Pelgrims keel - 2003

Page 1

PELGR IMS K EEL PHILIPPE VANDENBERG





PELGRIMS KEEL


Les mots c’est ce qui reste quand on a épuisé la trahison. Jean Genet


PELGR I MS K EEL PHILIPPE VANDENBERG

LITERARTE

20 03


à toi, reine des mouches petite soeur d’Orphée ma boule a cris, ma lune de sang d’avant d’avant la vase


proloog Kind in de sterren

14 september 1998 Vader liet de honden paren en Moeder dronk zich door haar verdriet. De ellende was van goeien ’t wege. Niks geen ellende: flessen en parende beesten. Het gras stond hoog en in duistere spelletjes wreef ik aarde in mijn zusters gelaat. Achter het huis was de spoorweg zoals altijd in Vlaanderen en achter de spoorweg was het bos zoals ja. En ik teken de dikke strepen van het bos recht en boven de strepen van het gras, maar dat is niets, dat is slechts een support, het meisje kan ik er nog niet tussen wringen, de zuster met het bemodderde gezicht, de courtisane, l’élue du père. En daar was het om te doen: haar opsluiten in het bos, bewaakt door de spoorweg waarover monsters van locomotieven langzaam aan- en afreden. Loco’s met rode wielen en zwarte stank, bereden door grijnzende zwarte mannen die van hoog, zo hoog spuwden: een langgerekte witte spuugsliert uit die zwarte kop, het meisje wou niet in de tekening in het bos, het meisje wou Vader, wou in Vader, en Vader spuwde naar mij vanuit de hoge hoogte van zijn toren–zijn en ik viel van de trappen, van zijn trappen. En dan nog: mijn vader liet de honden paren. Mijn moeder dronk de zee. Wie zendt, wie wordt gezonden? Wie zendt mij het schilderij? Zendt het schilderij zichzelf naar mij? La favorite du roi a le cul épilé. Moeder dronk de zee, Vader liet de honden paren. Ik schopte de aan elkaar vastgeankerde beesten in hun ribben en sloeg zware poorten dicht op hun trillende achterlijven, mijn zuster sneed ik het haar af, een gat op haar hoofd, mijn vader spuugde naar mij, maar ik keek al en de spuug rekte zich van de trapleuning af. Elke tekening is een message, elke tekening komt van boven, elke tekening is een sleutel. Apen krijsten in de woonkamer; mijn vader bouwde er grote kooien, mijn moeder staarde en grijnsde. Elke streep is een horizon en ik duwde de pen in mijn pisbuis, de vlekken op de lakens werden hard. Niets blijft, alles duurt, niemand komt. Vader liet de honden paren en Moeder aan tafel, het eten viel in brokken uit haar mond. Ik verzoop kippen in modderige waterbakken, wreef stof in mijn zusters mond, Vader sloeg mij. Grote locomotieven scheidden mij van het bos. Wie zendt mij een schilderij? Niets blijft, alles duurt. Niemand komt.



















Fra Angelico een witte engel visiteert Maria

23 juli 2001 ja ja lieve vlieg leg je eieren maar in mijn oog ja ja lieve vlieg leg mijn oog in je eieren maar ja ja lieve vlieg leg je eieren maar in mijn oog ja ja ja ja ja ja lieve vlieg lief leg je eieren in mijn oog oog oog je eieren leg maar leg ja vlieg lief leg je eieren maar in mijn oog leg je eieren maar in mijn oog in mijn oog in mijn oog leg eieren in oog mijn leg ja ja ja leg maar vlieg lief ik hou van je leg je vlieg leg je vliegeieren ik hou van je in mijn oog leg je lieve vlieg leg je eieren je kleefeieren in mijn vliegoog oog je nestoog lieve vlieg vlieglief in je oog leg je nest in mijn oog leg je nest lieve vlieg leg je ei in mijn oog lief nest lieve ogen voor je eieren lieve ogen voor je eieren mijn nest in je eieren lieve vlieg vlieglief toch leg mijn lief in je nest leg je eieren in mijn oog leg mijn nest leg mijn nest in je ei in je nest ooglief mijn nestoog lief mijn nestoog lief leg je eieren in mijn nestoog lief ik hou van je


19 september 2001 de steppe er zijn geen vluchtroutes meer er zullen geen vluchtroutes meer zijn vanaf nu zullen er nergens nog vluchtroutes zijn naar waar jaagt het dier zich op? naar welke muur van stekelig gebladerte? naar waar wordt het dier opgejaagd? naar waar jaagt het dier zich op? stekelig en hard is het groeisel onder en voor het dier het dier dient nu afgemaakt te worden het zal nu afgemaakt worden daar ergens in de zinderende stilte van het landschap daar ook in de zinderende stilte van het moordende het moordende, ja het landschap maakt het dier af er zijn geen vluchtroutes meer, alles is afgemaakt het dier zal afgemaakt worden nu nu ja nu dient het dier afgemaakt er zijn geen vluchtroutes meer er zullen geen vluchtroutes meer zijn nu dient het dier afgemaakt te worden in de zinderende hitte, in de zinderende stilte van het onafgebroken landschap er zijn geen vluchtroutes meer neen het dier weet zoveel en vooral het voorvoelt wat moet gebeuren aldus nu roerloos, nu stuurloos weet het dat het zal afgemaakt worden er zullen vanaf nu geen vluchtroutes meer zijn er zullen vanaf nu geen vluchtroutes meer zijn het dier ja nu dient afgemaakt het landschap zal blijven zinderen van stilte van hitte onveranderlijk, onveranderlijk in haar oerdroge stekeligheid waarin het dier zich kronkelend voortbeweegt, geen pad geen route geen vlucht het dier dient afgemaakt nu nu nu o ja nu 5 oktober 2001 en nog dwarrel ik en nog dwarrel ik naar je toe van jou tot jou meedogenloos laat je mij dwarrelen: hoe stevig is nog mijn vlieghondenlijk? hoe vlezig, hoe nog ontsnapt aan wormen en gaten waar vliegen in knagen? hoe stevig is mijn weg naar jou mijn Gaza mijn Libanon mijn woesternij? hoe dwarrel ik dwarrel ik nog van jou tot jou? onderbroken gebroken door je zovele takken door mijn zovele stammen van je blad tot blad dwarrel ik dwarrel ik ongeschreven? o nee jij niet ik nog minder, zal ik steeds dwarrelen van jouw nerf naar mijn schors


6 oktober 2001 Mekong het kan niet altijd een suikerprins zijn op een purperen paard die zwemmen niet naar de bodem van de rivier de gele rivier

7 oktober 2001 tous les matins du monde sont sans retour onze dromen beginnen voorbij onze beperkingen het is nog halfduister ’s ochtends wanneer de hanen beginnen te kraaien hier en overal, wellicht ook in Nicaragua waar donkere vrouwen zich nu in de zwarte rivier reinigen van het zaad van hun minnaars jij niet, je houdt mijn zaad in je op, wacht op mij wacht op mij mijn zwarte engel engel hier op de afdeling schoffelen de junks al door de gangen om valium en methadon en zo: hun dromen komen niet meer voorbij hun pijn zonder de gulle hand van de witte engel ik suf al weg, teveel kristal tegen teveel pijn, maar nog al mijn dromen draag ik niets zal die kiem in mij smoren, geen duistere bodem geen meer van kristal

7 oktober 2001 de huizen ik zal je willen, je zult mij winnen maar wat zal de douleur beslissen? zal ze zich terugtrekken lijk de rode ooievaars ver over zee kortom ver ver weg? want zonder douleur wordt het bloed kleurleeg en licht als bronwater neem me mee naar de bron, ik zal ons reinigen lijk doen de zwarte vogels: in de watervolle dakgoten der huizen, der huizen van geluk

8 oktober 2001 het net waarom is mijn lijf zĂł zwart? waarom zijn mijn sluizen geen zuigers van licht? mijn zweetvel geen kleurig net? in wiens mazen je met vingers tanden tenen haren en lippen jezelf vasthaakt en nimmer uit los kan


9 oktober 2001 envoi dit is de dienst observatie, hier worden we bekeken: apen achter een glazen deur op de bruine gang ja op die bruine gang rinkelt de apentelefoon en nog en lang en zoveel de telefoniste knabbelt zoute drop, de telefoniste pelt okeren noten want nu kleurt de herfst één enkel wordt geroepen, één enkel mag er naar toe strompelen hinkelen struikelen kouseschuiven is het moeder? is het lief ? is het kind? is het vriend? het duurt zo lang please please mevrouw mevrouw de telefoniste knabbelt drop zo zout zo zout

10 oktober 2001 der Zorn Gottes toen Aguirre de Andes bergpassen afdaalde, 3600 slaven die crepeerden, varkens samengedreven en kanonnen gesleurd door Inca prinsen kon hij niet weten zijn laatste gesprek met apen een pijl doorboorde zijn zo geliefde dochters hals ik weet niet, mijn zo geliefde dochter zuster vrouw van mijn opgebrand leven ik weet niet met wie mijn laatste gesprek jouw keel opengereten door roestig sabelstaal ik zal mij wurgen in jou, in jou zal ik mij verminken grote vuilaard die ik ben grote smerige vuilaard die ik ben TOVENAAR die ik ben

10 oktober 2001 Papa Bosch, de oorlog jouw volk is niet het mijne o nee zij zullen slag leveren met elkaar op een of ander modderveld hopelijk worden hun schedels verbrijzeld zeker worden hun schedels verbrijzeld en dat hun hersenen zich mengen met turf en natte paardedrek zijn de overlevenden zwaar gewond, dan zal ik mijn hiel op hun strot duwen en dit gekraak zal mij verlossen van de burcht op mijn wervel de klem in mijn lenden en dan lieveling, dan zullen we elkaar beminnen ons wentelend in hun wonden en nog warme ingewanden


12 oktober 2001 ik ben de moordenaar niet van het meisje dat verdronken is ik sneed haar polsen niet over en haar enkels ik draaide de open wonde in haar dij niet maar wel ben ik de leugenaar die haar beloofde vanaf nu: geluk ik ik deed er haar in geloven geloven in geluk is zo gemakkelijk voor wie er heel zijn leven naar zocht en van mij hield, dus in mij geloofde en ik loog, want zelf had ik het geluk nooit ontmoet tovenaars zijn leugenaars ik ben de moordenaar de leugenachtige bultenaar ik hield van haar jullie zullen mij nooit geloven

12 oktober 2001 de beul ik wil de executie niet ontlopen neen neen neen neen in godsnaam neen je suis un peintre d’embouteillages

13 oktober 2001 landschap — naar Edvard Munch ben ik de moordenaar van de liefde? zul jij me daarvan overtuigen? geraak je zo die zware last kwijt die je liefde voor mij zou zijn? breek je die rots liever op mijn schouders, dan gewoon te zeggen: het was zo mooi maar veel te veel? breek je liever mijn nek dan te zeggen: lieveling ga nu wat jij wil kan ik niet, wat ik kan wil je niet meer? zoveel bergen zoveel wolken zoveel poedersneeuw tussen ons, ben ik de moordenaar van onze liefde? of zijn wij dat beiden? en zijn we wel moordenaars? zijn we niet gewoon onkundig van elkaar? zijn we niet gewoon twee vergissingen, samen verpakt? twee landschappen verstrooid door een of andere dronken god naast elkaar mislegd? bijvoorbeeld een ijsland en een zonneland jij mijn zon vervloekend, ik je ijs bekrassend en mij toch de vragen stellend: waarom vervloeit de zon niet in het ijs dat zij doet smelten? waarom weerkaatst het ijs niet de bloedende gloed van de zon? ben ik de moordenaar van de liefde?


14 oktober 2001 de avond — naar Philip Guston wieg mij wieg mij hangend in het onwaarschijnlijke avondlicht dat het tralieraam zwart maakt in haar rode gloed

15 oktober 2001 scène het is twaalf uur ik weet het, want ik hoor de krukkenman de trap op stompelen methadon aub methadon! zijn krukken zijn al verrukt voor de komende roes hij zweet de koude uit zijn lam lijf, de bereiding duurt tien minuten dat is erg voor hem, heel erg, de niet voorziene pijn van het wachten zelfs zijn krukken beven met hem mee mijn handen beven niet omdat het twaalf uur is, maar zij beven de geelgekleurde dag door, door kristal kristal kristal om de pijn gespijkerd in mijn lijf de kop in te duwen, kristal werkt vlugger als je het vermorzelt tussen je tanden of laat smelten onder je tong, zo bestaan duizend geheimen om de roes of de rust te wekken het is twaalf uur en ik krijg kristal, ik moet het terplaatse slikken uit een metalen bekertje, alleen de junks kennen roesgeheimen, zijn van alles op de hoogte het is twaalf uur, ik weet alles wat zal gebeuren, nu

17 oktober 2001 klein vademecum — à ma mère de leugenaar is een soepel dier hoe vroeger hij eraan begint, hoe begaafder hij wordt in het bespelen van zijn kunst want de leugenaar is ook een kunstenaar met alle onrust van dien hoe vroeger hij zijn wereld verwringt, hoe geloofwaardiger zijn verwrongen verhaal de aan te leren techniek is natuurlijk de lichaamstaal en de eenheid tussen vorm en inhoud van het verhaal de leugenaar is een soepel dier met een feilloos doseringsvermogen leugens dienen in de juiste dosering gebracht te worden zodat de belogene geen tijd heeft om in de war te raken de leugenaar is een soepel dier dat in geen geval zijn souplesse mag verliezen de leugenaar moet dus constant oefenen de leugen perfect in te pakken zodat leugen en waarheid elkaar volkomen beschutten de twee gevaren die de leugenaar belagen zijn vergetelheid en verwarring regelmatig oefenen in denktechnieken is dus volkomen aan te raden: hoofdrekenen, kruiswoordraadsels oplossen, citaten gedichten teksten memoraliseren (ook het etaleren van kennis van vreemde talen kan indruk maken) ik ben een slechte leugenaar, ik ben geen soepel dier ik ben een kunstenaar met alle onrust van dien, maar een slechte leugenaar ik leerde liegen om geliefd te worden zowel door mijn vader als door Moeder vooral mijn moeder viel mij altijd lastig met de bloedstollende vraag: van wie hou je het meest? van hem of van mij? dan antwoordde ik: van allebei evenveel, maar ik kroop ineen, zo leerde ik alvast dat een slechte leugenaar een kreupel dier is en ik werd het op slag


19 oktober 2001 dantesk – aan Mario De Brabandere de hel zijn niet de poorten zelfs niet het bonkend geluid van de poorten die dichtslaan de hel is het geluid van de sleutels daarna 19 oktober 2001 alleen sterven zal makkelijker zijn dan alleen leven leven is zo lang sterven, je leert het de honden van mijn vader stierven alleen beseften zij dat? wat weet een hond van eenzaamheid? wat wist mijn vader van alleen sterven? nochtans is niemand eenzamer gestorven dan mijn vader misschien had hij het lang bestudeerd op zijn eenzaam stervende beesten had hij gevoeld hoe het hart brak, de darmen losten gezien het blauwe vlies over de ogen komen en de poten die knikten als gebroken mijn vader wist niets van mensen, maar zoveel van honden misschien was het beter andersom geweest hij had zijn ouders kunnen helpen sterven dan waren ze niet zo alleen geweest maar ook ik heb mijn vader niet helpen sterven, hoewel ik zijn honden wenend begroef 21 oktober 2001 ontwaken en jij zult het kind wekken en het naar school brengen zo gewoon zo gewoon zo gewoon zo gewoon als de dood

23 oktober 2001 who’s afraid etc. bang natuurlijk wie is er niet bang bang van elkaar te verliezen en toch verliezen we elkaar bang van te moeten liegen en toch liegen we tegen elkaar bang van de verkeerde dromen en toch sluipen de verkeerde dromen in ons bang van er niet te komen aan het verplichte geluk en toch komen wij er niet bang van betrapt te worden op een onmooi moment en toch worden we betrapt bang de zo brede rivier niet over te geraken naar elkaar en toch gebeurt dat bang de vijand, die onbekende, niet te herkennen en toch komt de vijand binnen bang de schoonheid te zien veranderen en toch verandert de schoonheid altijd bang natuurlijk, natuurlijk zijn we allen bang allen allen bang de schimmen te ontwaren die onze liefde zullen slopen en toch kan dat elk moment bang dat onze lichamen elkaar moe zullen worden en toch loert de gewoonte bang dat onze zielen van kleur zullen veranderen en van kleur zullen ze veranderen bang dat de springvloed die ons hoog boven het spetterende water gooit zich terugtrekt, hoe dikwijls gebeurt dat! bang dat onze ogen gaan scheel kijken, het zal ooit gebeuren bang o lieveling natuurlijk zijn we bang nog banger zullen we zijn als mijn knieÍn niet meer in je oksels passen mijn handen niet meer in je haar, mijn duim niet meer in je mond maar engel we zullen ook zoveel niet bang zijn omdat onze ogen elkaar nooit zullen loslaten


25 oktober 2001 Sainte-Hélène de pelgrim, dat ben ik sinds ik hier vertoef de pelgrim is een leeuwenrest, pelgrims lopen niet ver meer ze hebben een lief en houden hun handen vochtig pelgrims schilderen soms maar dan lukt het niet altijd zij komen overstuur door tijdgebrek of ongeloof of etc. terecht bij de grote madam die de knopen uit hun ziel knijpt ja ja die pelgrim die ben ik, sinds ik in de spiegel vertoef als de rest van de leeuw van Waterloos 26 oktober 2001 ik ben van je gaan houden omwille van de dood die je als een boeket zwarte rozen in mijn armen drukt beschadig me niet, anders zul je me niet durven aanschouwen en je herinnering aan mij zal je achtervolgen als een gevlekte hond

27 oktober 2001 Apocalyps de openbaring is de vraag of niet soms? de grote hooidorsers die ‘s nachts de korenvelden belichten, zijn zij God? of de reïncarnatie van Vincent? waar is de openbaring? waar de vraag? was Breughel een appelplukker? Lowry een natte eend die zonk? waar is de openbaring en waar de vraag? de openbaring lag tussen Maria’s benen, maar lag de waarheid daar? en het gedaver van de Apocalyps? wie was Johannes? en wat draaide híj in zijn thee? de openbaring kwam uit Johannes’ aars en hij zou de grote hooidorsers die ‘s nachts de korenvelden met licht omwoelen als een niets ontziende god bezongen hebben de openbaring is een benard geval aangezien ze de vraag is 29 oktober 2001 Le grand pêcheur waarom heeft de grote garnalenvisser me niet verdronken, toen hij mij ving in zijn grote net samen met jou, hij spaarde ons om met ons te spelen en zijn zaad in het zoute water - dat brandde in onze ogen - te spuiten, het zaad van de grote garnalenvisser, zijn net is van vlijmscherp staal en wat kwetste hij je! hoe meer je bloedde hoe meer hij spoot kermend naar de onverschillige wolken mijn bloed werd zeewater en dat wou hij net: dat ik onzichtbaar bloedde want het witte bloed doet het water schuimen en mijn schuim op jouw wonden bracht hem in zulke vervoering, dat zelfs de onverschillige wolken zich in zee stortten en wij, mijn liefste, spartelden als zopas gehangenen aan de goals van Talibaanse voetbalvelden wie zal de grote garnalenvisser doden? zijn paard doen struikelen? zijn staalnetten door zijn schubbig vel trekken? wie zal je ingezouten wonden genezen? de naalden uit je ogen trekken? ik zal het moeten doen ik lokte je in zee, ik zal het moeten doen


1 november 2001 de tovenaar er bestaat geen uur dat je niet weet waar de leugen is er bestaat geen uur dat je niet weet wat zal gebeuren er bestaat geen uur dat je zult beweren het niet te weten ieder weet het ieder weet het wie het niet wil weten zal het vóór de anderen meemaken 4 november 2001 het anker — aan Marc Maet waarom houthakkers hout hakken is logisch maar waarom schepen vergaan is een moeilijke vraag waarom liefde ons wurgt is niet zo logisch maar toch een beetje want verliefde houthakkers wurgen hun vrouwen in schepen die vergaan er is veel meer zee dan grond en land en het water is zó zout, ik hou van zout ik hou er ook van aan zouten beelden te likken koeien likken aan zouten blokken in de wei koeien zijn zo mooi maar moeilijk te verdrinken tenzij in overstromingen, dan zie je ze in een andere positie drijven boven het weiwatervlak, gevlekte walvissen met kloefe poten ik moet hieruit want een overstroming zou mij ook doen zwellen en mijn billen paars kleuren, geen koe geen vrouw zou nog van mij willen om van mijn staart nog maar te zwijgen 5 november 2001 sex & drugs & rock ’n roll forever — aan Ian Dury il y a Hamlet il y a Oedipe Hamlet hallucineerde op kanteelgras Oedipus jongleerde met zwaarden en miste eenmaal een dubbele slag het had allemaal toch eenvoudiger gekund had Oedipe die nu toch stekeblind was Hammellette in d’r aars genaaid Dan waren de vaders beschaamd in hun kist gebleven waar bemoeien vaders zich toch mee ? om van moeders nog te zwijgen, die smeergeile teven hou van mij hou van mij 8 november 2001 berceuse en wat doen we met de leugenaar? en wat doen we met de leugenaar? wat doen we met de leugenaar? wij snijden zijn smerige tong uit zijn valse muil


9 november 2001 Papa Bosch Blackbird — naar Alfred Kubin ik ben slechts de raaf, zwerf hortend landend op het rotveld van eer: één kogel door je linkeroog, en nu? nu lig je klaar, ja klaar voor wat? moet ik je andere oog uitpikken? of steek ik mijn kop mijn vlerken mijn stapelrazend verdriet in je stukgescheurd vrouwzijn? 11 november 2001 vermoeid God een garnalenvisser en jij een kleine grijze garnaal en juist daarom, mijn krekel, gooit God, de eeuwig ontgoochelde God alle garnalen in één grote zwarte marmiet kokend water 11 november 2001 madonna niets zal ons nog deren de schorpioenen zullen zichzelf steken, uiteraard totterdood le scorpion est dangereux parcequ’il est malheureux 11 november 2001 Caligula zijn wij gevangen in elkaar als gladiatoren? als christenverslindende leeuwen? als zo innige geliefden onszelf verliezend bij iedere aanraking? 12 november 2001 sarabande welke leugens? vragen de leugenaars welke moorden? vragen de moordenaars leugenaars zijn de garnalen, krabben zijn de moordenaars wie ben ik? wie ben jij? wie is zij, de witte madam die mij foltert? en wie is de zwarte madam die zichzelf foltert? wie zijn de ratten aan de voet van de galg? doen zij hun werk goed, die infame knabbelaars? hoe moet het nu verder, nu we allen dood zijn? doder kunnen we niet zijn, niet meer levend dan nu


13 november 2001 tao de zwarte vrouw is de berg, de witte vrouw de rivier ik wil de rivier rond de berg wikkelen, de witte rivier rondom de zwarte berg het zou verraderlijk mooi zijn, maar de zwarte berg zou overwinnen want de kern wint het van de huid, de waterhuid tenzij de zwarte berg het begeeft en af brokkelt in gruis en modder maar dan begeeft de rivier het ook en alles wordt een zwart gruizig modderig meer qui est la femme blanche? qui est la femme noire? je les aimerai toujours dissous en elles mais elles, m’aimeront-elles? 15 november 2001 in de ton je ging sterven met mij, maar dat zijn klinkers ja ja en dan nog: samen sterven, daar moet je ook nog een leuke oplossing voor vinden of je verveelt je te pletter 15 november 2001 vloed en jij, kleine ruige meid, verloren in een hoek van mijn hart, zult weggutsen met de bloedbeek, zomaar uit mijn hart, zomaar uit mijn lijf verdwijnen voor eeuwig en nog langere tijden in wrange zeeën 19 november 2001 petite rencontre à l’asile soms kruisen we elkaar in de gang, ik bedoel: hij komt ervan, ik ga er naar hij draagt sloefjes, ik kousen, ik heb geen sloefen en – ondanks de plakkaten: hef de bril omhoog, dan blijft het voor de dames droog – wordt hier heel wat over de pot geplast terug op mijn kamer droog ik mijn sokken, was ik mijn voeten af en toe spoel ik mijn sokken met shampoo soms kruisen we elkaar in de gang, valiumlam moet ik mij op het doel fixeren: de plashoekroute, maar hij, hij komt ervan daarin is hij toch al ontlast, voordeel op mij vreemd is dat hij zijn linkerarm boven zijn gebobbeld hoofd in de lucht houdt en met zijn hand krampachtige open en dicht beweginkjes maakt is dat nu de sioux junkie groet? ik weet het niet, ik, ik ben hier nog nieuw en denk altijd aan haar, want ja hij schreeuwt iets tegen mij over autobus 71 die van nergens vertrekt ja ja ook dat nog: veel metaal glinstert in zijn oren hij loopt verder en ik struikel over het wc-verhoogde, plas wat in mijn broek misschien houdt hij ook van iemand: een sioux junkie vrouw met zo’n omgekeerd truckers petje, klep in haar nek


21 november 2001 de slak wel liefste, mijn vierde week begint elke morgen zie ik mij in de spiegel meer veranderen in een slak zo zie je maar hoe magisch en voorspelbaar mijn schilderijen zijn nu kleeft de slak nog op mijn hoofd, in mijn haar, maar langzaam zal haar groeiend huis mijn schedel omvatten en haar slijmerig lijf mijn ogen toekleven mijn neus mijn mond volproppen dat gebeurt hier ja en traag slepen de slakkemensen zich langs de vlekkerige muren de ergste zijn zij die volkomen slak geworden zijn en zich vastkleven in de hoeken van de hier zovele kamers, hun slijm droogt op zij bewegen nooit meer erin zal nog wat bloedasse zwakjes fonkelen, misschien ook nog meeluisteren naar de schandelijke geheimen, de vernederingen, de schulden misschien schrijven de verschrompelde slakkemensjes nog over wat niet geweten mag zijn zo, liefste, begint de vierde week van de slakkeman ik zal nog vele dagen moeten dragen, mijn straf aanvaarden, mijn straf ondergaan mijn straf hoe zal ik dan nog met blinkend slijm kunnen schilderen alleen in een pikdonkere schelp en wat wordt er in een slakkenhuis geschilderd? zal ik jou nog kunnen tekenen? ik denk van wel Oidipoes zou het kunnen al heeft hij korsten in plaats van ogen 22 november 2001 nood nu wordt de tijd echt kort kort voor wat te leven valt, nรณg te leven valt zo kort, dat teveel letters hem bevatten nu wordt de tijd echt te kort kort voor wat nog te leven valt zo kort, dat elk teken overbodig wordt 22 november 2001 tederheid is wat mij rest, verkruimeld verzaaid op weg zwarte vogels doen hun intrede nu, zij zijn zo sterk geworden en ik zo zwak zo zwak dat ik de kruimels zelf met een natte vinger niet naar mijn mond kan brengen tederheid is wat mij rest, verkruimeld verzaaid op de weg ook jij zult verkruimelen en je prachtige veren verliezen god zij dank hield ik zo van je 25 november 2001 marine en wij, wij zullen aanspoelen als plankton bij nachtvloed zij zijn slechts zand, dode korrels die ons geselen voortgezweept door de vele wind die van niets beters weet


26 november 2001 wie nooit gewiegd werd zal nooit getroost worden wie gewiegd werd zal gelukkig zijn

26 november 2001 de dief reinig je reinig je in mij, ik zal je omsluiten met oneindig veel stralen gestolen licht

28 november 2001 tous les matins du monde, encore geen dageraad is zo giftig als jij, geen dageraad geeft zoveel om mij geen dageraad zal ik je niet geven, die jij voor mij bent, voor mij die ontwaakt blauwzwarte kleine zus van mij

29 november 2001 wanneer het einde begint wanneer het begin van het einde begint, houdt de angst zich gedeisd wanneer het einde ons vindt zal de angst uit ons wegsluipen de angst is er voor hen die willen leven wanneer we ons zullen neerleggen, zal niets of niemand ons nog raken dat weet jij, dat heb jij mij geleerd: wanneer het einde begint, begint de vreugde de vreugde die we zo gemist hebben door de angst elkaar te verliezen wanneer het einde tenslotte nader zal sluipen, leg mijn hand over je ogen en ik zal diep zo diep in je ziel zien door je vingers heen nooit zal dat beeld ophouden te bestaan wanneer het einde begint wanneer het begin van het einde begint, houdt de angst zich gedeisd niemand zal ons nog raken





























epiloog met Soutine in de spiegel

La ruine, seule la ruine est le refuge. Samuel Beckett

16 februari 2002 quand ma douleur portera ton masque quand ta douleur portera mon masque ce jour-là le chagrin s’arrêtera tellement étonné de sa propre monstruosité 13 september 1998 wat is mislukking? en wat is schiuld? is het kruipen in zijn schulp een laakbare daad? een gevolg van uitgeput geestesvermogen? of eenvoudigweg het zich verdiepen in de cruciale vraag: wat is de houding en wat is waar?


Pelgrims keel is de tiende uitgave van het bibliofiele genootschap Literarte en werd gerealiseerd in het voorjaar van 2003. Het boek omsluit notities uit het dagboek (1998–2002) van Philippe Vandenberg met 19 aguarellen en 2 potloodtekeningen van de kunstenaar. Inge Ketelers heeft het boek vormgegeven en de tekst gezet ui de Plantin. De fotogravure werd verzorgd door Quart te Wetteren. Het werk werd gedrukt op 90 grams Munken Book 19.5 door drukkerij Vanmelle te Gent en gebonden door boekbinderij Scheerders van Kerchove te Sint-Niklaas. Philippe Vandenberg dankt persoonlijk Hanneke en Rob Kregting; Lieve en Richard Foncke; het Museum Dr. Guislain.

De oplage bestaad uit 10 exemplaren genummerd van 1 tot x, voorbehouden voor de medewerkers en het archief. 190 exemplaren genummerd van 1 tot 190, voorbehouden voor de leden van Literarte en de auteur. Alle exemplaren werden door de auteur gesigneerd.

ŠLiterarte vzw en Philippe Vandenberg D/2003/6983/1






Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.