ode a a n mi j n moeder er ic de wagen a er e
er ic de wagen a er e
07 _
i n t roduct ie
11 _
dageli j k se kost
23 _
kof f iek lets & k rok et t en
33 _
a fscheid
45 _
kost ba r e le v enslessen
57 _
k av i a a r v ersus m a m a's st ov er i j
67 _
dr iem a a l a lice
81 _
a lbu m
M
ijn eerste gedachte bij het ontwaken is: ‘Wat zullen we vandaag eten?’ Soms volgt het antwoord onmiddellijk: ‘Een croissant uit de oven met koffie.’ Maar omdat ik
geen ontbijtmens ben, laat het antwoord meestal op zich wachten en wordt er meteen een sprong gemaakt naar de lunch en het diner. Mijn vrouw Thip heeft dezelfde reflex. Zij is wel een ochtendmens en staat meestal op om halfzeven, maar zelfs op dat ontiegelijk vroege uur luidt haar eerste vraag van de dag: ‘Schat, wat zullen we vanavond eten? En welk flesje wijn doen we open?’ Uitzonderlijk wordt er zelfs al eens gespeculeerd over de volgende dagen, maar aangezien onze werkagenda’s weinig planning toelaten, reikt onze dialoog over eten meestal niet verder dan de komende vierentwintig uren.
7
Eten is een hoeksteen van onze relatie. Samen tijd doorbrengen aan tafel is voor ons pure ontspanning. Zoals andere mensen samen sporten of naar de cinema gaan, is de tafel de plaats waar wij elkaar terugvinden. Samen koken gebeurt zelden omdat we er dan beiden tijd voor moeten vrijmaken. En tijd is ons schaarse goed. Ofwel kookt zij, ofwel kook ik. Of we gaan op restaurant. Waar het ook is, het doet er niet toe. Eten heeft altijd een cruciale rol in mijn leven gespeeld. Als kind fietste ik van school naar huis met de gedachte: ‘Wat zouden we eten vanavond?’ Het was ook de eerste vraag die ik stelde aan mijn mama als ik de voordeur openzwaaide.
Dagelijkse kost
W
e woonden in een klein appartementje van de Nationale Maatschappij voor Goedkope Woningen. We waren het Jan Modaal-gezin uit de jaren zeventig.
Alles was standaard. Zoals het typische behangpapier dat toen bon ton was, met geometrische patronen en een kleurenpalet van bruin en oranje. We reden met een gewone auto. Mijn schoenen kocht mijn mama in Shoe Post en mijn broeken in de C&A. De zeldzame gezinsuitstap bestond uit winkelen in Gent of Antwerpen, of op zondagmiddag ook weleens in Hulst, omdat de winkels daar open waren. Buitenshuis eten was het privilege van rijke mensen. Het enige restaurantbezoek dat ik me herinner, was naar aanleiding van mijn eerste communie. In een restaurant in Sint-Niklaas, waar ik ongelofelijk veel 13
kroketten at. Het bescheiden loon van mijn vader, een schrijnwerker in een klein atelier, was onze enige bron van inkomsten. Door haar gezondheidstoestand kon mijn mama niet buitenshuis gaan werken, maar dat hoefde ook niet: we waren tevreden met wat er was. In die tijd gold het tweeverdienersmodel niet als norm. De verwachtingen lagen nog niet zo hoog als nu. Om een banaal voorbeeld te geven: als ik een koek uit de kast wilde nemen, moest ik eerst toestemming vragen. En meestal luidde het antwoord van mijn moeder: ‘Misschien morgen. Je hebt gisteren al een koek gegeten.’ Terwijl mijn zoon nu een koek uit de kast grabbelt als hij zin heeft. Een tablet chocolade was ook een kleine luxe die we ons enkel tijdens het weekend gunden. Er kwam enkel Côte d’Or in huis, en soms, om mij een plezier te doen, ook wel chocolade van Jacques omdat
ik de prentjes verzamelde. Ik kan me niet herinneren dat er thuis wijn werd gedronken. Dat was iets voor rijke mensen. Wij dronken tafelbier, Piedboeuf, of water, en aten gewone kost. Ondanks haar migraineaanvallen en medische problemen zette mijn mama elke dag een verse maaltijd op tafel. En op vrijdag stond er naar goede christelijke traditie vis op het menu. Geen zalm, dat was toen nog een exotische vissoort gereserveerd voor de bourgeoisie. Maar wel fishsticks, omdat ik daar zoals elk kind gek op was. Of pladijs, die we gingen kopen in de vismijn van Breskens. Tot op de dag van vandaag doet pladijs het water me in de mond lopen. Jammer genoeg staat die nog zelden op de kaart in restaurants wegens ‘te banaal’. Exclusievere vissoorten als griet en tarbot heb ik pas later ontdekt. Die waren toen te duur. 15
Ik kan me niet herinn werd gedronken. Dat wa Wij dronken tafelbier en aten gew
nneren dat er thuis wijn as iets voor rijke mensen. r, Piedboeuf, of water, wone kost. 17
Als we al eens een uitstap naar zee maakten, was Blankenberge de klassieke bestemming. Het mondaine Knokke lag in een andere stratosfeer. En onze jaarlijkse vakantiebestemming was Echternach. In die tijd liep de snelweg niet verder dan Brussel. Vanaf daar ging het langs secundaire wegen naar Bastogne, en vervolgens via kronkelbaantjes tot in de herberg van madame Masson. In het holst van de nacht, klokslag om vier uur, vertrokken we thuis, zodat we op een fatsoenlijk uur zouden arriveren op onze bestemming. Mama had dan al twee lunchpakketten voorbereid. Onderweg verorberden we die op een picknickplaats langs de weg. Een opklapbaar tafeltje en kampeerstoeltjes werden dan uit de kofferruimte gehaald en in ĂŠĂŠn geroutineerde beweging door mijn vader uitgestald. De smaak van een
gekookt eitje en een wit boterhammetje besmeerd met echte boter brengt me nog steeds naar die momenten van pure eenvoud. De rest van de rit verliep allesbehalve vrolijk. Op de achterbank vocht ik tegen wagenziekte, terwijl mijn ouders voorin ruzie maakten. Ik zal nooit die ene keer vergeten dat mijn vader bruusk langs de kant van de baan stopte en woedend weg beende, met de autosleutels in zijn broekzak. Mama en ik hebben uren gewacht in een snikhete auto, zonder te weten of hij wel zou terugkomen. Elke vakantie gebeurde het enkele keren dat mijn pa na een driftbui verdween en pas midden in de nacht terugkeerde naar het hotel. Naarmate ik ouder werd, probeerde ik te ontsnappen aan de jaarlijkse gezinsvakantie, maar mijn ouders hadden geen oren naar mijn argumenten. 19
Met uitzondering van een bezoek aan de grootste speelgoedwinkel in Luxemburg stad kan ik weinig gedenkwaardigs vertellen over wat we dan wel deden tijdens die vakanties. Het enige wat ik me kan herinneren, is waar we op restaurant gingen en wat we er aten. Simpele dingen, zoals een biefstuk met friet en sla met de lekkerste vinaigrette die ik ooit heb geproefd. Er was ook een frituur waar ze pickles serveerden die ik tot op de dag van vandaag vruchteloos probeer na te maken.
21
Koffieklets en kroketten
B
ij mijn ouders werd de deur werd niet meteen platgelopen. Af en toe organiseerde mijn mama weleens een dinertje voor vrienden, maar dat was eerder uitzonderlijk. Als papa niet
thuis was, kwamen de zussen en vriendinnen van mama wel regelmatig koffiekletsen. Ze bakte dan taart of wafels en ik genoot ervan om tussen al die vrouwen te zitten en te luisteren naar hun verhalen. Het was mijn voorrecht om de tafel te dekken. En niet alleen voor de koffieklets. Elke avond werd hetzelfde patroon gevolgd. Of ik nu met Lego speelde of een boek las, tegen zes uur ’s avonds klonk het vanuit de keuken: ‘Ericske, we gaan bijna eten. Je mag de tafel dekken.’ Het was de voorbode van gezelligheid. Zelfs op gewone weekdagen stonden er altijd kaarsjes en bloemen op tafel. Het was het enige moment dat we als gezin samen aan tafel zaten.
25
Wat er op feestdagen bij o herinner ik me niet mee voor mij elke dag Er was wel ĂŠĂŠn constan oversteeg:
ons thuis op tafel kwam, eer. Misschien omdat eten een feest betekende. nte die de alledaagsheid kroketten. 27
Voor ontbijt was er geen tijd. Mijn moeder wikkelde wel een boterham of petit beurre in zilverpapier voor als ik honger zou krijgen tijdens de eerste speeltijd, maar verder werd er weinig aandacht besteed aan de eerste maaltijd van de dag. Ontbijt was een luxe die we ons enkel op zondag veroorloofden. Het was dan mijn taak om naar de bakker te fietsen. Meestal bestond mijn buit uit rozijnenkoeken en suisses. Croissants behoorden in mijn jeugd nog tot de savoir-vivre van de kapitaalkrachtige burgerij die de zomervakanties doorbracht in la douce France. We hadden wel altijd lekker brood in huis van bakkerij Dossche. Dat werd gegeten met een dikke laag gezouten boter. Vandaag is er voor mij niets lekkerders dan een royaal besmeerde boterham. De fundamenten van de eetgewoonten worden gebeiteld tijdens de prille kindertijd.
Misschien vreemd, maar ik koester zelfs goede herinneringen aan de schoolmaaltijden. De grote refter was niet meteen een baken van gezelligheid en de meeste van mijn klasgenoten haalden hun neus op voor de grootkeuken, maar ik at altijd alles op met smaak. Ik was een uitzondering. Meestal werd er gezaagd en geklaagd, niet over de kwaliteit van het eten maar over het niet altijd kindvriendelijke menu. Maar ik was steeds bereid om nieuwe smaken te ontdekken. Niet dat mijn mama exotische gerechten voorschotelde. Integendeel, haar keuken was een model van Vlaamse traditie. Mijn lievelingsgerecht is tot op de dag van vandaag varkenskotelet met vleesjus, spruitjes en gekookte aardappelen. Wat er op feestdagen bij ons thuis op tafel kwam, herinner ik me niet meer. Misschien omdat eten voor mij elke dag een feest betekende. Er was 29
wel één constante die de alledaagsheid oversteeg: kroketten. Mijn mama bereidde ze zelf en reserveerde ze voor bijzondere momenten. Op gewone dagen aten we aardappelen of puree of frieten. Frieten werden vers gesneden en gebakken in Ozo. Andere frituuroliën kwamen niet in aanmerking. Vandaag beschouw ik het nog steeds als een ritueel: frieten snijden, voorbakken op 140 graden, laten uitlekken en dan op een handdoek leggen. Elke stap brengt me terug naar mijn kindertijd omdat ik mijn mama daarbij mocht helpen. We deden ook altijd samen de afwas, en ik vind het ook nu nog geen straf. Net zoals ik graag strijk. Mama leerde me dat toen ik nauwelijks negen jaar oud was. Misschien vreemd voor een jongen van die leeftijd, maar ik wilde het echt kunnen. Ook nu nog strijk ik de schorten van de diensters van Brasserie Alice. Voor mij is dat pure
ontspanning. Het kan raar klinken, maar ik ben in dat opzicht een heel vrouwelijke man. Misschien omdat ik vanaf mijn twaalfde de rol van mijn mama heb overgenomen. Dat leek voor mij een evidentie: ze had mij altijd betrokken bij het huishouden.
31
Afscheid
E
en dag die voor altijd in mijn geheugen gegrift staat, is 13 mei 1975. Op die dag werd mama’s linkerborst geamputeerd. Twee jaar later, op exact diezelfde dag, is ze gestorven. Haar
doodsstrijd duurde precies twee jaar. Het begon met een klein knobbeltje. Ik herinner me nog elk detail. Ik las ‘Tiny gaat op vakantie’ in de zetel, toen mama me vanuit de kleine groenbetegelde badkamer bij zich riep. We kenden thuis geen schaamte. Het was de normaalste zaak van de wereld om mijn ouders naakt rond te zien lopen. Mama stond voor de spiegel en vroeg me om te voelen. Ik zei meteen: ‘Je moet naar de dokter’. Diezelfde dag heeft ze een afspraak gemaakt. Ik zie de dokter nog voor ons zitten, in dat grote, kale kabinet. Hij reed met een oude Peugeot en zijn praktijk was gevestigd in een
35
oud herenhuis in het dorp van Zelzate. Hij verwees haar naar de HeiligHartkliniek in Eeklo voor verder onderzoek. Niet lang nadien viel het verdict. Ik herinner me heel goed het moment waarop mama me zei dat ze borstkanker had en haar borst geamputeerd moest worden. Ze hield zich sterk voor mij. We gingen samen een prothese kopen, en vervolgens de bijbehorende beha. Ze liet zich dan leiden door mijn oordeel. Ze toonde me ook haar litteken. Het moet voor haar emotioneel heel zwaar gewogen hebben, maar ik heb haar zelden zien wenen. En toen viel het duisterste woord, dat me tot op de dag van vandaag nog steeds rillingen bezorgd: ‘uitzaaiing’. Als ik het hoor, word ik gekatapulteerd in de tijd. Toen de kanker opnieuw opdook, werd mama doorverwezen naar het universitair ziekenhuis van Gent. Een jaar lang
heeft ze chemotherapie doorstaan. Een jaar lang reed ik haast elke dag met mijn vader na schooltijd van Zelzate naar Gent om haar te bezoeken. Ik had er alles voor over om toch maar bij haar te zijn. Toen ze een pruik moest beginnen te dragen, vond ik dat vreselijk, want mijn mama had een weelderige haardos. Er zal wel een freudiaanse uitleg voor zijn, maar een vrouw met lange lokken raakt nog steeds een gevoelige snaar bij mij. Haar strijd was zo genadeloos hard dat ze haar laatste geloof in God verloor. Ze was nochtans opgegroeid in een streng, katholiek gezin met twaalf kinderen. Haar ouders hadden een groente- en fruitwinkel in Zelzate, dat in de volksmond De Wittekes werd genoemd. Een deel van de kinderen week later uit naar Zeeuws-Vlaanderen, maar het merendeel bleef zoals mama wonen onder de kerktoren. Toen ze het einde voelde 37
Haar strijd was zo ze haar laatste gel Ze was nochtans opge katholiek gezin m
genadeloos hard dat loof in God verloor. egroeid in een streng, met twaalf kinderen. 39
naderen, heeft ze de pastoor van Zelzate naar het ziekenhuis laten komen. Ik had de man nog nooit gezien. Hoewel ik mijn eerste communie had gedaan, gingen wij nooit naar de mis. Op school volgde ik ook zedenleer in plaats van godsdienstles, en dat was in die tijd nog redelijk uitzonderlijk. Om maar te zeggen dat mijn moeder, zodra ze het ouderlijk nest verlaten had, afstand nam van de godsdienst die haar als kind was opgedrongen. En naarmate haar lijden groter werd, begon ze zich nog meer af te zetten tegen het idee dat er een God zou bestaan die het goed meende met de mensen. Het onrecht in de wereld had haar altijd al enorm geraakt. Toen de pastoor aan haar ziekenhuisbed verscheen, heeft ze hem haar onverbloemde waarheid gezegd en vervolgens de deur gewezen met de woorden: ‘En neem uwe God maar mee’. Niet lang daarna besloot ze haar
lichaam na haar dood af te staan aan de wetenschap. De laatste twee weken van haar leven mocht ik niet meer bij haar komen, zo verzwakt was ze door de chemotherapie. Ik heb nooit bewust afscheid van haar kunnen nemen, en dat is misschien maar goed ook. Op een woensdagmiddag, rond een uur of twee, rolschaatste ik buiten toen ik mijn pa onze straat zag inrijden. Hij parkeerde, stapte uit en kwam naar mij toegelopen. Hij zei: ‘Mama is gestorven.’ Hoewel ik die zin al zo lang had gevreesd, domineerde het ongeloof. De tranen volgden pas later. We gingen naar binnen en toen ik mijn pa vroeg wat er nu zou gebeuren, luidde zijn antwoord: ‘Alles wat hier in huis aan mama herinnert, moet zo snel mogelijk buiten.’ Hij begon meteen haar kleren en foto’s in dozen te gooien. Aanvankelijk stond ik aan de grond genageld. Toen begon ik hem 41
te slaan met mijn vuisten. Ik riep: ‘Neen, dat wil ik niet!’ Al het verdriet en de onmacht die zich hadden opgestapeld, kwamen er als een gulp uit. Omdat mama haar lichaam aan de wetenschap schonk, was er geen ceremonie, geen begrafenis, geen koffietafel of rouwbrief. De familie sprak er schande over. De dag na mama’s dood kwam Gérarda op bezoek. Een maand later is ze bij ons ingetrokken. In de laatste maanden van haar leven had mama aan mijn vader gezegd: ‘Begin al maar uit te kijken naar een nieuwe vrouw, want jij kan niet alleen zijn. Zorg ervoor dat ze goed is voor Eric.’ Haar woorden waren nog niet koud of mijn pa begon een relatie met Gérarda. Hij had haar als secretaresse ontmoet op het werk. Als koppel hebben ze mama nog bezocht in het ziekenhuis. ‘Jullie moeten samen verdergaan’, zei
ze. ‘En zorg goed voor Ericske.’ Ik zie mijn pa en Gérarda nog zitten aan het bed van mijn moeder. Een absurde situatie, en toch hield het in mijn ogen steek, zelfs op dat ogenblik. Om de simpele reden dat ik blindelings vertrouwde op het oordeel van mijn mama. Het enige wat ik toen heb gezegd, is: ‘Maar er zal altijd maar één mama voor mij zijn’. Gérarda was best lief voor mij, maar toen mijn vader eiste dat ik haar ‘mama’ zou noemen, heb ik flagrant geweigerd. Het was alsof hij elke herinnering aan haar wou wegvegen. Er volgde toen een donkere periode. Niet door Gérarda, want achteraf beschouwd verdient die vrouw echt wel respect voor wat ze voor mij gedaan heeft, maar wegens de moeilijke relatie met mijn pa.
43
Kostbare levenslessen
D
e mooiste herinneringen aan mijn mama situeren zich aan het kookfornuis. En op de momenten dat we ’s avonds televisie keken, samen onder een dekentje. Het gebeurde
heel zelden, maar soms mocht ik ook bij haar in bed slapen. Ik weet ook niet meer wat dan de reden was. Omdat ik ziek was of niet kon slapen? Maar ik herinner me nog wel het zalige gevoel dicht tegen haar aan te kruipen, me te warmen aan de moederlijke geborgenheid. Mijn mama was een knuffelkoningin. Ik zou er ook nooit aan gedacht hebben om de voordeur achter me dicht te slaan zonder een afscheidskus. De geurherinnering aan mijn kindertijd is te herleiden tot mijn moeders keuken. Parfums of zeep kan ik me niet meer voor de geest halen, maar de geur van gebakken wafels en stoverij des te meer. Mama bakte ook vaak
47
cake en broodpudding. En in mijn herinnering rook zelfs het frituurvet lekker. De samenstelling moet ondertussen veranderd zijn, want de zeldzame keer dat die geur me nu nog kan bekoren, is wanneer ik tijdens mijn zondagse fietstocht langs één bepaald huis op het platteland passeer. Mijn mama was de mooiste van de wereld omdat zij het was. Al heb ik haar door mijn kinderogen natuurlijk nooit gezien als een aantrekkelijke vrouw. Met haar één meter tachtig was ze rijzig van gestalte, zeker als je haar naast mijn vader zag lopen. Hij was tien centimeter kleiner. Als mijn pa boos was op mij, dan haatte ik hem. Als mijn mama boos was, zat ik te schreien in een hoekje en deed ik er alles aan om het goed te maken. Dan begon ik spontaan mijn speelgoed op te ruimen of te stofzuigen. Of de ramen te wassen of te strijken.
Waarom ze boos was, kan ik me met de beste wil van de wereld niet meer herinneren. Ik ben zeker nooit een stout kind geweest. Ik had eerder problemen omdat ik te braaf was. Ik was de voorbeeldige jongen die altijd zijn vinger opstak in de klas en de beste punten behaalde. Niet omdat ik de eerste van de klas wou zijn, maar omdat ik alles goed wou doen. Het zal wel deels te verklaren zijn door mijn opvoeding, maar ik was ook nooit betrokken bij vechtpartijen. En nog steeds moet je al erg je best doen om mij boos te maken. EĂŠn keer heb ik mijn stem verheven tegen mijn zoon en zijn slaapkamerdeur met een smak dichtgegooid. Ik voelde me meteen ellendig. Mijn aversie is een reactie op het verleden. Mijn pa kon bijzonder explosief en agressief uit de hoek komen. Ik heb vaak gezien hoe hij mama sloeg of een vaas naar haar hoofd slingerde. Tijdens een woedeaanval 49
Parfums of zeep ka voor de geest halen, gebakken wafels en st
an ik me niet meer , maar de geur van stoverij des te meer. 51
gooide hij ooit de televisie door het raam. EĂŠn keer ging hij zo tekeer dat ik een hoofdkussen over mijn hoofd trok en dacht dat hij mijn mama zou vermoorden. Ik heb toen gezworen dat ik nooit zou worden zoals hij. Amper 4 jaar na het overlijden van moeder verloor ik mijn vader . Wanneer ik nu op dezelfde leeftijd in de spiegel kijk, zie ik zijn evenbeeld, en daar heb ik moeite mee. Dat hij mijn biologische vader was, valt niet te ontkennen, maar bij die gedachte wil ik niet te veel stilstaan. Mijn mama was de pleitbezorger van rust en vrede. Ze trachtte elk probleem op te lossen met dialoog. Net als mijn vader ben ik ook een ram, een redelijk explosief sterrenbeeld, maar je zal me niet snel horen roepen in de keuken, zelfs niet in het heetst van de strijd. En als er zaken fout gaan, stel ik de confrontatie uit tot het stof is gaan liggen. Om daarna rustig te kunnen praten. Ik kan
me niet herinneren dat mijn mama me ooit levenswijsheden heeft verteld. Maar de manier waarop ze in het leven stond, was de mooiste les die ze me kon geven. Ze maakte zich zelden druk om pietluttigheden en was tevreden met wat het leven haar in de schoot wierp. Ze verstond de kunst om te relativeren. Misschien ook wel omdat ze op haar achtendertigste de dood al eens in de ogen had gekeken. In 1958 onderging ze een van de eerste openhartoperaties, in het ziekenhuis van Leiden. Ik was toen nog niet geboren, maar heb wel van kindsbeen af geleefd met de gevolgen ervan. Haar fysieke conditie liet haar niet toe om buitenshuis te werken, en ze had vaak last van migraine. Maar toch was mama een sterke vrouw die altijd probeerde positief te denken. Ik heb haar nooit een slecht woord over mijn vader horen zeggen. Als 53
we ’s morgens alleen waren en ik begon over zijn razernij van de avond voordien, dan was haar laconieke antwoord steevast: ‘Het komt wel goed, manneke. Papa had een slechte dag.’ Ik zal nooit weten wat de reden was van zijn woede en frustratie. In ieder geval is die emotie mij vreemd. Ik heb nooit gerebelleerd of kwajongensstreken uitgehaald. Als er met propjes op de leraar werd geschoten, bleef ik altijd aan de zijlijn staan. Daardoor moest ik veel slagen incasseren. Ik was de pineut die op de speelplaats werd afgerammeld. Ze noemden me de strijkplank, omdat ik graatmager was. Jaren later werd er zelfs gesuggereerd dat ik homo was, omdat ik de strijk deed en heel fijngevoelig was. Ik heb ongelofelijk veel bloedneuzen opgelopen en klappen gekregen, maar geen enkele keer sloeg ik terug.
Behalve die ene dag dat ze me tot het uiterste dreven. Toen waren er drie leraars nodig om me te bedaren. Ik moet toen zo’n zeventien jaar zijn geweest. Mama was er allang niet meer, maar alle opgekropte woede kwam er in één gulp uit. Toen mama nog leefde, is ze vaak naar school gewandeld om haar beklag te doen. Ze was een beschermende moeder in wier armen ik altijd troost vond. Bij haar voelde ik me veilig en geborgen. En hoe boos ze ook kon zijn om het onrecht dat mij werd aangedaan, toch heeft ze me nooit aangemaand om terug te slaan.
55
Kaviaar versus mama’s stoverij
O
p het moment dat er een studierichting voor het middelbaar moest worden gekozen, vocht mijn mama voor haar leven in het UZ van Gent. Door mijn goede schoolresultaten
werd me algemeen secundair onderwijs geadviseerd, maar mijn pa pushte mij richting technisch onderwijs. Ik zou zijn voetsporen treden. Ik was ook best wel handig en hielp hem regelmatig in de schrijnwerkerij. Maar de directrice, mevrouw De Caluwé, was verontwaardigd en las mijn vader de levieten. ‘Uw zoon heeft veel meer capaciteiten. U mag dit echt niet toestaan.’ Waarop ik heb geantwoord: ‘Voor mij telt nu maar één ding, en dat is zo veel mogelijk tijd doorbrengen met mijn mama. Dat is belangrijker dan studeren.’ Elke dag na schooltijd reed mijn pa met mij naar het UZ in Gent. Ik
59
had mijn leerboeken mee maar moest eigenlijk nooit studeren. Ik heb ook geen spijt van de keuze van toen. Spijt is verloren energie. Sinds ik ondernemer ben, denk ik er weleens aan terug. Misschien was ik met een andere studierichting beter op de hoogte geweest van bepaalde zaken. Maar zou mij dat nu gelukkiger maken? Het antwoord laat zich niet grijpen en ik ben niet het type mens dat leeft in het verleden. Ik word gedreven door nieuwsgierigheid en een honger naar nieuwe ervaringen. ‘Waarom moet jij je nog bewijzen?’ vragen mensen me vaak. Ik kies nooit voor de gemakkelijkste weg, maar toen was het de enige weg voor mij. Ik was 16 toen ik er alleen voor stond. Veel herinneringen heb ik niet meer aan die periode, maar ik zie mezelf nog wel naar mijn zus fietsen. Toen ze de voordeur opende, sloot ze me in haar armen en in haar leven.
Door het leeftijdsverschil van tien jaar hadden we nooit een nauwe band ontwikkeld, maar op dat moment gaf ze me de veilige haven die ik zo broodnodig had. Een nieuwe wereld ontplooide zich voor mij. Zij en haar man hadden de carrièreladder in een Amerikaanse bedrijf beklommen en hun ambities vertaald in een zekere levensstijl. De auto van Jan Modaal maakte plaats voor een Volvo en een Mercedes. Koffiekoeken werden op zondag verheven tot brunch met gerookte zalm, Aquavit en witte wijn. Voor de eerste keer in mijn leven ontdekte ik het bestaan van kreeft, foie gras en artisjok. Een nieuw smaakuniversum ontrolde zich voor mij. Een tajine en gravad lax brachten de wereld op mijn bord. Mijn toenmalige schoonbroer was een Deen, waardoor de Scandinavische keuken plots behoorde tot mijn stratosfeer. Een eitje met kaviaar was een ander culinair 61
Ik hoor het hem ‘Hmm lekker, het is zoal Tot op de dag van vanda me zoveel vol
m nog zeggen: ls de stoverij van mama.’ aag kan geen enkele zin ldoening geven. 63
hoogtepunt uit die periode, maar nooit ben ik de gewone Vlaamse kost afvallig geweest. De exclusieve connotatie overklast nooit de emotionele en pure smaak. Ze staan op gelijke voet. Mijn zus en haar man werkten lange dagen. Als dankbaarheid voor hun gastvrijheid nam ik het huishouden op mij. Ik poetste het huis, deed de strijk, maaide het gras, en na schooltijd begon ik aan het avondeten. Net zoals ik voor mijn pa deed na de dood van mijn mama. Ik zie me nog als twaalfjarige jongen alleen naar de bakker gaan en vervolgens naar de beenhouwer om de bijbehorende charcuterie te kopen. Als mijn vader ’s avonds na een lastige werkdag thuiskwam, was de tafel gedekt, met kaarsjes en een bloemetje, zoals mijn mama deed toen ze nog leefde. Ik hoor het hem nog zeggen: ‘Hmm lekker, het is zoals de stoverij
van mama.’ Tot op de dag van vandaag kan geen enkele zin me zoveel voldoening geven. En toen ik enkele jaren later dus bij mijn zus mocht inwonen, deed ik voor haar hetzelfde. Met als groot verschil dat ze mij een nieuwe keuken deed ontdekken. Behalve de klassieke gerechten die ik van mijn mama leerde, durfde ik toen ook al eens couscous of een rijstgerecht klaar te maken.
65
Driemaal Alice
I
k was net afgestudeerd als schrijnwerker en bloeide open in mijn eerste job bij een trappenmakerij. Mijn zus en haar man kregen promotie en speelden met het idee om naar Brussel te verhuizen.
Niet veel later ging de zaak waar ik werkte failliet. Van de ene op de andere dag werd ik werkloos en moest ik me elke dag met een stempelkaart aandienen aan het loket. Dat was een erg deprimerende periode. Mocht ik toen nog katholiek geweest zijn, dan had ik me zeker afgekeerd van het geloof. Eerst verloor ik mijn moeder, daarna mijn vader, en dan mijn werk. Ik heb toen echt wel heel diep gezeten. Maar na vier weken werd ik door de RVA opgeroepen voor een tijdelijke job bij Volvo. Ik moest er auto’s van de band rijden, niet meteen een straf voor een gast van achttien jaar. Bovendien had ik ook een sentimentele band met het bedrijf. Mijn pa
69
had er gewerkt als beveiligingsagent. Ik herinnerde me nog levendig de personeelsfeesten in het casino van Gent en de miniatuurauto’s die ik na afloop elke keer mee naar huis mocht nemen. Uiteindelijk heb ik er twaalf jaar gewerkt, als eenvoudige arbeider, omdat ik niet voldoende geschoold was om me op te werken. Ik was altijd stipt op tijd, heb me geen enkele dag ziek gemeld. In de kortste keren wist ik alles van Volvo en had ik alle schaalmodellen verzameld. Mijn zus was ondertussen naar Brussel getrokken. Ik verhuisde naar een klein appartementje in Gent en kocht mijn eerste tweedehandsauto. Ik kende niemand in mijn nieuwe thuishaven, had geen vrienden of kennissen. Het contact met mijn familie was verwaterd na de dood van mijn mama. Op mijn eerste vrije zaterdag besloot ik dan maar alleen
een kop koffie te gaan drinken op het Sint-Baafsplein. In de krant stond een vacature voor een weekendhulp bij traiteur Reinaert. Hij betaalde 1000 Belgische frank voor een service, ongeacht of die drie of tien uren duurde. Ik moest gaan koken bij mensen thuis, voor de voetbalploeg, de duivenmelkerclub, trouwfeesten, enz. Al snel werd me de verantwoordelijkheid van ‘maître’ toevertrouwd en viel de organisatie van elk feest op mijn schouders. Drie jaar later ontmoette ik een man uit Merelbeke op het bal van de PVV. Daar besteeg een toen nog onbekende Guy Verhofstadt het podium, maar dit geheel terzijde. Cosyns had een horeca-uitzendkantoor avant la lettre en vroeg me om voor hem te komen werken voor 300 frank per uur. Lang moest ik daar niet over nadenken. Vanaf toen wachtte ik elke maandagavond 71
op een telefoontje – de gsm bestond toen nog niet – voor mijn opdracht van het volgende weekend. Dankzij dat weekendwerk kon ik mijn eerste Volvo en Bang & Olufsen kopen en begon ik materiële welvaart te ontdekken. Ondanks mijn pak van Hugo Boss heb ik in heel die periode maar één lief mogen beminnen. Niet dat ik een kluizenaarsbestaan leidde. Het was altijd de zoete inval bij mij thuis. Iedereen wist dat mijn deur openstond en dat de koelkast rijkelijk gevuld was. Ik kookte voor iedereen, maar aan het einde van de avond gingen de vrienden met een lief naar huis en bleef ik alleen achter. De enige vrouw die ik ooit versierde, is Thip, de vrouw met wie ik sinds 2002 mijn leven deel. Machogedrag was nooit aan mij besteed. Misschien wel omdat mijn moeder me leerde respect te hebben voor vrouwen. Mijn gebrek
aan veroveringsdrang maakte wel dat de eenzaamheid soms hard toesloeg. Thuiskomen in een leeg huis gaf me het gevoel alleen op de wereld te zijn. Tijdens de weekends stortte ik me na mijn service in het nachtleven, zoals haast iedereen die in de horeca werkt. Met een whisky-cola in de hand stond ik tot ’s morgens vroeg te dansen. De enige periode dat ik wel op vrouwelijke belangstelling kon rekenen, was tijdens mijn verblijf in Zweden. Overdag werkte ik bij Volvo, maar haast elk vrij moment bracht ik door in de keuken van het hotel waar ik verbleef. Twee jaar lang dompelde ik me onder in de Scandinavische culinaire tradities. Na mijn terugkeer leerde ik op een avond Kyra kennen op de dansvloer. Zij was net afgestudeerd aan de koksschool Spermalie. Ik bood haar een 73
Het feit dat mijn ee naar de naam Al aan mijn
eerstgeborene luistert lice is een eerbetoon n moeder. 75
drankje aan, maar ze wees me af. Het weekend daarna zagen we elkaar in dezelfde dancing en ontstond er toch een gesprek. Al snel bleek dat we dezelfde passie deelden voor eten. Op dat moment zocht ze een locatie om een klein restaurant op te starten. Ze zag in mij de ideale partner om een zaak uit de grond te stampen. Zij had het koksdiploma en ik de organisatorische en zakelijke horecaervaring. Met haar blonde lokken en blauwe ogen belichaamde ze mijn vrouwelijk schoonheidsideaal. Toen ze dan ook nog mijn droom bleek te delen, was het voor mij duidelijk: zij was de vrouw van mijn leven. Samen bedachten we de naam ‘Coeur d’Artichaut’, stonden garant voor gezonde gerechten en vonden we het ideale pand in de historische binnenstad van Gent. Mijn schrijnwerkerservaring kwam goed van pas.
Ik timmerde alles eigenhandig in elkaar, van de tafels tot de keuken toe. Zelfs het parket hebben we zelf gelegd. In het begin hielp ik Kyra ’s avonds, wanneer mijn werk bij Volvo erop zat. Vijf maanden later nam ik loopbaanonderbreking om fulltime mee aan de kar te trekken. Onze relatie was nog pril en het was naar mijn gevoel te vroeg om alle bruggen te verbranden. Ik gaf mezelf een jaar, om nadien te beslissen. Uiteindelijk ben ik nooit naar Volvo teruggekeerd. In de loop van datzelfde jaar ben ik bij Kyra ingetrokken. Onze relatie werd bezegeld met een huwelijk waaruit later twee kinderen geboren werden. Een zoon, Emile, en een dochter, Alice, genoemd naar de grootmoeder die ze nooit heeft mogen ontmoeten. Het feit dat mijn eerstgeborene luistert naar de naam Alice is een eerbetoon aan mijn moeder. 77
Ik had er toen nog geen idee van dat mijn dochter twintig jaar later een koksopleiding zou volgen. En dat Coeur d’Artichaut zou verhuizen naar Ghent Marriott Hotel. Het pand, dat ik had overgenomen van Kyra, ondertussen mijn ex-vrouw, moest een nieuwe bestemming krijgen. Ik was net de kaap van vijftig gepasseerd. Een mijlpaal die me uitnodigde tot een blik op mijn grillige levensparcours. Grasduinen in het verleden deed me steeds vaker teruggrijpen naar de klassieke gerechten van mijn moeder. De stoverij met versgesneden frietjes bracht me terug naar de formica keuken waar ik als kind elke avond warmte en liefde vond. Comfortfood uit een vervlogen tijd, toen trendwatchers en televisiecamera’s nog niet de weg naar de keuken hadden gevonden. Eenvoudige recepten met weinig franjes of exotische ingrediënten. Een simpele en eerlijke keuken, net
als de vrouw die mijn moeder was. Naarmate ik er meer over nadacht en sprak met mensen, werd het me duidelijk dat ik niet alleen ben in mijn hunkering naar de eenvoud van weleer. En zo groeide stilaan het idee om het lege pand te vullen met de herinneringen aan mijn moeder en het te verbouwen tot lunchrestaurant Alice. En wie weet, neemt op een dag mijn dochter de fakkel van me over. Dan is de cirkel rond.
79
Album
Van klein naar groot. Alice is de oudste in de rij.
ze muntte wel uit in socia le r geen hoogvlieger op school, maar ‘Voor zover ik weet, was mijn moede haar voetsporen. Tijde ns in ht opzic dat in t treed er Alice bewogenheid en medeleven. Mijn docht haar medestudenten.’ voor gt sprin bres de ze als eerste in 83 oudercontacten hoor ik altijd hoe
‘Ik heb mijn moeder vaak in de weer gezien met potlood en papier. Ze schreef graag lange brieven naar broers en zussen en verre familieleden.’
De jonge Alice De Witte.
‘Muziek liep als een rode draad doorheen mijn jeugdjare n. Mijn vader was drummer in een bigband en mama speelde banjo in een orkest. Zelf speelde ik vanaf mijn negen jaar in drumbands. Ik mocht dan vooraan lopen met de trommel.’
e in 1942. un ie va n Alic Plec htige co mm
eide op in een hts bovena an) gro Alice (derde van rec jk twa alf kin deren eli onk spr oor dat kroostrijk gezin leeftijd overleed. n ĂŠĂŠn op hee l jonge telde, maar waarva
Vader en moeder De Witte met hun elf kinderen. Alice staat als derde van bovenaan links.
V.l.n.r. Drie zu ssen op ee n rij: Marta, Ju li a en Alice.
Alice (rechts) op stap met een vriendin en zus Julia tijdens de kermis in Zelzate.
V.l.n.r. Alice, Julia en Martha spelen banjo.
Alice (rechts) met haar zussen Julia en Martha op daguitstap in Breskens aan de Westerschelde.
Huwe lijk van Alice De Witt e met Roger de Wage naere. ‘Mam a was zese ntwi ntig jaar toen ze met mijn vade r in het huwe lijk sbootje stap te. Over haar liefdesleven voordien heeft ze nooit iets verteld. Zeker is dat ze geen femm e fata le was, maar als een voorbeeldige doch ter elke dag meeh ielp in de groe ntew inke l van haar ouders.’
Zeldzame familiefoto: Alic e en Roger met dochter Magda en zoon Eric.
De jonge Eric tijdens zijn kindertijd. ‘In het weekend trad ik op als clown in het Wienercircus.’