Dansen op het dak - Hanna Kraan & Jung-Hee Spetter

Page 1




Hanna Kraan

Dansen op het dak Illustraties: Jung-Hee Spetter

Lemniscaat

Rotterdam


Vierde druk, 2006 Omslag en illustraties: Jung-Hee Spetter Š Lemniscaat b.v. Rotterdam 1998 isbn 90 5637 102 9 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, geluidsband of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Litho’s: Litho-House, Rotterdam Druk- en bindwerk: Proost n.v., Turnhout Dit boek is gedrukt op milieuvriendelijk, chloorvrij gebleekt en verouderingsbestendig papier en geproduceerd in de Benelux waardoor onnodig en milieuverontreinigend transport is vermeden.


Inhoud De verlanglijsten zijn weg

9

De vreemdeling van het grote huis

28

Dansen op het dak

11

Een extra verrassing

32

Sinterklaas moet schuilen

14

Het laatste pakje

36

Geluiden in de nacht

19

Piet regelt de afvaart

40

Alles zit tegen

24



De verlanglijsten zijn weg In een zolderkamer van het paleis van Sinterklaas was Piet zijn koffer aan het pakken. ‘Even kijken, wat heb ik nodig in Nederland? Pyjama, heb ik. Wanten, wollen sokken, schaatsen...’ Er werd geklopt. ‘Nee!’ riep Piet. ‘Niet binnenkomen! Dan raak ik in de war. Ander keertje. Dag!’ ‘Doe open,’ zei een diepe stem. ‘De baas!’ Piet schoof gauw de koffer opzij en deed de deur open. Sinterklaas kwam binnen. Zuchtend ging hij zitten. ‘Piet, je moet me helpen.’ ‘Waarmee? Wat is er? Zijn de pepernoten aangebrand?’ Sinterklaas schudde van nee. ‘Speculaas kapot? Harten gebroken?’ ‘Nee, de...’ ‘Pakjes gestolen?’ ‘Nee, de...’ ‘Paard ziek?’ Sinterklaas gaf een harde klap op de tafel. ‘De verlanglijsten zijn weg! Weet jij soms waar ze zijn?’ Piet dacht na. ‘Nee. Nergens gezien.’ ‘Ze lagen in een doos. Netjes op volgorde. Maar nu is die doos ineens verdwenen.’

Piet haalde zijn schouders op. ‘Dan maar zonder lijsten. Dat is weer eens iets anders.’ ‘Maar dan weet ik toch niet wat de kinderen willen hebben?’ riep Sinterklaas. ‘Ik kan toch niet zomaar iets in de schoorsteen gooien?’ Piet stond al bij de deur. ‘Ik help wel even zoeken.’ Samen doorzochten ze het hele paleis, van beneden naar boven. Ze zochten in de kelder, in de keuken, in de kamers van Sinterklaas en in de gang. Ze keken in alle kasten, onder de bedden en achter de kapstok. Ze keken zelfs op het balkon. Aan het eind van de middag waren ze weer op zolder, in de kamer van Piet, maar de doos met verlanglijsten was nog steeds niet gevonden. Sinterklaas ging verslagen zitten. ‘Wat moeten we nu?’ Piet klopte hem op zijn schouder. ‘Dan blijven we toch hier? Dan slaan we een jaartje over. Lekker rustig.’ ‘Dat nooit!’ riep Sinterklaas. ‘De kinderen rekenen op ons. Nee, we gaan morgen gewoon naar Nederland, net als altijd.’ ‘Dan ga ik verder met pakken,’ zei Piet. Hij trok de koffer naar zich toe: ‘Wekker, heb ik. Zaklantaarn, bretels, tandenborstel...’ Sinterklaas kwam langzaam overeind. ‘Wat is dat voor een doos, in je koffer?’ ‘Welke doos? O, die doos. Daar zit mijn wekker in. Anders gaat hij kapot.’ 9


Met twee stappen was Sint bij de koffer. Hij trok de doos open. Daar lag een wekker, tussen snippers en propjes papier. ‘Dat is tegen het rammelen,’ legde Piet uit. Maar Sint luisterde niet. ‘De verlanglijsten!’ schreeuwde hij. ‘Daar! Daar zijn ze. Helemaal versnipperd en verkreukeld en verpropt! Hoe heb je dat nou kunnen doen?’ Piet slikte. ‘Bedoelde u díe doos... Die stond vanmorgen in de keuken, en ik dacht...’ ‘Laat maar,’ zei Sinterklaas. ‘Nu weet ik het weer. Daar had ik hem even neergezet, toen ik naar de pepernoten ging kijken.’ Hij zette de doos op tafel. ‘Nu maar gauw aan het werk. Alles gladstrijken, uitzoeken en vastplakken.’ Tot diep in de nacht brandde er licht in het oude paleis. De volgende morgen gingen Sinterklaas en Piet slaperig aan boord van de stoomboot. Maar de verlanglijsten waren weer heel. Ze waren alleen moeilijk te lezen, met al die kreukels en dat plakband. Je zou dus wel eens raar kunnen kijken, als je je cadeautjes uitpakt.

10


Dansen op het dak Sinterklaas en Piet stonden op een plat dak en keken uit over de stad. Sinterklaas zuchtte diep. ‘Mooi,’ zei hij zachtjes. ‘Wat is mooi?’ vroeg Piet. ‘Die daken.’ Sinterklaas maakte een weids gebaar. ‘Die zee van daken. Als ik dat weer zie, na een jaar, dan... dan...’ Piet knikte. ‘Ze liggen er mooi bij.’ ‘Dat bedoel ik niet,’ zei Sint ongeduldig. ‘Ik bedoel, als ik dat zie... al die daken, met daaronder al die mensen die op ons wachten, dan word ik helemaal blij. Hoe moet ik dat nou uitleggen?’ ‘Zo ongeveer?’ vroeg Piet en hij maakte een koprol. ‘Ja, zo ongeveer. Kijk uit!’ Piet stond op zijn handen in de dakgoot. ‘Pas op! Straks val je naar beneden!’ ‘Welnee,’ riep Piet en hij maakte een radslag. Sint sloeg zijn handen voor zijn ogen. ‘Niet bij de rand!’ Piet holde het dak op. Uit een schoorsteen kwam schallend gezang. ‘Zie ginds komt de stoomboot uit Spanje weer aan...’ 11



Piet begon te dansen. Hij sprong op en neer, hij draaide rond en zwaaide met zijn armen. Sinterklaas keek glimlachend toe en tikte de maat met zijn voet. Toen deed hij aarzelend een stapje naar voren, een stapje terug, en even later draaide hij stram over het dak. ‘Hoe waaien de wimpels...’ zong Piet al springend. Sinterklaas zwierde om de schoorsteen heen. Er knarste iets. Sinterklaas en Piet bleven staan. Er ging een dakraam open en twee nieuwsgierige gezichten keken naar buiten. ‘De Jansens,’ fluisterde Sint. ‘Stijve harken,’ mompelde Piet. ‘Bent u het,’ zei meneer Jansen. ‘We hoorden zo’n gestamp op het dak. Het leek wel of er gedanst werd.’ Sinterklaas en Piet keken elkaar aan. ‘Gedanst?’ ‘Op het dak?’ ‘Wat was het dán?’ vroeg mevrouw Jansen. ‘Bent u gevallen?’ ‘We lieten de pakjes vallen, hè Sinterklaas?’ zei Piet gauw. ‘De pakjes? O ja, de pakjes, dat is waar ook.’ ‘Dus dat was het,’ zei meneer Jansen. ‘Wij dachten echt even dat er iemand aan het dansen was. Maar een Goedheiligman danst natuurlijk niet.’ Sinterklaas zette zijn mijter recht.

‘En zeker niet op het dak,’ giechelde mevrouw Jansen. Piet keek aandachtig naar een kerktoren. Meneer Jansen schraapte zijn keel. ‘Wíj hebben hier wel eens gedanst.’ ‘U?’ vroeg Sinterklaas. ‘Hier?’ vroeg Piet. ‘Ja. Als het mooi weer is, zetten we hier stoelen neer...’ ‘We hebben geen balkon, ziet u,’ vulde mevrouw Jansen aan. ‘En dan drinken we hier koffie. En op een dag...’ ‘Toen speelde de buurman beneden viool...’ ‘En dat was zo mooi...’ ‘Toen hebben we hier gedanst.’ ‘Wat een goed idee,’ zei Sinterklaas. ‘Ja,’ zei Piet. ‘Zullen we?’ Uit de schoorsteen kwam vioolmuziek. ‘Sinterklaas is jarig...’ ‘De buurman!’ riep Piet. Hij trok de Jansens het dak op. ‘Doe het eens voor!’ Meneer en mevrouw Jansen keken onzeker naar Sinterklaas. Toen pakten ze elkaar vast en dansten over het dak. ‘Doe je dat zo,’ zei Sinterklaas en hij begon ook rond te draaien. Piet sprong bij de schoorsteen op en neer. ‘Gezellig!’ 13


‘Ja,’ riep Sinterklaas buiten adem. ‘Maar we moeten aan het werk.’ Piet hield zijn oren dicht. ‘Nog even!’ ‘We moeten echt aan het werk. Er staan zoveel schoenen op ons te wachten.’ ‘Werken kan ook zo,’ grinnikte Piet. Hij pakte de zak, gooide een chocolade-viool en een speculaaspop door de schoorsteen en danste naar het volgende dak. Sinterklaas danste achter hem aan. Meneer en mevrouw Jansen zagen het niet. Ze zagen alleen elkaar.

14

Sinterklaas moet schuilen De landweg was donker en nat. De bomen zwiepten en kraakten in de storm. ‘Hoor de wind waait door de bomen,’ zong Sinterklaas zachtjes. ‘Niet alleen door de bomen,’ mopperde Piet. ‘Ook door mijn kleren.’ ‘Ja,’ zei Sinterklaas. ‘Ik heb mijn dikste tabberd aan en mijn stormmijter op, en ik heb het nog koud.’ ‘Beestenweer,’ huiverde Piet. ‘Bah, nou gaat het nog hagelen ook.’ Sinterklaas stak een rode paraplu op, maar die woei meteen binnenstebuiten. ‘Dat helpt niet. We kunnen beter even schuilen.’ ‘Graag,’ zei Piet. ‘Daar is een boerderij.’ ‘Die schuur is dichterbij.’ ‘Kunnen we niet beter naar de boerderij gaan? Daar is het warm en daar hebben ze misschien een bordje soep voor ons.’ ‘Dat duurt te lang,’ zei Sinterklaas. ‘We nemen de schuur.’ Piet zuchtte en liep naar de schuur. ‘Hij is vast op slot. O nee, hij is open.’ ‘Komt dat even goed uit,’ zei Sinterklaas en hij ging met het paard naar binnen. ‘Heel goed,’ mompelde Piet.



In de boerderij begon een hond te blaffen. Piet deed gauw de deur dicht. De hagel roffelde op het dak. ‘Beestenweer,’ zei Piet. Sinterklaas wrong zijn tabberd uit en ging op een kist zitten. ‘Hier zitten we tenminste droog. En zo meteen...’ ‘Stil eens,’ zei Piet. ‘Ik hoor iets buiten.’ ‘Dat is de hagel op het dak.’ ‘Nee, ik hoor praten en die hond blaft weer.’ Sinterklaas haalde zijn schouders op. ‘Misschien krijgen ze bezoek op de boerderij, of...’ Hij hield op en keek naar de deur. ‘Wij krijgen bezoek,’ fluisterde Piet. ‘Daar komt iemand.’ De deur ging open en een fel licht scheen naar binnen. In de deuropening stond een politieagent met een zaklantaarn. Achter hem stond een man met een hooivork. Een grote hond sprong blaffend de schuur in. ‘Af!’ riep Piet. ‘Goed volk!’ en hij dook weg achter Sinterklaas. Sinterklaas ging staan. De hond hield op met blaffen en liep kwispelend naar voren. Sint aaide hem over zijn kop. ‘Goed zo. Braaf.’ ‘Wat moet dat hier?’ riep de agent. Sinterklaas keek op. ‘Goedenavond. Wij schuilen voor de hagel.’ ‘O ja? Waarom schuilen jullie dan hier, en niet in de boerderij?’ 16

‘We hebben weinig tijd en de schuur was dichterbij.’ ‘Smoesjes,’ zei de agent minachtend. ‘Het zijn inbrekers, Jaspers.’


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.