Bart Van Lierde
Zot van A. Naar een scenario van Kim van Kooten
Houtekiet / Eyeworks Antwerpen / Brussel
Š Bart Van Lierde / Houtekiet / Linkeroever Uitgevers nv 2010 Houtekiet, Katwilgweg 2, b-2050 Antwerpen info@houtekiet.com www.houtekiet.com In samenwerking met Eyeworks, naar de film Zot van A. Omslag Isabelle Van Laerhoven Foto omslag Š Eyeworks/NyklyN Zetwerk Intertext, Antwerpen isbn 978 90 8924 142 9 d 2010 4765 52 nur 300 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. No part of this book may be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means, without written permission of the publisher.
Liefde is als Sinterklaas, je moet erin geloven
1
‘Y
ou’re nobody ’til somebody loves you…’ Hoewel hij wakker was, hield Jan zijn ogen nog even gesloten. Dertig jaar geleden had Charlotte dit nummer voor de openingsdans van hun huwelijk gekozen. Ze was acht maanden zwanger geweest, en Dean Martin leek het nummer speciaal voor haar traag te hebben ingezongen zodat ze zich toch elegant over de dansvloer zou kunnen bewegen. De machoversie van Frank Sinatra die nu door de luidsprekers van de vrachtcabine schetterde, klonk niet als een constatering, maar als een waarschuwing. Hierdoor leek het lied voor Jan opnieuw een boodschap in te houden, en deze keer was hij van plan die ernstig te nemen. ‘You’re nobody ’til somebody cares.’ De chauffeur was een gezette ongeschoren vijftiger met grijs haar. Uitgelaten zong hij het nummer net onder de toon mee. Jan rekte zich uit en wreef de slaap uit zijn ogen. Versuft vroeg hij zich af waar ze waren. ‘Wilrijk’ zag hij op een verkeersbord staan. Dat kon niet kloppen, want dat was een voorgemeente van Antwerpen. Maar ook de digitale display op het dashboard gaf aan dat het al 1 december was. ‘You may be king, you may possess the world and it’s gold, but gold won’t bring you happiness when you’re growing old.’ De chauffeur liet de vrachtwagen over de weg slingeren en hield het stuur alleen met zijn linkerhand vast, zodat hij zijn rechter kon gebruiken om met zijn vingers de maat te knippen.
7
Gevaarlijk. Jan voelde of zijn veiligheidsgordel goed vastzat. De vrachtwagen was geladen met mandarijnen uit Valencia. Als de honderden houten bakjes begonnen te schuiven zou de oplegger uit balans geraken. Gecombineerd met het swingende stuurwerk kon dat een ongeluk veroorzaken. ‘The world still is the same, you’ll never change it, as sure as the stars shine above,’ brulde de chauffeur met een Spaans accent boven Frank Sinatra uit terwijl hij enkele zondagsrijders toeterend voorbijstak. ‘You’re nobody ’til somebody loves you, so find yourself somebody to love.’ De muzikanten speelden een tussenstuk. Het zou nog even duren voordat Frank Sinatra het thema zou herhalen. Misschien moest hij ervan profiteren een praatje aan te knopen. Of zou hij zijn ogen weer sluiten en zich afschermen van deze vertoning? Hij besloot het niet te doen en rekte zich nogmaals uit, deze keer demonstratief. ‘Wakker?’ riep de chauffeur uit. ‘Ik dacht ik neem eens een lifter mee, dat maakt de lange rit wat minder eentonig. Maar je hebt geslapen van Madrid tot Antwerpen.’ Het klonk niet aanvallend, dus deed Jan niet de moeite zich te excuseren. ‘You’re nobody ’til somebody loves you,’ viel Frank Sinatra weer in, en de chauffeur zong weer uitbundig onder de toon mee. Ze naderden de Craeybeckxtunnel, die in een langgerekte kromme bocht naar de ring rond Antwerpen leidde. Zou hij de muziek zachter zetten en de chauffeur toevertrouwen dat hij na de geboorte van zijn zoon naar Madrid was gevlucht, en nu voor het eerst terugkeerde? Veel te persoonlijk. Dat had hij bij aanvang van de rit ook al gevonden, en ongetwijfeld had hij zo lang geslapen om een gesprek te vermijden. Geen goed begin, want hij had zich voorgenomen om zich niet te schamen voor de waarheid en zichzelf en anderen niet langer te ontlopen. ‘Waar ga je me afzetten?’
8
‘Wat?’ riep de chauffeur. Jan wilde zijn vraag herhalen, maar herinnerde zich dat de mandarijnen bestemd waren voor de grootwarenhuizen rond Antwerpen. De vrachtwagen zou allicht bij een depot stoppen dat niet meer dan tien kilometer van het centrum verwijderd was. Dat was goed genoeg. Met het openbaar vervoer zou hij het laatste stuk afleggen. Maar hij had geen rotte bal op zak en zou moeten zwartrijden. Hij mocht niet gepakt worden, want zijn identiteitskaart was verlopen en hij stond al dertig jaar opgegeven als vermist. Zorgen voor later, eerst moest hij deze rit zien te overleven. ‘Opzij!’ riep de chauffeur naar een donkergroen bestelbus je waarvan de bestuurder niet goed leek te weten of hij moest voorsorteren naar Antwerpen-Centrum, Brugge/Gent of Breda/ Luik. Maar de gps weigerde dienst in de tunnel, zodat de chauffeur zelf twijfelde over de juiste richting. Jan wilde hem aanmanen snelheid te minderen, want aan het einde zouden ze hoe dan ook een scherpe bocht naar rechts moeten maken om op de ring van Antwerpen te komen, in welke richting dan ook. ‘Uit de weg!’ riep de chauffeur opnieuw en hij mepte tegen zijn radio, die een verstoord geluid uitbracht. ‘So find yourself somebody to love,’ klonk het gebroken, alsof het lied uit elkaar viel en dit een laatste waarschuwing inhield voor iedereen die nog zou aarzelen op zoek te gaan naar iemand die van hem hield. Jan greep zich vast aan het dashboard. In Spanje was het hem zelden opgevallen hoe irritant het zuiderse temperament kon zijn. De vrachtwagen swingde door de tunnel, maar deze keer niet op de maat van de muziek. De chauffeur probeerde rechts en dan weer links het donkergroene bestelbusje in te halen, dat niet alleen over de weg leek te zwalpen omdat er drie mogelijke rijstroken waren om op voor te sorteren, maar om-
9
dat de vrachtwagen met knipperende lichten en luid toeterend jacht op de al even donkergroene bumper leek te maken. Hier moesten wel ongelukken van komen. Jan zette zich schrap, want de scherpe bocht kwam eraan.
2 Met toegeknepen billen snelde Kevin Bervoets naar het toilet, en terwijl hij ging zitten begon zijn ontlasting al uit hem te lopen. Zo kon het niet verder. Zijn bebloede aars brandde, tranen prikten achter zijn ogen. Met zijn hand reikte hij achter zich en trok het toilet door terwijl krampen een nieuwe lading stront uit zijn lichaam stuwden. Hij voelde zich ellendig. Maar wat kon hij doen? De pillen die de dokter had voorgeschreven werkten niet, en al het water dat hij dronk, kwam er langs onderen weer uitgelopen, in bruinverkleurde toestand. En dan was er nog die stank. Hij was innerlijk aan het verrotten, dat moest wel, want die geur was niet te harden. Opnieuw trok hij door, en terwijl druppels zijn ballen nat spetterden, vroeg hij zich af waaraan hij dit verdiend had. ‘Papa?’ Fien stond in het deurgat van de badkamer. Schoorvoetend kwam ze naar binnen, alsof ze aanvoelde dat dit niet het goede moment was. Hij wenkte haar, het lage muurtje waarachter hij zat dekte zijn schaamte voldoende af. ‘Wat is er, lieve schat?’ Wat hield hij van haar, ze was zijn zonneschijntje. Te midden van al zijn miserie kon alleen zij hem even doen vergeten hoe ziek hij was. ‘Heb je een spetterpoep?’ Van alle vragen die hij had verwacht, was dit de laatste. En wat een woord: spetterpoep. Hij
10
had het uitgevonden toen zij diarree had, om haar pijn te verlichten. Het had gewerkt, en het werkte nog steeds, want hij kon niet anders dan lachen, maar zijn darmen kwamen onmiddellijk in opstand en een langgerekte scheet ontsnapte hem. Van zijn eigen kindertijd had hij maar bepaalde situaties onthouden, en hij hoopte dat Fien zich hem later niet zo zou herinneren: ziek, en te onmachtig om er wat aan te doen. ‘Wat is er, schat?’ vroeg hij nogmaals. ‘Hij komt!’ Haar ogen schitterden. Ze bleek niet gekomen om iets te vragen, maar om haar vreugde met hem te delen. Ja, het was een bijzondere dag. Over enkele uren zou Sinterklaas met zijn stoomboot in het Willemdok arriveren en samen met zijn schimmel en roetzwarte knechten ontschepen. Honderdduizend kinderen zouden in een lange stoet achter hem aan naar het centrum lopen, en daar zou de Sint op het balkon van het stadhuis nogmaals zwaaien naar alle aanwezigen. Wat een begankenis zou dat worden, en wat een extase zou er op al die kindergezichtjes te zien zijn. Voor de ouders zou het feest echter niet minder groot zijn, want wat was er mooier dan je eigen kind gelukkig te zien? ‘Hij komt!’ herhaalde ze op datzelfde jubeltoontje, maar deze keer bekeek ze zichzelf in de spiegel. Hierdoor nam ook hij haar nauwlettender op: ze droeg een tennisoutfit, en geen zwartepietenpakje zoals vorig jaar. En toen had hij het door: zijn dochter was verliefd. Het ontroerde hem, en de tranen die al de hele tijd achter zijn ogen prikten, rolden opeens over zijn wangen. Vlug veegde hij ze weg, want hij wilde haar niet besmetten met zijn labiliteit. ‘Paul zal je vast prachtig vinden.’ ‘Denk je?’ Ze bekeek zichzelf nogmaals en draaide daarbij om haar as. Van onzekerheid was geen sprake, ze straalde alleen maar zelfbewustzijn uit.
11
‘Van alle meisjes ben jij de mooiste,’ verzekerde hij haar. Ze keek hem stralend aan, maar daarna nam haar gezicht weer een vragende uitdrukking aan. ‘Ga je niet mee, papa?’ In gedachten zag hij zich vooraan bij de aanlegsteiger staan en haar op zijn schouders tillen, zodat ze Sinterklaas als eerste zou zien; en Paul Wouters, de bekende tennisser, die in de pers had aangekondigd dat hij het ontschepen vanaf de eerste rij wilde bijwonen, zou haar op zijn beurt zien, dat kon niet anders, en zo zouden ze met z’n allen kortstondig gelukkig zijn. ‘Afgelopen week heb ik twee keer uitgeslapen toen het geen uitslaapdag was, en daarom moet ik vandaag werken op een uitslaapdag,’ verklaarde hij. Ze bleef hem aankijken, alsof hij elk ogenblik van gedachten zou kunnen veranderen. Ze was nog te jong om in te zien dat hij werkelijk naar zijn werk moest. Anders zou hij ontslagen worden. Maar wat gaf dat? Misschien moest hij haar logica volgen: als de Sint arriveerde kon je gewoonweg niet gaan werken. Paul Wouters kwam zelfs helemaal van Monaco om zich weer even een kind te wanen. ‘Weet je het zeker?’ ‘Liefje,’ zei hij. ‘Er valt niets aan te doen.’ ‘Oké.’ Ze huppelde de badkamer uit. Haar onverschilligheid was gespeeld, dat wist hij zeker. Het deed hem pijn dat ze al zover gevorderd was in het veinzen. Maar het was zijn eigen schuld: in deze maatschappij stond opvoeden gelijk met het stelselmatig ontnemen van alle dromen aan een kind, zodat het zich beter zou kunnen handhaven in de realiteit. Sinds haar geboorte had hij niets ondernomen om dit nefaste proces bij haar af te remmen, laat staan om te keren. Het leek wel alsof hij wraak wilde nemen voor de teloorgang van zijn eigen kinderziel en bijna hoopte dat ze op een dag ook met darmklachten op de pot zou eindigen, met een
12
kind dat langzaam modelleerde naar háár trieste evenbeeld. Ging hij het zover laten komen? Hoeveel hield hij dan echt van zijn zonneschijntje? ‘Fien, het toiletpapier is op. Fien?!’ Ze hoorde hem al niet meer. De weekendkrant lag op het afscheidingsmuurtje. Zou hij zich daarmee behelpen? Het artikel waarin Paul Wouters aankondigde dat hij naar Antwerpen zou komen, kon hij maar beter niet gebruiken, want als Fien ernaar vroeg wilde hij niet moeten uitleggen wat hij ermee had gedaan. Ook de pagina gewijd aan Tom Reynders, de negenenzestigjarige acteur die straks de Sint zou spelen, sloeg hij over. Een bladzijde over de economische crisis moest het ontgelden en zijn gezicht vertrok terwijl hij zijn achterste proper maakte. Die verdomde kloven toch. Hij verbeet de pijn, maar door de druk die hij zette, moest hij weer kakken, en terwijl hij een nieuw stuk uit de krant scheurde, begon hij onbedaarlijk te snikken. Zo kon het niet verder. Hij was op, werkelijk op.
3 Lydia Bervoets zette de radio wat harder. Ze hield niet zozeer van Frank Sinatra, maar wel van de tragische opgewektheid die uit het merendeel van zijn deuntjes sprak. Heupwiegend dekte ze de tafel. ‘You may be king, you may possess the world and it’s gold, but gold won’t bring you happiness when you’re growing old.’ De tekst kon niet waarachtiger zijn. Kevin en zij hadden het niet breed. Er was maar net genoeg geld om het huis af te betalen en Fien van het meest noodzakelijke te voorzien, maar toch waren ze compleet gelukkig. Op een paar kleinigheden na dan: Kevin
13