DE BEĂ?NVLOEDING VAN DE THEORIE VAN DE PLOOI OP EISENMAN
Hoe het onbegrip voor het elektronische paradigma leidde tot een ontwerpmethode
De be誰nvloeding van de theorie van de plooi op Eisenman Peter Eisenman Vaknaam: 7X840 Architectural Theory 2 Docent: drs. Marieke van Rooij Door: Luuk de Rouw (0720198) Datum: 24 juni 2013 Faculteit bouwkunde, capaciteitsgroep architectuur, Technische Universiteit Eindhoven
INTRODUCTIE In 1991 schrijft Peter Eisenman een essay getiteld ‘‘Visions’ Unfolding: Architecture in the Age of Electronic Media’. In dit essay probeert Eisenman uit te leggen dat hij aan de hand van het elektronische paradigma is aangezet tot het ontwikkelen van een nieuwe manier van ontwerpen. In dit essay wordt er een beeld geschept van hoe deze ontwikkeling tot uitdrukking kwam in zijn ontwerpen en waarop deze nieuwe manier is gebaseerd. Ook wordt er aan de hand van voorbeeldprojecten gekeken wat het startpunt was van deze ontwikkeling en hoe die uiteindelijk heeft geleid tot de uiteindelijke theorie zoals beschreven in zijn essay. Want was dit essay pas het startpunt van deze theorie of waren er al eerder invloeden van deze theorie waarneembaar in het werk van Eisenman?
4
DE BEÏNVLOEDING VAN DE THEORIE VAN DE PLOOI OP EISENMAN Hoe het onbegrip voor het elektronische paradigma leidde tot een ontwerpmethode
Van waarneming naar concretisering De opkomst van het elektronische paradigma in de decennia na de tweede wereldoorlog heeft de wereld enorm doen veranderen. Zo ook de manier waarop we iets waarnemen. Door de komst van de elektronica is namelijk niet precies meer te bevatten, door middel van zien en begrijpen, hoe deze apparaten precies werken. Want wie kan bijvoorbeeld kijkend naar zijn mobiele telefoon begrijpen hoe deze werkt. Peter Eisenman neemt in zijn essay ‘‘Visions’ Unfolding: Architecture in the Age of Electronic Media’ dit gegeven als startpunt voor een nieuwe manier van ontwerpen. Ontkoppeling in elektronica en architectuur De manier waarop wij als mensen een gebouw begrijpen is in feite hetzelfde als hoe wij elektronica begrijpen. Echter zijn wij als mensen toch veel beter in staat om een gebouw te begrijpen dan een printplaat. Bij het zien van een gebouw hebben we namelijk al snel door wat bijvoorbeeld de constructie is en wat de ingang is, terwijl bij het zien van een printplaat het gros van de mensen nauwelijks iets kan herkennen. De rede hiervoor is te vinden in onze hersenen. Wij mensen slaan namelijk in de loop van ons leven informatie op in onze hersenen. Bij het waarnemen van een object bladeren wij als het ware door deze bibliotheek van informatie waarbij we zoeken naar voorbeelden die op het waargenomen beeld lijken. Doordat de meeste gebouwen overeenkomstige kenmerken hebben zoals deuren, ramen en muren zijn we in staat deze gebouwen snel te begrijpen en omdat we bij elektronica bijna geen referentiebeeld hebben zijn we niet goed in staat dit te begrijpen. Het ontbreken van dit referentiebeeld waardoor het begrijpen 5
van een object uitblijft word door Eisenman aangeduid als een ontkoppeling van het zicht met de hersenen.1 In zijn essay ‘‘Visions’ Unfolding: Architecture in the Age of Electronic Media’ zijn er volgens Eisenman al enkele stromingen die hebben geprobeerd een dergelijke ontkoppeling te genereren.2 Deze stromingen, de internationale stijl en het constructivisme, probeerde namelijk door het gebruik van sculpturale vormen, nieuwe materialen en nieuwe constructiemethoden ook al een ontkoppeling te genereren. Alleen volgens Eisenman leidde dit alleen maar tot vernieuwende vormen waar de mens nog steeds het gebouw en de achterliggende gedachte ervan kon begrijpen.3 Het Farnsworth House is een voorbeeld waarin deze bewering van Eisenman terug te zien is. In deze woning wordt er namelijk door het gebruik van een minimalistische constructie, veel glas en een open plattegrond inderdaad wel een vernieuwende manier van ontwerpen gebruikt alleen is de woning nog steeds te begrijpen. Want het is nog steeds mogelijk om de kolommen, de deur, het dak, de trap te herkennen en onderscheiden van elkaar. Hierdoor vind er nog niet de ontkoppeling plaats zoals Eisenman die in zijn essay beschrijft. Maar hoe kan deze traditionele manier van denken en ontwerpen nu zo worden veranderd dat er daadwerkelijk nieuwe soorten ontwerpen ontstaan? Hiervoor moet volgens Eisenman eerst worden gezorgd voor de ontkoppeling van het zicht met de herinnering waardoor het niet meer mogelijk wordt om terug te koppelen aan eerdere gebeurtenissen.4 Wat hij hiermee bedoeld is dat door het toepassen van nieuwe vormen je geen referentie hebt. Een voorbeeld dat volgens Eisenman als voorbeeld kan dienen is het Wexner Center.5 In dit gebouw is namelijk een constructie te zien waar kolommen en liggers midden in de ruimte ophouden. Doordat deze kolommen in het midden van de ruimte ophouden kan worden afgevraagd 6
Pagina rechts: Wexner center, Columbus De trap met de vrij hangende kolom
1,4. Eisenman P. (1992). ‘Visions’ Unfolding: Architecture in the Age of Electronic Media, in: Nesbitt, K. (ed.) (1996). Theorizing a new agenda for architecture an anthology of architectural theory 1965-1995, Princeton architectural press, New York, p. 557 2,3. Eisenman P. (1992). ‘Visions’ Unfolding: Architecture in the Age of Electronic Media, in: Nesbitt, K. (ed.) (1996). Theorizing a new agenda for architecture an anthology of architectural theory 1965-1995, Princeton architectural press, New York, p. 558 5. Eisenman P. (1992). ‘Visions’ Unfolding: Architecture in the Age of Electronic Media, in: Nesbitt, K. (ed.) (1996). Theorizing a new agenda for architecture an anthology of architectural theory 1965-1995, Princeton architectural press, New York, p. 559
of het nog wel kolommen en liggers zijn? Er is hier dus sprake van een nieuwe vorm die voor de eerder genoemde ontkoppeling zorgt. De ontkoppeling die in het Wexner Center wordt gegenereerd is volgens Eisenman echter nog niet sterk genoeg. Want de gebruiker hoeft volgens hem alleen de kolom of ligger af te maken om het originele beeld te reconstrueren.6 Wat volgens Eisenman moet gebeuren om de ontkoppeling daadwerkelijk te laten slagen is het gebruikmaken van een onderwerp of leidraad waarin functie of ontwerpexpressie niet overheersen.7 In zijn latere werken waarin hij bezig is geweest met deze ontkoppeling is dit terug te zien in het gebruik van bijvoorbeeld rasters, golven en wiskundige volumes. Deze toepassing van de ontkoppeling werkt hij in de jaren ’90 uit in zijn theorie van ‘de plooi’’. De plooi volgens Eisenman De totstandkoming van de theorie van de plooi kan gezien worden als het eindpunt van een lang ontwikkelingstraject waar Eisenman al sinds het begin van zijn loopbaan mee bezig is. In zijn essay ‘‘Visions’ Unfolding: Architecture in the Age of Electronic Media’ legt Eisenman deze theorie als volgt uit:
“My folded projects are a primitive beginning. In them the subject understands that he or she can no longer conceptualize experience in space in the same way that he or she did in the gridded space. They attempt to provide this dislocation of the subject from effective space; an idea of presentness. Once the environment becomes affective, inscribed with another logic or an ur-logic, one which is no longer translatable into the vision of the mind, then reason comes detached from vision. While we can still understand terms of its function, structure and 8
6,7. Eisenman P. (1992). ‘Visions’ Unfolding: Architecture in the Age of Electronic Media, in: Nesbitt, K. (ed.) (1996). Theorizing a new agenda for architecture an anthology of architectural theory 1965-1995, Princeton architectural press, New York, p. 559
aesthetic (we are still ‘four walls’) somehow reason becomes detached from the affective condition of the environment itself.”8 De plooi volgens Eisenman is dus nog slechts een primitief begin om het onderwerp (de mens) de ruimte anders te laten beleven. Het is in deze ontwerpen namelijk niet meer mogelijk om ontwerpen te ervaren zoals in het cartesisich coördinatenstelsel mogelijk is. Ze zorgen namelijk voor ontkoppeling door gebruik te maken van een andere logica. Met deze logica bedoelt Eisenman dus het gebruik van rasters, golven en wiskundige volumes die ervoor zorgen dat er ontkoppeling plaatsvindt. Op deze manier kan het onderwerp (de mens) de ruimte dus niet meer logisch beredeneren, maar is het nog wel steeds mogelijk om de ruimte af te lezen in termen van functie, constructie en esthetiek (het gebouw bestaat namelijk nog steeds uit muren en een dak). Aan de hand van deze uitleg en een overzicht van zijn werk ontstaat het vermoeden dat deze theorie voor Eisenman een soort van rode draad heeft gevormd bij het conceptualiseren van zijn ontwerpen. De theorie zoals hij die verteld in zijn essay ‘‘Visions’ Unfolding: Architecture in the Age of Electronic Media’ lijkt namelijk gedeeltelijk toe te passen op zijn projecten van 1967 (het begin van zijn professionele carrière) tot 1978 en volledig in zijn projecten na deze tijd.
8. Eisenman P. (1992). ‘Visions’ Unfolding: Architecture in the Age of Electronic Media, in: Nesbitt, K. (ed.) (1996). Theorizing a new agenda for architecture an anthology of architectural theory 1965-1995, Princeton architectural press, New York, p. 560
De plooi en kartonnen architectuur In het begin van zijn carrière, die Eisenman kenmerkt als zijn periode van Kartonnen architectuur, was Eisenman op zoek naar een ontwerpmethode om zijn ontwerpen te conceptualiseren en organiseren. Nog ver weg van zijn theorie van de plooi maakte Eisenman in deze beginjaren gebruik van een theorie die was geïnspireerd op de term ‘deep structure’ van Noam Chomsky. 9
Deze door Noam Chomsky bedachte term houdt volgens Adams kort gezegd in dat bijvoorbeeld een zin met één zelfstandig naamwoord kan leiden tot één zin met twee betekenissen. Bijvoorbeeld de zin ‘oude mannen en vrouwen’ kan beteken dat zowel de mannen als de vrouwen oud zijn, maar het kan ook beteken dat er mannen en vrouwen zijn waarvan de mannen oud zijn.9 Deze dualiteit van in dit geval één zin gebruikte Eisenman als inspiratie voor zijn ontwerp van ‘House I’ (1967). De vertaling van de term ‘deep structure’ in de architectuur is terug te vinden in het concept van House I. Het concept van House I bestaat namelijk uit twee gelijke rechthoeken die de zin voorstellen van de term ‘deep structure’. De dualiteit wordt vervolgens verbeeld door het gebruik van twee verschillende rasters (een ABABA raster vs. een ABAA raster) in deze twee House I, New Jersey Conceptvorming vertaald in diagram
9. Adams, T. (1993). The EisenmanDeleuze Fold, Bachelor of architecture, University of Auckland, Auckland, p. 57
10
rechthoeken. Aan de hand hiervan kan Eisenman vervolgens het definitief ontwerp gaan maken. Hij heeft nu namelijk een rede om bijvoorbeeld een kolom op die plaats te plaatsen, want hier is (zie afb. p. 10) een kruispunt van de twee rasters. Dit leidt volgens Eisenman tot een structuur in het ontwerp die niet te snappen is behalve als de beide rasters apart te zien zijn (zie afb. p. 10).10 Deze conceptualisering vertoond ondanks het vroege stadium in zijn professionele carrière dus al grote overeenkomsten met de ontkoppeling zoals Eisenman die beschrijft in zijn essay 24 jaar later. Doordat Eisenman aan de hand van Chomsky een methode had gevonden om zijn ontwerpen te conceptualiseren. Kon Eisenman het gebruik van rasters vervolgens ook toepassen in zijn latere ontwerpen van House II, III, IV, X. Doordat Eisenman hier dezelfde conceptualisering toepast vertonen ook deze ontwerpen een grote overeenkomst. Echter maakt deze methode nog gebruik van het cartesisich coördinatenstelsel waardoor er kijkend naar zijn uitleg van zijn theorie van de plooi niet gesproken kan worden van een volwaardige gelijkenis. Deze gelijkenis zou pas komen halverwege de jaren ’70. De verwerping van het cartesisich coördinatenstelsel De volwaardige overeenkomst van de theorie van de plooi komt pas in zijn werken vanaf 1978 tot uitdrukking. Vanaf deze tijd laat Eisenman namelijk het gebruik van het cartesisich coördinatenstelsel voor het ontwerpen pas los. Een project waarin dit bijvoorbeeld waar te nemen is het ‘Berlin IBA Social Housing Project’ (1981-1985).
10. Frampton, K. & Rowe, C. (ed.) Five architects (New York: Wittenborn & Company, New York, 1972), p. 17
Bij het IBA Social Housing Project maakt Eisenman een ontwerp aan de hand van de samenvoeging van drie denkbeeldige kaarten van opgravingen op de toekomstige locatie. Door deze drie kaarten van de locatie uit het verleden over elkaar heen te leggen kan Eisenman door middel van onder andere 11
extrusie en afdruk van gebieden in de kaarten tot volumes komen. Deze volumes dienen vervolgens als basis voor het uiteindelijke ontwerp van het appartementenblok. Dit leidt uiteindelijk tot een resultaat waarin er een ontkoppeling volgens de theorie van de plooi plaatsvindt. Want de totstandkoming van het idee is niet meer te beredeneren zonder dat de achterliggende ontwerpmethode bekend is. Wat deze manier van ontwerpen vervolgens tot een volwaardige overeenkomst maakt komt doordat er bij het vormen van de volumes niet meer gebruik is gemaakt van een cartesisich coรถrdinatenstelsel. De kaarten die hierbij gebruikt zijn maken in zekere zin natuurlijk wel gebruik van het cartesisch coรถrdinatenstelsel alleen gaat het bij het ontwerpen om de relatie tussen deze kaarten en dus niet de manier waarop deze tot stand zijn gekomen.
Pagina rechts: IBA Social Housing Project, Berlin Foto van het deels uitgevoerd plan
IBA Social Housing Project, Berlin Model waarin de samenvoeging van de drie kaarten word verbeeld
12
De vervolmaking van de plooi in de jaren ‘90 De tijd na 1991 wordt door Eisenman zelf gekenmerkt als de daadwerkelijke periode van de plooi.11 Maar wat maakt deze periode dan toch anders dan de voorgaande periodes in termen van de theorie van de plooi? Een eerste aanzet hiervoor wordt gegeven door Adams:
“The next concept and motif to be folded by the continuous enveloping of the Eisenman Fold is the Fold itself. On the conceptual level Eisenman now incorporates Gilles Deleuze’s notion of the Fold, and on the perceptual level he now employs figures derived from Rene Thorn’s catastrophe theory.”12 De reden dat Eisenman de tijd na de jaren ’90 als de daadwerkelijke periode van de plooi ziet is dus volgens Adams door de opname van het denkbeeld van Deleuze en de theorie van Thorn. Echter is dit maar een eenzijdige aanname die aangeeft dat Eisenman maar twee theorieën zou hebben gebruikt voor de plooi, maar Bernard Joseph Etienne Kormoss concludeert echter anders:
“From all those examples, one can conclude that Deleuze’s fold is only a starting point for Eisenman’s own architectural interpretation of the fold, in the sense that he modulates Deleuze’s terminology by combining different references from different publications, authors and disciplines.”13 Dus de vervolmaking van de plooi wordt dus in de jaren ’90 gevormd door het combineren van theorieën. Echter voegen zowel Kormoss als Adams hieraan toe dat de projecten van de daadwerkelijke plooi gebruik maken van theorieën die weinig tot geen relatie hebben met de architectuur, zoals filosofie, media en cultuur.14 Beide noemen hierin het ‘Rebstockpark 14
11. Adams, T. (1993). The EisenmanDeleuze Fold, Bachelor of architecture, University of Auckland, Auckland, p. 11 12. Adams, T. (1993). The EisenmanDeleuze Fold, Bachelor of architecture, University of Auckland, Auckland, p. 114 13. Kormoss, B. (2007). Peter Eisenman: Theories and Practices, ter verkrijging van graad van doctor, Technische Universiteit Eindhoven, Eindhoven, p. 60 14. Verschillende bronnen: Kormoss, B. (2007). Peter Eisenman: Theories and Practices, ter verkrijging van graad van doctor, Technische Universiteit Eindhoven, Eindhoven, p. 57 Adams, T. (1993). The EisenmanDeleuze Fold, Bachelor of architecture, University of Auckland, Auckland, p. 114
project’ (1991) als voorbeeld van een van de projecten waarin de theorie van de plooi is terug te zien.15
Rebstockpark project, Frankfurt Conceptvorming vertaald in diagram
Het ontwerpen van het ‘Rebstockpark project’ begon met het plaatsen van een rechthoekig raster over het gehele park. Dit raster zorgt vervolgens voor de eerste ontkoppeling zoals beschreven in zijn theorie van de plooi. Hierna laat Eisenman het raster een relatie aangaan met de noord- en zuidgrens van het plangebied. Dit leidt tot een onregelmatig raster. Ditzelfde herhaalt hij voor een kleiner raster in de noordoostelijke hoek, omdat hier namelijk een wijk wordt gesitueerd waarbij de woningen om een kleiner raster vragen. Om vervolgens van het tweedimensionale vlak naar het driedimensionale vlak te gaan bepaald Eisenman op ieder snijpunt de maximale hoogte. Dit resulteert in een massa dat vergeleken kan worden een land-
Rebstockpark project, Frankfurt Maquette
15. Verschillende bronnen: Kormoss, B. (2007). Peter Eisenman: Theories and Practices, ter verkrijging van graad van doctor, Technische Universiteit Eindhoven, Eindhoven, p. 54 Adams, T. (1993). The EisenmanDeleuze Fold, Bachelor of architecture, University of Auckland, Auckland, p. 106
15
schap van puntige bergen. Aan de hand van deze massa kan Eisenman vervolgens de ‘catastrophe theory’, de externe niet met architectuur gerelateerde theorie zoals die in de vervolmaking voorkomt, gaan toepassen. Dit leidt vervolgens, tot een glooiend vlak. De massa’s plaatst Eisenman dan tenslotte op het stratenplan. Dit resulteert vervolgens in een masterplan waarbij er een ontkoppeling volgens de vervolmaakte plooi heeft plaatsgevonden en kan dus zoals Kormoss en Adams gezien worden als een voorbeeld voor de theorie van de plooi.
16
Rebstockpark project, Frankfurt Plangebied
Conclusie Terugkijkend op zijn werken en zijn artikel kan er over Eisenman gezegd worden dat zijn architectuur al sinds het begin van zijn professionele carrière gekarakteriseerd kan worden als architectuur die probeert het waargenomen beeld van het onderwerp (de mens) te laten conflicteren met zijn referentiekader. Hierbij zijn rasters in het begin van zijn professionele carrière van belang en externe referenties en theorieën in zijn verdere loopbaan. Maar deze hebben allen tot doel gehad om via ontkoppeling van de ‘eye to the mind’ architectuur te realiseren die niet meer te beredeneren is. Dat Eisenman pas in 1991 in zijn essay ‘‘Visions’ Unfolding: Architecture in the Age of Electronic Media’ zich uitwijd over deze theorie is omdat Eisenman pas vanaf toen de theorie door toevoeging van niet architectuur gerelateerde theorieën compleet heeft gemaakt.
17
BIBLIOGRAFIE - Adams, T. (1993). The Eisenman-Deleuze Fold, Bachelor of architecture, University of Auckland, Auckland - Blank, P. (1998). Peter Eisenman. Geraadpleegd op 10-62013 via http://prelectur.stanford.edu/lecturers/eisenman/ - Eisenman, P. (1999). Diagram Diaries, Universe publisching, New York - Frampton, K. & Rowe, C. (ed.) (1972). Five architects, Wittenborn & Company, New York - Frampton, K. (1991). Moderne architectuur, Sun, Nijmegen - Eisenman P. (1992). ‘Visions’ Unfolding: Architecture in the Age of Electronic Media, in: Nesbitt, K. (ed.) (1996). Theorizing a new agenda for architecture an anthology of architectural theory 1965-1995, Princeton architectural press, New York, p. 557 - Galofaro, L. (1999). Digital Eisenman, Birkhäuser, Basel - Kormoss, B. (2007). Peter Eisenman: Theories and Practices, ter verkrijging van graad van doctor, Technische Universiteit Eindhoven, Eindhoven - Levene, R. & Márquez Cecilia, F. (1997). El croquis Peter Eisenman, Fiorucci international, Milaan - Rebstockpark Frankfurt (2003). Rebstockpark- The development of a concept, Geraadpleegd op 10-6-2013 via http:// www.rebstockpark-ffm.de/rebstockpark_eisenman_e.htm - Siamopoulos, E. (2012). Authorship in algorithmic architecture from Peter Eisenman to Patrik Schumacher, NTUA School of Architecture, Athene
18
ILLUSTRATIEVERANTWOORDING - voorpagina. Peter Eisenman, erkregen op 21-6-2013 via: http://www.rebstockpark-ffm.de/rebstockpark_eisenman.htm - pag. 7. Addison Godel, verkregen op 21-6-2013 via: http:// www.flickr.com/photos/doctorcasino/4598950830/ - pag. 10. Frampton, K. & Rowe, C. (ed.) (1972). Five architects, p. 22 - pag. 12. Auteursrechthebbende onbekend, verkregen op 21-6-2013 via: http://www.matteofraschini.com/phd/201203-20_athens_LIGHT.pdf - pag. 13. Auteursrechthebbende onbekend, verkregen op 21-6-2013 via: http://de.academic.ru/dic.nsf/dewiki/660406 - pag 15 bovenaan. Adams, T. (1993). The Eisenman-Deleuze Fold, p. 127 - pag. 15 onderaan. Levene, R. & Mรกrquez Cecilia, F. (1997). El croquis Peter Eisenman, 93 - pag. 16 onderaan. Levene, R. & Mรกrquez Cecilia, F. (1997). El croquis Peter Eisenman, 89
19