassen waren meer gedreven om een hogere score te halen dan hun medeleerlingen vergeleken met de leerlingen uit de analoge klassen. Bovendien heeft de digitale lessenserie een hoger cijfer gekregen op de stellingen ‘het is een goede lesmethode’ en ‘het is een leuke lesmethode’. Ook vonden leerlingen het erg fijn om direct resultaten te zien op hun gemaakte opdrachten, wat slechts alleen met een digitale methode in de praktijk kan worden gebracht. In de praktijk werkt de digitale lesmethode ook beter dan de analoge versie ervan en zette het leerlingen meer aan om samen te werken. Als we de testklassen vragen of ze de methode liever analoog hadden willen maken, zegt de overduidelijke meerderheid dat ze dat absoluut niet willen. Ook zou bijna iedereen van de testklassen Menoboekhouden.nl aanraden aan andere vierdeklassers, terwijl dat lang niet het geval is bij de analoge klassen. Kortom, onze onderzoeksvraag is beantwoord: de invloeden van een digitale lesmethode ten opzichte van een analoge lesmethode omvatten onder andere betere motivatie, meer gebruiksgemak en tevredenheid met onmiddellijke feedback. Hierdoor kunnen wij zeggen dat onze hypothese bevestigd is.
51
Bronvermelding Basiscursus Boekhouden met opdrachten. (2005). Sneek: Bogerman. Coppoolse, R., & Vroegindeweij, D. (2010). 75 Modellen van het onderwijs. Groningen/Houten: Noordhof Uitgevers bv. Fransen, J. (2005). De eTutor in de context van eLearning en het competentieprofiel van de eTutor. Amsterdam: Inholland Lectoraat eLearning. Oostdam, R. (2015, januari 12). Maatwerk in leren en instructie. Opgehaald van HVA: http://www.hva.nl/onderzoek/hva-onderzoek/kenniscentra/lectoraten/item/lectoraat-maatwerk-inleren-en-instructie.html Sloep, P. B., & Westera, W. (2001). Maatwerk met digitaal onderwijs. Heerlen: Open Universiteit Nederland. Tilstra, A., & Valkema, J. (2015, december 8). Module 2: Basisstudie boekhouden. Opgehaald van Menoboekhouden: http://www.menoboekhouden.nl
52