6. RESULTATEN LEEFGEBIEDEN
In dit hoofdstuk gaan we in op de resultaten van de deelnemers op de negen leefgebieden: huisvesting; geestelijke gezondheid; lichamelijke gezondheid; sociale omgeving; dagbesteding; preventie crisissituaties; verslaving; overlast; en financiën. Voor de eerste zes leefgebieden hebben we van vragen die we aan de deelnemers hebben gesteld meetschalen gemaakt en hebben we de resultaten per meting gekwantificeerd. Voor deze zes leefgebieden geven we in dit hoofdstuk de door de deelnemer ervaren ontwikkelingen op de leefgebieden allereerst in grafieken weer.1 Voor de overige drie leefgebieden (overlast, verslaving en financiën) beschikken we alleen over de kwalitatieve informatie uit de dossiers van de deelnemers en uit de interviews met deelnemers en hulpverleners. We kunnen hier geen gebruik maken van kwantitatieve gegevens. Er worden voor deze leefgebieden daarom geen grafieken getoond. In gesprekken met deelnemers en hulpverleners hebben we aanvullende vragen gesteld over de ontwikkelingen op deze leefgebieden en aan de hulpverleners hebben we gevraagd welke interventies zij daarbij hebben ingezet. Daarnaast hebben we informatie verzameld uit de dossiers van de deelnemers. Met deze aanvullende informatie kunnen we de ontwikkelingen in de kwantitatieve gegevens nader duiden en verklaren. Waar de ervaringen van hulpverleners en/of onderzoekers over de ontwikkelingen van de deelnemers substantieel afwijken van de ervaringen van de deelnemers zelf, wordt dit benoemd en waar mogelijk verklaard. Aan de hand van de verzamelde informatie gaan we na of de interventie tot een verandering op de eerste zes leefgebieden heeft geleid. Toelichting figuren Met de Reliable Change Index (RCI) zijn we nagegaan in hoeverre een individueel verschil tussen de scores op de leefgebieden bij de nulmeting en het laatste meetmoment een significante (betekenisvolle) verandering weergeeft. Bij een individuele RCI > 1,96 is het waarschijnlijk (p < 0,05) dat de verschilscore van die persoon significant is. Voor elke deelnemer is dit per leefgebied vastgesteld. Voor de omschrijving van de ontwikkelingen die deelnemers op leefgebieden laten zien, maken we een onderscheid in: • ‘Achteruitgang’: betekenisvolle achteruitgang tussen meting instroom en meting uitstroom; • ‘Dal’: tussentijdse betekenisvolle achteruitgang geweest, maar geen significant verschil tussen meting instroom en meting uitstroom; • ‘Stabiel’: geen (tussentijdse) betekenisvolle verandering geweest; • ‘Berg’: tussentijdse betekenisvolle vooruitgang geweest, maar geen significant verschil tussen meting instroom en meting uitstroom; • ‘Vooruitgang’: betekenisvolle vooruitgang tussen meting instroom en meting uitstroom. Rode onderbroken lijn: grensscore om betekenisvolle vooruitgang te kunnen vaststellen.
1
Bij deelnemer H was het niet mogelijk om de vragenlijst af te nemen. De vragen over leefgebieden zijn door zijn hulpverleners beantwoord. Resultaten leefgebieden
59