1 minute read

Kadertekst Planningsinstrumenten als basis van dialoog

Planningsinstrumenten als basis van dialoog

MARJOLIJN CLAEYS [ VOORLAND ]

Advertisement

Omgevingsvergunningen behandelen is vaak contextgebonden en een kwestie van dialoog en onderhandeling. Tegelijk zijn er bestaande planningsinstrumenten die de context mee bepalen: het kan zijn dat een BPA (Bijzonder Plan van Aanleg) of een RUP (Ruimtelijk Uitvoeringsplan) vastlegt wat kan en wat niet. Soms moet de bevoegde ambtenaar terugvallen op het gewestplan of is het meest recente plan verouderd of weinig gedetailleerd. Lokale ambtenaren zoeken dan dikwijls naar een objectieve houvast om bepaalde eisen op te leggen. Want ook al heeft goed ruimtelijk beleid altijd oog voor de context en komen de beste projecten tot stand door middel van proces en dialoog, dit mag niet leiden tot willekeur. Marjolijn Claeys van Voorland lichtte in een workshop toe wat oplossingen hiervoor kunnen zijn: “Een van de gemeenten werkt met een kwaliteitskamer. Dat is een ‘instrument’ dat toelaat om de kwalitatieve beoordeling niet enkel bij de ambtenaar te leggen. Dit kan goed werken, op voorwaarde dat het mandaat van de kamer voldoende duidelijk is. De kwaliteitskamer verleent advies aan het college van burgemeester en schepenen die de vergunning verlenen. Zo’n advies richt zich best aan het begin van het proces op de grote principes: kiezen we voor een- of meergezinswoningen, welke densiteit beogen we, hoeveel procent open ruimte willen we voorzien. In latere fases worden deze meer gedetailleerd tot op het niveau van architectuur en omgevingsaanleg. Een instrument dat zowel de kwaliteitskamer als omgevingsambtenaar kan ondersteunen in de onderhandeling en adviesverlening is een afwegingskader. Zo’n afwegingskader is een richtlijn. Maar ook een instrument als een richtlijn kan heel zinvol zijn als basis om een constructieve dialoog aan te gaan. Het is wel belangrijk dit te laten goedkeuren door het college en er heel actief over te communiceren, zodat je transparant beleid voert dat door derden controleerbaar is. Een ander interessant instrument is de stedenbouwkundige verordening. Het maakt het mogelijk een aantal principes vast te leggen. Het verordenend karakter wil niet zeggen dat er geen flexibiliteit of beoordeling op maat van het project mogelijk blijft. Wij vinden een bouwcode – één algemene, gemeentelijke stedenbouwkundige verordening – het meest interessant, maar je kan gerust ook afzonderlijke, thematische verordeningen opmaken.”

This article is from: