17 minute read

‘Zo’n inloop relativeert je leven’

Terwijl daklozen in de inloop bijkomen van een nacht op straat, wandelt buurtwerker

Menno Bakker langs grachtenpanden om overlast te beperken. Gebruikers vraagt hij vriendelijk om ergens anders naartoe te gaan, met omwonenden maakt hij een praatje. Inloophuis Herstart werkt aan een goede relatie met de buurt.

Het hoofd naar beneden gericht, plastic tas of slaapzak onder de arm. Tegen 10.00 uur ’s ochtends drentelen verschillende daklozen voor de deur van het voormalige Joodse weeshuis aan de Nieuwegracht in Utrecht. Eenmaal binnen valt de een meteen in slaap met zijn hoofd op tafel, de ander drinkt eerst een bak koffie met bekenden.

‘Dit is het mooiste inloophuis van Nederland’, zegt manager Ferdinand van de Velde trots. De open ruimte bestaat uit een hoek met tafeltjes, zoals in een café. In het achterste gedeelte staan comfortabele fauteuils. Een inloop geeft meer overlast dan een opvang, legt Ferdinand uit. ‘Bij een reguliere opvang heb je vaste gezichten waarmee je afspra­

Bij Herstart

kunnen daklozen in Utrecht overdag rusten. Een bak koffie, soep en een boterham staan klaar. Boven is een opvang met 15 kamers.

ken maakt. Misdraagt iemand zich in de inloop? Dan wordt ’ie geschorst. Maar vervolgens loopt zo iemand boos door de buurt.’

Tijdens de opening van Herstart in december 2018 nodigde het Leger des Heils buurtbewoners uit om een kijkje te nemen. Het Leger onderhoudt graag goed contact met de buurt. Zoals bij elke voorziening van het Leger is er een ‘beheergroep’ die geregeld overlegt met omwonenden. Daarnaast loopt buurtmedewerker Menno Bakker dagelijks meerdere rondes. Eigenlijk wilde de gemeente beveiligers inzetten, maar dat werkt volgens het Leger des Heils averechts bij de mensen die hier komen. Menno: ‘Alles draait om contact maken en waardigheid. Het is de kunst om dichtbij te komen, de ander te raken. Deze mensen zijn het vertrouwen kwijtgeraakt.’ Menno kan het weten, hij was zelf dakloos en drugsverslaafd. Toen hij zijn werk bij Defensie opgaf om vaker bij zijn vrouw te zijn, ontdekte hij dat ze al een jaar vreemdging met zijn beste vriend. Twee dagen later vergaf hij zijn vriend, schonk hem zijn huis en belandde zelf op straat. Menno woonde in het bos, hij wilde vooral rust aan zijn hoofd. ‘In de gewone maatschappij is het de bedoeling dat je anderen vertrouwt. Dat lukte niet meer. Op straat voelde het veilig.’ Toen zijn neef hem na een halfjaar vond en Menno wilde helpen, kwam het tot een handgemeen. Uiteindelijk ging Menno toch mee naar een ggz­instelling. Het duurde drie jaar voor hij zijn eigenwaarde hervond.

Het werk als buurtmedewerker brengt hem veel. ‘Het zorgt voor heling, elke keer als ik de blik in de ogen van een dakloze zie omkeren.’ Menno voelt goed aan wanneer hij iets moet zeggen. ‘Informatie geven terwijl de deur gesloten is, heeft geen zin.’ Soms zucht een dakloze: wat een gedoe, het lukt maar niet om een uitkering te krijgen. Precies, daar liep ik ook tegenaan toen ik dakloos was, zegt Menno dan, waardoor iemand verbaasd opkijkt en er een opening ontstaat. Menno weet dat het gesprek met hem vaak het enige echte gesprek op een dag is. ‘Het werkt alleen als daklozen voelen dat het oprecht is.’

Geen dag hetzelfde

Ook met buren is hij soepel in de omgang. Hij groet John, die een kopje koffie drinkt op de stoep voor zijn voordeur. ‘Het Leger doet een amazing job’, zegt de buurman. John vindt het wel entertaining dat geen dag hetzelfde is. Zo raakte hij in gesprek met een dakloze die kunstschilder bleek te zijn, net als Johns vader. John gaf hem wat schilderspullen. ‘Nu hangt er een mooi schilderij in mijn woonkamer’, lacht hij. Ook de overburen, die hun ‘saaie woonwijk’ in Maarssen verruilden voor de Utrechtse binnenstad, vinden het prima wonen. ‘Af en toe komt de politie langs, dan valt er weer wat te zien.’

Ferdinand en Menno vervolgen hun route en lopen een steegje in. ‘Want waar ga je zitten als je iets stiekems wilt doen? Precies.’ Daarom zijn de mannen extra alert op de steegjes. Zitten er drugsverslaafden, dan verzoeken ze hen naar een andere plek te gaan. Deze steeg komt uit op een pleintje. Menno duikt een pad in achter een pittoresk huis. Buurtbewoner Rob groet de mannen. Ze mogen zijn binnentuin komen bewonderen. In de groene oase vertelt Rob dat er soms wat mensen op het plein

Menno: ‘Alles draait om contact en waardigheid. Het is de kunst om dichtbij te komen, de ander te raken. Deze mensen zijn het vertrouwen kwijtgeraakt.’ zitten met een jointje. ‘Daar ga ik me niet druk over maken. Maar ligt er een mensendrol? Dan bel ik Menno. Ach, enige overlast is inherent aan het wonen in de binnenstad.’ Ferdinand relativeert de positieve geluiden. ‘Er zijn buren die ons liever kwijt dan rijk zijn, hoor.’

Terug in de opvang is het al drukker. Het maximaal aantal bezoekers van 25 is bijna bereikt. Vóór corona was er geen limiet en had Herstart soms tachtig bezoekers tegelijk. Nu zijn dat er minder, ook omdat daklozen nog een extra uitwijkmogelijkheid hebben. Tijdens de coronacrisis mogen ze overdag in de nachtopvang blijven. Femmie Bisschop (22) deelt soep en boterhammen uit. De studente geschiedenis en filosofie werkt hier als vrijwilliger. ‘Mijn studie is abstract, dit werk raakt het echte leven.’ In de inloop ontmoet Femmie mensen uit de hele wereld die veel hebben meegemaakt. ‘Die contacten verrijken en verdiepen mijn leven.’ Ze groet Tonnie, een oude bekende. Hij woonde drie jaar lang in de opvang boven de inloop. Nu woont Tonnie op zichzelf, wat hij maar saai vindt. Geregeld waait hij even binnen voor een praatje. De bovenste verdieping bezoekt hij ook nog: daar werkt hij inmiddels als schoonmaker.

Helden

Op de eerste verdieping bevinden zich vijftien eenpersoonskamers waar daklozen achttien dagen mogen verblijven. ‘Een eigen kamer werkt beter dan een slaapzaal, daar kom je niet tot rust’, zegt Ferdinand. Hij weet hoe gevoelig mensen zijn voor invloeden van buitenaf. Op het prikbord in de gang hangt een poster die een oud­bewoner achterliet voor zijn huisgenoten, ‘Ook jullie zijn helden’. Patricia (39) is net wakker, ze komt in de keuken warme chocolademelk halen. ‘Helemaal top is het hier’, bevestigt ze. Op haar kamer vertelt ze hoe ze sinds haar relatiebreuk van de regen in de drup

Vrijwilliger worden?

Inloopvoorziening Herstart heeft veel steun aan ervaringsdeskundigen en vrijwilligers. Heel specifiek zoeken ze hier Pools sprekende vrijwilligers. Beheers jij zowel Pools als Nederlands en wil je iets betekenen voor daklozen in de stad Utrecht? Meld je dan aan als vrijwilliger op deze locatie, via f.van.de.velde@legerdesheils.nl.

raakte. Geen van haar drie kinderen ziet ze op dit moment, een dak boven haar hoofd heeft ze niet. Even woonde ze in een vrouwenopvang, maar toen ze een dakloze vriendin onderdak bood, werd ze op straat gezet. Dit is haar derde nacht aan de Nieuwegracht. ‘Een eigen plek is zo fijn. Jammer dat het maar voor even is.’ Wat de toekomst brengt, is onzeker. ‘Vechten voor mijn kinderen in ieder geval. Ik wil ze weer kunnen zien.’

Voor Menno is het tijd voor een tweede ronde. Buurvrouw Monique zwaait naar hem vanachter het raam. Ze legt haar boek weg om een praatje te maken. Met de inloop heeft ze geen probleem. Sterker nog: ze moet er niet aan denken om in een yuppenbuurt te wonen. ‘Véél te saai.’ Ze vraagt zich af hoe het contact tussen buren en inloopbezoekers normaler kan. ‘Als je geen contact hebt, vind je daklozen misschien beangstigend. Als je wél contact maakt, merk je dat het ook gewoon mensen zijn.’ De buurvrouw wil meedoen aan een project om samen groente te verbouwen voor de soep. Door corona ligt dat helaas stil. Monique: ‘Zo’n inloop relativeert je eigen leven. Ondanks dat we in een rijk land wonen, zijn er mensen in nood. Als je in een chique buurt woont, verlies je de werkelijkheid snel uit het oog.’

Kaasstengel

De bakker op de hoek tegenover Herstart wordt dagelijks geconfronteerd met de harde realiteit. ‘Voor dat de inloop opengaat, komen daklozen vragen of ze hier hun tanden mogen poetsen of naar de wc mogen. Hoe graag ik ook zou willen helpen, daar kunnen we niet aan beginnen.’ Als de overlast te gortig wordt, belt de verkoopmedewerkster Menno. ‘Hij komt dan direct langs om problemen op te lossen, echt super.’ Sommige daklozen kopen een kaasstengel. Het liefst zou ze aan het eind van de dag al het overgebleven brood weggeven, maar dat mag niet van haar baas. Stiekem stopte ze een keer een brood onder de snelbinder van een dakloze. ‘Wie weet ga ik ooit vrijwilligerswerk doen bij Herstart. Ik zie mezelf wel erwtensoep maken.’ donateurs. Daar zijn we trots op en blij mee. Zonder hun steun zou er voor vele kwetsbaren geen helpende hand meer zijn. Kans portretteert drie gulle gevers.

Jaap Schut (79) uit Eerbeek. Speelt doedelzak en zamelt zo duizenden euro’s in voor internationale Leger des Heils-projecten voor kinderen.

‘Normaal gesproken haal ik veel geld op met mijn doezak. Door corona ligt dat helaas stil. Het is zo’n geweldig instrument! Die tonen geven energie. Ik speel bij de supermarkt of op feesten. Op een bruiloft met Schotse familieleden hadden mensen tranen in de ogen. Ik knoop gesprekjes aan. In elke ontmoeting zit een kans. Als ik bij een organisatie kom waar mensen slappe tompouces eten, zeg ik: “laat mij dat nou regelen.” Vroeger was ik banketbakker hè?

Vervolgens bezorg ik wekelijks de beste tompouces. Iedereen blij en de winst gaat naar het goede doel. Ik geloof dat God mij deze taak heeft gegeven. De laatste jaren ben ik actief voor internationale Leger des Heils­projecten rond kinderen. Als vader en grootvader raakt me dat. Albinokinderen in Tanzania, armoe in Columbia, meisjes die als seksslaaf worden verkocht in Bangladesh. En het motto klopt: geven is leven.’

Dominique van Dongen (20) uit Oud-Beijerland. Doneert tien euro per maand, doet vrijwilligerswerk en werft donateurs, verwerkt straatverhalen in haar poëzie en songs.

‘Naarmate ik ouder word, ontdek ik dat de wereld niet overal zo mooi is als thuis. Zelf ben ik liefdevol grootgebracht in een warm gezin. Op station Zuidplein in Rotterdam werd ik een paar keer aangesproken door dezelfde dakloze man. We raakten aan de praat. Piet heet hij. In dezelfde tijd kwam in het autobedrijf van mijn vader een jongen werken via het re­integratieprogramma van het Leger des Heils. Wij waren even oud, maar hij had zo’n ander leven gehad.

Met Piet drink ik nog steeds af en toe een kop koffie. Het mooie aan het Leger vind ik dat ze er zijn voor iedereen die hulp nodig heeft. Onbevooroordeeld. Daar heb ik graag wat geld voor over. Nee, als student heb ik het niet breed, maar joh… dit kost me een paar biertjes per maand.’

Jarnik ter Maat (22) uit Rotterdam. Werft donateurs, doet vrijwilligerswerk en doneert, studeert bedrijfskunde en is bestuurslid van Navigators, een christelijke studentenvereniging.

‘Naastenliefde en delen zijn waarden die ik van huis uit heb meegekregen. Dat past bij mijn christelijke overtuiging. Ik ontdekte al jong dat het Leger meer doet dan soep uitdelen. Mijn ouders hebben altijd pleegkinderen in huis gehad.

Ik studeer bedrijfskunde en op de universiteit moet ik mijn maandelijkse giften wel eens verdedigen. Dat lukt prima, zelfs als ik er door een superzakelijke bril naar kijk.

Een mens uit de problemen helpen, levert altijd meer op dan de ongewenste situatie laten bestaan. Bovendien heeft een goede ondernemer altijd oog voor de omgeving. En die paar euro per maand kan ik best missen.’

Wanneer Kees Heugens (86) en zijn partner er niet meer zijn, laten ze alles wat ze hebben na aan het Leger des Heils. Vanwege Kees’ levenslange band met het Leger, maar vooral vanwege het gedachtegoed. ‘Het Leger kent geen hopeloze gevallen en gaat ervan uit dat ieder mens het altijd waard is om hulp te krijgen.’

Kees Heugens is altijd ‘een bezig baasje’ geweest. ‘Tot ik in 2017 om 1 uur ’s nachts terugkwam van een gemeenteraadvergadering en dacht “Ik lijk wel stapelgek”.’ Op dat moment zette de Bleiswijkse ereburger een punt achter een lang werkzaam leven voor zijn gemeente en voor het Leger des Heils.

Nu gaat hij drie keer in de week met zijn partner Ton naar de sportschool en geniet hij van zijn huis en tuin. Luisterend naar zijn levensverhaal valt op dat verschillende mensen zijn leven richting gaven. Afkomstig uit een arbeidersgezin – geen schulden, maar wel blij als de maand om was –ging hij naar de mulo. Niet gebruikelijk in een milieu waar je op je veertiende al ging werken. Hij kwam terecht bij de belastingen en de spoorwegen, ‘het familiebedrijf’ waar zijn opa, vader en broer ook werkten. Leuk vond Kees het administratieve werk niet. Hij wilde met mensen werken, de journalistiek in of het maatschappelijk werk. Het werd het laatste.

Geen hopeloze gevallen

Bij de School voor Maatschappelijk

Werk kreeg Kees een flinke duw in de rug van de schooldirecteur. Die sleepte hem op een zaterdagmiddag in 1957 door het toelatingsexamen, omdat hij de opleiding minder elitair wilde maken. Maatschappelijk werk was toen vooral het werkveld van freules en jonkvrouwen. ‘Het waren prachtige jaren. Ik liep stage bij het Leger des Heils, bij de club van majoor Bosshardt in Amsterdam. We bezochten armlastige gezinnen die vrijstelling van radiobelasting aanvroegen, dat was toen 1 gulden per maand. We zochten uit of dat terecht was.’

Twee jaar na het afronden van zijn opleiding was het de majoor die een draai aan Kees’ levensloop gaf. Ze wees hem op een baan bij de afdeling reclassering van het Leger des Heils. Kees werd de eerste niet­heilssoldaat die dat werk ging doen. ‘Ja, ik ben gelovig, maar niet kerks. Het Leger heeft er nooit naar gevraagd. Dat vind ik het toppunt van tolerantie.’

Na korte tijd in het bedrijfsleven vroeg Bosshardt hem terug bij het Leger, nu bij de Goodwillcentra Amsterdam. Vanaf dat moment bleef Kees bij het Leger. Later combineerde hij dit met het wethouderschap en tijdelijk burgemeesterschap in zijn woonplaats Bleiswijk. Het Leger heeft zijn inzet voor de gemeenschap altijd aangemoedigd. ‘Mijn band met het Leger des Heils is 62 jaar oud, en echt, ik had me geen betere werkgever kunnen wensen. Door het gedachtegoed, vooral dat van Bosshardt, ben ik duidelijk beïnvloed. Het Leger kent geen hopeloze gevallen, schrijft niemand af en gaat ervanuit dat ieder mens het altijd waard is om hulp te krijgen.’

Ik duw het niet meer weg

In 1968 verhuisde Kees Heugens met zijn toenmalige mannelijke partner naar Bleiswijk. Het was een tijd waarin dit op z’n zachts gezegd moeilijk werd geaccepteerd, zeker in een gelovige gemeenschap als Bleiswijk. ‘We waren niet welkom in de kerk, er stonden spreekkoren voor de deur, we kregen modder tegen de ramen, de antenne van de auto werd afgebroken.’ In de nieuwbouwwijk waar zij woonden, waren amper voorzieningen. Er moest kinderopvang komen en een bibliotheek, sportclubs en scholen. In die sfeer rolde Kees de politiek in en in 1974 zei hij ja tegen het wethouderschap. Zo combineerde hij jarenlang zijn werk voor de gemeenteraad met zijn werk voor het Leger. ‘Doordeweeks was ik wethouder, in de weekenden bezocht ik voor het Leger arrestanten in hun cel en bood ze hulp aan.’ In Bleiswijk schopte Kees het tot burgemeester (tijdelijk) en ereburger. Iedereen in het dorp kende en kent Kees Heugens en zijn partner Ton. Het was een gespleten leven, want

Kees in DeNalatenschap

Nu in Kans, straks op tv! Op 21 november (16.30 uur; herhaling op 29 november, 12 uur) vertelt Kees Heugens in SBS6-programma De Nalatenschap over zijn nalatenschap aan het Leger des Heils.

al die jaren wist niemand bij het Leger dat hij samenwoonde met een man. Een paar jaar geleden vertelde hij het zijn oud­collega Henny Tinga. ‘Ze vroeg me of dat alles was. Ze sloeg er duidelijk niet van achterover. Ik maak er geen reclame voor, maar ik duw het ook niet meer weg. Ik ben wie ik ben.’

Geen taboe

Het was partner Ton die Kees op de mogelijkheid wees hun huis en alles wat ze bezitten na te laten aan het Leger des Heils. ‘De dood is voor ons geen taboe, het is bovendien de enige zekerheid die een mens heeft. We weten van elkaar precies hoe we het willen hebben. En Trix inmiddels ook.’ Trix Kruisinga, relatiebeheerder bij het Leger des Heils, kwam vier jaar geleden voor het eerst bij hen langs. Inmiddels is ze part of the family en zit ze geregeld tussen Ton en Kees op de bank. ‘Trix weet alles van ons en het Leger mag alles van ons hebben. Het is ook praktisch dat het Leger het huis leeghaalt, wie moet dat anders doen?’ Het belangrijkste is dat Ton en Kees zeker weten dat de opbrengst direct naar de hulpverlening gaat. Zelf hoeven ze niet veel meer, geen verre reizen of gekke dingen. Kees: ‘Als we al eens buitensporig zijn, zeggen we tegen elkaar “Denk om Trix!” Terwijl Trix ons juist elke keer weer vraagt “Vergeten jullie niet te blijven leven?”’ iets aan Hajer (21) of Davy (19) verraadt dat ze dakloos zijn. Uiterlijk verschillen ze niet van hun leeftijdgenoten, innerlijk ook al niet. Veel willen ze niet: een eigen plek om rustig te studeren, een doel om voor op te staan. En later een baan, een huis en een gezin. Geen dak boven je hoofd hebben, is niet iets waar je voor kiest. Hajer en Davy slapen noodgedwongen al weken in een opvang van het Leger des Heils. De huisregels, ’s ochtends op tijd opstaan, ’s avonds op tijd binnen zijn, kunnen lastig zijn voor probleemjongeren. Maar niet voor Hajer of Davy. Niet de regels zijn hun grootste probleem, maar de onzekerheid of en hoe lang ze hier kunnen blijven.

Meer weten over nalaten?

Wil je net als Kees en Ton je idealen laten voortleven? Met hulp van jouw nalatenschap, hoe groot of klein ook, kun je kwetsbare mensen helpen die anders niet gezien worden. Vraag de brochure aan via: nalaten@legerdesheils.nl of vul de antwoordkaart in, in het hart van deze Kans.

Niet alle dakloze jongeren zijn probleemjongeren, maar dakloze jongeren hebben wel hun problemen.

Hajer en Davy slapen al weken in de opvang van het Leger des Heils.

Jongens moeten zwerven

Hajer woont sinds april bij de meidenopvang. Eerst voelde ze zich er niet veilig, het was druk en lawaaiig in de opvang, een van de meisjes zorgde door haar verslaving voor veel onrust, haar kamergenote deed een zelfmoordpoging. Dat was wennen voor de rustige en gevoelige Hajer. Nu gaat het beter, ze woont met minder meisjes samen en heeft zelfs een kamer voor zichzelf. Ze heeft het ‘geluk’ dat door corona de opvang overdag open is, om te voorkomen dat de meiden over straat moeten zwerven. Dat is altijd ellendig, want weer of geen weer, ziek of niet, je moet zonder geld de straat op. Dit is soms risicovol door de dreiging van (ex­)vriendjes of zoals nu door corona. En vind maar eens een wc buiten de opvang.

Corona of niet, jongens moeten zwerven, ook op zaterdag en zondag, want de crisisopvang sluit overdag. Een gemeentebepaling (niet de keuze van het Leger) die mensen moet aansporen om werk te zoeken. Davy vindt dat zwerven zwaar. ‘Soms spreek ik met mijn vriendin af, maar ik ben vooral veel bezig met werk zoeken. Door corona raakte ik mijn baan in de horeca kwijt. Ik zou chef worden bij een restaurant. Dat ging op het laatste moment niet door.’

Logeerplekken

Zelf alles regelen, werk zoeken, een woning zoeken: krijgen jongeren daar hulp bij? Davy: ‘Weinig. Ik zoek elke dag naar werk, mijn jongerenbegeleider belt me maar een keer per week.’ Hajer tipt hem haar contact. ‘Ze moeten je helpen, hoor. Vraag naar mijn begeleider van het Leger, die is echt goed joh. Ze vecht samen met je, echt.’ Hajer heeft gelukkig wel werk. ‘Ik werk bij de Action en maak veel uren, ik zit niet hele dagen op de opvang.’ Davy is niet heel blij met zijn situatie. ‘Het is moeilijk om elke dag zonder doel op te staan. Ik doe het wel. ’s Ochtends ga ik meestal naar de

Aantal jonge

daklozen verdrievoudigd

Het aantal jonge daken thuislozen tussen de 18 en 30 jaar oud is in 2019 verdrievoudigd tot 12.600 (cijfers CBS).

Het Leger des Heils telde het afgelopen jaar maar liefst 2,14 miljoen overnachtingen op de locaties. In 80 procent van de gevallen ging het om opvang van dak- en thuislozen en zwerfjongeren. werkplaats van het Leger des Heils, 50|50. Dan ben ik tenminste bezig en krijg ik een lunch.’

Twee jaar lang woonde Davy op allerlei plekken, tot hij in mei bij het Leger des Heils terechtkwam. ‘Thuis wonen kan niet meer, mijn moeder wil me niet. Dat is geen onmacht, maar onwil.’

Davy heeft sinds groep 3 de diagnose ADHD. In de pubertijd kreeg hij agressieproblemen. ‘Nu ik ouder ben, heb ik daar geen last meer van. Toen was ik gefrustreerd omdat dingen niet liepen zoals ik wilde.’ Het ontbrak Davy vooral aan structuur, de losse opvoeding van zijn moeder hielp hem niet. Na een eerste uithuisplaatsing op zijn dertiende, volgt een definitieve op zijn zeventiende. ‘Mijn moeder kon mij niet meer aan, ik trok te veel mijn eigen plan. Eerst zat ik een maand in een open instelling, daarna elf maanden in een gesloten instelling vanwege mijn agressieproblemen. Het ging fout toen ik de switch maakte naar een begeleide woonplek. Van niets mocht ik ineens alles.’ Na een uitbarsting was Davy er niet meer welkom en logeerde hij – telkens tijdelijk – bij een vriend, bij zijn zus en bij zijn broer. Aan al die logeerplekken zat een uiterste houdbaarheidsdatum. ‘Ik ben het wel gewend om afgewezen te worden. Maar het deed zeker wat met me.’

Totaal onvoorbereid

Ook Hajer voelt zich al snel te veel, is bang om fouten te maken, bang om zichzelf te zijn. Uit angst om weggestuurd te worden. Maar anders dan Davy koos Hajer er zelf voor om haar ouderlijk huis te verlaten. Ze is geboren in Nederland. Op haar vijfde besluiten haar ouders terug te keren naar hun geboorteland Tunesië. Maar Hajer voelt zich niet vrij in Tunesië; ze weet al snel dat ze terug wil naar Nederland. ‘Ik had problemen in Tunesië, vooral met mijn familie. Het cultuurverschil met Nederland is groot, mannen en vrouwen zijn niet gelijk. Meisjes mogen wel studeren, moeten dat zelfs, maar ze hebben niets te zeggen. Ze moeten zich schikken. Dat deed ik niet, ik wil mijn mening kunnen geven, altijd.’ Ze is op het laatst zo ongelukkig dat ze depressief wordt. Een dag voor haar achttiende verjaardag stapt ze in het vliegtuig naar Amsterdam. Totaal onvoorbereid. Ze verblijft bij familie, ze leert de Nederlandse taal en een jaar later als haar broertje en haar vader ook naar Nederland komen (‘mijn vader wilde ook weg, hij staat helemaal achter mij’), kunnen ze tijdelijk bij een vriendin van haar vader in huis wonen. Als dat stopt, zit het gezin zonder huis. ‘We krijgen geen woonruimte, ook al heeft mijn vader een baan. We hadden onze komst niet goed voorbereid, zeggen ze en we komen niet uit Syrië. We hebben wel geld, maar een woning vinden is echt moeilijk. Mijn vader en broertje zitten in een hotel in Scheveningen. Omdat ik ouder dan 18 ben, kan ik niet bij hen wonen en zit ik hier.’

Een

Kleintje

Het enige wat Hajer en Davy willen is een stabiele toekomst. Hajer is toegelaten tot de opleiding hbo­verpleegkunde in Utrecht, ze verheugt zich er enorm op. Davy wil zijn mboopleiding hervatten die hij begon toen hij zijn havodiploma op zak had. Sinds corona is hij zijn inspiratie kwijt. Hij wil een opleiding volgen, maar hoe kun je leren als je overdag op straat wordt gezet? ‘Mijn vriendin helpt me, ik wil uiteindelijk ook gewoon leuk werk, een huis en een kleintje straks. Maar dat ik geen steun heb van een volwassene en altijd buiten moet zijn, sloopt me.’

Weer perspectief

Het Leger des Heils werft extra fondsen zodat jongeren zoals Hajer en Davy kunnen worden geholpen en begeleid naar een opleiding of werk en naar een eigen woning. Zodat hun leven weer perspectief krijgt. Naast crisisopvang biedt het Leger des Heils speciale trainingen waarbij dakloze jongeren stap voor stap hun problemen aanpakken. Na een re-integratietraject krijgen jongeren de kans op een baan bij een van de 50|50-bedrijven. Ze komen hier in contact met mensen, doen werkervaring op en krijgen zo weer structuur in het leven, zodat zij hun leven weer op de rit krijgen en hun plek in de maatschappij terugvinden.

This article is from: