Ya Nanie

Page 1

Riet Vanloo

Ya Nanie Vroedvrouw in de brousse Congo -


Opgedragen aan mijn lieve yaya Annemie

Herinneringen zijn niet opgeslagen in de hersenen. Ze bevinden zich veel verspreider, en zijn voortdurend in beweging, en onder prikkels vanuit het heden doemen ze even op en verdwijnen weer. J. Bernlef (uit: Publiek Geheim)


De geschonden mens In  werd Belgisch Kongo onafhankelijk. Men zong en danste ‘Indépendance chacha, tozui ye’: De onafhankelijkheid, we hebben ze behaald. Het was een tijd van euforie, hoop, een tijd van beloftes voor welzijn en welvaart. Eindelijk, na  jaar Belgische aanwezigheid! Maar de oproer had niet gewacht op de datum van  juni. Ze werd almaar intensiever, met de afscheuring van  provincies: Katanga en Kasayi, de moord op Lumumba, enz. In  pleegt Mobutu een staatsgreep. Hij zal meer dan  jaar aan de macht blijven. Na een paar jaar groei, begint het Zaïre van Mobutu aan zijn ondergang. Ya Nanie is een ontroerend en oprecht beeld van het Zaïre van Mobutu, een twintigtal jaar na de onafhankelijkheid. Het verhaal speelt zich af in Lumbi, een dorp in het hart van het toenmalige Zaïre. Lumbi is een juiste afspiegeling van de algemene socio-economische toestand. Het is eigenlijk een symbool. Het zou Beena Kabeya in Kasayi of Kinkunki in Katanga kunnen genoemd worden. Waar verwijst dit symbool naar? Tot welk begrip geeft het toegang? In Zaïre zijn de levensomstandigheden dramatisch verslechterd. Elke dag gaat de situatie van kwaad naar erger op sociaal en economisch vlak. De tijd heeft bij wijze van spreken stilgestaan! De Zaïrees schijnt te gehoorzamen aan een innerlijke stem die hem een raar gedrag dicteert: . . . . . . . . .

Armoede is normaal voor een Afrikaan en kan niet vermeden worden. De blanken, die rijk zijn, moeten ons blijven onderhouden. De uitgestoken hand is een normale houding en een recht. De blanken zijn verstandiger dan de zwarten. Afhankelijkheid is een middel om aan de armoede te ontsnappen. De vrouw is minderwaardig aan de man en moet hem in alles gehoorzamen. Men moet zoveel mogelijk kinderen hebben, wat dat ook mag kosten. We hebben de eeuwigheid. Waarom zouden we ons moeten haasten? De geesten moeten gevreesd worden en tevreden gesteld.

Met andere woorden, de Zaïrees is een zieke mens in een zieke Staat, waar aan de basisbehoeftes nauwelijks tegemoetgekomen wordt. Ya Nanie en haar medewerkers hebben elke dag van de bijna tien jaren die zij in Lumbi doorbrengt, te kampen met ziektes in alle mogelijke variaties, oude en nieuwe: buikloop, mazelen, tbc, wormen, anemie, slaapziekte, verlamming, aids, malaria, maar ook corruptie, nepotisme, onwetendheid, bijgeloof, vrees, honger…


Lumbi, alsook het hele land, overleeft alleen dankzij de perfusie vanuit de buitenwereld (Vlaanderen, Polen, Unicef, Zwitserland, Italië…). Ya Nanie voert een bijna hopeloze strijd tegen de honger en de dood. Zo gemakkelijk is het niet, en er gaapt een diep gat tussen wat ze wil en wat ze kan bereiken. ‘Dan loert de bekoring om te zeggen: ach ja, het kan niet anders’. Ze blijft echter dromen en geloven dat het wel anders kan, ze blijft geloven in de kracht van bij elkaar vloeiende druppels, ‘met meer middelen, met minder corruptie, met veel geduld en vooral met heel veel liefde.’ Uiteraard, maar ook met een betere Staat, die er voor de bevolking zou zijn en niet alleen maar voor een paar individuen die de macht misbruiken om alle initiatieven te ontmoedigen: ‘Als we een zaak willen opstarten, springt de Staat er meteen op en heft dan zoveel belastingen dat er geen winst meer mogelijk is.’ De economie zou op een heel andere manier draaien en de mensen zouden meer gemotiveerd zijn, indien er verantwoordelijke districtshoofden en andere leiders zouden zijn, mensen met een visie voor hun volk: ‘Is het districtshoofd niet verantwoordelijk voor de wegen? In principe wel, maar die trekt zich nergens iets van aan en de paters hebben die taak zowat overgenomen… Ook dorpelingen hebben er alle belang bij dat de weg berijdbaar blijft, want ze hangen van rondtrekkende leurders af voor hun kleren en voedselvoorraad. En doordat ze er zelf baat bij hebben, zijn ze bereid de werken gratis uit te voeren. Zo zit het systeem in elkaar en ook wij profiteren ervan.’ Zonder die rondtrekkende leurders afkomstig uit verre landen zouden de dorpelingen geen kleren en voedsel hebben, een kwarteeuw na de onafhankelijkheid, in een land waar bewezen wordt dat met voldoende aandacht en de nodige moeite groenten en fruit weelderig kunnen groeien, een land dat een paradijs zou kunnen zijn: ‘De koffiestruiken langs de zandweg bloeiden en parfumeerden de hele omgeving.’ In de overheersende, onbegrijpelijke chaos, waar er een tekort is aan bijna alles: water, energie, voedsel, voorzienigheid, onderwijs, infrastructuren, vooruitzicht voor de bevolking, klinkt het volkslied vals: En avant, fiers et pleins de dignité / Peuple grand, peuple libre à jamais… Tricolore, enflammez-nous du feu sacré / Pour bâtir notre pays toujours plus beau… Tricolore, au vent ravive l’idéal… Paix, Justice et Travail Het klinkt even vals als de talrijke lege slogans en andere formules die de geest van de Zaïrees verlammen en hem verhinderen om na te denken, om naar oplossingen te zoeken.


Als missionaris vindt Ya Nanie haar volharding in haar diepe geloof. Het evangelie dat zij brengt is echter helemaal nieuw, berustend op de daad, de liefde. Ze wordt gesteund door haar familie en vrienden, waaruit blijkt dat veel kan bereikt worden met solidariteit en betrokkenheid van iedereen. Ze is een ‘Christus’ van de moderne tijd: vrouwelijk, te midden van de mensen en hun kakkerlakken, zandvlooien, ratten en ander vies ongedierte in Lumbi, een wereld waar er plaats is voor werk, huilen, genieten, contact, respect, kortom: zingeving…, een wereld waar er elke dag wel iets verrassends binnenkomt. Dit maakt van deze tekst echte poëzie! Wat een verschil met de mannelijke, traditionele missionering: ‘Hun grootste bekommernis betrof aantallen: zoveel kerkelijke huwelijken, zoveel gedoopte kinderen, zoveel gevormde kinderen, zoveel communies, zoveel biechten, zoveel laatste sacramenten…’ Ze erkent een wonderlijke kracht bij de mensen, die niet alleen de pijn kunnen verdragen, maar ook bijzonder levenslustig zijn en in staat te lachen in hun ziekte en miserie, ‘telkens als ze vallen en niet meer recht geraken… Ze zijn tevreden, ook al hebben ze alleen maar een vuile vod om zich in te wikkelen. Voor ons zijn ze heel vriendelijk en dankbaar voor het minste. Ze zijn zich echter goed bewust dat het beter kan. Meer dan eens heb ik al gehoord: ‘Le Zaïrois vit par miracle’’. Haar oprechte respect voor de medemens maakt dat haar cursus Kikongo, samengesteld door missionarissen uit de koloniale tijd, onverteerbaar is: ‘De thema’s van de lessen verrieden voornamelijk onderdrukking en veroordeling en hadden racistische trekjes; alle samen vormden ze een exact beeld van hoe ze dachten en voelden, van wat ze zeiden en deden.’ Er wordt regelmatig ingebroken en gestolen, wat gemakkelijk aanleiding zou kunnen geven voor stereotype interpretaties. Maar niettegenstaande dat het vervelend was voor Ya Nanie, heeft ze veel begrip: ‘Ik begrijp nog steeds niet hoe ze in het leven blijven! Is het dan te verwonderen dat ze stelen en op een onrechtvaardige wijze een centje trachten te verdienen?’ Het respect neemt niet weg dat vragen zonder antwoord blijven: Waarom blijft de Zaïrees scènes van huilende moeders met een dood kind verdragen? Hoe komt het dat de bevolking bij zoveel ellende nog kan blijven dansen en lachen alsof dit hen allemaal niet aangaat? Hoe komt het dat ze niet opstandig wordt? Om deze houding te begrijpen, moeten we stellen dat de mens zodanig geschonden is, dat hij zich gedraagt alsof hij naar de miserie verlangt, die hem een statuut geeft, het statuut van de Ellendige, het slachtoffer dat het recht heeft op universeel medelijden. Dit paradoxale verlangen wordt ondersteund door een aantal overtuigingen die te maken hebben met een eeuwenlang negatief zelfbeeld. Slavernij, kolonisatie, imperialisme, dictaturen en zeker 


bepaalde aspecten van de Afrikaanse cultuur zelf hebben hier ongetwijfeld een belangrijke rol in gespeeld. Het is noodzakelijk dat men aan deze situatie iets doet, een nieuwe weg inslaat, verschillend van diegene die in het verleden gevolgd is. Nieuwe methodes om samen te werken moeten uitgevonden worden, gebaseerd op wederkerigheid, solidaire ontwikkeling… Overigens moet een nieuw type relaties bedacht worden tussen het Zuiden en het Noorden. Alles moet in werk gesteld worden om hoop terug te geven aan de mensen: ‘Zaïre was een rijkelijk bevloeid land met heel veel riviertjes en beekjes. Het kwam er alleen op aan de moed te hebben om in het droge seizoen elke dag water aan te halen en te sproeien. De mensen in dorpen lijden honger, terwijl onze tuin er wondermooi bij staat, met een brede waaier aan groenten. De oplossing ligt voor iedereen voor het grijpen en toch gebeurt er al jaren niets. Ik wil hier echt verandering in brengen, maar hoe? Volgens mij is het vooral een kwestie van opvoeding. In de school zou Miranda er zeker al aandacht aan moeten besteden. De uitgestoken hand naar de blanken, die moeten we eruit krijgen. Ze zijn al meer dan een kwarteeuw onafhankelijk, maar de houding van de gewone man ten aanzien van ons, verandert niet. Ik wil iets proberen via de jonge vrouwen die ik hier in opleiding heb. De cursussen die ik moet geven, hebben met religie en spiritualiteit te maken, maar ik wil hen leren groenten kweken, zodat ze die vaardigheden op hun beurt kunnen doorgeven aan hun families. … Ik wil van die honger af, en van al ziektes die er het gevolg van zijn.’ Dit mooie verhaal is dus een uitnodiging om te blijven hopen, ondanks de nog zovele onbeantwoorde vragen. Quid van het Congo van Kabila,  jaar na de onafhankelijkheid? Hetzelfde verhaal zou jammer genoeg opnieuw geschreven kunnen worden! Nieuwe strategieën moeten dus uitgevonden worden om de Congolese mensen een soort vitale woede in te boezemen, die het verlangen naar welzijn en welvaart zal opwekken en stimuleren en hen in staat zal stellen om hun eigen evolutiepatroon te ontwikkelen. Ngo Semzara Kabuta, Universiteit Gent


Deel  Twijfel

eind augustus  tot eind mei 


 Bagage De dagtaak zit erop en ik probeer wat te ventileren op mijn kamer. Het is nu bijna  graden. Het heeft deze morgen goed geregend en dat zal nu wel elke dag zo zijn, naar ’t schijnt. De bomen zijn bladerloos, zoals bij ons in de winter, maar hier is ’t niet van de kou, wel van de hitte. Met mezelf is goddank alles oké. Er zijn geen fysische noch fysiologische perturbaties te bespeuren. Elke dag neem ik een pilletje Nivaquine om geen malaria te krijgen. Op dit moment hebben we nog niet te veel muggen. Al tweemaal heb ik een “djiek” in mijn tenen gehad. Dat zijn zandvlooien die graag onder de teennagels kruipen. Ze zijn maar een speldenkop groot, maar zodra ze in de teen zitten, groeien ze en zorgen ze voor de kweek van een heel dorp. ’t Is dus goed elke avond grondig de voeten te inspecteren om die beestjes tijdig op te sporen. De Zaïrezen zijn specialisten in het uithalen ervan. De mensen zijn bijzonder levenslustig, zelfs in de grootste miserie. Ze zijn tevreden, ook al hebben ze alleen maar een vuile vod om zich in te wikkelen. Voor ons zijn ze heel vriendelijk en dankbaar voor het minste. Ze zijn zich echter goed bewust dat het beter kan. Meer dan eens heb ik al gehoord: “Le Zaïrois vit par miracle”, en je zou het nog gaan geloven ook! (Kisantu,  september )

Kinshasa. Delayed. Annemie zuchtte en leunde met gekruiste armen op haar bagagewagen. Het gebeurde vaker dat een vliegtuig van Air Zaïre met enkele uren vertraging vertrok of arriveerde – habitués noemden de maatschappij schamper Air Peut-être – maar het maakte haar extra zenuwachtig. ‘Is het je eerste keer?’ vroeg broeder Jan. ‘Vliegen, bedoel je?’ Ze kon haar glimlach niet verstoppen. ‘Ja, naar Congo.’ ‘Zaïre, zul je bedoelen. Ja, de eerste keer.’ ‘Ach ja, natuurlijk, Zaïre. Sorry, ik kan er maar niet aan wennen. Ik heb té lang in de Congo gewerkt.’ 


Broeder Jan had nog maar een paar plukjes wit haar. Zijn gezicht was een grauw masker. De rimpels in zijn voorhoofd, wangen en lippen vormden diepe groeven. De jaren in wat toen nog Belgisch Kongo heette, hadden ze voorgoed in zijn vel gekrast. Zijn beste krachten had hij aan de kolonie geschonken, maar hij werd ziek en werd teruggeroepen. Zware malaria-aanvallen velden hem nog nu en dan, maar tussenin vond hij zijn grootste voldoening in het helpen van Vlamingen die naar Kin vertrokken of ervan terugkeerden. Hij bezorgde de nodige documenten en liep samen met hen gezwind door de douane, zelf zonder papieren. Voor hem knepen douaniers een oogje dicht en als reizigers zwaar beladen in het kielzog van broeder Jan terugkeerden, knipoogden ze: “Rien à déclarer?” Zaventem, Klein Zaïre. ‘Hoeveel bagage heb je bij je?’ ‘Zo’n tweeëndertig kilo in mijn koffer en met de schoudertas erbij drieënveertig, denk ik.’ ‘Dat moet lukken. Handbagage wegen ze niet. En wat is dat?’ Hij wees naar een brede plastic zak. ‘Mijn boek Algemene Geneeskunde. Ik wil het absoluut meenemen, maar het kon niet meer in mijn koffer. Het weegt meer dan twee kilo.’ ‘Geen probleem. Geef maar. Dat lossen we wel op. Wacht hier op mij. Ik ben zo terug.’ Hij hield een zestal tickets en paspoorten in zijn rechterhand, en met zijn linker duwde hij haar wagentje in de richting van de incheckbalie. In geen tijd verscheen hij weer uit de mensenmassa, gevolgd door vijf passagiers die ze niet kende. ‘Dit is Chantal’, zei hij. ‘Een Normandische. Jouw boek zit in haar koffer. Vergeet niet om het in Kinshasa terug te vragen, want zij moet een andere kant uit.’ Alle bagage was geaccepteerd. De riem van haar zware tas sneed in haar schouders. Ze was de laatste tijd fel vermagerd. In afwachting van de vlucht ging ze zitten. Ze voelde zich alleen, maar had niet de behoefte om zich in de gesprekken van onbekenden te mengen. Ze keek rond en luisterde. Als kind had ze zo van deze plek gehouden. Geregeld kwamen ze met het hele gezin Uncle Ray uit Amerika verwelkomen, een broer van papa die broeder scheutist was in Arlington. Zaventem betekende toen een hele dag feest. Ze hield van de autorit in de oude, zwarte Austin en van de sfeer in de luchthaven. Ze hield van de zacht omfloerste 


vrouwenstem die in vier talen mensen opriep naar een balie, of laatkomers vriendelijk aanporde zich met spoed naar de juiste gate te begeven. Zij wilde ergens achter de coulissen door die microfoon spreken in al die mooie talen. Zij wilde zo graag de stem zijn die mensen met zachte dwang naar hun juiste plaats voerde. Die stem. Nu ze al die talen kon verstaan, klonken de berichten veel banaler dan toen. De jaren hadden het laagje romantiek eraf geregend. Toch maar niet achter de coulissen, dacht ze. Ze glimlachte. De hele tijd bleef ze de openschuivende deuren in het oog houden, hoewel ze wist dat ze niemand van de familie nog kon verwachten. Vorige week al had ze afscheid moeten nemen van haar ouders en vijf zussen. Huilscènes in een vertrekhal vond haar overste ongepast. Om de warme hartelijkheid nog even te voelen, ritste ze haar tas open. Ham, kaas, salami, peperkoek, chocolade, zeep, shampoo... een voorraad van lekkers dat in Zaïre nergens te koop was. ‘We zullen je schrijven!’ hoorde ze weer. ‘We zullen je steunen, Annemie!’ Er vormde zich een hard bolletje in haar keel. Ze slikte het moedig door. Op eenzaamheid staat geen leeftijd. In het geharrewar tussen de stoelen van de Boeing knakte de riem van haar tas los. Ze miste een metalen ring, zocht onder de zitjes, maar kon hem nergens vinden. En terwijl ze door het donkere raampje nog een laatste glimp van licht wilde opvangen en alleen haar eigen silhouet zag, rolden de tranen over haar wangen. Ze tastte naar haar zakdoek. Hij was na al die jaren heel dun en doorzichtig geworden. Er zat een gat naast de steelsteekjes van het opgenaaide nummer . Ze zag haar moeder weer, die urenlang nummertjes  op al haar kledingstukken en zakdoeken naaide, toen ze als elfjarige naar het internaat vertrok. Annemie was nummer . In die gemeenschap, die eenheidspot aan streng op te voeden meisjes, was je naam van generlei waarde. De zakdoeken hadden haar sindsdien gevolgd. Er bleven er nog zes over. Ze wist niet precies waarom, maar ze kon er geen afscheid van nemen. Het was zo en niet anders, zoals altijd alles was geweest. ‘Gaat het?’ vroeg de zwarte man die naast haar was komen zitten en behoorlijk wat ruimte innam. Hij sprak Engels met een zwaar accent. Ze knikte. ‘Ja, dank je. Het is de eerste keer dat ik naar Zaïre vertrek. Voor drie jaar.’ ‘Naar welke streek?’ ‘Morgen vertrek ik vanuit Kinshasa naar Kisantu. Dat is niet zo ver. Ik moet 


er een maand stage lopen om de tropengeneeskunde nog beter onder de knie te krijgen. Alleen met het getuigschrift L’ art de Guérir mag ik in Lumbi aan de slag. Dat is een dorp midden in de brousse, op zo’n vierhonderd kilometer van Kin.’ ‘Wat ga je daar precies doen?’ ‘Ze hebben handen te kort in het hospitaal. Ik ben vroedvrouw.’ ‘Ja, baby’s vallen daar met bakken uit de lucht!’ lachte de man gemoedelijk. ‘Zoals overal op het zwarte continent... Ik wens je een rustige vlucht. Ik wil me alvast verontschuldigen voor mijn luide snurken. Soms hebben mensen er last van, sorry.’ Nog voor het landingsgestel in de romp was verdwenen, ging hij languit liggen en trok het dekentje over zijn gezicht. Zijn gesnurk trilde in harmonie met de ronkende motoren. Annemie kon de slaap niet vatten, niet alleen door het gesnurk. ‘Hoeveel bagage heb je bij je?’ klonk het nog na. Bagage. Wat neem ik nu mee, behalve mijn koffer en de propvolle tas? dacht ze. Mijn geneeskundeboek. Dat zeker. En mijn wil. Mijn motivatie om na al die jaren studie eindelijk aan de slag te gaan in een godvergeten hoek. Ze was de oudste van zes. Zes meisjes. Ze studeerde goed. Ze wás gewoon goed en werd altijd als voorbeeld gesteld voor de zussen. ‘Kijk eens naar Annemie! Die wil dat wel! Die kan dat wel! Die doet dat wel!’ En inderdaad: Annemie wilde het, kon het en deed het. Wellicht voelde ze zich als oudste moreel verplicht het te willen, te kunnen en te doen. De voorbeeldfunctie van een oudste kind viel toen niet te onderschatten. Ook toen ze in de middelbare school de lessen volgde en op internaat zat, was ze altijd de voorbeeldige, de verantwoordelijke. En zeker toen ze wist wat ze wilde: ten dienste staan van anderen. Ze werd verpleegster en vroedvrouw en werkte een paar jaar in een ziekenhuis. Op haar ste koos ze voor een missionerende kloosterorde en werd ze voor een jarenlange opleiding naar Rome gestuurd, waar ze theologie en filosofie in het Italiaans studeerde en in een uiterst streng regime totaal van de wereld vervreemdde en zichzelf kwijt raakte. Tijdens een laatste jaar universiteit in Leuven kwam ze nogal hard met beide voeten op de grond terecht. Het deed zeer, maar ze zette door. En nu, op haar ste, was ze op weg naar de brousse met al die bagage en dat éne doel: ten dienste staan van anderen.




Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.