Anke Kranendonk 20 jaar schrijfster
Illsutratie: Peter-Paul Rauwerda (uit: Voetballen in de hemel)
ANKE KRANENDONK GEBOREN OP 16 MEI 1959
'Zelf doen,' was het eerste dat ik kon zeggen. Spelen was het eerste dat ik deed en wat ik al-
Ik haalde het bedlampje van de wand en nam
tijd ben blijven doen.
het mee onder de dekens tot bij mijn voeten-
Als kind speelde ik buiten: boompje klim-
einde. Zo las ik, met mijn tenen op het kus-
men, elastieken, touwtjespringen, kunsten
sen, in de hoop dat ik niet gesnapt zou
vertonen op de fiets en in het zwembad, bel-
worden. Nog één hoofdstuk, en daarna nog
letje trekken, stoepranden.
één. Nou, nog eentje dan, tot het boek uit
Ik zat op gymnastiek, op volksdansen, op de school- en werktuinen, op de knutselclub.
was. Op school had ik mijn werk meestal snel
Met mijn broers ging ik mee oude kranten
af, ik mocht dan gaan tekenen (wat ik haatte)
ophalen en ze doorverkopen aan de lom-
of een boek lezen. Aangezien de schoolbibli-
merd, met mijn vriendinnetje reed ik stie-
otheek uit een tiental boeken bestond die ik
kem in de oude daf van onze turnleraar.
allemaal allang gelezen had, legde ik ’s mid-
‘Waar hang jij toch altijd uit?’ vroeg mijn
dags mijn hoofd op mijn handen, liet de zon
moeder geregeld. Waar ik uithing? Ergens, in
op mijn gezicht schijnen en dommelde weg
het dorp, in de polder of aan de rand van het
terwijl ik droomde over fantastische turnsuc-
bos. Altijd was ik op pad en ik vond het heer-
cessen, glorieuze filmrollen en al wat dies
lijk.
meer zij.
Toen ik zes jaar was en leerde lezen, ben ik
Foto: Hans Bossmann
’s Avonds in bed maakte ik mijn meters.
Schrijven deed ik ook. De bovenmeester
op een zaterdagochtend naar de bibliotheek
vroeg mij verhaaltjes te schrijven voor de
gewandeld en heb mezelf aangemeld als lid.
schoolkrant, als enige van de klas. Het ver-
Drie boeken mocht ik mee naar huis nemen.
baasde me dat hij mij vroeg, maar ik stond er
Thuis las ik ze achter elkaar uit en ik liep
verder niet bij stil. Eens per half jaar kwam
weer terug voor een nieuwe set. Maar dat was
zo’n krant uit, vanaf de vijfde klas mocht je
niet de bedoeling: op één dag boeken lenen
er kopij voor aanleveren. Ik heb het drie keer
en ze ook weer omruilen, dat trok het sys-
gedaan. Achteraf gezien kan ik er een thema
teem niet.
in onderscheiden: eenzaamheid in je bestaan als buitenbeentje.
Maandelijks kwamen de leerkrachten bij
Aan het eind van de basisschool hadden
Bang om iets te kiezen wat ik na een paar
aan vast, liet de kinderen oefenen en zong
we een bonte avond. Ik schreef een toneel-
elkaar en werd samen met het bestuur de
maanden toch niet leuk zou vinden, besloot
een liedje voor ze. Aan het einde van de week
stukje, regisseerde het en speelde zelf de
gang van zaken besproken. Dat was saai,
ik mezelf een stevige, algemene basis te
zei de docent tegen me: ‘Alles leuk en aardig,
hoofdrol. Graag hield ik de touwtjes in han-
maar daarna kwam er een glaasje drank op
geven: de Pedagogische Academie! Ik werd
maar de volgende keer moet je toch de lessen
den.
tafel en gingen die oude mensen (Hoe oud?
lid van de grote stadsbibliotheek en las me
uit het boek behandelen, anders raken we te
Heel oud!) elkaar verhalen vertellen over
suf: ontwikkelingspsychologie, pedagogiek,
veel achterop.’
Op de basisschool wist ik al wat ik wilde wor-
vroeger en over het dorp. Ik smulde daarvan.
onderwijskunde, jeugdliteratuur, historische
den: toneelspeler. Maar mijn moeder vond
Of het allemaal waar was? Kon me niet sche-
pedagogiek. Heel wat meer dan in de lessen
zo’n sterrenwereld niets voor mij. Sportlera-
len. Als een verhaal maar goed verteld werd.
werd behandeld. Er ging een wereld voor me open, op een zolderkamertje in Amsterdam.
res dan. De sportjuf raadde me aan om eerst naar de Pedagogische Academie te gaan, dan
Aan het einde van de middelbare school
kon ik in geval van blessures altijd terugval-
moest ik een studie kiezen. Sportlerares,
in Badhoevedorp. De eerste dag was dat leuk,
len op een stevige, algemene basis.
toneelspeler, verloskundige, Nederlands,
het ritje was nieuw. De tweede dag kon ik wat
Met de bus reed ik naar mijn stageschool
pedagogiek, textiele vaardigheden, drama-
bijslapen in die bus. De derde dag dacht ik: o
basis! Ik wist toen al dat ik kinderen niet
therapeut. Alle folders liet ik opsturen en
god, moet ik nu mijn hele leven om half acht
wilde leren rekenen en spellen. Ik wilde spe-
het leek me allemaal leuk – voor even.
in een bus zitten die me naar een schooltje in
Maar ik hoefde geen stevige, algemene
Het werd de sportacademie. Ik holde wat
len!
Badhoevedorp brengt? Na een week was de
af, daar op het atletiekveld. Ik sloeg softbal-
spanning er wel af en zocht ik een nieuw
Toen ik net op de middelbare school zat,
len door de lucht, hing op mijn kop in de rin-
avontuur.
deed ik een cursus ‘voorturnen’. Ik werd het
gen, spoedde me van de ene theorieles naar
hulpje van de gymnastiekjuf op de vereni-
de volgende en belandde na een maand al in
Mijn stageweken vulde ik op mijn eigen manier in. De lesjes uit het boek vond ik
ging. Al op vijftienjarige leeftijd werd me de
het gips. Voor zes weken. Elke les zat ik op de
knap saai en fantasieloos. Ik verpakte ze in
sleutel van een gymnastieklokaal overhan-
bank toe te kijken en vond de docenten veel
verhalen, waarin ik verkeerde vervoegingen
digd en begon ik zelfstandig lessen te geven.
te prestatiegericht. Zo zou ik nooit willen les-
van de verleden tijd gebruikte of de getallen
Aan kleuters, aan jongens en meisjes van de
geven! Wilde ik überhaupt wel mijn hele
door elkaar husselde. De kinderen werden
basisschool, zelfs aan hun ouders en aan jon-
leven sportles geven? Nee! Wat wilde ik dan?
alert en wilden allemaal aan de beurt komen
geren van mijn eigen leeftijd. Ik deed het ge-
Wist ik niet! In januari ging ik van die school
om mij te vertellen dat ik iets niet helemaal
woon!
af.
goed deed. Ik knoopte er een beetje theorie
‘Meneer,’ zei ik. ‘U moet wel opletten.’ De pa heb ik keurig afgemaakt en het diploma heb ik in het kistje gelegd, bij mijn zwem- en verkeersdiploma’s. En toen ben ik gaan spelen.
VA N H U I L E N K R I J G J E D O R S T
H O E G A AT H E T ? G O E D Hoe gaat het? Goed kreeg in 1999 een eervolle vermelding van de jury van de Unesco-prijs voor jeugdliteratuur en tolerantie.
Ik schreef van alles. Altijd. Verhaaltjes voor in de klas, liedjes, stukjes voor theater, een eenvoudige methode om te leren kantklossen, gebruiksaanwijzingen. Dat laatste was niet zo’n succes, de uitgever vond ze te grappig. Dat mocht niet. Ondertussen zat ik op de middelbare school, ging ik naar de sportacademie en er weer vanaf, studeerde voor onderwijzeres – wat ik eigenlijk niet wilde worden –, speelde in het theater en voor de televisie. Totdat ik begin dertig was en er in één jaar tijd een aantal mensen stierven van wie ik veel hield. Onder andere mijn vader en mijn moeder. Ze werden ziek, terwijl ik net mijn eerste kindje had gekregen en haar zo vurig grootouders toewenste. Mijn ouders hadden al veel kleinkinderen: de oudste was tien, de jongste nul. De wijze waarop ze met hun ziekte en naderende dood omgingen was zo open, zo vanzelfsprekend, zoveel ruimte latend voor gevoelens en vragen, dat het een diepe indruk op mij heeft achtergelaten. Ik wilde erover schrijven. Geen lied, geen theater-
‘Kranendonk schetst in haar boek een geloofwaardig beeld van de ogenschijnlijk tegenstrijdige reacties van Joris. Zijn gedrag varieert van het volkomen negeren van de naderende dood van zijn lievelingsoom tot het, op een onbewaakt ogenblik, doen van ontroerende uitspraken.’ – Cornald Maas in de Volkskrant, 1993
tekst, maar een boek zodat een kind het zou kunnen lezen. In zijn eentje of veilig bij iemand op schoot. Een monumentje, voor mijn pa en ma.
VA N H U I L E N K R I J G J E D O R S T I S H E R U I T G E G E V E N M E T D E N I E U W E T I T E L VOETBALLEN IN DE HEMEL.
Toen Van huilen krijg je dorst was verschenen, werd ik benaderd door een arts van het Wilhelminaziekenhuis te Utrecht. Hij behandelde kinderen met aids en vroeg mij daar een leuk boek over te schrijven. De toon van Van huilen krijg je dorst was hem bevallen en hij wilde graag dat meer bekend werd over kinderen met aids. Een leuk boek. Hoe moest ik een leuk boek schrijven over zo’n onderwerp? Ik besloot om betrokkenen om de tafel te zetten: de kinderarts, een pedagoog, een psycholoog, medewerkers uit het ziekenhuis, ouders. Ik stelde hen de vraag: ‘Als jij hierover een boek zou moeten schrijven, wat zou je dan vertellen?’ Stuk voor stuk vertelden ze aangrijpende verhalen. Eén ervan raakte mij diep. Die kinderen en hun gezin leefden vaak in een groot isolement. Nagenoeg niemand vertelde de omgeving dat zijn kind aids had, uit angst voor uitsluiting. En toen was er een meisje dat in haar klas een spreekbeurt hield. Ze kwam binnen met een sporttas vol medicijnen, die ze leeg kieperde boven een tafel. ‘Dit slik ik op één dag,’ vertelde ze. ‘Ik heb namelijk aids.’
‘Een ontroerend verhaal, niet alleen over de strijd tegen de dood, maar vooral over die voor het leven.’ – Lieke van Duin in Trouw, 1997 ‘Beste Anke, Ik ben Annica en ik vind jouw boek Hoe gaat het? Goed, goed. Je kunt goed schrijven. Schrijf je terug? Groetjes van Annica’ (1999)
Het boek schreef ik in de jaren negentig. Toen ik het bijna had voltooid, kwam er een nieuw medicijn op de markt waardoor de levenskans voor deze kinderen misschien kon worden vergroot. Of dat ook echt het geval zou zijn, was nog niet bekend. Daarom heb ik het boek een open einde gegeven. Hoe zou het nu met Don uit het boek zijn? Zou hij nog leven? En hoe was het om als veertienjarige aan een toekomst te bouwen, in de wetenschap dat hij misschien heel snel zou sterven?
P R I J S : € 9 , 9 5 | I S B N : 9 7 8 9 0 5 6 3 7 1 0 4 3 | U I T G E V E R I J L E M N I S C A AT
IK KOM ZO Geïllustreerd door Jung Hee Spetter
‘Ik heb het twee keer voorgelezen, toen kende mijn kind het uit haar hoofd. Ze ging op het kleed liggen lezen. Hardop, en als ze de moeder was, leek haar stem verdacht veel op de mijne…’ – Myrn
‘Mam, wanneer gaan we naar opa?’ ‘Straks, kind.’
‘Mam, wanneer gaan we nou?’ ‘Straks, dat zei ik toch.’ ‘Wanneer dan?’
‘Nou, zo meteen.’
Het duurde uren voordat we gingen. ‘Straks moet je naar bed, je mag nog wel even buiten spelen.’ Straks? Binnen vijf minuten moest ik al weer binnen zijn.
Straks, een woord van elastiek. Het is zo rekbaar als wat, en een volwassene bepaalt hoe lang het wordt. Ik maakte een verhaal voor een prentenboek. Het was nog even zoeken naar een geschikte tekenaar. Eerst hadden we
iemand die het kind vervelend maakte, maar dat was niet de boodschap. Het kind is niet vervelend, de moeder is onduidelijk! Jung Hee Spetter heeft er een goede draai aan gegeven. Een draai naar mijn hart!
P R I J S : € 1 3 , 9 5 | I S B N : 9 7 8 9 0 5 6 3 7 1 2 8 9 | U I T G E V E R I J L E M N I S C A AT
IK WORD NOOIT NORMA AL ‘Ik word nooit normaal is een met veel gevoel geschreven, en bij vlagen ontroerend boek, waarin bijna elke jongevrouw-in-ontwikkeling zich zal herkennen.’ – Alice Plekkenpol in Tubantia, 1998
Schrijven is net als bakken. Afhankelijk van
Neem daarbij de verwarring die je als zes-
of het een cake of een boterkoek wordt, doe
tienjarige over je eigen leven voelt, et voilà: de
je een mengsel van bloem, boter, suiker en
basis voor een boek.
eieren in bepaalde verhoudingen in een kom. Zo is het ook met schrijven: ik stop een paar herinneringen, alledaagse gebeurtenissen en iets wat ik heb gehoord of gelezen in een
‘Is alles dan echt gebeurd?’ vragen kinderen vaak aan me. Nee hoor, alles is echt verzonnen. Ook in dit boek.
apart kamertje van mijn hersenpan. Daar stop ik een grote dosis fantasie bij en ik laat het een tijd pruttelen, totdat de stoom uit mijn oren komt. Dan moet het verhaal geschreven worden. Zo ontstond Ik word nooit normaal. Ik had een oma van wie ik heel veel hield. En als vakantiehulp werkte ik in het bejaardenhuis. Bij heel wat mensen heb ik de kousen aangetrokken, het gezicht gewassen, hun kamers schoongemaakt en liedjes met ze gezongen terwijl ze knetter dement waren. Hun
‘Opeens komt alles weer terug. Alleen op de gang met een trommeltje vol saaie boterhammen. De vieze, vieze tafels in de aula. Het opstellen van de pikorde en de ontgoocheling toen ik in de lagere regionen terechtkwam. Wat Anke Kranendonk beschreven heeft in Ik word nooit normaal is grotendeels ook mijn verhaal.’ – Catelijne Coopmans in De Limburger, 1998
kromme houding, hun uitgezakte lijven, de mensonterende aftakeling bij sommigen, het verdriet in de ogen en soms ook het plezier staan op mijn netvlies gebrand.
P R I J S : € 1 4 , 9 5 | I S B N : 9 7 8 9 0 4 7 7 0 1 5 2 1 | U I T G E V E R I J L E M N I S C A AT
DAG BOET Met illustraties van Sandra Klaassen
Als kind was mij het verschil geleerd tussen hoe ik heet en hoe ik word genoemd. Ik heet namelijk Johanna Adriane, maar ik word Anke genoemd. Wanneer mensen aan mij vroegen: ‘Hoe heet jij?’, dan wist ik dat ze bedoelden: ‘Hoe word je genoemd?’ Wat moest ik antwoorden? Als ik hen vroeg wat ze precies bedoelden, dan keken de volwassenen me glazig aan en lachten meewarig: zo’n klein kind dat nog niet wist wat ze bedoelden. Nou, wat dan? Uiteindelijk heb ik er iets op gevonden. Hoe ik heet? Johanna Adriane Anke Kranendonk. En dan begonnen ze te lachen, die volwassenen.
Toen we eenmaal verhuisd waren en ik weer eens naar mijn oude wijk fietste, trof ik daar de groenteboer met zijn bus vol groente. Hij gooide een kist aardappels leeg in een grote weegschaal. ‘Hallo!’ riep ik enthousiast door het gerommel van de aardappels heen. Ik wist dat ik een wortel zou krijgen, die kreeg ik immers altijd. De man hield zijn kist even recht en keek me aan. Geen enkele blik van herkenning. Hij zei me droog gedag en ging weer verder met zijn werk. Ik keerde mijn fiets en reed terug naar huis, waar ik nog niemand zo goed kende als onze groenteman.
Toen ik vijf jaar was, kreeg ik te horen dat we gingen verhuizen naar een veel groter huis met een enorme tuin eromheen. Ook dit was voor mij een grote zaak om over na te denken. Aan de ene kant vond ik het fantastisch en spannend, aan de andere kant wist ik dat ik moest achterlaten wat me zo vertrouwd was.
Dag Boet is gesitueerd in mijn geboorteplaats Baarn. Hoewel ik de plekken wat door elkaar gehusseld heb, is het toch onmiskenbaar mijn oude vertrouwde wijkje, waar ik mijn eerste levenservaringen zo intens heb beleefd.
Terwijl ik de bekende route naar mijn kleuterschool liep, maakte ik in gedachten een lijstje:
OUDE HUIS
NIEUWE HUIS
De zon door de openslaande deuren naar de tuin De grote ronde granieten zandbak Mijn kastjes in de slaapkamer
Heel grote achtertuin Misschien een schommel en een wip Het spookhol op zolder Oma die bij ons komt wonen
P R I J S : € 1 2 , 9 5 | I S B N : 9 7 8 9 0 5 6 3 7 3 8 6 3 | U I T G E V E R I J L E M N I S C A AT
‘Dag Boet is mijn lievelingsboek. Ik heb het al vier keer gelezen.’ – Lammie
‘Het boek is opgebouwd uit plezierige korte hoofdstukjes met een soms verrassende clou, die toch samen één verhaal vormen. Jammer dat er af en toe een bastaardvloekje (getsie) in de tekst staat.’ – Hans van Holten in Reformatorisch Dagblad, 2002
VRIEND! Met illustraties van Sandra Klaassen
‘Een prachtig voorbeeld van zorg voor het weerloze dier vinden we in Vriend!’ – Bas Maliepaard in Trouw, 2012
Als de dood ben ik voor vogels. Die snavels die in je ogen kunnen prikken, die fladderende vleugels waarmee ze rakelings over je haren vliegen, verschrikkelijk. En toch schreef ik een boek over een vogel. Dat komt door mijn broer. Toen hij zestien jaar was, had hij lange krullen, reed op een paarse Puch (4 bak) en versierde de meisjes op school. Hij was ook de jongen met de kraai, die hij ooit had gevonden als verminkt beestje en die was uitgegroeid tot een brutale, jaloerse en trotse vogel. Mijn broer vond het geweldig om mij met dat beest te plagen. Liep ik op blote voeten door de
P R I J S : € 1 3 , 9 5 | I S B N : 9 7 8 9 0 5 6 3 7 2 0 7 | U I T G E V E R I J L E M N I S C A AT
tuin, dan zei hij: ‘Gerrit, pak Anke.’ De kraai hipte naar me toe, pikte in mijn voeten en ik vluchtte het huis in. Maar onder de lagen stoerheid zag ik in mijn broer een klein, kwetsbaar mannetje, met geduldige handen voor elk verwond dier. Dat heb ik als uitgangspunt genomen voor Vriend. Ik vond mezelf geweldig knap dat ik Bob in het boek de vogel liet oppakken. In gedachten moest ik de handelingen zelf verrichten. Brrr. Ik kon het dan ook niet laten mezelf een compliment te geven: Langzaam laat Bob de vogel in de doos zakken. ‘Wat doe je dat goed,’ zegt mama. Bob doet net alsof hij haar niet hoort.
‘Met weinig woorden veel kunnen zeggen. Dat is niet veel mensen gegeven. Anke Kranendonk beschikt over dat talent.’ – Marjan Kok in Tubantia, 2001
LIEVER EEN HOND
Writer’s block
Met illustraties van Sandra Klaassen ‘Ik vind het zoooo leuk dat u boeken schrijft. In groep 6 werden we voorgelezen uit Liever een hond. Dat boek was gewoon geniaal! Weet u, als ik later ietsje ouder ben, word ik ook schrijfster.’ – Julia, 2011 Soms waren mijn verhalen in één keer goed.
Met mijn zoon, die toen zes jaar was, ging ik langs bij een kennis waar twee kleine cavia’s waren geboren. Ik was ontroerd door de vriendelijke wijze waarop mijn zoon met de beestjes omging en dacht: ik vraag of hij zo’n kleintje mag hebben. Toen het beestje groot en sterk genoeg was, toog ik met mijn zoon weer naar de kennis. We stonden gebogen over de cavia’s en ik vertelde hem dat hij er één mocht uitkiezen. Waarop mijn zoon in mijn oor fluisterde: ‘Ik heb liever een hond.’ Tja, dat was heel wat anders. Met Theo (zo noemde mijn zoon het beest!) reden we terug naar huis. Daar deden we hem in een kooi, gaven hem vers hooi, water en lekker eten. Mijn zoon keek niet naar Theo om, ook al moest hij dat van mij dagelijks doen. Op een dag kwam er iemand bij me op bezoek. Ze keek naar de cavia en zei: ‘Wat een mal beest, daar moet je een boek over schrijven.’ Over Theo? Wat dan? Dat beest deed niets, zat de hele tijd alleen maar in zijn hok. Toch ging ik erover nadenken en al snel volgde een boek. De titel had ik al!
Ik moest nog wel eens wat veranderen, maar
met de schrijverij. Ik keek door het raam van
de kern had ik te pakken.
mijn werkkamer en zag een man uit een auto
Het kwam ook wel eens voor dat ik gebeld
P R I J S € 1 3 , 9 5 | I S B N : 9 7 8 9 0 5 6 3 7 5 3 1 7 | L E M N I S C A AT
stappen. Met een apparaat op zijn rug liep hij
werd door de redacteur met de boodschap
de straat op en spoot alle strepen op de weg
‘dat we even moesten gaan lunchen’.
weer oogverblindend wit.
Dan wist ik het wel. De redacteur, of de uitgever, zat tegenover me in een lawaaiig restaurant, keek me diep in de ogen en zei: ‘Wat wil je nou eigenlijk zeggen?’ ‘Uhm, nou, dat ik, dat het, dat uh. Is het niet duidelijk?’ Nee, het was nog niet duidelijk. We
Wat een heerlijke baan! Gewoon strepen wit spuiten. Lekker duidelijk! Dat wilde ik wel worden: wittestrepenspuiter. Toen belde mijn collega Edward van de Vendel. Hij had een plan bedacht: de Slashreeks. Een jongere vertelt zijn of haar verhaal aan een schrijver, die daar vervolgens een roman over schrijft. Geen journalistiek
moesten nog wat lagen afpellen, ik moest nog
verslag, maar een verhaal dat boven het
helderder voor mezelf formuleren wat de
persoonlijke verhaal uit zou stijgen.
kern van het verhaal was. Als ik die eenmaal te pakken had, dan diende de vorm zich vanzelf aan.
Of ik eraan mee wilde werken. ‘Omdat jij jongeren snapt en goed kunt schrijven’, zei Edward. Maakte Edward een grapje? Nee, hij
Ik had eens een personage bedacht dat Danny
meende het.
B heette. Het hele verhaal had ik voor ogen
Ik keek naar buiten. De man was in zijn
(ik verklap het niet, want ooit wordt het een
auto gestapt. ‘Dag hoor!’ riep ik vanachter het
boek!), ik heb er zelfs drie versies van
raam. ‘Ik blijf toch maar hier!’
geschreven. Maar er klopte iets niet. Ik kon
‘Anke beschrijft haar kleuter ondeugend, ongedwongen en overtuigend. Meesterlijk is de scène waarin Kees zijn cavia met een riempje buiten de supermarkt vastzet aan een fietsenrek. Dat soort momenten maakt het boek ook nog grappig.’ – Bas Maliepaard in Algemeen Dagblad, 2004
Ik kan het niet meer, dacht ik. Het is klaar
Danny B legde ik in de kast en ik ging
niet uit de voeten met het karakter van
nadenken over de Slash-reeks. Ik dacht aan
Danny B, ik kreeg de vorm niet te pakken, ik
iemand die ik ooit had geïnterviewd voor een
weet het niet. Ik ploeterde en worstelde,
televisieprogramma. Maar toen belde mijn
maar de uitgever was niet tevreden.
nichtje.
‘Verfrissend… In dit boek worden de dood van een jongen en het verdriet van de nabestaanden zonder omwegen, bijna rauw, beschreven. Het verhaal komt aan als een linkse directe.’ – Karel Berkhout in N R C Handelsblad, 2008
ALLES IS WEG Met Lieke Kranendonk
Een paar weken nadat Edward mij had ge-
Lieke vertelde me dat ze een monumentje
Nadat dit geschreven monument voltooid
vraagd om voor de Slash-reeks te schrijven,
wilden oprichten voor hun overleden vriend,
was, heb ik Lieke gevraagd of ik een roman
belde mijn nichtje Lieke.
en ze vroeg me daarbij te helpen. Ze wilde dat
mocht schrijven over haar verhaal. Ze stemde
ik de vrienden en familieleden zou intervie-
toe, maar vond het ook doodeng. Net als ik -
wen over hun herinneringen aan Muis, over
ik wist dat ik haar moest gaan vragen hoe het
Het was tien jaar geleden dat haar boezemvriend Muis voor haar ogen van de brug af viel en verdronk in de rivier. Hij was vijftien
hoe ze de periode na het ongeluk hebben er-
nu precies gegaan was: waar stond jij op die
jaar, net als Lieke.
varen en hoe het nu met ze gaat.
brug, waar stond Muis, hoe viel hij precies,
Ook al is die gebeurtenis inmiddels lang geleden, nu nog voel ik haar ontreddering en
Dat heb ik gedaan. Het was een bijzondere
hoe keek hij, riep hij nog wat? En toen? Hoe-
ervaring dat al deze mensen ongekend open-
lang hebben jullie op de brug gestaan? Eén seconde? Tien? En toen, en toen?
die van alle vrienden en familieleden. De to-
hartig tegen mij waren en me vertelden over
tale schok, het in één klap afgesneden zijn
hun gevoelens van toen en nu. Vaak voor het
van hun onbezorgde kindertijd, dat alles
eerst sinds tien jaar.
‘Ik heb uw boek Alles is weg gelezen voor een boekverslag, maar wat kunt u goed schrijven!! Ik heb er gewoon om moeten huilen. Echt, als dit boek ooit verfilmd zou worden, ben ik de eerste die de film wil kopen. Super goed!!!! Graag reactie terug? Mvg. Roald’
Lieke moest heel ver terug in herinneringen die ze tien jaar lang had weggestopt.
staat me nog scherp voor ogen. Binnen vijf minuten was niets meer wat het ooit was ge-
Ze heeft het gedaan! En hoe!
weest. Tien jaar lang had Lieke erover gezwegen, net als alle anderen. Maar het is van grote invloed geweest op hun leven: op het aangaan van relaties, op schoolkeuzes en -prestaties, op het vertrouwen in het leven, op hun dromen.
PRIJS: € 13,95 | ISBN: 978 90 451 0648 9 | UITGEVERIJ QUERIDO E-BOEK | PRIJS: € 10,95 | ISBN: 978 90 451 0819 3 | UITGEVERIJ QUERIDO
‘Zo precies en zo raak wordt het leven van een puber bijna nooit beschreven.’ – Thomas de Veen in N R C Handelsblad, 2009 ‘Dag schrijfster, Ik heb uw boek Daar gaan we weer gelezen en ik vond het prachtig! U moet vooral doorgaan met schrijven!’ – Groeten van Marc
DA AR GA AN WE WEER Mijn middelbare schoolperiode is niet helemaal vlotjes verlopen.
Al jaren verzamel ik krantenartikelen. Malle, aangrijpende,
In de vierde klas van het vwo bleef ik zitten. Veel tijd om huis-
bijzondere artikelen, allemaal mogelijke aanzetten tot een
werk te maken had ik niet: na school gaf ik gymnastieklessen en
verhaal.
in het weekend werkte ik in het bejaardenhuis. Had ik tijdens de lessen nou maar opgelet, dan was ik vast nog
Toen ik de hoofdpersoon Sean had bedacht, vond ik hem een jongen die de krant las. Niet het nieuws, geen achter-
wel overgegaan. Maar dat deed ik niet! Ik stuurde lyrische doch
grondartikelen, nee, juist die kleine, onopvallende, gekke be-
niet gemeende liefdesbrieven naar mijn klasgenoten, lag gere-
richtjes. Ik heb veel van die knipsels dan ook in het boek
geld flauw van het lachen in mijn bankje en vulde mijn half inge-
verwerkt – en ik heb er nog heel veel over.
vulde proefwerken aan met een gedichtje over de docent of de situatie in de klas. Door een hersenschudding als gevolg van een brommeronge-
En dan de titel. Ik had er een. Een heel goede. Net toen het boek naar de drukker zou gaan, werd ik gebeld door Lemnis-
luk (achterop bij die broer met zijn paarse Puch) en door liefdes-
caat: ‘Wist je dat zojuist het eerste boek van een serie is ver-
verdriet bleef ik nog een keer zitten en belandde ik op de havo,
schenen met als titel…’
waar ik keurig mijn diploma heb gehaald. Toen ik kinderen kreeg heb ik ze alle drie gewaarschuwd: ‘Doe het niet als je moeder, let goed op tijdens de lessen, zorg dat je als een speer in één rechte lijn door je middelbare school vliegt.’
‘Dat heb ik weer,’ zei ik en ik moest op zoek naar een andere. Heel wat woorden, zinnen, halve zinnen uit het boek hebben we toen de revue laten passeren. We kwamen er niet uit
Niets van dat al.
en ik pluisde opnieuw het verhaal uit op zoek naar een titel,
Tja, dan heb je snel een verhaal te pakken.
verzuchtende: ‘Daar gaan we weer.’ O, en de moeder van Sean: je begrijpt dat die in de verste verte totaal helemaal niets van mij heeft!
P R I J S : € 1 4 , 9 5 | I S B N : 9 7 8 9 0 4 7 7 0 1 4 1 5 | U I T G E V E R I J L E M N I S C A AT
‘Sam is een jongen om van te houden. Zijn verdriet en verwarring na de dood van Vuur zijn puur en zo raak opgeschreven. Kranendonk blijft in korte zinnen heel dicht op de huid en in het hoofd van de jongen, waardoor het al snel lukt om met hem mee te denken en te voelen.’ – Jaapleest, 2010
VUUR
Sommige boeken komen uit mijn tenen. Vuur is er daar één van. Als een kind niet lekker in zijn vel zit, als het zorgen heeft of verdriet, dan gaat leren op school niet vanzelf. Er zijn docenten die dat snappen, maar sommigen niet. Wanneer ik scholen bezoek, kom ik wel eens een leerkracht tegen die een kind niet begrijpt, die niet ziet dat een kind het zwaar heeft. Dat gaat me aan mijn hart, telkens weer. En dan maak ik het zelf mee bij een van mijn drie kinderen. Verdriet, onzekerheid, je niet begrepen voelen – het speelt hem allemaal parten en hij blokkeert volledig. Eerst moest ik zorgen dat het beter ging met mijn zoon, maar ondertussen speelde door mijn hoofd: later ga ik hierover schrijven. Dat werd Vuur, het verhaal over Sam, zijn hond, zijn vrienden en zijn juf. Tegenover de strijd die hij met haar voert, wilde ik een volwassene plaatsen die een kind neemt zoals hij is en niet maakt tot wat hij zou moeten zijn. Maar dat niet alleen, ik wilde een personage dat een kind tot steun kan laten zijn zonder daar woorden aan vuil te maken: een kwaliteit die in elk kind schuilt. Die volwassene is mijn moeder geworden. Ik heb haar even van haar wolkje teruggehaald en deze geweldige eigenschap van haar gebruikt om Sam te helpen. Hij is er flink van opgeknapt!
‘Dank, het was een geweldige ervaring om van Sam te lezen. Ik voel wat hij voelt. Dat beschrijf je niet, maar wat je wel schrijft maakt de beleving zo intens. Heb ik potverdrie weer om een boek van jou gelachen, gedacht, gegniffeld en gejankt. Ik wil ook een Wiwi en een geheimenpotje voor alle Sammen en voor mezelf.’ – Andrea
P R I J S : € 1 3 , 9 5 | I S B N : 9 7 8 9 0 4 7 7 0 2 4 8 1 | U I T G E V E R I J L E M N I S C A AT
Zoals muzikale mensen makkelijk het dialect van anderen kunnen overnemen, zo kon ik makkelijk het gedrag van anderen overnemen: net iets wilder dan ik eigenlijk was, net iets beleefder, iets rustiger, iets brutaler, iets chiquer. Of anderen dat doorhadden, wist ik niet. Thuis, in mijn bed, keek ik naar de zoldering en overzag de dag. Meestal verzuchtte ik: morgen ga ik het anders doen. Geen gekke dingen meer, me niet meer laten meevoeren door wie dan ook. Een rechtop meisje, met haar voeten op de vloer en haar hoofd bij de les, dat de Franse woordjes er moeiteloos in stampt.
LY N N ! Soms denk ik dat ik een ballon aan mijn hoofd heb hangen. Waar anders moet ik alle impressies laten die ik automatisch opsla? Waar liet ik ze vroeger, toen ik buiten speelde, op mijn kop aan een rekstok hing, achterstevoren op mijn fiets probeerde te rijden, bij vriendinnen op bezoek ging en ondertussen alle indrukken naar binnen slurpte? Ik vond het heerlijk om bij vreemden op bezoek te zijn. Ik keek mijn ogen uit, zette mijn oren wijd open en mijn voelsprieten op scherp. De combinatie van nieuwsgierigheid en me ongemakkelijk voelen, verlegen zijn en het verlangen naar mijn eigen huis, waar mijn broers en zus waren en alles zo vertrouwd was (maar niet altijd even leuk!), maakten de bezoeken aan vrienden altijd spannend. Ik observeerde, acteerde, reageerde en sloeg alles op.
Is Anke Lynn? Is Lynn Anke? Ja. Net zozeer als Sean Anke is (Daar gaan we weer), zijn moeder Anke is, net zoals ik Bob ben in Vriend, maar ook zijn moeder en zijn vriend. Ik ben Sam in Vuur, en ook zijn vader en zijn moeder en zijn vriendinnetje in de boom. In elk personage zit wel een klein beetje van mezelf, uitgekristalliseerd en opgeblazen tot een nieuw karakter. Of juist niet. Kees uit Liever een hond heeft een bloedhekel aan zwemles en het diepe water. Dat had ik niet. Integendeel, ik sprong in elk zwembad. Hoe dieper, hoe leuker. Me inleven in een personage dat juist bang is voor dat water, maakt het schrijven zo leuk. Want als ik er bang voor zou zijn geweest, dan was ik zo bang geweest als Kees!
‘Realistisch en grappig, doet in niets denken aan de soapachtige boeken die nogal eens voor deze doelgroep geschreven worden.’ – Inge Happé van Boekhandel Bloemendaal
P R I J S : T / M M E I 2 0 1 3 € 1 0 , 0 0 D A A R N A € 1 4 , 9 5 | I S B N : 9 7 8 9 0 4 7 7 0 5 3 1 4 | U I T G E V E R I J L E M N I S C A AT
VOETBALLEN IN DE HEMEL Met illustraties van Peter-Paul Rauwerda
Het bijzondere van uitgeverij Lemniscaat is dat bijna alle boeken in het fonds blijven. Dat geeft na twintig jaar een mooi plaatje van mijn oeuvre. Helaas is toch mijn debuut Van huilen krijg je dorst [zie pagina 6] in het niets opgegaan. Dat vond ik jammer, omdat er nog geregeld naar verwezen of gevraagd werd. Voor dit jubileum leek het me fijn als het boek weer in druk zou komen. Ik herlas het en besloot het verhaal groter te maken. De band van de jongen met zijn oom heb ik uitgewerkt, en ook die met zijn buurjongen. De vader heb ik een rol in het verhaal gegeven, terwijl die eerst ergens op de grote vaart dobberde.
Waar ik er in Van huilen krijg je dorst voor koos expres niet de ziekte van de oom te noemen, maar de nadruk te leggen op het proces van afscheid nemen, daar noem ik in Voetballen in de hemel die ziekte wel expliciet. Tijden zijn veranderd, ziektebeelden zijn veranderd, en ook de omgang van volwassenen met kinderen is anders geworden. Eén ding verandert nooit: het wezen van een kind. De eerste aanraking met leven, dood, liefde, verlies, pijn en vriendschap kan ongelooflijk intens zijn. De grens tussen onbevangenheid en bewustwording is magisch, kwetsbaar, ontluisterend, diepgaand. Ik zal erover blijven schrijven.
P R I J S : T / M M E I 2 0 1 3 € 1 0 , 0 0 D A A R N A € 1 3 , 9 5 | I S B N : 9 7 8 9 0 4 7 7 0 5 4 1 3 | U I T G E V E R I J L E M N I S C A AT
AVI-BOEKEN VOOR UITGEVERIJ ZWIJSEN
Een boek is een boek dat gelezen moet worden om de noodzaak waaruit het geschreven is. Lastige woorden, lange zinnen, moeilijke thema’s? Als een kind gegrepen wordt door een boek kan het alles aan. Alles? Ja, want de rest kan hij de volgende keer aan. Als het weer zover is dat ik een boek moet schrijven, houd ik me niet aan leesregels; stijl en vorm dienen zich als vanzelf aan. Niettemin vind ik het ontzettend leuk om te schrijven voor Zwijsen, de uitgeverij die zich juist richt op de schoolmarkt en elke leerling in staat stelt om kilometers te maken met lezen. Met weinig woorden, éénlettergrepige woorden en zelfs maar een aantal letters toch een leuk verhaal schrijven vind ik een heerlijke puzzel. En ook verhalen schrijven met idioot lange en ingewikkelde woorden die ik anders nooit zou gebruiken, in zinnen waaraan maar geen punt wil komen, op een manier dat een kind het boek in één ruk wil uitlezen, is een hartstikke leuke uitdaging.
Een aantal jaren geleden ging het avisysteem op de schop. Volgens de ‘werkgroep geleerde geletterden’ van de universiteit van een of andere plaats was voortaan niet meer de hoeveelheid lettergrepen van belang, maar het gemiddeld aantal letters per woord en het aantal woorden per zin. Zwijsen was er als de kippen bij en vroeg mij om een boek op avi9 plus-niveau te schrijven. Dat deed ik. Het verhaal ging over de liefde: Dubbel Verliefd. Ik liet een jongen en een meisje om de beurt vertellen hoe ze verliefd waren geworden op elkaar en hoe die liefde al snel desastreus eindigde.
DUBBEL VERLIEFD | BOEKBENDE SERIE 1 | PRIJS: € 12,25 | ISBN: 978 90 276 7458 6 UITGEVERIJ ZWIJSEN
Ik schreef: Zodra de polyester zeilboot schuin overhelde, hing ik in mijn grote trapezebroek boven het water waarover we planeerden. Terwijl ik bedoelde: Zodra de boot schuin ging en we over het meer spoten, hing ik in mijn trapezebroek buitenboord. Zo praten kinderen toch niet, zei ik tegen mijn redacteur. Nee, maar de zinnen moesten lang, de woorden moeilijk. Toen het boek verschenen was, kwamen de geleerde letterheren terug op hun idee. Het hoefde toch niet zo overdreven ingewikkeld. Maar wat denk je, geen enkel kind heeft last gehad van die ingewikkelde woorden en gekunstelde zinnen. Ze vonden het verhaal hartstikke spannend en wat ze niet begrepen, lieten ze voor wat het was! Toen ik Vuur had geschreven, wilde ik ook schrijven over lieve juffen en meesters, over de zware druk die op hun schouders rust, over de administratie die ze moeten bijhouden, over alle normen waaraan kinderen moeten voldoen, dus eigenlijk over die bespottelijke ratrace waaraan wij als maatschappij maar blijven deelnemen en waarbij we ons door angst laten leiden, zonder ons eens af te
vragen of we van al dat gejakker eigenlijk wel vrolijk worden. Zo. Prompt belde Zwijsen of ik een boek wilde schrijven voor jonge kinderen die al goed kunnen lezen. Het werd Een nijlpaard voor de juf, waarin een jongetje verliefd is op zijn juf, die de regels van de inspecteur weet te trotseren. Ik kon het allemaal in romantische volzinnen beschrijven. Met drie kinderen woonde ik in Amsterdam. Hoeveel nachtmerries ik niet heb gehad over het verliezen van een kind bij een tramhalte, en hoeveel scenario’s ik niet heb bedacht over wat te doen als een kind al in de tram zit, een ander kind net wegloopt en de derde bedenkt een andere lijn te nemen. Dat leek me een leuk uitgangspunt voor een boek dat geschreven zou worden in enkel dialogen en dat kinderen met el-
E E N N I J L PA A R D V O O R D E J U F | B O L L B O O S | P R I J S : € 1 2 , 7 5 | I S B N : 9 7 8 9 0 4 8 7 0 1 9 2 6 UITGEVERIJ ZWIJSEN
DANK
kaar hardop konden lezen. Het verscheen in de serie Toneellezen, met als titel Verdwaald in Amsterdam. Er komen toeristen in voor, rasechte Amsterdammers, tramchauffeurs, marktkooplui en nog veel meer figuren. Achter in het boek is de route getekend die het meisje en haar moeder afleggen door Amsterdam om elkaar te zoeken.
weken een cadeau kreeg van de meisjes: een zelfgemaakte film waarin ze het hele boek Ik ga weg hadden nagespeeld. Spelen met woorden, dat is waar Uitgeverij Zwijsen mij de gelegenheid toe geeft. Ik hoop dat ik nog lang mag blijven spelen!
Toen mijn buurmeisjes te horen kregen dat ze over vier weken zouden verhuizen naar een ander land, waren ze volledig van slag. Voor hen schreef ik een boekje, vanuit het perspectief van een van de zusjes: het meisje dat heel makkelijk kon leren maar dat wat moeite had met sociale interactie. Het boekje was ook ditmaal bestemd voor jonge lezers die vlot konden lezen. Mijn personage leende zich daar goed voor. Een jaar na hun verhuizing verscheen het boek, net voor de zomervakantie. Trots en ontroerd was ik toen ik na zes
V E R D WA A L D I N A M S T E R D A M | TO N E E L L E Z E N | P R I J S : € 1 2 , 9 5 | I S B N : 9 7 8 9 0 4 8 7 0 7 7 1 3 UITGEVERIJ ZWIJSEN IK GA WEG | BOLLEBOOS | PRIJS: € 12,75 | ISBN: 978 90 487 1023 2 UITGEVERIJ ZWIJSEN
Na twintig jaar schrijverschap en dertig jaar liefde is dit een goede gelegenheid voor een dankwoord. Mijn man Hans is de grote stimulator achter mijn schrijfcarrière. Dertig jaar geleden was hij kunstenaar en ik zoekende. Van huis uit had ik meegekregen dat je je dienstbaar moest maken aan de maatschappij. Met de Amsterdamse drop-outjongeren kon ik goed overweg, was dat mijn toekomst? Maar ik moest mijn fantasie kwijt, dingen maken, verbeelden wat ik meemaakte en wat me raakte. Er was een onstuitbare drang tot creëren. Hans deed dat gewoon. Toen mijn vader tijdens het kennismakingsgesprek met mijn lief vroeg of zijn bezigheden enig toekomstperspectief en aanzien in de maatschappij boden, antwoordde Hans: ‘Dat weet ik niet, maar ik word er gelukkig van.’ Hans stimuleerde me om te schrijven. Hij las mijn manuscripten, moedigde me aan om door te gaan, bood me de gelegenheid een aantal dagen in afzondering te werken terwijl hij het gezin runde. Hij was ook streng! Als ik met iets bezig was wat ik nog niet duidelijk voor ogen had,
schreef hij onder mijn opzet: ‘je inzet is goed, de uitwerking niet’. Was het manuscript echter goed, dan wachtte hij me met open armen op, omhelsde me en hield hij weer voor een poosje van me. Lieve Hans, ik omarm je nu met woorden. Dank Lemniscaat. Dank Jean Christophe, Monique, Frances, Susanne, Joukje, Carlijn, Merel, Kelly, Jesse, Marc, Joop, Marleen, Kirsten, Barbara en alle anderen. Voor het vertrouwen in mij, voor de stimulans, de gesprekken, de redactie, het geduld. Ook dank aan Zwijsen, aan Anke, Agnes, Karin, Elise, Rineke, Anna, Hubertine, Roel en alle anderen voor de fijne samenwerking en de grappige en mooie projecten waaraan we samen hebben gewerkt.
Broers en zussen in 1963
Ik ging gewoon weg
Mijn eerste motor
Mama las elke dag voor
Kantklossen
Jeugdtheater
Moeder van de kinderen in Buurman Bolle
Buurman Bolle I I , V P RO
En altijd mijn gitaar mee
In zelfgemaakte kleren en zelfgeverfde haren rond 1983
De tweeling vertelt wie er het eerst uit de buik kwam. Berlicum 2009
Openening van de Letterenloop 2010, Foto: Ben van der Meer
Voorleesvoorstelling
Voorleesworkshop op Manuscripta Presentatie Daar gaan we weer
Brugklas 1971