THUIS Staatsliedenbuurt Utrecht

Page 1

lotte sprengers

Lotte Sprengers

THUIS STAATSLIEDENBUURT UTRECHT


Ben je niet bang dat ze iets met je motor doen? “Nee, alles is beveiligd. Er is een alarm.” Hoe werkt dat? “Dat vertel ik niet.” Gaat het wel eens af? “Twee keer in de week”.


lotte sprengers // thuis

“ De postbode was HIER VROEGER ECHT HEEL aantrekkelijk. Zij van hiernaast wachtte tot hij een pakje KWAM bezorgen EN DAN HUP, in haar badjas OP HEM AF.”

STAATSLIEDENBUURT UTRECHT - 52˚ 06’ 15” NB // 05˚ 06’ 59” OL


Ben je niet bang dat ze iets met je motor doen? “Nee, alles is beveiligd. Er is een alarm.” Hoe werkt dat? “Dat vertel ik niet.” Gaat het wel eens af? “Twee keer in de week”.


lotte sprengers // thuis

“ De postbode was HIER VROEGER ECHT HEEL aantrekkelijk. Zij van hiernaast wachtte tot hij een pakje KWAM bezorgen EN DAN HUP, in haar badjas OP HEM AF.”

STAATSLIEDENBUURT UTRECHT - 52˚ 06’ 15” NB // 05˚ 06’ 59” OL


Ben je niet bang dat ze iets met je motor doen? “Nee, alles is beveiligd. Er is een alarm.” Hoe werkt dat? “Dat vertel ik niet.” Gaat het wel eens af? “Twee keer in de week”.


lotte sprengers // thuis

“ De postbode was HIER VROEGER ECHT HEEL aantrekkelijk. Zij van hiernaast wachtte tot hij een pakje KWAM bezorgen EN DAN HUP, in haar badjas OP HEM AF.”

STAATSLIEDENBUURT UTRECHT - 52˚ 06’ 15” NB // 05˚ 06’ 59” OL


Ben je niet bang dat ze iets met je motor doen? “Nee, alles is beveiligd. Er is een alarm.” Hoe werkt dat? “Dat vertel ik niet.” Gaat het wel eens af? “Twee keer in de week”.


lotte sprengers // thuis

“ De postbode was HIER VROEGER ECHT HEEL aantrekkelijk. Zij van hiernaast wachtte tot hij een pakje KWAM bezorgen EN DAN HUP, in haar badjas OP HEM AF.”

STAATSLIEDENBUURT UTRECHT - 52˚ 06’ 15” NB // 05˚ 06’ 59” OL


Ben je niet bang dat ze iets met je motor doen? “Nee, alles is beveiligd. Er is een alarm.” Hoe werkt dat? “Dat vertel ik niet.” Gaat het wel eens af? “Twee keer in de week”.


lotte sprengers // thuis

“ De postbode was HIER VROEGER ECHT HEEL aantrekkelijk. Zij van hiernaast wachtte tot hij een pakje KWAM bezorgen EN DAN HUP, in haar badjas OP HEM AF.”

STAATSLIEDENBUURT UTRECHT - 52˚ 06’ 15” NB // 05˚ 06’ 59” OL


Ben je niet bang dat ze iets met je motor doen? “Nee, alles is beveiligd. Er is een alarm.” Hoe werkt dat? “Dat vertel ik niet.” Gaat het wel eens af? “Twee keer in de week”.


lotte sprengers // thuis

“ De postbode was HIER VROEGER ECHT HEEL aantrekkelijk. Zij van hiernaast wachtte tot hij een pakje KWAM bezorgen EN DAN HUP, in haar badjas OP HEM AF.”

STAATSLIEDENBUURT UTRECHT - 52˚ 06’ 15” NB // 05˚ 06’ 59” OL


Ben je niet bang dat ze iets met je motor doen? “Nee, alles is beveiligd. Er is een alarm.” Hoe werkt dat? “Dat vertel ik niet.” Gaat het wel eens af? “Twee keer in de week”.


lotte sprengers // thuis

“ De postbode was HIER VROEGER ECHT HEEL aantrekkelijk. Zij van hiernaast wachtte tot hij een pakje KWAM bezorgen EN DAN HUP, in haar badjas OP HEM AF.”

STAATSLIEDENBUURT UTRECHT - 52˚ 06’ 15” NB // 05˚ 06’ 59” OL
























thuis


Het is half negen op een doordeweekse ochtend. Drie twintigers met rugzakken fietsen de Troelstalaan uit, richting het centrum. Het zijn studenten onderweg naar college. Aan de zijkant van de straat staat huisraad: een opgerold groen tapijt, een stoel met drie poten leunt tegen een witte boekenkast. In een van de nieuwbouwwoningen smeert een jonge vrouw een boterham voor haar dochter. Op de stoep voor de Extramarkt in de Samuel van Houtenstraat staat een klusjesman, op een


stellage voor de winkel een tweede. Ze takelen een raam naar beneden uit een woning op de bovenste verdieping. Het raam barst en de mannen springen opzij. In vier tuinen van de huizen in de Samuel Mullerstraat staan fietsen, in sommige kratten bier. De balustraden van de balkons en de leuning van de gemeenschappelijke trap aan de buitenkant roesten. Achter de glazen deur van kinderopvang De Kleine Wereld staat een vrouw met een baby in haar armen.


N

a de Tweede Wereldoorlog lag Nederland in puin. Tegelijkertijd werden er meer kinderen geboren dan ooit. Er ontstond een chronisch tekort aan woonruimten en in de jaren na de bevrijding werden er daarom honderdduizenden woningen en appartementen bij gebouwd. Het was een tijd van hoop en idealen: de oorlog was over en nu zou het alleen maar beter gaan, zo werd gedacht. Architecten ontwierpen woonwijken als weerspiegeling van de samenleving. Het moesten plekken zijn waar verschillende sociale en financiële klassen bij elkaar konden wonen. Architecten gingen uit van de goedheid van de mens. Ze geloofden dat iedereen in de flats netjes zijn afval buiten zou zetten, de galerij schoon houden en vriendelijk met elkaar samenleven. De werkelijkheid bleek later weerbarstiger. Wederopbouwwijken die nu nog overeind staan zijn vaak geen weerspiegeling van de samenleving meer. Mensen met hogere inkomens zijn weggetrokken, op zoek naar luxe. De woningen werden steeds vaker te klein, onvoldoende geïsoleerd en gehorig gevonden. Portiekflats en openbaar groen – kenmerkend voor de buurten – waren bedoeld als sociale ontmoetingsplaats of als plek om het wonen aangenamer te maken, maar juist die plekken ontwikkelden zich in sommige gevallen tot een verzamelpunt van kwaadwillenden. Daarom gaan wederopbouwbuurten in heel Nederland op de schop. De Staatsliedenbuurt in Utrecht (1954) is zo’n buurt. Bewoners van het eerste uur kunnen zich nog goed herinneren dat er veel ‘welgestelde’ mensen woonden in de Staatsliedenbuurt. Ze waren trots op hun woning en woonden er met groot plezier. Maar doordat de huur na verloop van jaren relatief laag bleef, kwamen er steeds meer mensen met minder geld. De buurt raakte in een neerwaartse spiraal met een dieptepunt in de jaren negentig; toen liep het uit de hand in de flats aan de Talmalaan. Er woonden veel verslaafden en er werd zelfs drugs gedeald: de criminaliteit bereikte een hoogtepunt. Aanvankelijk had de overheid weinig aandacht voor de verloedering. Met Noordoost, de

wijk waar de Staatsliedenbuurt deel van uitmaakt, ging het juist heel erg goed en de noodzaak om de bezem er doorheen te halen kwam daardoor vaak niet duidelijk aan het licht. Bovendien waren er grote achterstandswijken zoals Overvecht en Kanaleneiland die veel aandacht vergden. De Staatsliedenbuurt werd min of meer vergeten. De gemeente maakte later wel plannen om de buurt aan te pakken, maar die kwamen, mede door bureaucratische rompslomp, niet of nauwelijks van de grond. Aan het begin van deze eeuw kreeg de gemeente de Staatsliedenbuurt alsnog in het vizier en werd een grootschalige ‘herstructurering’ in gang gezet. De eerste woningen werden gesloopt en er kwamen nieuwe voor in de plaats. Samen met de politie, Cumulus Welzijn, Mitros en bewoners wil de gemeente de Staatsliedenbuurt verbeteren. Een gevolg daarvan is dat er in de komende jaren naar alle waarschijnlijkheid zo’n vijftig procent van de huizen wordt gesloopt, daar komt nieuwbouw voor in de plaats. In 2023 moet de Staatsliedenbuurt na een langdurig herstructureringsproces, onder meer veiliger, schoner en bewoonbaarder zijn dan nu. De plannen en zorgen van de gemeente werpen de vraag op hoe het gesteld is met de bewoners van de Staatsliedenbuurt. De ‘hoge piefen’ zien hun buurt blijkbaar als een probleem en gebruiken termen als ‘multiprobleemgezinnen’, ‘kwetsbaarheid’, ‘verouderde woningen’ en ‘sociaal-economische problemen’. Kan je als inwoner dan wel gelukkig zijn? En kan zo’n plek dan alsnog thuis zijn? Fotografe Lotte Sprengers onderzocht de buurt met stadssocioloog Thaddeus Müller. Müller interviewde tussen 2008 en 2011 dertig bewoners, bezoekers en professionals van de Staatsliedenbuurt. Uit zijn gesprekken blijkt dat de meeste bewoners tevreden zijn over hun woning. Geen van allen willen ze verhuizen. “Ze vinden dat ze geluk hebben gehad met een


goedkope woning vlakbij het centrum van Utrecht. In hun ogen zijn de woningen ook relatief groot. Met name de studenten zijn enthousiast. Voor hen is een woning in de Staatsliedenbuurt een lot uit de loterij.” Ook de mensen die lang in de buurt wonen zijn enthousiast over hun huizen, weet Müller. “Ze merken wel dat het bijvoorbeeld gehorig is en niet altijd even makkelijk te verwarmen, maar ze zijn eraan gewend. Bovendien hebben ze vaak goede contacten in de buurt.” De meeste bewoners hebben volgens Müller weinig last van de criminaliteit en de onveiligheid waar de gemeente het zo vaak over heeft. Sprengers en Müller ondervonden dat deze geconstateerde problemen, zoals hangjongeren en criminaliteit, door bewoners eerder wordt gezien als een incident dan als iets structureels. Sprengers richtte haar camera op de plekken die kenmerkend zijn voor de Staatsliedenbuurt. Ze ontdekte plekken die ‘verwaarloosd’ genoemd kunnen worden.

Maar ze keek verder, naar binnen, en ze zag juist alledaagse dingen zoals post op de trap, lampen aan het plafond en pindakaas op het aanrecht. Wat voor de gemeente een probleembuurt was, bleek voor veel bewoners een prima plek om te leven. Een plek om af en toe te praten met de ‘man van de buurtwinkel’ of de ‘buurvrouw van boven’: een buurt waar je kunt breien in het buurthuis en waar je in huis rustig een puzzel maakt. Niet dat ze de problemen niet zien, maar ze horen erbij, ontdekte Sprengers. Het officiële beeld van de buurt bestaat uit afgeschreven woningen, sociale problemen, criminaliteit en overlast. Maar dat strookt niet met hoe de bewoners zich voelen. Thuis. Thuis biedt zowel bewoners als buitenstaanders een inkijk op de Staatsliedenbuurt zoals die is. Geen plan op papier, niet alleen een broedplaats voor problemen, maar een plek waar mensen leven.

Sommige namen in de tekst zijn gefingeerd op verzoek van de geïnterviewden.



Als in een paleis Mevrouw Verlaan is een bewoonster van het eerste uur: ze woont al meer dan 55 jaar in de buurt en kan zich nog herinneren hoe blij ze was toen ze haar woning kreeg. “In ons vorige huis hadden we alleen één kleine slaapkamer; hier drie. Het was alsof we in een paleis gingen wonen.” “Het was toen een nette buurt. Er woonden hier een rechercheur, een leraar en een advocaat. Het hele portiek kwam met verjaardagen bij elkaar. Het was altijd: ‘Buurvrouw, hoe gaat het met u?’.” Nu is het niet meer zoals vroeger. Een paar jaar geleden had mevrouw Verlaan last van een gezin, schuin aan de overkant. “De kinderen bleven tot ’s avonds laat buiten. Ik heb ze wel eens aangesproken. Maar ze lachten of scholden me uit. Ze gooiden eieren tegen mijn raam. Ik denk dat ze een hekel aan me hadden omdat ik met andere mensen uit de buurt naar de gemeente, de corporatie en de politie ben gegaan. Ze hadden een dossier nodig voordat ze iets konden doen en daarom hebben we alles van dat gezin bijgehouden. Toen de instanties genoeg informatie hadden, zijn ze overgeplaatst naar een andere buurt.” Mevrouw Verlaan heeft tegenwoordig vooral contact met twee buurvrouwen. De één kent ze al lang en ze gaan regelmatig bij elkaar op visite. De ander woont hier sinds kort en is midden twintig. Toen er een gaslek was, heeft zij mevrouw Verlaan gerustgesteld. Op zondag komen de kinderen langs, de kleinkinderen komen twee keer in de week. Mevrouw Verlaan blijft vaak binnen. Ze handwerkt en puzzelt graag en leest veel ‘dikke pillen’. “Ik doe waar ik zin in heb. Ik heb hard gewerkt met vijf kinderen. Nu wil ik tijd voor mezelf.”





Een mixer Chris woont al twintig jaar middenin de buurt en hij is daar tevreden. Chris is Hindoestaan, zijn vrouw is Pools. Terwijl de zon schijnt vertelt hij: “Ik ben een ‘mixer’, ik heb familie aan alle kanten.” Hij wijst enthousiast om zich heen. Toen hij net in Nederland woonde moest hij weliswaar erg wennen, maar in de Staatsliedenbuurt voelt hij zich thuis. Dat komt mede door het multiculturele karakter van zijn buurt, zegt hij. Soms brengt Chris zijn buren wat te eten. “Zo deden wij dat in Suriname.” Hij glimlacht breeduit. Als je in een stad woont is het geven en nemen, vindt Chris. Hij weet van de problemen die er in de buurt schijnen te zijn, maar heeft nooit ergens last van. Niet iedereen gedraagt zich nu eenmaal hetzelfde. “Mijn opa zei altijd: ‘Niet haten, maar loslaten’.”







Nieuw bouw woning In november 2011 verhuisden Maartje, haar man en haar dochter (een tweede kind is op komst) naar een spiksplinternieuwe woning aan de Troelstralaan. Eerst woonden ze in Zuilen. Ze hadden het daar prima naar hun zin, maar toen ze over nieuwbouwwoningen in de Staatsliedenbuurt hoorden, besloten ze toch te gaan kijken. “Ik ben hier om de hoek opgegroeid en vond het altijd erg fijn. En nu de sociale huurflats op de Talmalaan gesloopt zijn, is het een stuk rustiger.” Ze besloten het huis te kopen. “Waar vind je een huis als dit, zo dicht bij het centrum en voor een redelijke prijs?” Maartje beantwoordt haar eigen vraag: “In Leidsche Rijn misschien, maar daar zou ik gillend gek worden.” Als alles volgens plan verloopt, wordt er de komende jaren veel gebouwd in de buurt. “Misschien worden ook de woningen tegenover ons huis gesloopt, dat is nog niet helemaal duidelijk. Ik hoop dat er niet te veel nieuwbouw komt; dan krijgt de buurt misschien een ‘te yuppig’ karakter. Ik vind die mix van studenten, oorspronkelijke Utrechters en mensen met jonge kinderen fijn.” Maartje moet er niet aan denken om in Oog in Al of Tuindorp te wonen. “Allemaal dezelfde gezinnetjes met blanke kindjes. Dat is mijn schrikbeeld.”







Straat crimineel Mo is begin twintig en draagt een baseballpetje boven een trainingspak. Hij woont niet in de Staatsliedenbuurt maar loopt er stage en hij heeft er veel vrienden. Daarom weet hij dat er wel eens overlast is veroorzaakt door hangjongeren. “Ik hing vroeger ook veel op straat, met mijn vrienden of met wie ik dacht dat het mijn vrienden waren. Ik had schijt aan alles en iedereen en ik wilde ook aan mijn vrienden laten zien dat ik hard was. Zo zei ik een keer dat ik duizend fietsventieltjes zou stelen. Ik bewaarde ze in een doos en toen ik er duizend had liet ik het aan ze zien.” Of inbreken, vertelt Mo. “Gewoon om stoer te doen. Een beetje kijken wat je kunt, zoals fietsen zonder handen. Het begon toen ik twaalf was, op mijn zestiende was ik crimineel.” Zijn ouders hadden niets in de gaten. “Mijn vader is oud en hij begrijpt deze wereld niet. Ik kon alles tegen hem zeggen en hij geloofde me. Hij weet niets van school en als ik zei dat ik vrij was, trok hij dat niet in twijfel. Maar nu wil ik opnieuw beginnen, mijn leven beteren. Ik wil een goed mens worden, weet je.”







De buurt behartiger Johan woont al zijn hele leven naar tevredenheid in de Staatsliedenbuurt. In 1980 nam hij de Extramarkt aan de Samuel van Houtenstraat over van zijn ouders. “Het is hier goed wonen. Veel buurten zijn niet zo mooi en breed opgezet als deze. Je kunt lopend naar het centrum en het is vlak bij verschillende uitvalswegen.” Johan weet nog dat hij als kind voetbalde op het veldje voor de voormalige Modevakschool. “Als de conciërge vertrokken was, pakten we onze bal. Toen we een keer een raampje inschoten was het afgelopen; we mochten er niet meer komen.” Johan lacht erom, het is een van de vele herinneringen die hij heeft aan zijn buurt. “Vroeger woonden hier mensen met ‘de betere banen’. Gemeenteambtenaren, dat soort types. Later werd het anders, de buurt veranderde in een volkswijk. Grote gezinnen in kleine huizen. Sinds een poosje wonen er weer kleine gezinnen en veel eenpersoonshuishoudens.” Ondanks de voortdurende veranderingen wil Johan blijven. De laatste tijd is hij daarom erg actief in de buurt. Het blok waarin zijn winkel gevestigd is – en hij woont er boven – dreigde te worden gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouw. Johan maakte zich hard voor het behoud van de woningen en winkelpanden, hij nam vaak het woord tijdens buurtbijeenkomsten. “De jarenlange onzekerheid en dreiging voor sloop heeft de buurt en de winkels geen goed gedaan”, vindt Johan. “Maar ik blijf er energie in steken.” Hij hoopt dat de woningen en winkels gerenoveerd worden en dat de winkelstraat in de toekomst weer het middelpunt van de wijk is, net als vroeger. Buurtbewoners noemen hem wel eens ‘de best geïnformeerde man uit de wijk’. Johan, bescheiden: “Ik wil gewoon dat iedereen zijn plekje kan behouden.” Toen ze onlangs hoorden dat een deel van de woningen mag blijven staan feliciteerden buurtgenoten Johan. “Ik kreeg een mooie bos bloemen.”









Naschoolse opvang Nadat Marijke twintig jaar geleden scheidde, zocht ze met spoed een nieuwe woning. Die vond ze in de Staatsliedenbuurt. Ze gaat vaak naar het buurthuis om andere bewoners te ontmoeten; daar breien ze, of ze drinken koffie en praten wat. Een paar jaar geleden hadden veel bewoners last van een paar lawaaierige kinderen, vertelt Marijke. Hun ouders waren na schooltijd vaak niet thuis, zo bleek. Daarom hingen de kinderen rond op straat en in de portieken. Marijke besloot iets te doen omdat ze het gevoel had dat het nodig was. Gelukkig is het nu rustig in de buurt. “Na schooltijd paste ik op ze en gaf ze wat fruit en te drinken. Een soort opvang. Ik wilde dat stelletje klieren weer in het gareel krijgen. Ze moesten tot de orde worden geroepen.” Om een uur of zeven gingen ze weer naar huis. Af en toe gaf Marijke de kinderen iets mee, kleding bijvoorbeeld. “Tijdens de Ramadan kookten ze soms voor mij. Zo ging dat heen en weer.”











Super Motor Cruiser Op de Nolenslaan staat sinds jaar en dag een bijzondere motor. ‘Super Motor Cruiser’, staat erop. Meestal glimt het apparaat, alsof het net is gepoetst. De motor is bijna net zo breed als een gemiddelde auto, er steken overal antennes uit. Als Lotte Sprengers een foto wil maken van de motor reageert Ronald, de eigenaar, meteen. Plotseling hangt hij uit zijn raam op drie hoog en zegt: “Dat heb ik liever niet.” Thaddeus Müller ondervraagt hem. Waarom niet? Daar heb ik mijn redenen voor. Wat zijn die redenen dan? “Die houd ik liever voor me. Bent u niet bang dat er iets met uw motor gebeurt op straat? Alles is beveiligd. Er is een alarm. Hoe werkt dat? Dat vertel ik niet. Gaat het wel eens af? Twee keer in de week. Jongens willen er graag aan zitten. Maar dat is geen probleem. Waarvoor gebruikt u uw motor? Mijn werk. Wat doet u? Zeg ik niet. Mag ik iets vragen over de buurt? Vraag maar. Bent u tevreden? Ja. Waarom? Verdraagzaamheid. Hoe bedoelt u dat? Leven en laten leven. Voelt u zich thuis? Ja, zeker. Ik voel me hier erg thuis. Ik wil niet verhuizen, maar als het aan de woningbouwvereniging ligt...*

* Inmiddels is duidelijk dat Ronalds huis niet gesloopt zal worden.











Studenten blok David (23) woont in een van de vijf huizenblokken die aan studenten wordt verhuurd. De woningen, ten noorden van het buurtcentrum, zijn populair vanwege de lage huur en ze bieden meer ruimte dan het gemiddelde studentenhuis. Twintig procent van de bewoners van de Staatsliedenbuurt is nu tussen de 18 en 24 jaar. David studeerde voor chemisch laborant, maar hij weet nu nog niet precies wat hij wil gaan doen. De sfeer in de buurt is gemoedelijk. Als het mooi weer is zitten de studenten op hun woonkamerbanken in de tuin. Soms hebben ze contact met oudere bewoners van de buurt. “Dat zijn van die lokale types, die zie je wel. Ik maak wel eens een praatje met de eigenaar van de buurtwinkel.” Af en toe gebeuren er ook vervelende dingen. Zoals inbraak. Het blok is niet goed beveiligd en de bewoners zijn vaak van huis. Een half jaar geleden zijn er van David spullen gestolen. “Daar schrok ik van. Een tijdlang trapte ik eerst tegen mijn deur voordat ik naar binnen ging, om te kijken of hij niet al open was.” David ziet wel eens jongens rondlopen die hij verdacht vindt. “Ze bellen aan bij mensen, ik denk om te checken of er iemand thuis is. Als er wordt open gedaan zeggen ze dat ze verkeerd hebben aangebeld. Als er niemand is kunnen ze zo het glas stuk tikken en via het raam naar binnen.” En onder Davids raam stonden een lange tijd hangjongeren.“Ik heb ze bestudeerd. Het was geen vaste groep – jongens kwamen en gingen. Als ze moe waren, gingen ze op een plek hangen, leek het wel. Toen gooide ik op een dag een fles limonade leeg op de plek waar ze altijd rondhingen. Daarna had ik geen last meer van ze omdat ze twintig meter verderop gingen zitten.”













Een meisje van acht In de Staatsliedenbuurt spelen altijd kinderen op straat. Ze zeggen dat ze het er leuk vinden omdat hun vrienden en vriendinnen in de buurt wonen en de school vlakbij is. Sarah’s ogen staan ondeugend, ze straalt. Ze is een bekende verschijning in de buurt. Soms gaat ze langs de deuren en vraagt ze of ze een klusje mag doen in ruil voor een snoepje. Een buurtbewoner vertelt over haar: “Twee jongens vielen een meisje lastig dat naar een feest ging en er sexy uitzag. Sarah zette toen een grote mond op. ‘Hé, waar komen jullie vandaan, val dat meisje niet lastig!’ Die jongens wisten niet wat ze moesten zeggen. Toen ze haar aan bleven kijken zei ze fel: ’Wat, gaan jullie een meisje van acht slaan?’ De jongens zijn weggegaan. Ze wisten niet wat ze moesten doen.”











Melrose Place Judith (40), Marije (34) en Gerda (53) zijn goede vriendinnen. Nadat ze ieder jaren geleden in de buurt kwamen wonen, zijn ze elkaars ‘steun en toeverlaat’ geworden. Ze bekommeren zich om elkaars huisdieren, hebben elkaars sleutels en samen zorgen ze met nog zes vriendinnen uit de buurt voor één hondje, Cyla. Soms zijn ze wel drie keer per week bij elkaar. Dan praten ze over ‘familie en vrienden, maar ook over wie het met wie doet’. Het is net een soapserie, daarom noemen ze het wel eens Melrose Place. Judith: “We vertellen elkaar wel eens wilde verhalen over mannen uit de buurt. De postbode, bijvoorbeeld. Hij was erg aantrekkelijk.” Ze wijst lachend naar Marije: “Zij wachtte tot hij kwam om een pakje te bezorgen. Dan ging ze in haar badjas naar hem toe.” Tegenwoordig hebben de dames het prima naar hun zin in de Staatsliedenbuurt, maar dat is wel eens anders geweest. Judith kwam er acht jaar geleden als alleenstaande moeder wonen. “Soms schaamde ik me als mensen op bezoek kwamen. Het zag er slecht uit. Ik vroeg me af waar ik terecht was gekomen. Het was de uitstraling, gespuis op straat, afval, de rommelige tuintjes… Ik vond het een achterbuurt.” Marije voelde zich in het begin ook niet helemaal op haar gemak. “De huizen zijn eigenlijk heel lelijk. Ik geneerde me wel, maar ik had wel een hele leuke tuin.” En Gerda betrok in 1990 een appartement in een flat aan de Nolenslaan. “In het begin was het bij de flats aan de Talmalaan erg onrustig door illegalen, onderhuur, criminaliteit, drugsgebruik en vele inbraken. De politie liep hier rond in een kogelvrij vest. Na de sloop van die flats ging het beter in de buurt.” Judith: “Ik kan me nog herinneren dat ik met de kinderwagen op straat liep en dat ik iemand drugs zag spuiten.” Gerda: “Dat heb ik al jaren niet meer meegemaakt. De buurt is er ontzettend op vooruit gegaan.”











“ Ik heb van alles gedaan wat verboden was. Ik had schijt aan alles en iedereen en ik wilde dat laten zien aan mijn vrienden.�


“ Ik heb heel wat zien gaan en komen. Ik woonde hier fijn. De buurt was bekend voor mij en je had vroeger ook veel winkels. Er woonden hier rechercheurs, leraren en een advocaat.�



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.