Ella
Ella geluk maak je zelf
Auteur Foto cover Cover Binnenwerk 1ste druk
Petra Pardon © VMMa persdienst Isabelle Van Laerhoven Phaedra creative communications, Westerlo februari 2011
Ella ® is a trademark of Studio-A – licensed by VMMA Line Extensions vtmBooks ® is a trademark of the Vlaamse Media Maatschappij – licensed by VMMa Line Extensions © 2011 Linkeroever Uitgevers – vtm books Niets uit deze uitgave mag door middel van elektronische of andere middelen, met inbegrip van automatische informatiesystemen, worden gereproduceerd en/of openbaar gemaakt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. isbn 978 90 5720 393 0 nur 343 d/2011/1676/1
D
e jongen uit de nachtwinkel! Hij is hier gewoon. Staat op nog geen meter afstand van mij. Zo dadelijk kan ik hem voelen, ruiken, horen. Kan ik hem uitleggen dat ik dat brood helemaal niet wilde stelen. Maar dat ik zo’n honger had en geen geld en heel even gewoon geen andere opties meer zag. Hij moet dat gevoel toch ook kennen? Die honger die zo sterk wordt dat hij elk ander gevoel uit je lichaam verdrijft. Die maakt dat je hoofd nog maar op één ding kan focussen: eten. En daar doe je dan ook alles voor. Ik wil het hem uitleggen, tot hij het écht begrijpt, hoe wanhopig ik op dat moment was. Misschien begrijpt hij dat zo zelf al wel. Dat je behoorlijk ver heen moet zijn als je een voorverpakt, sponsachtig brood uit de nachtwinkel steelt. En ik wil hem zeggen dat het me spijt. Dat ik hem graag beter wil leren kennen. Want dat is wat ik hem vooral wil vertellen. Dat hij nooit meer echt uit mijn hoofd is verdwenen sinds ik hem daar die paar seconden in zijn nachtwinkel gezien heb. En dat heeft niks te maken met dat gestolen brood. En alles met hem. Alleen al maar het feit dat ik nu secondelang naar zijn rug kan staren, doet mijn hele lichaam tintelen. Ik steek mijn hand uit om op zijn schouder te tikken, als de jongen zichzelf al omdraait. ‘Hallo!’ Verbaasd staar ik naar het gezicht dat me aankijkt. Hij is donkerder dan de jongen uit de nachtwinkel. Iets groter ook, merk ik nu. Hoekiger van bouw. En zijn krullen zijn kleiner en fijner. Zijn haar is ook gewoon korter. Dit is de trui van de jongen uit de nachtwinkel. Maar de jongen zit er niet in. Ik lach, ook al hoor ik niet echt wat de jongen tegenover mij zegt. Maar het is lachen of huilen op dit moment. Dan is lachen beter. Verstandiger. Veiliger. Ik hoor iets over ‘de vrouw van
5
mijn leven’ en één seconde geloof ik dat hij het nog meent ook. Maar ik blijf lachen. Weglachen. Ik volg hem naar de bar. Drink zonder aarzelen wat me wordt voorgeschoteld. Hoe heet hij eigenlijk? Ik stel de vraag hardop. ‘Frederico. Ik werk hier als dj.’ Hij wijst naar de draaitafel wat verderop. Ik lach opnieuw. Schater nu. Niet langer om me te verstoppen of weg te vluchten. Hij is écht grappig. Het zit hem in de intonatie van zijn stem. Warm en geruststellend klinkt die en tegelijkertijd zit er iets hees en rasperigs onder dat maakt dat alleen al naar Frederico luisteren sexy wordt. Hij kan goed vertellen. Ik kan goed luisteren. Ik leer dat zijn werk als dj maar een bijverdienste is. Eigenlijk werkt hij als schoonmaker in De Wingerd, de privékliniek hier vlakbij. ‘Ken je die?’ Ik knik. Ja, ik ken ze. Maar ik heb geen zin om dáár dieper op in te gaan. Gelukkig verandert Frederico zelf al van onderwerp. Hij maakt een opmerking over de trui van een jongen aan de bar. Een blinkend, zilveren geval dat er heel erg out of space uit ziet. ‘Zo dadelijk verandert hij in een marsmannetje.’ Is de opmerking echt zo grappig? Ik lach in elk geval tot mijn buik er pijn van doet. En ik dans, als Frederico me meetrekt in de richting van de dansvloer. Ik ga deze Bar Taxi nog veel leuker vinden dan ik ooit voor mogelijk had gehouden! Op de camping werd er ook gedanst. Meestal met heel veel bier erbij en veel te luide muziek. Ik heb er nooit zelfs maar aan gedacht om toen mee te doen. Waarom eigenlijk niet? Dansen is leuk. Dansen is een beetje zoals lachen. En ik hoef nu nooit meer naar de camping. Ik ben achttien, ik kan gaan en staan waar ik wil. Ik hoef dus ook nooit meer aan de camping te denken als ik dat niet wil. En waarom zou ik in godsnaam aan de camping willen denken? Heel even zie ik weer de berg glimmende aardappels voor me die ik elke
6
dag mocht schillen, voor in de frituur van Tarantula. Eigenlijk heet ze tante Ursula. Maar wees maar zeker dat ik haar nooit, maar dan ook nooit nog zo ga noemen! En ik ga niet aan haar denken. Liefst nooit meer, maar zeker nu niet. Tarantula is voltooid verleden tijd. Ik dans en lach met Frederico tot al mijn spieren pijn doen – die in mijn benen, armen én mijn mond – en Cindy me komt halen: het is nu echt wel tijd om te vertrekken! Ik strijk als afscheid over Frederico’s mouw, maar kijk hem niet meer aan. Is het heel verkeerd van mij dat ik alleen de trui wil voelen en niet de man die er nu in zit? Cindy’s hakken tikken in cadans met die van mij over de stoeptegels terwijl we teruglopen naar haar kapsalon. Ik staar naar mijn voeten. Het zijn niet echt mijn hakken die ik aanheb, het zijn eigenlijk die van Cindy, die ik vanavond mocht lenen. Net zoals het jurkje dat ik draag, het speldje in mijn haar. Het scheelt niet veel of ik zou geen draad van mezelf aan mijn lijf hebben. Ik doe mijn mond open en sluit hem meteen weer. Ik zou Cindy willen zeggen dat ik het niet begrijp, dat ze mij, een volslagen vreemde die een paar dagen geleden ineens op de drempel van haar kapsalon stond, gewoon in haar huis opneemt. Dat ze mij een bed geeft en eten en kleren. Dat klinkt als iets uit de Bijbel. Misschien als een sprookje. Maar in elk geval niet als iets dat in het echte leven gebeurt. En al helemaal niet in mijn leven. Dus hoe komt het dan dat het nu toch gebeurt? Ik wil Cindy vooral bedanken omdat ze dit doet. Want waar zou ik anders naartoe moeten? Het enige wat ik weet is dat ik niet naar de camping terug wil. Maar er zijn geen plekken waar ik dan wel naartoe wil. Weten waar ik naartoe wil, dat is veel te ver vooruitkijken. Ik ben op dit moment al blij als ik letterlijk de ene voet voor de andere kan zetten in mijn leven zonder al te veel brokken te maken. Dus dat Cindy mij nu even de tijd geeft om op adem te komen, in een omgeving waar ik niet word gekleineerd, gecommandeerd of simpelweg genegeerd.
7
Op een plaats waar Tarantula met haar schrille stem in geen velden of wegen te bekennen is. Dat betekent zó verschrikkelijk veel voor me, dat kan Cindy gewoon niet inschatten. En dat kan ik ook niet in woorden vatten. Dus zwijg ik maar. Ik vlucht zo snel ik kan naar mijn bed, maar laat de gordijnen open. Ik wil de maan kunnen zien. Het is een heel andere maan dan op de camping. In de stad is er zoveel meer licht dat het schijnsel van de maan vervuilt. Hier gaat de maan niet gepaard met geruis van gras of gekwetter en gekwaak. Er horen ronkende auto’s en piepende remmen bij. Maar het blijft een prachtige, ronde schijf tussen de donkere wolken. Ik duw mezelf diep in de kussens. Ik mis helemaal niks van de camping. Helemaal niks! Niet de snerpende stem van tante Ursula met weer een of ander dom karweitje dat ik mag uitvoeren. Niet de eindeloos lange winterdagen als er helemaal niks om handen is en er helemaal geen andere kinderen in de buurt zijn waar ik ten minste af en toe mee kan lachen en spelen. Niet de vettige, stinkende walm van frietvet die in je haar en je huid blijft hangen. Hoe hard je je ook schrobt onder de douche. Niet de eenzaamheid van niemand te hebben die luistert als ik iets zeg, behalve mijn hond Toby dan. Maar een hond is niet echt iemand. Het is niet iemand die zijn arm om je heen slaat, niemand die begrijpt dat het nog altijd pijn doet dat mama gestorven is en dat acht jaar veel te vroeg is om ineens alleen in de wereld te staan en van je veilige, warme thuis in een stinkende frituur op een tochtige camping te belanden bij een soort van tante. Laat het duidelijk zijn: ik mis dus niks van de camping. Maar de maan was daar toch wel veel mooier. Ik weet ineens zeker dat de jongen uit de nachtwinkel, waar hij nu ook mag zijn, ook naar de maan kijkt. Ik hoor Cindy de trap op stommelen en in bed kruipen. Ik heb hier dan wel jaren niet meer gewoond, maar elk geluid van het huis, elk gepiep en gekraak klinkt nog altijd bijzonder vertrouwd. Alsof
8
dit toch nog altijd een beetje mijn huis is, waar ik samen met mama heel erg graag gewoond heb, ook al is het huis nu overduidelijk van Cindy. Er worden hier nu haren geknipt en roddels uitgewisseld, geen boeken voorgelezen of pannenkoeken gebakken. Ik staar omhoog. Mama vertelde vroeger altijd dat iedereen die dood is, een ster wordt. Ik raakte er alleen maar van in paniek toen ze werkelijk stierf. Waar moest ik in godsnaam haar ster in dat grote heelal vinden? Dat had ze me niet verteld! Misschien heeft Toby daar nu ook een ster. Het zou een geruststellende gedachte zijn, dat hij hier nog ergens aanwezig is. Ook al weet ik best dat het niet waar is. Maar zijn dood is, hoe vreemd dat ook klinkt, in elk geval ergens goed voor geweest: hij heeft ervoor gezorgd dat ik op de camping vertrokken ben. Want er was werkelijk niks meer om nog voor te blijven. Ik tel sterren in plaats van schaapjes. Er zijn er enkele die helder genoeg zijn om te zien ondanks alle lantaarns. Maar het duurt lang voor ik ook eindelijk in slaap val.
9
K
un je je voorstellen dat je handen voortdurend vol vette zeep zitten? Dat je zo door het leven moet gaan, nooit zeker weet of de dingen die je vastpakt niet pardoes weer tussen je vingers uit zullen glibberen? Het grootste deel van de tijd lijkt het alsof mijn handen vol vette zeep hangen. Ik wil het Cindy uitleggen, terwijl ik staar naar de scherven van een schaal. Een mooie schaal. Ik geloof zelfs dat ik Anthony gisteren heb horen zeggen dat Cindy hem van haar grootmoeder heeft geërfd. Hij keek toen waarschuwend naar mij. Ondertussen weet hij immers ook best dat ik zo ongeveer alles wat in mijn buurt staat, breek. Misschien vindt hij het wel niet zo oké dat Cindy mij hier zonder meer in huis opneemt. Hij moet het nu immers ook maar oké vinden dat ik hier rondloop. Want ook al woont hij hier niet, echt veel verschil is er niet. Hij slaapt hier niet, maar verder... Anthony is duidelijk veel meer voor Cindy dan alleen maar iemand die haar helpt in het kapsalon. Misschien ben ik daar – heel stiekem – wel een beetje jaloers op. Op dat gemak waarmee Cindy mensen in haar hart sluit en er ook voor zorgt dat andere mensen haar in hun hart sluiten. Anthony zou voor haar door het vuur gaan. Dat weet ik ondertussen wel zeker. Op mijn knieën probeer ik de scherven te verzamelen, waardoor ik met mijn elleboog tegen de tafelpoot bots. De glazen op tafel schuiven vervaarlijk heen en weer. ‘Ik zal het wel opruimen.’ Kordaat gaat Cindy met stoffer en blik aan de slag. Het kost haar geen twee minuten en alle sporen van mijn onhandigheid zijn verdwenen. ‘Sorry.’ Ik wil het haar uitleggen, van dat gevoel met de vette zeep. Dat ik mijn handen soms echt langer was in de hoop ook die figuurlijke zeep er af te kunnen spoelen. Maar ik krijg alleen maar
10
sorry over mijn lippen. Cindy houdt haar hoofd schuin, toont na een korte aarzeling een smal glimlachje. ‘Scherven brengen geluk, niet?’ Ik knik. Dat ze er zo goed mee omgaat, maakt het allemaal nog veel erger. ‘Wat ga je straks aantrekken voor je afspraakje met Frederico?’ Mijn garderobe is niet zo uitgebreid dat ik echt veel keus heb. En ik weet ook niet zeker of ik me wel uitgebreid wil opdoffen voor dit afspraakje. Ik weet namelijk helemaal niet zeker of ik dit afspraakje ook echt wil. Maar het was zo logisch om ja te zeggen toen Cindy de sms kreeg met de uitnodiging van Frederico, die voor mij bestemd was. Dat had hij toch meteen onthouden, dat ik bij Cindy inwoon. En dat hij mij via Cindy dus moest kunnen bereiken. En dan is het toch logisch om ja te zeggen? Makkelijker ook. En vooral veel veiliger. Opnieuw. Soms lijkt het alsof ik bepaalde gevoelens diep heb weggestopt in een potje met een heel dik deksel erop. Het zijn gevaarlijke gevoelens die vaak te maken hebben met mama en haar dood en met wat er allemaal diep vanbinnen in mij beweegt en suddert. Als ik aan de jongen uit de nachtwinkel denk, dan voelt het alsof ik aan het deksel van dat potje begin te peuteren. En dat is niet verstandig. Het is al helemaal niet veilig. Als ik nu verder ga nadenken over wat ik precies voor Frederico voel en of ik dit afspraakje wel echt wil, dan ga ik ook aan het deksel peuteren. Ik schud mijn hoofd. Dat deksel moet stevig dichtblijven. ‘Ik weet het niet.’ Ik haal mijn schouders op als antwoord op Cindy’s vraag. Ik kan toch geen kleren van Cindy blijven lenen? Natuurlijk wel, blijkt even later. En Cindy’s garderobe is beslist uitgebreid. Volgens mij kan ze werkelijk elke dag van het jaar een andere outfit aantrekken. Waarschijnlijk zeker vijf jaar lang. ‘Je ziet eruit om op te eten!’ Cindy dartelt even later om me heen en legt voor de zoveelste keer mijn kapsel goed. Ik grinnik. Het is moeilijk om onverschillig cool te blijven onder Cindy’s onstuitbare enthousiasme. Ik kijk opnieuw naar mijn
11
spiegelbeeld en voel nu toch wel weer vlinders. Ik heb een afspraakje straks. Met Frederico! Frederico die er geen gras over laat groeien, zoveel is duidelijk. En het is fijn dat iemand zoveel belangstelling voor me heeft dat hij er geen gras over laat groeien. Dat hij me opnieuw wil zien en daar niet over moet nadenken, geen voors en tegens moet afwegen. Dat is bijzonder fijn zelfs. Ik knijp mijn ogen toe en stel me heel even voor hoe kinderen van ons twee er zouden uitzien. Kinderen met zijn donkere ogen en mijn blonde haren. Ik schud mijn hoofd. Waar ben ik in godsnaam mee bezig? Dit is de tweede keer dat ik hem zie. Ons eerste afspraakje. Hoe wanhopig ben ik als ik nu al over kinderen begin te dromen! Of is het alleen maar een poging om dat deksel heel erg stevig op dat potje te laten zitten? Ik neem de armband aan die Cindy aanreikt en klik hem rond mijn pols. Ik ben Anthony’s opmerking van daarstraks niet vergeten. Frederico laat er in de liefde blijkbaar nooit veel gras over groeien. Dus misschien betekent het helemaal niks dat hij me nu uitnodigt. Zegt het niks over mij of zijn eventuele gevoelens voor mij, maar vooral veel over hoe hij in elkaar zit. Misschien is Anthony wel gewoon jaloers. Ik strijk met mijn hand over mijn nieuwe outfit. Wat zou Frederico dragen? Een deel van mij hoopt dat hij opnieuw de regenboogtrui aanheeft. Voorlopig besluit ik dat deel van mij maar wijselijk te negeren.
12