ELFSTEDENTOCHT SIL IT NOCH HEVE?
lezersbrieven
Kop Reportage - NewsGothic
Bloedbad Ik had me als achttienjarige in 1963 als deelnemer aan de toertocht aangemeld. Om kwart over acht was het dan zover, eindelijk starten. Het vroor een graad of veertien en er stond een stevige oostenwind. Zonder al te veel problemen arriveerde ik in Hindeloopen, waar me een beker warme chocolademelk werd aangeboden. Ik nam even plaats op een strobaal waar een ouder iemand van zijn drank zat te genieten. We raakten aan de praat en gingen samen verder. In het aardedonker kwamen we eindelijk aan bij Harlingen, waar we voor ons een vaag verlichte brug zagen opdoemen. Er stond daar een groepje mensen rond een op het ijs liggende figuur. Het bleek een rijder te zijn die door sneeuwblindheid met zijn hoofd tegen de brug was geknald. Het leek wel of er een varken was geslacht, zoveel bloed. Ter hoogte van de drie bruggen, tegenover de huidige woning van Piet Paulusma, was een post. In plaats van na afstempeling verder te gaan, kregen we te horen dat we van het ijs moesten. Het elfstedenbestuur achtte verder rijden onverantwoord. Bovendien zouden rijders vanaf dit punt nooit op tijd de finish kunnen halen. Mijn maat en ik furieus natuurlijk! Ik voelde me nog fit maar men was onverbiddelijk. Van het ijs af, basta! Thuisgekomen hoorde ik van mijn meisje (nu al ruim vijftig jaar mijn vrouw) dat zij ’s middags op de Blikvaart een traject op en neer was geschaatst, wachtend op mijn doorkomst. Tevergeefs. De naam van mijn mederijder ben ik vergeten. Hoogstwaarschijnlijk leeft hij ook niet meer. Zelf ben ik bijna 75. Ik heb nooit weer aan een Elfstedentocht deelgenomen. Mijn lidmaatschap heb ik laten verlopen. Geen kruisje dus, maar wel een bijzondere herinnering. Alweer bijna tien jaar wonen we nu in Harlingen. Jawel, op luttele meters van de brug waar mijn maat en ik in 1963 dat bloedbad aantroffen. Bauke Boomstra, Harlingen
Dwarslaesie Ik was er bij in 1963, 1985 en 1986. Voor mij zijn het dromen die voorbij zijn. Alleen al om het feit dat ik in 2004 op mijn racefiets van de weg werd gereden. Mijn leven in de kreukels, een dwarslaesie! Nooit meer schaatsen zoals hierna beschreven in de Elfstedentocht van 1963. Die twaalfde tocht wordt terecht bestempeld als de Tocht der Tochten. Een poolexpeditie. Tot Stavoren bleef ik bij m’n maat. Had ik mijn vader beloofd. Zijn worstelpartij kostte me meer dan een uur. God zij dank gooide hij het bijltje erbij neer. Maar toen kwam de hel. Want hels was het die dag, met die wind. Toch heb ik, met het verstand op nul dóórgeploeterd, met veel vallen en opstaan. Verzorging? Had ik niet! Ik kwam tot Bartlehiem. Achteraf bekeken was het voor mij een heroïsche dag. Zo heb ik heel lang met Henk Buma en nog een persoon geschaatst. De man die mét Henk Gemser de eindstreep haalde. Wat ik toen wél deed en Buma niet was het bevel opvolgen van politiemensen op het ijs, te stoppen. Het was toen iets over vijf uur!! De controleposten waren gesloten, zeiden ze, dus doorrijden had geen zin. Buma glipte weg met die andere man. Om de politie heen. Was dat met Gemser, of trof hij die later? Zij haalden de finish! Was ik ook maar ongehoorzaam geweest toen. In een tv-programma zweeg Gemser over een voorvalletje wat niet helemaal kosjer was. Hij noemde de naam van Henk Buma in een artikel. Ik belde later met Buma voor informatie. Hij wilde niet aan de telefoon komen, zei zijn vrouw. Hij wilde er over zwijgen. Iets later las ik er over. Ik citeer uit een boek De mannen van 1963: ‘Om die eindstreep te halen, hebben Gemser en Buma de meest fundamentele regel van de Elfstedentocht geschonden: ze hebben twee kilometer in een auto gezeten en zijn toen weer verder geschaatst.’ Joute de Graaf, Sneek
Meer Elfstedentocht-verhalen? Ga naar www.lc.nl/silitnochheve
Erfelijk virus Elfstedenvirus erfelijk? De 24-jarige timmerman-aannemer Pals Geerts en zijn 28-jarige neef schipper Pals Andries volbrengen in januari 1809 de eerste Elfstedentocht. Twee jaar later neemt de familie van Pals Geerts onder keizer Napoleon de familienaam Bleeksma aan. Pals Geerts heet dan Pals Bleeksma. Hij wordt 94 jaar. Vijf generaties verder komen we aan bij ondergetekende. Weliswaar is mijn achternaam niet Bleeksma, ik ben van moederskant, maar via het Elfstedenijs voel ik me zeer verbonden met mijn voorvader. Donderdag 2 januari 1997, telefoon: ‘Zaterdag komt ie!’ Rustig blijven, denk ik, maar het Friese bloed stroomt sneller door mijn aderen. Als ik vrijdag Leeuwarden binnenrijd voor mijn startkaart, is het er rustiger dan ik dacht. Toch voel ik spanning: ELFSTEDENTOCHT, ELFSTEDENTOCHT. Onderweg verloopt het tijdschema volgens planning. Richting Slotermeer schiet mij ineens een bekend jasje voorbij. Het is Jan Bosma. Hij rijdt met Sjoerd, een vriend van hem. Met zijn drieën kachelen wij verder richting Balk. Na Stavoren werken we eendrachtig samen. Even voor Bolsward remmen de mannen. Hoewel Jans vrouw Nanda niet op mij heeft gerekend, is er ook voor mij thee. Oe, die smaakt! ,,Zullen we in Franeker wat drinken?’’, stel ik voor. Franeker is voor mijn gevoel het laatste tankstation voor Dokkum. Het blijkt een kolkende arena, iedereen is een held. Die energie zullen we nodig hebben tot Dokkum. De wind fluit zo langs je oren, dat je weinig hoort. Ik los Jan af en doe mijn kopwerk. De moderne windmolen van Bartlehiem komt al snel in zicht. De slag van Jan en die van mij passen precies bij elkaar en zo naderen we het fantastische Dokkum. Voor Burdaard zie ik door mijn donkere bril plotseling een silhouet met beide armen zwaaien. Nanda! Jan wil even pauzeren, maar omdat het nu snel donker wordt, besluit ik door te rijden. Vanaf Aldtsjerk is het weer pretrijden. De wind is onze vriend, dus samenwerken hoeft niet meer. Toegejuicht door de toeschouwers glijd ik over de finishlijn. Om 18.00 uur krijg ik mijn laatste stempel. Marten Taekema, Leeuwarden
Meer Elfstedentocht-verhalen? Ga naar www.lc.nl/silitnochheve
Grijze rijder Toen er in 1986 weer een Elfstedentocht was, rekenden we in het Triotel in Leeuwarden (waar ik chirurg was) niet meer op extra patiëntenaanbod. In 1985 was het immers stilgebleven. Na een vroege operatie liep ik bij Evert Heybroek, revalidatie-arts, binnen. We bedachten dat wij ook wel konden gaan schaatsen. Toen wij om 10.00 uur op de Zwette op het ijs stapten, was er geen mens meer. Vlak voor Sneek haalden we de staart van de tocht in. In de Zuidwesthoek zaten we midden tussen de Elfstedenrijders. Bij Stavoren kwam ik een bekende tegen, een tandarts uit Workum. Hij was zo ziek als een hond van de griep. Onderweg vroeg ik of ik voor hem zou proberen zijn kaart vol te rijden. Ik was niet zeker of dat ook zou lukken. Ik weet nog dat we in het donker bij Oude Leye voor het eerst bedachten dat we de eindstreep misschien wel zouden halen. Opeens realiseerden we ons dat het thuisfront geen idee had van het vervolg van ons ochtendje schaatsen. Bij een boerderij halverwege Burdaard hebben we naar huis gebeld. We haalden Dokkum. Wat een gekte, maar wat waren we moe. Opnieuw naar Bartlehiem. Daar linksaf naar Oudkerk richting finishlijn. Met bussen werden we naar de Frieslandhal gereden. In de warme hal liep ik collega-chirurg Dick Kramer tegen het lijf die ons meetroonde naar Jan Sipkema. Die had er geen idee van dat hij twee zwartrijders verwelkomde. Ik was een soort grijsrijder. Een paar weken later belde de tandarts mij op. Hij vond dat hij geen recht op het kruisje had. Ik moest het kruisje maar komen ophalen. Dat heb ik gedaan in ruil voor een goede fles. Van mijn voorstel om het kruisje maar in tweeën te zagen, ieder de helft, wilde Evert niets weten. Op dat moment kon ik niet weten dat ik een paar jaar later gevraagd zou worden Dick Kramer op te volgen in het Elfstedenbestuur en dat ik in die 21 jaar de tocht van 1997 mee mocht helpen organiseren. Jan Zijlstra, Leeuwarden
In pear redens kado Hoewol it ûnhâld al minder waard fan Sietske Wassenaar-Terpstra, fertelde sy op har 88ste jierdei, 19 jannewaris 2017, noch smeuïg oer har dielname oan de âlvestêdetocht fan 1956. Op 8 maart 2017 is sy stoarn. In monolooch fan har ferhaal fan dy dei: ‘It wie op 14 febrewaris dat jier. Us heit, Aart Terpstra, wie jierdei dy. Hy seach it eins net sitten dat ik meidwaan soe. Gelokkich wiene Jehannes en ik doe al troud, oars hie it grif net trochgien. Myn sweager Gerrit spuide ek raar guod. Dy fûn it hielendal neat: in frou mei it iis op foar de âlvestedetocht. Dat wie wol moai letter dy deis, doe’t we him ynhellen. ‘Heu Gerrit’, seine we. Je moatte betiid beginne, dan hawwe je de dei noch foar je. Dat koe ek omdat we by ús omke Pieter en muoike Janke yn Ljouwert sliepe koenen. Om fjouwer oere hie se de havermoutbrij klear. It gie dy dei knap. Al moat ik sizze dat Jehannes in protte foarop riden hat, hear. Mar we hiene deselde slach, koene goed mei elkoar ride. We hiene ek al betiid ferkearing en in protte mei elkoar riden. Ik wit net hoe, mar ik lei leau ik wis as foarste frou yn ’e koers. Dat makke my neat út, mar dat hearde ik letter. Doe moast ik nei it húske, gewoan pisje. Earne bûtenút. Gewoan yn ‘e wâl? Nee, dêr tochten we yn die jieren net iens oer nei. Ik bin nei in hûs ta rûn. Letter die bliken dat ik tredde wurden wie. Krige ik in pear redens kado. Echte doorlopers. Dy ha ik letter jierren brûkt. Ja, wierskynlik hie ik oars as earste eindige. Wy wiene wol moai op tiid binnen. Rûn fiif oere leau ik. Doe soene we wer mei de bus werom nei hûs, mar dêr stie in ferrassing: Klaas Faber út Tsjom mei de taksy. Ien fan de pear minsken dy’t yn dy dagen in auto hie. Dat hie ús heit regele. Koene we dochs noch efkes by him op ‘e jierdei’. Sjoerd Hofstee
Meer Elfstedentocht-verhalen? Ga naar www.lc.nl/silitnochheve
Jongensdroom In 1963 was ik tien jaar en liefhebber van schaatsen op natuurijs. Toen ik de beelden van de Elfstedentocht van dat jaar zag heb ik gezegd: ,,Dat wil ik ook!� Het ging in 1985 als de brandweer. Fluitend langs Sneek, IJlst, Sloten, richting Stavoren. De start in het donker was meegevallen en ik werd wat overmoedig. Dat mondde uit in de bekende hongerklop in Hindeloopen. Ik wist dat ik regelmatig moest eten, maar had dat niet gedaan. Pas in Bolsward, na het nuttigen van mueslirepen en krentenbollen kwam ik deze inzinking weer te boven en kreeg ik mijn ritme weer te pakken. Ondertussen kwam er op de kluunplekken behoorlijk wat water op het ijs en na Franeker, waar mijn grootste fans stonden in de vorm van vrouw en kinderen, werd dit steeds erger. Tot mijn vreugde bleef het goed glijden en werd het ijs niet zacht. Dat mijn voeten nat werden tot mijn enkels, deerde me niet. Ik besefte op dat moment wel dat al die groepen na mij het steeds moeilijker zouden krijgen met de toenemende hoeveelheid water op het ijs. Het vervolg van de tocht verliep goed en toen ik over de finish kwam, kon ik wel janken: een jongensdroom was in vervulling gegaan! Toen in 1986 nog een kans kwam beschouwde ik mezelf als een bofkont, hoewel de weersomstandigheden bijna te mooi waren voor een echte tocht. Mijn derde tocht in 1997 voldeed het meest aan mijn verwachtingen. De temperatuur was laag en een aardig windje mijn deel. Ik was dat jaar superfit en volbracht de tocht op een nette manier. Mijn derde kruisje was binnen en ik beschouwde me als een bevoorrecht mens! Op dat moment wist ik nog niet dat het sowieso mijn laatste tocht zou zijn, omdat het fitte lichaam tekenen van protest begon te vertonen: na vier hernia-operaties zit een Elfstedentocht er jammer genoeg niet meer in. Ik geef de liefde voor het ijs nu door aan mijn kleindochter. Ik ben blij dat ik drie kruisjes heb en blij dat ik toch nog bij de club hoor! Dolf Kampman, Leeuwarden
Meer Elfstedentocht-verhalen? Ga naar ​www.lc.nl/silitnochheve
Kaart 1997, we zijn inmiddels een jaar de trotse eigenaar van de zeilklipper Ewina. We liggen in het Vollenhover-kanaal en we hebben een grondige renovatie achter de rug. Een varend monument, comfortabel om op te wonen.
Ik ben de laatste jaren niet toegekomen aan mijn grootste passie, schaatsen. Toen kwam het bericht dat er een Elfstedentocht komt. Mijn beste vriend belde mij op met de vraag: ,,Ga jij hem rijden?’’ Ik twijfel. En zeg hem toe dat wanneer ik hem niet rijd, hij mijn kaart krijgt. ,,Nou dan moeten we morgen maar even 50 kilometer schaatsen om te checken of je het nog kan.’’ Het tempo de volgende dag lag vanaf het begin hoog. Al snel realiseerde ik mij het doel hier achter. Net zo lang jagen dat ze mij kapot rijden. Dit sterkte mij, ik zal niet opgeven. Die kaart? Die geef ik zeker niet meer af. Ik ga voor mijn derde Elfstedentocht! Twee dagen later sta ik slechter getraind dan ooit aan de start. Aangekomen in Bartlehiem wil ik stoppen, ik ben kapot! Mijn vrienden sporen me aan door te gaan. Kom op, koste wat het kost niet opgeven! Er waait een snoeiharde oostenwind, bijna niemand wil op kop rijden en het ijs is bar slecht. In Dokkum aankomen is geweldig. Ik heb mij tegoed gedaan aan de Unox-worst en soepen en de fantastische sfeer. De terugtocht naar Leeuwarden zou de wind mee zitten dacht ik, een fluitje van een cent dus. Dat viel tegen! Het laatste stuk is donkerder, zwaarder en meer afzien dan ik ooit had verwacht. Om half twaalf kom ik over de finish! Mijn derde kruisje is binnen! Coen Meijers
Naar huis Ondergetekende was in 1963 militair in Nunspeet. De verhalen over een Elfstedentocht werden steeds nadrukkelijker. En op vrijdag 18 januari was het zover. Ik had twee Friese maten, die minstens zo goed reden als ik, maar die haakten af. ,,Fierstente swier, it wurdt dochs neat’’, zeiden ze. Na een grondige voorbereiding vertrokken we donderdags per bus naar Leeuwarden. We sliepen in de oude kazerne op het Hoeksterend, waar nu de parkeergarage is. In het donker startten we op het Van Harinxmakanaal. Mijn maat viel al gauw. Even later viel hij weer en had een kromme schaats, dus leende ik hem mijn reserveschaatsen, die ik op advies van mijn vader bij me had. Het bleek een kansloze missie. Ik besloot de tocht alleen te vervolgen. Tot aan Stavoren ging het goed. Toen werd het met wind tegen een heel ander verhaal. Ploeteren door de sneeuwduinen, deels lopen en soms nog wat schaatsen. Toch Bolsward bereikt, waar het een drukte van belang was en bijna iedereen de strijd staakte. Even getwijfeld maar doorgezet met het idee, dan maar naar huis te rijden. (Sint Jacobiparochie). Nu was er bijna niemand meer op het ijs. In dit poollandschap kreeg haalde ik rijders in. Het bleken twee militairen te zijn, nog wel uit Nunspeet ook. Ik kende ze niet. Aan het stuk naar Franeker leek geen eind te komen. In Franeker werden we zonder pardon van het ijs gehaald. We vonden het wel best. We belden naar Leeuwarden (kazerne) en werden opgehaald met een soort Rode Kruis-bestelwagen. Toch wilde ik graag naar huis. Dat verzoek werd gehonoreerd. Ik stapte op de Harlingerstraatweg uit en nam daar de bus naar huis. Logisch dat er daarna een ziekmelding volgde. Maandag kwam de militaire arts langs. Die had begrip voor de situatie. Met een glimlach op zijn gezicht zei hij dat ik me maar weer in Nunspeet moest melden. J. Hilarides, Sint Jacobiparochie
Meer Elfstedentocht-verhalen? Ga naar www.lc.nl/silitnochheve
Klavertje vier Toen de temperatuur in huis enigszins te harden was na de opstart van de kolenkachel voelde ik als bijna 8-jarige op 18 januari 1963 thuis in Leeuwarden een bepaalde spanning. Dit omdat de gesprekken tussen mijn vader en moeder anders waren dan normaal. Op school aangekomen gedroegen de leerkrachten zich ook anders. Toen werd ons verteld wat een Elfstedentocht op de schaats was en dat deze speciale ‘dag der helden’ zich op dat moment afspeelde. Die middag kregen we volgens mij vrij want weet nog dat ik beelden en interviews met deelnemers op tv heb gezien. Vele jaren later op verjaardagen bij mijn zwager Jan Wijnstra in Wieuwerd, drukte zijn vader Oane, destijds verantwoordelijk over het eerste stuk van het Elfstedentraject, ons keer op keer op het hart om ons als ‘redelijke schaatsers’ toch vooral lid te worden. Want zoals hij zei: ‘hij komt en ben je dan niet lid dan heb je een probleem’. Niet gedaan dus. Jan Riemersma, in die tijd mijn oude buurman in Mantgum bleek over vier Elfstedenkruisjes te beschikken! In al zijn bescheidenheid had hij hier nooit over verteld. Dit kwam toevallig ter sprake omdat zijn vrouw, toen ik binnenstapte, ‘een kruisje’ aan het poetsen was. Man, wat een held werd hij voor mij. Wel dacht ik, jammer voor mij en mijn generatie is dit niet meer weggelegd. Dus wel. Zelfs drie keer. Met dank aan mijn vriend Henk Duizendstra, trouw medewerker van de Friesland Bank, werd mijn inschrijving ‘prettig geregeld’. Reeds jaren zit ik met smart te wachten op de mogelijkheid om mijn klavertje vier te voltooien. Mede om ‘mijn held’ te evenaren. Terugdenkend aan de woorden van Oane Wijnstra ‘hij komt’ zal de Tocht der Tochten vast nog wel eens een keer komen maar moet dat voor mij echter niet lang meer duren want anders hoeft het niet meer. Roelof Terpstra, Marsum
Myn dream 4 jannewaris 1997. It soe heve ! De fyftjinde Alvestêdentocht waard útskreaun en tûzenden riders bûnen de redens ûnder om de Tocht der Tochten te riden. Mar ik wie thús: hie de jongste dochter ûnder de skelk en twa pjutten oer de flier. Fyftjin jier letter... Febrewaris 2012. Soe d’r komme ? Soe it opnij heve ? Nee, it koe net. It iis wie net oeral dik genôch… Mar wol foar my! Sneon 11 febrewaris 5 oere fan de koai, in amer fol macaroni der yn lappe en yn’e auto rjochting de Boksumerdaam. Sa healwei sânen hinne hie ik de redens ûnder en sette yn it tsjuster útein. Fanôf dat stuit gong it dat it slydjage hoelwol it roetkâlt en ierdetsjuster wie en ik daliks al ferskate kearen ûnderút gong. Dochs fielde ik my yn en yn lokkich. Einlings kaam myn dream út: ik ried de Alvestêdentocht! Sa as ik my doe fielde, fielde ik my eins de hiele dei. Ik siet yn in soartemint fan ‘flow’ haw d’r net in tel trochhinne sitten en it kaam net ien kear by my op dat ik de Bonkefeart net helje soe. Koartsein: it wie in súperdei! Yn alle doarpen en stêden wiene taskôgers dy’t je oanmoedigen en tajubelen. Om 6 oere jûns ried ik Dokkum binnen. No ja, ride… it wie earlik sein mear krûpen ûnder de brêge troch. Oei, wát in straf foar de knibbels.. mar fansels sette we troch. Je meie net in stikje fan de offisjele rûte oerslaan, eltse meter moast meinommen wurde ! Yn Dokkum waard it tsjuster en oant Ljouwert ta koest gjin hân foar de eagen sjen. Ek faak it lêste stik fallen en wer oerein kommen. Ommers ik hie mar ien doel foar eagen: de Bonkefeart op ride ! Nei healwei achten wie it safier: de Tocht der Tochten wie folbrocht ! It hert gerêst, de magy fan de Alvestêdetocht belibbe. Ik waard der súver wat emosjoniel fan. Wát in dei ! Corlienke de Jong, Jutryp
Meer Elfstedentocht-verhalen? Ga naar www.lc.nl/silitnochheve
Niet nog één Ik heb de Elfstedentocht in 1985, 1986 en 1997 gereden op schaats. Elk jaar had zijn charme. In 1985 was het lekker schaatsweer. Veel publiek maar beheersbaar. Wat mij opviel was dat je zo in dooiwakken reed. Niet dat je er doorheen zakte, maar er stond gewoon veel water op ijs. Na de finish lekker in feesten in de Golden Oldies in Leeuwarden. Het vet nog op de kop. In 1986 was het anders. Pittiger dan in 1985. Ook weer veel publiek. Met deze tocht was ik meer met mezelf bezig. We hadden hier en daar nog de hulp van vrienden die op bepaalde punten stonden. Daarna feesten in de Frieslandhal. In 1997 was het andere koek. De zwaarste van de drie. Samen met mijn broer ging ik er voor. Voor Hindeloopen ging alles goed. Mijn broer had een braam op zijn schaats. Deze moest er af. Ik ben rustig doorgereden, maar helaas heb ik mijn broer niet weer gezien. Bij Harlingen begon de ellende. In Franeker was veel publiek. Ik kreeg zelf een blikje bier naar mijn kop gegooid. Wat is dit nu? Enfin toch maar doorgaan richting de hel van het noorden. Het kostte veel energie en doorzettingsvermogen. In 2018 heb ik mijn lidmaatschap opgezegd. Ik geloof niet dat er weer een tocht komt. Ik voorzie veel problemen. Nog meer publiek, veel meer kwelwater, waardoor er veel meer moet worden gekluund. Verder meer deelnemers, waardoor de druk te veel wordt. Klimaatverandering en commerciële belangen maken het onmogelijk om nog een tocht te organiseren. Tenslotte, waar ik een beetje moeite mee heb, is dat alle aandacht naar het schaatsen gaat. Er zijn meerdere Elfstedentochten: op de fiets en wandelend. Die kun je in ieder geval elk jaar organiseren. Henk Rinsma, Heerenveen
Op alve oere Ik ried mei myn kollega werom nei Amsterdam doe wij hearden dat er oer twa dagen in Alvestêdetocht riden wurden soe. ‘Dat betsjut dat ik moarn ride moat’, wie myn konklúzje. Mar ik wie gjin lid. Jûns beskreau myn Fryske kollega Douwe de route die’t ik mei potlead oanjoech op de wetterkaert. Ik koe op de kaert sjen dat efter de Frieslandhallen de Swette lei. Mei de punten fan myn redens klom ik gauw oer in heech hek. Doe’t ik myn beskermers ôfhelje woe blieken se al fuort. Ik flokte, wurde blyn in de kop en ried fuort. Ynienen kaam myn rjochterreden yn in skuor dat ik foel hurd op it iis. It foarste diel fan myn reden wie forbûge nei binnen ta: wiisde nei alve oere. Ik besocht om it rjocht te bûgen tusken de pealtsjes oan ‘e kant mar dat slagge net. Glidend mei myn rjochter en skaatsend mei de linkerskonk seach ik Hylpen tichterby kommen. Dêr wie in boardsje ‘schaatsen slijpen’. ‘Besykje mar’, sei ik doe’t hy net sizze koe ôft it izer brekke soe. Ik seach in kertier op syn rêch doe’t hy him omdraaide: it wie slagge! Myn reed stie op tolve oere. As herboren ried ik nei Bolsert, yn Frentsjer wie de sinne al minder en mei ien man kaam ik yn in tsjuster en forlitten Bartlehiem. Hij rjochtút nei Ljouwert, ik lofts nei Dokkum. Dat die ljochtsjes, die’t ik sa lang fuorút seach, net fan Dokkum wiene mar fan Burdaerd, wie swier. Mar sadré ‘t ik yn Dokkum op de kade siet kaam der in frou mei poeiermolke oan. En doe’t ik letter fan de Bonkefeart stapte waard ik útnoege foar in bad en waarm iten by in man syn familje yn Stiens. De oare deis bin ik by de baas roppen: ‘werom ik net ferlet frege hie?’. ‘Dan hienen jo net tastimt en hie ik folle meer swierigheden krigen’, antwurde ik. Hij joech mij in oantekening yn myn dossier. Dêr bin ik grutsk op: dat wie myn krúske. In amateurrider en amateurFries. Bert Glazenburg
Meer Elfstedentocht-verhalen? Ga naar www.lc.nl/silitnochheve
Polderhûske Op snein 12 febrewaris 1956 hawwe wy mei ús buorlju Jan en Alie Kooistra besletten de Alve Marrentocht te riden. Underweis hearden we dat moarn de Alvestêdentocht útskreaun is. Gau wat boadskippen helje by ús winkelman Piet Ploeg. Om fjouwer ûre skille de wekker. Earst melke en Tytsje makke alles ré foar de tocht. Ut ‘e trein wei seagen we ús polderhûske tsjuster yn ‘e skiere wintermoarn stean. Foar de wyn driuwken wy nei Snits, Drylts en mei wat mear gong nei Sleat. Yn Frjentsjer wie suster Aagje op it iis mei lekkere hite kofje, dat ús ferkwikte en mei in fikse streek setten we wer útein, op nei Wier. It iis wie der sa min , dat wy waerden mei in bus, mei dampjende minskeliven,nei Froubuorren brocht. We rieden dwars troch it wetter op it iis hinne, de tiid begong te kringen. Op ‘e Ie wie ’t knoffelje en wer oerein komme. Dokkum liek fier fuort en ik krige de earste tekens fan wurgens. Ik hie de hiele dei allinne foarop riden. Tsien ûre kontrôle yn Dokkum en doe streken we hân oan hân op Ljouwert oan. De Prinsetún!, de Aldehou joech fiif foar tolven oan. Tytsje wie noch topfit, mar ik wie bliid dat we der wiene. Op slach fan tolven drafke Tytsje nei de Groene Weide foar it lêste stimpel. Simon en Aagje brochten ús nei o sa’n moaije dei einliks wer thús. De kachel gluorke net mear, wie út, de blommen stiene tsjûk op é finsters. It waskwetter yn it tobke stie beferzen op é tafel. De oare deis wie ’t hurdriden op é Ryp. Ik die ek mei. Myn redens wiene sa stomp as in boerd. Ik draeide as in top. Lysbeth Mollema-Jongema, Wjelsryp
Meer Elfstedentocht-verhalen? Ga naar www.lc.nl/silitnochheve
Reclame De tochten in de jaren 80 waren prachtig. Het was de tijd dat ik zelf nog naar school fietste, ruim 20 kilometer door sneeuw en wind, bij een temperatuur van ruim onder de -10. Deze twee tochten heb ik thuis op de tv gezien. Dat was een heel belevenis. Die ene tocht in de jaren 90 stelde zeer teleur. Het was de tocht van de Unox-reclame. Overal zag je dat merk: vooral op heel veel mutsen. Afschuwelijk, hoe zo'n mooie traditie werd gekaapt door de commercie. Zullen we dat de volgende keer maar niet meer doen? Rene Bouman
Rits rats Mijn vader reed die van 1956. Jaren later (1986) reed ik de Elfstedentocht en op de Luts zag ik me in gedachten weer met m’n vader door de kamer rits-ratsen. Ik rilde helemaal. Mijn vader had me jaren geleden aangestoken met het Elfsteden-virus. Machtig! Een prachtige tocht; je eigen tempo aanhouden en rustig doorgaan. Ik was 36 jaar. Om 11.58 uur kwam ik in Stavoren aan, op naar Hindeloopen, daarna op naar Workum-Bolsward. In Franeker werd ik helemaal opgepept, voor de hel van het noorden. In Dokkum kregen we dezelfde ontvangst als in Franeker. Het was onvergetelijk. Van Leeuwarden terug met de trein naar De Westereen en daarna lopend naar huis, zo’n twee kilometer. Ik was er sterk genoeg voor, speelde in die tijd bij VV Zwaagwesteinde zm. Ook mijn tweede Elfstedentocht ging goed. Op de Bonkevaart dacht ik: als je nu de tv wilt halen moet je een koprol op de finishstreep doen, maar ik ben netjes mijn laatste stempel gaan halen. Na een biertje terug naar De Westereen. Op het station stonden mijn kinderen me op te wachten. Thuis stond er een fles Jägermeister van mijn schoonmoeder klaar. Mijn vrouw Pietje had een heerlijk warm bad vol laten lopen. Twee prachtige tochten gereden. Wie weet staan we zo weer op het ijs. Moed houden, hij komt elke dag een dag dichterbij. L. Kloosterman, De Westereen
Meer Elfstedentocht-verhalen? Ga naar www.lc.nl/silitnochheve
Tajefte Swaegers Klaas de Groot út Aegum en Alle Annema út Noordbroek rieden yn ‘63 mei en Rigtsje wie yn ferwachting! Neitiid haw ik begrepen dat we troch it each fan de nulle gien binne, ûnferantwurde dat wy op it iis wienen! Nei in setsje bin ik nei hûs gongen. Ûnder de kofje kam der in telefoantsje fan swaeger Alle. Hy frege of ‘t wy him út Boalsert helje koenen. Nimmen hie op de Sibearyske tastannen rekkene. Heit en ik de klean oan, yn de auto en op paad. We hienen fan de radio al begrepen dat de dykjes yn de Súdwesthoeke fan Fryslân al ticht sieten mei ferkear. Oan de oare kant fan it van Harinxmakanaal stienen minsken op it iis te sjen. Wy de auto oan de kant en oer it iis nei dat ploegje ta. Nei in skoftke kam der ien rider oan. Ien mei dat bekende klotske op, Reinier Paping, dat koe net misse! Hy bliuw by ús stean en frege of ‘t de bewenner fan dat hûs der by stie. Ja wis, sei de frou. Reinier frege of ’t hy ek in kop tee krije koe, hy hie wol efkes de tiid, want de oare trije riders leinen wol in bytsje efter him, wie him sein. De kop tee kam yn de snie, it wie fiersten te hjit. Reinier slurpte it dernei stadich wei op. Hoe it fierder gongen is witte wy út de ferhalen. Wy nei Boalsert mar de waarberjochten wienen dramatysk. Lang om let kamen wy in Eagum oan. Der wie ûnderwilens berjocht oer Klaas kommen, se wienen Bartlehiem foarby mei fjouwer mannen en setten troch yn neare nacht mei sniejacht. Heit en ik op de dolle rûs nei Ljouwert. Om 11 oere hinne der kamen ús minsken binnen. It wie gjin fraai gesicht, mar se wienen aldergelokkichst noch heel! As tajefte kam der nei dizze swiere Alvestêdetocht op 21 juny ek noch in sûne dochter foar it ljocht by Klaas en Rigtsje. Jan Kalsbeek
Stierenverzorger Ik woonde in 1963 Stompetoren. Mijn broer had de tocht in 1957 gereden. Mijn vriend Klaas Betten was al steeds aan conditie trainen. Zo vertrokken ze met zes man in een busje naar Leeuwarden; kon slapen bij dominee Van der Klaauw die bij ons in Stompetoren was geweest. De toerrijders mochten starten om 6.40 uur, het was vallen en opstaan. Volgens Klaas schoot dit niet op en verliet hij de groep. Ik keek bij een tante tv, maar wat een barre boze wereld, ik dacht het lijkt wel Siberië! Een moeder van de groep kwam door de sneeuw ploeteren (zij had telefoon) en vertelde dat de jongens in Bolsward van het ijs moesten. Maar waar Klaas was? Presentator Arie Kleiweg zei om tien minuten voor 12 op de radio: ,,Het is onverantwoord dat er nu nog mensen op de Dokkumer Ee schaatsen.’’ En zo ging ik proberen te slapen. ‘s Morgens half 11 kwam het busje thuis, mijn vraag hoe ver ben je gekomen? Nou ik heb het uitgereden, vanaf Bartlehiem lopen naar de finish, schaatsen om de nek op klompen sloffen. Een week later solliciteren in Meppel bij de KI en ja als je dit kruisje had gehaald was het meteen raak! En zo trouwden wij in mei 1963 en was hij stierenverzorger, maar had geen auto. En om het diploma inseminatie niet te laten vervallen, deed hij zijn werk op de fiets. In 1967 kon hij werk vinden in Ferwert en als dan de Hollanders vroegen waar dat ligt, zei ik altijd in de gemeente waar ook Bartlehiem ligt. En zo wonen wij met volle tevredenheid in Friesland. Annie Betten, Ferwert
Meer Elfstedentocht-verhalen? Ga naar www.lc.nl/silitnochheve
Taxi Deinum 1963: Dat ferjit ik nea wer. Nei Starum werom oer de Morra nei Hylpen. Allinnich fierder oer it lytse slûske de Iselmar op, wat in romte mei in sniestoarm lyk op’e kop. In skeppingtaferiel yn folle glorie. It is no dik 55 jier letter, mar myn tinzen gean nog faak werom nei it stik Iselmar, Hylpen, Workum. Woest en ledich! 1985: Wy hiene in taksybedriuw fanút Deinum. Traine die ik net oan. Ik wie ek net fan plan om de Alvestedentocht te riden. Ik wie om 3.00 oere hinne begûn te taksyriden. Om 06.00 oere trof ik in man mei redens yn ‘e hân op ‘e Bleeklaan. Ik sei: ,,Nei de Fryslânhal tink?’’ Nee, sei er, ,,breng mij maar naar het station. Het is slecht weer en het regent, ik rij niet.’’ Ik fertelde de man dat ik wol ride woe mar net lid wie, dus gjin startplak. ,,Je brengt mij naar het station en dan is het startnummer 19723 van u, tijd 8.15 uur.’’ Taksyride woe net mear. Myn kop stie no earne oars hinne. Janny, myn altyd warbere frou, oproppen via mobilofoan. Roggebrea mei spek en drinken en op nei de Fryslânhal. Goed 8.00 oere op it iis, gjin snie te bekennen. It wie súterich waar, mar iis om te gliden. Ik wie om 19.45 oere werom yn Ljouwert. H. van der Meer, Dronrijp
Trui Franeker, vrijdag 18 januari 1963, 11.40 uur. Ik zat op kantoor voor de PTT. Zegt een van de mannen: ‘Se binne al yn Harlingen. Dus,’ jassen aan en op naar het Bolwerk. Ik stond vlakbij de controle, foto’s gemaakt van de eerste, de tweede en derde en nog een paar. Later nog even een rondje gemaakt en wat foto’s, toen terug naar kantoor. Toen om 16.30 uur hoorden we al dat ze niet verder mochten. Een collega van ons strandde daar ook. Om 17.00 uur met de bus, dachten we. Alle bussen vol met uitvallers uit Harlingen. 18.00 uur hadden we een bus. Ik deed alles zelf, dus zaterdag film ontwikkeld en foto’s afgedrukt. Maandag foto’s mee. Ze vonden ze mooi. Een paar vrouwen zeiden: ,,Wie er tweede is, kan ons niks skele, maar wat het die man een mooie trui aan en die andere ook, kon wel een broer zijn.’’ Ik zei: ,,Dat is ook zo. Vrouwen!!’’ A. Harms, Stiens
Meer Elfstedentocht-verhalen? Ga naar www.lc.nl/silitnochheve
Unwennich Ik wenne al tsiin jier yn Noarwegen yn 1985, mar bin noch nooit sa unwennich west. Hessel Bouma, Noorwegen
Wat een ...tocht Ik woonde in 1985 in Zwolle en was werkzaam bij de Nederlandse Spoorwegen. Ik gebruikte elk vrij moment om in de winterperioden te schaatsen op Friese bodem, met maten uit Boazum. Ikzelf had niet een sportverleden, maar als er schaatsijs was, bouwden wij Franke Groen (Sneek), Franke de Jong (Britswert), Wout Merkus (Boazum), Wibe Hoitenga (Boazum) en ik onze conditie op door bijna dagelijks een stuk te schaatsen op de buitenwaters, met iedere volgende dag een aantal kilometers meer afstand te overbruggen. Op de dag zelf in 1985 had iemand bij IJlst al een schaats zo krom als een hoepel. Met gezamenlijke kracht weer een beetje recht gebogen op een landpaal. Iedere rijder van ons groepje zat er wel een keertje doorheen. Dan hoorde je: ik stop ermee, wat een ...tocht, zaniken op elkaar. ,,Rij niet zo snel’’, en ,,Kun je niet even wachten’’, enzovoort. Maar dan in iets andere bewoordingen. Ook het laatste stuk van Dokkum naar Bartlehiem, en naar Leeuwarden, in het donker naar de ruim verlichte finish, wat verblindend was waardoor we meerdere keren in de rietkraag belandden. Wybren Kleefstra, Mantgum
Zwanger Mijn zoon is geboren op 5 januari 1997. Nooit vergeet ik daarom meer de laatste Elfstedentocht op 4 januari 1997. Wat was het koud en wat was ik zwanger! Mooi was deze dag. Lilian Waterlander
Meer Elfstedentocht-verhalen? Ga naar www.lc.nl/silitnochheve
Het gestolen kruisje van een 100-jarige ,,Ik heb de Elfstedentocht tweemaal geschaatst. De eerste keer ben ik in mijn woonplaats Harlingen afgestapt en de tweede keer, toen het om de noord ging, heb ik het kruisje behaald. Daarna heb nooit meer meegedaan, want ik vond één kruisje genoeg. Het vraagt wel wat van je hoor. Ik lag sinds 1938 in dienst bij de luchtdoelartillerie in Amsterdam. Zo ook in 1940. Ik was een geoefend schaatser en had de Elfmerentocht ook al gereden. Dus ik dacht: ‘weet je wat, ik ga de Elfstedentocht schaatsen. De luitenant vindt het vast wel goed als ik een dag later pas terug ben’. De oorlog begon immers toch pas in mei… Dat jaar ging de Elfstedentocht om de zuid, als ik het me goed herinner. Die keer ben ik in Harlingen afgestapt, al was ik niet eens moe. Ik was er ook aardig op tijd en had ‘m best af kunnen maken, maar het werd zulk beroerd weer. Dus nam ik even pauze. Iedereen kende mij. Men zei: je moet niet verder gaan. Die raad volgde ik op. Ik dacht: er komt wel weer een Elfstedentocht… Een jaar later was het al raak. Die tweede tocht ging over Dokkum. Tegenwoordig zou het erg druk zijn tussen Bartlehiem en Dokkum, zo ’s morgens vroeg, maar in die tijd waren er maar drieduizend deelnemers. Ik moest mezelf op dat eerste stuk afremmen. Je moest je krachten verdelen. Dat moest ik zelf doen, want ik reed alleen. Mijn motto is: tochten schaats je alleen en onderweg vind je wel gezelschap. Zo zit ik in elkaar. In Harlingen heb ik weer een uur thuis gezeten, maar deze keer was ik vastbesloten. Op weg naar Bolsward riep iemand me. Een zekere Buma uit Den Haag, een jurist. Die kerel klampte zich helemaal aan mij vast. Ik zei: ,,Luister, de laatste trein van Leeuwarden naar Harlingen gaat vanavond om acht uur en die moet ik halen.’’ Hij zei: ,,Ik zorg wel voor een logeeradres, maak je geen zorgen.’’ Het ging steeds slechter met hem. Tussen Sneek en Leeuwarden viel hij. ,,Laat me maar liggen’’, zei hij. Maar ik dacht: nee jongen, nu neem ik je mee ook. Dat laatste stuk hield hij mijn riem vast en trok ik hem. We waren mooi voor twaalven binnen. Maar weet u wat nu het rare is? De halve Elfstedentocht heb ik die man op sleeptouw gehad, maar hij heeft later nooit de moeite genomen om contact met me te zoeken. Ik reed mijn beide Elfstedentochten op Friese houtjes. Toen ik vijftig werd, kreeg ik van mijn vrouw een paar echte noren. Mijn Elfstedenkruisje is later bij een inbraak gestolen. Ik heb het nooit meer teruggezien en daar heb ik ook geen moeite voor gedaan. De herinnering is belangrijker.’’ Dick Roorda (100 jaar), Harlingen
Meer Elfstedentocht-verhalen? Ga naar www.lc.nl/silitnochheve
Het kruisje van Jappie Als kind groeide ik, geboren in 1963, op ‘Thialf’ op. Aardig op nationaal niveau vanaf 1979 meeschaatsend, wachtte ook ik op de ‘Tocht der Tochten’. Maar in 1985, inmiddels voor de liefde verhuisd naar Leek, lag ik in de kreukels na een auto-ongeluk bij Haule. Voor de tocht van 1986 had ik alweer pech. Met een gipsbeen stond ik aan de finish mijn vrienden op te wachten. In 1988 was er een aardig succesje voor mij weggelegd bij het NK marathonschaatsen, waar ik derde werd. Maar toch maakte dat het gemis van ‘het kruisje’ niet goed. En dan eindelijk was het zo ver in 1997! Maar...ik was geen lid. Nu ben ik principieel tegen zwartrijden, bij welke sport dan ook, en deze keer zou de organisatie scherp zijn en goed opletten om dit te voorkomen. Toen kwam het nieuws van een collega van vriend Jan Tiesinga dat een collega lid was, maar te ziek was om de tocht te rijden. Zo mocht ik rijden op de kaart van Jappie Euwema, maar hij wilde voor zijn eigen gevoel wel zelf starten. Rond 6.30 uur stonden mijn man en ik bij de eerste brug na Leeuwarden in een weiland. We zaten in de auto. Ik had de schaatsen al aan en was strontzenuwachtig. Het wemelde van de mensen in oranje hesjes. Hoe kwam ik daar ongezien langs? We hadden afgesproken dat mijn vrienden Jan, Jan, Anne en Jappie vlak voor de brug naast elkaar zouden gaan rijden. Druk zwaaiend, opdat ik ze zou herkennen. Het was immers donker en mobieltjes hadden we nog niet. Daar kwamen ze aan. Ik stapte uit de auto en draafde klunend naar het ijs. Daar gaf Jappie me zijn oranje armband en stempelkaart en daarna ging het gas erop. Toen we weg schaatsten pinkte ik traantjes weg achter mijn skibril. Wat een spanning, maar het was gelukt. In twee koppeltjes van twee en elkaar vasthoudend bereikten we uiteindelijk de finish, waar we werden opgewacht door onze geliefden en …. Jappie. Later die week ging ik met bloemen en het kruisje bij hem op bezoek. Het kruisje mocht hij hebben, dat hoefde ik niet. De ‘Tocht der Tochten’ zat nu immers in mijn hart. Maar Jappie gaf het kruisje terug. Hij had er geen recht op, vond hij. Marja Wardenier-Adema
Meer Elfstedentocht-verhalen? Ga naar www.lc.nl/silitnochheve
De rode draad in ons leven Donderdag 21 februari 1985. Eindelijk een Elfstedentocht. Vanaf mijn achttiende was ik al lid van de Vereniging Elfsteden. Van mijn broers had ik veel verhalen gehoord, maar ik had nooit een kans gehad de tocht der tochten te schaatsen. Tijdens de tocht van 1963 was ik vijftien, dus nu zou het mijn eerste keer zijn. Samen met mijn zwager Nico van der Voort startte ik rond 6.00 uur en begon de onderlinge wedstrijd. We gingen razendsnel van start. De temperatuur liep op en het begon te dooien. Er deden geruchten de ronde. ‘Straks doen ze de baan dicht’. Dus we probeerden bij de eerste groep te blijven. In Sneek herkende ik een plaatsgenoot en gaf hem mijn wanten. Zo warm had ik het. We vlogen als gekken door het Friese landschap, maar ik kon mijn zwager niet bijhouden. Ik verwachtte dat hij verder op de dag wel zou instorten, maar dat gebeurde niet. Hij kwam ’s middags om 15.20 uur over de eindstreep. Ik tien minuten later. Terwijl ik dit schrijf, voel ik de teleurstelling nog. 26 februari 1986. Weer een officiële Elfstedentocht. Mijn vrouw Corry wilde hem beslist ook schaatsen en ze trok zich niets aan van mijn bezwaren. Om haar dan toch een kans te geven, gaf ik mijn vroege startkaart aan haar: 6.00 uur ’s morgens. Zelf kon ik pas om 8.00 uur starten. Even voorbij Franeker had ik haar ingehaald en samen gingen we verder door de hel van het noorden. Vlak voor Bartlehiem ging het echt niet meer. Ze kon niet meer op de schaatsen staan. Aangezien we vier jonge opgroeiende kinderen hadden, besloot ze om het op te geven. Het laatste stuk heb ik in mijn eentje afgelegd. Corry hield er een trauma aan over. Ze moest wachten tot 1997 voor een herkansing. Op 4 januari was het zover. We besloten deze tocht vanaf het begin samen te schaatsen. Dat hield in dat we laat konden starten, ruim over achten. Het voordeel is dat het meteen licht is, maar toen we in Harlingen waren, rond 16.30 uur, was het donker. Toen kwamen er nog zeven lange uren in het donker door de hel van het noorden. De Blikvaart stond bol met enorme scheuren, wat veel gestruikel en gevloek veroorzaakte. Moe maar voldaan kwamen we aan op de Bonkefeart bij Leeuwarden. Bij Corry kwam de ontlading. Eindelijk het felbegeerde kruisje. De Elfstedentocht heeft iets van magie voor ons en loopt als een rode draad door ons leven. Fietsend en schaatsend heb ik hem al diverse keren afgelegd. En ook heb ik deze tocht één keer gewandeld. Mijn vrouw en ik konden in 2015 het Elfstedenbrevet in ontvangst nemen. Nu nog een keer op de skeelers, dat is een wens van mij. Mocht de Elfstedentocht op de schaats niet doorgaan, dan ga ik de Elfstedentocht deze zomer skeelerend afleggen. Bij deze doe ik een oproep aan bekende schaatsers om met mij mee te skeeleren. Het is de bedoeling om er een sponsortocht van te maken voor ontwikkelingswerk in Afrika. We hebben een stichting om mensen in Gambia te helpen met studie, schoolgeld en gezondheidszorg. Nico Veldman
19de-eeuwse indianen Franeker ongeveer 17.00 uur. Het wordt donker en de wind is niet gaan liggen. Steeds meer klitten de schaatsers als grote groepen spreeuwen bij elkaar. Ik ga de nacht in. Het ijs wordt slechter. Steeds meer scheuren, steeds meer vallende schaatsers. Bartlehiem nog 6 km roept iemand vanuit een rietkraag. Een kwartier later roept iemand weer hetzelfde. Ik denk aan Domela Nieuwenhuis, 19de-eeuwse indianen, rugmassage en een warm voetenbadje..... Ik was geen wereldschaatser maar was destijds wedstrijd-langeafstandloper bij Suomi Santpoort en had dus met mijn korte prikslagje genoeg conditie om de Elfstedentocht uit te schaatsen. Ergens eind jaren tachtig was ik tijdens mijn studie in Groningen bij een 'wervingsactie' van de Friese Elfstedenorganisatie definitief ingeloot en kreeg een hoog nummer 20159 dus laat starten en veel in het donker rijden. Sjoerd Bonnema, Haarlem
Meer Elfstedentocht-verhalen? Ga naar www.lc.nl/silitnochheve
De lucht van de Chinees De boerderij van mijn ouders staat onder Hemelum vlakbij de Fluessen, bij de Wâldsbrêge. De Rypster feart loopt hier en komt even verder uit in de Holken en is onderdeel van de Elfstedenroute. Vanaf mijn vierde jaar, in 1954, zag ik hier de deelnemers aan de Elfstedentocht langskomen. Dat maakte erg veel indruk. Op donderdag 21 februari 1985 was het eindelijk zo ver voor mijzelf, na ruim 22 jaar wachten. Mijn eerste Elfstedentocht, de mooiste dag van mijn leven! Ik was eind zeventiger jaren gelukkig lid geworden, voor het geval de Tocht toch ooit nog eens mocht komen… Ik had drie controlekaarten met twee verschillende startnummers: foutje van de Elfstedenvereniging als gevolg van onze verhuizing. Mijn lidnummer was 3232 en mijn tweede lidnummer was - en is helaas nog steeds - 6921. Ondanks verwoede pogingen kreeg ik mijn eerste nummer niet terug. De avond voor de Elfstedentocht ging ik naar de erg drukke Chinees in de binnenstad van Leeuwarden. Die nacht sliep ik bij mijn ‘oud-kostvrouw’ Hoekstra aan het Engelseplein. Om 3.15 uur hoorde ik herrie op straat van voorbijlopende en roepende jongeren. Kijkend door het slaapkamerraam zag ik dat het mistig en nat was. Het zag er niet goed uit. De start van de wedstrijdrijders om half zes kon ik mooi zien. Kwart voor zes stond ik in mijn vak met duizend man. Na 25 minuten ging ik naar het toilet, waar het nog steeds erg druk was en een vreselijke lucht hing. Oorzaak: een combinatie van Chinees eten en de spanning! Vanwege mijn schaatsoutfit moest ik bijna alle kleding uittrekken voordat ik mijn behoefte kon doen. Mijn schaatsen liet ik zo lang in de rij liggen. Om half zeven ging onze groep dravend de Frieslandhal uit en twintig minuten later stapte ik het ijs op. Wat een enorme belevenis, wat een entourage: drukte, lichten, het geweldige enthousiasme van het publiek en het unieke moment. Dit maak je maar één keer zo mee. Sjoerd Bakker
Meer Elfstedentocht-verhalen? Ga naar www.lc.nl/silitnochheve
Een merkwaardige achtervolger Elfstedentocht 1997. De winter kwam vroeg dat jaar. Ik was bijna 50, had weinig getraind. Toch verliep het eerste deel nagenoeg gelijk aan de tocht van 1986. Bolsward, de stad van mijn jeugd, werd opnieuw rond het middaguur bereikt. De schaatsen waren inmiddels bot geworden - vanwege het laatste stuk vaart langs de weg - vooral nabij Parrega. In Bolsward stond ik op sokken in een kartonnen doos, terwijl Van der Veer - van het sporthuis aldaar - mijn schaatsen sleep. Vanuit die positie kon ik op een scherm waarnemen hoe Henk Angenent de wedstrijd won. En voort ging het weer. Over smalle vaarwegen en met veel klunen naar Harlingen en Franeker. En dan afbuigen naar het lange en moeilijke trajekt door Het Bildt. Het licht ging langzamerhand uit, maar voor het duister viel was daar Bartlehiem. Ik nam een lange pauze op de walkant. Inmiddels was het echt donker. Vele rijders raakten uit koers, reden tegen de walkant. Eentje klapte tegen een paal die uit het ijs stak. Dokkum werd uiteindelijk bereikt. Onder de gebogen stalen brug doorrijdend was het een soort entree naar een ovaal gevormd stadion, vol met mensen rondom. Fantastische ervaring, prachtig keerpunt. Ik heb er meer dan een half uur met lotgenoten op de banken midden op het ijs doorgebracht. Want zeg nou zelf: met de wind mee moet Leeuwarden toch een makkie zijn? Uiteindelijk de laatste etappe aanvaard. Pikkedonker. Voor mij uit een dansend lichtje. Ik volgde het op afstand. Het lichtje viel zo nu en dan. Ik ook. Toch kwam Bartlehiem weer in beeld. Ik nam het verlichte kruispunt nog eens goed in mij op en haalde diep adem voor het laatste stuk tegen de wind in richting Aldtsjerk. Krassende geluiden voor mij in het donker, ik haalde iemand in. De persoon in kwestie nestelde zich achter mijn rug. Zwijgend reden wij voort. Totdat hij zachtjes begon te kreunen. Dat werd allengs luider en ging over in een hardgrondig gevloek: ,,Godver, de godver, de godver’’, klonk het. Ik werd het beu. ,,Je mag wel meerijden, maar hou dan je bek!’’, schreeuwde ik naar achteren. ,,Oké’’, was het antwoord. Maar na verloop van tijd begon het steunen en kreunen opnieuw, gevolgd door steeds luider gevloek. We naderden Aldtsjerk. Ik reed richting de hoge verlichtingsmast, om mijn merkwaardige achtervolger eens nader onder ogen te zien. Maar hij was er niet meer. Iets verderop, onder de brug van Aldtsjerk verdween een grijzige gestalte. Voorgoed. Rein Hofstra, Grou
1961 1961 Âlvestedetocht op 30 desimber. De 28ste, ûnferwacht de oankundiging foar de 30 desimber, ynskriuwing op ik âlde plak, kafee ‘De Groeneweide’ yn Ljouwert, it plak wer ‘t altyd de start en de finish wie, tsjinoer de Âldehou. De oare moarns ik der hinne, ik woe mei dwaan. Nei de twa foarrige tochten mei moai wear, wie sa wurde ferwachte, der fest in soad belangstelling. No, dat wie yndie sa. Der stienen al in moai mannichte foar de efter doar, wer ‘t de tagong wie nei de ynskriuwing. Ik koe it kafee wol, want wy hienen der yn de Lânbouskoalle tiid dûnsles hân mei de fammen fan de húshâldskoalle. In nauwe gong nei de ûnderseal. It rûn mar oan mei rieders om in dielnimmerskeart. Op tiid gong de doar ipen om de minsken tagong te jaan. Se woenen allegearre tagelyk troch die doar. Mei kezyn en doar batsten de earsten de gong yn. Dat der fierder gjin ûngemakken fan kamen moat in wûnder hjitte. Nei in tiid krige ik myn startbewiis. Om 11 oere hinne wie ik op de fyts by de dûbele boer oan de Wergeastersdyk, healwei Swichum. It begong te reinen! Lei wetter hast, teminsten sa fielde it. De ynskriuwing wurde stil lein en de tocht wurde ôflost. It ein fan myn 11-steden erfaring, as bewys haw ik noch de startkaart. De ynskriuwing hat nea wer yn ‘De Groeneweide’ west. Jan Kalsbeek
Meer Elfstedentocht-verhalen? Ga naar www.lc.nl/silitnochheve
In groep buffels It is 18 jannewaris 1963. Jongfammen fan sântjin jier binne wy. Folwoeksenen sjogge ús noch net foar fol oan, wylst wy fiele dat de wrâld foar ús iepen leit. Wy wolle de Alvestêdetocht belibje, al is it net op redens. Wy moatte en sille nei Ljouwert ta. Memmen tinke dat it ferstanniger is en bliuw thús. ‘Sok waar’, sizze se. ‘Dy fammen rinne net yn sân sletten tagelyk’, helpe heiten. Wy fytse fan de Lege Midden oer Aldeboarn nei Akkrum. Stappe op de trein. Dêrnei yn in bus nei de Grutte Wielen. Foar twaen steane we op it iis. Tusken kloften oare jassen, sjalen en mûtsen. Safolle minsken op in klute. Wêr moatte we wêze om by de finish te kommen? No’t we hjir binne sille we him ek sjen, de winner fan de Alvestêdetocht. En de keninginne. Har kenne we allinne mar fan plaatsjes. Net allinne wy binne it dy’t sa tinke. It is saak om byinoar te bliuwen, bist elkoar sa kwyt. Opslûpte jonges foar ús drave nei links, wy dogge dat ek. Dêr sil it dan wol wêze. Oaren rinne de oare kant út. Dêr? Kinne we dêr de finish better sjen? De minskemassa beweecht as in groep buffels dy’t de lucht opsnuve om rjochting te finen. Lûdsprekkers galmje dat we werom moatte nei de kant. Dat it iis hjir net op berekkene is. Elkenien tinkt dat oaren wol nei de wâl gean. Wy ek. It fielt as komt der beweech ûnder de fuotten. Sjogge we wetter? Nee! We steane net fier fan de keninginne. ‘As we nei beppekelder gean, gean we mei de keninginne’, ornearret in freondinne. ‘Se sille Harremajesteit net oan de Wielen kwyt wolle’, ropt de oare. Minsken om ús hinne roppe, raze en jûchheie. Us lûd ferwaait tusken krioelen paadsikers en it Huzemer Muzykkorps. Hannen hâlde elkoar fêst. Litte elkoar los en klappe har waarm as Reinier Paping de finish hellet. Even letter Jan Uitham, Jeen van der Berg en al dy oaren. De kâlde fuotten fan de lêste oardel oere fiele we net langer. Yn de trein steane by elkoar op as in bosk fiskerstokken op it droege. De kjeld yn Akkrum is flymjend. Op wei nei Boarn slepe we de fytsen mei. Dy litte we yn it doarp stean. Geandewei knoffelje we de Swettewei del. De hurde wyn dunet it paad fol banken. De snie jout ljocht oan it tsjuster en dochs kinne we gjin hân foar de eagen sjen. Healwei roppe heiten, ‘Binne jimme dêr, famkes?’ Mei-inoar bonkje we op hûs oan, dêr’t memmen al oeren swijend troch de gerdinen kypje. Wy hawwe de Alvestêdetocht belibbe. Op ús eigen wize, mar we wienen derby! Ytsje Hettinga, Koudum
Meer Elfstedentocht-verhalen? Ga naar www.lc.nl/silitnochheve
In ingel mei in snotbongel Cor Waringa uit Joure schaatste de Elfstedentocht van 1986 op de kaart van een kennis, Fred Broersma uit IJlst. Tot Bolsward ging het voortvarend. ,,Yn Boalsert makke ik myn grutte fout. Wat wist ik fan de izeren stelregel: Ride salang’t it ljocht is! Op ’e wâl stie in reportaazjewein fan de NOS, dêr’t in swager fan my yn wurke. Dêr hiene Greetje en ik ôfpraat. Ik joech my noflik del en fertelde grutsk hoe goed it gie. Se hie sop en makaroany en ik liet it my goed smeitsje. Nei in foech oerke sei ik: ,,No, ik moat dy kant mar wer ris út.” It wie al nei fjouweren doe’t ik yn Harns myn kaart ôfstimpelje liet. We rieden de hel fan it Noarden yn. De wyn fan foaren en de sinne ûnder. Dan foel ik wer en dan Fokke en alle kearen wachten wy op inoar, wat wol hiel meiminsklik, mar ek dom fan ús wie, want de klok rûn troch. Yn Bartlehiem siet de stimming der goed yn, alteast by de minsken op it brechje en op ’e wâl. De taferielen op de Aldtsjerkster Feart kamen tichtby wat master eartiids op skoalle fertelde fan it Leger fan Napoleon foar de Beresina yn Ruslân. In slachfjild. In man lei op it iis te gûlen en te flokken. Se hienen him tasein dat it iis hjir better wurde soe. Fier foar my út foel in frommeske. Se glide in hiel ein troch en bleau doe lizzen. Ik woe har oerein helpe, mar se sei loksillich: ,,Lit mar, it leit hjir sa lekker!” In ingel mei in snotbongel, skeat troch my hinne. De lêste bocht. De ljochten yn ’e fierte. De miet. It lêste stimpel mei dêrachter 23.52 oere. Greetje, dy skat, dy’t deadseangsten útstien hie om’t ik sa fier achterlei op it skema dat se yn ’e holle hie. Wat ik hiel spitich fyn, is dat ik myn alvestêdekrúske op de iene of oare manier kwytrekke bin. Earemetaal dêr’t ik noait fan tocht hie dat ik dat oait helje soe. Doe’t ik Henk Kroes ris frege oft ik, nettsjinsteande de tocht dy’t ik op in oar syn kaart riden hie, yn oanmerking kaam foar it brevet, wie syn antwurd posityf. Dat mocht doe noch. It wie in bysûndere gearkomste op ’e pleats fan Ed Nijpels yn Diken. De parse wie derby en der stiene blommen ree, want it tûzenste brevet soe útrikt wurde. Wa’t dat oerrikt krige wit ik net mear. Foto’s, in taspraakje, en doe wer fierder: Nûmer tûzen en ien: Cor Waringa, De Jouwer
‘Niemand houdt mij tegen’ Bartlehiem. 18 januari 1963, ca 17.00 uur. Strompelend komt een vrij forse man de medische post binnen. Vier paar handen voorkomen dat hij ter aarde stort. Meer dood dan levend laat hij zich in een hoek op een stoel vallen. Hij ijlt. Zijn bloeddoorlopen zwarte baard is bevroren, een keiharde donkerrode ijsklomp. Hij denkt dat hij een bloedneus heeft gehad, maar verwondingen aan zijn hoofd verraden diverse valpartijen. Met veel zorg wordt de man ‘ontdooid’, zijn hoofd bepleisterd en geholpen met het eten van fruit en het drinken van lauwe thee. Na ongeveer een half uur heeft hij weer zoveel energie dat hij het dwingend advies om te stoppen resoluut naast zich neer legt. ,,Niemand houdt mij tegen, ik wil dat kruisje, ook al moet ik kruipend over de eindstreep.’’ Altijd heb ik mij afgevraagd hoe het met deze Elfstedentochtschaatser is afgelopen. Gytsjerk. 17 augustus 2011, ca 12.00 uur. Ik rij de parkeerplaats op bij de ‘tegeltjesbrug’. Reinier en Joke Paping stappen uit de auto en een man, vermoedelijk de beheerder van het naastgelegen gemaaltje, komt naar ons toe. ,,Ik zie wel wie u bent, de held van 1963, Reinier Paping. Góh, dat was me een barre tocht, wat een bovenmenselijke prestatie.’’
Meer Elfstedentocht-verhalen? Ga naar www.lc.nl/silitnochheve
,,Nou, degenen die na mij zijn binnengekomen hebben het minstens even moeilijk gehad’’, zei Reinier. De man: ,,Ik stond in een koek-en-zopie-tent in Aldtsjerk en ik herinner me nog dat er een vrij forse man kwam binnenstrompelen. Zijn hoofd was beplakt met bloeddoorlopen verband en zijn zwarte baard was een donkerrode bevroren massa. Hij was op sterven na dood!’’ Na bijna vijftig jaar kreeg ik eindelijk antwoord op mijn vraag. ,,Wat hebben jullie met hem gedaan, hoe is het met hem afgelopen?’’, wilde ik natuurlijk weten. ,,We hebben hem wat opgekalefaterd en zijn baard ontdooid in een gamel warme chocolademelk. Mijn vrouw heeft hem hier en daar wat gemasseerd en half schaatsend, half lopend is hij weer richting Leeuwarden vertrokken. Ik weet niet of hij het kruisje heeft gehaald.’’ ,,Wat hebben jullie met die chocolademelk gedaan?’’, vroeg ik nieuwsgierig. De man keek mij veelzeggend aan en glimlachte. Johannes Boorsma, Bartlehiem
Meer Elfstedentocht-verhalen? Ga naar www.lc.nl/silitnochheve
Startkaart voor 900 gulden? Dacht het niet! November 1984, het glanzend witte papiertje van De Friesche Elfstedenvereniging valt op de deurmat. Het is de contributie voor de winter 1984/1985. Mijn vader van 52 ziet het en roept: ‘De contributie betaal ik niet meer, de Elfstedentocht komt nooit weer’. Op maandag 18 februari 1985 opent het achtuur-journaal met de mededeling dat de dertiende Elfstedentocht op donderdag 21 februari wordt gehouden. Wat gebeurt er? Ik, 19 jaar, word gebeld door een vriend. Hij wil naar de Frieslandhal om kaarten te kopen, zodat wij mee kunnen doen. Met een slaapzak en extra dekens in onze bagage worden wij naar Leeuwarden gebracht. Op dat moment zijn er misschien nog maar twintig personen. Het wordt daarna steeds drukker en gezelliger. Mensen die in de buurt wonen, brengen ons thee en koffie. Die nacht vriest het 14 graden en wij kunnen pas om 10.00 uur naar binnen om een kaart te halen. Als de deuren opengaan is het een gekkenboel. Als je valt word je overlopen door de mensenmassa, maar gelukkig wordt ons dat bespaard. Ik koop twee kaarten voor 75 gulden per stuk, voor mijn vader en mij. Als ik weer buiten ben krijg ik meteen de vraag of ik mijn startkaart wil verkopen voor 900 gulden. Ik dacht het niet! Op donderdag 21 februari zitten mijn vader en ik in de trein van Sneek naar Leeuwarden. Het is niet koud en wij komen aan op het station in Leeuwarden. Daar vandaan nemen we een bus naar de Frieslandhal, waar de start is. We zien de wedstrijdrijders in de kooi staan en om half zes valt het startschot. Om 7.00 uur zijn wij zelf aan de beurt en lopen naar de Zwette. It sil heve! Het is op dat moment al aardig licht en zonder kleerscheuren arriveren wij in onze woonplaats Sneek, waar ik mijn broer zie aan de Westersingel voor bij het stempelhok. Snel een foto en dan door naar IJlst. De dag verloopt prima. Om 20.00 uur krijgen wij onze laatste stempel in Leeuwarden. In de Frieslandhal zien we mijn broer terug. Hij maakt nog een foto, zodat de herinnering blijft. Jacob Altenburg
Opwaarmje tusken de kij Op 18 jannewaris 1963 moasten wy op de fyts nei skoalle yn Boalsert. Ik wie tolve jier en myn suster wie dy dei jierdei. Se waard fjirtjin. Moarns om healwei achten kamen wy as groep altyd op in fêst plak yn it doarp by elkoar. As de groep kompleet wie fytsten wy fuort, soms mei acht en ek wolris mei mear. Wij wienen al wend oan de kjeld. De dagen dêrfoar wie it ek faak glûpende kâld. Glêde diken en snie op de binnendiken. Wy kamen faak te let op skoalle. De direktrise wie it der net mei iens. Wy moasten mar in ûre earder fan hûs gean, sei se. Heit hat har doe opbelle. Wat hy sein hat binne wy net gewaar wurden, mar de direktrise hat der nea wer wat fan sein as wy net op ‘e tiid yn ‘e klasse sieten. Op 18 jannewaris sei mem moarns: ‘klaai jim goed oan! It hat tweintich graden ferzen fannacht’. Dat wie in hiel ritueel mei truien, festen, sokken, plestik pûdsjes en dêr oerhinne wer sokken en noch wer plestik pûdsjes. En dan ek noch dikke sokken. Wy hiene gjin learzen oan mar klompen. Dat wie better tsjin de kjeld. It waaide ek noch hurd, sniebulten op ‘e dyk. Fan Aldegea nei Westhem gie it noch wol. Fan Westhem nei Blauhûs moasten wy rinne. De snie plakte ûnder de klompen fêst, rinne gie net hurd. Fytse woe ek net mear. Yn Wolsum wienen wy sa kâld, we hienen de teannen heal beferzen. By in boer yn Wolsum ha wy ús tusken de kij opwaarme. Doe wer fierder; ien fan de groep sei: ,,Sille wy lâns de grutte dyk, de Rykswei? Dat is folle koarter.’’ Wy hawwe it weage, mar healwei stjoerden de plysjes ús werom. Sa wienen wy dus noch langer ûnderweis. Doe’t wy op skoalle oankamen en de wiete en beferzen klean útdienen, krigen wy samar iisfrij. Wy mochten nei de Alvestêderiders sjen. Wy wiene krekt op ‘e tiid doe't de kopgroep bij de stempelpost oankaam. Noch altyd sjoch ik de beferzen burden mei iispegels fan de riders. Guon hiene bloed oan de holle en hannen fan it fallen op it iis. Dat hat djippe yndruk makke. Wy ha nea wer sa kâld west as op 18 jannewaris 1963. Amanda Schat
Meer Elfstedentocht-verhalen? Ga naar www.lc.nl/silitnochheve
Behulpzame handen De elfstedentocht van 1963. Ik studeerde destijds in Delft. Mijn zuster die thuis woonde in Uitwellingerga schreef mij in voor de wedstrijd, wedstrijd nr. 253. Het was een heel gedoe om van Delft, via ‘thuis’, in Goutum te komen waar Hylke Speerstra mij aan een slaapadres had geholpen, niet ver van de startplek, bij het Van Harinxmakanaal. Die start was al een belevenis! Ik was van de kortebaan gewend om snel te starten, had geoefend in snel onderbinden en verliet als 9e de startplaats. In Dokkum ben ik van het ijs gegaan en heb ik in een café een plaatsje op het biljard gevonden. Het leek mij daar mistig, ik dacht dat het door het roken kwam, maar mij werd verteld dat de ogen bevroren waren. De ‘mist’ trok op en na wat gegeten te hebben was ik weer opgeknapt en stapte om ongeveer 19.15 uur weer op het ijs, richting Bartlehiem. Tot Bartlehiem ging het, met de wind mee èn op zwart ijs, snel en daarna was het bij de afslag links naar Oudkerk. Ho! Er was geen baan te zien en je zwalkte al lopend door de sneeuw van polderdijk links naar polderdijk rechts. Het was erg koud. Op een gegeven moment voelde ik mijn tenen niet meer. Ik wilde geen bevriezingen van lichaamsdelen en had daar ook steeds op gelet! Maar nu begon ik ongerust te worden. Maar je kon niets doen: schaatsen uit doen zou in een mum leiden tot bevriezingen. Zo snel mogelijk naar de finish. Eindelijk kwam de afslag links naar de Grote Wielen! Die ligt Oost-West en was goed berijdbaar: heerlijk, eindelijk kon ik de benen weer uitslaan. Ik heb daar een sprint getrokken naar de finish! Bij die finish op de Grote Wielen is van mij een foto gemaakt die in de LC van 19 jan. 1963 op pagina 5 geplaatst werd met de vermelding dat ’Wiebe Wijnja uit Uitwellingerga door behulpzame handen naar de EHBO-post wordt gedragen’. Dat was inderdaad het geval, maar ik werd gedragen omdat ik de schaatsen niet los kon maken: alles zat vastgevroren inclusief de veters. En van het ijs naar de afmeldpost in restaurant De Grote Wielen moest ja over beton lopen en dat doe ik niet op schaatsen! De dragers op de foto zijn volgens, wijlen, George Schweigmann: links, Jan Kok en rechts Jelle Spandau. Een week later zag ik op het topje van elke teen een zwart plekje ter grootte van een dubbeltje. Ik heb géén nadelige gevolgen van de tocht van 1963 overgehouden en ben heel blij dat ik dit heb beleefd. Wiebe Wijnja, Uitwellingerga
Colofon Deze uitgave is tot stand gekomen met grote dank aan de lezers die hun herinneringen aan de Elfstedentocht hebben ingezonden na een oproep in de Leeuwarder Courant. ‘Sil it noch heve’ is een 11-delige serie over de Elfstedentocht die verscheen in de Leeuwarder Courant en op LC.nl tussen 1 december 2018 en 9 februari 2019. Samenstelling: Johann Mast en Renze Lolkema Ontwerp voorblad: Alie Veenhuizen Technische realisatie: Linda Zeggelaar
Meer Elfstedentocht-verhalen? Ga naar www.lc.nl/silitnochheve