Artishock 10

Page 1

ARTISHOCK jaargang 3 nummer 9 maart 2012 een uitgave van Muzes vzw

driemaandelijks tijdschrift voor kunst en cultuur in het onderwijs

driemaandelijks tijdschrift voor kunst en cultuur in het onderwijs

Humor


ARTISHOCKoktober 2012

ARTISHOCKoktober 2012

humor versus macht

J

e moet eens kunnen lachen in de les, zei mijn vader – zelf leraar - toen ik in een ver verleden zelf voor de klas terecht kwam en ook buitenschools regelmatig groepen moest toespreken, “daarna kan er ook goed en aandachtig gewerkt worden.” En ja, hij had gelijk, het werkte inderdaad als de humor gepast was. Uit onderzoek van onderwijswetenschappers Paul Mahieu en Cees Dietvorst blijkt ondertussen dat het juiste gebruik van humor het schoolleven fris houdt en de aandacht van de leerlingen trekt. Natuurlijk, de Romeinen wisten het al: de captatio benevolentiae1 is een belangrijk deel van een redevoering. Je moet je publiek op je hand krijgen, en dat kan onder andere door een vleugje humor. Men gaat zelfs verder: de glimlach geeft aan dat de situatie veilig is, zou een gevoel van verbondenheid creëren en zou zelfs één van de oudste vormen van communicatie in onze beschaving zijn. Niet zo gek, lijkt me. Kijk naar de moeder en haar pasgeboren baby. Ze probeert die veiligheid en verbondenheid af te stralen op haar kind door te lachen. Ze verlangt naar het moment suprême wanneer haar baby bewust terug lacht, want dat is het eerste echte teken van communicatie en contact. De baby is in staat te begrijpen, wordt aandachtiger, ontwikkelt zich tot mens en raakt gehecht. Het is in dat opzicht interessant te lezen dat Johan De Keyser in deze Artishock schrijft over huilende pasgeborenen. Ze moeten alles nog leren, ook humor. En dat kan, beweert ook Nigel Williams. Maar tegelijkertijd moet het juiste klimaat geschapen worden, een klimaat van vertrouwen. Dat vergt tijd. Je ziet ook dat er zoveel plaatsen in onze maatschappij zijn waar dat vertrouwen ontbreekt en zodoende ook de humor ver te zoeken is: de politiek, de godsdiensten, het bedrijfsleven. Macht is hier de boosdoener. Daar waar macht overheerst, is er geen plaats voor humor. Leerkrachten zijn mogelijk bevreesd hun gezag te verliezen als ze een grapje maken. Niets is minder waar. Je geeft jezelf natuurlijk bloot, maar als de humor goed gebruikt wordt, is hij een belangrijk element voor de sfeer in de klas. De lach relativeert, helpt ons als we in de put zitten, houdt ons af van starheid en zwart-witdenken, goed of fout. Een mooi alternatief voor kunst- en cultuureducatie dus met haar zinloze discussies over mooi en lelijk. 1

De welwillendheid van je publiek proberen na te streven en daardoor aandacht trekken.

De Franse filosoof Deleuze heeft het in zijn monografie over Francis Bacon over een communauteit der kunsten, die wordt gedreven door één en dezelfde motivering namelijk, capter des forces. Het is een interessante formule omdat een dergelijke capture des forces, als ze ergens op slaat, ongetwijfeld ook van toepassing is op macht en politiek. (...) Ook wij gaan nog even op krachtenjacht.

Lees verder op pagina 4. Die inspiratie kwam zeker vanuit Engeland. Wat mij toen opviel in Vlaanderen was dat alles hier zeer visueel benadrukt werd. Zelfs bij topkomieken als Urbanus was alles fel op het visuele gericht, nét niet clownesk. Echte stand-upcomedy heeft niet meer nodig dan taal.

Lees verder op pagina 12. Wanneer er gesproken wordt over geluid, dan heeft Aifoon het niet over muziek noch over stem, maar over opgenomen geluiden die door de deelnemer zelf bepaald of gemanipuleerd worden.

Liesbeth Segers is eindredactrice voor Artishock.

Lees verder op pagina 28.


ARTISHOCKoktober 2012

ARTISHOCKoktober 2012

Leraar cultuurwetenschappen op de bühne in een Weens operahuis:

interview met Glenn Desmedt.

De Leuvense tenor Glenn Desmedt is pas tijdens zijn universitaire studies filosofie met privézangles gestart. In 2004 won hij -in de TROS-uitzending ‘Una Voce Particolare’- zijn eerste wedstrijd als amateurvocalist. Na zijn filosofie- opleiding werd hij toegelaten aan het conservatorium van Maastricht alwaar hij zangopleiding volgde bij Mya Besselinck. Sinds 2009 volgt hij privéles bij de Russische sopraan Lubov Stuchevskaya, verbonden aan het conservatorium van Antwerpen. Hoewel hij niet van jongs af aan in muziek werd opgeleid, slaagt Glenn Desmedt er in om vele wedstrijden in het professionele circuit te winnen. Vorig jaar won hij het Heinrich Streckervocalistenconcours in het Stadttheater Baden bei Wien waardoor hij in 2014 zijn Oostenrijks debuut zal maken in de rol van Sancho Panza in de musical ”Man of la Mancha”. Naast het opmerkelijk parcours dat hij als vocalist (zowel opera, operette, lied als musical) aflegt, werkt Glenn als regisseur en solist bij het ‘Nieuw’ Muziektheater van Brasschaat. Bij dit gezelschap wordt momenteel nagedacht over een project dat zich zal richten tot scholen. In dit gesprek geeft Glenn o.a. een aantal redenen aan waarom jongeren zich niet meteen aangesproken voelen tot operamuziek en biedt hij mogelijke oplossingen om de kloof tussen jongeren en opera te verkleinen. De meeste professionele muzikanten zijn al op jonge leef- heidscarrière. Naar het einde toe van mijn universitaire tijd begonnen in het DKO-circuit, wanneer ben jij voor het studies ben ik gaan beseffen dat ik misschien toch meer eerst in aanraking gekomen met kunstonderwijs? talent had voor muziek en dat ik misschien beter daar Glenn Desmedt: Toen ik 11 à 12 jaar oud was, stuurden iets mee zou gaan doen. In de periode dat ik aan de VUB mijn ouders me naar de muziekacademie om woord te met filosofie begon te studeren, kwam ik voor het eerst volgen. Dus ik ben eigenlijk wel altijd in contact geweest in contact met opera. De Vlaamse JeugdOpera is een met DKO maar nooit met de gedachte om daar later ‘car- Als volwassene is het een hele opgave rièregewijs’ effectief iets mee om nieuwe vaardigheden te verwerven. te doen. Het was gewoon een hobby, iets dat je doet naast de serieuzere dingen in het privé-initiatief onder leiding van Johan Sanctorum, televen. vens filosoof. Hij heeft me zowel geïnspireerd om filosoHeb je daar het hele traject afgelegd? fie te gaan studeren en om iets met muziek te gaan doen. Glenn Desmedt: Ik heb de lagere, middelbare en hoge- Na de universiteit ben ik pas serieus begonnen met zang re graad van woord afgelegd. Het begon met dictie en te studeren. dan kwam er dramatische expressie bij. Achteraf werd Op 24-jarige leeftijd studeer je af aan de universiteit en het voordracht en toneel. Ik heb dat op niveau van het op dat ogenblik moet je nog beginnen met notenleer en DKO dus wel allemaal doorlopen. Toen het traject af- andere basisvaardigheden die de meeste professionele gelopen was, studeerde ik al volop filosofie aan de VUB muzikanten als kind al hebben verworven? en ik dacht dat mijn carrière zich daar rond zou spin- Glenn Desmedt: Klopt. Terwijl de meeste mensen beginnen. Maar als je filosofie studeert kan je eigenlijk alleen nen met een carrière, begin ik met een opleiding. Het maar les geven in filosofie dus het was eerder een veilig- was van thuis uit heel belangrijk om een ‘echte’ studie


ARTISHOCKoktober 2012

te doen, om een universitair diploma te halen. In die tijd stond dit nog garant voor een respectabele job met een hoog loon. Daarom heb ik eerst werk gemaakt van de ‘serieuze’ studie. Gedurende mijn universitaire studies ben ik begonnen met privélessen zang. Nadien heb ik

Als volwassene is het een hele opgave om nieuwe vaardigheden te verwerven. zangopleiding gevolgd aan het conservatorium van Maastricht. Ondertussen ben ik terug overgeschakeld op privélessen bij Lubov Stuchevskaya die vele carrières gestart heeft. Nu begint het eindelijk een beetje vorm aan te nemen. Het is ongelofelijk hoe lang je met muziek moet bezig zijn vooraleer je er in slaagt om iets te produceren wat kwaliteit heeft. Vandaar dat de meeste mensen waarschijnlijk zo vroeg mogelijk beginnen met muziek. Heb je nooit een gemis ervaren omdat je pas op volwassen leeftijd met muziek begonnen bent? Kinderen nemen die vaardigheden op een speelse manier zeer snel op en ze maken daar hun eigen ding van. Hoe ga je daar als volwassene mee om? Glenn Desmedt: Als volwassene is het een hele opgave om nieuwe vaardigheden te verwerven. Het cognitieve gedeelte dat je op een conservatorium krijgt, is in vergelijking met de universiteit niet zo zwaar. Maar op de universiteit wordt de vaardigheid om vaardigheden aan te leren niet getraind. En alles wat er toe doet als muzikant speelt zich af rond vaardigheden. Dus dat gedeelte is ongetwijfeld zowel het belangrijkste als het zwaarste om aan te leren, zeker op latere leeftijd. Na de opleiding filosofie heb je een tijdje lesgegeven. Heb je ook pogingen ondernomen om jongeren in contact te brengen met de wereld van muziektheater of opera? Glenn Desmedt: Ik heb na filosofie eerst nog de postgraduale opleiding cultuurwetenschappen gedaan, eveneens aan de VUB. Daarna heb ik als leerkracht zedenleer in verschillende middelbare scholen lesgegeven. Ik herinner mij vooral nog een school in Tienen waar nogal wat probleemjongeren zaten. De les zedenleer werd door de leerlingen beschouwd als: “Straks moeten we naar de vervelende lessen dus nu ontspannen we ons, nu maken we amok. We gaan ons hier absoluut niet bezig houden met nadenken. We gaan gewoon palaveren en sms’en en andere dingen doen die veel belangrijker zijn dan school.” Ik besefte dat lesgeven niet helemaal mijn ding was en had al besloten om met muziek verder te gaan.

ARTISHOCKoktober 2012

Vorig jaar heb ik meegewerkt aan het DKO-project ‘stemmen in het donker’ in samenwerking met Musical van Vlaanderen. Dit is een aantal keer voor publiek gespeeld op de dag van het DKO. Het project was specifiek gericht om jongeren in contact te brengen met muziektheater. Het belangrijkste waar ik op dit moment mee bezig ben is een project met het Muziektheater Brasschaat dat we heropgericht hebben. De meeste muziektheaters zijn gericht op een ouder publiek maar we hebben gemerkt dat het zeker mogelijk is om kinderen aan te spreken met muziektheater door er enkele elementen aan toe te voegen. Ik heb onlangs op een concert een nummer gebracht uit ‘der Zigeunerbaron’ (operette van Johan Strauss, nvdr) dat we hebben vertaald in het Nederlands.

Na de voorstelling kwamen ouders en kinderen mij ver- pas echt verandering in gekomen na de jaren ’50, toen tellen dat dit het mooiste nummer van de hele avond ook regisseurs meer en meer het podium begonnen over was. Er waren toen ook enkele mensen geïnteresseerd te nemen. En dan nóg heeft opera steeds achterop geom voorstellingen te organiseren voor scholen. Er stelt hinkt. In het reguliere theater was men In de jaren ‘70 al zich wel een probleem rond de financiering. Eventueel volop gewend aan shocktheater, aan abstracte regies en kunnen meerdere scholen samen de productie kopen. aan het niet meer ‘respectvol’ omgaan met het bronmaWe kunnen onze voorstelling ook aanpassen door bij- teriaal. Opera daarentegen was in die periode nog zeer voorbeeld niet met een volledig orkest te spelen… braaf en er werd zeer respectvol omgegaan met de tekst Is het niet zeer moeilijk om jongeren enthousiast te krij- en het partituur. Er was een heilig respect voor het ‘déjà gen voor het muziektheater? là’. Het ging meer om het reproduceren van wat er al was Glenn Desmedt: Dat heeft veel te maken met de clichés in plaats van nieuwe richtingen uit te gaan. die muziektheater en vooral opera en operette omrin- Langs de andere kant heb je zowel bij opera als bij mugen. Opera wordt nog steeds – en zeker niet alleen door sical het commerciële aspect: ‘bums on seats’. Wat verjongeren- ervaren als de wereld van de Bianca Casta- wacht het publiek, want mij moeten geld verdienen? fiore’s. Opera is heel erg een karikatuur geworden van Vandaar dat zelfs in moderne musicals nog steeds wordt zichzelf. Als ik naar opnames uit de jaren ’60 kijk, be- teruggegrepen naar die oude clichés. Bij de musical grijp die karikatuur ook. Het zijn clichés die berusten ‘Phantom of the opera’ heb je een show die enorm visuop iets wat ooit was en misschien veel te lang geweest is. eel is: mooie kostuums, speciale pyro-effecten, prachtige Maar het is onterecht om de clichés gelijk te stellen met decors. Deze maken deel uit van een commercieel verwat opera vandaag is. Het heeft niets te maken met dat wachtingspatroon. Bepaalde publieken willen pracht en waar de meeste opera’s en operettes van gemaakt zijn, praal, ze willen mensen in gala zien. Natuurlijk zijn ook ‘the stuff they are made from’. Dat is meestal van betere jongeren niet ongevoelig voor die pracht en praal maar kwaliteit dan die clichés. het probleem is dat het vaak inhoud mist. Dit was zeker Ik denk dat het meestal ook onderwerpen zijn die in elke bij opera lang het geval: lege clichés, lege vormen die de tijdsgeest elementen bevatten die je aan jongeren ver- scene domineerden. Mensen kunnen zich daar niet mee staanbaar kan maken door linken te leggen met hun eigen identificeren. leefwereld. Als je die redenering volgt dan zou muziektheater, musiGlenn Desmedt: Natuurlijk! Het feit dat die linken er zijn, cal, opera en operette vandaag de dag veel toegankelijker wordt overschaduwt door die clichés. Het zit onder een moeten zijn –ook voor jongeren- dan 50 jaar geleden? dikke laag stof verborgen door de vormclichés waar het Glenn Desmedt: Dat is ook zo! Maar ik vrees dat het clihedendaags professioneel muziektheater al lang van chébeeld van 50 jaar geleden nog altijd datgene is wat afgestapt is. Je maakt tegenwoordig geen opera meer jongeren in hun hoofd hebben als ze de term ‘opera’ zoals 50 jaar geleden. Er is zeker en vast een eeuwig- horen. Jongeren zullen eerder het beeld van Bianca heidswaarde in de meeste grote stukken muziektheater. Castafiore zien dan dat van Anna Netrebko en Rolando Opera is typisch een traditioneel genre dat ophangt aan uitvoerders en dirigenten. Die Opera is heel erg een karikatuur mensen hebben een bepaalde traditie waarin geworden van zichzelf. ze zijn opgeleid. Muziektheater, opera in het bijzonder, is een zeer zware discipline. Je maakt jezelf Villazón. Deze laatste belichamen datgene wat men teheel kwetsbaar want je moet technisch aartsmoeilijke genwoordig graag in cinema ziet. De bottom line is dat dingen doen voor een publiek dat niet minder verwacht jongeren meer geïnformeerd moeten worden over mudan perfectie. Dat is ongeveer hetzelfde als op straat ziektheater om hun belangstelling te wekken. rondlopen met een bordje op je rug waarop staat: ‘hier Media speelt op dat vlak ook een rol. Voor grote muschoppen aub’. Het is jezelf enorm blootstellen aan kri- sicals als Daens, Kuifje, The Producers,… lukt het wel tiek. Vandaar hebben die mensen een bepaalde comfort- om jongeren naar de zaal te krijgen. Musical wordt veel zone nodig. Dit gevoel van veiligheid wordt hen geboden zichtbaarder gemaakt, er wordt veel meer over geïnfordoor die tradities, door die vormelijkheden waar ze op meerd. kunnen rekenen. Daarom is opera een kunstvorm waar Een ander pijnpunt is de geloofwaardigheid. De onderzeer lang weinig risico in werd genomen. Er werd lang werpen van de meeste opera’s zijn niet aan update toe. niet verwacht van zangers dat ze konden acteren of dat Ze zijn universeel en begrijpelijk. Wat jongeren niet beze zich moesten bezighouden met regie. Hier is eigenlijk grijpen is waarom operazangers zoveel drama maken.


ARTISHOCKoktober 2012

Dat heeft meer te maken met regie dan met het werk zelf. Door de invloed van film zijn we gewend een bepaalde manier van spelen die zeer klein is en geloofwaardig is. Daarenboven sluit ze aan bij de belevingswereld van jongeren. Zij kunnen zich niet identificeren met een manier van spelen die absoluut ongeloofwaardig is. Ik heb het zelf ook zeer moeilijk wanneer operazangers zeer slecht staan te acteren. Daar ligt het probleem bij de opleiding: zangers worden niet getraind als acteur en acteurs worden niet getraind als zanger. Doordat er niet genoeg multidisciplinair wordt opgeleid, krijg je soms heel vreemde situaties. Is het niet gemakkelijker om als muzikant de stap te maken naar acteur dan omgekeerd? Glenn Desmedt: Dat zou je verwachten maar het is vaak anders. Veel acteurs kunnen effectiever omspringen met muziek maken dan veel zangers kunnen omspringen met acteren. Een acteur die niet goed zingt, kan door zijn interpretatie toch geloofwaardig overkomen, hij kan de muziek ‘verkopen’. Een operazanger die slecht staat te spelen slaagt daar niet in. Ook omdat operamuziek moeilijk ‘verkoopbaar ‘ is. Musical gebruikt een kleinere manier van acteren en staat daarmee ook al dichter bij de dagelijkse belevingswereld. De emotie bij een opera als Wagner of Strauss is zo vele malen groter en heftiger waardoor het veel moeilijker is om ze thuis te brengen en om ze duidelijk te maken. Het zou eigenlijk moeten gebracht worden door de beste acteurs terwijl het helemaal geen acteurs zijn. Neem nu de musical ‘Fiddler on the roof’. Een zeer goede musical die fantastisch werd gespeeld met een heel goede regie. Mensen hadden geen enkel probleem om daar in mee te gaan… Regisseer een opera in dezelfde stijl met eenzelfde kwaliteit van acteurs die dan ook de kwaliteit hebben die als zanger vereist is voor opera. Daarmee spreek je een publiek op dezelfde manier aan als bij ‘Fiddler on the roof’. De compositie bij opera is toegankelijk genoeg. De muziek van Howard Shore voor de film ‘The Lord of the Rings’ is puur Wagneriaans. Daarom kan je niet zeggen dat mensen niet ‘in to’ de muziek geraken. Je moet enkel mensen toelaten om er in te geraken. De enige manier om een jongerenpubliek te raken is door écht te zijn. Een leerkracht muzikale opvoeding kan jongeren informeren over muziektheater. De vraag is vooral: hoe pak je dat aan? Hoe kan je muziektheater vertalen naar jongeren toe opdat ze er zich mee kunnen identificeren? Glenn Desmedt: Ik denk dat je die vertaling om te beginnen heel letterlijk mag nemen. Muziektheater moet in hun eigen taal beluisterbaar zijn. De taalbarrière is heel belangrijk. Als je geen woord begrijpt van wat er op het podium wordt gezegd, dan verslapt je aandacht.

ARTISHOCKoktober 2012

Het is zoals een film bekijken waar je geen woord van begrijpt. Jongeren zijn het wel gewend om ondertitels te volgen, maar ze kunnen die pas lezen vanaf een leeftijd waar hun belangstelling al lang gewekt zou moeten zijn. Ik heb nooit echt begrepen waarom opera per sé in de originele taal moet worden gebracht. In het reguliere theater wordt Shakespeare overal ter wereld vertaald. Er zijn mensen die gespecialiseerd zijn in het maken van die vertalingen. Waarom zijn er geen mensen die gespecialiseerd zijn in het vertalen van libretto’s? Ik hoorde onlangs de uitspraak: “De taal van de liefde is altijd de taal van de geliefden.” Om geraakt te kunnen worden door iets, is het essentieel dat je het ten volle begrijpt. Muziektheater bestaat uit twee lagen: de muziek en de tekst. De muziek geeft een algemene emotie weer en de tekst verduidelijkt die gevoelssfeer met woorden. Als je naar jongeren toe drempelverlagend wil werken, zou een vertaling al een goed begin zijn. Een andere mogelijkheid is om bijvoorbeeld jongeren te laten zien hoe een opera tot stand komt. Een soort ‘making of’ binnen het muziektheater. Nodig jongeren uit bij een repetitie zodat ze kunnen zien hoe een regisseur grenzen gaat aftasten. Kinderen kunnen gefascineerd raken door decors en kostuums. Het is een hele ‘fabriek’ waarin je jongeren een inkijk zou kunnen geven. Je neemt zelf – met succes - regelmatig deel aan wedstrijden. Hoe sta jij tegenover het fenomeen dat kunstenaars tegenover elkaar worden afgewogen? Glenn Desmedt: De wedstrijden waar ik aan deel neem zijn veelal selectiewedstrijden. De laatste twee wedstrijden waaraan ik deelnam, bezorgden mij een debuut in Oostenrijk en Duitsland. Ik heb erg veel te danken aan dergelijke wedstrijden. Wedstrijden die puur bedoeld zijn om de ene kunstenaar tegenover de andere af te wegen vind ik een beetje zinloos. Ik vind het zeer moeilijk om mijn absoluut subjectief oordeel over een kunstwerk te gaan afwegen tegenover iemands anders absoluut subjectief oordeel. Kunst beoordeel je door af te gaan op je gevoel en door de mate waarin je geraakt wordt. De redelijke argumenten gaan enkel over techniciteit van de kunstenaar. Vanaf een bepaald niveau kan je enkel nog afgaan op je intuïtie. Als de interpretatie die een kunstenaar aan iets geeft, communiceert met het publiek dan maakt dat publiek iets moois mee. Die interpretatie is geen realiteit op zich, ze bestaat enkel ‘in the eye of the beholder’. Muziek op zich heeft geen inhoud. De inhoud emergeert uit de dialoog met het publiek. Interview: Jos Maes

Tekst: Crisalida Rodriguez Pingueiro Foto’s: Trees Spelier


ARTISHOCKoktober 2012

ARTISHOCKoktober 2012

Humor in het onderwijs Met een (glim)lach voor de klas Vandaag een interview achter de rug met de journalisten en de fotograaf van de Gazet van Antwerpen en het Belang van Limburg. Op uitnodiging van het team van Artishock. Ter voorbereiding van de dag van de Comedy en de lach. Veel vragen beantwoord maar ook veel vragen gesteld. Hoe kijken jullie naar humor? Waar zijn jullie bang voor wanneer jullie op het punt staan om humor te gebruiken?

H

et moet 2005 geweest zijn toen ik de vraag kreeg om op een studiedag in Nederland een workshop te gaan geven. De man was ziek gevallen en de titel van de werkwinkel stond al vast: ‘Trainen met humor’. Ik zag een internationale carrière wel zitten en zei dus enthousiast ja. Maar toen ik de telefoon had neergelegd besefte ik de draagwijdte van mijn bevestiging. Ik moest dus in Nederland, het land van de cabaretiers, iets gaan vertellen over humor. Ze hadden me verteld dat ze aan mij hadden gedacht omdat ze wisten dat ik regelmatig humor gebruikte tijdens mijn communicatietrainingen, coachingsessies en theatervoorstellingen. OK, dat was waar. Maar om daar dan ook nog anderhalf uur lang, iets zinnigs over te kunnen vertellen was een ander paar mouwen. Ik ben dan meteen op internet gaan zoeken naar wat

De glimlach geeft het signaal dat alles veilig is. er al bestond over het thema humor. En dat was niet bijster veel. Gelukkig vond ik een schitterend boekje van Dony Tamblyn ‘Laugh and learn’.1 Het werkte zo inspirerend dat ik de Nederlandse workshop ben begonnen met een kooksessie. Spaghetti à la Bolognaise. Als metafoor. Humor zag ik als de saus op de spaghetti die communicatie dikwijls is. Het maakt het allemaal wat lekkerder en beter verteerbaar. Maar zoals er verschillende soorten sauzen zijn, zijn er ook verschillende vormen van humor. En evenveel smaken. Niet iedereen vindt dezelfde soort humor even leuk. Als ik aan het begin van een humorworkshop vraag wie de lievelingshumorist van de deelnemers is, krijg ik alle kleuren van het humorpalet te zien. Want inderdaad, sinds die dag in Nederland ga ik als volwaardig humoroloog door het land - de landen; 1

10

want ik ben nu echt internationaal bezig. Ik heb heel wat zoekwerk achter de rug en na mijn Masteropleiding aan de Funiversity van Toronto vind ik het ondertussen zo’n fijn thema om over te vertellen dat ik bijna niets liever doe. Ik doctoreer nu op het onderwerp: ‘Had humor de regeringsonderhandelingen in België kunnen versnellen?’. De interviews met alle betrokken actoren verlopen gesmeerd. Eén van de betrokken is ondertussen 20 kilo afgevallen… Het feit dat humor het centrale thema was tijdens de Studium Generale 2012 van de Universiteit van Antwerpen toont aan hoe hoog dit onderwerp wordt ingeschat. Diverse professoren lieten er hun wijze licht op schijnen. Van een historicus over een joods specialist tot een robotgeleerde. Ongelooflijk verhelderende verhalen. Zo leerde ik dat humor waarschijnlijk een van de eerste communicatievormen van onze beschaving zou kunnen geweest zijn. Bij een ontmoeting werd er ‘ha!’ geroepen. Een eerste makkelijk te vormen klank. En wanneer de opponent ‘ha!’ terugriep hadden we meteen ‘Haha!’. Stel je voor wat dat gaf in een groep… Humor is waarschijnlijk één van de eerste communicatievormen van onze beschaving geweest. Er werd ook duidelijk gemaakt wat het verschil was tussen een lach en een glimlach. Een lach heeft meer gemeenschappelijk met het thema macht. Vandaar dat uitlachen iets zegt over de machtsverhoudingen die in een groep aanwezig zijn. Ik vond dat ontzettend verhelderend omdat ik besefte dat ik humor op een andere manier gebruik. Ik ga meer voor de glimlach. Als er bij één deelnemer van een training of een coaching de mondhoeken naar boven gaan en tegelijk de rimpeltjes ter hoogte van de ogen verschijnen, ben ik al een tevreden mens. Aan mij zijn lachsessies, waarbij je moet lachen zonder aanwijsbare reden, bijvoor-

Doni Tamblyn, Laugh and learn, uitg. dr. American Management Association, 2002.

beeld niet besteed. En wat blijkt; de glimlach geeft het signaal dat alles veilig is. Er hoeft niet gevochten te worden. Men moet niet vluchten. Er is geen reden tot paniek. Neen, alles is gewoon in orde. We zijn klaar om ons open te stellen voor iemand. Dat is ook het belang van humor binnen het onderwijs. Wanneer leerlingen zich kunnen openstellen voor een leerkracht, kan die ook zonder moeite kennis doorgeven aan zijn of haar hongerige pupillen. Studies van dr. Martin2 tonen aan dat humor, in de juiste dosis, en op de juiste plaatsen in een les, er voor kunnen zorgen dat leerlingen de leerstof veel beter kunnen onthouden. Lachen, of glimlachen is ook iets dat we samen doen. Het creëert een gevoel van verbondenheid. Dokter Martin heeft ontzettend veel onderzoek gedaan rond het thema humor. En onderzoek over onderzoek van humor. Daaruit leerde hij dat het moeilijk is om iets over die onderzoeken te zeggen. Omdat de meeste onderzoeken niet duidelijk maken welk soort humor ze nu net onderzochten. Want… Dr. Rod Martin onderscheidt verschillende vormen van humor. En dan blijkt dat niet elke vorm van humor zo gezond is als menigeen denkt. Zo deelt hij cynisme en sarcasme in bij de agressieve vormen van humor. Op lange termijn ondermijnen die onze relaties meer dan dat ze ze ondersteunen of onderhouden. Maar hou je vast! Een zeer groot deel van het soort humor dat in onderwijs gebezigd wordt, is agressief. En dan hebben we het zeker niet alleen over de humor van de leerlingen. Zo geeft humor ook heel wat informatie over de cultuur die in een school of een andere organisatie heerst. Worden er vooral agressieve vormen van humor gebruikt of is er ondersteunende en opbouwende soort humor aanwezig? Soms geef ik een lezing over het verband tussen humor en de sterkte van een team. Want de basisvoorwaarde die aanwezig moet zijn om aan een sterk team te kunnen bouwen is de aanwezigheid van een gezonde dosis vertrouwen. En laat nu net vertrouwen een ingrediënt zijn dat zwaar op de proef wordt gesteld bij het gebruiken van humor. Iedereen kent het ietwat gespannen gevoel dat er is vóór het vertellen van een leuke anekdote of een pas geleerde grap. De kans bestaat dat er niemand moet lachen. Dat er wat meewarend wordt gekeken naar 2

jou. En dat noemen ze dan afgaan… Dit kunnen of mogen doen in een groep geeft aan dat er voldoende vertrouwen aanwezig is. Als je bang bent om de reactie van je teamgenoten schort er waarschijnlijk iets aan het basisvertrouwen. Vandaag hoorde ik trouwens van een van de Artishockmedewerkers dat hij aan zijn team duidelijk gemaakt had dat hij elke dag recht had op het vertellen van twee flauwe moppen. Schitterende manier om met jezelf en je collega’s om te gaan. Om dit artikel te eindigen wil ik graag kort ingaan op de grootste angst die mensen meestal hebben wanneer het op het gebruiken van humor aankomt.

Ben ik wel grappig? Of kan je dat leren? Met andere woorden; is humor niet aangeboren? Wel, ik kan jullie uit eigen ervaring (als afgestudeerd verpleegkundige) vertellen dat ik tijdens mijn stage op de afdeling materniteit geen enkele baby al lachend heb weten geboren worden. Laat staan dat er meteen een grap uit kwam. Nee, er werd gehuild tegen te sterren op. Zowel door de baby als door de papa. Dus, het kan niet anders dan dat humor een vaardigheid is zoals een ander. En die kan dus aangeleerd of ontwikkeld worden. Maar dat vraagt uiteraard oefening en een gezonde dosis durf. Ik garandeer jullie dus dat ik er tijdens de humorworkshop voor zal kunnen zorgen dat jullie HQ oftewel HumorQuotiënt met tenminste 10 % zal stijgen. Er is zelfs een ‘niet tevreden, probleem terug – garantie’. En denk er aan: Life is a dangerous thing (like humor is…). And nobody comes out alive. So, live your life! Johan De Keyser is humoroloog en coach leiderschapsontwikkeling.

Rod A. Martin, The Psychology of Humor: An Integrative Approach, uitg. dr. Academic Press, 2007.

11


ARTISHOCKoktober 2012

ARTISHOCKoktober 2012

Meer cultuur op school

een gesprek met Nigel Williams Nigel Williams groeit op in een van de beruchte council estates rond Bristol, een havenstad in het westen van Engeland. Op zijn vijftiende gaat hij als arbeider bij British Aerospace werken, de fabriek die de Concorde bouwt. Op zijn eenentwintigste neemt hij ontslag, steekt de Noordzee over, settelt zich in Mechelen en later in Antwerpen. Bij Opel Antwerpen wordt hij ABVV-vakbondsafgevaardigde. In 2000 wint hij Humo’s Comedy Cup en begint hij voltijds aan comedy te doen. Nigel is een graag geziene gast op radio en tv: Comedy Casino (Canvas), Comedy Casino Cup (Canvas), Het Besluit (Canvas en Radio 1), Volt (TV Een), De Rechters (Canvas), Bromberen (Radio 1), Leef Lang (Radio 1) en De Raadkamer (Radio 2). Hij schrijft op regelmatige basis columns voor EVA-Magazine en voor De Tijd. In het najaar van 2011 verscheen bij uitgeverij Vrijdag het boek “Had ik maar een vak geleerd”, het verhaal van Nigels jeugd in Bristol en de weg naar het succes in Vlaanderen en zijn onverbiddelijke kijk op zijn oude en nieuwe vaderland. Jij bent afkomstig uit Engeland. Op 20-jarige leeftijd ben je dat niet anders. In Engeland zou je bijvoorbeeld komieken naar Vlaanderen gekomen. Op dat moment, in de jaren ’70, als Michael McIntyre, die voor duizenden mensen optrewas Vlaanderen op het gebied van stand-upcomedy een den, als pop kunnen beschouwen. Daarnaast heb je jazz braakliggend domein. Wie heeft je eigenlijk geïnspireerd of klassiek, dat zijn komieken die eerder een intellectueel om aan de slag te gaan als stand-upcomedian? publiek aantrekken. Je hebt nog mensen als Stewart Lee Nigel Williams: Die inspiratie kwam zeker vanuit Enge- die zeer veel satire gebruiken en rock wordt dan weer verland. Wat mij toen opviel in Vlaanderen was dat alles hier tegenwoordigd door types als Jarred Christmas. zeer visueel benadrukt werd. Zelfs bij topkomieken als In Vlaanderen worden verschillende genres in comedy te Urbanus was alles fel op het visuele gericht, nét niet clow- veel op één hoop gegooid. Ik heb mijn eigen avondshows nesk. Echte stand-upcomedy heeft niet meer nodig dan maar doe daarnaast wel eens mee aan line-ups. Ze durven taal. Door de jaren heen zijn Vlamingen daarin wat zelfzekerder geworden en begonnen ze zonder attri- Moest ik niet betaald worden, buten op een podium te verschijnen. In Engeland is zou ik het nog doen. dat al veel langer het geval. Het lijkt wel alsof men hier in Vlaanderen op het vlak van stand-upcomedy een je dan programmeren tussen iemand die politieke com40-tal jaren achterop hinkt ten opzichte van de rest. mentaren geeft, een cabaretier en iemand die met een giEngeland heeft een rijke traditie betreffende stand-upco- taar scoutsachtige liedjes komt zingen. Je weet dat er op medy. In zowat elk café zijn daar geregeld stand-upcome- zo een avond iemand van die line-up zal falen omdat én dians actief. Daarenboven zijn er meerdere subcategorieën het aanbod én het publiek te verscheiden zijn. Dat is een binnen het genre te onderscheiden. In Vlaanderen wordt volgend stadium voor comedy in Vlaanderen om veel spestand-upcomedy meer in één groep gebundeld. Diegene cifieker te werk te gaan in plaats van alles in één groep te die er uitgevist worden voor televisie zijn in de meeste ge- bundelen. vallen, laat ons eerlijk zijn, figuren die ik dan de “tetten-, Is het mogelijk om in Vlaanderen als stand-upcomedian te negers-& mongolenkomieken” noem. Stand-upcomedy overleven? is meer dan dat. Je kan het een beetje vergelijken met de Nigel Williams: Voor een aantal komieken is het zeker onderverdelingen binnen muziek. In muziek heb je pop, voldoende. Zelf ben ik in 1998 als stand-upcomedian rock, jazz, blues, klassiek, enz,… Voor stand-upcomedy is begonnen. Ik had toen een eigen café in Antwerpen en

12

13


ARTISHOCKoktober 2012

trad daar nu en dan op. Twee jaar later heb ik, met veel het de echte Engelse stand-upcomedy, dat leer je niet in geluk, Humo’s Comedy Cup gewonnen en dat was voor België. Je wordt gevraagd om 20 minuten je ding te doen mij toch een soort lancering. Ik ben dan onmiddellijk be- dus alles moet er knal op zitten en het moet ook zeer snel gonnen met volledige avondshows die ik kon verkopen gaan. Het is wel cool; je kan op alle momenten je programaan culturele centra’s. In die periode ging ik ’s morgens ma aanpassen en dat doe ik eigenlijk wel liever. nog wel cafés poetsen om bij te verdienen. Tegenwoordig Ik ben een van de weinige komieken die zelf alles regelt. Ik kan ik er wel heel ruim van leven omdat ik er keihard heb geen bureau achter mij, ik heb geen manager, mensen voor werk. Sinds november heb ik bijvoorbeeld al 100 kunnen mij bellen of mailen en dan kijk ik in mijn agenda keer mijn avondvoorstelling gedaan. Ik geef ook een 50 of ik kan. Je hebt daar eigenlijk geen manager voor nodig. à 60-tal schoolvoorstellingen doorheen het jaar en ik doe Het grootste verschil is dat een manager er voor kan zorer nog een aantal losse stand-upcomedy optredens bij. gen dat je regelmatig in een of ander panel op tv kan koOp die manier kom je er zeker. men. Die zever interesseert mij niet, ik sta veel liever voor Ik zie wel een probleem in Vlaanderen bij veel jonge ko- echte mensen. Ik doe ongeveer 200 live-voorstellingen per mieken die al veel geld verdienen terwijl ze er nog niet klaar jaar en het geld dat ik daar voor krijg is ontzettend variabel voor zijn. Ze moeten maar 10 minuten materiaal hebben maar dat maakt mij niet zoveel uit. Moest ik niet betaald en ze worden al betaald. In Engeland of in Amerika “that’s worden, zou ik het nog doen. a fucking no no”. Daar ben je eerst enkele jaren “on the In welke mate kan een leerkracht, door gebruik te maken road” vooraleer je iets verdient. Dat maakt dat diegenen van humor, een gunstige invloed hebben op leerlingen? die volhouden omdat ze overtuigd zijn van wat ze willen Nigel Williams: Humor helpt jonge mensen relativedoen, overblijven. Hier kan je bij wijze van spreken al geld ren. Ik doe vaak schoolvoorstellingen in het Engels verdienen als je twee moppen achter elkaar kan vertellen. voor leerlingen tussen 16 en 18 jaar. Ik voorzie ook Ik ben daar eigenlijk geen voorstander van. telkens een vragenhalfuurtje achteraf en ik spreek met Als Vlaming heb je ook mogelijkheden om in Nederland te leerkrachten. Daaruit blijkt humor toch zeer belanggaan optreden. Heb je daar ervaring mee? Het verschil in rijk te zijn maar het belang daarvan wordt dikwijls mentaliteit bijvoorbeeld, is dat iets dat jou opvalt? onderschat. Een tijdje geleden deed ik een optreden Nigel Williams: Ik heb in Nederland getoerd met enkele in een school in Mortsel en ik kreeg nadien een mail van mijn shows: penismonoloog, terrorist en democlash, van een leerkracht of ik wou terugkomen om met de telkens een 20 à 30 voorstellingen. Ik kom er niet zo graag leerlingen te komen praten over humor. Ondanks dat om twee redenen. Ten eerste heb ik een beetje een com- ze er dit keer hun middagpauze voor moesten opplex over mijn Nederlands. Ik heb eigenlijk geen Neder- geven, zat het klaslokaal propvol. Het was heel leuk lands geleerd, ik heb Vlaams geleerd in de fabriek. Als ik om met hen te praten over het belang van humor in buiten mijn natuurlijke biotoop in het Nederlands moet spelen dan Ik zie humor meer als een levenswijze, voel ik me niet zo zelfzeker. Ten tweede heb ik de houding van als een manier om de dagelijkse het Nederlandse publiek niet zo problemen te kunnen overwinnen. graag. Steve Hughes, een bekende Australische komiek, heeft ooit een uitspraak gedaan over hun leven. Hoe noodzakelijk het is om zaken te kunNederlanders en elke komiek kan dat beamen, namelijk: nen relativeren. Gisteren las ik een artikel over de vele “they won’t laugh, but they’ll stare at you ‘till you fucking zelfmoorden onder Vlaamse jongeren en ik vind dat die”. Ze zitten gewoon te staren. zeer abnormaal hoor. We hebben in dit land toch alles Wat ik wel doe is in het buitenland in het Engels gaan op- om blij te zijn, dus vanwaar komt dat allemaal? Humor treden. Ik ben vaak ik Schotland gaan spelen, Engeland, kunnen inzien, zelfs van het donkerste moment, dat is Finland, Denemarken, Estland en Zweden. Ik wil in no- héél belangrijk. Ik zie humor meer als een levenswijze, vember naar Libanon om op te treden in de plaatselijke als een manier om de dagelijkse problemen te kunnen comedy club van Beiroet. overwinnen. En is dat dan hetzelfde programma dat je in het buitenland Is humor iets waarvan je kan zeggen: we kunnen dat aandoet, of pas je dat enigszins aan? leren? Is het bijvoorbeeld zinvol om het vak ‘humor’ toe te Nigel Williams: Daar doe ik enkel stand-upcomedy. De voegen als onderdeel van Nederlandse expressie? avondshows die ik hier in culturele centra speel zijn meer Nigel Williams: Zeker! Ik deed vroeger workshops met een soort van grappige monologen. In het buitenland is jongeren en dat was telkens een leuke ervaring. Stand-

14

ARTISHOCKoktober 2012

upcomedy wordt een beetje beschouwd als de kunstvorm van de verworpenen. Als je kijkt naar Amerika bijvoorbeeld, daar zijn de grootste stand-upcomedians mensen die uit de onderdrukte bevolkingsgroepen komen: latino’s, zwarten, joden... In Engeland is dat niet anders. Bij die workshops kon ik bepaalde jongeren betrekken die zich niet tot de zogenaamde ‘elitaire cultuur’ geroepen voelen. Stand-upcomedy is een hele goeie manier om stoom te kunnen aflaten, zeker voor jongeren die veel negatieve ervaringen op school en daarbuiten moeten meemaken. Een vorm van expressie kunnen aanleren geeft die jongeren een uitweg om deze frustraties weg te werken. Ik deed ooit een workshop met jongeren uit een sociale woonwijk in Knokke. Ik was een weddenschap met de lerares aangegaan omdat zij ervan overtuigd was dat ik die jongeren op twee dagen tijd nooit zover zou krijgen iets te doen op een podium. Ik heb die leerlingen dingen laten doen op het podium waardoor die lerares begon te huilen van geluk. Die jongeren kregen het gevoel van: “Hé, ik kan iets.” Als zij verbaal hun frustraties kunnen kwijtspelen en het gevoel hebben dat ze iets zinvols kunnen, hebben ze meteen een alternatief voor geweld. Ik ben er dus echt een grote voorstander van om daar

toch veel meer aandacht aan te geven binnen het onderwijs. Er is aandacht voor mensen die goed kunnen schilderen, voor diegenen die heel goed schrijven en voor jongeren die goed zijn in drama. Het zijn allemaal methoden om zich te uiten. Stand-upcomedy geeft jongeren die minder goed zijn in de zogenaamde ‘hogere kunsten’ een alternatief om zich even goed te kunnen uiten. In het kunstonderwijs neemt men nog steeds een neerbuigende houding aan ten opzichte van stand-upcomedy. Je hoort reacties zoals: “Wat jij doet is geen kunst, wat doe jij op ‘ons’ podium? Jij bent niet opgeleid in dit vak!” Ik vind het belangrijk om een boodschap te brengen die het volk begrijpt. Je moet daarom geen boeken kunnen schrijven of bepaalde diploma’s hebben behaald. Je kan met stand-upcomedy vele lagen van de bevolking aanspreken omdat het erg toegankelijk is. Het moet wel inhoud hebben, ik pleit niet voor platte humor maar het blijft geschreven voor het volk, Shakespeare schreef ook niet voor drie bobos (bourgeois-bohemian, nvdr) in een loft. De artistieke Vlamingen zullen in de zomervakantie eerder naar Avignon gaan dan naar Edinburgh. Edinburgh, een stad iets groter dan Antwerpen, ontvangt op drie weken tijd 2 miljoen bezoekers. Daar heb je minstens 200 stand-upcomedy voorstellingen per dag. In Engeland zien ze meer het belang in van comedy, het is niet zomaar humor. Je kan er zo veel in verwerken. Je kan natuurlijk ook gewoon onnozel staan doen en een paar flauwe moppen vertellen zoals er een aantal in België bezig zijn momenteel maar daar kom je niet mee aan de bak in Groot-Brittannië. Zijn de schoolvoorstellingen die je geeft enkel in het Engels? Zijn die optredens gericht naar algemeen onderwijs of ga je ook naar het technisch- en beroepsonderwijs? Nigel Williams: Ik speel meestal voorstellingen voor leerlingen ASO en TSO. Die zijn in het Engels omdat het dan past binnen het programma van de school. In beroepsonderwijs kan het enkel in het Nederlands. Het is de verantwoordelijkheid van de school om te kijken voor welke klassen het kan. Ik ga er van uit dat ze leerlingen die vier uur Engels per week volgen, niet samen zetten met leerlingen die helemaal geen Engels krijgen. Ik pas mij wel aan het taalniveau van deze jongeren zodat het toegankelijk en begrijpbaar is. Over het algemeen loopt dat wel goed. Ik speelde onlangs bijvoorbeeld in CC De Werf in Aalst en daar zaten 600 jongeren tussen 16 en 18 jaar. Het is eigenlijk bijna een doodswens als je dan op het podium stapt. Veel van die jongeren komen binnen met rare verwachtingen. Ze hebben een houding van: “Fuck you, ik kom hier gewoon een uur slapen want het interesseert me niet.” Ik begin met mijn act en plots merken ze: “Oei, dit is ‘in my face’, hij spreekt me aan, er ís geen vierde wand”. Ik zie ver-

15


ARTISHOCKoktober 2012

andering in hun houding, ze gaan wat meer rechtop zitten. Ik krijg hun aandacht omdat ik hun ervaringen er zo veel mogelijk bij betrek. Dat is voor mij een reden waarom ik die schoolvoorstellingen zo belangrijk vind. Als ik die jongeren in een cultureel centrum iets kan laten zien dat hun interesseert en waarbij ze zich aangesproken voelen, dan ontstaat de kans dat ze later nog een keer naar een cultureel centrum gaan. Ze kunnen er andere leuke dingen ontdekken. Het werkt dus enorm drempelverlagend. Een tweede reden waarom ik het doe is puur egoïstisch: ik werk aan mijn volgende generatie publiek omdat ik niet vaak op tv verschijn. Veel mensen die naar mijn avondshows komen kijken, spreken mij aan omdat ze mij nog kennen van hun schooltijd. Ik geef meer dan 50 schoolvoorstellingen per jaar, daarmee bereik ik duizenden jonge mensen. Comedians maken grappen over frustraties, rariteiten, miserie van zichzelf maar ook van anderen. Hoe ver kan je daar in gaan? Heb je een bepaalde grens of zeg je dat alles kan? Nigel Williams: In mijn eigen show noem ik twee regels waaraan humor zich moet houden. Ten eerste zeg ik: “als je niet bereid bent om met jezelf te lachen, verlies je het recht om met iemand anders te lachen.” Daar sta ik volledig achter. Ten tweede zeg ik: “blijkbaar mag je met alles lachen, zelfs met de grootste rampen, maar hoe dichter bij huis iets gebeurt, hoe langer je moet wachten vooraleer je er mee mag lachen.” Ik vind dat twee interessante gegevens om een debat over te houden in de scholen. Ik vraag aan de jongeren: “Vinden jullie dat je met alles moet kunnen lachen?” Ze roepen allemaal: “ja!” Dan zeg ik: “Dat is heel goed want ik kan over jou een hele goeie joke vertellen!” Je ziet ze dan terugkrabbelen: “Nee, met mij mag je niet lachen.” Je mag dan blijkbaar toch niet met alles lachen. We mogen wel moppen maken over Hutu’s en Tutsi’s, terwijl dat gaat over een miljoen doden! Als ik zeg: “Wat een bende watjes daar op Pukkelpop, als het stormt lopen ze naar binnen!” Dan krijg je boze reacties want daar mag je niet mee lachen, terwijl er daar maar enkele doden zijn gevallen. Het is een belangrijk maatschappelijk debat dat ik wil weergeven met humor. Zijn onze normen en waarden wel zo correct als wij denken? Blijkbaar niet. Wij lachen met migranten en met mongolen maar we lachen niet met de doorsneeVlaming die alleen bezig is met zijn bedrijfswagen en zijn hypothecaire lening, terwijl dat toch even belachelijk is. Ik vind dat iedereen het recht heeft om uitgelachen te worden! Het is een heel belangrijke boodschap naar studenten toe: mogen we met Allah lachen? Mogen we met migranten lachen? Natuurlijk mag je met migranten lachen maar waarom zou je? Zijn er

16

ARTISHOCKoktober 2012

binnen je eigen gemeenschap niet genoeg dingen om mee te lachen? Het idee dat je met alles mag lachen leidt mee tot pestgedrag. Zeer belangrijk om dat debat te houden met jongeren. Ze zien snel in dat je eigenlijk toch niet zomaar met alles mag lachen. Het is niet omdat we in een maatschappij leven waar bijna alles mag, dat je het ook daadwerkelijk moet doen. Ik mag alles zeggen over iedereen maar waarom zou ik? Waarom zou ik mensen kwetsen gewoon omdat ik dat kan? Dat is in mijn ogen gewoon dom. Ik weet niet meer welke Franse filosoof het was die ooit zei: ”Je mag nooit de mogelijkheid laten voorbij gaan om te zwijgen.” Wij hebben wel vrijheid van meningsuiting maar dat wil niet zeggen dat je dat ook overal te pas en te onpas moet gebruiken. Op de duur staan we allemaal elkaar uit te schelden op straat. Als ik op een podium sta, vertrek ik vanuit mijn eigen leefwereld en lach met dingen die daar gebeuren. Ik zeg zeker niet zomaar alles op een podium, gewoon omdat het kan. Ik ken genoeg komieken die dat wel doen. Die stappen op een podium en die zeggen: “Negers stinken!” en Vlaanderen gaat plat want blijkbaar is het grappig om te lachen met zwarten. Ik vind dat niet meer dan plat op-

portunistisch racisme! Een andere collega van mij vindt het geweldig om te lachen met mongolen. Heeft hij misschien een probleem met mensen met het syndroom van Down? Hebben die mensen hem ooit iets misdaan? Zijn er geen anderen die ons voortdurend het leven zuur maken en het dus meer verdienen om uitgelachen te worden? Ik weet wel vanwaar dat komt hoor want die anderen kunnen je aantal optredens in culturele centra beïnvloeden. Voor mij is dat zuiver pestgedrag en lafheid. Ik zal liever in Brakel, waar de familie De Croo zit, opkomen en zeggen: “Kijk hier, fucking Alexander De Croo, goed hoor, werk hebben via de papa!” Die mensen zijn intelligent genoeg om daar mee te kunnen lachen. Ik tast hun macht niet aan, dat weten zij ook. Dat spotten met machthebbers is trouwens altijd de taak geweest van de hofnar, de enige die met de koning mocht lachen, dus waarom zouden we daar dan geen gebruik van maken? Enkele jaren geleden is er een probleem geweest met een collega van jou, Wim Dufraing. Hij had grappen gemaakt over een politieagent en heeft er nadien veel problemen mee gekregen. Was dat volgens jou terecht? Is hij toen te ver gegaan? Nigel Williams: Ik vind dat het moet kunnen, je moet kunnen lachen met mensen die boven jou staan. In Engeland is er een belangrijke regel voor comedy: je schiet altijd naar boven en niet naar beneden. Boven zitten mensen die zichzelf goed kunnen verdedigen. Beneden zitten sukkelaars die elke dag moeten afzien en strijd

Je moet kunnen lachen met mensen die boven jou staan. leveren. Waarom zou ik lachen met het leven van een dakloze vluchteling? Hebben die nog niet genoeg problemen? Ik zal eerder lachen met diegenen die hen in de miserie brengen. Dat is een gevoel vanuit de onderbuik zou je kunnen zeggen. Het geval met Wim bewijst alles: ‘la petite rancune’ van plaatselijke machthebbers. Er was ook een voorval in Temse waar de burgemeester een stuk van Vitalski verbood omdat het de titel had: “Mijn leven met Leterme”. Het stuk ging zelfs niet over Leterme. Het ging over het leven van Vitalski in de periode dat Yves Leterme eerste minister was. Daarna volgden ook Turnhout, Herentals en Lokeren met een verbod. Dat soort mensen moeten we nog meer tegen hun schenen stampen, zo vaak stampen dat ze niet meer weten wie eerst aan te pakken! Maar we hebben geen traditie in Vlaanderen van satire. We hebben hier niet de gewoonte

om politiekers en overheden aan te pakken met satire. Geert Hoste spreekt wel over politiek in zijn shows maar hij zal nooit echt bijtende satire gebruiken. Dat is weer een volgende fase voor Vlaanderen, dat komt wel. Je ben naar school gegaan in Engeland. Wat zijn jouw ervaringen met kunst in het onderwijs in Engeland? Nigel Williams: Het onderwijs is de laatste jaren enorm veranderd in Engeland. Ik zou het nu niet meer herkennen. Onderwijs was gebaseerd op de klassenmaatschappij, ondertussen is het fel verbeterd. Ik ging niet graag naar school, het interesseerde me niet. Kunst was in mijn ogen bezigheidstherapie voor mensen die tijd over hadden. Mensen die niet veel tijd nodig hadden om te leren en zich daarom met kunst konden bezighouden. Ik heb op een bepaald moment geluk gehad met de leerkracht Engels. Hij is diegene die mij interesse deed krijgen om boeken te lezen. Hij gaf me eerst korte teksten met onderwerpen die aansloten bij mijn eigen levenservaringen. Teksten van grote schrijvers uit de 18e eeuw die de sociale problemen van het volk aanklagen bijvoorbeeld. Later gaf hij ons teksten van Bob Dylan en daarin ontdekte ik ook zoveel waarheden. Ik kreeg inzicht in de woordkunst, het besef dat je heel veel dingen in woorden kan steken. Die herkenbaarheid en relevantie is belangrijk voor jongeren. Als je aan leerlingen zonder te veel uitleg een tekst van Bertolt Brecht gaat geven waarover ze dan iets moeten schrijven, dan ben je niet goed bezig. Ze moeten gestuurd worden, begeleid worden om inzicht te krijgen. Geef iets met een link die relevant is voor hun leven. Kunst is altijd relevant in iemands leven, je moet maar zoeken naar die link en dan zal je het beter kunnen overbrengen. Ik benijd leerkrachten zeker niet in deze tijd. Voor mij zou het zijn als optreden, acht uur per dag, voor een publiek dat meestal niet geïnteresseerd is in je act. Mijn dochter geeft les in het zesde leerjaar en ik zou niet in haar schoenen willen staan, hoor. Ik ben zelf een antiautoritair persoon, maar kinderen en tieners moeten toch op een of andere manier gestraft kunnen worden voor hun negatief gedrag. De maatschappij straft nadien genadeloos. De manier bijvoorbeeld waarop jongeren nu hun leerkrachten aanspreken, uitschelden zelfs gaat toch wel erg ver. Als die jongeren dezelfde taal gebruiken op hun werk later, denk ik ze veel problemen zullen krijgen. Vroeger waren we te streng, nu loopt het de spuigaten uit in de andere richting. Ik denk dat er terug een inhaalbeweging naar het midden toe moet komen. Interview: Jos Maes

Tekst: Crisalida Rodrigues Pingueiro Foto's: Danny Brison

17


ARTISHOCKoktober 2012

Muziek… dagelijkse kost in de kleuterklas.

Geef kinderen van jongs af aan kansen om hun muzikale expressie te ontplooien in de klas. “Natuurtalent bestaat niet. De goesting of zin om iets te doen zoals een droom realiseren, dàt is talent. Al de rest is bloed, zweet en tranen, discipline en hard werken…” (Vrij vertaald uit een interview met Jacques Brel) 1 In de lerarenopleiding wordt tegenwoordig gegoocheld met het begrip talent. Als professioneel opgeleid muzikante wil ik met bovenstaande uitspraak van Brel het begrip talent nuanceren. Muziek is een complexe taal die gelezen, gehoord en gespeeld kan worden. Het kost een mens veel tijd, energie en geduld om het musiceren onder de knie te krijgen. Of het nu gaat over zingen, viool spelen of op de mondharmonica deuntjes uitvoeren. Het repeteren, studeren gebeurt met vallen en opstaan met frustraties en met plezier. Het is en blijft een feit dat muziek maken geen evidentie is. Net zoals het aanleren van een taal is het aanleren van muziektaal “jonggeleerd oud gedaan”. Ondanks dit feit wordt het muziekonderwijs in België maar beperkt gestimuleerd. In de media wordt de muzikale goesting enkel in het commerciële populaire circuit onder de vorm van wedstrijden als Idool, The voice en Eurosong for kids aangewakkerd. Tijdens mijn muzieklessen aan studenten kleuteronderwijs (HUB) vergelijken we enkele beeldfragmenten uit Eurosong for kids met beelden uit de klassieke Vlaamse koorwedstrijd Koor van het jaar. Studenten mogen oordelen over de zin of onzin van deze muzikale afvalkoersen. Na enkele dis-

meedragen voor de rest van hun leven. In talloze door de overheid gesubsidieerde campagnes wordt de bevolking aangespoord om aan sport te doen of gezonde voeding te nuttigen. De meeste ziekenfondsen vergoeden zelfs kosten voor lidkaarten van sportverenigingen en sportkampen voor de kinderen. Wat met onze spirituele ontwikkeling? Mag de geest ook gestimuleerd worden? De conditie van ons lichaam en onze fysieke verschijning primeren overduidelijk in deze tijd. In dit artikel wil ik een oproep doen aan alle leerkrachten die met jonge kinderen werken. Er is een muzikale leegte in ons maatschappelijk aanbod en die leegte moet dringend opgevuld worden in de klas! Vijf argumenten om muziek als dagelijkse kost aan te bieden in de kleuterklas. 1) Uit cijfers blijkt dat vooral kinderen uit hogere en begoede middenklasse muziekscholen bevolken. In een basisschool zitten kinderen uit alle lagen van de bevolking. De aangewezen plaats om alle kinderen te bereiken met muziekinitiatie! De basisschool is de aangewezen plaats om alle kinderen te bereiken met muziekinitiatie. 2) Muziek als buitenschoolse activiteit is moeilijk te vinden voor jonge kinderen vergeleken Na enkele discussies besluiten we met het aanbod voor sport en spel. Maak tijd en ruimte voor muziekactiviteiten dat muziekwedstrijden positieve binnen de schooluren! 3) Wanneer jonge kinderen kansen krijinvloeden kunnen hebben. gen om kennis te maken met muziek in cussies besluiten we dat (al dan niet commerciële) mu- al zijn vormen (spelen, zingen, luisteren, componeziekwedstrijden positieve invloeden kunnen hebben. ren,…) zullen diegenen die er voldoening aan beleven Kinderen en jongeren worden geprikkeld. Ze worden naar meer vragen en zichzelf verder muzikaal ontwikaangezet om zich voor een publiek te uiten. Hierdoor kelen. verleggen ze hun grenzen en werken ze hard en ge- 4) Het is wetenschappelijk2 bewezen dat muziek ook concentreerd en aan hun stem, houding, ritmegevoel, slim maakt of het denkvermogen verhoogt op welk gehoor… kortom een muzikale bagage die ze met zich niveau ook. Wanneer kinderen – met een mentale be-

ARTISHOCKoktober 2012

perking tot hoogbegaafden – regelmatig muzieklessen Muziek horen, zien en schrijven krijgen verbeteren hun prestaties ook binnen andere Thema of belangstellingscentrum muziek is een popudomeinen. Met andere woorden, plan dagelijks mu- lair onderwerp in kleuterscholen dat vaak in de periziekactiviteiten en je werkt onbewust ook aan cogni- ode rond carnaval gepland wordt. Het is een dankbaar tieve doelen. gegeven om naast maskers ook muziekinstrumenten 5) In datzelfde wetenschappelijk onderzoek werd ook (bontgekleurde schudders) te maken die dan kunnen bewezen dat in klassen waar dagelijks muzieklessen dienen in de stoeterij. Het is een goed idee, laat het op de agenda staan minder werd gepest. Of hoe so- niet los maar maak er aub een carnavalthema van en ciale vaardigheden binnen een klas vanzelf gestimuleerd worden tijdens het samen musiceren. Samen musiceren stimuleert Samen musiceren stimuleert de sociale vaardigde sociale vaardigheden. heden. Deze argumenten pleiten voor meer doelgerichte muziekactiviteiten in de weekplanning van geen muziekthema… Plaats het domein muziek op een kleuteragenda. Gemakkelijk gezegd, maar ook hetzelfde niveau als alle andere vakken: Nederlands, gemakkelijk gedaan? Volgende tips bieden voor elke wiskunde, WO,… Om te vermijden dat muziek enkel kleuterleid(st)er soelaas ook voor hen die geen speci- uit zingen bestaat, vergelijk je het muzikaal aanbod fieke muzikale bagage met zich meedragen. met dat uit andere domeinen. Ontluikende geletterd-

Het Mozart gevoel Het is de week van 14 februari. De kleuters bij juf Liesbet werken al een week rond ‘Vrienden en vriendschap’. Na het onthaal mogen een 10-tal kleuters verder werken aan een beeldend werk. Anderen kiezen voor de bouwhoek of gaan verder met het ontwerpen van een wenskaart voor de postbus die deze week in de klas staat. Acht kleuters kiezen voor de muziekhoek. Ze kozen hier bewust voor nadat ik (als externe muziekleerkracht) klassikaal een muziekspel had gespeeld. Enkele symboolkaarten op een muziekstaander werden vertolkt met de stem. Stipjes klonken als tongklakken, lange en korte strepen op een rij klonken als traag en snel handengeklap. Bij een dikke zwarte bol, vonden kleuters dat er en luide ‘boem’ mocht klinken. Zo kwamen we al snel tot een bijzonder origineel klankstuk met stem- en lichaamsinstrumenten. Kleuters die zin hadden, mochten samen met mij hun eigen muziek componeren. We zouden voor de gelegenheid ‘vriendenmuziek’ bedenken en straks voor alle vrienden van de klas laten horen. Enthousiast gaan we de trap op naar de mezzanine boven de onthaalkring. Daar liggen een tiental instrumenten in een kring. De kleuters mogen één voor één op een instrument spelen en laten horen welke verschillende klanken ermee gemaakt kunnen worden. Bij de oceandrum merkt Sofie op: “Ik hoor de zee”’ Sammy is letterlijk niet weg te slaan van de kleine trom. Het klinkt

luid, oorverdovend. Ik moedig iedereen aan om te wisselen van instrument. Iedereen speelt en verkent de instrumenten. Dan eis ik volledige stilte. Iedereen mag om de beurt een instrument kiezen en verwoorden hoe het geluid klinkt wanneer het bespeeld wordt. Elk geluid wordt getypeerd. Klinkt als….fietsbel, krakende tak, zee, vogel, enzovoort. Ik had voor voldoende contrasten gezorgd binnen mijn instrumenten aanbod (slag-, schud-, snaar-, blaas-, wrijf- instrumenten). Verder op de verdieping staat de tafel van de huishoek gedekt met papier en kleurpotloden. Beurtelings mag een kleuter een instrument halen en een stukje muziek spelen. Andere kleuters worden aangespoord om aandachtig te luisteren hoe het klinkt. Soms kunnen ze samen tellen hoeveel keer er iets gespeeld werd. “Tingelingling, precies als klokjes” zegt Eline. “He ja zoals de kerstklokjes”, beaamt Hannelore. “Kssh, sh, sh, kshhh”. Na een poosje schudden vond Zeger het geluid erg op dat van krakende takken in een bos trekken. Ik moedig deze gedachte verder aan. “Zou je iemand die in een bos stapt kunnen laten horen? Of een konijn dat een hol graaft”. “Ja zo: shh shh shh shh” gebaart Zina. “Wauw, ja dat was een mooi ritme, we zouden het kunnen opschrijven dan kan Zeger straks dit ritme opnieuw spelen!” “Wie zou dit ritme van de schudder kunnen tekenen?” Wout springt recht en kiest dezelfde kleur als die van de

schudder. Hij tekent lange, korte strepen, net zoals Zeger de schudder bespeelde, lang, kortkort, lang lang. Zo, dat staat vast! De kleuters blijven geconcentreerd luisteren en tekenen. Ze maken afspraken voor straks bij het optreden. Als alle instrumenten aan de beurt geweest zijn en elke kleuter een geluid getekend heeft, is het hoog tijd voor repetitie. Zina is duidelijk in een minder goede bui. De activiteit is al meer dan 20 minuten bezig, haar concentratieboog heeft zijn hoogtepunt bereikt. Ik vraag haar of zij de dirigente wil zijn. En of ze dat wil! We plaatsen het grote blad vol tekens op de muziekstaander. Zina krijgt een dirigeerstok waarmee ze van links naar rechts de tekeningen aanduidt. Alle kleuters weten precies wat hen te doen staat. Ze herkennen tot in de kleinste details hun afgesproken teken en spelen wat Zina aanduidt. Het podiummoment is aangebroken. Twintig toeschouwers kijken vol interesse naar het orkest dat zich rond de pupiter en de dirigente opstelt. Wanneer de instrumenten afwisselend bespeeld worden, is het muisstil in de klas. De kleuters reageren als een getraind muzikaal publiek. Als de dirigente haar stokje neerhaalt, worden de componisten – muzikanten op luid applaus onthaald! Klasgenoten willen nu ook maar al te graag van deze activiteit genieten. We leggen de partituur boven bij de instrumenten, straks mogen andere muzikanten proeven van het Mozart gevoel!

www.youtube.com Jacques Brel parle des rêves (0’56). Muziek maakt slim. Wetenschappelijk onderzoek op Berlijnse basisscholen toont aan: muziekonderwijs stimuleert de intelligentie en de sociaalemotionele ontwikkeling van kinderen. H.G Bastian, uitg. dr. Panta rhei, 2003, ISBN 9076771324 1 2

18

19


ARTISHOCKoktober 2012

heid, ontluikende gecijferdheid zijn voorbeelden binnen het dagelijks aanbod Nederlands, wiskunde bij kleuters. Al van in de peuterklas worden kinderen in hun omgeving voortdurend geconfronteerd met letters en cijfers. Ze zien en horen heel de dag woorden en getallen. Bij muziek is dit anders. Kleuters worden omringd door liedjes, rijmpjes en kindermuziek. Zelden krijgen zij muzieknotaties te zien. Geschreven muziek is even boeiend als letters en cijfers. Laat kleuters vrij exploreren met muzikale symbolen. Niets zo fijn voor een kleuter als een toonladdertje do-re-mi-fa-sol zingen… Plaats in de boekenhoek bijvoorbeeld liedbundels met notenschrift. Leg op de schrijftafel notenbalken en partituren. Doe dit niet alleen in de week van het thema muziek. Laat muzieknotatie het hele jaar door deel uitmaken van de ontluikende geletterdheid.

Proeven van het Mozartgevoel

Kleuters krijgen praktisch dagelijks de kans om zich beeldend uit te drukken door talloze beeldactiviteiten met diverse technieken. Muziek in combinatie met beeld en beweging is een gekend gegeven binnen de methode, namelijk schrijfdans3. Peuters en kleuters krijgen vanuit beluisterde muziekstukken impulsen om hun schrijfmotoriek te trainen. Muzikale aspecten als snel- traag, hoog- laag, hard-zacht worden als vanzelfsprekend gevisualiseerd binnen deze methodiek. Meer doelgericht kan je kleuters bewust toonhoogtes of ritmes laten spelen en dit trachten weer te geven op papier. Ook dit is ontluikende geletterdheid, gecijferdheid. Kleuters leren muzikale patronen noteren vanuit hun eigen mogelijkheden. Ze worden gemotiveerd om bijvoorbeeld het aantal tellen te noteren en nadien te spelen. Of het geruis van een

20

ARTISHOCKoktober 2012

schudder tekenen en die dan groot of klein maken om vervolgens hard of zacht te spelen. Kleuters worden uitgedaagd om zelf beslissingen te nemen over de muziek die ze achteraf zullen spelen. Ze worden kleine componisten van hun eigen orkest. Om mijn ideeën uit te proberen, kreeg ik de kans om in een vrije basisschool in mijn buurt muziekactiviteiten aan te bieden bij peuters en kleuters. De leid(st)er werkte in haar vertrouwde thema en ik kwam met een aangepaste muziekactiviteit naar de klas. Een korte impressie uit een muziekactiviteit in kleine groep met acht 4-jarigen in een klas van 28 kleuters.

Orkest op het rekest.

Een klas vol kleuters plus een koffer even vol muziekinstrumenten betekent in veel gevallen oorverdovende chaos. Leid(st)ers vermijden liever zulk een luidruchtige, ongecontroleerde activiteiten. En gelijk hebben ze want het dagelijks blootgesteld staan aan veel te hoge decibels van schelle kinderstemmen vereist al voldoende energie en incasseringsvermogen van de juf of meester. Heel begrijpelijk dat muziekactiviteiten met instrumenten uitgesteld worden of zelfs verdwijnen uit de weekplanning. Toch weet iedereen hoe supergraag kleuters op instrumenten willen spelen. Betrokkenheid en welbevinden scoren altijd hoog bij deze activiteiten. Misschien kan mijn ervaring inspiratie brengen om het spelen op instrumenten op een aangename manier te laten verlopen…

Veel chaos maar nog meer betrokkenheid en welbevinden…

D

eze week werkt juf Marjan rond het thema Noordpool en Zuidpool met haar vijfjarige kleuters. Ik neem me voor om (als externe muziekjuf) deze grote groep van 28 vijfjarigen kennis te laten maken met muziek van de Noorse componist Edvard Grieg4. Hij componeerde een heel toegankelijke ‘Noorse dans’5 met een duidelijke ABA-structuur. De eerste melodie doet me denken aan waggelpassen van pinguïns. Het tweede deel zet in met snelle kronkelende beweging. Ik fantaseer er jonge zwierige zeehonden bij die wulps tussen de golven spartelen. Dan wordt het weer rustig en komt de eerste melodie terug tot het stuk eindigt met een hoge eindnoot. Alles wordt in een kinderpartituur gegoten: Op een groot karton breng ik met zwarte tape vijf lijnen aan met vooraan een grote solsleutel. Op en tussen de lijnen komen met klittenband ronde zwarte notenkoppen. Pinguïns en zeehonden worden geknipt en voorzien van klittenband. Klaar voor een mooie voorstelling op de muziek van Grieg. Gewapend met partituur en cd trek ik naar de kleuterklas. Stoelen en banken worden aan de kant gezet zodat 28 kleuters in een grote boog rond de muziekstaander kunnen zitten. Daarop verschijnt de partituur (zonder afbeeldingen). Henry merkt meteen op: “Hé da’s net als mijn broer, die speelt gitaar!” “Wat zie je dan?”,vraag ik. “Muzieknoten”,roepen enkele kleuters spontaan. “Inderdaad en kijk:” ik toon een cd van Klara For Kids “we gaan dadelijk naar muziek luisteren”. Meteen wordt het stil. De muziek start en de eerste pinguïn komt waggelend tevoorschijn. Na de eerste muzikale zin kleeft hij op de eerste noot. Bij de start van de tweede muzikale zin verschijnt de tweede pinguïn. Dan komt het B-deel met de zeehonden. De kleuters kijken en luisteren muisstil en geboeid naar de muziek. Meteen na de eerste kennismaking mogen enkele kleuters vertellen wat ze gezien en gehoord hebben. “Dansende pinguïns”, “Een viool”, “Zeehondjes”, “ik hoorde ook trompetten en

fluiten”. Ik wijs naar de partituur en vraag of iemand kan zeggen uit hoeveel delen dit muziekstuk bestaat. Het blijft even stil in de klas. Ik probeer opnieuw: “Misschien zien jullie dat er iets terugkomt in de muziek?” Brent antwoordt direct: “ ja de pinguïns komen terug”. Dan roept Elise: “ik denk drie delen”. Ik wijs meteen naar de eerste twee pinguïns als deel 1, dan de zeehonden als deel 2 en dan opnieuw de pinguïns als deel 3. “Zien jullie dat deel één terugkeert?” Alle kleuters kijken en beamen dit. Ik stel voor om de klas in drie groepen te delen. Maar eerst zullen we alles samen doen. “Wie kan eens tonen hoe pinguïns stappen?” Tamara toont fier de pasjes die ze ook al bij hun juf hebben uitgeprobeerd. “Hoe zouden we zeehondjes kunnen nabootsen?” “Op en neer met de armen samen” roept Elias. Hij toont een open neerwaartse duikbeweging. “Prima, misschien kunnen we in de kring waggelstapjes naar voor zetten en dan stilstaand op en neer gaan als duikende zeehonden.” De muziek start opnieuw, we beleven samen in de kring al bewegend de drie delen in de muziek. Ik merk op dat sommige kleuters mij helemaal nadoen en nog niet zelfstandig de delen kunnen onderscheiden. Hoe dan ook, door op de juiste momenten dezelfde bewegingen te maken, beleeft iedereen het verschil tussen de muzikale delen. Allemaal genietende gezichten die heel geconcentreerd zonder te praten bewegen op muziek. Nu de muziek al beter herkend wordt, is het tijd voor het grote werk. Orkestwerk! “De muziek die we beluisteren wordt gespeeld door orkestmuzikanten.” “Wie herkende er muziekinstrumenten?” Meteen komt er een stroom van reactie, Lina verwoordt als eerste: “ik hoorde violen, zo doen.” Ze imiteert de beweging van een strijkstok op een viool. Bas weet hoe dwarsfluiten klinken en bespeeld worden. Iemand anders hoorde duidelijk trompetten. Ik sta versteld van de kennis over instrumenten bij deze vijfjarigen. (Wie de mogelijkheid heeft om youtube6 op groot scherm te bekijken in de klas, raad

ik aan een kort fragment te tonen van het orkestwerk). Dan toon ik mijn koffertje vol slagwerkinstrumentjes. “Kijk, ik had graag trompet, viool en fluiten meegebracht, maar dat is veel te duur.” In de plaats daarvan heb ik andere instrumenten die we kunnen bespelen.” “We kunnen dadelijk zachtjes meespelen met het echte orkest.” “Deze schudders en belletjes kunnen we gebruiken wanneer de pinguïns waggelen.” “De stokjes en kleppers kunnen we laten horen wanneer de zeehonden snel op en neer duiken”. De instrumenten worden in groepen per soort verdeeld. “Wie is de baas van het orkest?” “De chef” roept Joris fel. “Ja dat klopt, het is de chef dirigent” beaam ik. Een dirigent heeft ook een dirigeerstok. Ik toon een lange fijne stok. “Hiermee wijst hij naar de muzikanten die in groep bij elkaar zitten”. Ik zet de muziek weer op en begin spontaan te dirigeren. De groepen spelen per muziekdeel (pinguïns, zeehonden) mee met het orkest. Ze kijken, luisteren, en spelen spontaan en enthousiast mee in de maat van de muziek. Af en toe moet ik een enkeling erop wijzen dat het de beurt is aan de andere groep, maar in het algemeen lukt het spelen in groepen opperbest! “Ik wil ook eens orkestmuzikant zijn, wie wil mijn dirigeerstok overnemen?” Direct springt Bas recht. Hij geeft me zijn schudder en neemt mijn dirigeerstok over. Ik laat de groepen wisselen van instrument. Schudders, tikstokken, kleppers, belletjes worden geruild. De muziek start opnieuw. Bas weet niet goed hoe hij moet beginnen. Ik toon hem de partituur. Daar wijst hij de pinguïns aan. De groepen met de schudders en belletjes starten met spelen. Fier kijkt Bas naar zijn orkest. Hij geniet duidelijk van het dirigeren, het gevoel van leiding hebben over een groep muzikant klasgenoten. Spijtig genoeg is de tijd om. Ik beloof de kleuters dat de partituur en de cd in de klas blijven. Vermoedelijk staat de komende dagen “orkest” op de agenda met een nieuwe chef dirigent. Kandidaten genoeg!

Dominique Temmerman werkt als muziekdocente in de lerarenopleiding bachelor kleuteronderwijs Hogeschool-Universiteit Brussel (HUB) en doet daar ook de stagebegeleiding. Als autodidact

ontwikkelde ze werkvormen voor muziekactiviteiten in kleuterklassen. Die werden in diverse kleuterklassen van Brabant en Brussel aan de praktijk getoetst.

Ragnhild Oussoren, auteur van “Schrijfdans”. www.schrijfdans.nl Edvard Grieg, 1843 – 1907, Bergen. Componist, pianist en dirigent. Stijl: Romantiek. 5 Cd Klara4Kids Ezels en Elfen, Nr 14: Norwegian Dance opus 35 N° 2 Allegretto tranquillo e grazioso. (2’08). 6 www.youtube.com Grieg – Norwegian Dance no.2 H.264 3 4

21


ARTISHOCKoktober 2012

Musica, impulscentrum voor muziek

Een interview met Herman Baeten en Paul Craenen

Musica ontstond vanuit een groep vrienden en een jongerenkoor, waaruit een festival groeide, het Deustival in Peer, een protestbeweging tegen de geplande afbraak van een 17de-eeuws kapel. Alles begon heel kleinschalig, men startte met de organisatie van cursussen voor volwassenen en kinderen, er kwam een tijdschrift en later ook facsimile’s onder de naam Alamire. Dan volgde de Dag Oude Muziek. Via erkenningen bij volksontwikkeling en jeugdwerk groeide Musica verder uit, maar door de verschillende regelgevingen moest dat in afzonderlijke organisaties gebeuren: Muziekactief, Mallemuze, Musica, Alamire, ze bestonden alle vier naast elkaar maar werden door dezelfde mensen gerund. In 1999 werd Musica uiteindelijk als één geheel erkend binnen het Muziekdecreet dat intussen is omgevormd tot het Kunstendecreet. Ondertussen staat Paul Craenen klaar om de bezieler van destijds, Herman Baeten, op te volgen. Paul, jij bent actief in DKO, bent ook bezig met hedendaagse muziek, wat is voor jou de motivatie om bij Musica aan de slag te gaan? Paul: Een samenloop van omstandigheden. De afgelopen 10 jaar heb ik naast mijn job als leraar in DKO behoorlijk radicale en experimentele dingen gedaan als componist. Ik heb daar erg veel uit geleerd, maar ik heb me nooit willen beperken tot het muzikantschap an sich. Ik was wel toe aan een nieuwe uitdaging. Daarnaast kwam het feit dat ik net een doctoraatsonderzoek in de kunsten had afgewerkt. De vacature bij Musica was een puzzelstukje dat op zijn plaats viel. Het is een organisatie waarin onderzoek en experiment een plek krijgen, maar dan wel vanuit een breed perspectief en met de bedoeling er zoveel mogelijk mensen mee te bereiken. Ik hou van de link tussen de kunstpraktijk en alles wat beschouwend of onderzoekend en experimenterend is. Belangrijk was dat ik Musica al een beetje kende en wist waarvoor het stond. Ik ben er ooit docent geweest op een zomerkamp, heb er een soundwalk gegidst. Dat was in de beginperiode van Klankenbos, rond 2007. Ik herinner me dat ik rondwandelde op het domein en me afvroeg wat dat Klankenbos eigenlijk was, en vooral wat het nog zou kunnen worden. Ik heb daar

22

toen nog een artikel over geschreven, maar ik kon toen niet vermoeden dat ik ooit de kans zou krijgen om die vragen in de realiteit te beantwoorden. Even polariseren: Herman, jij komt als musicoloog vanuit de oude muziek, vanuit de jaren ‘60 met de goesting om dingen te veranderen. Paul, als hedendaagse componist van een andere generatie. Hoe zie jij de toekomst dan? Paul: Van Musica? De eerste vraag voor mij is niet de toekomst van Musica maar wel wat er vandaag nodig is, waaraan moeten we werken, waar de mogelijkheden liggen. Het belangrijkste verschil tussen Herman en mezelf is dat wij in een totaal ander tijdvak beginnen, met andere mogelijkheden en misschien ook een ander geloof in wat mogelijk en haalbaar is. Alleen al het idee van een revolte die bij de generatie van Herman sterk speelde, is vandaag minder evident. Hebben we nog die ruimte om iets radicaal nieuws te stellen in de plaats van wat er al is? De economische achtergrond is veranderd, er is een toegenomen besef dat middelen eindig en mensen beperkt flexibel zijn. De druk om vooral efficiënt te zijn, weegt momenteel sterk op de gehele culturele sector. Er zijn wel veel nieuwe mogelijkheden, maar die hebben ook hun nevenwerkingen. Een voorbeeld zijn de nieuwe communicatiemidde-

len. Die zorgen voor een mobiliserend vermogen dat Paul: Inderdaad, maar daar tegenover staat dat alles groter is dan ooit tevoren. Maar anderzijds zorgt dat wel complexer geworden is, denk ik. Bepaalde dingen ervoor dat alles wat fonkelt als nieuw meteen voor ie- die 30-40 jaar geleden ontvoogdend waren, behoren dereen zichtbaar is en recupereerbaar wordt. Met als vandaag tot een mainstream mentaliteit die soms het gevolg dat je in een rat race terecht riskeert te komen bewustzijn van zijn oorsprong is verloren. Zodat je als je voortdurend je eigen unieke karakter in de verf soms de omgekeerde weg moet volgen om de gemeenprobeert te zetten. Ik denk dat we in onze sector van- schap wakker te schudden. En dat zie je ook gebeudaag soms teveel bezig zijn met een opbod aan aan- ren. Bepaalde houdingen die vroeger als conservatief kondigingen en zelfverheerlijking. Er is kortweg teveel zouden zijn bestempeld, krijgen vandaag weer een communicatie en te weinig inhoud. Op termijn zie ik elan, ze vertegenwoordigen weer iets. Ik sta daar krimeer heil in een bescheidener houding, waarbij je je tisch tegenover, want het is dikwijls erg ondoorzichtig als organisatie zoveel mogelijk richt op inhoudelijk waarom vandaag iets als progressief of conservatief werk, en daarbij op een zo intelligent mogelijke manier omgaat met de ver- In onze sector is er teveel wachtingen van de buitenwereld. Dat leidt misschien tot pragmatischer en communicatie en te weinig inhoud. minder zichtbare revoluties, maar misschien ook wel tot duurzamere effecten. In onze wordt aangevoeld. Denk maar aan de plaats van kunst sector is er teveel communicatie en te weinig inhoud. en cultuur in de samenleving. Er is net een beleidsHerman: Je mag niet vergeten dat die revolte voor ons nota uit over cultuureducatie vol mooie, progressieve een stuk noodzakelijke ontvoogding was. De druk van idealen waar je zonder problemen mee akkoord kan de katholieke kerk bijvoorbeeld, was toen immens gaan. Maar opvallend is dat kunsteducatie in de nota groot. Je moest niet proberen een beetje uit de pas te bijna niet vernoemd wordt. Dat begrip wordt haast lopen, dus liepen we heel erg uit de pas, dan wisten we angstvallig vermeden en vervangen door cultuur. Wat zeker dat we conflicten kregen. We liepen rond met de natuurlijk een veel bredere, en daarmee ook conservaslechtste kleren, gewoon om ons af te zetten tegen de tievere lading heeft, want alles wat we gewoon zijn te opvoeding. En we waren met veel, met honderddui- doen, behoort tot onze cultuur. Hoe reageer je daarop zenden in Vlaanderen, een echte beweging. Die ont- als kunsteducatieve organisatie? Neem je het op voor voogding moeten jullie niet meer meemaken, en zeker die kunst die zich in onze westerse traditie bijna per de jonge mensen niet meer. definitie richt op het buiten-gewone, dan neem je te-

23


ARTISHOCKoktober 2012

gelijk een standpunt in dat door velen als een verdediging van het verleden wordt bestempeld. Tegelijk scherpen dergelijke discussies de vraag waarvoor we vandaag precies willen strijden. Uiteraard is iedereen pro creativiteit, maar dan vooral wanneer het begrepen kan worden vanuit de context van de creative industries. De enige reden waarom die term nu ook in de kunstensector ingang vindt, is dat het artistieke praktijken in een economisch model en economische logica zichtbaar maakt. Op zich een goede zaak, maar het gevaar is dat het economische het enige argument wordt voor creativiteit. En dan verlies je gegarandeerd die autonomie, die artistieke vrijheid die we zolang op een voetstuk hebben geplaatst. Wat ik graag in uw verhaal hoor, is het inzetten op het artistieke. Dat is een statement dat men nu kan maken: degelijk met het artistieke bezig zijn. Niemand lijkt dat nog te doen. Net hetzelfde voor het puur educatieve. De trend is dat alles socio-cultureel moet zijn, maar daarmee worden naar mijn mening te vaak flauwe afkooksels gemaakt. Paul: Succes hebben is niet zo moeilijk. Je kan goed draaiende zomeractiviteiten organiseren voor kinderen, zoekacties, verjaardagsfeestjes met een educatief moment... Kinderen zijn altijd een goed glijmiddel. Het is het laatste waarop mensen besparen, en als ouders zien dat hun kinderen zich amuseren, heb je eigenlijk al gewonnen spel. Maar wij moeten een stap verder durven gaan. Als impulscentrum staan wij per definitie aan de rand, onze taak bestaat erin voortdu-

24

rend de mogelijkheden te onderzoeken voor een andere muziekeducatie. Herman: Ja, dat is zo, ik denk dat dat ook de reden is waarom er een ander type dan ikzelf de organisatie zal leiden. Ik had niet graag dat er een copy-paste iemand kwam. Je moet alles wat er vandaag is in vraag durven stellen, zowel wat er rondom ons heen gebeurt als wat we zelf doen. Dus Paul zal wel bekijken wat en hoe hij dat doet. Soms is het beter om met een blanco blad te beginnen. Als iets niet meer nodig is, stop er dan mee, doe iets anders. Telkens wanneer er weer nieuwe mensen bij ons kwamen, nieuwe stafmedewerkers bijvoorbeeld, dan zag je nieuwe trajecten ontstaan, zag je de organisatie dynamisch andere richtingen inslaan. Hoe Klankenbos gegroeid is, is een typisch voorbeeld van de dynamiek van de organisatie. Het was nooit de bedoeling om daarmee te starten. Toen Brugge culturele hoofdstad was, hadden ze veertien klankinstallaties staan. Ik ben daar naar toegegaan, en er werkten er maar drie zoals het hoorde. Dus bij de rest werkte er helemaal niks of waren er problemen. In andere culturele hoofdsteden hebben ze nadien ook nog geprobeerd, maar ook daar werkte het niet echt. En toen dachten wij: we gaan dat ook proberen, maar beter. We hebben toen de mensen van stichting Intro in Situ van Maastricht ontmoet en samen met hen een Europees project aangevraagd. Dat geld hebben we gekregen en dan zijn we gestart. Maar aanvankelijk was het alleen de bedoeling om drie jaar lang experimenten te doen. Maar er stonden intussen een paar stevige installaties,

en dan zegt je: we gaan die toch niet afbreken? Zo is het begonnen, er kwamen steeds installaties bij, het was niet meer te stoppen. Klankenbos is een typisch voorbeeld van de dynamiek in onze organisatie. En zo zullen er nog wel projecten komen. In ons beleidsplan 2007 - 2009 stond geen letter over werken met baby’s en in 2008 hebben we al een groot Babelutfestival neergezet. Ik wil maar zeggen: dat zijn dingen die op je afkomen, die je aanpakt en die tegelijk misschien één van de bedreigingen voor de organisatie vormen. Soms wil je te veel doen en dan moet je op een gegeven moment keuzes maken en inperken. Paul: We kunnen niet alles zelf doen. Iets waar we zo stilaan wel overeenstemming rond krijgen, is dat we ons in de toekomst vooral moeten gaan richten op nascholingen, op de mensen die professioneel met kinderen en jongeren bezig zijn. We proberen bijvoorbeeld sterkere banden te smeden met scholen, vormingsinstellingen en deeltijds kunstonderwijs. Het is denk ik een kwestie van de juiste formules te vinden. Zoals in ons CONNECT – project dat ondersteund wordt door Verdi. Twaalf mensen uit verschillende academies volgen vijf sessies met internationale specialisten rond creatieve werkvormen aan het klavier. We zorgen voor een historische invalshoek en maken een verbinding met hedendaagse benaderingen en onderzoek. Daarmee slagen we erin om mensen warm te krijgen vanuit de muziek die hen zelf nauw aan het hart ligt. De deelnemers aan het project zijn zelf allemaal leraar, het zijn geen leerlingen, we beschouwen ze als ambassadeurs. Bedoeling is trouwens dat ze na de sessies met het aangereikte materiaal zelf een jaar lang aan de slag gaan in hun eigen praktijk, dat ze collega’s meetrekken en dat er vanuit die ervaringen een internationale publicatie en een werkinstrument kan ontstaan. Eén van de kernpunten van het nieuwe kunstendecreet is dat expertise achteraf meer moet gedeeld worden. Paul: Daar ga ik mee akkoord. Waar ik sterk in geloof is dat alles verloopt volgens de formule waarbij je klein start, met een zuiver geformuleerde doelstelling zoals in het CONNECT-project, en dat vervolgens via de mensen zelf de bal aan het rollen geraakt zodat je een veel grotere verspreiding krijgt dan wanneer je zelf alle workshops zou organiseren. Daarnaast denken we ook na of we onze resultaten in traditionele formats moeten blijven publiceren zoals werkmappen of boeken, of dat we eerder op zoek moeten gaan naar oplossingen online. Zowel voor het CONNECT project als voor Klankatlas, een project rond Limburgse soundscapes, onderzoeken we momenteel nieuwe manieren van

verspreiding. De nieuwe media maken ook andere manieren van werken mogelijk. Een project is vandaag iets anders dan 10 jaar geleden. Afstand is veel minder een probleem dan 10, laat staan 20 of 30 jaar geleden. Als er iemand met expertise zit in Oostende, dan houdt er ons niet veel meer tegen om er op een heel intense manier mee samen te werken. Bovenlokale samenwerking wordt de toekomst. Herman: Als organisatie hebben we altijd in heel Vlaanderen gewerkt. Dat voelen we soms bij de Neerpeltenaren. Wat Musica is, dat weten ze niet, maar Klankenbos kennen ze allemaal. Op Vlaams niveau of internationaal kennen ze je, maar lokaal niet meer. Daar moet je ook mee opletten, want je moet natuurlijk ook je basis blijven houden. Daarom ook dat we

Klankenbos is een typisch voorbeeld van de dynamiek in onze organisatie. belang blijven hechten aan lokale projecten, zoals ons community art project, Samhain, waarbij we lokale groepen op een heel ander manier gaan confronteren met kunst. Wat gebeurt daar precies? Herman: We laten bijvoorbeeld de drumband van een schutterij samenwerken met een artiest die op een heel moderne wijze met percussie bezig is. In plaats van marsjes te trommelen, mogen ze met reuze bamboestokken aan het werk gaan, op een heel aparte manier, in een mooie uitlichting. Je merkt dan hoe die jongens en meisjes openbloeien. “Waarom doen we dat niet wekelijks?”, vragen ze dan. Maar dat hoeft niet wekelijks, het is voldoende om ze die goesting mee te geven om op een andere manier met muziek en kunst aan de slag te gaan. Die twee bewegingen blijven voor Musica belangrijk: mensen lokaal goesting geven en toch ook aan die artistieke kwaliteit en aan die internationale contacten blijven werken. Hoe ziet de toekomst er uit? Paul: Er zijn bepaalde doelgroepen waar we momenteel nauwelijks op inzetten. Scholieren secundair onderwijs bijvoorbeeld, daar zie ik wel mogelijkheden liggen. Ik ben zelf goed thuis in het artistiek gebruik van nieuwe technologieën. Het werken rond apps bijvoorbeeld. Dat is iets waar alle jongeren vertrouwd mee zijn. Je kan daar ongelofelijk creatieve dingen mee doen, op voorwaarde dat je niet uitgaat van wat al voorgepro-

25


ARTISHOCKoktober 2012

ARTISHOCKoktober 2012

grammeerd is. De meeste software is dikwijls niet echt open, en dwingt je muzikaal in een vooraf bestemde richting. Een bewustzijn daarrond losmaken via een experimenterende invalshoek - vergelijk het met het uitproberen van alternatieve speeltechnieken op klassieke instrumenten - kan een erg interessant project

tafoor wordt voor iets vluchtigs, iets waarvan we helemaal niet zo zeker zijn. En dat onzekere vergeten we nogal snel, vooral als de koppelingen tussen de gevisualiseerde breinactiviteit en onze handelingen, emoties en gedachten steeds sterker en gedetailleerder worden. Hoe nauwkeuriger je breinprocessen kan beschrijven in termen van endorfinen, synapsen, mri-patronen en dergelijke, hoe groter de We willen meer inzetten op verleiding wordt om ons denken, ervaren en scholieren secundair onderwijs. handelen te herleiden tot die objectiveerbare gegevens. opleveren. We willen meer inzetten op scholieren se- Herman: Muziek is iets bijzonders. Vanaf het mocundair onderwijs. ment dat we als organisatie onder kunsteducatie vieMaar ook met oude muziek hebben we een aantal ver- len, mocht je zeker niet meer zeggen dat muziek een nieuwende projecten op stapel staan, zoals het Van bijzondere kunst was. Ik ben er nu van overtuigd dat Veldeke-project dat in 2013 vorm zal krijgen. muziek toch wel een hele speciale plaats heeft. Als je Herman: Als je Van Veldeke leest of hoort voordragen kijkt naar de middeleeuwse Artes: muziek was er een kan je er niet veel van opsteken, toch zeker de gewone onderdeel van, de rest van de kunsten niet. Ze zat zoleek niet. Dat is voer voor de onderzoekers. Maar is wel aan de wetenschappelijke als aan de kunstzinnige het daarom materiaal dat niemand meer kan aanspre- kant. ken? Natuurlijk niet, maar je moet wel naar een ge- Paul: Al werd bij die middeleeuwse Artes de muziek paste hedendaagse format zoeken en het muzikale vo- vooral als een getalmatig fenomeen bestudeerd. Het cabularium reconstrueren. Traditie, ofwel ga je ermee synchroniserende en participerende effect van muziek, om ofwel kies je om er niet mee om te gaan, dat is ook cruciaal in bijvoorbeeld volksmuziek, hoorde daar bij weer een keuze die je maakt. mijn weten niet bij. En het is precies dat wat vandaag Herman: Je kunt je verleden niet weggommen. de belangstelling van de wetenschap losmaakt. Hoe zouden jullie de educatieve missie/doelstelling Herman: Het schijnt dat je verschillende hersenfuncvan Musica samenvatten? ties tegelijk moet activeren in je hersenen als je aan Paul: Een brede focus voor de komende jaren, over alle het musiceren bent. activiteiten heen, is het inzetten op informeel leren Paul: Het is synchroniserend op verschillende niveaus. en breinvriendelijk musiceren. Kort samengevat Zelfs bij passieve muzikale beluistering wordt er dikgaat het om het creĂŤren van omgevingen die het muzi- wijls een soort van onderdrukte motorische participakale leerpotentieel van mensen optimaal aanspreken. tie in gang gezet. Net zoals ons hele denken en ervaDikwijls betekent dat op een heel andere manier te ren, is ons vermogen om van muziek te genieten sterk werk gaan dan wat gangbaar is in het huidige muziek- verankerd in het lichaam, in het hebben van een lijf. onderwijs. In het al eerder vernoemde CONNECT- De kracht van het samen musiceren is ongelooflijk project proberen we daar rond te werken. Maar het sterk. is een ambitie die eigenlijk in alle projecten zit, al het Herman: Kijk maar hoe je je in groep voelt als je samen is nog niet altijd even duidelijk hoe en wat. We willen begint te zingen ... dat geeft een enorme energie en daar in de toekomst in ontwikkelen en bijleren. On- groepsgevoel. der andere door zelf een symposium en een congres te Herman, jij gaat nu genieten van je pensioen? organiseren, door know-how uit het buitenland naar Herman: Ik geniet mijn heel leven lang al, dus ... Ik blijf hier te halen en door gerichte experimenten op te zet- nog tot einde 2013 binnen de organisatie functioneten. Tegelijkertijd moet je vooruitdenken, en zelfs ver- ren, en daarna kan Musica nog zoveel beroep doen op der denken dan de professoren die via systematisch mij als nodig is, maar dan niet meer als leidinggevende onderzoek en nieuwe breintechnologieĂŤn een nieuw of als vast personeelslid. De organisatie moet in ieder licht werpen op muzikale leerprocessen. Wat er van- geval haar eigen weg gaan, dat is het belangrijkste. daag in de wetenschap gebeurt, is heel fascinerend en de evoluties gaan enorm snel, maar het spreken over Deze tekst is een verkorte weergave van het oorspronkelijke interhet brein heeft ook altijd iets problematisch. Vooral view. De volledige tekst kan u nalezen op www.muzes.be omdat het brein soms ongemerkt een materiĂŤle me- Tekst: Rein Meus

26

27


ARTISHOCKoktober 2012

ARTISHOCKoktober 2012

Aifoon: Actief onderzoek van stilte

Reizen, jagen en spioneren staan centraal in ons werk

“Stilte op een actieve manier onderzoeken” is het uitgangspunt van de werking van de educatieve kunstenorganisatie Aifoon vzw (www.aifoon.org). Tien jaar geleden vroeg Aifoon aan kinderen uit basisscholen hoe ze de weg van huis naar school beleefden en daagde de organisatie hen uit om deze beleving te vertalen aan de hand van geluidsopnames en –composities. Ondertussen werkte Aifoon samen met zowel kinderen, als jongeren, als (kunst)docenten, als gedetineerden, als volwassenen met visuele handicap… Dit zowel in een schoolse, een vrijetijds-, als in een artistieke context. Ondertussen staan een kleine tweehonderd diepgaande activiteiten over gans Vlaanderen en daarbuiten op hun portfolio.

W

anneer er gesproken wordt over geluid, dan heeft deze organisatie het niet over muziek noch over stem, maar over opgenomen geluiden die door de deelnemer zelf bepaald of gemanipuleerd worden. Aifoon benadert geluid niet alleen als trilling maar ook als drager van inhoud (gevoelens, intenties...). Aifoon neemt het concept van een open en creatief laboratorium dat stilte als uitgangspunt heeft; een relatieve stilte waaraan de deelnemers op een intuïtieve en poëtische manier geluiden kunnen toevoegen, vastleggen en ordenen. Hierbij maken ze de deelnemers bewust van hun omgeving, van de verschillende manieren van luisteren, van de muzikaliteit die geluiden in zich dragen en in combinatie met elkaar kunnen veroorzaken. Met deze monumentalisering van stilte wil Aifoon mensen het (dis)comfort en de mogelijkheid geven om te experimenteren en improviseren. Een wit blad waarop mensen dwars van bestaande modes en codes (medium geluid is gevrijwaard van genres waar mensen zich kunnen achter verschuilen) hun tijd en ruimte zelf kunnen bepalen om op een muzikale manier te communiceren over hun beleving.

communicatie die als een nieuwe vorm van geletterdheid wordt gezien, maar het opent ook deuren waarbij mensen elkaar als gelijken zien, namelijk als een individu met een eigen traject, een eigen wereld, een eigen cultuur en een eigen waarheid. Dit zorgt in klasverband vaak voor nieuwe verhoudingen binnen de groep.

Thematisch wordt voornamelijk gewerkt rond topografie (de weg van huis naar school, de stad, de buurt) en rond beeldcultuur (soundtracks maken voor beeldende kunst, film, foto’s). Voor resultaten van het proces worden platformen gezocht of gecreëerd waarop ze het best kunnen resoneren; hun website, plaatselijke openbare ruimtes, via hun jaarlijks geluidsevent of door het in te bedden in de tentoonstelling van een museum (S.M.A.K., MuHKA, Gent Festival van Vlaanderen, KC Netwerk…) Kortom: de kunst-educatieve sterkte van Aifoon is dat geluid niet-gecodeerd is en techniek als middel ingezet wordt om op een poëtische manier te communiceren. Beide troeven zorgen ervoor dat iedere deelnemer zowel jong als oud zonder voorkennis kán deelnemen en dat de vijver waaruit we vissen de akoestische wereld is waarvan we dagelijks deel uit maken en aandeel in hebben. Opname wordt met andere woorden een instrument om onze persoonlijke beleving uit te drukken en de stilte is de omgeving waaruit we plukken, deel van uitmaken en resultaten naar terugkoppelen. Hiervoor liet Aifoon zich inspireren door het werk van John Cage: “There is no such thing as an empty space or an empty time. There is always something to see, something to hear. In fact, try as we may to make a silence, we cannot.”

vatie, een diepe confrontatie met en analyse van de alledaagse akoestische ecologie rondom ons. Afhankelijk van de context zal Aifoon schijnbaar passief, maar met een uitermate actieve luisterhouding een sonore wereld trachten te observeren of te creëren. Aansluitend hierop wil Aifoon met zijn werk een alternatieve houding aanbieden die eerder intuïtief, improvisatorisch en op een vaak niet-rationele manier oplossingen biedt ten aanzien van probleemstellingen. Er bestaat in deze materie Aifoon benadert geluid niet alleen als immers geen waar of vals en leren zo op een trilling maar ook als drager van inhoud deelnemers heel tolerante manier om te Qua houding wordt er gekozen voor vertraging en gaan met interpretaties en diversiteit. Aifoon ziet niet vaak ook voor een bijna meditatieve geluidsobser- alleen heel veel enthousiasme voor de audiovisuele

28

29


ARTISHOCKoktober 2012

Penseelprinsessen & broodschilderessen. Vrouwen in de beeldende kunst [1808-1913].

D

e titel wijst op twee types kunstenaressen die actief waren in de 19e eeuw. Enerzijds bestond er een grote groep vrouwen, uit de hogere standen en de gegoede burgerij, die tijdens hun opvoeding de teken- en schilderkunst hadden geleerd en die daarna de kunst uit liefhebberij beoefenden en hiermee in de openbaarheid traden, de penseelprinsessen. Anderzijds waren er evenveel vrouwen die een beroep als kunstenares hadden en met de verkoop van hun werk een deel van hun inkomen genereerden, de broodschilderessen. Het merendeel van de kunstenaressen situeert zich tussen deze twee types. Waarom behandelt men precies deze periode? 1808 is het jaar waarin de eerste tentoonstelling voor de hedendaagse kunst werd georganiseerd, maar zeker niet de laatste. Deze exposities die regelmatig werden georganiseerd gaven kunstenaars en kunstenaressen de mogelijkheid om met hun kunst naar buiten te treden. In 1913 werd de nationale vrouwententoonstelling georganiseerd. De negentiende eeuw is een veelzijdig tijdperk, waarin normen en waarden van de kunstwereld op losse schroeven kwamen te staan. Onbekend tot nu toe is dat naast ongeveer 6200 kunstenaars ook circa 1100 kunstenaressen in Nederland werkzaam zijn geweest. De meeste van hen raakten na hun dood in de vergetelheid. Het is niet zo dat de kunstwereld van toen ongunstig tegenover vrouwen stond en dat kunstbeoefening vooral een vrijetijdsbesteding was voor welgestelde dames.

Dit boek werpt een nieuw licht op deze vrouwen. Aan de hand van drie thema’s – de onderwijsmogelijkheden, de beroepspraktijk en de receptie - wordt er geprobeerd een realistisch beeld te geven van de mogelijkheden die de vrouwen hadden om zich als kunstenares in Nederland te ontwikkelen en te profileren. Wellicht is het algemeen niet geweten dat er veel vrouwelijke kunstenaars bestonden in de negentiende eeuw. Er wordt voornamelijk over mannen gesproken in kunstboeken. Het is daarom interessant dit boek te lezen en zo meer te weten te komen over de kunstenaressen uit deze tijd. Het boek onderzoekt enkel vrouwen uit de Nederlandse kunstgeschiedenis, dat is misschien jammer, maar wel duidelijk afgebakend. In Nederland konden vrouwen zich, in vergelijking met België en Frankrijk, gemakkelijker profileren als professioneel kunstenaressen. In Nederland werden ze wel toegelaten tot de academies. Het boek informeert de lezer over de beeldvorming van oude meesteressen in de negentiende eeuw, over het kunstonderwijs voor vrouwen, de beroepspraktijk van kunstenaressen en de kunstkritiek. Het boek is ook voorzien van mooie afbeeldingen, zodat de lezer een beeld krijgt van de werken van de vrouwelijke kunstenaars. Een boek voor iedereen die graag bezig is met kunst. Penseelprinsessen & broodschilderessen. Vrouwen in de beeldende kunst 1808-1913, uitg. dr. Thoth, Bussum, 2012, ISBN 978 90 6868 588 6, €29,50. Sofie Lambrechts

31


ARTISHOCKoktober 2012

ARTISHOCKoktober 2012

Humor in je boekentas

L

achen is gezond! Een uitspraak die door menig wetenschapper kan worden bevestigd. Wij hebben allen nood aan een lach in ons drukke bestaan. Samen lachen en genieten doet deugd en wakkert de intimiteit aan. Hoe kan je humor op een verantwoorde manier integreren in je dagelijks lespraktijk? Hoe kan je humor aanbieden tijdens je lessen én vermijden dat het louter samen lachen en grappen maken wordt? Hoe kan je humor een plaats geven in het leven van kinderen? Dit boekje is een bron aan inspiratie van spelletjes, oefeningen, tips, ideeën waar je in de klas mee aan de slag

kan. Je kan samen met je leerlingen werken rond humor en de kracht van humor samen ontdekken. Het boekje gaat van start met een korte theoretische uiteenzetting over het belang van humor. De activiteiten zijn verdeeld over verschillende leeftijdsgroepen en mits een kleine aanpassing kunnen activiteiten door verschillende leeftijdsgroepen worden uitgevoerd. Een waardevol instrument om humor in je boekentas te steken. Veel plezier! Wendy De Busser, Evelyne De Grauwe, Els van Esbroeck: Humor in je boekentas, uitg. dr. Abimo, Sint-Niklaas, 2008, ISBN 97-890593-24046, € 12. Sofie Bastiaensen

Eén twee drie vier. Een scala van kinderliedjes

T

oevallig ontdekt als cadeautje en aangenaam verrast: Eén twee drie vier bundelt meer dan 40 korte kinderliedjes die peuters, kleuters en kinderen vanaf 2 jaar aanspreken en algemeen bekend zijn bij mama’s, papa’s en kleuterleid(st)ers. Van verjaardagsliedjes over sinterklaasliedjes tot slaapliedjes en kabouterliedjes, Scaletta o.l.v. Krista en Stijn Kolacny zingt het allemaal met kinderlijk gemak én zuiver, ondersteund door een eenvoudige pianobegeleiding. Voor de allerkleinsten hoeft dit niet meer te zijn, ze zijn er dol op en breiden spelenderwijs hun woordenschat uit. Jammer dat af en toe een Vlaams-Brabants accent de bovenhand neemt, maar verder puik vocaal werk. De akkoordnotatie bij de liedteksten is voor muzikanten eerder ongebruikelijk, maar wel eenvoudig voor iedereen. Elk liedje wordt opgesmukt met een leuke tekening van Annemie Berebrouckx waaraan een spelletje verbonden is. Deze cd gaat alvast mee op autovakantie! Eén twee drie vier. Een scala van kinderliedjes, uitg. dr. Afijn/Clavis, Hasselt, 2004, ISBN 978 90 5933 059 7, €24,95. Liesbeth Segers

32

33


ARTISHOCKoktober 2012

ARTISHOCKoktober 2012

Studiedagen en nascholingen Oktober 2012 Doorgedrukt, op 15 oktober te Jette. In deze workshop schuif je het klassieke penseel aan de kant en ga je met andere materialen aan de slag. Verschillende druk- en schildertechnieken komen aan bod, zonder de techniek op het voorplan te zetten. Plezier en experimenteervreugde zijn verzekerd! http://www.g-o.be Peuter- en kleuterschrijfdans: bewegen en schrijbelen op liedjes (BaO), op 8 oktober te Tielt. Schrijbelen is van kriebelen en krassen naar de meest elementaire basisbewegingen ( ronden, rechten, arcades, guirlandes, doorgaande, verbonden lijnen) gaan. De begeleiders geven een inleiding en daarna gaat iedereen aan de slag met de aangeleerde technieken. http://www.eekhoutcentrum.be Met Vincent en zijn vrienden naar de klas (BaO), op 17 oktober te Kortrijk. Vincent van Gogh is de eregast tijdens deze workshop. Aan de hand van zijn werk en schildertechniek worden een creatieve sessie gecreëerd waarbij vooral wordt nagegaan in hoeverre kinderen aan de slag kunnen met zijn kunst. http://www.eekhoutcentrum.be Joepie Muziek! (BaO) Op 17 oktober te Mechelen. In deze navorming wordt het leerplan muziek/muzische vorming uitgepluist. Daarna

worden de doelstellingen verbonden aan praktische opdrachten met voldoende creativiteit. www.lessius.eu/leon Druk druk druk (BaO), op 17 oktober te Kortrijk. De deelnemers van deze workshop maken uitgebreid kennis met het begrip ‘grafische kunst’. Zowel het theoretische als praktische luik wordt besproken, met een specifieke focus op mogelijke lesideeën. http://www.eekhoutcentrum.be Onvergetelijke verhalen, op 19 oktober te Jette. Iedereen kent een heleboel verhalen, maar hoe vertel je een goed verhaal? Zorg ervoor dat je leerlingen aan je lippen hangen. Spannend, droevig, ko­misch… alles kan. Goed voor iedereen met een losgeslagen fantasie! http://www.g-o.be Creatieve stemspelletjes met jonge kinderen (BaO), op 23 oktober te Kortrijk. Verken op een creatieve manier het uitgebreide gamma aan spelletjes en mogelijkheden die je met je eigen stem kan creëren. De aandacht gaat hier specifiek uit op jonge kinderen. http://www.eekhoutcentrum.be Wiskunde en dans, op 23 oktober te Jette. Wiskunde en dans hebben meer gemeen dan je op het eerste zicht zou denken. Net als muziek is dans een kunstvorm die de tijd als vormend element gebruikt, en net als bij beeld speelt ruimte een cruciale rol. http://www.g-o.be

Luisterspel (BaO), op 24 oktober te Kortrijk. In deze workshop worden de nieuwe mogelijkheden voor muzieksamenstelling op technisch vlak onderzocht. Een inleiding tot het werken met Freeware (zoals Audacity) en het Apple programma ‘Garageband’ wordt gegeven. De traditionele manier, het opnemen en bewerken met een cassetterecorder komt ook aan bod. http://www.eekhoutcentrum.be Screenen en upgraden van je eigen muzikale talenten, op 25 oktober te Jette. Als leerkracht vertrek je vanuit je eigen talenten om leerlingen mee te nemen in een muzisch-creatief verhaal. Competenties zijn noodzakelijk om in elk domein maturiteit en technische kennis te verwerven en die verder te ontwikkelen. http://www.g-o.be

November 2012 Muzikale dialogen (BaO), op 6 november te Kortrijk. Geïnspireerd door de Music Learning Theory van Edwin Gordon zal deze workshop ingaan op de muzikale ontwikkeling van het kind. Het ankerpunt ligt hier bij de opbouw van een muzikaal vocabularium op jonge leeftijd. http://www.eekhoutcentrum.be Zingen het hele jaar rond (voor de onderbouw - van eerste t.e.m. derde leerjaar) (BaO), op 7 & 21 november te Mechelen. Voor leerkrachten van het eerste tot het derde leerjaar wordt gewerkt rond zang in de klasruimte. Een tiental alternatieve liederen worden aangeleerd, telkens met een specifieke focus naar een uitwerking binnen andere lessen. www.lessius.eu/leon Hoe teken ik met kinderen in de klas? (BaO), op 9 november te Mechelen. Op een laagdrempelige manier gaan de deelnemers aan de slag met verschillende tekentechnieken. De bedoeling is om een correcte muzische vorming rond tekenen voor kinderen te creëren. www.lessius.eu/leon Dag Meneer de Vuurtoren (BaO), op 14 november te Assebroek (Brugge). Het prentenboek ‘dag Meneer de Vuurtoren’ is het uitgangspunt voor deze workshop. Hier rond worden verschillende muzische activiteiten uitgebouwd met als doelpubliek kleuters en peuters. http://www.eekhoutcentrum.be Dansen doorheen sprookjes, op 16 november te Jette. Je gaat als leerkracht zelf creatief aan de slag met verzinnen, kijken, maken, weggooien, behouden, snel keuzes maken. Bovendien leer je te

vertrouwen op je eigen creativiteit en die van je leerlingen, zodat dansen een plezier wordt en geen last. http://www.g-o.be Muzisch hoekenwerk, op 19 november te Kortrijk. Hoe muzische vorming integreren in het klassieke hoekenwerk? In deze workshop maken de deelnemers actief kennis met de verschillende mogelijkheden van het muzisch hoekenwerk. http://www.eekhoutcentrum.be Sketchup, op 20 november te Jette. Sketchup is een computerprogramma ontworpen om gebruikers op een eenvoudige manier in 3D te laten tekenen. Kortom, dit programma biedt tal van mogelijkheden om gratis aan de slag te gaan en te experimenteren met het ontwerpen in 3D binnen de lessen Plastische Opvoeding. http://www.g-o.be

December 2012 Inspirator voor muzische vorming (BaO), op 3, 10 & 17 december te Kortrijk. Deze driedaagse masterclass heeft als doel de deelnemers op te bouwen tot zelfstandige leiders van een creatief team waarbij ze zelf op zoek gaan naar de verschillende mogelijkheden om andere collega’s te inspireren. http://www.eekhoutcentrum.be Muzikale kamishibai (BaO), op 11 december te Kortrijk. Kamishibai is een vorm van Japans theater waar met papieren poppetjes een heus verhaal wordt gecreëerd. De workshop geeft een inleiding tot deze oosterse parel met specifieke aandacht voor de toepasbaarheid in de klas. http://www.eekhoutcentrum.be Bodypercussie (BaO), 12 december te Mechelen. Muziek maken met je lichaam, dat is bodypercussie. Creatieve geesten kunnen terecht op deze nascholing voor bruikbare bewegingen maar vooral veel tips en een aangename namiddag. www.lessius.eu/leon We stelen de show (BaO), 14 december te Mechelen. Voor elke school die jaren afhankelijk is voor de hulp van externen bij de voorbereiding van een schoolfeest of cultureel event. Deze nascholing is specifiek bedoeld om hiervoor een oplossing te vinden en de leerkrachten zelf op te leiden tot waren eventplanners. www.lessius.eu/leon

ARTISHOCK

Driemaandelijks tijdschrift voor kunst en cultuur in het onderwijs

Hoofdredacteur: Hans Van Regenmortel Eindredactie: Liesbeth Segers en Loes Vandewalle Redactie: Sarah Dezuttere, Jos Maes, Dafne Maes, Rein Meus, Crisalida Rodrigues Pingueiro, Liesbeth Segers, Loes Vandewalle en Stefaan Vermeulen Redactiesecretariaat: Loes Vandewalle (info@muzes.be) Lay-out: Stefaan Vermeulen Coverfoto: the pianohouse huainan anhui china Verantwoordelijke uitgever: Jos Maes, Tervuursesteenweg 84, 2800 Mechelen

34

Een uitgave van Muzes vzw, Tervuursesteenweg 84, 2800 Mechelen t. 015/34.66.58, e-mail artishock@muzes.be website www.muzes.be ISSN 2032-5835 Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een zoeksysteem of overgedragen in enige vorm of op enige wijze, elektronisch of mechanisch, onder meer door middel van fotokopieën, opnamen of via bestaande of nog uit te vinden informatieopslag- en selectiesystemen zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.

35



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.