12 minute read

Is pleegzorg iets voor jou?

Next Article
COVER

COVER

HARD NODIG: PLEEGOUDERS

Kinderen hebben een stabiele omgeving nodig om op te groeien. Maar duizenden jongens en meisjes leven in een onveilige situatie. Wij zoeken pleegouders in Noord- en Oost-Nederland voor deze kwetsbare kinderen.

Overweeg jij om een kwetsbaar kind een thuis te bieden? Kijk eens op legerdesheils. nl/pleegouders-gezocht voor meer informatie.

beeld/Folkert Koelewijn

Uitgelicht

DE MEESTE MENSEN DIE BIJ HET LEGER DES HEILS WONEN, HEBBEN EEN COMBINATIE VAN PROBLEMEN. HET LEVEN IS DAN NIET ALTIJD GEMAKKELIJK. VIER DEELNEMERS VERTELLEN WAT HEN WEER VOORUIT HELPT.

tekst/Wilfred Hermans beeld/Lin Woldendorp

Randolfi

‘Zonder hoop is er niks’

Lees het verhaal van Randolfi op pagina 40.

‘Mijn broertje, ook geadopteerd, heb ik opgevoed en ik hield ook zielsveel van m’n zusje’

Lees het verhaal van Maartje op pagina 41.

Maartje

Jacob

‘Vanaf het moment dat ik over mijn problemen kon praten, ging het weer de goede kant op’

Lees het verhaal van Jacob op pagina 42.

Randolfi

‘ZONDER HOOP IS ER NIKS’

Randolfi had een vrouw, vier kinderen en een vaste baan. Na zijn scheiding verloor hij de grip op het leven, maar inmiddels is-ie weer in charge. “Ik was die enge man in de bosjes, totdat mensen me aanspraken.”

Wie Randolfi’s appartement binnenstapt, denkt in een tuincentrum te zijn beland. Groen overheerst, overal staan en hangen plantjes. Zelf kijkt Randolfi steevast stralend de wereld in, al gaven eenzame jaren van dakloosheid en verslaving daar bepaald geen aanleiding toe. “Als je op straat leeft, heb je niks. Dan krijg je vanzelf een andere mentaliteit, loop je een winkel binnen en ga je met brood en beleg naar buiten, zonder te betalen. Je komt in de overlevingsmodus, altijd op zoek naar een slaapplek. Je gaat aan autodeuren voelen. Bij een schadebedrijf zag ik een auto met de deur open; het regende, dus ik ging in die auto zitten. Drie daagies, tot op een ochtend de garagehouder met drie man bij de auto stond. Dat vonden ze niet prettig natuurlijk, ik kreeg een pak rammel. Daarna sloten ze de deuren en wachtten op de politie. Beschamend? Ja, maar op een gegeven moment ben je de schaamte voorbij. Agenten of boa’s beginnen je te herkennen. ‘Ah, meneer Randolfi, zit je nu weer hier?’”

Opfrissen in gemeentehuis

“Mijn vader lag ruim een jaar in het ziekenhuis. Tijdens mijn bezoekjes kon ik me in zijn kamertje effe opfrissen en scheren – ook sommige daklozen denken aan hun hygiëne. Op de avond van eerste kerstdag belde ik bij een opvanglocatie aan, of ik álsjeblieft naar binnen kon. Waar kom je vandaan?, vroeg die man. Spijkenisse, zei ik. Sorry, we kenne je niet binnenlaten, verkeerde postcode. Boem, deur dicht. Nou, dan voel je je wel heel eenzaam, laag en leeg. De tranen rolden over m’n wangen.”

Scheiding

“Ik had een gezin en twintig jaar een vaste baan in een fabriek. M’n vrouw had al drie kinderen uit een vorig huwelijk, plus een psychiatrisch verleden; jeugdzorg kende ons al. Ons eerste kindje samen overleed vlak voor de geboorte, in 2004. Daarna werd mijn zoon geboren, inmiddels is-ie vijftien. M’n ex nam heroïne mee naar huis, waar ik aan verslaafd raakte, en ondertussen begonnen we elkaar te mishandelen. Na een geweldsdelict van m’n ex werden de kinderen uit huis geplaatst, m’n zoon heb ik zeven jaar niet gezien. Mijn drugsgebruik schoot omhoog, ook op het werk, waardoor ik werd ontslagen. Door dat ontslag kreeg ik geen uitkering, kon ik m’n huur niet betalen en toen begon het zwerversbestaan, zes jaar lang. Daarin heb ik trouwens ook mooie dingen meegemaakt. In eerste instantie was ik die enge man in de bosjes, totdat mensen me aanspraken. Na zo’n ontmoeting heb ik weleens tasjes eten gekregen.”

Terugdoen

“Met methadon ben ik afgekickt van heroïne, waardoor ik dacht: als dit me lukt, lukt de rest ook. Ik weekte me los van andere verslaafden en dankzij de schuldsanering begon alles weer te lopen. Nadat ik in aanmerking was gekomen voor urgentie, kreeg ik dit huissie. Kijk dat uitzicht...” Zijn glimlach verbreedt zich. “Inmiddels werk ik als hovenier en stratenmaker. Zelf geregeld. Zwaar werk, maar ik ben blij dat ik wat kan terugdoen voor m’n uitkering. En op eigen initiatief maak ik de wijk schoon, met zo’n grijpstick.”

Schietgebedje

Hij wijst op een Mariabeeldje op de vensterbank. “Dat staat voor hoop. Zonder hoop is er niks. Of ik opensta voor een relatie? Laat ik het zo zeggen: het zit in dat schietgebedje van mij verwerkt.”

‘MUZIEK GAAT DIEP, HÈ’

In de Majoor Bosshardtburgh, een beschermde woonvorm in Amsterdam, draait de sprankelende Maartje wat heen en weer op een bureaustoel. Ze is beweeglijk en goedlachs. Gitaar spelen vindt ze ‘gigantisch fijn’. “Ik raad het iedereen aan die zich kapot en alleen voelt.”

Maartje (56): “Ik ben al jaren straatmuzikant en hoor bij de negen beste van Amsterdam. Laatst heb ik nog de hele dag op de Dam gespeeld, tegen de oorlog in Oekraïne. Dat geld gaf ik meteen aan de Oekraïners die daar ook stonden. Wat ik speel? Bijvoorbeeld Armand, ‘Ben ik te min’. Voorbijlopende kinderen vinden het geweldig als ik De Kauwgomballenboom speel. En Janis Joplin scheurt door m’n ziel. Muziek gaat diep, hè, het is gigántisch fijn. Ik raad het iedereen aan die zich kapot en alleen voelt.”

Gitaar gekregen

“Hanneke daar is mijn groepsleider, maar ook mijn vriendin. Soms komt ze opeens m’n kamer binnen: ‘Hé Maartje, we gaan wat leuks doen.’ Zo nam ze me mee naar een opname voor ‘Soep, Sores & Soelaas’. Nadien heb ik een hele mooie gitaar van die mensen gekregen.” Trots trekt ze aan de Ajax-vlag om haar nek. “Ik ben Ajacied in opleiding. In deze regio hoor ik thuis. In Weesp – schrijf je dat op? W-E-E-S-P, Weesp – was ik een immens populair kindje, iedereen hield van mij. Het ging bergafwaarts met mij toen we verhuisden naar Alphen aan den Rijn.”

Verjaardagskalender voor kinderrechter

“Ik heb een verschrikkelijk lieve pleegvader. Op school ging het niet goed, ik was beter in werken dan in studeren. M’n cijfers kelderden na een paar dramatische gebeurtenissen. Mijn broertje, ook geadopteerd, heb ik opgevoed en ik hield ook zielsveel van m’n zusje. Maar ik was een lastige puber en moest uit huis. Ik had een mooie verjaardagskalender voor de kinderrechter gemaakt. Daar stond ik, papa’s handje vast. Het leek iedereen een goed besluit als ik een tijdje vertrok, maar ik was veel te jong.” Opeens: “Wordt dit trouwens opgenomen? En wie ben jij precies? Als je maar opschrijft dat ik trots ben op m’n adoptietijd in Weesp.”

Van de drank af

“Mensen schrijven soms over me dat ik een verwaarloosde, onverzorgde alcoholist ben, maar dat ben ik niet meer. Zo zie ik er ook niet uit, dacht ik, met m’n mooie Ajax-sjaal. Wel ben ik een tijd dakloos geweest. Overdag verbleef ik in het park, ’s nachts in de nachtopvang. Inmiddels kan ik redelijk goed van de drank afblijven, maar laatst kreeg ik wel weer een klap te verduren; een goede vriend overleed, en mijn vriendin – van het vrouwenteam van Ajax – ging bij me weg. Toen heb ik weer veel te veel gedronken. Daar zou ik wel vanaf willen.”

Flink samengewoond

“Ik krijg vaak te horen dat ik geen nee kan zeggen en dat mensen me uitbuiten. Daar willen ze me hier tegen beschermen. Soms moet ik inderdaad een beetje bijgestuurd worden. Dat zit ‘m in dat zwerversgedrag, dat anarchistische van mij. Maar dat heeft ook iets goeds, dat gaat over eigen baas zijn, je verantwoordelijkheid nemen.”

Ondanks haar vrolijke voorkomen zegt Maartje zich ‘vreselijk eenzaam’ te voelen. “Dat komt vooral door corona. Ik heb een paar keer flink samengewoond, maar vanwege besmettingsgevaar mocht ik m’n relatie niet op mijn kamer laten komen. Dat vind ik gewoon kut. Duidelijk, hè?”

Als het gesprek is afgerond: “Wat krijg ik voor dit interview? Een fiets?”

Maartje

Jacob

‘NIKS INTERESSEERDE ME MEER’

Wielrennen op tv, peukie in de hand – Jacob Verzijl is een gelukkig man. Maar daar ging een groot zwart gat aan vooraf. “Vanaf het moment dat ik over mijn problemen kon praten, ging het weer de goede kant op.”

Jacob Verzijl (73): “Ik heb van m’n zestiende tot m’n 61e gewerkt, eerst als vertegenwoordiger, later deed ik kantoorinrichtingen. Twaalf jaar geleden werd ik om economische redenen ontslagen, in die kloteperiode met die crisis. Daardoor kwam ik in een héél zwart gat terecht, ik ging er helemaal aan onderdoor. Alleen maar zitten, niks interesseerde me meer, totaal niks. Ik was helemaal van de wereld, waardoor ik zelfs geen WW-uitkering heb aangevraagd. Ik deed alleen nog het hoogstnoodzakelijke aan boodschappen, de buitenwereld zag me niet, ik zat echt verstopt. Als er werd aangebeld, deed ik gewoon niet open. Ik wilde er niet zijn.”

Stapels post

“Ondertussen stapelde de ongeopende post zich op. Omdat ik m’n rekeningen niet meer betaalde, werd ik m’n huis uitgezet. Toen ben ik bij een opvanglocatie van het Leger des Heils terechtgekomen. Zij hielpen me direct op gang qua uitkering en betaalachterstanden. Een mevrouw vertelde me om heel precies die toestand van dat zwarte gat te omschrijven. Dat stuurden we naar het UWV, waarna ik een gigantisch bedrag kreeg waarmee ik m’n schulden kon afbetalen. Ik kreeg een woning, maar toen begon het gesodemieter van vooraf aan.”

Dure jongen

“Momenteel zit ik in de vrijwillige bewindvoering omdat ik niet weer in dat zwarte gat wilde vallen. Een goeie bewindvoerder haalt overal geld vandaan, dus ik heb altijd geld. Ik kan naar het café en ik heb m’n biljartcluppie en m’n kookcluppie. Maar: medisch mankeer ik nog genoeg. Ik heb orthopedische schoenen, een slechte huid, een rollator, gehoorapparaatjes en een scootmobiel. Ik ben dus een hele dure jongen voor de zorgverzekering. Wel rook ik nog, ja. Ik heb nog een paar pleziertjes. Ik ben inmiddels al veertig jaar gescheiden, alleen zijn bevalt me beter. Ik doe van alles wat vroeger niet kon: wielrennen kijken, elk jaar met vrienden naar de Tour de France en andere wielerwedstrijden. Met m’n scootmobiel, één van m’n maten heeft daar een busje voor.”

Niet achterlijk

“Vanaf het moment dat ik over mijn problemen kon praten, ging het weer de goede kant op. Ik mag dan laag zitten, wist ik, ik ben niet achterlijk. Grotendeels ben ik zelf uit het dal geklommen, daar ben ik trots op, maar dat steuntje in de rug van het Leger des Heils was wel nodig. Nog steeds heb ik elke dag met iemand contact, voor praktische zaken, en om van me af te praten als dat nodig is. Misschien kan ik wel zonder, maar ik voel me er happy bij. Ik heb in de cliëntenraad van de opvang gezeten, en dan praatte ik graag met deelnemers over mijn ervaringen. Dan zei ik: als je nou ’s zo en zo doet, of tegen die en die wat zegt over dat en dat ... Om ze een beetje op pad te helpen. Tenminste, voor mijn gevoel dan, hè. Door corona is dat contact de mist in gegaan, dat mis ik wel.

Met alles wat ik nu doe en heb, ben ik ontzettend blij. Als het lekker weer is, zorg ik dat m’n scootmobiel is opgeladen en tuf ik lekker in de rondte. Aan het eind van de dag zorg ik dat uitkom op een terrasje, in de zon en uit de wind.”

‘IK HEB FIJNE DROMEN – PARTY, DISCO, LEKKER KOKEN, GEZELLIG’

De van oorsprong Somalische Rahma maakte veel huiselijk geweld mee. Haar ex zette haar het huis uit, Rahma raakte verslaafd en psychisch in de knoop. Er is weinig nodig om haar een glimlach te ontlokken, al worstelt ze nog steeds. “Die man deed BOEM tegen mijn buik.”

Rahma (55) ligt op haar zij in bed, in haar eigen kamer. Foto’s waar ze op schittert – met vriendinnen, pannenkoeken bakkend – sieren muren en de deur. Recent heeft ze vanwege haar diabetes prikjes in haar ogen gekregen in het ziekenhuis. Hier in de Majoor Bosshardtburgh wordt ze goed verzorgd en krijgt ze de nodige medicatie. Maar er is meer, zegt Rahma. “Ik heb ook psychische problemen, al vijftien jaar. Waar ik last van heb? Ik hoor stemmen. ‘Pleeg toch zelfmoord’, zeggen die. Dan zeg ik: ‘Nee, ga weg! Ik maak jou wel dood!’ Begeleider Hanneke knikt haar deelnemer liefdevol toe. “Goed zo, Rahma.” Rahma: “Door de tabletten hoor ik die stemmen niet meer zo vaak, ik droom vooral nog. Fijne dromen, ja; party, disco, lekker koken, gezellig.”

Wandelen via maatjesproject

“Ik werk bij 50|50 in AmsterdamNoord, in de tuin. En ik maak zelf mijn kamer schoon en doe de was. Elke woensdag spreek ik af met iemand van het maatjesproject. Dan gaan we samen wandelen, spelletjes doen – Rummikub – of eten. Haar twee kinderen neemt ze weleens mee. Zelf ga ik ook weleens wandelen.” Hanneke begint te lachen en kijkt Rahma quasi-streng aan. “Je mag niet meer bedelen, hè!” Rahma, verontschuldigend: “Ik krijg nog maar dertig euro per week, vroeger was dat zestig.” Wijzend op de rookwaar op tafel: “Een pakje sigaretten kost al acht euro! Maar ja, stress, hè. Elk nieuw jaar wil ik weer stoppen, maar het lukt niet.”

Babysitter in Rome

Rahma gaat rechterop zitten als Hanneke haar vraagt hoeveel talen ze kent. “Een beetje Engels, een beetje Nederlands, een beetje Arabisch, een beetje Somalisch en een beetje Italiaans. Vijf talen. Ik heb tien jaar in Rome gewoond. Daar was ik babysitter. Ik bracht kinderen naar het zwembad en naar school en ik waste hun kleding. Of ik zelf ook kinderen heb? Nee, ik heb drie miskramen gehad.”

Rahma maakt een schoppende beweging. “Die man deed BOEM tegen mijn buik. Hij had andere vrouwen, mijn vriendinnen, en zette mij uit huis. Tot die tijd had ik alles: een koelkast, wasmachine, magnetron, koffieapparaat, tostiapparaat, waterkoker, bad, bed, computer, kasten – alles! En ik had dure kleren, die heb ik allemaal achter moeten laten. Bij het Leger des Heils kreeg ik nieuwe kleren.”

Rahma

This article is from: