Thuis / Home

Page 1

lotte sprengers

Lotte Sprengers

THUIS STAATSLIEDENBUURT UTRECHT


Ben je niet bang dat ze iets met je motor doen? “Nee, alles is beveiligd. Er is een alarm.” Hoe werkt dat? “Dat vertel ik niet.” Gaat het wel eens af? “Twee keer in de week”.


lotte sprengers // thuis

“ De postbode was HIER VROEGER ECHT HEEL aantrekkelijk. Zij van hiernaast wachtte tot hij een pakje KWAM bezorgen EN DAN HUP, in haar badjas OP HEM AF.”

STAATSLIEDENBUURT UTRECHT - 52˚ 06’ 15” NB // 05˚ 06’ 59” OL


Ben je niet bang dat ze iets met je motor doen? “Nee, alles is beveiligd. Er is een alarm.” Hoe werkt dat? “Dat vertel ik niet.” Gaat het wel eens af? “Twee keer in de week”.


lotte sprengers // thuis

“ De postbode was HIER VROEGER ECHT HEEL aantrekkelijk. Zij van hiernaast wachtte tot hij een pakje KWAM bezorgen EN DAN HUP, in haar badjas OP HEM AF.”

STAATSLIEDENBUURT UTRECHT - 52˚ 06’ 15” NB // 05˚ 06’ 59” OL


Ben je niet bang dat ze iets met je motor doen? “Nee, alles is beveiligd. Er is een alarm.” Hoe werkt dat? “Dat vertel ik niet.” Gaat het wel eens af? “Twee keer in de week”.


lotte sprengers // thuis

“ De postbode was HIER VROEGER ECHT HEEL aantrekkelijk. Zij van hiernaast wachtte tot hij een pakje KWAM bezorgen EN DAN HUP, in haar badjas OP HEM AF.”

STAATSLIEDENBUURT UTRECHT - 52˚ 06’ 15” NB // 05˚ 06’ 59” OL












thuis


Het is half negen op een doordeweekse ochtend. Drie twintigers met rugzakken fietsen de Troelstalaan uit, richting het centrum. Het zijn studenten onderweg naar college. Aan de zijkant van de straat staat huisraad: een opgerold groen tapijt, een stoel met drie poten leunt tegen een witte boekenkast. In een van de nieuwbouwwoningen smeert een jonge vrouw een boterham voor haar dochter. Op de stoep voor de Extramarkt in de Samuel van Houtenstraat staat een klusjesman, op een


stellage voor de winkel een tweede. Ze takelen een raam naar beneden uit een woning op de bovenste verdieping. Het raam barst en de mannen springen opzij. In vier tuinen van de huizen in de Samuel Mullerstraat staan fietsen, in sommige kratten bier. De balustraden van de balkons en de leuning van de gemeenschappelijke trap aan de buitenkant roesten. Achter de glazen deur van kinderopvang De Kleine Wereld staat een vrouw met een baby in haar armen.


N

a de Tweede Wereldoorlog lag Nederland in puin. Tegelijkertijd werden er meer kinderen geboren dan ooit. Er ontstond een chronisch tekort aan woonruimten en in de jaren na de bevrijding werden er daarom honderdduizenden woningen en appartementen bij gebouwd. Het was een tijd van hoop en idealen: de oorlog was over en nu zou het alleen maar beter gaan, zo werd gedacht. Architecten ontwierpen woonwijken als weerspiegeling van de samenleving. Het moesten plekken zijn waar verschillende sociale en financiële klassen bij elkaar konden wonen. Architecten gingen uit van de goedheid van de mens. Ze geloofden dat iedereen in de flats netjes zijn afval buiten zou zetten, de galerij schoon houden en vriendelijk met elkaar samenleven. De werkelijkheid bleek later weerbarstiger. Wederopbouwwijken die nu nog overeind staan zijn vaak geen weerspiegeling van de samenleving meer. Mensen met hogere inkomens zijn weggetrokken, op zoek naar luxe. De woningen werden steeds vaker te klein, onvoldoende geïsoleerd en gehorig gevonden. Portiekflats en openbaar groen – kenmerkend voor de buurten – waren bedoeld als sociale ontmoetingsplaats of als plek om het wonen aangenamer te maken, maar juist die plekken ontwikkelden zich in sommige gevallen tot een verzamelpunt van kwaadwillenden. Daarom gaan wederopbouwbuurten in heel Nederland op de schop. De Staatsliedenbuurt in Utrecht (1954) is zo’n buurt. Bewoners van het eerste uur kunnen zich nog goed herinneren dat er veel ‘welgestelde’ mensen woonden in de Staatsliedenbuurt. Ze waren trots op hun woning en woonden er met groot plezier. Maar doordat de huur na verloop van jaren relatief laag bleef, kwamen er steeds meer mensen met minder geld. De buurt raakte in een neerwaartse spiraal met een dieptepunt in de jaren negentig; toen liep het uit de hand in de flats aan de Talmalaan. Er woonden veel verslaafden en er werd zelfs drugs gedeald: de criminaliteit bereikte een hoogtepunt. Aanvankelijk had de overheid weinig aandacht voor de verloedering. Met Noordoost, de

wijk waar de Staatsliedenbuurt deel van uitmaakt, ging het juist heel erg goed en de noodzaak om de bezem er doorheen te halen kwam daardoor vaak niet duidelijk aan het licht. Bovendien waren er grote achterstandswijken zoals Overvecht en Kanaleneiland die veel aandacht vergden. De Staatsliedenbuurt werd min of meer vergeten. De gemeente maakte later wel plannen om de buurt aan te pakken, maar die kwamen, mede door bureaucratische rompslomp, niet of nauwelijks van de grond. Aan het begin van deze eeuw kreeg de gemeente de Staatsliedenbuurt alsnog in het vizier en werd een grootschalige ‘herstructurering’ in gang gezet. De eerste woningen werden gesloopt en er kwamen nieuwe voor in de plaats. Samen met de politie, Cumulus Welzijn, Mitros en bewoners wil de gemeente de Staatsliedenbuurt verbeteren. Een gevolg daarvan is dat er in de komende jaren naar alle waarschijnlijkheid zo’n vijftig procent van de huizen wordt gesloopt, daar komt nieuwbouw voor in de plaats. In 2023 moet de Staatsliedenbuurt na een langdurig herstructureringsproces, onder meer veiliger, schoner en bewoonbaarder zijn dan nu. De plannen en zorgen van de gemeente werpen de vraag op hoe het gesteld is met de bewoners van de Staatsliedenbuurt. De ‘hoge piefen’ zien hun buurt blijkbaar als een probleem en gebruiken termen als ‘multiprobleemgezinnen’, ‘kwetsbaarheid’, ‘verouderde woningen’ en ‘sociaal-economische problemen’. Kan je als inwoner dan wel gelukkig zijn? En kan zo’n plek dan alsnog thuis zijn? Fotografe Lotte Sprengers onderzocht de buurt met stadssocioloog Thaddeus Müller. Müller interviewde tussen 2008 en 2011 dertig bewoners, bezoekers en professionals van de Staatsliedenbuurt. Uit zijn gesprekken blijkt dat de meeste bewoners tevreden zijn over hun woning. Geen van allen willen ze verhuizen. “Ze vinden dat ze geluk hebben gehad met een


goedkope woning vlakbij het centrum van Utrecht. In hun ogen zijn de woningen ook relatief groot. Met name de studenten zijn enthousiast. Voor hen is een woning in de Staatsliedenbuurt een lot uit de loterij.” Ook de mensen die lang in de buurt wonen zijn enthousiast over hun huizen, weet Müller. “Ze merken wel dat het bijvoorbeeld gehorig is en niet altijd even makkelijk te verwarmen, maar ze zijn eraan gewend. Bovendien hebben ze vaak goede contacten in de buurt.” De meeste bewoners hebben volgens Müller weinig last van de criminaliteit en de onveiligheid waar de gemeente het zo vaak over heeft. Sprengers en Müller ondervonden dat deze geconstateerde problemen, zoals hangjongeren en criminaliteit, door bewoners eerder wordt gezien als een incident dan als iets structureels. Sprengers richtte haar camera op de plekken die kenmerkend zijn voor de Staatsliedenbuurt. Ze ontdekte plekken die ‘verwaarloosd’ genoemd kunnen worden.

Maar ze keek verder, naar binnen, en ze zag juist alledaagse dingen zoals post op de trap, lampen aan het plafond en pindakaas op het aanrecht. Wat voor de gemeente een probleembuurt was, bleek voor veel bewoners een prima plek om te leven. Een plek om af en toe te praten met de ‘man van de buurtwinkel’ of de ‘buurvrouw van boven’: een buurt waar je kunt breien in het buurthuis en waar je in huis rustig een puzzel maakt. Niet dat ze de problemen niet zien, maar ze horen erbij, ontdekte Sprengers. Het officiële beeld van de buurt bestaat uit afgeschreven woningen, sociale problemen, criminaliteit en overlast. Maar dat strookt niet met hoe de bewoners zich voelen. Thuis. Thuis biedt zowel bewoners als buitenstaanders een inkijk op de Staatsliedenbuurt zoals die is. Geen plan op papier, niet alleen een broedplaats voor problemen, maar een plek waar mensen leven.

Sommige namen in de tekst zijn gefingeerd op verzoek van de geïnterviewden.



De buurt behartiger Johan woont al zijn hele leven naar tevredenheid in de Staatsliedenbuurt. In 1980 nam hij de Extramarkt aan de Samuel van Houtenstraat over van zijn ouders. “Het is hier goed wonen. Veel buurten zijn niet zo mooi en breed opgezet als deze. Je kunt lopend naar het centrum en het is vlak bij verschillende uitvalswegen.” Johan weet nog dat hij als kind voetbalde op het veldje voor de voormalige Modevakschool. “Als de conciërge vertrokken was, pakten we onze bal. Toen we een keer een raampje inschoten was het afgelopen; we mochten er niet meer komen.” Johan lacht erom, het is een van de vele herinneringen die hij heeft aan zijn buurt. “Vroeger woonden hier mensen met ‘de betere banen’. Gemeenteambtenaren, dat soort types. Later werd het anders, de buurt veranderde in een volkswijk. Grote gezinnen in kleine huizen. Sinds een poosje wonen er weer kleine gezinnen en veel eenpersoonshuishoudens.” Ondanks de voortdurende veranderingen wil Johan blijven. De laatste tijd is hij daarom erg actief in de buurt. Het blok waarin zijn winkel gevestigd is – en hij woont er boven – dreigde te worden gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouw. Johan maakte zich hard voor het behoud van de woningen en winkelpanden, hij nam vaak het woord tijdens buurtbijeenkomsten. “De jarenlange onzekerheid en dreiging voor sloop heeft de buurt en de winkels geen goed gedaan”, vindt Johan. “Maar ik blijf er energie in steken.” Hij hoopt dat de woningen en winkels gerenoveerd worden en dat de winkelstraat in de toekomst weer het middelpunt van de wijk is, net als vroeger. Buurtbewoners noemen hem wel eens ‘de best geïnformeerde man uit de wijk’. Johan, bescheiden: “Ik wil gewoon dat iedereen zijn plekje kan behouden.” Toen ze onlangs hoorden dat een deel van de woningen mag blijven staan feliciteerden buurtgenoten Johan. “Ik kreeg een mooie bos bloemen.”







Naschoolse opvang Nadat Marijke twintig jaar geleden scheidde, zocht ze met spoed een nieuwe woning. Die vond ze in de Staatsliedenbuurt. Ze gaat vaak naar het buurthuis om andere bewoners te ontmoeten; daar breien ze, of ze drinken koffie en praten wat. Een paar jaar geleden hadden veel bewoners last van een paar lawaaierige kinderen, vertelt Marijke. Hun ouders waren na schooltijd vaak niet thuis, zo bleek. Daarom hingen de kinderen rond op straat en in de portieken. Marijke besloot iets te doen omdat ze het gevoel had dat het nodig was. Gelukkig is het nu rustig in de buurt. “Na schooltijd paste ik op ze en gaf ze wat fruit en te drinken. Een soort opvang. Ik wilde dat stelletje klieren weer in het gareel krijgen. Ze moesten tot de orde worden geroepen.” Om een uur of zeven gingen ze weer naar huis. Af en toe gaf Marijke de kinderen iets mee, kleding bijvoorbeeld. “Tijdens de Ramadan kookten ze soms voor mij. Zo ging dat heen en weer.”









Super Motor Cruiser Op de Nolenslaan staat sinds jaar en dag een bijzondere motor. ‘Super Motor Cruiser’, staat erop. Meestal glimt het apparaat, alsof het net is gepoetst. De motor is bijna net zo breed als een gemiddelde auto, er steken overal antennes uit. Als Lotte Sprengers een foto wil maken van de motor reageert Ronald, de eigenaar, meteen. Plotseling hangt hij uit zijn raam op drie hoog en zegt: “Dat heb ik liever niet.” Thaddeus Müller ondervraagt hem. Waarom niet? Daar heb ik mijn redenen voor. Wat zijn die redenen dan? “Die houd ik liever voor me. Bent u niet bang dat er iets met uw motor gebeurt op straat? Alles is beveiligd. Er is een alarm. Hoe werkt dat? Dat vertel ik niet. Gaat het wel eens af? Twee keer in de week. Jongens willen er graag aan zitten. Maar dat is geen probleem. Waarvoor gebruikt u uw motor? Mijn werk. Wat doet u? Zeg ik niet. Mag ik iets vragen over de buurt? Vraag maar. Bent u tevreden? Ja. Waarom? Verdraagzaamheid. Hoe bedoelt u dat? Leven en laten leven. Voelt u zich thuis? Ja, zeker. Ik voel me hier erg thuis. Ik wil niet verhuizen, maar als het aan de woningbouwvereniging ligt...*

* Inmiddels is duidelijk dat Ronalds huis niet gesloopt zal worden.









Melrose Place Judith (40), Marije (34) en Gerda (53) zijn goede vriendinnen. Nadat ze ieder jaren geleden in de buurt kwamen wonen, zijn ze elkaars ‘steun en toeverlaat’ geworden. Ze bekommeren zich om elkaars huisdieren, hebben elkaars sleutels en samen zorgen ze met nog zes vriendinnen uit de buurt voor één hondje, Cyla. Soms zijn ze wel drie keer per week bij elkaar. Dan praten ze over ‘familie en vrienden, maar ook over wie het met wie doet’. Het is net een soapserie, daarom noemen ze het wel eens Melrose Place. Judith: “We vertellen elkaar wel eens wilde verhalen over mannen uit de buurt. De postbode, bijvoorbeeld. Hij was erg aantrekkelijk.” Ze wijst lachend naar Marije: “Zij wachtte tot hij kwam om een pakje te bezorgen. Dan ging ze in haar badjas naar hem toe.” Tegenwoordig hebben de dames het prima naar hun zin in de Staatsliedenbuurt, maar dat is wel eens anders geweest. Judith kwam er acht jaar geleden als alleenstaande moeder wonen. “Soms schaamde ik me als mensen op bezoek kwamen. Het zag er slecht uit. Ik vroeg me af waar ik terecht was gekomen. Het was de uitstraling, gespuis op straat, afval, de rommelige tuintjes… Ik vond het een achterbuurt.” Marije voelde zich in het begin ook niet helemaal op haar gemak. “De huizen zijn eigenlijk heel lelijk. Ik geneerde me wel, maar ik had wel een hele leuke tuin.” En Gerda betrok in 1990 een appartement in een flat aan de Nolenslaan. “In het begin was het bij de flats aan de Talmalaan erg onrustig door illegalen, onderhuur, criminaliteit, drugsgebruik en vele inbraken. De politie liep hier rond in een kogelvrij vest. Na de sloop van die flats ging het beter in de buurt.” Judith: “Ik kan me nog herinneren dat ik met de kinderwagen op straat liep en dat ik iemand drugs zag spuiten.” Gerda: “Dat heb ik al jaren niet meer meegemaakt. De buurt is er ontzettend op vooruit gegaan.”









“ Ik heb van alles gedaan wat verboden was. Ik had schijt aan alles en iedereen en ik wilde dat laten zien aan mijn vrienden.�


“ Ik heb heel wat zien gaan en komen. Ik woonde hier fijn. De buurt was bekend voor mij en je had vroeger ook veel winkels. Er woonden hier rechercheurs, leraren en een advocaat.�



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.