Huisje, boompje, stadsleven Afstuderen februari 2021
Leo Luken
0933981
Urban Synergy
Huisje, boompje, stadsleven Afstudeeronderzoek Ruimtelijke Ontwikkeling bij Urban Synergy Hogeschool Rotterdam September 2020 - februari 2021 Begeleiders: Dirk Verhagen (Urban Synergy) Janek van Baal (Hogeschool Rotterdam) Leo Luken Studentnummer: 0933981 Mail: leoluken@gmail.com
2 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
Voorwoord Beste lezer, Voor u ligt het afstudeeronderzoek ‘Huisje, boompje, stadsleven’. Het onderzoek gaat in op hoe een stationsomgeving verdicht kan worden met een hoge dichtheid waar het aantrekkelijk is voor zowel mensen met stedelijke als suburbane woonbehoeftes. Daarvoor staat het onderzoeken van een mix tussen de theorie van Urban Life (menselijke maat, mixed use, duurzaam verplaatsgedrag en levendige publieke ruimtes) en Suburban Life (eigen buitenruimte, privé leefruimte, open ruimte en toegang tot natuur) centraal. Dit is een afstudeeronderzoek voor de opleiding Ruimtelijke Ontwikkeling van de Hogeschool Rotterdam. Tijdens een stage voor ontwerpbureau Urban Synergy is dit onderzoek uitgevoerd. De ervaring en het plezier in het ontwerpen, opgedaan tijdens mijn opleiding, hebben geleid tot deze scriptie met stedenbouwkundig insteek. Ik heb mij tijdens de opleiding ontwikkeld als een ontwerper die graag nadenkt over hoe mensen gebruik maken van een stedelijke omgeving en hoe ervaringen van bijvoorbeeld sociale ontmoeting en (woon)plezier gestimuleerd kunnen worden. Met dit onderzoek heb ik dit verder kunnen ontwikkelen.
Het onderzoek is voor zowel de stedenbouwkundige georiënteerden als voor anderen interessant. De opbouw is goed te volgen vanuit een nationaal probleem en vaktermen krijgen een introductie. Blader er anders alleen even doorheen voor de mooie plaatjes. Bij deze wil ik graag mijn begeleiders Laura de Bonth, Dirk Verhagen en Janek van Baal bedanken voor de fijne ondersteuning tijdens het onderzoek. Ik dank Dylan van der Burgt, Luuk van Zwam, Ina Roelfsema en de respondenten voor de goede hulp. Stan van Egdom, Tijmen van Etten, Nelleke Nieuwboer, Joop Luken, hond Sammie, de pianoklanken van Chopin en de discodeuntjes van Purple Disco Machine hebben mij de energie gegeven om ondanks corona dit onderzoek te voltooien.
Bij de afbeeldingen is zover mogelijk de rechtmatige eigenaar vermeld. Zonder bronvermelding is er sprake van een eigen foto.
AFSTUDEERONDERZOEK 3
Samenvatting Hoofdvraag: Hoe kunnen door middel van stedenbouwkundige ontwerpprincipes gebieden met hoge dichtheden leefbare gebieden worden waar de kwaliteit van het stadsleven en het suburbane leven samen komen? In het eerste hoofdstuk presenteer ik de aanleiding en de hoofdvraag van mijn onderzoeksopdracht. Door aanhoudende woningtekorten in stedelijke gebieden worden er onder andere oplossingen gezocht in stationsgebieden met potentie. Deze gebieden liggen goed in openbaar vervoer netwerk en zijn interessant om verplaatsingen van mensen in het stedelijk gebied te faciliteren. In mijn afstudeeronderzoek staat stationsgebied Barendrecht centraal. De kwaliteten van het gebied worden beschreven evenals de doelgroep die er zou kunnen wonen, de Stadmens en de jonge Barendrechter. In de casus van Barendrecht wordt gekeken naar woningbouw en ontwikkeling met een hoge dichtheid in een bestaand bebouwd gebied. Dit is volgens het principe van de compacte stad. Aan het wonen in een compacte stad kleven ook nadelen. De mate waarin deze nadelen opgelost kunnen worden, is mede bepalend voor de leefbaarheid, de mate waarin het aangenaam en aantrekkelijk is om in een wijk te wonen en te leven. In het tweede hoofdstuk wordt ingegaan op principes om de leefbaarheid verhogen. De urban life theorie gaat in op een leefbaar stadsleven in hoge dichtheden. Omdat op deze locatie meer ruimte beschikbaar is en beide doelgroepen Jonge Barendrechter en Stadmens eigen behoeften hebben, wordt de suburban life theorie geĂŻntroduceerd. Een theorie die uitgaat van de kwaliteiten van een suburbane omgeving die vervolgens gebruikt kunnen worden in hoge dichtheden. Het doel is om die principes samen te brengen en te mixen. Daarbij wordt leefbaar stadsklimaat meegenomen. Dit zijn principes over het stadsklimaat die de leefbaarheid over het algemeen verhogen. Alle principes van de theorieĂŤn worden op een rijtje gezet en toegelicht.
4 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
In het derde hoofdstuk wordt in een tijdlijn het verband van leefbaarheid en dichtheden door de tijd heen gepresenteerd. Verschillende periodes in de Nederlandse stedenbouw worden getoetst op de principes van urban en suburban life. Vervolgens worden daar een aantal aandachtspunten voor leefbaarheid uit gedestileerd, die concreet meegenomen kunnen worden naar de casus van stationsgebied Barendrecht. Het gaat om het adaptieve vermogen, de verbinding met de omgeving en het belang van identitiet van de wijk. Tot slot wordt stilgestaan bij de ideale type hoge dichtheid om tot een leefbaar gebied te komen. Daarbij wordt hoogbouw, midden hoogbouw en intense laagbouw met elkaar vergeleken. Daar worden conclusies aan verbonden die meegenomen worden in het vormen van ontwerpprincipes en de selectie van referentiegebieden. Midden hoogbouw en intense laagbouw bieden kansen aan de principes van de theorien van de leefbare hoge dichtheid te voldoen. Accenten van hoogbouw zijn mogelijk nodig om een voldoende hoge dichtheid te halen. In het vierde hoofdstuk worden twee wijken geanalyseerd op wat nodig is om binnen een stedenbouwkundig plan een leefbare hoge dichtheid te bereiken. Met een focus op het functioneren van het plan als geheel. Na een analyse worden de wijken getoetst op de mix van urban en suburban life. Hieruit worden conclusies getrokken die samen met het theoretisch kader en de tijdlijn tot ontwerpprincipes leiden voor het stationsgebied Barendrecht. In het vijfde hoofdstuk worden de ontwerpprincipes voor een deel van het plangebied van Barendrecht
gepresenteerd. Het gehele plangebied van het stationsgebied is te groot om de ontwerpprincipes toe te passen. Daarom wordt er een gebied gekozen dat een vergelijkbare grootte heeft met de refentiegebieden.
Met het presenteren van de ontwerpprincipes is een antwoord gegeven op de hoofdvraag van het onderzoek. De ontwerpprincipes worden daarna in een illustrerend hoofdstuk uitgewerkt in een ontwerp voor het stationsgebied Barendrecht.
Deze principes worden toegepast op de geselecteerde hoge dichtheid van midden hoogbouw en/of intense laagbouw met accenten van hoogbouw. Dit gebeurt op de drie schaalniveaus van plan, blok en gebouw. Dit hoofdstuk toont hoe ontwerpprincipes eruit kunnen zien door middel van schema's en referenties. Daarbij wordt het doel van het principe toegelicht.
Sfeerimpressie centraal plein van het ontwerp (photoshop in samenwerking met Dylan van der Burgt)
AFSTUDEERONDERZOEK 5
Inhoudsopgave 01
04
Introductie en onderzoeksvraag
Referentiestudie Nieuw Leyden
43
Aanleiding
10
Toetsing Nieuw Leyden
48
Onderzoekslocatie
12
GWL-terrein
51
De doelgroep
14
Toetsing GWL-terrein
56
De onderzoeksvraag
18
Conclusies uit referentiestudie
58
Hoofdvraag
19
Aanzet tot ontwerpprincipes
59
Methodologie
19
05 02
Ontwerpprincipes
Theoretisch kader
Duiding slenterbuurtje
62
Relatie leefbaarheid en dichtheid
22
A Een slenterbuurtje I
64
Theorieën leefbare hoge dichtheden
24
B Verbonden met omgeving
65
Principes van de theorieën
28
C Een grote groene ruimte
66
D Een slenterbuurtje II
68
E Toepassen mixed-use
69
F Geleidelijke overgang privé naar openbaar
72
G Functionele verblijfsplekken op, in of aan gebouwen
74
03 De uitvoering van leefbare hoge dichtheden Tijdlijn
32
Aandachtspunten leefbaarheid
35
Type hoge dichtheid
36
6 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
06
08
Ontwerp voor Barendrecht
Bronnen
Het plangebied
78
Bibliografie
Concept
80
Plankaart
82
09
Vogelvlucht
84
Het dagelijks leven in de wijk
86
Sfeerimpressie: entree vanaf station
88
Sfeerimpressie: zicht op centraal plein
90
Sfeerimpressie: vanuit speeltuin
92
102
Bijlage Principes van de theorieĂŤn
106
Analyse San Gimignano
116
Studie grote groene ruimte
118
Schaalstudie
120
Feedback op ontwerp voor Barendrecht
124
07
Reflectie op opleidingscompetenties
128
Afronding
Logboek
130
Conclusie
96
Discussie
98
Advies
98
Feedback op ontwerp voor Barendrecht
99
AFSTUDEERONDERZOEK 7
8 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
01 Introductie en onderzoeksvraag In dit hoofdstuk presenteer ik de aanleiding van mijn onderzoeksopdracht. Door aanhoudende woningtekorten worden er onder andere oplossingen gezocht in stationsgebieden met potentie. Deze gebieden liggen goed in openbaar vervoer netwerk en zijn interessant om verplaatsingen van mensen in het stedelijk gebied te faciliteren.
In mijn afstudeeronderzoek staat stationsgebied Barendrecht centraal. In dit hoofdstuk worden kwaliteten van het gebied beschreven evenals de doelgroep die er zou kunnen gaan wonen. Het hoofdstuk eindigt met de hoofdvraag van het afstudeeronderzoek en de methodiek die wordt toegepast in het vervolg van het onderzoek.
AFSTUDEERONDERZOEK 9
Aanleiding HET WONINGTEKORT IN NEDERLAND? Nederland heeft een enorm tekort aan woningen dat al jaren aan het groeien is. Volgens een rapport van afgelopen zomer van het CBS zijn er op dit moment in heel Nederland 331.000 te weinig woningen (Obbink, 2020). Dat het probleem aangepakt moet worden is helder en de grote vraag is natuurlijk waar moeten die mensen gaan wonen? Het antwoord op die vraag wordt sterk bepaald door waar mensen willen wonen. In Nederland is de laatste decennia een grote trek naar de steden en de dichtgelegen gebieden eromheen. Het CBS verwacht dat in ieder geval tot 2040 de verstedelijking nog sterk blijft toenemen (CBS, 2016). Vooral de Randstad en de grote steden zijn bij jongeren en jonge gezinnen populair om te wonen. Hoe mooi het platteland ook is, het loopt massaal leeg (NOS, 2017). Er
liggen verschillende motieven en trends achter de aantrekkingskracht van de stad, met als essentie dat er in de stad veel meer mogelijkhedenzijn. In de stad zitten de grotere werkgevers, zijn de culturele voorzieningen en de grote onderwijsinstellingen van het HBO en universiteit. Het woningtekort is vooral zorgwekkend voor de (startende) jongeren, jonge gezinnen en singles met de behoefte van een woning in of nabij de grote stad. Vooral de middeninkomens vallen in een gat wat betreft het vinden van een passende woning, die is er momenteel nauwelijks.
Verschillende recente koppen over het woningtekort (bron: Trouw (middelste kop), Volkskrant (overige koppen)
10 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
WONINGBOUW IN STATIONSOMGEVINGEN Dus moet er bij gebouwd gaan worden. Provincie Zuid-Holland heeft als beleid dat er tot 2040 vanuit de markt 240.000 woningen gerealiseerd moeten worden. Dit zal vooral in de stedelijke gebieden gebeuren. Woningbouw in de stedelijke gebieden is niet alleen gebaseerd op de vraag van woningzoekenden. Waar vooral na de oorlog steden zich breed het landschap in uitbreidden en zelfs hele new towns zoals Zoetermeer gebouwd werden, wordt dat niet meer als van deze tijd gezien (Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, sd). Het landschap, en vooral het Groene Hart, is door die manier van plannen in oppervlak erg afgenomen. Het doel is nu om die landschappen en het oppervlak te behouden. Vooral ook als rustplek voor de stedeling om te recreëren en de drukte van de stad te kunnen ontvluchten. De te bouwen woningen in de stedelijke gebieden worden nu vooral geconcentreerd rond bestaande openbaar vervoer stations en overige verkeerswegen. Mensen wonen en werken tegenwoordig steeds meer plaatsonafhankelijk (CBS, 2012), maar de overheid heeft niet het geld voor de benodigde infrastructuur. Het aanleggen van infrastructuur op de Nederlandse slappe bodem zijn projecten met hoge kosten.
en werkplekken in de wijk en bereikbaarheid in de regio met openbaar vervoer, fiets of auto. De Provincie Zuid-Holland is bezig om het openbaar vervoer, met nadruk op het treinverkeer, langs de as Leiden – Dordrecht in te richten als een ‘metropolitaan vervoersnetwerk’. Dit betekent dat er meer treinen en tot later gaan rijden. Het openbaar vervoer wordt goed bereikbaar voor mensen die wonen langs deze ‘as’. Het wordt dus aantrekkelijk om dichtbij een station langs deze as te wonen. Vanaf daar zijn de grote steden Rotterdam en Den Haag snel te bereiken. De Provincie wil langs de stationslocaties op deze as de woningvraag opvangen. Rond binnenstedelijke omgevingen zoals een station Rotterdam Centraal is het ingewikkeld om de ruimte te vinden voor woningbouw. Dit soort omgevingen zijn al relatief vol gebouwd. Er zijn ook stationslocaties langs de as waar rond het station wél de potentie is om een substantieel deel van de woningvraag te vervullen. Eén daarvan is de oostzijde van Station Barendrecht. Dit afstudeeronderzoek richt zich op deze omgeving.
Het openbaar vervoer wordt gezien als de ‘duurzame’ oplossing voor de verplaatsingen van mensen in en tussen stedelijke gebieden. Mensen worden minder afhankelijk van de auto. Door de afwezigheid van de auto in deze wijken van de stad kan de omgeving groener en leefbaarder worden ingericht. Mensen kunnen pas echt zonder auto wanneer bovendien in die wijken functies die in het dagelijks leven nodig zijn op loop- of fietsafstand zitten, zoals een school, supermarkt of koffietentje. Als die functies niet in de wijk zitten hebben de bewoners alsnog een auto nodig. En deze functies geven levendigheid en identiteit aan de wijk. Daarnaast is het essentieel dat er werkgelegenheid is in de wijk. Het gaat dus om aanwezigheid van werk
AFSTUDEERONDERZOEK 11
Onderzoekslocatie WAT IS DE SITUATIE IN BARENDRECHT? Aan de oostzijde van station Barendrecht is er ruimte voor het realiseren van een woningopgave. Er is direct aan het station, vergeleken met de ruimte bij andere stations in de regio, veel ruimte beschikbaar. Het plangebied is een relatief leeg terrein, met grote stukken onbebouwd. Dit biedt kansen voor een grote woningopgave. De randen van het plangebied worden sterk gekarakteriseerd door een logistiek bedrijventerrein en de foodport. De foodport is de economische motor van de omgeving en dit ‘food’ en ‘vers’ karakter kan een identiteitsdrager zijn van de wijk. Aan de oostkant van het plangebied ligt Dakpark, waar een groot stuk spoor en station ondertunneld zijn. Aan de westkant van het Dakpark bevinden zich de woonwijken Noord en Binnenland. Op afstand bevindt zich het centrum met daaromheen ook woonwijken. Na de Tweede Wereldoorlog, in de wederopbouw, is Barendrecht sterk gegroeid en zijn deze woonwijken ontstaan (Samen bouwen aan Barendrecht, sd). Veel mensen hadden hun werk buiten Barendrecht, met name in Rotterdam en omgeving. Het werk in de havens speelde een belangrijke rol. Deze woonwijken kenmerkten zich als suburbaan met vooral veel grondgebonden woningen en relatief veel auto’s per huishouden. KWALITEITEN OP REGIONAAL SCHAALNIVEAU De grootste kwaliteit van het gebied is de bereikbaarheid van de omgeving. Mensen kunnen hier wonen en werk of vrienden in de regio gemakkelijk bereiken. Dat maakt deze locatie uniek. Barendrecht ligt maar negen kilometer van Rotterdam. De locatie is nu al een hub waar meerdere mobiliteitsvormen samenkomen en te gebruiken zijn. Hier kunnen in de toekomst extra vormen aan toe te voegen zijn. Wat betreft het openbaar vervoer rijdt er al een sprinter vanaf Barendrecht naar Rotterdam en
12 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
Dordrecht. De autowegen zijn tijdens spitstijden overvol en dat maakt het aantrekkelijk om de trein te gebruiken. De plannen voor het metropolitaan vervoersnetwerk zijn om treinen elk kwartier te laten vertrekken en om ook intercity’s te laten stoppen op Station Barendrecht. Dit betekent dat een reiziger binnen tien minuten in Rotterdam kan zijn. Vanaf Rotterdam kan een reiziger weer alle kanten op, en kun je binnen 45 minuten op Schiphol of Amsterdam zijn. Het OV is de belangrijkste pijler gericht op het duurzaam vervoer van de toekomst. Maar de goede bereikbaarheid met de auto biedt voor de korte termijn de kwaliteit van dit gebied. Het gebied is goed bereikbaar en men is nu nog wel afhankelijk van de auto om bepaalde bestemmingen te bereiken, met het gezin op pad te gaan of om spullen te vervoeren. Ten noorden van het plangebied ligt de A15. Vanaf de snelweg is een afslag richting het plangebied. Met de auto is de A15 binnen een paar minuten te bereiken en vanaf daar zijn er meerdere uitvalswegen. In de toekomst zijn er nog mogelijkheden om aan te sluiten op een regionaal fietsnetwerk met snelfietspaden. De Pedelec fiets (een snelfiets) wint aan populariteit om naar het werk te gaan. Dat zou hier uitstekend kunnen. Een directe verbinding met Rotterdam zou betekenen dat de mensen dat met de fiets kunnen doen door de korte afstand van maar negen kilometer. KWALITEITEN OP LOKAAL SCHAALNIVEAU Op lokaal schaalniveau zijn er verschillende kwaliteiten waar op aangesloten kan worden. Het Dakpark op het station is een groene kwaliteit die veel kan betekenen. Richting het westen is op loopafstand van vijftien minuten het centrum van Barendrecht met de dagelijkse voorzieningen. Daar is ook de schouwburg en het gemeentehuis. Richting het oosten is binnen loopafstand het recreatiegebied Wevershoek. Een bosgebied met kleine strandjes waar gezwommen kan worden in de Waal. Een nadeel van het plangebied is het logistiek
bedrijventerrein. Dit vormt een harde rand aan de oostzijde van het plangebied. Het terrein is volop in gebruik en veel vrachtwagens rijden af en aan. HOGE DICHTHEID OP DEZE LOCATIE? Vanwege de beschikbare ruimte en bestaande kwaliteiten kan het dus een ideale locatie zijn om een groot aantal woningen te bouwen om in te spelen op de woningvraag. De context, die suburbaan is, is hier anders dan in de grote steden. In de grote steden is een groot aantal woningen en bebouwing in relatie tot de grootte van het gebied meer vanzelfsprekend. De relatie tussen de hoeveelheid bebouwing en de grootte van het gebied wordt geduid met de term dichtheid. Binnensteden van de grote steden kenmerken zich door gebieden met een hoge dichtheid. Terwijl suburbane woonwijken, zoals die in Barendrecht, een lage dichtheid kennen. Dit heeft invloed op hoe deze gebieden er ruimtelijk uit zien. Bij hoge dichtheden moeten er meer gebouwen passen in het gebied als bij een lage dichtheid. Dan moeten er oplossingen gezocht worden als het stapelen van de bebouwing of het dicht op elkaar zetten. De omgeving van het station Barendrecht heeft een sterk suburbaan karakter, een lage dichtheid met bijna tot geen mix van stedelijke functies. Dit zou je wel verwachten rondstations in stedelijke gebieden. Aankomend op het station Barendrecht is er binnen het bereik van 15 minuten lopen geen kopje koffie te vinden. Vanuit de suburbane ruimtelijke context zijn er weinig aanknopingspunten om hier veel woningen, op een stedelijke manier met een hoge dichtheid, te bouwen. De druk van de woningmarkt en de potentie van het station maken het relevant en legitiem om de vraag te onderzoeken of in dit gebied wel hoge dichtheden mogelijk zijn.
Plangebied gezien vanaf stationsdak.
Winkelcentrum Barendrecht. Gedeeltelijk vernieuwde dorpskern. Typisch winkelcentrum voor dit soort plaatsen.
Twee onder een kappers aan westzijde Station. AFSTUDEERONDERZOEK 13
De doelgroep VOOR WIE ZIJN DE WONINGEN? De doelgroep voor deze woningen zijn vooral de jonge (startende) singles, gezinnen en jongeren met een middeninkomen waarvoor het vinden van een geschikte woning erg lastig is. Voor deze mensen zal veel bijgebouwd moeten worden en daar is Barendrecht vanuit verschillende perspectieven een goede locatie voor. Vanuit het ‘BPD Mosaic’ uit 2016, een document van ontwikkelaar BPD naar de soorten doelgroepen en de woonmilieuvoorkeuren, zijn de doelgroepen die passen bij Barendrecht nader te bepalen. Uit het BPD vallen twee hoofdgroepen te onderscheiden: ‘de stadmens’ en ‘de Jonge Barendrechter’. Belangen en verwachtingen van mensen lopen uiteen. Het is belangrijk om dit onderscheid tussen doelgroepen te weten, zodat daaraan tegemoet kan komen en worden samengebracht. DE JONGE BARENDRECHTER Deze doelgroep bestaat vooral uit startende stellen en modale koopgezinnen. Zij ondervinden moeite met het vinden van een geschikte woning in de omgeving van Barendrecht door de relatief krappe markt. Het inkomen van deze doelgroep stijgt niet zo snel als de extreme huizenprijzen. Woningen in Barendrecht hadden eerst nog betaalbare prijzen, maar dat verandert snel. Investeren in huizen in Vinexwijken wordt gezien als een relatief vaste investering (Business Insider, 2019). Het leven van deze doelgroep is te duiden als ‘traditioneel’. Het leven in en rondom de woning is belangrijk voor de Jonge Barendrechter. Het gezin en de familie staan hoog in het vaandel. In het sociale leven spelen de mensen in de buurt een belangrijke rol. De buurt komt op elkaars verjaardag, letten op
elkaars kinderen en gaan soms samen op vakantie (BPD, afdeling research, 2016). Het hebben van een grondgebonden woning met een tuin staat centraal in deze manier van leven. Er is ruimte om mensen thuis uit te nodigen, kinderen kunnen gemakkelijk de straat op naar de speelplaats, er is meer privacy, graag ook een auto en natuurlijk een eigen tuin. Barendrecht is een plaats met veel Vinex-wijken met een suburbaan karakter met veel grondgebonden rijtjes en vrijstaande woningen. Het is logisch dat de jonge Barendrechter een zelfde soort woning wenst als waarin hij is opgegroeid. Het is belangrijk dat de nieuwe wijk een uniek karakter krijgt met elementen die de Jonge Barendrechter kan herkennen uit de eigen omgeving.
Grondgebonden rijwoningen en twee-onder-een-kappers in Barendrecht (Bron: Echt voor Barendrecht) 14 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
Twee doelgroepen en hun woonmilieuvoorkeuren uit het BPD Mosaic (Bron: BPD, 2016) AFSTUDEERONDERZOEK 15
DE STADMENS De doelgroep stadmens zijn de jonge, startende middeninkomens uit Rotterdam, die daar lastig een geschikte en betaalbare woning kunnen vinden. De grote stad is wel hun omgeving waarin zich het werk en het dagelijkse en sociale leven afspeelt. De woning is minder belangrijk.
anderen. Vanwege de krapte op de woningmarkt is het vinden van een starterswoning niet haalbaar. Samenwonen, gezinsuitbreiding of behoefte aan meer woonruimte is moeilijk zonder een passende woning. De starterswoningen zijn daarnaast ook nog vaak klein, zonder buitenruimte en erg duur.
Het gaat dan vooral om het stadsleven dat zich afspeelt op de Third Places: de ontmoetingsplekken na thuis (1ste) en werk (2de). Dit zijn plekken die inspelen op een thuisgevoel weg van huis. Dit zijn plekken overal in de stad, zoals cafés, bibliotheken, flexwerkplekken en parken. Het zijn de hoekstenen in het sociale contact tussen de stadmens, waar ideeën en nieuwe normen ontstaan (Plat, 2014). Ze spreken niet thuis af, maar op dit soort plekken, door de hele dag heen. Commercieel wordt erg op dit thuisgevoel ingespeeld, zodat mensen in de roulatie van de third places blijven. Het is niet voor niets dat tenten als Starbucks en de Stationshuiskamers massaal inzetten op het wekken van dit thuisgevoel met grote sofa’s, boekenkasten, kleden, jazz-muziek etc.
Wonen rond station Barendrecht kan interessant zijn voor de stadmens uit Rotterdam. Binnen tien minuten met de trein sta je in het centrum van Rotterdam. En dan woon je in Barendrecht waarschijnlijk ruimer , groener en bovenal betaalbaar.
Het is goed te begrijpen waarom deze manier van leven aan betekenis wint. Veel stadmensen hebben in hun huis simpelweg niet de ruimte om elkaar te ontmoeten. De stadmens huurt vaak kleine woningen of kamers, en deelt de woonruimte soms nog met
De verwachting van de stadmens is echter wel dat op de woonlocatie in Barendrecht een bepaalde mate van stadsleven en third places is. Anders wordt het wonen simpelweg te saai en dus niet aantrekkelijk. Bovendien zijn dit soort plekken in de buurt essentieel voor de sociale contacten en de community. Dat past bij hun leefstijl. Voor de stadmens zijn het de third places, de aanwezige functies en het openbaar vervoer zaken waar het om draait. Zij vinden het in principe prima om in een appartement te wonen. Er worden juist hoge dichtheden verwacht, omdat die het leven dat zij gewend zijn, faciliteert: de aanwezigheid en diversiteit van verschillende functies en mensen. Het gevoel dat er te kiezen valt bij welke community je je het meest thuis voelt.
Café Sijf aan de Oude Binneweg in Rotterdam (Bron: Google street view) 16 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
Twee doelgroepen en hun woonmilieuvoorkeuren uit het BPD Mosaic (Bron: BPD, 2016) AFSTUDEERONDERZOEK 17
De onderzoeksvraag HOE MAAK JE HET AANTREKKLIJK OM IN DE OMGEVING VAN STATION BARENDRECHT TE GAAN WONEN? Dat is de vraag waar ik vanuit het vakgebied van mijn studierichting, de ruimtelijke ordening, een antwoord op wil geven. Urban Synergy, waar ik mijn afstudeeropdracht uitvoer, is een van de bureaus die met deze vraag bezig is. Het bureau ziet in de Stationsomgeving Barendrecht een interessante casus vanwege de ruimtelijk potentie en het specifieke milieu van de voedsel- en tuinindustrie. De opdrachtgever heeft een opdracht gegeven voor het opstellen van een gebiedsvisie en participatiedocument voor Barendrecht. Urban Synergy werkt samen met Wissing Ruimtelijk Denkers aan de opdracht. De bureaus hebben het participatiedocument, waarin alle bewoners van het plangebied uitvoerig geïnterviewd zijn, en een eerste gebiedsvisie opgeleverd. Door de sterke tuin en food context van het gebied, wordt als identiteit van dit gebied ingezet op dit thema. De naam van het project is dan ook: Stationtuinen Barendrecht. De bureaus zijn nu bezig met de volgende stap, het opstellen van een koersdocument en het uitbreiden van de gebiedsvisie. HOEVEEL WONINGEN MOETEN IN HET GEBIED GAAN KOMEN? Over de hoeveelheid woningen die in het gebied moeten komen verschillen van de meningen Urban Synergy en onderzoeksbureau Stec. Stec heeft vanuit de behoefte van Barendrechters het aantal woningen geraamd op 2350. Dit is een laag aantal woningen voor de beschikbare ruimte, en dus een lage dichtheid. Het lage aantal is te verklaren vanuit de behoefte van de Barendrechter: een grondgebonden woning, een plan vergelijkbaar met de suburbane omgeving die zij kennen en de voorkeur voor een auto voor de deur. Deze behoeftes nemen stuk voor stuk veel ruimte in zorgen voor een lage dichtheid en weinig woningen. Urban Synergy ziet meer potentie in deze locatie dan een suburbane, auto georiënteerde omgeving.
18 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
Het gebied schreeuwt bijna om een hogere dichtheid om het woningtekort op te vangen. En om daarmee meer draagvlak voor het station te krijgen dat in het metropolitaan OV-stelsel van Zuid-Holland wordt opgenomen. HOE KUNNEN HIER ALSNOG HOGE DICHTHEDEN BEHAALD WORDEN? De ruimtelijke context en de behoeften van de doelgroep die het Stec als uitgangspunt heeft genomen, leiden niet direct tot een advies voor een hogere dichtheid. Maar er moeten gewoon ook veel woningen bij gebouwd worden. Het kan een heel aantrekkelijke locatie worden voor de stadmens die geen woonruimte in Rotterdam kan vinden, een stad op 10 minuten treinafstand van Barendrecht. Het grote voordeel van deze locatie is dat het wel anders kan dan in de stad. Er is gewoon meer ruimte beschikbaar. Die ruimte kan gebruikt worden om wat speciaals te doen. Om een plan te maken waarin zowel de behoefte van de Stadmens als de Jonge Barendrechter samen komen. Want ook voor de stadmens is een aantal suburbane kwaliteiten aantrekkelijk, zoals een iets grotere woning, een tuin/buitenruimte, meer groen in de omgeving en snelle toegang tot het groene landschap. Toch blijft het ook belangrijk dat er een bepaald niveau aan ‘stadsleven heerst’ met hoge dichtheden. Voor de jonge Barendrechter is het simpel, die moet ergens wonen, en zoveel woningen zoals zij verwachten worden er niet snel bijgebouwd. Een locatie met een groot aantal suburbane kwaliteiten zou hen ook aan kunnen trekken en uiteindelijk kunnen zij ook hun voordeel doen met het stedelijk karakter.
HET ONDERZOEK De hypothese is dat beide doelgroepen hun voordeel kunnen doen met een woonomgeving waar suburbane en urbane gerealiseerd worden. Het onderzoeksdoel is om te onderzoeken of het mogelijk is om suburbane en urbane te mixen en wat daarvoor de ontwerpprincipes kunnen zijn. Deze principes worden vervolgens toegepast in een ontwerp voor de stationsomgeving van Barendrecht. HOOFDVRAAG Hoe kunnen door middel van stedenbouwkundige ontwerpprincipes gebieden met hoge dichtheden leefbare gebieden worden waar de kwaliteit van het stadsleven en het suburbane leven samen komen? Met als case: Barendrecht THEORETISCH KADER Er bestaan verschillende onderzoeken over de principes om leefbaarheid van hoge dichtheden in stedelijke omgevingen te waarborgen. Leefbaarheid wordt gedefinieerd in termen van stedelijke en suburbane leefbaarheid. De aanname is dat een mix tussen deze twee vormen van leefbaarheid toegepast kan worden in een hoge dichtheid. METHODOLOGIE stap 1: verdeling in deelvragen (introductie per hoofdstuk) stap 2: uitwerking theoretisch kader (literatuuronderzoek) stap 3: referentiestudie (locatiebezoek en toetsing) stap 4: ontwerpprincipes (de oplossing) stap 5: ontwerp (ontwerpend onderzoek)
In het volgende hoofdstuk wordt het theoretisch kader beschreven met de deelvragen over dichtheid en leefbaarheid.
AFSTUDEERONDERZOEK 19
20 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
02 Theoretisch kader Deelvragen: Wat is de relatie tussen dichtheid en leefbaarheid? Wat zijn de theorieën die passen bij het leefbaar ontwerpen van hoge dichtheden? Wat zijn de principes van die theorieën?
In de casus van Barendrecht wordt gekeken naar woningbouw en ontwikkeling met een hoge dichtheid in een bestaand bebouwd gebied. Dit is volgens het principe van de compacte stad. Aan het wonen in een compacte stad kleven ook nadelen. De mate waarin deze nadelen opgelost kunnen worden, is mede bepalend voor de leefbaarheid, de mate waarin het aangenaam en aantrekkelijk is om in een wijk te wonen en te leven(Uytenhaak, 2009). In dit hoofdstuk wordt ingegaan op principes om de leefbaarheid verhogen. De urban life theorie gaat in op een leefbaar stadsleven in hoge dichtheden.
Omdat op deze locatie meer ruimte beschikbaar is en beide doelgroepen jonge Barendrechter en Stadmens eigen behoeften hebben, wordt de suburban life theorie geïntroduceerd. Een theorie die uitgaat van de kwaliteiten van een suburbane omgeving die vervolgens gebruikt kunnen worden in hoge dichtheden. Het doel is om die principes samen te brengen en te mixen. Daarbij wordt leefbaar stadsklimaat meegenomen. Dit zijn principes over het stadsklimaat die de leefbaarheid over het algemeen verhogen. In dit hoofdstuk worden alle principes van de theorieën op een rijtje gezet en toegelicht.
AFSTUDEERONDERZOEK 21
Relatie leefbaarheid en dichtheid Wanneer steden een relatief hoge woningdichtheid kennen gemengd met ruimtelijke functies in stadswijken is er spraken van een Compacte stad (Wikipedia, sd). Compacte stad is een stedenbouwkundig en planologisch principe gericht op verdichten: het toevoegen van woningen, functies en kantoren in bestaande gebieden. Openbare ruimtes als pleinen, straten en parken worden efficiënter benut en levendig (Reinink, 2020). Lopen en fietsen wordt in deze ruimtes bevorderd. Daarnaast ontstaat er meer draagvlak voor voorzieningen zoals het openbaar vervoer, die daardoor efficiënter functioneren en beter bereikbaar zijn. Aan de andere kant van het spectrum zit suburbanisatie, wat lage dichtheden kent en gericht is op uitbreiden. Verdichten is het toevoegen van woningen, kantoren en andere functies in een bestaande bebouwde omgeving. De bestaande open ruimte of ruimte met functies die ook op een andere plek kunnen zitten, wordt efficiënter benut. De efficiëntie hangt af van de mate waarmee verdicht wordt. Bij een lage dichtheid is de impact minder groot dan bij een hogere, compactere dichtheid. Leefbaarheid is de mate waarin het aangenaam en aantrekkelijk is om in een wijk te wonen en te leven (Uytenhaak, 2009). LAGE DICHTHEDEN: DE SCHAARSTE VAN RUIMTE Lage dichtheden, suburbane omgevingen, kenmerken zich door de hoge mate van ruimte die het nodig heeft (Dorsman, 2009). De populariteit van dit ruimtegebruik is er pas sinds de afgelopen eeuw. Daarvoor was er altijd een functionele scheiding tussen stad en platteland. Voor nieuwe woningen werd binnen de stadsmuren van de stad gezocht. Dit leidde tot de compacte binnensteden zoals iedereen die kent. De grens tussen stad en platteland vervaagde, en afgelopen eeuw begonnen de steden enorm uit te breiden ten koste van het platteland. Dit heeft alles te maken met de ontwikkeling van de auto waardoor het ook mogelijk was om op afstand van werk, familie en vrienden te wonen. Wat zowel Erik Dorseman (Intense Laagbouw) als Rudy Uytenhaak (Steden vol ruimte) stellen: er is de afgelopen eeuw enorm met ruimte gemorst in Nederland. Amsterdam
is qua grondoppervlakte van 15 naar 200 km2 gegroeid. De bevolking groeide in die tijd van 500.000 inwoners naar niet meer dan 750.0000 inwoners. Het stedelijke gebied is ongeveer 10x zo groot geworden en heeft een flinke hap genomen uit het landschap. Volgens Dorseman wordt per individu een steeds groter beslag op de ruimte gelegd. Het ruimtebeslag is sinds het jaar 1900 vertwaalfvoudigd. Er wonen half zoveel mensen in drie keer zo grote huizen die op twee keer zo grote kavels staan. Als deze trend zich doorzet wordt Nederland stukje bij beetje volgebouwd. Dorseman pleit ervoor zorgvuldig om te gaan met ruimte door deze te koppelen aan de woningopgave en daarbij expliciet aandacht te hebben voor de ‘benodigde’ ruimte van mensen.
Een lage dichtheid wijk op de rand van het landschap. Portland in Barendrecht (Bron: DirkSI) 22 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
HOGE DICHTHEDEN: DE TOEKOMST? Gekeken naar de trek en populariteit van het wonen in binnensteden en de dichtbebouwde wijken er omheen, lijkt het wonen in een hoge dichtheid weer populairder dan ooit. Vooral de binnenstad heeft een comeback gemaakt van een plek waar niemand wil wonen in de jaren 80 en 90, naar een plek waar bijna iedereen wil wonen. Terwijl het wonen in lage dichtheden, in suburbs of dorpen, erg aantrekkelijk was vanwege het hebben van veel eigen leefruimte, een tuin en veel privacy. Is het wonen in de stad nu zo aantrekkelijk vanwege het stadsleven: de ruimtelijke nabijheid van werk, uitgaan, vrienden, etc?. Het leven in hoge dichtheden midden in de stad is weer bijzonder populair. Oude stadswijken als de Pijp in Amsterdam, Blijdorp in Rotterdam en Wittevrouwen in
Utrecht zijn zeer in trek. Dat deze wijken zo populair zijn heeft te maken met de uitvoering van de hoge dichtheid. Deze brengt een mate van leefbaarheid met zich mee die aantrekt of juist niet. Er is een verband tussen de leefbaarheid, hoe aantrekkelijk een gebied is om te verblijven, te wonen en te werken en de hoogte maar vooral de uitvoering van de dichtheid. In hoeverre een wijk of stad de aantrekkelijke kanten van het leven in hoge dichtheden goed uitvoert en daarbij ook de negatieve effecten goed weet te elimineren, het liefst met allure, is wat het succes en de leefbaarheid bepaald (Uytenhaak, 2009).
VERSCHIL UITVOERING HOGE DICHTHEDEN
Manhattan, New York: 27.000 inwoners per vierkante kilometer (bron: Clementoni)
Wat zijn dan de verschillende uitvoeringen van hoge dichtheden? Een makkelijk manier om dat te laten zien is door Parijs en New York naast elkaar te zetten. Het zijn steden die er compleet anders uit zien en door mensen anders worden ervaren. New York gekenmerkt door de hoogbouwtorens en een grid stratenpatroon, Parijs door de midden hoogbouw woonblokken en het stervormige stratenpatroon met avenues en boulevards. Door die uitvoering is er een verschil in de ervaring van de leefbaarheid, het kan de stad een karakter geven dat als aantrekkelijk wordt gezien. Toch hebben allebei de steden een ongeveer gelijke dichtheid.
Centrum Parijs: 22.000 inwoners per vierkante kilometer (bron: Getty Images)
als uitvoering van hoge dichtheid is in Tokyo de normaalste zaak maar in Nederland is het buiten Rotterdam vooralsnog een uitzondering (Uytenhaak, 2009) De uitvoering van de dichtheid conditioneert de identiteit en cultuur van de stad. De laagbouw en midden hoogbouw in Nederlandse oude binnensteden, waarin gebouwen dicht op elkaar staan met open gelaten ruimtes zoals markten, parken en hoofdstraten maken het mogelijk dat deze steden nu winkelstraten en gezellige pleinen met restaurants en cafe’s hebben. Het is fijn om te te lopen en te fietsen omdat de binnensteden autoluw of -vrij zijn.
De uitvoering van hoge dichtheden en verwachting van leefbaarheid verschilt per context, cultuur en behoeften van de doelgroep. Hoogbouw
AFSTUDEERONDERZOEK 23
Theorieën leefbare hoge dichtheden COMPACTE STAD EN LEEFBAARHEID Er zitten grote voordelen aan een compacte stad, maar de nadelen zitten juist ook weer in die compactheid. Mensen, gebouwen, functies en verkeersstromen zitten allemaal dicht op elkaar en lopen dwars door elkaar heen. Dit zorgt voor veel opstoppingen en verkeersdruk. Het resulteert in negatieve effecten op de gezondheid van mensen. De luchtkwaliteit is over het algemeen slechter. Wat vooral optreedt is hittestress. Door de drukte en opstoppingen is het warmer in de stad dan op het platteland. Dit kan al snel een paar graden zijn. Dit wordt ook wel een hitte archipel genoemd, omdat de stedelijke gebieden, op koelende ruimtes zoals parken na, eilandjes van hitte zijn. In extreme hitte condities, vooral ’s zomers, raakt het thermisch huishouden van de mens uit balans: hittestress. Gevolgen zijn: gereduceerde concentratie, leercapaciteit en arbeidsproductiviteit. Daarnaast treedt slechte slaap op. Voor kwetsbare doelgroepen zoals ouderen, baby’s of zwangere vrouwen kan
hittestress tot grote gezondheidsproblemen leiden (Reinink, 2020). Een ander nadeel van een compacte stad is de woonkwaliteit. Als er veel woningen dicht op elkaar staan en niet slim ontworpen zijn naar woonkwaliteit, kan wonen onaangenaam worden. Dan is er in een woning weinig privacy. Mensen op straat of vanuit een andere woning kunnen te makkelijk naar binnen kijken of ze hebben last van contactgeluiden. Als er geen overgang tussen privé en openbaar is, en er te veel inbreuk op de privacy wordt ervaren, houden mensen de gordijnen dicht. Hierdoor wordt de sociale controle indirect ook weer minder (Uytenhaak, 2009). Er kan ook te weinig daglichttoetreding zijn in de woning, waardoor het donker en onaangenaam is. De ruimte is schaars en veel woningen hebben slechts kleine of helemaal geen buitenruimtes. Niet veel mensen hebben een tuin in de stad.
De zeer smalle profielen van de in aanbouw compacte hoogbouwwijk Little C. Het is de vraag of hier voldoende leefkwaliteit gaat zijn. In een dergelijk profiel is weinig daglichttoetreding op de eerste etages. Daarnaast kan hitte slecht ontsnappen door de hoogbouw en blijft hangen (Lenzholzer, 2013). Er is kans op veel inkijk in woningen van elkaar.
24 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
Time square in New York waar een straat gedomineerd door auto's door een aantal simpele ingrepen een verblijfsplek werd waar de mens centraal staat. Jan Gehl en zijn bureau werken samen met de gemeente van New York om de leefbaarheid op straat te verhogen(bron: New York City Department of Transportation).
URBAN LIFE Het Urban Life concept is een stroming die is ontstaan als tegenreactie op de manier hoe compacte steden gepland werden of worden. In de Urban life theorie staat de menselijke schaal en behoefte centraal, als uitgangspunt. De nadruk ligt op sociale interactie, levendige publieke ruimtes, langzaam verkeer (fietser/voetganger) en een goede relatie tussen straat en gebouw. Jane Jacobs is een belangrijke schakel geweest in het opkomen van de stroming. In de jaren `60 was New York een stad gedomineerd door auto’s. Stadsplanners waren vooral bezig met grote gebouwen en het aanleggen van nieuwe wegen. Zelfs snelwegen die door Manhattan getrokken zouden worden. Jane Jacobs, van origine journalist, wist met protest en het schrijven van het boek ‘Dood en leven van de grote Amerikaanse steden (1961)’ de essentie neer te leggen dat stadsplannen niet draaien om gebouwen en auto’s maar om mensen. Jacobs ging voor haar onderzoek kijken hoe een stad echt werkt. In haar boek draagt Jacobs vier principes van diversiteit aan: functiemenging, kleine bouwblokken, mix van oude/nieuwe gebouwen en concentratie. Daarnaast legt zij de nadruk op de overgang van privé naar openbaar, waar vooral de stoep een belangrijke rol in speelt. Jan Gehl is een Deense stedenbouwkundige die veel aandacht besteedt aan hoe er leefbare kwaliteit toegevoegd kan worden aan het stadsleven. Voor een leefbaar stadsleven zet Gehl vooral in op steden waar de ontwerpen georiënteerd zijn op fiets en voetganger. De methode van Gehl wijkt sterk af van de grote plannen uit bijvoorbeeld de wederopbouw.
Toen werd top-down gepland met de mens als subject. Het uitgangspunt van Gehl is: first life, than spaces, than buildings. Sebastiaan Reinink is recent afgestudeerd in de stedenbouw aan de TU Delft met een scriptie waarin hij de principes van Urban life koppelt aan die van de compacte stad. In zijn casus van het Central District in Den Haag illustreert hij dat hoge dichtheden te behalen zijn met de voordelen van de compacte stad en de mogelijkheid van een fijn stadsleven. Het onderzoek van Reinink is gefocust op een hoog binnenstedelijke casus en in die zin niet één op één te vergelijken met de casus van Barendrecht. Toch kan er veel informatie uit de Urban life principes worden meegenomen in het bereiken van een leefbare hoge dichtheid die past in Barendrecht. In de principes die meegenomen kunnen worden naar de casus voor Barendrecht zijn vier hoofdthema’s te onderscheiden: • Mixed use Het mixen van woon, werk, recreatie en functies. • Menselijke maat Schaal, maat en inrichting van stedenbouwkundig ontwerp die aangenaam is om te verblijven of doorheen te verplaatsen. • Duurzaam verplaatsgedrag Focus op langzaam verkeer en openbaar vervoer, de bereikbaarheid van plekken en de omgeving, centraliteit en organisatie van functies. • Levendige publiek ruimtes Focus op publieke ruimtes waar sociale interactie en ontmoeting plaatsvindt en ook een community tot stand komt.
AFSTUDEERONDERZOEK 25
SUBURBAN LIFE Suburban life is een door mijzelf opgestelde theorie die erop gericht is de nadelen van de compacte stad te compenseren met principes van suburbane kwaliteiten die ook in hoge dichtheden toegepast kunnen worden. Principes van het Suburban Life komen uit suburbane omgevingen. Deze kenmerken zich door lage dichtheden met grondgebonden woningen, tuinen en een belangrijke rol voor de auto. De ruimtelijke configuratie van een suburb past niet bij de compacte stad en bij een ontwerp voor een hoge dichtheid wijk. Deze principes kunnen niet één op één overgenomen worden. De principes die deel uit maken van de theorie zijn de principes die de leefbare kwaliteit van hoge dichtheden versterken en in een zo groot mogelijke mate geconfigureerd kunnen worden in een hoge dichtheid. Het is bijvoorbeeld door middel van intense laagbouw alsnog mogelijk dat bewoners een tuin, grondgebonden woning en auto in de buurt hebben (Niek Verdonk, 2009). Deze theorie is van toepassing voor de casus in Barendrecht waar nu veel ruimte beschikbaar is. Er is geen stedelijke context waarop aangesloten dient te worden. Het kan een wijk met een eigen ontwerp zijn. Dit betekent dat er geschoven kan worden met de grootte van de gebouwen, de afstand tussen de gebouwen, of en waar mensen een buitenruimte krijgen en hoe de auto in het gebied geïntegreerd wordt. Dit geeft de mogelijkheid om principes van het Suburban Life te integreren. De principes van het suburban life kunnen voor zowel de Jonge Barendrechter als de Stadmens interessant zijn. Er zitten elementen in uit de suburb zoals de jonge Barendrechter dat kent. Voor de stadmens is het ook fijn om een net wat grotere woning te hebben waar je kunt thuiswerken, met een eigen buitenruimte zodat je niet meteen op straat staat, met een
26 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
parkachtige setting van de openbare ruimte en met gemakkelijke en snelle toegang tot natuur. De theorie komt tot stand uit een analyse van woonkwaliteiten van onder andere Stec naar voordelen van suburbaan wonen. Het gaat dan vooral om individuele woonkwaliteiten. Daarin is het boek Intense Laagbouw van Niek Verdonk en Erik Dorsman geraadpleegd, die principes ontlenen aan de individuele woonkwaliteiten. . Hetzelfde geldt voor het boek Steden Vol Ruimte van Rudy Uytenhaak. Een aantal principes van Urban life hebben betrekking op individuele woonkwaliteiten en zijn in een bepaalde uitvoering ook van toepassing op een goed suburban life. Die principes zijn in de theorie verwerkt. De theorie kent vier hoofdthema’s die meegenomen kunnen worden naar de casus van Barendrecht: • Eigen buitenruimte (een buitenruimte waar een bewoner buiten kan zijn zonder meteen op straat te staan, een overgang tussen privé en openbaar, een plek om de sociale controle op straat te versterken, een plek die de bewoner zelf kan inrichten en beheert) • Privé leefruimte (ruimte om thuis te werken, privacy in de woning, voldoende daglichttoetreding, een waardevol uitzicht vanuit de woning en de mogelijkheden van wooncarrière) • Open ruimte (de omgeving heeft parken en een groene setting, er zijn plekken van rust, goede loop- en fietsinfrastructuur zonder barrières, het parkeren is slim opgelost buiten het straatbeeld) • Toegang tot natuur en recreatie (groene en blauwe structuren in de wijk, een snelle toegang tot het landschap, biodiversiteit en tuinen voor urban farming)
MIXEN VAN SUBURBAN EN URBAN LIFE Het doel is om te onderzoeken in hoeverre deze principes te mixen zijn in een uitvoering van een hoge dichtheid. De principes kunnen elkaar versterken en de leefbaarheid van een plan verhogen. Het mixen kan leiden tot een plan waarin allebei de doelgroepen in hun behoefte tegemoet gekomen worden en ook kunnen profiteren van de andere principes. Tegelijkertijd zit in allebei de theorieën een kern om de negatieve effecten van hoge compacte dichtheden weg te nemen en aangenaam leven in een omgeving het doel is. In zowel Urban als Suburban Life komen oplossingen door het vergroenen van de omgeving voor. Dit is een voorbeeld van de aanname dat dat het mixen van principes daadwerkelijk mogelijk is.
Eigen buitenruimte
Duurzaam verplaatsgedrag
Prive leefruimte
Menselijke maat
URBAN LIFE
SUBURBAN LIFE
Mixed-use Levendige, diverse publieke ruimtes
Open ruimtes Toegang tot Groen en natuur
Wind
LEEFBAAR STADSKLIMAAT Beleving Temperatuur
LEEFBAAR STADSKLIMAAT Leefbaar stadsklimaat wordt bij de theorie betrokken omdat dit gaat over algemene principes om een gebied leefbaarder te maken. Het speelt sterk in op het inperken van de negatieve effecten van hoge dichtheden zoals hittestress. Het zijn meestal ook de groene principes die goed passen bij zowel urban life als suburban life. Deze principes worden kort toegelicht, omdat dit niet een hoofdthema is van dit onderzoek. De kennis en een aantal ingrepen kunnen wel meerwaarde hebben voor de leefbaarheid (Lenzholzer, 2013). In dit korte onderzoek zijn de boeken Het weer in de stad (hoe ontwerp het stadsklimaat bepaalt) en Groenblauwe Netwerken de bronnen geweest. Allebei de boeken reiken ontwerpoplossingen en maatregelen aan om in deze eeuw onze steden leefbaar, veilig, gezond en aantrekkelijk te houden. Leefbaar stadsklimaat omvat veel thema’s , met de nodige data en feiten. De hoofdthema’s die hier worden besproken hebben betrekking op de psychologie, gevoel en ervaring van mensen en effect op het microklimaat. De hoofdthema’s zijn temperatuur, wind en beleving.
Interessant in de dynamiek van het stadsklimaat is dat ruimtelijke ingrepen en ontwerpen in de ene situatie een probleem vormen en in de andere situatie juist een oplossing bieden. Wind kan overlast geven (winterstormen) maar in een andere situatie welkom zijn (ventilatie van een zomerbriesje). Daarnaast kan een ingreep die de wind vermindert, mogelijk weer de temperatuur verhogen en de beleving omlaag brengen. Vanuit deze principes is het altijd een afweging wat voor de context en de locatie de juiste ingreep is en welke ingrepen elkaar kunnen versterken.
Hierna volgen de principes van de theorieën in een hoofdschema. In het derde hoofdstuk wordt vanuit deze principes gekeken naar de uitvoering van leefbare hoge dichtheden.
AFSTUDEERONDERZOEK 27
Principes van de theorieën In bijlage I is elk principe uitgewerkt met de uitgangspunten, voordelen en criteria voor succes. Daar is de bronvermelding per princpe bij vermeldt.
Menselijke maat
Urban Life
Mixed
- Proportionele verhouding tussen gebouw en straat - Segmenten in de straten die te lopen zijn -Levendige en afwisselende plinten met functies -Bankjes en bomen dragen bij aan menselijke schaal
- Mix van gebruik in werk, wonen - Belang van - Bepaalde kwa van de functies aan de -Mixen van won
Eigen buitenruimte
Suburban Life (Betrekking tot principes die leefbaarheid versterken in hoge dichtheden)
-Eigen buitenruimte is: plek om ‘te ademen’ - Overgangszone prive naar openbaar - De gerealiseerde buitenruimte is in te richten door de bewoner
Prive lee
- De prive leefruimt privacy in d - Voldoende da - Waardevol uitz - Extra ruimte gezinsuitb thuiswe
Temperatuur
Leefbaar stadsklimaat (Betrekking tot gevoel en ervaring van het microstadsklimaat)
28 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
- Veel beplanting en bomen - Beperking verticale vlakken - Ontsnappingsmogelijkheden warmte, horizon geven -beperken antropogene warmte: auto, airco’s etc.
d use
Levendige, diverse publieke ruimtes - Gericht op het stimuleren van sociale ontmoeting tussen -Ruimtes waar rust kan worden genomen - Verschillende type openbare ruimtes die aantrekkelijk kunnen zijn - Multifunctioneel en adaptief
Duurzaam verplaatsgedrag
ksmogelijkheden n en recreatie n third places aliteit, uniekheid geven karakter e wijk ningtypologien
- OV-georienteerd -Focus verplaatsingen langzaam verkeer, aangename routes zonder auto’s -Bundeling van functies en ontmoetingen op knooppunten van verplaatsingen
efruimte
te biedt voldoende de woning aglichttoetreding zicht naar buiten biedt kans tot breiding of erkplek
Open ruimtes
Toegang tot natuur
- Openbare verblijfsplekken waar mensen rust kunnen nemen of collectieve activiteiten kunnne plaatsvinden -Oplosing parkeren uit zicht - Goede, aangename fiets- en loopinfrastructuur
- Binnen 400m voor elke bewoner een groene verblijfsruimte beschikbaar - Omliggend landschap bereikbaar - Urban farming en moestuinen - Netwerk van groene en blauwe structuren door de wijk
Wind
Beleving
- Positionering/groepering van gebouwen - Proportie in lengte en breedte van straatprofiel (door oa toepassen bomen) -Afsluiting van pleinen
- Ruimtelijke proporties: Geen weidse, open ruimtes - Bewuste keuze in materiaalgebruik gevel en straat -Keuze in kleur. kleuren kunnen associaties met warmte oproepen
AFSTUDEERONDERZOEK 29
30 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
03 De uitvoering van leefbare hoge dichtheden Deelvragen: Hoe is door de tijd heen de leefbaarheid en dichtheden in stedenbouw ontwikkeld? Welke aandachtspunten zijn er voor de uitvoering van leefbare dichtheden? Welke type hoge dichtheid past bij de uitvoering van leefbaar gebied? In een tijdlijn wordt het verband van leefbaarheid en dichtheden door de tijd heen gepresenteerd. Verschillende periodes in de Nederlandse stedenbouw worden getoetst op de principes van urban en suburban life. Vervolgens worden daar een aantal aandachtspunten voor leefbaarheid uit gedestileerd, die concreet meegenomen kunnen worden naar de casus van stationsgebied Barendrecht. Het gaat om het adaptieve vermogen, de verbinding met de omgeving en het belang van identitiet van de wijk.
Tot slot wordt in dit hoofdstuk stilgestaan bij de ideale type hoge dichtheid om tot een leefbaar gebied te komen. Daarbij wordt hoogbouw, midden hoogbouw en intense laagbouw met elkaar vergeleken. Daar worden conclusies aan verbonden die meegenomen worden in het vormen van ontwerpprincipes en de selectie van referentiegebieden.
AFSTUDEERONDERZOEK 31
Tijdlijn
1930
1950
Jaren 30 stadswijken De plannen uit de jaren 20 en 30 van de 20ste eeuw voor stadswijken als de Rivierenbuurt in Amsterdam, Blijdorp in Rotterdam zijn nog steeds populair. De woningentypologien en architectuur worden als aangenaam gezien en de wijk heeft allure. Ondanks de hoge dichtheid is er sprake van menselijke maat met midden hoogbouw in gesloten bouwblokken.
Wederopbouw: Modernisme Na de oorlog was de woningnood hoog. Veel stedenbouw kwam voort uit het modernisme. vanuit het principe van licht, lucht en ruimte werd het gesloten woonblok vervangen voor galerijflats en hoogbouw. Er was functiescheiding van wonen, werken, recreatie en verkeer. Deze tijd wordt gekenmerkt door het ‘plannen van boven af’ met weinig aandacht voor de menselijke behoefte en schaal.
(Bron: Van Eesteren Museum) Scheldebuurt in Amsterdam (Bron: Remax makelaars)
Urban Life •Bereikbaarheid: Locatie vaak op korte afstand van het oude stadshart. •Mixed-use: Functiemenging in de plinten en op straathoeken. •Menselijke maat: 4 tot 8 verdiepingen, weinig ruimte voor auto’s. Hoge mate van menselijke maat. Afwisseling tussen smalle straatprofielen en brede profielen. Warme materiaalkeuze. Architectuur veel detail en kwaliteit. •Levendige publieke ruimtes: Een aantal centrale pleinen met verschillende functies in plinten.
Suburban Life •Eigen buitenruimte: Privé tuinen en balkons aan binnenzijde van gesloten bouwblok. •Prive leefruimte: Appartementen. Veel standaard plattegronden. •Open ruimte: Groenblauwe structuren in de wijk als singels en parken. Profielen met veel straatbomen. •Toegang tot natuur: Transformatie van een randstedelijke wijk in het landschap naar een centraal stadsdeel.
Urban Life Wederopbouw: •Bereikbaarheid: Ver van stadshart. Scheiding van verkeersstromen. Grote afstanden te bereiken met de auto. •Mixed use: Duidelijk scheiding van functies. Woongebieden en wijkcentra met functies. Principes van de wijkgedachte: binnen iedere wijk de benodigde voorzieningen en functies voor het dagelijks leven. •Menselijke maat: Door scheiding van verkeersstromen ontstonden sociaal onveilige omgevingen. Galerijflats van minimaal 8 a 10 verdiepingen met veel grote open ruimte er tussen versterkte het gevoel. Veel systeembouw, grootschalige plannen met repititie en sterke uniformering van steden.
Suburban Life •Eigen buitenruimte: Weinig privetuinen op maaiveld. Woningen hebben vaak een klein balkon. •Prive leefruimte; gemakkelijk te onderhouden woningen met technische snufjes en ruimte voor een auto in de buurt. Woningen zijn identiteitloos en lastig naar eigen smaak in te richten. •Open ruimtes: Het principe van licht, lucht en ruimte zorgde voor veel open ruimtes en vlaktes. Dit waren plantsoenen zonder functie, kijkgroen. aan het begin goed onderhouden, daarna verloederde het. •Toegang tot natuur: Ligging aan de rand van steden. Er loopt veel groen de wijk in vanuit het landschap, zachte overgangen. Hoogbouw opvallend in vlak Nederlands landschap. Tegenwoordig veel bewonersinitiatieven voor buurttuinen.
•Levendige publieke ruimtes: Er is sprake van onveilige en verloederde publieke ruimtes door missen van interactie tussen plint en openbare ruimte. Vaak garageboxen of opslag in de plint.
Galerijflats in eentonige stempels (Bron: Van Eesteren Museum)
32 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
1975
1990
Bloemkoolwijken De bloemkoolwijken met nadruk op kleinschaligheid en herkenbaarheid zijn te zien als een tegenreactie op het modernisme. Dit resulteerde in projecten met een lage dichtheid, een onregelmatig, labyrintisch structuur van wegen en autovrije woonstraten. Kenmerkend zijn de onregelmatige verkavelingen en verspringende rooilijnen. verschillende kapvormen, pandaken en bakstenen gevels.
Vierde nota (Vinex) De nieuwbouwwijken van de vinex waren een reactie op de onoverzichtelijke bloemkoolwijken. Het waren grootschalige nieuwbouwplannen aan de rand van grote steden met als doel de woningvraag op te vangen en bestaande winkelcentra en voorzieningen te versterken. Uit de grond gestampte buurten, met weinig gevoel voor organisch groei.
Houten Castellum, 'gethemed' naar de Romeinse resten die in de omgevin gevonden zijn (bron: Themans)
Bloemkoolwijk in Almere (bron: Canon Sociaal Werk)
Urban Life •Bereikbaarheid: wijken in new towns en uitbreidingen van dorpen steden. Labyrintisch karakter, doolhoven. Sprake van woonerven waar de auto te gast is.
Suburban Life •Eigen buitenruimte: Woningen hebben grote tuinen aan de achterkant. Minder aandacht voor straatzijde, weinig voortuinen of overgangen.
•Mixed use: Gericht op wonen. Weing tot geen functies in de wijk, deze bereikbaar in winkelcentra op afstand.
•Privé leefruimte: Grondgebonden woningen. Rijwoningen of twee-onder één-kap. Woningen met een eigen parkeerplek.
•Menselijke maat: 2 tot 3 verdiepingen, vaak grondgebonden woningen. Structuur levert veel achterkantsituaties op. Menselijke maat krijgt aandacht met onregelmatige verkavelingen en diversiteit in vormen van woningen. •Levendige publieke ruimtes: Niet levendig door overmaat aan niet functioneel groen.
•Open ruimte: Veel open ruimte met overmaat aan groen in restruimtes. •Toegang tot natuur: Er is goede toegang tot het landschap, groene routes in het gebied. In de wijk zelf gebrek aan functionele, groene verblijfsruimtes. Wel veel speelplaatsen.
Urban Life •Bereikbaarheid: Aan de rand van grote steden. Met bereikbaar openbaar vervoer maar de auto blijft het belangrijkste netwerk. In sommige plannen ook een netwerk van brede (snel)fietspaden.
Suburban Life • Eigen buitenruimte: Woningen hebben grote tuinen en de auto kan voor de deur In een groot aantal plannen is er ruimte voor water, met een bootje grenzend aan de achtertuin.
•Mixed-Use: Woonbuurten met weinig functiemenging. Kenmerkend is een centraal bereikbaar centrum met een breed aantal voorzieningen.
•Privé leefruimte: Grote woningen, veel leefruimte. Veel diversiteit in soorten woningen: van appartementen tot villa’s. Mogelijkheden voor een wooncarriere.
•Menselijke maat: Lange, uniforme straten vanwege kopieren van woningen, materiaalgebruik en opzet van openbare ruimte. Het is lastig om te orienteren. Veel ruimte voor de auto: brede wegen en rotondes. Uitgeplande wijken, er mist spontaniteit. Het einde van de straat is vaak zichtbaar, dit maakt het voorspelbaar. •Levendige publieke ruimtes: Vooral levendigheid in aangelegde parken, strandjes en speelplekken. Functionele winkelcentra, geen levendige samenkomstplekken.
•Open ruimte: Veel open ruimtes met groene, waterrijke structuren. Weinig diversiteit en vaak symmetrisch. Lange assen met bomen. Er is een groot park of strand waar activiteiten, recreatieve functies en ontmoeting gebundeld zijn. •Toegang tot natuur: Landschap is goed te bereiken met zowel fiets als auto.
Uitgeplande wijk Kattenbroek in Amersfoort (bron: van Ophoven)
AFSTUDEERONDERZOEK 33
2010 Verdichting: compacte stad Door beleid en de economische crisis is het aantal stadsuitbreidingen aanzienlijk afgenomen. Plannen zijn vooral gericht op het verdichten en transformeren van binnenstedelijke gebieden. Opvallend is dat een aantal projecten (Leidsche
Rijn Centrum in Utrecht en de Houthavens in Amsterdam) sterk lijken te zijn geinspireerd op de dichtheid, architectuur, schaal en materiaalkeuzes van de jaren 30 stadswijken en elementen uit historische binnensteden.
Jaren 30 stijl woningblok in de Houthavens
Urban Life •Bereikbaarheid: in stedelijke omgevingen met nadruk op openbaar vervoer en langzaam verkeer. Auto krijgt minder een rol. •Mixed-Use: De ambitie is om zoveel mogelijk functies te mixen maar dit wordt niet altijd gerealiseerd. Het risico is dat vooral dezelfde standaardketens zich weten te vestigen in dit soort nieuwe plannen als een Starbucks, H & M, McDonals. De functies hebben geen specifieke identiteit of relatie met het gebied.
•Menselijke maat: Verdichtingsplannen verschillen in stijl en uitvoering van intense laagbouw tot hoogbouwplannen. Het gaat om context, ambitie en vastgoedeconomie. De periode kenmerkt zich door het missen van een duidelijke filosofie. In hoogbouwplannen ontbreekt vaak de menselijke maat.
Woonstraat in de Houthavens
Suburban life •Eigen buitenruimte: Sterk afhankelijk van de uitvoering van dichtheid. In compacte plannen is het lastiger om een buitenruimte te realiseren. Wordt soms ook niet gedaan. Wel zijn in verdichtsplannen meer balkons aan de straatzijde, dit verhoogt de sociale controle op straat.
•Open ruimte: Gebouwen staan dicht op elkaar. Het is afhankelijk per plan hoe er omgegaan is met open ruimte. Sommige slagen daar wel in, andere niet.
Toegang tot natuur: Pocketparks zijn kleine parkjes, een nieuw type van groene ruimtes die populair is in verdichtingsplannen. •Privé leefruimte: Ook wordt er steeds meer Woningplattegronden •Levendige publieke met collectieve binnentuinen worden steeds krapper. ruimtes: Er zijn plannen met in blokken of op daken aandacht voor aantrekkelijke Gezinsuitbreidingen of geëxperimenteerd, hoewel dit publieke ruimtes met goede, nieuwe relaties leveren steeds ten koste kan gaan van een vaker lastige woonsituaties op actieve plinten. Dit kunnen privé buitenruimte. voor mensen. uitgroeien tot levendige samenkomstplekken.
De tijdlijn is gebaseerd op de webpagina van wederop bouw tot bloemkoolwijk: 1950 – heden van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Andere bronnen: Stadszaken, Illusies uit de jaren ‘30, 2019 ; Eetbaar Rotterdam, Stadslandbouw in Schiebroek, 2012 ; Wikipedia, Vinex, sd Plein in Leidsche Rijn Centum (Bron: DUIC) 34 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
Aandachtspunten leefbaarheid In de voorgaande tijdlijn zijn verschillende periodes getoetst op urban en suburban life. Daar kunnen een conclusies uit getrokken worden over hoe een wijk leefbaar en toekomstbestendig ontworpen kan worden. Voor een leefbare wijk zijn de volgende drie aandachtspunten van belang.
maakt het pas een sterk knooppunt. Er heerst voor gebruik van de auto eenmaal in dit soort randstedelijke gebieden nog een dominantie. Dit betekent niet dat auto’s dominant hoeven te zijn in de uitvoering van de dichtheid, wat in de wederopbouw, bloemkoolwijken en vinex wel het geval is. Snelfietsroutes gaan in de toekomst er bijkomen.
MATE VAN ADAPTIVITEIT
Aan de andere kant zal het belangrijk blijven dat mensen vanuit het gebied waar zij wonen makkelijk of snel bij andere voorzieningen en werk kunnen komen. De treinverbinding en een mogelijke snelfietsroute zou mensen kunnen weerlijden om de auto minder te gebruiken.
De mate van adaptiviteit, waarin functie, doeleinde en uitstraling kan veranderen, is essentieel. Aan historische binnensteden is bijvoorbeeld eeuwen lang geconfigureerd en dat zijn nu populaire, leefbare gebieden maar dat zijn ze niet altijd geweest (Alkemade, 2020). Het is dus niet per se te verwachten dat een gebouwd plan meteen een succes is. Dat een wijk zich kan configureren is belangrijk zodat het door de tijd heen kan groeien tot een succes. De jaren 30 stadwijken kennen een hoge mate van adaptiviteit, met name door plinten waar verschillende functies en doeleinde in kunnen. Van de wederopbouwwijken en bloemkoolwijken is de adaptiveit laag, te gericht op wonen. Van de vinex-wijken en verdichtingsprojecten kan hier nog geen uitspraak over gedaan worden, dat zal in de toekomst blijken. VERBINDING MET DE OMGEVING Uit de tijdlijn valt op te maken dat succes van een plan naast de uitvoering van de dichtheid ook een sterk verband heeft met hoe goed een gebied verbonden is met de omgeving. De jaren 30 stadswijken kennen tegenwoordig een andere positie in de stad dan vroeger, toen het nog randwijken waren. Dat zijn nu stadswijken met centrale functies, veel mixed use waar langzaam verkeer dominant is en de auto langzaam wordt teruggedrongen. Wederopbouw- en Vinexwijken die aan de rand van de stad liggen zijn veelal georienteerd op hoe de bereikbaarheid vanuit gebieden met de omgeving is om die gebieden leefbaar en aantrekkelijk te houden. De auto is daar essentieel in. Het gaat om het vinden van de balans tussen het functioneren als knooppunt en de bereikbaarheid met de omgeving. Dit betekent dat een plek dat functioneert als een knooppunt waar mensen en activiteit samen komen interessant is om te wonen en voor bedrijven om te vestigen. Dit zijn plekken waar meerdere mobiliteitsstromen samenkomen. Dit is in binnenseteden vooral gericht op openbaar vervoer, maar een goede autoverbinding
HET BELANG VAN IDENTEIT VAN EEN WIJK De snel gebouwde wijken na de oorlog hebben nu veelal het imago van probleemwijken (Wikipedia, sd). Dit heeft onder andere te maken met de eentonigheid van de systeembouw en de repetitie binnen het stedenbouwkundig plan. Ook bloemkoolwijken dragen vaak geen eigen identiteit en zijn inwisselbaar met een vergelijkbare wijk uit een andere stad. In de vinex tijd is dit probleem erkend. Er werd ingezien dat het lastig is om identiteit aan grootschalige plannen te geven. In een aantal plannen is geprobeerd door middel van ‘theming’ een identiteit en herkenbaarheid meet te geven. Er werden verschillende thema’s gegeven aan woonwijken waarmee die zich kunnen onderscheiden. Dit werd verwerkt in de architectuur en stedenbouw. Castellum in Leidsche Rijn, geïnspireerd op het Romeins historisch verleden van die plek. Het is helaas niet altijd een succes, het kan over komen als nep of het gevoel van een pretpark. In verdichtingsplannen komt het voor dat dezelfde ketens zich vestigen in het centrum (Milikowski, 2018). Een voorbeeld is horecaketen Bagels en Beans die, commercieel slim, op dit soort locaties gaan zitten. Deze ketens hebben niks specifiek met de locatie, dit zorgt voor uniformiteit van functiecentra van wijken. Het is belangrijk dat er juist wel locatie gebonden functies zijn, die maken het gebied uniek en kunnen voor een specifieke aantrekking van bewoners en bezoeker zorgen. Er moet een bepaalde mate van oriëntatie vermogen aanwezig zijn wat herkenbaarheid biedt. Het moet niet onoverzichtelijk worden, wat in de bloemkoolwijken gebeurde. Te veel symmetrie in de stedenbouw en openbare ruimte zoals in de Vinex wijken betekent dat diversiteit in typologieën en architectuur niet opvallen. Een balans tussen diversiteit en oriëntatie vermogen is een doel om identiteit te kunnen behalen. AFSTUDEERONDERZOEK 35
Type hoge dichtheid Over de ideale type hoge dichtheid is veel discussie in de stedenbouw. Het blijft altijd afhankelijk van gebiedsontwikkeling, ambitie en context. In dit hoofdstuk wordt gekeken hoogbouw, midden hoogbouw en intense laagbouw met elkaar vergeleken.
HOOGBOUW (8+ VERDIEPINGEN) Er is een trend waarin hoogbouw steeds populairder wordt als verdichtingsmiddel. Het argument is dat met stapeling er efficiënter met de ruimte kan worden omgegaan. In Amsterdam in de Sluisbuurt, op de kop van IJburg in een nieuw te bouwen wijk wordt deze discussie momenteel gevoerd. Bouwgrond voor grote plannen is schaars en Amsterdam zoekt naar oplossingen om hier zoveel mogelijk woningen te kunnen realiseren, passend binnen de filosofie van de compacte stad. Het stadsbestuur is sterk geïnspireerd door Toronto waar met tactische hoogbouwplannen de stad verdicht is en een groot deel van de woningvraag is opgevangen (Milikowski, 2018). Sinds 2000 zijn daar 80.000 appartementen gebouwd op voormalige parkeerterreinen en alle torens bevinden zich in het stadscentrum (Hemel, 2016). De bevolking van het centrum is met 18 procent gegroeid. Bovenal is het stadscentrum een stuk levendiger geworden.
In het plan voor de Sluisbuurt is plek voor 5500 woningen, een campus met achtduizend studenten, kantoren, winkels, horeca en meer. Op een oppervlakte van slechts dertig hectare worden 25 woontorens gebouwd, vijf daarvan zijn hoger dan 100 meter (Milikowski, 2018). Een bouwdichtheid die nog niet eerder vertoond is in Amsterdam. Dit wordt uitgevoerd in de vorm van een hoogbouwplan. Vanuit het idee dat het logisch is dat er meer mensen gehuisvest kunnen worden als er de hoogte ingegaan wordt. Daarnaast oogt het op de plaatjes spectaculair. Het moet een symbool worden van het Amsterdam van de 21ste eeuw: ‘Aan de oever van het IJ zal een nieuwe skyline verrijzen die laat zien dat de stad niet blijft hangen in het verleden, maar zich klaarmaakt voor de toekomst’. HOOGBOUW EN URBAN LIFE Floor Milikowski schreef in het artikel ‘Zijn we vergeten wie we zijn?’ (Groene Amsterdammer, 2018) over het nut en de slagingskans van de Sluisbuurt. Dezelfde vraag stelt de stedenbouwkundige Sjoerd Soeters over het gepresenteerde plan. Zowel Milikowski als Soeters komen met sterke argumenten waarom hoogbouw niet in Nederland past. Hoogbouw past volgens Soeters niet in het Nederlandse vlakke landschap en cultuur. Het is bovendien niet logisch om hoge, zware massa’s te bouwen op de natte, Nederlandse grond, dat is erg duur. Het Nederlands landschap is compleet anders dan die van Toronto, waar de hoge torens wegvallen tegen de bergketens en Lake Ontario. In het vlakke Nederlandse landschap is hoogbouw van kilometers ver al te zien. Ook een argument is dat hoogbouw in principe niet gepland wordt om bij te dragen aan de leefbaarheid. Het komt vooral voort uit politieke en financiële overwegingen. De kritiek van Soeters komt overeen met de kritiek van de urban life beweging op de compacte stad met hoogbouw. Het was Jane Jacobs die tegen de hoogbouwplannen van New York in de jaren 50 was, waarvoor oude buurten met hun fijnmazige en sociale netwerken gesloopt
Vogelvlucht van hoogbouwplan Sluisbuurt (bron: Gemeente Amsterdam) 36 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
moesten worden. De hoogbouw die ervoor in de plaats kwam bracht geen levendigheid en sfeer op straat, geen stadsleven. Mensen leefden hoog, in luxe appartementen en voelden geen verantwoordelijkheid meer voor wat er op straat gebeurde. Milikowski haalt een onderzoek aan over Highrise op ooghoogte aan van Marlies de Nijs. Zij onderzocht specifiek de plinten van hoogbouw. Slechts twintig procent van de onderzochte gebouwen scoorde goed op functionele en architectonische levendigheid. Op straatniveau is er niet veel te beleven. Het missen van eyes on the street en een levendige plint maakt de kans op sociale onveiligheid in hoogbouwplannen groot. Vooral in combinatie met grote open ruimtes. Het plan van de Sluisbuurt kent veel grote, open en lege zones die niet te overzien zijn volgens Soeters.
De opzet van de Bijlmer vanuit de lucht (bron: van Eesteren Museum)
HOOGBOUW EN SUBURBAN LIFE Het modernisme kenmerkt zich als een periode van Suburbane hoogbouw. Projecten als de Bijlmer in Amsterdam zijn ontstaan uit de gedachte om stedelijk leven in het groen te bieden. De gebouwen staan ver uit elkaar en de grote ruimtes ertussen zijn parkachtig en groen vormgegeven. Het project van de Bijlmer heeft als voorbeeld niet goed uitgepakt (Obbink, 2016). Het is zoals Jos Gadet zegt in een interview met Hanne Obbink in Trouw een ‘onmetelijk groene woestijn vol hoogbouw geworden’. Het functioneerde niet, in de bomen rond de gebouwen hingen resten vuilnis van bewoners die het over de balustrade kieperden omdat de weg naar beneden soms helemaal aan de andere kant van de galerij was. De drang naar licht, lucht en ruimte vertaalde de stedenbouwkundige Siegfried Nassuth in honingraatachtige plattegronden voor de Bijlmer. Dit moest zorgen voor privacy, mensen konden niet bij elkaar naar binnen kijken. Daarnaast zouden zij elke dag zon op hun balkon krijgen. Onderin de flat zaten de gemeenschappelijke ruimtes en bergingen. Op maaiveld kon ongestoord door het groen gewandeld worden want de autowegen liepen op een hoger
Sfeerbeeld van het plan voor de bijlmer ook wel de ‘de betonnen droom’ genoemd ( bron: Daan Dekker)
niveau. Alles was vastgelegd en over nagedacht. Alles zou hetzelfde worden want volgens Nassuth was er maar één goede maat. Het scheiden van functies, met in de galerijflats alleen wonen gescheiden van het verkeer bleek in de praktijk niet te werken. Er blijkt een bepaalde mate van ‘chaos’ nodig te zijn. De grote open ruimtes waren onveilig, omdat er geen sociale controle was door het ontbreken van een levendige plint. De afwezigheid van verkeer zorgde ervoor dat het muisstil was op de paden. De open ruimtes waren bovendien te groot om voor sociale interactie te zorgen. Een overmaat van groen werkt niet. Obbink haalt architect Rem Koolhaas aan die in de jaren 80 de Bijlmer onderzocht en tot de conclusie kwam dat er in de geschiedenis nooit eerder is geprobeerd vijftig
AFSTUDEERONDERZOEK 37
duizend mensen gelukkig te maken met een stedelijk leven verschraald tot wandelen, pootjesbaden, vissen en spelen. Volgens hem zou het aanbrengen van mixed-use en een daadwerkelijke functie van de open ruimte al helpen: sportvelden, skatebaantjes of een theater. Vanuit de theorie van dit afstudeeronderzoek is de Bijlmer een voorbeeld van een project waar suburban life principes zijn gekoppeld aan een hoge dichtheid uitvoering. Er was een ambitie voor stedelijkheid, maar er zijn geen urban life principes toegepast. Het blijkt dat mixed-use essentieel is voor de succes van een gebied. Daarnaast belemmeren de open vlaktes, met de vele paden, waar iedereen los uit elkaar kan lopen het sociale contact en sociale controle. MIDDEN HOOGBOUW (4 TOT 8 VERDIEPINGEN) In zijn versie van het Sluisbuurtplan beperkt Soeters de openbare ruimte en legt er grachten in aan. Dit doet hij vanwege de theorie van de ‘gekrompen openbare ruimte’. Volgens hem is er meer ruimte nodig om de woningen van licht en lucht te voorzien. Hij maakt bredere straatprofielen en ontwerpt daar bewust grachten in. Hierdoor is er minder ruimte voor voetgangers en fietsers, zodat zij elkaar wel moeten tegen komen. De loopruimte wordt dus beperkt, bewoners komen elkaar tegen op straat. Gericht
op het stimuleren van sociaal contact ontwerpt hij de parkeerplekken niet bij de woning maar aan het einde van de straat. Bewoners moeten naar de auto lopen en komen elkaar weer tegen. Gebouwen in een midden hoogbouw plan als dat van Soeters hebben meer grondoppervlak nodig en dus ook meer plinten waarin interactie vanaf het maaiveld met de openbare ruimte kan ontstaan. Dit is essentieel voor een urban life. Kunnen er dan wel hoge dichtheden behaald worden zonder hoogbouw? Het plan van Parijs laat zien dat de uitvoering van een hoge dichtheid ook zonder hoogbouw kan. Dit vereist slim ontwerpen. De relatieve lage bebouwing in Parijs heeft een hoge dichtheid van inwoners met een gevoel van licht en ruimte. Een stratenplan met groene boulevards en parken en daarnaast statige appartementen met hoge plafonds en grote ramen. Dat er met slim ontwerpen dezelfde dichtheden bereikt kunnen worden bewijst Soeters met zijn plan met midden hoogbouw voor de Sluisbuurt. Het plan lijkt qua structuur op het Java-Eiland waar hij het stedenbouwkundig plan eerder voor ontworpen heeft. Het is minder spectaculair dan het hoogbouwplan. En er is minder openbare ruimte maar dat wordt gecompenseerd met meer persoonlijke privé buitenruimte van mensen. Het ontwerp kan gezien worden als kritiek op de hedendaagse stedenbouw waar het te veel om gebouwen gaat. Het zou meer moeten gaan over het leven in een wijk of hoe de gemeenschap zich zou moeten vormen. Volgens Soeters is goed en prettig wonen de essentie van een succesvolle straat, wijk of stad. INTENSE LAAGBOUW (3 TOT 4 VERDIEPINGEN) Intense laagbouw heeft als doel zoveel mogelijk grondgebonden gezinswoningen in een gebied te realiseren. Volgens een essay van Dick van Gameren in Intense Laagbouw (p17) wordt over het algemeen de grondgebonden woning niet als een typologie
Vogelvlucht van Plan Sluisbuurt van Soeters met midden hoogbouw en accenten hoogbouw aan de rand (bron: Mollink Soeters PPHP) 38 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
PERSPECTIEF OP EEN IDEALE HOGE DICHTHEID gezien om hoge dichtheden te bereiken. De behoefte en intensiteit waarmee de doelgroep de kavel wil gebruiken past bij deze verwachting. In dit soort woonmilieus worden straten namelijk gedomineerd door rijdende en geparkeerde auto’s en worden tuinen opgeofferd voor parkeerterreinen. Het boek Intense Laagbouw toont met ontwerpvoorstellen aan dat grondgebonden woningen wel mogelijk zijn met hoge dichtheden. Dit kan worden bereikt door bijvoorbeeld oplossingen voor de auto te bedenken. Het bezit van een eigen auto in de buurt is mogelijk, maar de auto is minder aanwezig in het straatbeeld. De grondgebonden woning in deze type dichtheid biedt veel op het vlak van individuele woonkwaliteiten.
Er kunnnen uit het voorgaande conclusies verbonden worden over de ideale type hoge dichtheid. Deze worden meegenomen in het vormen van ontwerpprincipes en de selectie van referentiegebieden. Vanuit Urban Life perspectief lijkt het lastig om met hoogbouw leefbare gebieden te realiseren. Ook vanuit Suburban Life met voorkeuren als een voordeur aan de straat, een tuin, de auto in de buurt en de sociale controle op kinderen lijkt dit niet te passen bij hoogbouw. Midden hoogbouw en intense laagbouw geven veel meer kansen om aan de principes van urban en suburban life te voldoen om een leefbare hoge dichtheid te te bereiken. Midden hoogbouw lijkt daarin een mix te bieden van zowel urban life als suburban life kwaliteiten. In de intense laagbouw zit wel de grondgebonden woning die suburbane doelgroep graag ziet omdat die vele individuele woonkwaliteiten waarborgt. Het kan zijn dat er met intense laagbouw en midden hoogbouw niet een voldoende hoge dichtheid behaald wordt. Daarnaast is het wenselijk om voldoende openbare ruimte met kwaliteit te ontwerpen.
Voorbeeld van intense laagbouw project Borneo Sporenburg in Amsterdam (bron: West 8)
Een mogelijke oplossing is dan om toch nodig met hoogbouwaccenten te werken. Een aantal hoogbouwaccenten kunnen juist een identiteitsdrager en orientantiepunt van een wijk zijn.
Midden hoogbouw en intense laagbouw geven de meeste kans om een leefbare hoge dichtheid te halen. In het volgende hoofdstuk wordt er op basis van twee referentiegebieden onderzocht wat er binnen een stedenbouwkundig plan nodig is om dit te bereiken.
AFSTUDEERONDERZOEK 39
40 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
04 Referentiestudie Deelvragen: Wat was de opgave van het stedenbouwkundig ontwerp van de wijk? Hoe zit de wijk in elkaar op de schaalniveaus ooghoogte, plan en volume van blok? Hoe scoort de wijk op de principes van urban life, suburban life en de mix daarvan? Midden hoogbouw en intense laagbouw bieden kansen aan de principes van de theorien van de leefbare hoge dichtheid te voldoen. Accenten van hoogbouw zijn mogelijk nodig om een voldoende hoge dichtheid te halen. In dit hoofdstuk worden twee wijken geanalyseerd op wat nodig is om binnen een stedenbouwkundig plan een leefbare hoge dichtheid te bereiken. Met een focus op het functioneren van het plan als geheel. Daarvoor zijn twee wijken geselecteerd waar tenminste een van de volgende kenmerken terug te vinden zijn: - midden hoogbouw 4 tot 8 laag - grondgebonden 3 tot 4 laags gezinswoningen - soms een accent van hoogbouw 8 tot 12 laags
- mixed use tot stand komt - kleine bouwblokken - eigen buitenruimtes, voorkeur tuin Na een analyse worden de wijken getoetst op de mix van urban en suburban life. Het hoofdstuk eindigt met conclusies die samen met het theoretisch kader en de tijdlijn tot ontwerpprincipes leiden voor het stationsgebied Barendrecht. De eerste wijk, Nieuw Leyden, is een voorbeeld van intense laagbouw waar hoge leefkwaliteiten voor het individu met een hoge dichtheid is gerealiseerd. De selectie van het GWL-terrein komt onder andere voort uit de Literatuur van Landschappelijk Wonen. In de wijk wordt groen en landschap gecombineerd met een stedelijke dichtheid.
AFSTUDEERONDERZOEK 41
42 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
Nieuw Leyden Leiden, Nederland, MVRDV Nieuw Leyden is een compacte woonwijk gekenmerkt door smalle, autoluwe woonstraatjes en zelfbouwwoningen midden in Leiden aan de singel, vijf minuten lopen vanaf Leiden Centraal. Het is een wijk gebouwd op een voormalig slachthuisterrein. In 1996 is er een ontwerpcompetitie uitgeschreven. De wijk is in 2010 grotendeels opgeleverd. De intentie van het onstaan van de wijk was om gezinnen in de binnenstad vast te houden die massaal wegtrokken naar de Vinex buurten. De nieuwe buurt moest een impuls geven aan de oude, omliggende volkswijk. Het zou een kindvriendelijke omgeving worden met aantrekkelijke buitenruimtes. De vraag aan de ontwerpers was kortgezegd: Hoe realiseer je zoveel mogelijk grondgebonden gezinswoningen (90m2 tot 120m2) in de binnestad? MVRDV heeft het masterplan gemaakt. Het is een compacte wijk geworden met alleen grondgebonden woningen in een strak grid met gelijke blokken. Vinex wijken hebben een gemiddelde dichtheid van 32 woningen per hectare. MVRDV claimt hier een dichtheid van 64 woningen per hectare te hebben gerealiseerd (Sour, 2011). Zoals het onderzoeksgebied is getekend, inclusief het park met
Leiden Centraal
wijkvoorzieningen dat mee ontworpen is, zit het plan op ongeveer 40 woningen per hectare. Ongeveer de helft van de woningen zijn zelfbouwwoningen. Bewoners hebben samen met een architect en regels uit het stedenbouwkundig plan hun woonwensen kunnen realiseren. Het is een proeftuin van architectuur geworden. De woonstraatjes zijn daardoor interessant geworden en geven een stedelijk gevoel, elke woning is anders, er is veel te zien. De blokken zijn gelijk aan elkaar qua verhoudingen. In de woonstraatjes van maar 8 meter breed zit ook geen duidelijke hierarchie. De woonstraten zijn de belangrijkste openbare buitenruimtes. Er zijn verder weinig verblijfsruimtes in het plan opgenomen, behalve een speeltuin en een park aan de zuidrand. Om de eentonigheid van de straten tegen te gaan zijn de woonstraten verschillend beplant in samenwerking met de bewoners. De woonstraatjes fungeren als een extensie van de woning. Veel mensen hebben het ingericht met een geveltuin en bankjes. Door het smalle profiel blijft er weinig ruimte over die openbaar aanvoelt.
Plangebied
Binnenstad
Afstanden Leiden Centraal: 750m Centrum: 750m
Plangebied Oppervlakte: 6,4 ha Aantal woningen: 230
LITERATUUR
Nieuw Leyden is een voorbeeld van een uitvoering van intense laagbouw. Het boek Intense Laagbouw van Erick Dorsman gaat verder in op het ontwerp van woningen met een eigen buitenruimte waarmee de ongebruikte plekken in de stad zo goed mogelijk benut kunnen worden. AFSTUDEERONDERZOEK 43
PRINCIPES VAN HET ONTWERP
Bron: P.A.R.I.M.A.
Bron: MVRDV
Het is een woonwijk met autoloze, groene woonstraatjes met veel privé-woon kwaliteiten ontstaan door zelfbouw.
Eentonige, simpele stempels in een grid. Een De ‘spanning’ ontstaat door slim netwerk houdt de auto’s uit de buurt. de zelfbouw architectuur. Het stedenbouwkundig plan is daarom simpel en faciliteert dit.
HET FUNCTIONEREN VAN DE OPENBARE RUIMTE
Weinig openbare ruimte, de smalle woonstraatjes zijn de belangrijkste verblijfsruimtes.
In het westen, aan de rand van het plan, is een speeltuin. Ligt niet strategisch in het netwerk van de wijk. Ook toegankelijk voor de oude volksbuurt.
Het park, onder de woonstraatjes, geeft ruimte en lucht. Het is de enige plek met functies: een Bso en café.
NETWERK
Slim netwerk: De auto kan geparkeerd worden in een garage onder de woning, te bereiken via entrees op de koppen van de blokken. Die entrees zijn aangesloten op een weg om de buurt heen. Haaks daarop lopen de woonstraatjes.
Centraal tussen twee rijen van blokken ligt een centraal fietspad. Plinten en hoeken soms dood aan het fietspad.
Autoring om het gebied, met parkeren. Het is een barriere naar het park.
IDENTITEIT
Intieme woonstraatjes die door de zelfbouw een stedelijk gevoel oproepen.
Veel privé woonkwaliteiten. Ondanks relatief strenge regels hebben veel mensen de randjes opgezocht: gesloten gevels aan straatzijde, privé parkeren op plot verwerkt etc.
44 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
Leuke zelfbouwoplossingen van plots zorgen voor een spannend gevelbeeld.
AFSTUDEERONDERZOEK 45
46 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
Het plan heeft een hiërarchische gridstructuur met vijf paralelle autoluwe, groene straatjes met daar tussen woningblokken. Haaks op die paden loopt een centraal fietspad. Om het gebied heen gaat een autoweg die entree biedt aan de halfverdiepte parkeergarages onder de bouwblokken. In het plan zelf is weinig openbare ruimte, er zijn bijvoorbeeld geen pleinen. Aan de westrand is een speelplaats. Daarnaast ligt in het zuiden een park, waar de enige voorzieningen in de wijk zitten, namelijk een café en bso. Het park is niet geïntegreerd in de wijk en oogt losstaand. De bouwblokken hebben dezelfde grootte. Er is maar één woningtype: de grondgebonden woning.
-Achtertuinen boven op parkeergarage -Spannend daklandschap, veel terassen op hoger niveau aan gevelzijde
Er is veel vrijheid voor de zelfbouwers geweest, terug te zien in de diverse architectuur. De verschillen leveren een spannend gevelbeeld op. De koppen van de blokken zijn mooi opgelost. De kavels zijn volgebouwd, meer dan gepland. De woningen zijn qua volume en dus leefruimte erg groot. Op de eerste verdieping bevindt zich de verharde achtertuin. Er is een maximale bouwhoogte van elf meter. Dit heeft te maken met de smalle straten van maar 8 meter. Om voldoende zonlicht in de straten en achtertuinen te krijgen was het voor de zelfbouwers verplicht om de bovenste 3 meter een setback te geven. Dit is vaak een schuin dak of een terras geworden. Het levert een spannend straatbeeld op.
-Hoeken en koppen van blokken mooi afgewerkt en open
-Halfverdiepte parkeergarage onder woningen -Daardoor creatieve oplossingen in indeling woningen (splitlevels)
-Kavels vol bebouwd -Verspringingen en verticale opdeling gevels: levendig gevelbeeld -Leefruimte in woning op straatniveau verplicht AFSTUDEERONDERZOEK 47
Toetsing URBAN LIFE Er is een goed gevoel van mensenlijke maat. De blokken hebben een goede lengte en de straatjes zijn intiem. De structuur van de wijk is overzichtelijk. Door de zelfbouw zijn er in de gevel veel verticale opsplitsingen. Dit maakt het straatbeeld divers en dus spannend. Het ziet er door de zelfbouw stedelijk uit, vooral van een afstand. Het functioneert alleen niet stedelijk. Er vindt geen enkele mixed-use plaats op een enkele thuiswerkplek na. Voorzieningen missen, terwijl aan de centrale fietsstraat voorzieningen goed hadden gepast. Het netwerk is slim maar er is geen sprake van centralisatie. Als bezoeker kies je een van de vijf straten, loopt die uit, en je bent aan de andere kant van de wijk. Er is geen duidelijke hoofdroute. Het groen in de smalle straatjes maakt dat die gesloten aanvoelen. De combinatie van die twee maakt dat een onwetende passant hoogstwaarschijnlijk om de wijk heen zal gaan. De groene straatjes zijn collectief terrein, het is een extensie van de leefruimte van de bewoners. Die claimen dat ook zo. Het liefst hebben die geen buitenstaanders want in de smalle profielen kijkt iedereen zo naar binnen. Er is een tekort aan open, openbare ruimtes om een goed urban life te hebben. De straatjes zijn te smal om multifunctioneel te zijn. Kinderen die voetballen of skaten kunnen hier al snel tot last zijn. Samenkomstplekken als pleinen zijn er niet. Samen komen of ontmoeten gebeurt mogelijk in het park, maar het park ‘hangt er aan’ en is slecht geïntegreerd. De autoweg met parkeren vorm een barriere met het park. SUBURBAN LIFE De eerste inschatting was dat de wijk goed op suburban life zou scoren, vooral omdat het oorspronkelijke doel was de mensen die wegtrokken naar de Vinex vast te houden. Dit valt tegen. Zelfbouw, de mogelijkheid om je woondroom te realiseren, midden in Leiden vormt de grootste aantrekkingskracht waarom de wijk populair is. Het is volgebouwd, de woningen zijn groot met
48 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
meerdere buitenruimtes in of aan de woning. De grootste buitenruimte, de achtertuin, ligt op een parkeergarage. Die is verhard en is lastig groen te maken. Ondanks de hoeveelheid privé ruimte in woningen veelal groter dan 120m2 is het gevoel van privacy niet groot. Mensen kijken in de smalle straatjes bij elkaar naar binnen en de achtertuin grenst aan alle kanten aan die van een ander. Dit maakt dat mensen de ruimte voor de woning gaan claimen. Die mogelijkheid is er wel maar gaat ten koste van de urban life. Er zijn weinig tot geen suburbane kwaliteiten in de openbare ruimte omdat hier simpelweg een tekort aan is. De vraag is ook wat de levensvatbaarheid is van dit concept. De wijk is een uitvloeisel van de woondromen van mensen die niet snel verhuizen. En als ze al verhuizen, wie wil er in de woondroom van iemand anders wonen? LEEFBAAR STADSKLIMAAT De profielen hebben een fijne proportie en zijn aangenaam. Het probleem met daglichttoetreding is slim opgelost met de verplichting van een setback in de gevel. Dit levert naast het gewenste effect ook een spannend gevelbeeld op. Door het vele groen en de smalle profielen wordt de wind redelijk geweerd. Het zijn wel lange lijnen, en het groen is niet hoog of groot dus er kan niet gezegd worden of de straten echt windvrij zijn. In de beleving voelt het stedelijk. Het kan ook als rommelig over komen. Het is evident dat de plots zijn uitgebuit. Soms zijn ingrepen raar en lijken geforceerd naar een bepaalde wens, zoals een auto aan de woning. Als buitenstaander heb je ook echt het idee dat je door iemands droom heen loopt. De bewoners waren ook sterk afhankelijk van wat de buurman bouwt, zoals in de afbeelding hieronder te zien.
Levendige, diverse publieke ruimtes
Menselijke maat
Mixed Use
Duurzaam verplaats gedrag
+
-
v
-
Eigen buitenruimte
Prive Leefruimte
Open ruimtes
Toegang tot natuur
v
v
v
-
Temperatuur
Wind
Beleving
+
v
v + v -
Goed Voldoende Slecht
TOT STAND KOMING MIX IN COMBINATIE HOGE DICHTHEID Op het eerste oog lijkt er een mix tot stand gekomen. Dat is waar de wijk op geselecteerd is. Wat duidelijk wordt uit de analyse is dat het verschil tussen uitstraling en functioneren groot kan zijn. De bottleneck lijkt eigenlijk de ambitie van het hele project te zijn: de grondgebonden typologie en de beschikbare ruimte. Het is eigenlijk een grote, in elkaar gedrukte vinex wijk, waarin alleen de privé woonkwaliteiten overblijven en de overige kwaliteiten wegvallen. Zelfs de privé woonkwaliteiten zijn niet top vanwege het gebrek aan privacy en de verharde tuin. Het niet mixen met andere woningtypologien zorgt ervoor dat de dichtheid (40 per ha) sterk tegenvalt en gewoon niet stedelijk is. CONCLUSIES Functies en voorzieningen, een hierarchie in de straatjes zodat er doorheen geslenterd kan worden had veel goed gemaakt. Het is te generiek. Het verkoopt zich als stedelijk wonen maar pur sec vanuit urban life principes gekeken kan dit niet als stedelijk gemeten worden. Suburban scoort het ook slecht. Toch blijkt dat het goed faciliteren van zelfbouw een wondermiddel te zijn. Dat is redelijk uniek en de reden dat het in stedenbouwkundig literatuur als een voorbeeld en succes gezien wordt voor andere staden woningtwikkelingen (Sour, 2011).
Iemand die twee plots heeft gekocht en daar één woning op heeft gebouwd. Daardoor kon die de hele woning naar achterschuiven en de voorkant met de verplicht leefruimte, en het groen als het ware afsluiten van de straat. Het gevolg is naast de gesloten gevel, een dode gevel van de buurman die goed zichtbaar is in het straatbeeld. AFSTUDEERONDERZOEK 49
50 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
GWL-terrein Amsterdam, Nederland, KCAP Het GWL-terrein is een woonwijk op een voormalig terrein van een drinkwaterbedrijf. Aan de rand van de binnenstad van Amsterdam is het een groene oase met parkachtige setting in de stedelijke drukte. De nabijheid van het Westerpark met recreatie en sport voorzieningen vergroot de aantrekkingskracht van de wijk. De wijk is gerealiseerd in 1998. Het hoofdprincipe was een milieuvriendelijke, duurzame wijk die autoluw is. Veel ruimte is onverhard en is sprake van ‘paden’ en geen straten of wegen. Er is een landschappelijke sfeer ontstaan door groen wat meandert langs gebouwen die orthogonaal op de hoofdpaden staan. Ten westen van het terrein ligt een industriegebied. Een langerekt hoogbouw blok schermt de wijk hier van af. Er is een sterke stedenbouwkundige verbinding met de staatsliedenbuurt in het oosten. De
Sloterdijk
Plangebied
blokken op het terrein lopen door op de straten van die buurt. Ondanks een woningdichtheid van 100 woningen per hectare is er opvallend veel landschappelijk kwaliteit op maaiveld. Er is veel collectief groen als ligweides en moestuinen op groene eilanden. Er zijn voor een wijk aan de rand van een binnestad veel woningen met privétuinen. gekenmerkt door de heggen. De ontsluiting van woningen is veelal op maaiveld, via de tuinen. Dit vergroot de levendigheid op straat. Door de wijk lopen een aantal paden en pleinen. De watertoren en het behouden machinepompgebouw vormen het hart van de wijk aan een centraal plein. Aangrenzend aan het plein stopt de tram. De wijk heeft een sterke community die gezamenlijk gebruik maakt van de collectieve buitenruimtes en die onderhoudt.
Amsterdam Centraal
Ring Amsterdam Binnenstad
Afstanden Centraal station: 2km De Dam: 2km
Plangebied Oppervlakte: 6 hectare Aantal woningen: 600
LITERATUUR
Het GWL terrein komt voor in het boek Landschappelijk Wonen van H+N+S landschapsarchitecten, Faro Architecten en Palmbout Urban Landscapes. Daarin zijn verschillende projecten verzameld en onderzocht op landschappelijke kwaliteiten. Het GWL-Terrein is de onderzochte wijk met veruit de hoogste dichtheid. Het boek schrijft de wijk aan als een ‘project waarin stedelijk gewoond kan worden mét een moestuin’ en als een project dat laat zien dat hoge dichtheden samen kunnen gaan met landschappelijk wonen AFSTUDEERONDERZOEK 51
PRINCIPES VAN HET ONTWERP
Landschappelijke sfeer ontstaat door contrast tussen gecurvde diagonalen (heggen) en orthogonale gevelwanden.
Bron: KCAP
Bron: KCAP
Het is een groene, autoloze wijk. Het is een eigen landschapje in de stad. Weinig verharding, veel functioneel groen, gevelgroen en een vijver waar regenwater vastgehouden wordt.
De lange hoogbouw vormt een stedelijke wand als afscherming van het bedrijventerrein en de westenwind.
HET FUNCTIONEREN VAN DE OPENBARE RUIMTE Bron: Cocq Makelaars
Bron: Carfree.fr
Het groen is functioneel: moestuinen, ligweides en speelplekken. Door de hagen hebben deze ruimtes een collectief karakter voor gebruik van de buurt.
Centraal in het plan bevindt zich een hoofdplein met functies en een grote horeca. Dit is het hoofdentree voor bezoekers.
NETWERK
De wijk heeft een eigen netwerk ten op zichte van de wegenstructuur eromheen. Het is autoloos. Er is een netwerk van paden dat fungeert als shared space voor fietsen en wandelen. Er zijn op de open plekken ruimtes gemaakt waar het aangenaam is om te verblijven met bankjes en tafels.
Passages door het lange gebouw heen maken dat het gebouw geen blokkade is in het netwerk.
IDENTITEIT
Veel plekken waar mensen uit de buurt samen kunnen komen. De buurt oogt als een community.
Elementen als bruggetjes tussen gebouwen en dakterrassen maken het ontwerp spannend.
52 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
In de architectuur zit humor verwerkt, als deze raampjes van een woning.
AFSTUDEERONDERZOEK 53
54 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
Links loopt als een stedelijke wand een meanderende hoogbouw die vanaf het zuiden oploopt van 4 naar 9 verdiepingen. Op en aan de gebouwen zitten verschillende buitenruimtes als dakterrassen, brede balkons en op de begane grond, aan de binnenzijde, tuinen. In het gebied, in de luwte van de hoogbouw, liggen 14 appartementgebouwen van 4 a 5 verdiepingen op groene eilanden. Op de begane grond bevindt zich een tweelaagse woning met tuin, er boven appartementen. De blokken zijn ontworpen door verschillende architechten maar met overeenkomende eisen in materiaal en kleurgebruik. Een aantal blokken zit zeer innovatief in elkaar met verschillende woningtypes waar ze erin geslaagd zijn om alle woningen met een buitenruimte op het zuiden te oriĂŤnteren. De architectuur is uniform maar het gevelgroen
en de ingerichte balkons zorgen voor sfeer. De overgang tussen privĂŠ en openbaar is zeer goed. De woningen op de begane grond hebben voortuinen of achtertuinen omzoomd door heggen. Daarnaast is het groene eiland een collectieve ruimte met gemeenschappelijk fietsparkeren. Om de eilanden met gebouwen liggen andere groene eilanden met collectieve functies als moestuinen en ligweides. Deze zijn omzoomd door hagen en maken dit collectieve ruimtes. Twee hoofdpaden meanderen door de eilanden heen en maken het uitdagend en spannend om door het plan heen te lopen. Haaks daarop liggen paden die de woningen ontsluiten en een sterk semi-openbaar karakter hebben.
-Voortuinen en/of trappetjes zorgen voor zachte overgang tussen openbaar en privĂŠ. De heggen dragen hier aan bij.
-Bijna elke woning heeft een buitenruimte op het zuiden: balkons, dakterrassen of tuinen.
-Entrees en ontsluiting van bovenste woningen vanuit binnengalerij
-De smalle paden, met er naast de heggen geven een intiem karakter. Mensen worden verleid tot sociale interactie. De ruimte is openbaar maar voelt collectief aan, je bent te gast. AFSTUDEERONDERZOEK 55
Toetsing URBAN LIFE
SUBURBAN LIFE
Ondanks dat de gebouwen relatief ver uit elkaar staan is er een goed gevoel van menselijke maat. Dit komt door het landschap ertussen, wat functioneel is en de heggen sluiten ruimtes af en geven een intiem gevoel. De openbare ruimte is zeer divers in gebruik. Er zijn speelplaatsen, moestuinen, voetbalveldjes, ligweides en pleinen met terrassen. Er valt voor bewoners en bezoekers veel te zien en te doen. Qua voorzieningen en mix van gebruik van de gebouwen valt het tegen. Alleen rond het centrale pleinen zijn functies en die zijn voor bezoekers minder aantrekkelijk want die zijn op de buurt gericht. Het grand café in het machinepompgebouw heeft wel aantrekkingskracht op een bredere schaal. Het centrale plein met de functies zit naast de tramhalte. Daar speelt het openbare leven zich af, de rest van de wijk zit in de luwte en heeft een meer collectief karakter. De hiërarchie in de paden is duidelijk. Het is aantrekkelijk om door het groen te slenteren via het meanderend pad naar de andere kant van de wijk, er is veel te zien en bovenal is het autovrij. In de kleine paden heb je wel het gevoel dat je te gast bent. De moestuinen en ligweides zijn duidelijk van en voor de mensen in de wijk. Door de omzoomende heggen functioneert dit als een goede collectieve ruimte. Als bewoner kun je er in een redelijk veilige omgeving zonder veel bekijks werken of genieten.
Veel woningen hebben grote buitenverblijfsruimtes, ook in de hoogbouw. Dit zorgt voor meer privacy in de woning. De meeste woningen op maaiveld hebben zelfs een tuin. De overgang tussen privé en openbaar is zeer goed en lijkt een groot aandeel te hebben in het woonplezier van mensen.
Het centrale plein aan het metrostation is te groot en te langgerekt en mist randen. Niet een plek om lang te verblijven. Het is GWL-terrein is qua functies meer afhankelijk van het noordelijk gelegen Westerpark. Het GWL-terrein laat zien dat het concept van stedelijk wonen in groen haalbaar is. Het is weliswaar een eigen eilandje in de context maar een bewoner van deze wijk kan er met dezelfde kwalitieten wonen als in een reguliere stadswijk. Tel daarbij op de groene, landschappelijke kwaliteiten. Het straalt wel een en al collectief uit. Anoniem wonen waar mensen in de stad soms ook behoefte aan hebben, lijkt alleen mogelijk in de hoogbouw.
56 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
De woningen zitten in generieke blokken, er zijn relatief veel appartementen. Losse grondgebonden woningen staan er niet. Het gevelgroen geeft sfeer. De mogelijkheid om balkons in te richten draagt bij aan een levendig straatbeeld. Het terrein heeft veel open ruimtes met verschillende manieren om er te verblijven. Op bankjes en in de ligweides kunnen mensen uitrusten. Alle paden zijn shared space waar mensen automatisch langzamer gaan fietsen. Het parkeren, wat toch nodig was, is minder goed opgelost met een grote strook parkeren naast het plan, in het industriegebied. Het plan scoort goed op suburban life. Aan dit type plan kleeft wel de vraag of er voldoende bewoners van de doelgroep in een appartement wil wonen. LEEFBAAR STADSKLIMAAT Op gebied van temperatuur doet de wijk het erg goed. Omdat gebouwen ver uit elkaar staan is er ruimte waar warmte kan ontsnappen. Bovendien is er veel beplanting en bomen die koelen en schaduw geven. Het autoluwe karakter beperkt de antropogene warmte sterk. Het meanderend gebouw is in het westen gepositioneerd om onder andere de westenwind tegen te houden. Het hoofdplein is echter te groot van schaal, zonder randen en voelt als een plein waar wind kan optreden. De wijk is qua beleving interessant. De materiaalkeuze van rode bakstenen past goed bij het groen. De onverharde paden en de paden met klinkers versterken het landschappelijke karakter. Het gevelgroen heeft als effect dat de bebouwing minder opvalt en goed past in het groene karakter van de openbare ruimte. Op ooghoogte is er veel te zien.
Levendige, diverse publieke ruimtes
Menselijke maat
Mixed Use
Duurzaam verplaats gedrag
+
v
+
v
Eigen buitenruimte
Prive Leefruimte
Open ruimtes
Toegang tot natuur
+
+
v
+
Temperatuur
Wind
Beleving
+
v
+ + v -
Goed Voldoende Slecht
TOT STAND KOMING MIX IN COMBINATIE HOGE DICHTHEID De mix komt hier zeer goed tot stand. Een hoge dichtheid van 100 woningen per hectare wordt bereikt met verschillende kwaliteiten die goed scoren op urban en suburban life. CONCLUSIES Wat opvalt is dat het interessant is om door de wijk te slenteren. Het zijn de landschappelijke kwaliteiten maar toch ook kwaliteiten als het grote café die het interessant maken om te slenteren, doelloos door de wijk heen te gaan. Er is een aantal landschappelijke en stedenbouwkundige aspecten die goed functioneren: - De ruimte in het midden van het plan, waar de slingerpaden kruizen, functioneert als een grote groene ruimte. De ruimte is zeer goed geïntegreerd in de wijk, met divers functioneel groen. - De interactie op maaiveld van de bebouwing met de openbare ruimte is over het hele plan goed georganiseerd, bij alle typologieën. De meeste woningen op de begane grond in de appartemtenten en de hoogbouw hebben een voordeur en voortuin. Veel eigen voordeuren zorgt voor meer kans op interactie op straatniveau tussen bewoners. - De woningen hebben goede buitenruimtes, de meeste zijn georiënteerd op het zuiden. Ook de hoogbouw met brede balkons, die goed in te richten zijn als een verblijfsruimte.
Grote groene ruimte, waar bouwblokken geïntegreerd zijn. De groene ruimte heeft diverse gebruiksmogelijkheden. (bron: Google maps)
De brede balkons van de hoogbouw. De bewoners hebben een buiten verblijfsruimte aan de woning die in te richten is.
AFSTUDEERONDERZOEK 57
Conclusies uit de referentiestudie
DE IDEALE TYPE HOGE DICHTHEID Uit de analyse van de referentiegebieden is gebleken dat de hoogte van de dichtheid van 100 woningen per hectare haalbaar is. Dit is een reële hoge dichtheid, aangezien op het GWL-terrein dit wordt toegepast in een binnenstedelijke context van Amsterdam. 100 woningen per hectare is een dichtheid die gebruikt kan worden als programma voor de ontwerpprincipes en het ontwerp voor Barendrecht.
wijk te lopen. Dit zorgt voor meer draagvlak van functies op verschillende centrale plekken in de wijk. Bovendien onstaan er geen gesloten gebieden in een wijk. Beiden wijken gebruiken het autoluwe karakter om de openbare ruimte intiem en leefbaar te maken. Dit kan het slenteren bevorderen. Straten kunnen niet te smal zijn, dat gaat dan weer ten koste van het privé gevoel in de woning.
Voor het behalen van deze hoge dichtheid zijn meerdere typologieën nodig. Vooral midden hoogbouw is een manier om een leefbare hoge dichtheid te bereiken. De analyse van Nieuw Leyden toont aan dat met alleen de grondgebonden woningen er geen hoge dichtheid te halen is en er geen openbare ruimte overblijft waar kwaliteit in te behalen is. Die openbare ruimte is belangrijk om zowel urban en suburban principes te kunnen creëren. Het GWL-terrein laat zien dat er veel landschappelijke kwaliteiten te realiseren zijn als daar voldoende van is. Als er voldoende openbare ruimte is, is het verantwoord accenten van hoogbouw tussen de 8 en 12 verdiepingen toe te passen. De hoogbouw van het GWL-terrein laat zien dat er voldoende kwaliteit in en aan het gebouw te creëren is door de brede balkons. Daarnaast kan de hoogbouw extra aantrekkelijk worden door de positie op een centrale of toegangsplek, als bij het GWL-terrein aan het Westerpark.
Er zijn collectieve en openbare ruimtes nodig waar activiteiten tussen bewoners kunnen ontstaan en het interessant is voor bezoekers om te komen. Dit kan een plein met actieve plinten zijn. Wat ook goed werkt is een grote groene ruimte, het geeft iedereen toegang tot groen en lucht in een compacte wijk.
HET FUNCTIONEREN VAN HET STEDENBOUWKUNDIG PLAN Het valt op dat het vermogen om te kunnen slenteren door het gebied belangrijk is. Dat kan in het GWL-terrein uitstekend, in Nieuw Leyden is dit minder mogelijk. Goede slenterroutes zorgen ervoor dat het voor de bewoners en bezoekers leuk en aangenaam is om door de hele 58 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
Het mixen van functies op een aantal centrale plekken is cruciaal. Dit is niet gebeurd in Nieuw Leyden, een urban life komt niet goed op gang. Op het GWL-terrein is dat rond een centraal plein gebeurd, wat een knooppunt is in de loop- en fietsroutes en aan de tramhalte ligt. Een goede overgang tusen de woning op maaiveld, met woningen met een eigen voordeur zorgt in beide wijken voor leven op straat. Daarnaast verhoogt het de privacy in de woning. Warme kleuren en materialen dragen bij aan een fijne relatie tussen gebouw en openbare ruimte. Gevelgroen blijkt een manier om eentonigheid uit een gebouw te halen. Het is mogelijk om een goede buitenruimte voor elke type gebouw te realiseren met onder andere brede balkons en daktuinen. Nieuw Leyden laat zien dat een setback geven aan de voorkant deze ruimte biedt en bijdraagt aan de levendigheid van het straatbeeld.
Aanzet tot ontwerpprincipes Uit de referentiestudie zijn conclusies getrokken over het ideale type hoge dichtheid en het functioneren van het stedenbouwkundig plan. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met conclusies die samen met het theoretisch kader en de tijdlijn tot ontwerpprincipes leiden voor het stationsgebied Barendrecht. Dit gebeurt op de drie schaalniveaus van plan, blok en gebouw. Per niveau wordt aangegeven uit welk deel van de analyse het ontwerpprincipe voortkomt. 1. PLAN, RAAMWERK EN IDENTITEIT A slenterbuurtje I (referentiestudie en theoretisch kader) B verbonden met omgeving (tijdlijn) C een grote groene ruimte (referentiestudie) 2. BLOK, STRAAT D slenterbuurtje II (theoretisch kader en leefbare hoge dichtheid) E Toepassen Mixed Use (theoretisch kader en referentiestudie) RELATIE GEBOUW EN OPENBARE RUIMTE F geleidelijke overgang van prive naar openbaar (referentiestudie) G Functionele verblijfsplekken op, in of aan gebouwen (theoretisch kader)
Dit hoofdstuk eindigt met een aanzet voor ontwerpprincipes. In het volgende hoofdstuk worden deze uitgewerkt voor een deel van het plangebied van Barendrecht. Deze principes worden toegepast op een geselecteerde hoge dichtheid van midden hoogbouw en/of intense laagbouw met accenten van hoogbouw.
AFSTUDEERONDERZOEK 59
60 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
05 Ontwerpprincipes Deelvragen: Wat is het doel van het ontwerpprincipe? Hoe kunnen de ontwerpprincipes worden toegepast op een plangebied? Hoe zien de ontwerpprincipes er ruimtelijk uit? In dit hoofdstuk worden de ontwerpprincipes voor een deel van het plangebied van Barendrecht gepresenteerd. Het gehele plangebied van het stationsgebied is te groot om de ontwerpprincipes toe te passen. Daarom wordt er een gebied gekozen dat een vergelijkbare grootte heeft met de refentiegebieden Nieuw Leyden en het GWLTerrein.
identiteit van een wijk kan zijn. Daar is kort aanvullend onderzoek naar gedaan. Dit hoofdstuk begint dan ook met een korte duiding van een slenterbuurtje gebaseerd op het Italiaanse dorp San Gimignano.
Deze principes worden toegepast op de geselecteerde hoge dichtheid van midden hoogbouw en/of intense laagbouw met accenten van hoogbouw.
Daarmee is een antwoord gegeven op de hoofdvraag van het onderzoek namelijk: Hoe kunnen door middel van stedenbouwkundige ontwerpprincipes gebieden met hoge dichtheden leefbare gebieden worden waarin de kwaliteit van het stadsleven en het suburbane leven samen komen?
Dit gebeurt op de drie schaalniveaus van plan, blok en gebouw. Voor het vormen van de ontwerpprincipes van het slenterbuurtje is de koppeling gemaakt dat het een
Dit hoofdstuk toont hoe ontwerpprincipes eruit kunnen zien door middel van schema's en referenties.
De ontwerpprincipes worden daarna in een illustrerend hoofdstuk uitgewerkt in een ontwerp voor het stationsgebied Barendrecht.
AFSTUDEERONDERZOEK 61
Duiding van een slenterbuurtje In de referentiestudie is gebleken dat het slenteren door een wijk een element kan zijn om aan de mix van de principes van urban en suburban life te voldoen. Een woonmilieu waar geslenterd kan worden kan een identiteit van een wijk zijn: een slenterbuurtje. In de Parkwijk in Lelystad wordt voor het eerst de term slenterwijkje/buurtje gebruikt. Daar is aan de rand van het centrum een lage dichtheid wijk gerealiseerd van 159 woningen. De wijk kenmerkt zich als een 'autoluwe wijk met gezellige hofjes en knusse slenterstraatjes pal tegen het stadscentrum' (Lelystad, 2017). Vanuit de stedenbouwkundige uitgangspunten van ontwerpbureau West 8 voor Parkwijk, die het plan voor de buurt maakten, valt er een duiding te geven aan een slenterbuurtje. Het is geen centrum met grote voorzieningen maar het trekt toch om er even door heen te lopen. De groene, autoluwe openbare ruimte met kleine straatjes en de kleine korrel van voorzieningen in plinten en op hoeken geeft de buurt een gezellige, vriendelijke uitstraling. Het is leuk om door de wijk heen te struinen. Het faciliteren van slenterroutes zorgt ervoor dat de hele wijk geactiveerd wordt en er draagvlak voor functies ontstaat, die centraal aan routes zitten. Het effect is dat er circulatie door de hele wijk heen kan ontstaan. De hele wijk kan als een organisch, levendig geheel functioneren. Doordat het gaat om slenterroutes en niet om meerdere grote hoofdroutes valt er een goede afwisseling tussen drukte en luwte te organiseren. Het biedt een evenwicht tussen urban life en suburban life omdat verschillende uitgangspunten van een slenterbuurtje goed passen bij de principes van de theorieën.
Entree: trekt aandacht om naar binnen te gaan. Intensiteit van functies aan begin van de wijk (bron: Guiarte).
Parkwijk heeft een te lage dichtheid als referentie voor de onderzoeksvraag. Vanuit de vraag 'waar zou je gaan slenteren als je wilt slenteren?' is gekeken naar historische binnensteden, waar over het algemeen goed geslenterd kan worden (Gehl, 2010). Het dorpje San Gimignano in Italie is daarvoor geanalyseerd (zie bijlage II). Er is een aantal principes uit de analyse te halen: - Het bundelen van functies bij het entree van de wijk, om mensen aan te trekken de wijk in te gaan, een entreeplein. - Het gefaseerd aanbieden van functies: na het entree minder functies in een rustige woonomgeving, weer oplopend naar meer functies rond een centraal plein met cafe's en restaurants. - Het verbinden van meerdere routes, de pleinen zijn schakelpunten. - Het organiseren van hierarchie in straten: er is een centrale slenterroute maar er zijn ook doorsteekjes en straatjes die een alternatieve route bieden. - Het creëren van een spannende dichtheidsopbouw: de buitenkant is redelijk gesloten (stadsmuur in San Gimignano) maar daarachter is te zien dat er een centrum is (de torens). - Het voorkomen van barrières door gaten en doorgangen te maken in de rand van de wijk (de stadsmuur met poorten). Deze principes zijn meegenomen in het versterken van de ontwerpprincipes voor een slenterbuurtje.
Straat: smal, leidend naar plein. Minder interactie tussen plint en straat (bron: Tripadvisor).
62 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
Plein: open gevoel, na smalle straatjes. Hoge intensiteit van functies en activiteit. Samenkomst van routes, een rustpunt (bron: Explorista).
Schaal 1 plan, raamwerk en identiteit
AFSTUDEERONDERZOEK 63
A Een slenterbuurtje I Het voordeel van een slenterbuurt is dat het evenwicht biedt tussen urban life en suburban life. Het is geen centrum met grote voorzieningen maar het trekt toch om er even door heen te lopen. Eenmaal in de buurt is het leuk. Het geeft de buurt een kenmerkende identiteit. Eigenschappen als de groene openbare ruimte en de kleine korrel van de straten en functies geeft de buurt een gezellige en prettige uitstraling. De kleine korrel (grootte van woonblokken, openbare ruimtes en voorzieningen) van stedelijkheid past bij stationslocaties als die van Barendrecht waar minder behoefte naar en draagvlak is voor grote korrel functies.
A1 Scale of the walking men
De auto blijft en word geparkeerd aan de rand van de wijk. Hierdoor kunnen de straatprofielen smaller, een menselijke maat, en groen zijn.
A3 Stimuleren gevoel van ontdekking door opbouw van de dichtheid
Gesloten vanaf de buitenkant, binnenin ruimte en open sfeer. Als eens stadsmuur waar je een poort door gaat. Aantrekkelijke entrees, met een plein met functies geven de aantrekking om naar binnnen te gaan. Het hoofdplein/ straat met meer functies is pas verder in de wijk en stimuleert om verder te lopen. De 'stedelijke wand' kan strategisch geplaatst worden zodat het geen schaduwwerking in het gebied oplevert en mogelijk ook wind tegenhoudt. Daarnaast is het belangrijk dat de eerste gebouwen er naast niet een groter verschil in hoogte dan15 meter hebben met de stedelijke wand, anders ontstaan er valwinden op straat. 64 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
A 2 Centrale samenkomstplekken/pleinen
‘Great piazzas became such by successfully serving as nodes of the pre-existing pedestrian patterns. They are places that offer you the opportunity to change your path and perhaps your mind on what you want to do.’ (Ditommaso, 2015)
A4 Identiteitsdragers in de wijk
Een kas als ontmoetingsruimte in de wijk Hunziker Areal in Zurich (bron: Hoffmann)
Centrale ontmoetingsplekken voor mensen uit de buurt. Dit is een plein of een gebouw. Het is de plek waar buurtactiviteiten georganiseerd worden. Valt architectonisch op, vaak een historische gebouw.
B Verbonden met omgeving Er is veel variatie in hoe een route afgelegd kan worden. Naast het slenteren moet er aandacht zijn voor de ‘quick goal’ georiënteerde verplaatsing van A naar B (Gehl, 2011). Daarvoor is het vooral belangrijk dat er aansluiting is met het omliggende netwerk van verschillende mobiliteitsvormen. In de wijk is een plek waar van mobiliteitsvorm gewisseld kan worden. Met een route die goed verbindt is er kans op toevallige bezoekers. Bezoekers betekenen meer draagvlak voor de voorzieningen. Het is daarnaast gemakkelijk voor bewoners om de omgeving te bereiken.
B 1 Centrale fietsverbinding die aansluit op netwerk regio
B 2 Overzichtelijke routing vanaf en naar OVStation
B 3 Centrale parkeervoorziening aan rand van wijk
B 4 Makkelijk wisselen van mobiliteitsvorm
Het parkeren is georganiseerd in een centrale voorziening. Parkeren bij de woning leidt er toe dat mensen in hun eigen bubbel kunnen blijven. Nu is er kans op ontmoeting tussen bewoners onderweg van de parkeergarage naar de woning. Belangrijk is dat het een doorlopende route is, waar mensen niet terug moeten lopen. Parkeren gebeurd aan de rand van de wijk, zoveel mogelijk in bebouwde of ondergrondse voorzieningen. De auto is ondergeschikt in een gebied. Waar de auto nog wel mag komen is er sprake van shared space en dertig kilometer per uur zones.
In de wijk ligt de focus op het lopen en het fietsen. Aan de rand bevindt zich het openbaar vervoer en de toegang tot de auto. Op die rand is er een knooppunt waar gemakkelijk van mobiliteitsvorm gewisseld kan worden. Hier is tevens de aanwezigheid van deelmobiteit als OV-fietsen die de omgeving voor bezoekers toegankelijk maakt.
AFSTUDEERONDERZOEK 65
C Een grote groene ruimte Eén of meer grote groene ruimtes geeft lucht in een compacte wijk. Een grote groene ruimte kan bijvoorbeeld een park of groene as zijn. Als de groene ruimte goed geïntegreerd is en de juiste grootte heeft bevordert dit de toegankelijkheid voor bewoners. Er is verschillend gebruik van het groen en functies eromheen kunnen van het groen profiteren. Een grote groene ruimte nodigt bezoekers van andere buurten uit om er een ommetje te maken omdat het door de grootte ook een verbinding kan zijn. C 1 Geïntegreerd centraal in wijk
C 2 Functies aan groene ruimte
Door de centrale ligging is het verblijf in het groen goed bereikbaar en is er sociale ontmoeting. Belangrijke routes en ontsluitingen door de groene ruimte betekent dat mensen er altijd even doorheen moeten.
Functies aan de groene ruimte die profiteren en gebruik maken van de groene ruimte. Voorbeeld is een school die in de ruimte educatie of sport kan geven. Of een café voor het rustgevende uitzicht en de mogelijkheid de hond mee te nemen.
C 3 Zachte overgang tussen groen en woonwijk
C 4 Functioneel groen
Het groen loopt vanuit de groene ruimte geleidelijk de wijk in. Er zijn geen barrières als een autoweg.
Groene ruimte die geleidelijk over gaat in woonwijk in het Funen (bron: Google Maps, 2021)
66 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
Een deel van het groen is kijkgroen, plantsoen of bos. Een substantieel deel van het groen heeft ook een gebruiksfunctie zoals ligweide, moestuin, sportveld of natuurlijke speeltuin
Ligweide de Bogortuin tussen de stedelijke blokken op Java Eiland in Amsterdam. Hier is veel zon, mensen ontspannen en zwemmen hier in het aangrenzende water.(bron: MF)
Schaal 2 Blok, straat
AFSTUDEERONDERZOEK 67
D Een slenterbuurtje II De principes gaan vooral over hoe de openbare ruimtes ervaren worden en hoe slenteren gestimuleerd kan worden. De buurt moet over het algemeen intiem aanvoelen met ruimtes en gebouwen met mensenlijke schaal. Er is een aantal openbare ruimtes die openbaar aanvoelen door functies in de plinten. Waar meer luwte is (minder functies en belangrijke routes lopen) is er de mogelijkheid voor bewoners om de ruimte voor de woning een semiopenbaar, collectief karakter te geven. Er kunnen uitzonderingen gemaakt worden op deze principes om iets te accentueren. Belangrijke gebouwen of plekken kunnen een grotere korrel hebben of diffuser in functie (shared space) zijn en daardoor onderscheiden. D 1 Een slenterroute
Geen eenduidig grid met rechte blokken en lange lijnen: elke hoek daagt uit om weer verder te lopen. Tussendoor zitplekken en doorsteekjes, de route is ‘manageable’ en uitdagend. Bomen en materiaalkeuze in het pad zorgen voor ‘guidance’.
Voorbeeld ‘uitdagende’ hoek door opvallende plint in de Houthavens in Amsterdam( bron: Funda)
D 2 Functionele openbare ruimte
D 3 Kleine korrel en verticale opsplitsingen
De openbare ruimte is ingericht volgens het principe van de gekrompen ruimte: functioneel met verblijfskwaliteit. De ruimtes zijn niet groot en niet leeg, mensen komen elkaar tegen omdat ze in de buurt van elkaar moeten bewegen. Omdat er functionele verblijfskwaliteit is als een buurttuin of een ligweide kan een deel van het dagelijks leven van bewoners zich in de openbare ruimte afspelen waardoor de druk op een ideale privésetting minder is.
Voorzieningen en woningen hebben vooral een kleine korrel met veel verticale opsplitsingen zodat het geen grote massa’s worden. Dit kan behaald worden door verschil in gevels en architectuur maar ook door het toepassen van gevelgroen. Type voorzieningen die passen bij een kleine korrel zijn bakkers, café’s, ateliers, fietsenmakers en dokterspraktijken. Een kleine korrel met verschil in architectuur en materiaal zorgt bij woningen dat het een plek is die eigen, privé aan voelt omdat die onderscheidend is van de rest.
68 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
E Toepassen mixed use De vermenging van gebruiksmogelijkheden is een essentieel ingrediënt voor levendige, voetgangersvriendelijke wijken (Dash, 2019). Het zorgt voor leven op straat omdat er voor verschillende mensen, op verschillende tijdstippen iets te zoeken is. Het gaat over het mixen van gebruik, dat is meer dan alleen het mixen van wonen met kantoren en commerciële functies. Thuiswerken of in de buurt van huis kunnen werken is een belangrijk gebruik in de economie van de toekomst. Kleiner wonen van jonge starters beketent dat het wonen en werken niet per sé georganiseerd is in een woningtypologie maar in het stedenbouwkundig plan (Dash, 2019). Een deel van de doelgroep vindt het prima om in kleine appartementen te wonen en maakt veel gebruik van de gemeenschappelijke voorzieningen. Mixed use draait niet zozeer om het uitdenken van de functies en de voorzieningen maar om het faciliteren van ruimtes die multifunctioneel en adaptief zijn. Een goede open plint kan veel soorten functies herbergen. E 1 Functies en voorzieningen strategisch in plinten op centrale plekken en langs routes
‘Een rijke begane grond betekent een rijke stad’ (Jan Gehl). Voorzieningen en functies zitten vooral in de plint van het gebouw. Die is daardoor toegankelijk en brengt sfeer en interactie met de openbare ruimte.
Commerciele plint aan hoodfplein op GWL-terrein met yogastudio , fietsenmaker en kantoor(bron: Greenlinkers)
Pas bij een hogere, binnestedelijke dichtheid komen er overal commerciële plinten. Het is beter om één stuk straat, plein of blok levendig te maken met plinten. Dit levendig maken kan vooral met commerciële of maatschappelijke voorzieningen die veel interactie aangaan met de openbare ruimte, zoals cafe’s met terrassen. Plinten kunnen echter ook levendig zijn als het alleen een woonfunctie heeft. Dit kan bereikt worden door geveltuintjes en de verplichting van het organiseren van een leefruimte op de begane grond. Sidewalk café bij entree wijk Hunziker Areal in Zurich (bron: website Dialogweg 6 , 2017)
AFSTUDEERONDERZOEK 69
E 2 Collectieve voorziening/werkruimte met multifunctioneel gebruik voor bewoners
De buurtbibliotheek in de Van der Pek Buurt in Amsterdam (Bron: Mars Interieurarchitecten, OBA)
Een ruimte waar mensen uit de buurt terecht kunnen om te werken, studeren en ontmoeten. Dit is een markant alleenstaand gebouw of een opvallende, open plint. Een rooftop collectieve (werk)plek in een kas uit een studie van Tangram naar thuiswerken op buurtniveau
E 3 Mixen van woningtypologiën
Het mixen van woningtypologiën maakt het voor een bredere doelgroep aantrekkelijk om in de buurt te wonen: van betaalbaar tot luxe. Hieronder een voorbeeld van woningtypologiën die goed samen gaan met de principes en binnen de 4 tot 12 laags te realiseren zijn. Bij het selecteren van een typologie is een goede ontsluiting op maaiveld (zie volgende principe) en het hebben van een buitenruimte een vereiste.
Actieve plint + 4 laags appartementen met brede balkons (Bron: Archdaily)
2 + 2 laags beneden bovenwoning (Bron: Archdaily)
4 tot 6 laags Apparemtenblok. Openbare ruimte verbindend en geeft eenheid tussen verschillende blokken(Bron: Remko Bijvoet Makelaardij)
Hoogbouw brede balkons + actieve plint 8 tot 12 laags (Bron: Discover Zurich)
70 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
3 tot 4 laags grondgebonden rijwoning (Bron: Remko Bijvoet)
3 tot 4 laags appartementen met of zonder actieve plint (Bron: Koht architecture)
Zelfbouwkavels met strakke regels in materiaalgebruik (bron: top010)
Schaal 3 Relatie gebouw en openbare ruimte
AFSTUDEERONDERZOEK 71
F Geleidelijke overgang privé naar openbaar Een geleidelijke overgang tussen privé en openbaar bepaalt in sterke mate het gevoel van privacy in de woning. Andere bewoners of bezoekers kunnen door deze ruimte niet zomaar naar binnen kijken. De zone is daarnaast een plek waar sociale contacten tussen buren kan ontstaan. Het is belangrijk dat de woningen (ook de appartemtenten en de hoogbouw) op de begane grond een voordeur en voortuin hebben. Veel eigen voordeuren zorgt voor meer gebruikers van deze ruimte, omdat die ruimte bij het privé hoort. De overgangszone heeft een informeel karakter die bewoners zelf kunnen inrichten: gevelzone, voortuin en balkon. Op die manier kunnen de bewoners de woning een eigen uitstraling geven en bijdragen aan de sfeer in de straat. Het kan een plek zijn om 's ochtends een krantje te lezen of om de fietsen neer te zetten. F 1 Overgangszone op maaiveld De overgangszone tussen privé en openbaar op maaiveld is heel belangrijk. Het is een ruimte die bewoners eigen kunnen maken. Dat kan er toe leiden dat bewoners ook verblijven aan de straatzijde en dat betekent meer leven op straat. Hierin is de gevelzone en voortuin te onderscheiden. Die zijn op verschillende manieren te organiseren. Gevelzone
Houthavens Amsterdam (bron: eigen foto)
Gevelzone aan binnenzijde hoogbouw in het Funen (bron: Architectuurwijzer)
Gevelzone naar openbaar groen in het Funen (bron: Jeroen Musch)
Voortuin
Voortuin GWL Terrein (bron: eigen foto)
72 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
Voortuin Nieuw Crooswijk Rotterdam (bron: Architectenweb)
F 2 Balkons, galerijen aan straatzijde Brede balkons van 1 tot 2,5 meter geven de bewoners de mogelijkheid die in te richten tot een waardige verblijfsruimte. De kans op sociale controle op de straat is groter omdat mensen op de balkons verblijven. Daarnaast is er meer privĂŠgevoel in de woning omdat niet iedereen naar binnen kan kijken. Architectuur van een appartementengebouw mag monotoner en grover van korrel zijn, verticale opsplitisingen en het idee van een kleine korrel ontstaan door de ingerichte balkons en dragen bij aan een divers straatbeeld.
Brede balkons op GWL-terrein (Bron: eigen foto)
Balkons aan verticale straat in Hof van Hoytema (Bron: Mantingh)
F 3 Achterkant samen met buurt
F 4 Materiaalkeuze bebouwing
Een achterkant waar de tuin niet direct grenst aan de tuin van de buren, maar waar nog een collectieve ruimte tussen zit. Dit kan een plek zijn die samen van de buren is en waar kinderen met elkaar kunnen spelen. Daarnaast geeft het privacy en een ontsluitingsmogelijkheid omdat de tuin niet direct aan die van een ander grenst.
Kleuren en materialen die warmte uitstralen en goed bij groen passen. Er ontstaat meer kans op een relatie tussen de openbare ruimte en de bebouwing. Voorbeelden zijn hout en rode bakstenen. Deze materialen houden de warmte goed vast, tot in de avond.
De rode bakstenen van de bebouwing van het GWL-terrein passen gaan goed samen met het groen. Nog sterker in de hefrstperiode. AFSTUDEERONDERZOEK 73
G Functionele verblijfsplekken op, in of aan gebouwen In een hoge dichtheid is ruimte schaars. Dit principe gaat in op manieren om ruimtes op, in of aan gebouwen efficiĂŤnt te benutten en een gebruiksfunctie te geven. Het zijn principes waarbij het wooncomfort of de verblijfskwaliteit toeneemt en die bijdragen aan een levendig straatbeeld. De principes zijn een manier om de eentonigheid van een gebouw te doorbreken. G 1 Schuilplekken Dit is een principe dat het best toegepast kan worden op plekken waar er veel interactie tussen gebouw en openbare ruimte wordt verwacht. Dus centrale plekken met functies in de plint. Twee uitvoeringen zijn de arcade en de luifel. Het is een kwalitatieve verblijfsruimte op meer momenten door het jaar heen omdat mensen er kunnen schuilen voor regen en zon. Het trekt visueel op ooghoogte aan, een luifel of arcade betekent vaak dat er activiteit plaatsvindt. In de ervaring van mensen kan het de hoogte van een hoog gebouw drukken, zodat de hoogte minder imponeert. Bij hoogbouw is een luifel ook voordelig omdat het valwinden op begane grond breekt en ongure en daarmee ongure plekken voorkomt.
G 2 Functionele verblijfsplekken in het gebouw Dit soort verblijfsplekken doorbreken de eentonigheid in een gevel en worden daarom regelmatig toegepast bij lange, of brede gebouwen. Bijvoorbeeld door grote gaten of insteken te maken. Of door glas voor galerijen te plaatsen.
Verblijfsruimtes in galerij waar het aangenaam is door de glaze gevel die warmte van woningen vasthoudt en wind van buiten tegenhoudt. (bron: Kilgapopp)
74 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
Daktuin in een gat in appartementen gebouw in Hunziker Areal (bron: Hoffmann , 2019)
G 3 Daklandschap Een dak kan op verschillende manieren een verblijfsruimte zijn. Hieronder een aantal voorbeelden die toe te passen zijn. De toepassingen individueel per woning zijn gemakkelijk te realiseren en in het ontwerp mee te nemen. Gemeenschappelijke dakruimtes zijn stedelijk en krijgen alleen een sterke gemeenschappelijke rol als er op maaiveld echt een tekort aan openbare ruimte is. Dakruimte individiueel per woning Een setback, dakterras of atelier boven op de woning.
Daktuinen (Bron: Gaikhorst Makelaars)
Ateliers op dak (Bron: Vlaams Architectuur Instituut)
Gemeenschappelijk daken Een daktuin of dakterras.
Gemeenschappelijke daktuinen in het Toni Areal. Groene verblijfsruimte op daken zijn ideaal voor biodiversiteit en duurzaamheid. Hier zitten wel hoge kosten aan voor het verzwaren van de constructie en het onderhoud (Bron: Landezine)
Woningen aan gemeenschappelijke dakterrassen in het Lube Block in Berlijn. Toegankelijk via trappen die op maaiveld beginnen. (bron: Art Connect)
AFSTUDEERONDERZOEK 75
76 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
06 Ontwerp voor Barendrecht Voor het illustreren van de principes is een ontwerp voor stationsgebied Barendrecht uitgewerkt. Het ontwerp is tot stand gekomen op basis van de volgende methodologie:
Stap 3: doormaken van een iteratief proces: - maken van een raamwerk - testen van ontwerpprincipes en het programma - maken van een concept ontwerp
Stap 1: bepalen welke bestaande of toekomstige kwaliteiten invloed hebben op het ontwerp
Stap 4: uitwerken van ontwerp
Stap 2: vaststellen van het programma en uitganspunten voor deze uitwerking
De onderzoeksmethoden die toegepast is bij deze studie is een schaalstudie (bijlage IV), studie naar een grote groene ruimte (bijlage III) en vooral het proces van schetsen en testen.
AFSTUDEERONDERZOEK 77
Het plangebied HET PLANGEBIED IN DE GEBIEDSVISIE Voor het illustreren van de principes is een stuk van het hele plangebied gekozen waar Urban Synery een gebiedsvisie voor aan het maken is. Dit gebied heeft een grootte van 5 hectare en de grootte is vergelijkbaar met die van de referentiegebieden. Het plangebied ligt tegen het water voor het station aan, tussen het Stationsplein en Veilingplein in. Rond het Stationsplein en de Stationsstraat wordt een hoogstedelijk milieu gecreĂŤerd met veel voorzieningen en een hoge dichtheid. Dit is de schakel tussen alle buurten van het hele plan. De
westzijde van het plangebied is daar ook onderdeel van, en daar moet hoogbouw gepleegd worden om bij het profiel en het plein te passen. Het plangebied ligt in een luwte waar een gematigd stedelijk milieu wordt verwacht in vooral een groene omgeving met voornamelijk wonen en maatschappelijke voorzieningen. In de hele lengte aan de noordzijde van het plangebied komt de Stationstuin. Een groen, parkachtige structuur met water dat een sterke kwaliteitsimpuls is voor het plangebied.
Stationplein Stationstuin
Plangebied 5 ha
Veilingplein
Voorlopige gebiedsvisie Stationstuinen Barendrecht (Bron: Urban Synergy) 78 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
KWALITEITEN VAN HET PLANGEBIED IN DE TOEKOMST
PROGRAMMA
UITGANGSPUNTEN VAN DE UITWERKING
- 100 woningen per ha = 500 woningen in het gebied realiseren
Er is gekozen voor verdeling van dichtheid over het plangebied met aan de kant van het Stationsplein een hogere dichtheid met stedelijke typologiën (hoogbouw en appartementen). De dichtheid loopt geleidelijk af naar het Veilingplein wat in de luwte ligt en een mix kent van grondgebonden woningen, beneden boven woningen en appartementen.
- toepassen van de ontwerpprincipes - de uitgangspunten van de gebiedsvisie
Als onderzoeker heb ik gekozen om hoogbouw en hoge appartementenblokken niet binnen het plot te mixen met grondgebonden woningen. Dit omdat ik verwacht dat de combinatie van een grondgebonden woning en hoogbouw niet bijdraagt aan de leefbaarheid. Het doel is dat het de wijk één geheel wordt. Dit kan bereikt worden door een goede circulatie op gang te brengen met routes langs (groene) openbare ruimtes en voorzieningen op verschillende in de wijk. Een tweede uitgangspunt is om zoveel mogelijk diverse type openbare ruimtes met functies in te passen. Dit maakt de wijk interessant voor bewoners en bezoekers, parken, kades, pleinen, ligweides.
AFSTUDEERONDERZOEK 79
Concept CENTRALE VERBINDING MET OMGEVING + SLENTERROUTE
WEVERSHOEK
Auto/fietser/ voetganger Hoofdroute fietser/ voetganger
CENTRUM BARENDRECHT
CENTRUM BARENDRECHT
Slenterroute voetganger/ langzaam fietsen Ondergrondse parkeervoorziening
GROENE CENTRALE ASSEN
Stationstuinen Groene structuur de wijk in
STEDELIJKE WAND + IDENTITEIT DEELGEBIEDEN
Stedelijk wonen -appartementen in hoogbouw (toren/flat) 4 tot 12 verdiepingen) Stedelijk wonen in groen -Appartementen in 4 tot 6 laagse woningblokken Wonen aan centraal plein -Beneden boven woningen -Appartementen boven actieve plint Rustig wonen in groen -Beneden boven woningen -Appartementen 3 tot 4 laagse woningblokken -grondgebonden woningen
80 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
ROUTES ACTIVEREN
Pleinen aan routes Actieve plinten -Kleine korrel voorzieningen: bakker, cafés, tandarts, fietsenmaker etc. -kantoren en ateliers
MOGELIJKHEID TOT HET MAKEN VAN OMMETJES
Netwerk voor wandelen Het kunnen lopen van achtjes (ommetjes) Aansluiting netwerk omgeving
HOTSPOTS
AFSTUDEERONDERZOEK 81
Plankaart
ENTREEPLEIN
STATIONSPLEIN
(1)
82 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
BUURT KAS
SPEEL PLAATS
(3)
(2)
COLLECTIEVE WERKPLEK
N
5m 2m
20m 10m
Schaal 1:1250
AFSTUDEERONDERZOEK 83
Vogelvlucht
84 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
AFSTUDEERONDERZOEK 85
Het dagelijks leven in de wijk
86 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
AFSTUDEERONDERZOEK 87
(1) Entree wijk vanaf station
88 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
Sfeerimpressie entree vanaf stationsplein (photoshop in samenwerking met Dylan van der Burgt)
AFSTUDEERONDERZOEK 89
(2) Zicht vanaf balkon op centraal plein
90 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
Sfeerimpressie centraal plein (photoshop in samenwerking met Dylan van der Burgt)
AFSTUDEERONDERZOEK 91
(3) Vanuit speeltuin
92 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
Sfeerimpressie vanuit speeltuin (photoshop in samenwerking met Dylan van der Burgt)
AFSTUDEERONDERZOEK 93
94 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
07 Afronding Conclusies Discussie Advies Feedback op ontwerp voor stationsgebied Barendrecht Reflectie op opleidingscompetenties Logboek
AFSTUDEERONDERZOEK 95
Conclusie Een mix tussen urban life en suburban life is nodig om leefbare kwaliteiten in een hoge dichtheid te creëren in stationsgebied Barendrecht. Daarmee wordt het een aantrekkelijk gebied om te wonen voor de jonge Barendrechter en jonge mensen uit de stad. Het stationsgebied heeft potentie vanwege het NSstation en de beschikbare ruimte. Door de krapte op de woningmarkt ligt het voor de hand om hier een gebied met een hoge dichtheid te realiseren gericht op jonge starters en middeninkomens. Het risico is dat er dan veel hoogbouw ontworpen wordt. Dit is momenteel de trend om hoge dichtheden te bereiken. Hoogbouw biedt echter weinig leefbare aspecten die aantrekkelijk zijn voor de doelgroep. De uitdaging is om een gebied te creëren waar leefbaarheid en hoge dichtheid samengaan die tevens aantrekkelijk is voor de behoefte van de doelgroepen. Er zijn uit de literatuur en referentiestudie twee conclusies te trekken over het type dichtheid: 1. het realiseren van een mix van urban life en suburban life is mogelijk in het type dichtheid van midden hoogbouw, intense laagbouw en accenten van hoogbouw. 2. het realiseren van leefbare kwaliteiten in deze mix van type dichtheid is mogelijk door voldoende openbare ruimte in te plannen. Vanuit de hoofdvraag van dit onderzoek ‘Hoe kunnen door middel van stedenbouwkundige ontwerpprincipes gebieden met hoge dichtheden leefbare gebieden worden waar de kwaliteit van het stadsleven en het suburbane leven samen komen?’ zijn de bovenstaande conclusies leidend voor het maken van de ontwerpprincipes. De zes ontwerpprincipes zijn: een slenterbuurtje op twee schaalniveaus, verbonden met de omgeving, een grote groene ruimte, toepassen van mixed use, geleidelijke overgang privé naar openbaar en functionele verblijfsplekken op, in of aan gebouwen. Deze ontwerpprincipes komen voort uit de theorieën van urban en suburban life. Ze bieden een integrale aanpak vanuit verschillende schaalniveaus voor
96 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
leefbaarheid en stellen het functioneren van een plan vanuit menselijke behoefte en gebruik centraal. De principes gaan uit van een goede verbinding met de omgeving, zodat de wijk een schakelpunt is, bijvoorbeeld tussen station en recreatiegebied. De wijk krijgt aantrekkingskracht door een mix van interessante functies en activiteiten en grote groene ruimte(s). Door de principes komt er een circulatie op gang en functioneert het gebied als een organisch geheel, waar het leuk is om doorheen te slenteren voor bewoners en bezoekers. De wijk wordt gezellig omdat er kwaliteiten zijn die het ontstaan van sociale interactie stimuleren. Voor bewoners is het aangenaam wonen met goede privacy door een overgangszone van privé naar de openbare ruimte, een eigen buitenruimte en keuze in verschillende type woningen. Zonder toepassen van deze principes is er een kans dat er een gesloten wijk ontstaat die niet gericht is op menselijk gebruik en maat. De omgeving waar mensen leven en tijd doorbrengen heeft namelijk invloed op gedrag en leefstijl. Dat heeft weer effect op de sociale cohesie, het welbevinden van de bewoners en het woonplezier. Algemene conclusie is dat er in hoge dichtheden ontworpen kan worden in Barendrecht en soortgelijke, randstedelijke stationsgebieden, mits er ontworpen wordt met een type dichtheid waarin voldoende openbare ruimte is en de ontwerpprincipes uit de mix van urban life en suburban life bestaan.
De ontwerpprincipes op de drie niveaus van plan, blok en gebouw AFSTUDEERONDERZOEK 97
Discussie De inschatting vooraf aan het onderzoek was dat het beantwoorden van de hoofdvraag veel werk zou zijn. Het is gelukt om tot concrete ontwerpprincipes te komen op drie schaalniveaus. De principes zijn zo gepresenteerd dat die te gebruikten zijn bij het maken van ontwerpen. De uitwerking tot ontwerp voor Barendrecht illustreert dit. De resultaten zijn betrouwbaar omdat er koppelingen zijn gemaakt tussen bestaande theorieën, analyses en studies, die tot nieuwe inzichten en combinaties leiden. Onder andere vanuit literatuur van gevestigde onderzoekers als Jan Gehl, Floor Milikowski en Sjoerd Soeters. De referentie analyse is zorgvuldig uitgevoerd door locatiebezoek en plananalyse. De bevindingen over de ideale leefbare dichtheid is uit een tijdlijn en argumentatie van onderzoekers gehaald. Dit stuk was sterker onderbouwd geweest als hier daadwerkelijk getallen aan de dichtheden waren gekoppeld en met dichtheden getest was.
Dit was echter niet haalbaar in de beschikbare tijd. De beschikbare tijd voor het onderzoek belemmerde ook het testen van de ontwerpprincipes met meerdere uitwerkingen. Een goede variantenstudie zou tot een meer beargumenteerde uitwerking kunnen leiden. Een andere beperking bij het doen van dit onderzoek was corona. Daardoor zijn interviews in de referentiegebieden die meer inzicht in gebruik van bewoners had gegeven, niet uitgevoerd. Het blijft altijd de vraag wat de bereidheid is van de suburban life doelgroep om in een appartement te gaan wonen en van de urban life doelgroep om buiten de stad te gaan wonen. Het principe van het realiseren van een hoge dichtheid op dit soort locaties staat of valt bij de bereidheid om er te gaan wonen. De verwachting is dat de druk op de woningmarkt samen met de uitwerking van de ontwerpprincipes leidt tot een grotere bereidheid om hier te wonen. De praktijk moet uitwijzen of dat zo zal zijn.
Advies Er is een aantal vervolgstappen voor de versterking van de ontwerpprincipes en hoe deze voor een breder gebruik ingezet kunnen worden en zodat de bereidheid van de doelgroepen om er te gaan wonen vergroot wordt: 1. een advies is om de case van het stationsgebied Barendrecht te testen met meer uitwerkingen, bijvoorbeeld met een variant waar woningtypologieen op één plot gecombineerd worden. De varianten kunnen met elkaar vergeleken worden en er kunnen conclusies uit komen die leiden tot meer concrete of nieuwe ontwerpprincipes. 2. een ander advies is om de principes te testen op een andere case. Vanuit feedback op die case kunnen de ontwerpprincipes meer generiek gemaakt worden, waardoor die beter inzetbaar zijn voor andere projecten en dus waardevoller zijn. 3. een advies is ook om te onderzoeken aan welke type functies, woningen en openbare ruimte daadwerkelijk behoefte is en aantrekkelijk is voor de doelgroep. Het maakt de kans op succes van de ontwerpprincipes op 98 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
circulatie door een wijk groter. Bovendien kan het leiden tot meer aantrekkingskracht op de doelgroepen. 4. als laatste advies is te onderzoeken hoe de principes doorwerken op architectuurniveau. Een sterke mate van de privé woonkwaliteit, de woning zelf, wordt bepaald door de uitgewerkte typologieën. Slimme architectuurprincipes kunnen een extra impuls geven aan bijvoorbeeld een goede buitenruimte of voldoende lichtinval in de woning. De ontwerpprincipes kunnen gebruikt worden voor soortgelijke stationsgebieden in Nederland met dezelfde potentie als die van Barendrecht. Eventueel kunnen de principes ook in het buitenland gebruikt worden. Vooral in landen met een gelijk klimaat en ook een goede economie. Tijdens het onderzoek heb ik veel inspiratie gehaald uit literatuur en projecten uit Denemarken, Duitsland en Zwitserland. Dat zijn voorbeelden van landen waar mijn ontwerpprincipes zoals ze nu zijn ook interessant voor zouden zijn. Het is echter ook mogelijk om ontwerpprincipes naar context aan te passen, daar is voldoende mogelijkheid toe.
Reflectie op ontwerp Aan vier jonge mensen die passen binnen de potentiële doelgroepen, twee die zich herkennen in urban life en twee in de suburban life, is gevraagd wat ze wel en juist niet aansprekend vinden in het ontwerp van de wijk vanuit hun mogelijke rol als bewoner. Alle vier de geïnterviewden zijn ook als professionals geïnterviewd, want zij zijn ook actief in het werkveld van de ruimtelijke ordening. De uitgewerkte interviews zitten in bijlage V. Zowel de urban life als de suburban life geïnterviewden zouden graag in de wijk willen wonen. Veel van dezelfde kwaliteiten spreken beide doelgroepers aan. Hieruit kan gesteld worden dat de ontwerpprincipes succesvol zijn toegepast. Vooral het groene karakter van het ontwerp heeft aantrekkingskracht. Ze zouden allemaal gebruik maken van de groene ruimtes. Wat vooral aanspreekt is dat je zo pal naast een station kunt wonen, waardoor je snel in Rotterdam bent en in een omgeving kunt wonen met veel groene kwaliteiten en een goed aanbod van voorzieningen. Niemand lijkt zich te storen aan het autoloze karakter, twee zien het zelfs als heel positief. Het autoloze karakter geeft de mogelijkheid om echt ongestoord te kunnen struinen. Het centrale plein trekt veel aandacht. Zij zien
het als een centrale plek dat tot leven kan komen, mits er aantrekkelijke, unieke voorzieningen aan het plein komen. Alle geïnterviewden kiezen voor een appartement. De reden is dat ze graag tussen andere jonge mensen willen wonen waar nog reuring is. Ze schatten ook in dat ze een grondgebonden woning niet kunnen betalen. Twee willen aan het centrale plein wonen en de andere twee het liefst stedelijk in het groen, waar vandaan ze snel bij het centrale plein en het station zijn. Het valt op dat de suburbane life geïnterviewden het belang van voldoende privé leefruimte en een eigen, grote buitenruimte steeds benadrukken. De goede openbare ruimtes en de functies compenseren veel, maar het hebben van die buitenruimte is een voorwaarde voor sociale tradities die zij hebben. Een breed balkon of een daktuin zien zij als een optie maar dan moeten zij een beter beeld krijgen hoe die gebruikt kan worden. De feedback van de geïnterviewde als professional is verwerkt in de discussie en het advies.
AFSTUDEERONDERZOEK 99
100 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
08 Bronnen Bibliografie
AFSTUDEERONDERZOEK 101
Bibliografie Alkemade, F. (2020, September 21). Hoe kan ontwerp bijdragen aan maatschappelijke vraagstukken? (L. Staats, Interviewer)
Hemel, Z. (2016, december 2). Gelezen in ‘Rise and Sprawl’ (2016) van Hans Ibelings. Opgehaald van zefhemel.nl: https://zefhemel.nl/het-is-nog-evenwennen/
BPD, afdeling research. (2016). BPD Mosaic 2016. Business Insider. (2019, juni 27). In deze 12 vinexwijken liggen de huizenprijzen hoger dan in de stad. Opgehaald van Businessinsider.nl: https:// www.businessinsider.nl/huizenprijs-vinexwijk-ijburgleidsche-rijn/ CBS. (2012). Tijd- en plaatsonafhankelijk. Den Haag: Centraal Bureau voor Statistiek. CBS. (2016, 9 12). PBL/CBS prognose: Groei steden zet door. Opgehaald van cbs.nl: https://www.cbs. nl/nl-nl/nieuws/2016/37/pbl-cbs-prognose-groeisteden-zet-door DASH. (2019). Home Work CIty. Delft: nai010 uitgevers. Ditommaso, A. G. (2015, April 16). Here’s How American Cities Can Learn From Italian Piazzas. Opgehaald van Nextcity.org: https://nextcity.org/ daily/entry/italian-piazzas-the-future-of-publicspace Dorsman, N. V. (2009). Intense Laagbouw een opgave? In E. Dorsman, Intense Laagbouw (pp. 1314). Groningen.
Lelystad, W. i. (2017, juli 26). van Wijnen ontwikkelt 'slenterwijk' Parkwijk Lelystad. Opgehaald van Lelystad geeft lucht: https://www.woneninlelystad.nl/ wijnen-ontwikkelt-slenterwijk-parkwijk-lelystad/ Lenzholzer, S. (2013). Het Weer In De Stad. Rotterdam: NAI010 uitgevers. Milikowski, F. (2018). ‘Zijn we vergeten wie we zijn?’. Amsterdam: De Groene Amsterdammer. Milikowski, F. (2018). Van wie is de stad: de strijd om Amsterdam. atlas contact. Niek Verdonk, E. D. (2009). Intense Laagbouw. Groningen: Platform GRAS. NOS. (2017, juni 15). Waarom we allemaal in de grote stad willen wonen. Opgehaald van Nos.nl: https://nos.nl/op3/artikel/2178292-waarom-weallemaal-in-de-grote-stad-willen-wonen.html Obbink, H. (2016, December 13). Ondergang en opkomst van de Bijlmer. Opgehaald van https:// www.trouw.nl/nieuws/ondergang-en-opkomst-vande-bijlmer~b278a4b7/:
Gehl, J. (2010). Cities for People. Copenhagen: Island Press.
Obbink, H. (2020, september 9). Zo kwam Nederland aan een tekort van 331.000 woningen. Trouw.
Gehl, J. (2011, juni 14). Danish Architect Jan Gehl on Good Cities for Walking. Retrieved from Streetsblogsf: https://sf.streetsblog.org/2011/06/14/danisharchitect-jan-gehl-on-good-cities-for-walking/
Onniboni, L. (sd). TUSCANY – WHERE AN ARCHITECT HAS MUCH TO LEARN. Opgehaald van Archiobjects.org: https://archiobjects.org/ architect-much-learn-san-gimignano-tuscany/
102 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
Plat, Y. (2014, juli 12). Hoe maak je Third Places? Opgehaald van socialevraagstukken.nl: https:// www.socialevraagstukken.nl/sociale-praktijk/ hoe-maak-je-third-places/#:~:text=Third%20 places%20zijn%20plekken%20%E2%80%93%20 buiten,nieuwe%20idee%C3%ABn%20komen%20 hier%20op. Reinink, S. (2020, juli 30). Zo integreer je binnenstedelijke verdichting met een leefbare stad. Opgehaald van gebiedsontwikkeling.nl: https:// www.gebiedsontwikkeling.nu/artikelen/zo-integreerje-binnenstedelijke-verdichting-met-een-leefbarestad/ Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. (sd). Van wederopbouw tot bloemkoolwijk: 1950 – heden. Opgehaald van landschapinnederland.nl. Samen bouwen aan Barendrecht. (sd). Geschiedenis. Opgehaald van Samen bouwen aan Barendrecht: https://samenbouwenaanbarendrecht.nl/ geschiedenis-barendrecht Soeters, S. (2017, mei). Alternatief plan voor de Sluisbuurt. (W. Schoonenberg, Interviewer) Sour, A. (2011). Nieuw Leyden recept voor stedelijk wonen. Rotterdam: Uitgeverij 010. Uytenhaak, R. (2009). Steden vol ruimte. Rotterdam : Uitgeverij 010. Wikipedia. (sd). Compacte stad. Opgehaald van wikipedia.nl: https://nl.wikipedia.org/wiki/ Compacte_stad
AFSTUDEERONDERZOEK 103
104 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
09 Bijlage I
Principes van de theorieën
II
Analyse San Gimignano
III
Studie grote groene ruimte
IV Schaalstudie V
Feedback op ontwerp voor Barendrecht
AFSTUDEERONDERZOEK 105
A. Menselijke maat
Bronnen: Sebastiaan Reinink, Victory Compact City, 2019 Lars Grenaker, Densification With Quality Of Urban Life, 2015 Jan Gehl, The Human Scale, 2013
UITGANGSPUNTEN:
Menselijke maat - Proportionele verhouding tussen gebouw en straat - Segmenten in de straten die te lopen zijn -Levendige en afwisselende plinten met functies -Bankjes en bomen dragen bij aan menselijke schaal
A1 Proportionele verhouding tussen gebouw en straat. A2 Breedte en lengte van straten die comfortabel aanvoelt. Vrij
van wind en uitnodigend om te lopen en te fietsen.
A3 Actieve en afwisselende plinten met functies. De gevel en plint
worden daardoor levendig en spannend.
A4 Inrichtingselementen zoals bomen en bankjes dragen bij aan
menselijk schaal versterken comfortabel gevoel, overzicht en veiligheid.
VOORDELEN: •Ontwerpen met mensenlijke maat is ontwerp wat geoptimaliseerd is voor menselijk gebruik • Ruimtes zijn gevoelsmatig comfortabel voor mensen. Het is aangenaam om door het gebied heen te wandelen. •Ruimtes zijn smaller en kleiner, niet gericht op auto's, en worden intiemer en persoonlijker.
•De omgeving waarin mensen leven en tijd doorbrengen heeft invloed op het gedrag en de leefstijl. In een omgeving waar lopen en buiten verblijven uitnodigend is leven mensen gezonder. Ze zijn meer buiten en bewegen. •Het verbetert de ervaring en kans op prikkels. Er is ontworpen gericht op mensen die langzaam door een gebied gaan en dingen zien, niet auto's die er doorheen razen.
CRITERIA VOOR SUCCES: •Lengte en breedte van straten en plein op een schaal waar een sociaal zichtveld van mensen mogelijk is. 100m is het zichtveld van bewegingen, op 25m kunnen mensen elkaar van gezicht herkennen. Een plein waar het om sociale interactie gaat zoals in Leidsche Rijn Centrum is 30m bij 30m. •Open, actieve en levendige plinten. Dit ontstaat door kleine units, hoogte plint, veel deuren en de kleur/detaillering in de plint. •Ruimtelijke proporties van bebouwing. De hoogte is passend in relatie tot de openbare ruimte. In de breedte de gevel opsplitsen in units zodat er geen massief blok ontstaat. Hof van Bern, Leidsche Rijn Centrum, Utrecht 106 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
Bronnen: Sebastiaan Reinink, Victory Compact City, 2019 Lars Grenaker, Densification With Quality Of Urban Life, 2015 Henk Bouwmeester, Woonwerk!, 2008
B. Mixed use Mixed use - Mix van gebruiksmogelijkheden in werk, wonen en recreatie - Belang van third places - Bepaalde kwaliteit, uniekheid van de functies geven karakter aan de wijk -Mixen van woningtypologien
UITGANGSPUNTEN: B1 Binnen een wijk maar ook op gebouwniveau een mix van wonen, werken, winkels, cultuur, sport en uitgaan etc B2 Faciliteren van third places en ontmoetingsplekken voor
zowel het werken als het sociale leven van bewoners en bezoekers.
B3 Een bepaalde hoeveelheid, kwaliteit en uniekheid van de
functies geeft karakter en identiteit aan gebouw of wijk.
VOORDELEN:
hoger maar dit is efficient en duurzaam.
•De aanwezigheid van functies in de wijk en gebouw gekoppeld aan woningen zorgen voor stimulans gebruik van fiets, lopen en openbaar vervoer.
•Zorgt voor draagvlak gebruik ov-station.
•Mixed-use zorgt voor levendigheid in en rondom gebouwen de hele dag door.
•De functies geven identiteit en karakter aan de wijk en creeert meer kans op spontane communicatie en interactie tussen mensen. Beperkt homogeniteit wijk.
•De openbare ruimte kent een multifunctioneel gebruik afhankelijk van tijdstip van de dag. De intensiteit is
•Gebouwen en wijken met verschil in soorten ruimtes zijn flexibel naar verandering in behoefte en trends.
CRITERIA VOOR SUCCES: •Het mixen van functies op zowel gebouw als wijkniveau. In totaal moet er een aanbod zijn wat de primaire functies als een supermarkt, school of fietsenmaker minimaal garandeert. •Openbare ruimte die flexibel kan zijn in gebruik. Dus voor het dagelijks leven maar die ook ingericht kan worden voor een buurtfeest of bewoners die gewoon buiten met de stoel in de zon willen zitten. •Waar veel functies nodig zijn, in drukke straten en pleinen, vooral alle plinten benutten. In woongebieden zijn functies op de hoeken van de bouwblokken voldoende. Hunziker Areal, Zurich AFSTUDEERONDERZOEK 107
C. Duurzaam Verplaatsgedrag
Bronnen: Marieke van Gompel, The Railway Station As Centre Piece Of Urban Design, 2015 Sebastiaan Reinink, Victory Compact City, 2019
UITGANGSPUNTEN:
Duurzaam verplaatsgedrag - OV-georienteerd -Focus verplaatsingen langzaam verkeer, aangename routes zonder auto’s -Bundeling van functies en ontmoetingen op knooppunten van verplaatsingen
C1 Ov georienteerd. Metro- en treinstations als middelpunt.
Multifunctionele hub waar in of rondom ruimte is voor ontmoetingen, werk, winkels en uitgaan.
C2 Veel van verplaatsingen vinden plaatsen te voet of op de
fiets mogelijk gemaakt door het aanbod van functies in de buurt, aangename ruimtes zonder auto’s en fijne routes.
C3 Centrale plekken waar functies en activiteit zich bundelen
vormen makkelijk te herkennen hotspots met veel stedelijke kwaliteit. Dit zorgt voor efficiente verplaatsingen en plekken waar sociale activiteit en ontmoetingen plaatsvinden.
VOORDELEN: •Draagvlak van OV-station.
•Centrale plekken voor activiteit en samenkomst stimuleren sociale interactie.
•Organisatie van duurzaam verplaatsgedrag gericht op fiets en voetganger ten op zichte van de auto is ruimtelijk veel efficienter. Meer ruimte om te verdichten of om groene leefbare straten en plekken te maken.
•Minder auto’s en een goede organisatie daarvan in de wijk betekent minder conflictpunten tussen verkeersstromen. Daardoor wordt fietsen of lopen aangenaam en stimuleert het gebruik.
•Bewegen goed voor gezondheid van bewoners.
•Stimuleert het gebruik van de openbare ruimte en creeert levendigheid en meer kans op sociale interactie.
CRITERIA VOOR SUCCES: •Zo min mogelijk rijdende en geparkeerde auto’s in het straatbeeld. Geef ruimte voor fiets, voetganger en groen in de straat. •Netwerk van attractieve en actieve fiets en wandelroutes in goede verbinding met omgeving. •Verdicht, ontwerp en pas mixed-use toe aan de hand van centraliteit. Centrale plekken hebben bredere straten en pleinen die ingericht zijn op verblijf van mensen. •Deel routes op in stukken die mensen uitnodigt en verleidom van stuk naar stuk te bewegen. Nieuw Leyden, Leiden (buurtcafe ter illustratie) 108 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
D. Levendige, diverse publieke ruimtes
Bronnen: Sebastiaan Reinink, Victory Compact City, 2019 Jan Gehl, Cities for People, 2010
UITGANGSPUNTEN:
Levendige, diverse publieke ruimtes - Gericht op het stimuleren van sociale ontmoeting tussen -Ruimtes waar rust kan worden genomen - Verschillende type openbare ruimtes die aantrekkelijk kunnen zijn - Multifunctioneel en adaptief
D1 Gericht op het stimuleren van sociale ontmoeting tussen men-
sen. Denken vanuit mensenlijke maat: bescherming, comfort D2 en plezier.
D3 Afwisseling bieden in de mogelijkheid van lengte van verblijf.
Belangrijk dat er publieke ruimtes zijn waar langer verbleven kan worden, rust nemen.
D4 Verschillende, diverse type publieke ruimtes. D5 Publieke ruimtes die multifunctioneel en adaptief zijn.
VOORDELEN: • Aantrekkelijke publieke ruimtes worden samenkomstplekken tussen mensen. Het is er gezellig voor bewoners en mogelijke bezoekers. •Een aanbod van publieke ruimtes die gericht zijn op meerdere lengtes van verblijfsduur op verschillende tijdstippen zijn aantrekkelijk voor verschillende gebruikers. Voor rust of juist levendigheid hoeven mensen bijvoorbeeld dan niet de wijk uit. Daarnaast
verhoogt het de sociale controle omdat er meer ogen op straat zijn en zorgt voor veiligheid •Multifunctioneel betekent dat er verschillende activititeiten en gebruik in de publieke ruimte kan plaatsvinden. Het zijn ruimtes waar bewoners of ondernemers ook zelf activiteit kunnen organiseren. •Het diverse aanbod van publieke ruimtes maakt een wijk spannender en bijvoorbeeld leuker voor kinderen.
CRITERIA VOOR SUCCES: •Menselijke schaal: bescherming tegen auto's en verkeer, goed verlicht en aangename afmetingen en randen van ruimte. •Wanneer er in gezet wordt op levendigheid is een goede interactie tussen plint, (met functie) en publieke ruimte nodig. •Het bieden van comfort met schuilplekken tegen zon/wind, zitplekken en opties tot activiteit. Ook plekken waar ook van de positieve kanten van klimaat genoten kan worden: zonplekken en een briesje. •Diverse publieke ruimtes kunnen een bepaald karakter en functie(s) krijgen: pleinen, parkjes, kades etc. •Publieke ruimte moet estetische aantrekkingskracht hebben.
Waterfront in Chicago. Goede interactie tussen plint, zitplekken op bankjes en aan het water, daartussen kunnen mensen gewoon lopen langs de kade. AFSTUDEERONDERZOEK 109
E. Eigen buitenruimte Eigen buitenruimte -Eigen buitenruimte is: plek om ‘te ademen’ - Overgangszone prive naar openbaar - De gerealiseerde buitenruimte is in te richten door de bewoner
Bronnen: Sebastiaan Reinink, Victory Compact City, 2019 Faro Architecten, Palmbout, H+N+S, Landschappelijk Wonen 2012 Rudy Uytenhaak, Steden Vol Ruimte, 2008 Stec groep, Subliem Suburbaan Wonen, 2018
UITGANGSPUNTEN: E1 Een woning heeft een eigen buitenruimte waar een bewoner buiten kan verblijven zonder meteen in de publiek ruimte te zijn. E2
Er is een goede overgangszone tussen prive en openbaar. Dit kan een voortuintje, geveltuintje of trappetje zijn bij het entree.
E3
Er is een balkon of tuin aan de straatkant, gekoppeld aan een leefruitme aan de straatkant.
E4
De gerealiseerde buitenruimte is in te richten door de bewoner.
VOORDELEN:
aan kinderen die op de stoep spelen.
•Het beheer van een eigen buitenruimte zorgt voor betrokkenheid van een bewoner bij de wijk en een groen gevelbeeld. Geen kosten aan verbonden voor de gemeente.
•een goede overgang tussen prive en openbaar plus balkons aan de straatkant zorgten voor sociale controle op de publieke ruimtes, waar kinderen dan zorgeloos kunnen spelen.
•Een goede overgangszone tussen prive en openbaar: Mensen gaan voor de deur of in de voortuin zitten. Het verhoogt de kans op sociale interactie tussen bewoners en kan als semi-prive ruimte fungeren, denk
•Tuinen en voortuinen zijn onverhard en water kan daar de grond infiltreren tijdens hevige neerslag. •Een plek waar vanaf uitzicht is.
CRITERIA VOOR SUCCES: •Stel regels op voor de beplanting van de kavel en erfafscheiding, dat dit groen gebeurd. Niet dat bewoners die kunnen inrichten met verharde materialen. •Een kleine prive-buitenruimte binnen een gemeenschappelijke, semi-prive buitenruimte voor bewoners van het bouwblok is een goede optie. Biedt zowel suburban als urban life kwaliteit. •Buitenruimtes met voorkeur op zuiden waar de meeste zon is. Maar er moet wel de mogelijkheid zijn om schaduw te creeeren. •Realiseer minimaal één prive of semi-prive buitenruimte per woning. 110 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
Voortuinen, verandas en balkons als buitenruimte in blokken op het GWL-terrein in Amsterdam
F. Prive leefruimte
Bronnen: Rudy Uytenhaak, Steden Vol Ruimte, 2008 Stec groep, Subliem Suburbaan Wonen, 2018 CBS, Woonoppervlakte per persoon in Nederland, 2018 SVP, Wat Zijn Onze Coronalessen, 2020
UITGANGSPUNTEN:
Prive leefruimte - De prive leefruimte biedt voldoende privacy in de woning - Voldoende daglichttoetreding - Waardevol uitzicht naar buiten - Extra ruimte biedt kans tot gezinsuitbreiding of thuiswerkplek
F1 De prive leefruimte biedt voldoende privacy in de woning. F2 Er is genoeg daglichttoetreding in de woning. F3 F4
VOORDELEN: • Diversiteit in woningtypologien met verschil in prive ruimte en buitenruimte zorgt voor mogelijkheden van wooncarriere. het is aantrekkelijk om in de wijk te blijven. •Voldoende privacy, en vooral geen van geluidsoverlast zorgt ervoor dat bewoners het gevoel hebben dat zij niet hutjemutje op elkaar zitten. Dit verhoogd de verstandhouding tussen bewoners.
Vanuit de woning is een waardevol uitzicht naar buiten. Extra prive leefruimte bieden kansen voor gezinsuitbreiding of thuiswerken.
•Het woongenot van de woning is hoger van bewoners, die wonen met meer plezier in de woning en geven meer om de uitstraling en onderhoud ervan. •Voor paren met kinderen zeer interessant. Kinderen en paren in de grote steden hebben gemiddeld een derde minder leefruimte dan in kleine steden of dorpen. Voor deze groep komt meer prive-leefruimte goed uit. •Door Covid-19 en kans op potentiele lockdowns is een sterke behoefte aan meer prive-leefruimte.
CRITERIA VOOR SUCCES: •Door woningen dieper te maken, en verdiepingen hoger onstaat er meer daglichttoetreding en plekken van privacy. •De mate waarin de woning is vrij gemaakt van de gezamenlijke ontsluiting, een goede overgang, bepaald de privacy in de woning. •Balkons kunnen veel betekenen in het tegen gaan van spieden in woningen. •de vorm van ontsluiting en dus de manier van schakelen en stapelen van woningen zijn belangrijk voor het gevoel van privacy. Geluid is dominant in het gevoel van privacy, in sommige typologien is dat meer. De achterkant van smalle, hoge rijwoningen in Borneo Sporenburg. Aan de waterkant is veel privacy, niet veel voorbijgangers, dus gevel is heel open AFSTUDEERONDERZOEK 111
G. Open ruimtes
Bronnen: Annemarie Sour, Nieuw Leyden, 2011 Stec groep, Subliem Suburbaan Wonen, 2018 Sanda Lenzholzer, Het Weer In De Stad, 2013
UITGANGSPUNTEN: G1 Er zijn open verblijfsplekken in de openbare ruimte waar
Open ruimtes
mensen rust kunnen nemen of activiteten plaatsvinden: tuinen, parken, speelplekken vijvers, sportvelden, singels of pocketparks.
- Openbare verblijfsplekken waar mensen rust kunnen nemen of collectieve activiteiten kunnne plaatsvinden -Oplosing parkeren uit zicht - Goede, aangename fiets- en loopinfrastructuur
G2 Oplossingen voor parkeren uit zicht en gebruik van
deelauto’s. Zo min mogelijk auto’s in het straatbeeld waar de woningen ontsluiten op de openbare ruimte.
G3
Goede aangename fiets- en loopinfrastructuur met afwisseling van zon en schaduw.
VOORDELEN: •Groene en open ruimtes positief effect op een leefbaar stadsklimaat. •Open ruimtes zijn ontmoetingsruimtes voor bewoners en daagt uit tot activiteiten als sporten of kinderen die spelen. •Geen auto’s in het straatbeeld zorgt voor meer ruimte voor andere, groenere inrichting. Maakt het daarnaast
veilig voor kinderen om te spelen en stimuleert gebruik van langzaam verkeer. •Oplossingen voor beperkt parkeren uit het zicht en een deelautosysteem garanderen toch een toegankelijkheid voor bewoners tot een auto. •Goede aangename fiets- en loopinfrastructuur en een afwisseling van , straten, pleinen en open groene ruimtes die een route spannend maken, stimuleert fietsen en wandelen.
CRITERIA VOOR SUCCES: •Creeer aantrekkelijkheid door de open terreinen verschillende invullingen voor verschillende leeftijden te geven: verhogen van de gebruikswaarde. •Verschil in beplanting van de groene ruimtes om eentonigheid tegen te gaan. •Ontwerp de open ruimte aan de hand van de context en het gewenste gebruik. Kijk hier naar aspecten van het leefbaar stadsklimaat hoe die groene ruimte in te richten is dat het die aspecten versterkt. •Aandacht voor kwaliteit van straatmeubilair als straatlantarens en bankjes, draagt bij aan de uitstraling van de open ruimte.
Bogortuin in Amsterdam. Groene , open verblijfsruimte aan het water op het stedelijke Java eiland. Mensen komen hier op warmen dagen relaxen in de zon.
112 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
H. Toegang tot groen en natuur
Bronnen: Faro Architecten, Palmbout, H+N+S, Landschappelijk Wonen 2012 Stec groep, Subliem Suburbaan Wonen, 2018 Dr. Steffen Lehmann, Journal Of Green Building, 2006
UITGANGSPUNTEN: H1
Binnen een loopafstand van 400m is een groene verblijfsruimte voor elke bewoner beschikbaar, bij voorkeur een park of publieke tuin.
H2
Het omliggende landschap is makkelijk te bereiken vanuit de woonomgeving door middel van goede fiets, wandel en ook autoverbinding.
Toegang tot natuur - Binnen 400m voor elke bewoner een groene verblijfsruimte beschikbaar - Omliggend landschap bereikbaar - Urban farming en moestuinen - Netwerk van groene en blauwe structuren door de wijk
H3
Aangelegd groen in de openbare ruimte en op groene daken ingericht op een bijdrage aan biodiversiteit.
H4
Urban farming en moestuinen op verschillende schalen.
H5
Netwerk van groene en blauwe structuren door de wijk (singels en bomenrijen)
VOORDELEN: •Dagelijkse activiteiten spelen af in een natuurlijke omgeving. Dit is rustgevend en positief voor de gezondheid van mensen. •Maximilisatie van het gebruik van de ruimte met functies die bijdragen aan de gezondheid van mensen, educatie van kinderen en uitstraling van de ruimte. •Draagt bij aan een duurzame en veerkrachtige wijk.
Biodiversiteit kan veerkrachtig zijn als biodiverse zones verbonden zijn via een groen netwerk. •Goede toegang tot omliggende landschap zorgt voor draagvlak en gebruik van dat landschap. •Urban farming en moestuinen zijn activiteiten voor buurtbewoners waar uit community ontstaat. •Daagt uit tot bewegen.
CRITERIA VOOR SUCCES: •Maximale loopafstand van 400m tot groen. •Goede fiets- en loopverbindingen met recreatiegebieden in de buurt, zonder barrieres. •Stel een minimaal percentage groen in bij een verdichtingsopgave.
Breed, goed geasfalteerd pad door Maximapark in Leidsche rijn. Een route van 8 kilometer zonder barrieres van autowegen door en naar natuur. Het is een goed rondje om te wandelen, hardlopen fietsen of skeeleren. AFSTUDEERONDERZOEK 113
I. Temperatuur
Bronnen: Sanda Lenzholzer, Het Weer In De Stad, 2013
Hitte is moeilijker te ontwijken of te voorkomen dan kou (kou kun je op kleden of in gebouwen verblijven). Dus bij dit thema gaat vooral om reduceren van dekans op hittestress.
Central Park New York, ‘groene long’ van de stad die koelt en die schone lucht bied.t
Verschillende hoogte/breedte verhoudingen van straat en gebouw. 1:1 is ideaal voor zowel wind als temperatuur (Grenaker, 2015).
Waterlichamen en waterstructuren tonen veel verdamping en vertragen opwarming van de lucht.
UITGANGSPUNTEN: I1 Veel parken, beplanting en bomen, zorgen voor I3 Ruimte waar de warmte kan ontsnappen, een horizon. schaduw en evatransporatie. Gebieden met vegetatie In te nauwe straten kan de warmte nergens naar toe en worden minder snel warm dan stenige gebieden. blijft hangen. I2
Beperking van verticale vlakken. Een dichtbebouwde I4 Beperken antropogene warmte. Het warmteproduct die hoogbouwwijk slaat bijvoorbeeld veel straling op wat direct door mensenlijk activiteit ontstaat. Autos en aircos, het weer als warmte afgeeft. vooral veel van dit type warmte af. VOORDELEN: •Kans op verlaging van de luchttemperatuur en dus kans op verlaging hittestress. •Verlagen van de zeer hoge luchtvochtigheid: Op benauwde dagen kan het thermisch comfort, de afgifte
van water via de zweetklieren, negatief beinvloed worden. •Verlagen vans stralingswarmte: Lichaam van mensen kan sterk worden verwarmt door langgolvige stralingen van materialen en verticale vlakken.
CRITERIA VOOR SUCCES: •Veel kleine ingrepen bij elkaar geven een groot effect. Bijvoorbeeld het planten van veel bomen. Die zorgen dan voor schaduw en evatransporatie. •Groene structuren en meerdere kleine stadsparken en/of een groot park. Dit vormen ‘park cool islands’ waarvan uit koele wind naar de aanpalende straten worden gedragen. •Kijk bij de invulling van een park naar de 114 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
omliggende functies. Een park bij veel overdag gebruikte functies (stadscentra, kantoren) is de afkoeling overdag harder nodig dan ‘s nachts: Een beplant park met schaduwgevende bomen zullen veel koeling geven. •In omgeving met woningen juist belangrijk dat ‘s nachts gekoeld wordt. Groene open vlaktes werken dan beter die warmte kunnen afstralen. In gemengde gebieden is een afwisseling tussen lommerijke en open vlaktes aan te raden.
J. Wind
K. Beleving
Wind kan gemak geven door warmte te onttrekken bij mensen, een bries. Ongemak bij verblijf in een buitenruimte, windhinder, treedt al op vanaf 4m/s.
Comfort en beleving wordt niet alleen bepaald door fysische factoren. Dit is ook afhankelijk van de uitstraling en sfeer van een ruimte.
Het kanalisatie effect wat optreedt in rechte straten.
Het gewenste effect van wind in een verspringende straat.
UITGANGSPUNTEN: J1 Strategische positionering en groepering van gebouwen waar geen grote obstakels of uitstekels zijn die wind kunnen vangen.
Het witte stadskantoor in Den haag: het ‘Ijspaleis’
UITGANGSPUNTEN: Ruimtelijke proporties. Weidse open ruimtes worden K1 vaak als onaangenaam ervaren.
Keuze in materiaal. Mensen associeren hoe K2 Proporties in lengte van straten en breedte van het materialen aanvoelen met warmte. Hout en baksteen J2 straatprofiel. verspringing van straten, geen lange vaak als warm gezien. Staal, beton en glas als koud. rechte assen. Smalle profielen of profielen met veel straatbomen werken goed, brede profielen vermijden. K3 Keuze in kleur. Kleur kan associaties met warmte oproepen. Rood en geel vaak warm, wit koud. goede afsluiting van pleinen door hoe de straten J3 erop aansluiten en gebouwen rond het plein van van K4 Mensen en gezelschap op straat. zelfde bouwhoogtes. VOORDELEN: •Door gebouwen in groepen en logisch gepositioneerd ontstaan gunstige stromingspatronen. •Met straten in verhouding, optimaal is waar straatbreedte gelijk is aan hoogte gebouw, onstaat er ‘een skimming flow’: de hoofdwindstroom blijft boven de daken en er onstaat een luw gebied tussen de gebouwen. •Afsluiting van pleinen en verspringende straten gaan het kanalisatie effect tegen waarin de wind veel snelheid kan pakken. CRITERIA VOOR SUCCES: •Windbescherming en luwteplekken garanderen. Straatmeubilair niet op winderinge plekken plaatsen. •Vermijden van verblijfsfuncties in ruimtevernauweningen.
VOORDELEN: •Visuele indrukken (sfeer en beleving) beinvloeden, soms door associatie, hoe mensen het stadsklimaat inschatten, zonder het echt te voelen •Met sfeerkaraktistieken kan den thermische beleving van mensen gemanipuleerd worden. Vooral temperatuur •Het gezelschap of alleen zijn heeft heeft invloed op een positieve beleving. Vooral gezelschap kan stedelijke ruimtes aangenaam laten aanvoelen. CRITERIA VOOR SUCCES: •Het scheppen van verschillende, afwisselde sferen. •Openheid van grote ruimtes kan worden gebroken met elementen. Vooral groene elementen en groene eilanden werken goed, ook voor andere thema’s. AFSTUDEERONDERZOEK 115
Analyse voor duiding slenterbuurtje San Gimignano, Italie VERDELING DICHTHEID Redelijk gelijk over alle plekken
-Dichtheid centraal, met element of attraction in het midden -vanaf buiten de muur lijkt het gesloten maar de torens die goed zichtbaar zijn vanaf buitenaf, geven toch een gevoel dat er binnenin iets te doen is. dat maakt het spannend -Alles wel dicht op elkaar, weinig open ruimtes, heel compact. Wanneer je op pleinen komt dus wel een soort van gevoel dat je weer even adem kan halen en op een rust punt komt. FUNCTIONEREN PLAN -3 centrale pleinen in het midden Grote korrel functies aan plein -Aan het begin bij entreeplein intensiteit van functies, dan middenstuk minder en neemt weer toe op centrale pleinen -Op pleinen grotere korrel van functie, bij entree klein -Vorm van onzekere OR, entreepleintje voor groter plein -Straten lang en smal, geen zitplekken, leiden tot centrale pleinen die dus goed als schakel en verbinding dienen tussen verschillende routes. -Zitplekken in straatjes klein en commerciele aard -Op plein publieke zitplekken en gebundeld
116 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
ENTREE
GROOTTE PLEINEN
LUWTE PLEKKEN IN HOGE DICHTHEID
STRAATJES
AFSTUDEERONDERZOEK 117
Studie grote groene ruimte CENTRAAL IN WIJK ALS PARK
Groot stadspark geintegreerd in plan. Meerder functies, bijvoorbeeld als verbinding. Haakse straten allemaal zicht op groen.
GEINTEGREERD, MET BLOKKEN ERIN
SINGEL ,GROEN LINT
Groene centrale ruimte, iedereen van de buurt zicht op groen. Blokken erin zorgen dat de ruimte wat brokkeliger is. Blokken lijken wel onderdeel van het groen.
118 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
Heemraaddsingel as, zicht vanuit straten op groen, op elk pleintje actieve hoeken
GROEN PARK ONDER GEBIED
Park onder plan. Functioneert minder, hangt er los aan.
IN GROENE BUNKERS/HOFJES, CENTRAAL IN BOUWBLOK AAN EEN VERBINDING
Groene bunkers op elke (groot) plot. Groen dus meer versnipperd maar maakt het wel meer collectief groen omdat het meer van bewoners rond het hofje is. AFSTUDEERONDERZOEK 119
Schaalstudie
Plangebied Stationsomgeving Barendrecht
Plangebied op Nieuw Leyden, Leiden
Plangebied op GWL-terrein, Amsterdam
Plangebied op San Gimignano
120 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
Plangebied op Bo01, Malmö
Plangebied op Houthavens, Amsterdam
Plangebied op Java Eiland, Amsterdam
Plangebied op Hunziker Areal, Zürich
AFSTUDEERONDERZOEK 121
Variant San Gimignano uitgetekend in plangebied
122 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
Variant Houthavens uitgetekend in plangebied
Variant Hunziker Areal uitgetekend in plangebied AFSTUDEERONDERZOEK 123
Feedback op ontwerp De geïnterviewde personen hebben een korte presentatie gehad over de hoofdvraag, de doelgroepen en de principes. Het ontwerp is uitgebreid gepresenteerd. De vragen gaan over het ontwerp.
Interview 1 Naam: Bas Rensen Leeftijd:21 Woonplaats: Utrecht Functie/vakgebied: Ondersteunend medewerker gebiedsadvies SWECO IN WELKE DOELGROEP PAS JE? Ik zie mijzelf toch als een stadmens, maar kan wel goed denken vanuit de suburbane kwaliteiten denk ik. WAT SPREEKT JE AAN EN WAT NIET (ALS PROFESSIONAL)? In eerste gedachten puur naar gebouwen gekeken lijkt er een scheiding in urban en suburban: westelijk stedelijk, oostelijk suburbaan. Het park lijkt een scheidslijn. Zou het dan werken als je alles massa’s door elkaar heen zou doen? Dat denk ik ook niet, dus ik snap de keuze wel. Als je de lagen presenteert, dus het concept lijkt het qua functies en functioneren wel goed te komen. Dat plein zal wel echt een centrum zijn. Er komt zeker voldoende circulatie tot stand met de verscheidene voorzieningen en netwerken door het hele gebied verspreidt. De westelijke groene as met wandelzone met liggroen lijkt ook aantrekkelijk. Groen is ook een functie die door iedereen gebruikt zal worden. Fietsverbinding zorgt er voor dat er mensen ook wel samen komen, vooral omdat mensen naar het station moeten of naar de fietstunnel WELKE KWALITEIT ZOU JOU HET MEEST AANSPREKEN? De afwisseling van pandgewijs en dan soms hoogstedelijk spreekt mij erg aan. Dus dat je hoogstedelijkheid bereikt zonder dat er kolosachtige gebouwen staan.
124 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
Daarnaast ook dat het groen echt de wijk in gaat en de straatjes in trekt. Het voordeel is dat je ogen op straat hebt. Omdat je toch die hoge dichtheid hebt. Dat zou ook een veiliger gevoel voor kinderen geven, suburbs kunnen erg leeg zijn. Vanwege alle voorzieningen hoeven mensen h niet van verder te komen met sneller verkeer en is het relatief autoloze goed verantwoordt. WAAR IN DE WIJK ZIE JIJ JEZELF WONEN (ALS POTENTIELE BEWONERS)? Ik zou rond het plein willen wonen, dus dat je de levendigheid ziet. Minder snel in de appartementen van het groen gebied. Met kinderen zou ik toch graag in een grondgebonden woning bij de speelplaats willen wonen. WAT ZOU EEN VERVOLGSTAP VAN DIT ONDERZOEK KUNNEN ZIJN EXPERTISE ? Het testen van de levendigheid. Daar heb ik mijn twijfels over. Daarnaast zou ik meer willen weten over het voordeel van het mixen van de doelgroepen. Dat onderzoeken en vanuit daar opnieuw kijken naar de principes. DENK JE DAT DE COMBINATIE UBERHAUPT GEMAAKT KAN WORDEN TUSSEN URBAN EN SUBURBAN? Denk het wel, denk dat mixen goed is zelfs. Tegengaan van eilanden waar mensen op komen is belangrijk voor de komende tijd, dat mensen in aanraking komen met elkaar. Zou positief zijn dit type principes en plan.
Interview 2 Naam: Stan van Egdom Leeftijd: 22 jaar Woonplaats: De Kwakel Functie/vakgebied: Afstudeer stagiair ruimte en wonen gemeente Rotterdam IN WELKE DOELGROEP PAS JE? Meer bij de suburban life. Ben zelf in een dorp opgegroeid, vind mij daar beter bij passen. WAT SPREEKT JE AAN EN WAT NIET? Als bewoner: het vele groen in het plan, Verfijnd het plan vind ik. Ik zou zelf niet van een buurttuin of centrale werkplek gebruik maken. Dat zou ik nooit echt snel doen. Met mijn dorpse karkater is die privé ruimte voor mij belangrijk. Het centrale plein is een samenkomstplek plek, die ik erg goed vind. Past ook bij een dorp. Dat groen ertussen zorgt wel voor geleidelijke overgang van het plein naar de woonwijken. Als professional: het belangrijkste is dat de overgangen en verbindingen naar de wijken goed zijn. En ik zie dat die redelijk goed zijn. In theorie zijn er verschillende redenen om door de wijk heen bewegen. Ik denk dat die circulatie echt getest moet worden en stel de vraag of die hotspots interessant genoeg zijn om door de wijk heen te bewegen. Goede functies in de plinten erg belangrijk. Vooral levendige functies, rond het plein realiseren. Een tandarts of fietsenmaker werkt daar niet. Ik zie voor me dat er ook placemaking op dat plein gaat gebeuren. En dat gebeurt alleen als je ondernemers hebt die belang hebben bij reuring als café en restaurants.
WELKE KWALITEIT SPREEKT JOU HET MEEST AAN? Die grote groene open groene ruimtes zijn erg fijn. Maar vooral het plein, dat zou voor mij als een dorpsplein aanvoelen en voor iemand anders als een centraal stadsplein. Ik vind als een italiaanse dorpje voelen: met slenterzones en dan een goed, redelijk groot plein in het midden. Daar spreekt mij erg aan. WAAR IN DE WIJK ZIE JIJ JEZELF WONEN (ALS POTENTIELE BEWONERS)? Kijk ik ben nu jong en zou liever in een appartement wonen. Ik vind dat meer reuring hebben. Maar ik zie dat het mogelijk is om hier woon carrière te maken, naar een grotere misschien wel grondgebonden woning. Die mogelijkheid spreekt mij erg aan. WAT ZOU EEN VERVOLGSTAP VAN DIT ONDERZOEK KUNNEN ZIJN EXPERTISE ? Vooral die circulatie gaan testen. In hoeverre trekt die buurtkas? Dat gaat uiteindelijk in de praktijk blijken of daadwerkelijk die plan gaat functioneren. DENK JE DAT DE COMBINATIE ÜBERHAUPT GEMAAKT KAN WORDEN TUSSEN URBAN EN SUBURBAN? Het kan als er een afwisseling is tussen luwte en hoge dichtheid gebieden. Het zou vooral mogelijk worden als reuring en rust gescheiden van elkaar kunnen worden maar de verbindingen er tussen wel goed zijn. Je moet tussen drukte ook even rust kunnen pakken. Een plek waar je even rust hebt.
AFSTUDEERONDERZOEK 125
Interview 3 Naam: Thyra Bakker Leeftijd: 24 Woonplaats: Rotterdam Functie/vakgebied: Landschapsontwerper bij Felixx IN WELKE DOELGROEP PAS JE? De urban life. WAT SPREEKT JE AAN EN WAT NIET (ALS MOGELIJKE BEWONER EN PROFESSIONAL)? als potentiele bewoner: Dat je zo dichtbij het station kan wonen. En groen ook. Dat het erachter ook zo groen is, die stationstuinen. Ik denk dat een huis wat groter is dan in de stad, dat spreekt mij aan. Dat het autoluw is lijkt mij echt heel fijn. Ik heb geen auto dus mis het ook niet. Heb daar alleen maar de voordelen van. Centrale plein met restaurantjes lijkt mij genoeg. Er hoeft niet per se super veel van functies te zitten. Als er af en toe iet gebeurd is het al genoeg, dat geeft al genoeg identiteit om aan het plein te wonen. Als professional: dat het groen is. Leefbaarheid en groen springt er aan. Die groene verbindingen maken het landschappelijk en springen eruit. WELKE KWALITEIT SPREKEN JOU HET MEEST AAN? Het autoluwe en het groene. Vooral wel het stationstuinen. Ik zou groente kopen als de buurtmoestuin goed functioneert. Zelf tuinieren zou ik niet heel snel gaan doen, als ik bijvoorbeeld al een eigen tuin heb. WAAR IN DE WIJK ZIE JIJ JEZELF WONEN (ALS POTENTIELE BEWONERS)? Ik zou nu echt in die hoogbouw gaan wonen. Lekker dichtbij station en meest betaalbaar. Of aan het grote plein, want die blokken lijken mij ook al betaalbaar.
126 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
Ik zou graag zo’n woning met een tuin willen hebben maar dat mag ook over een x aantal jaar. Het feit dat ik door zou kunnen schuiven van een appartement naar een woning is fijn. Het zou niet een eis zijn, want kan mij deze woon carrière binnen een wijk niet voorstellen. WAT ZOU EEN VERVOLGSTAP VAN DIT ONDERZOEK KUNNEN ZIJN EXPERTISE? Ik mis de struinroute waar die verder naar toe gaat. Die mag een beter netwerk krijgen en hoe die verbindt met bestaand Barendrecht. Beter naar de relatie met het water gaan kijken, dat het echt een kwaliteit is. Ik zou gaan kijken hoe mensen die struinroute het makkelijkst gaan lopen. Hoe geef je supermakkelijk aan dat dat een route is.
Interview 4 Naam: Nathalie Koren Leeftijd: 22 jaar Woonplaats: Waddinxveen Functie/vakgebied: stedenbouw, student academie van Bouwkunst Amsterdam
ruimtes. Kades, pleintjes, binnenruimtes, singels, centrale pleinen. Al die verscheidenheid van ruimtes maakt het echt interessant en is de kracht van je plan. Ik denk dat hier heel veel mensen blij van worden.
IN WELKE DOELGROEP PAS JE?
WAAR IN DE WIJK ZIE JIJ JEZELF WONEN (ALS POTENTIELE BEWONERS)?
Suburban. Nu is tuin of prive leefruimte voor mij nog niet super belangrijk. Ik studeer nu nog maar zie een eigen tuintje echt als een leefkwaliteit. Als ik klaar ben met studeren is dat echt wel belangrijk. Een tuin is altijd anders dan een balkon.
Rond het entreeplein, in het eerste buurtje. in een lekker appartementje tussen het stedelijk groen aan het entree. Wonen waarschijnlijk jonge mensen, lekker dichtbij station. Perfecte plek in het groen, ik hoef nog grondgebonden woning.
WAT SPREEKT JE AAN EN WAT NIET (ALS MOGELIJKE BEWONER EN PROFESSIONAL)?
IS DE MIX VAN URBAN EN SUBURBAN TE MAKEN?
Als potentiele bewoner: De openbare ruimte. Stel je hebt kinderen of je bent een student, er is voor ieder wat wils. Kinderen kunnen veilig spelen. Als student heb je cafeetjes. De functies sluiten aan op een brede doelgroep. Het blijft voor mij het meest aantrekkelijk dat het dichtbij station en dus Rotterdam ligt. Als ik zoiets zou kunnen krijgen, zo dicht in de buurt van het station, met deze kwaliteit en zoveel openbare ruimte zou ik hier altijd gaan wonen! Je zit echt goed, mits het betaalbaar is.
waar ik vandaan kom, willen mensen wel echt een tuin hebben. Die buitenruimte moet echt kwaliteit hebben als het een balkon is moet die echt kwaliteit hebben. Er speelt zich gewoon veel leven buiten af. Ik denk dat die mensen wel met echt kwalitatieve openbare ruimte blij zijn, maar het is toch een bepaald principe en traditie die tuin.
Ik zie geen slechte dingen, ik denk dat iedereen hier zou willen wonen. Als: professional: Er is best wel een verdeeldheid in blokken. Dat zie ik nog steeds. Dat hoeft niet negatief te zijn. In die hele hippe plannen zie je dat ze op plots mixen, zie Buiksloterham de plannen. Het past goed binnen kaders, die je aan het begin hebt gesteld. WELKE KWALITEIT ZOU JOU HET MEEST AANSPREKEN? Als heel positief vind ik de diversiteit in openbare
AFSTUDEERONDERZOEK 127
Reflectie op opleidingscompetenties FUNCTIONEREN IN ORGANISATIE
STUREN EN BEGELEIDEN VAN PROCESSEN
Het functioneren in een organisatie is door corona anders gelopen dan verwacht. In september begon ik met insteek dat ik de hele stage op kantoor zou kunnen werken. Dat veranderde snel naar het thuiswerken. In het thuiswerken ben ik vaardig geworden, al was dat wel een zoektocht. Mijn kamer is klein en de internetverbinding is slecht. Gelukkig heb ik daar een oplossing voor kunnen vinden door op school te gaan werken. Samen met twee andere afstudeerders motiveerden we elkaar en gaven elkaar weer plezier in het afstuderen.
Ik heb tijdens het onderzoek goed overzicht gehad over de processen. Door de breedte van de hoofdvraag was dit een uitdaging. Voor het uitzoeken van de theorie moest ik veel literatuur verzamelen en dat goed, bonding verwerken.
Ik heb twee dagen per week meegewerkt met het bureau. Dit was pittig omdat ik dan ook door moest tot aan vrijdag omdat ik anders niet genoeg tijd had voor het goed doen van het afstuderen, wat wel de reden was waarom ik deze stage deed. Ik heb voor het bureau aan een flink aantal opdrachten kunnen werken en daar ook nog wat vaardigheden in kunnen verbeteren. Zoals het doen van bewonersinterviews, het opzetten van participatieve bijeenkomsten, perspectief doorsnedes maken en sketchupmodellen uitwerken. Het thuiswerken zorgde ervoor dat ik een stuk zelfstandiger aan de slag moest. Het teamsen ging mij goed af maar die afstand creĂŤerde toch ook het gevoel van afstandelijkheid en niet altijd onderdeel van een bureau zijn. Dit kwam vooral omdat ik ook individueel aan mijn eigen onderzoek moest werken. Een verbeterpunt wat ik wil meenemen is het delen van informatie. Ik vind het soms lastig om tussendoor te laten zien wat de stand van zaken is met een product. Met mijn afstudeerverslag vond ik het lastig om updates te geven en iets te laten zien. Ik werkte met een soort van raamwerk die ik stukje bij beetje vulde. Een document oogt dan heel rommelig, en dan ben ik bang dat mensen een verkeerd beeld krijgen van waar ik mee bezig ben. In het vervolg zou ik met een betere structuur willen werken die ik tussentijds kan delen. Dit kan ik doen door bijvoorbeeld minideadlines te stellen. Het zal mijzelf ook helpen om te reflecteren op wat ik al gemaakt heb.
128 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
Daarnaast had ik vooraf het idee om bijvoorbeeld vijf referentiegebieden te onderzoeken maar kwam er op tijd achter met feedback vanuit de begeleiding van het bureau dat twee heel uitgebreid genoeg was. Het was een doel om mijzelf te blijven motiveren. Door corona werd werk soms monotoon en werd ik het zat. Af en toe werkte ik mijzelf vast en ging te lang aan schrijfstukken of aan een tekening werken. Om te voorkomen dat ik mij zou vastwerken probeerde ik te schuiven en af te wisselen met taken om motivatie te houden. Ik heb het locatiebezoek naar voren geschoven en ben pas daarna van gaan analyseren. Dit was om nieuwe prikkels te krijgen en weer gemotiveerd te raken maar het omwisselen van aanpak heeft ook in mijn ogen tot een sterkere analyse geleid. Het reflecteren op het proces en haalbaarheid en vervolgens daar op aanpassen heeft ervoor gezorgd dat ik het onderzoek binnen de tijd heb kunnen afronden. Daar ben ik erg tevreden mee. UITVOEREN VAN ONDERZOEK Ik heb met dit afstudeeronderzoek aangetoond dat ik met een goede onderzoekslijn kan werken. Het onderzoek heeft een goede opbouw en stukken lopen goed in elkaar over. Telkens is er een verantwoording van de gemaakte stappen. Het vasthouden aan een goede onderzoekslijn zorgde ervoor dat ik goed wist welke producten of informatie een bijdrage zou leveren in het onderzoek. Het weerhield mij van te veel zijpaadjes gaan. Waar ik zeer tevreden mee ben is de opbouw van het onderzoek. Ik heb grotendeels zelf de vraag opgesteld en de theorie zoals suburban life
geintroduceerd. De opzet en stappen die ik deed tijdens het onderzoek heb ik op een overtuigende wijze kunnen presenteren waarin ik merkte dat de begeleiders van het bureau enthousiast waren over de thema’s en hoe ik het aanpakte. Ik ben trots op hoe ik dat zo heb neergezet. Vooraf, in mij afstudeeronderzoek, had ik een focus op het ontwerpend onderzoek gelegd. Daar heb ik uiteindelijk minder tijd voor gehad dan ik had gewild. Veel tijd is gegaan in onderzoek doen naar de theorie, het analyseren en het maken van de ontwerpprincipes. Weliswaar ben ik tevreden met de uitwerking die ik heb gemaakt voor stationsgebied Barendrecht maar had graag ook een variantenstudie gedaan. Dat lukte niet binnen de beschikbare tijd. Ik heb relatief snel een uitwerking kunnen maken omdat ik juist door de ontwerpprincipes al veel dingen, door de schalen heen, had vastgelegd. Dat gaf voor mij ook de bevestiging dat de ontwerpprincipes goed toe te passen zijn. In een volgend onderzoek ga ik wel meer tijd in plannen voor de ontwerpfase omdat ik mij sterker wil ontwikkelen in methodes die in die fase te gebruiken zijn. MAKEN VAN EEN RUIMTELIJK PLAN
snel ga je ruimtes tekenen die te groot of straten die juist veel te smal zijn. Desalniettemin is dit redelijk goed gelukt en vind ik dat de uitwerking een goede menselijke schaal heeft, door ook een aantal ontwerpprincipes. Wil ik beter worden in het kunnen toepassen van de menselijk maat die past bij situatie, zal ik in het werkveld meer moeten oefenen met verschillende cases. OVERBRENGEN VAN INFORMATIE Waar ik erg tevreden mee ben is dat ik een verslag heb geschreven over stedenbouw wat goed toegankelijk is om te lezen voor mensen ook buiten de stedenbouw. Vaktermen worden goed uitgelegd en schema’s zijn helder. Toch biedt de inhoud voldoende diepgang voor de mensen die meer in de stedenbouw zitten. Ik ben tevreden met de schema’s, kaarten en layout van het verslag die ook al interessant zijn zonder per se de tekst te hoeven lezen Ik vind dat ik voor de hoeveelheid en de complexiteit van de thema’s een goed beknopt stuk heb geschreven. Hier zou ik nog een slag in kunnen maken om nog duidelijker die kern weer te geven maar dat is ook iets waar ik bewust van ben. Daar wil ik graag nog een slag in maken als ik in het werkveld
Het maken van een ruimtelijk plan is goed gelukt in een uitwerking voor stationsgebied Barendrecht. De ontwerpprincipes worden toegepast en zijn goed zichtbaar in de plankaart, vogelvlucht en sfeerimpressies. In mijn stuk is het veel gegaan over het ontwerpen met de menselijke maat. Het was een interessant thema om met mijn begeleider over te sparren en en ik kreeg goede de tips hoe ik dat kon laten zien in tekeningen en schemas. Een voorbeeld is het schema van de gebruiker die door de wijk heen gaat. Aan de hand van een schaalstudie heb ik beter grip op gekregen op het thema mensenlijke maat. Ik merk dat het toepassen van ruimtelijke proporties die aangenaam is voor mensen niet makkelijk is. Al
AFSTUDEERONDERZOEK 129
Logboek Elke week tot aan 15 december maandag en dinsdag meegewerkt met taken van bureau. Logboek gaat over de dagen woensdag tot vrijdag tot 15 december, daarna de volle vijf dagen.
WEEK 7 (12 OKTOBER TOT 16 OKTOBER) -Twee projecten geselecteerd voor referentiestudie -Afronden tijdlijn -Locatiebezoek Nieuw Leyden.
WEEK 1 ( 31 TOT 4 SEPTEMBER) -Kennisgemaakt et organisatie en het bureau. -Geïnventariseerd en gezeten met Laura voor aanscherpen hoofdvraag. -Samen met een collega die ook aan stationsomgeving Barendrecht werkt gezeten mijn onderzoek. Hij had ook een referentiestudie gedaan naar Barendrecht maar vooral op een grotere schaal. -Schrijven plan van aanpak.
WEEK 8 (19 TOT 23 OKTOBER) -Locatiebezoek GWL-terrein. -Begonnen met opzet van boekje. -Begonnen met referentiestudie.
WEEK 2 (7 TOT 11 SEPTEMBER) -begonnen met verzamelen van literatuur. -begonnen met planning maken van plan van aanpak. -plangebied bezocht.
WEEK 10 (2 TOT 6 NOVEMBER) -Referentiestudie afgerond. -Tussenverslag gemaakt en samengesteld.
WEEK 3 (14 TOT 18 SEPTEMBER) -Plan van aanpak afgerond. -Vanuit literatuur begonnen met het maken van een overzichtschema (urban life, suburban life, leefbaar stadsklimaat). -Analyse van huidige situatie Barendrecht. -Begonnen uitwerken eerste principes van de theorie. WEEK 4 (21 TOT 25 SEPTEMBER) -Verder met uitwerken overzichtschema en principes van de theorie. -Begonnen met onderzoek naar leefbare dichtheden. -Inventarisatie/analyse van doelgroepen. WEEK 5 ( 28 SEPTEMBER TOT 2 OKTOBER) -Eerste gesprek gehad samen met begeleider van school en stage. -Vervolg uitwerken principes van de theorie. WEEK 6 (5 OKTOBER TOT 9 OKTOBER) - Principes van de theorie afgerond, stuk theorie afgemaakt. -Verder gewerkt aan tijdlijn en stuk leefbare hoge dichtheden. -Projecten geïnventariseerd voor referentiestudie.
130 HUISJE, BOOMPJE, STADSLEVEN I FEBRUARI 2021
WEEK 9 (26 TOT 30 OKTOBER) -Stuk over introductie en leefbare hoge dichtheden afgerond. -Verder gewerkt aan referentiestudie.
WEEK 11 (9 TOT 13 NOVEMBER) -Tussenverslag gepresenteerd, feedback ontvangen en verwerkt. -Begonnen met maken van de ontwerpprincipes: koppelen van analyse, theorie en referentiestudie. WEEK 12 (16 TOT 20 NOVEMBER) -Opstellen van ontwerpprincipes. -Onderzoek gedaan Naar San Gimignano. - Begonnen met ontwerpprincipes uitwerken tot schema’s. WEEK 13 (23 TOT 27 NOVEMBER) -Ontwerpprincipes uitgewerkt tot schema’s en referenties bij gezocht. -Tekst bij ontwerpprincipes geschreven. -Gesprek gehad met collega over opstellen van principes en ingaan van ontwerpfase. WEEK 14 (30 NOVEMBER TOT 4 DECEMBER) -Ontwerpprincipes in boekje gezet. -Gestart met ontwerpfase. -Schaalstudies gedaan.
WEEK 15 (7 TOT 11 DECEMBER) -Eerste schetsen en versies voor een ontwerp gemaakt. -Grote groene ruimte studie gedaan. WEEK 16 (14 TOT 18 DECEMBER) -Feedback gehad van begeleider bedrijf over eerste concept ontwerp. -Feedback verwerkt in ontwerp. -gesprek gehad met begeleider school over haalbaarheid van het afronden van het onderzoek in de laatste fase. WEEK 17 (21 TOT 25 DECEMBER) -Ontwerp uitgewerkt tot beelden. -Aan photoshops gewerkt samen met Dylan. -Principekaartjes gemaakt. WEEK 18 (28 DECEMBER TOT 1 JANUARI) -Ontwerp afgerond en in boekje gezet. -één interview gedaan voor feedback op ontwerp. -Bronvermelding bij afbeeldingen en literatuur samengevoegd. WEEK 19 (4 TOT 8 JANUARI) -Conclusie, discussie en advies geschreven. -Document netjes afgemaakt. -Drie interviews gedaan voor feedback op ontwerp. WEEK 20 (11 TOT 14 JANUARI) -Reflectiegesprek gehad met begeleider school. -Laatste dingen in onderzoek verbeterd en het onderzoek ingeleverd.
AFSTUDEERONDERZOEK 131
Einde