5 minute read

Voorleesverhaal kids

Next Article
Afhaaladressen

Afhaaladressen

Spelen met vuur

Geschreven door Augusta Verburg Uit het boekje De familie Kissebis en Op een winternacht Illustratie: Harmen van Straaten

Het is bijna avond. Buiten is het al donker. Maartje en Jasmijn Kissebis zitten op de bank, voor de televisie. Met een bakje chips en een glas sinaasappelsap. ‘Lief samen kijken,’ zegt vader. Hij staat met de boodschappentas bij de deur. ‘Ik ben even een uurtje weg. En als ik terug kom, neem ik patat mee. Dan eten we lekker patat met appelmoes.’ ‘En kip,’ zegt Jasmijn. ‘En kip,’ belooft vader. ‘Tot straks.’ Nu zijn ze alleen thuis. Maartje vindt het niet erg. Samen met Jasmijn durft ze best alleen thuis te zijn. Want Jasmijn is al acht. ‘Kijk dan, Jasmijn.’ Maartje heeft twee chipjes in haar neus gestopt. En in haar oren. Dat is een gek gezicht. Jasmijn kijkt niet. ‘Ssst,’ zegt ze. ‘Het begint.’ Ja, het begint. Maartje ziet het ook. Eerst komt de muziek en de letters en daarna de… Plof! Wat gebeurt er nou? De televisie gaat zomaar uit. En alle lampen. En de lichtjes van de kerstboom. Het is opeens stikdonker. Dat is raar! Maartje rent naar de lichtknop bij de deur. Ze drukt erop maar er gebeurt niets. Hoe kan dat nou? ‘Pap!’ Papa moet komen. Hij moet het licht weer aan maken. ‘Papa is toch weg, stommerd,’ zegt Jasmijn. ‘Ik doe de kaars wel aan.’ Jasmijn mag geen stommerd zeggen. Dat zegt ze altijd. En ze mag ook niet zelf de kaars aansteken. Alleen als vader of moeder erbij is. Maar nu moet het, anders zien ze niets. Jasmijn pakt de aansteker. Ze houdt de vlam tegen het lontje. ‘Ik wil de kaars ook een keer aandoen,’ zegt Maartje. Kaarsen aansteken is leuk. Maar het mag niet van Jasmijn. ‘Ik weet iets,’ zegt ze. ‘Ik ga een haar verbranden.’ Ze trekt een haar uit haar hoofd en houdt hem in de vlam van de kaars. Brrzzzt… weg is de haar. Dat gaat snel! Het stinkt alleen wel. Maartje knijpt haar neus dicht. Nu mag zij; een haar verbranden is niet gevaarlijk. Maar Jasmijn vindt het alweer niet goed. ‘Daar ben jij nog te klein voor,’ zegt ze. ‘Ik mag het alleen doen.’ Au, ze trekt een haar uit Maartjes hoofd en houdt hem weer in de vlam. Bah, wat een stink stank. Maartje houdt haar neus stevig vast. ‘Weet je wat lekker ruikt?’ zegt Jasmijn. ‘Papier.’ Ze scheurt een klein stukje van de krant af. Ze houdt het in de vlam… Maartje houdt haar adem in. Papier verbranden is echt gevaarlijk! Straks vliegt het huis in de brand. Gelukkig blaast Jasmijn het papier gauw uit. ‘Ruik dan.’ Ze wappert de lucht naar Maartje toe. Maartje laat haar neus los. Ja, Jasmijn heeft gelijk: verbrand papier ruikt lekker. Nu gaat Maartje lekker wat verbranden. Jasmijn hoeft heus niet de baas te spelen. Ze kijkt om zich heen. Ah, ze ziet al wat. In de prullenbak ligt het plastic zakje van de kerstkransjes. ‘Ruik Jasmijn.’ Ze houdt het zakje in de vlam. ‘Gek, niet doen!’ roept Jasmijn. Het is al te laat. Het zakje brandt. Maartje wil het uitblazen maar dat lukt niet. De vlam komt bijna tegen haar vingers. Ze laat het zakje vallen. Op de witte tafel. ‘Haal water!’ schreeuwt Jasmijn. Ze slaat met de krant op de vlammen. Maartje blijft staan. Ze huilt. Papa moet komen… ‘Haal water!’ roept Jasmijn weer. Ze slaat en slaat… Het helpt, de vlammen gaan uit. Jasmijn moet er ook bijna van huilen. ‘Kijk nou, stommerd,’ zegt ze boos. ‘Nou zit er een hele plek op de tafel. Dat is jouw schuld.’ Maartje huilt nog steeds. Ze kon er niets aan doen. Het zakje ging niet uit. Er komt een auto het pad oprijden. De lichten schijnen de kamer in. ‘Papa!’ Jasmijn pakt gauw een plant van de vensterbank en zet hem op de plek. ‘Niks zeggen,’ commandeert ze. Nee, Maartje zal niks zeggen. Ze droogt haar tranen. Ze weet nou al dat ze nooit meer met vuur gaat spelen. Vader komt binnen. ‘Dag jongens. Is het goed gegaan? Waren jullie niet bang? Het licht is overal uitge…’ Hij stopt. Hij snuffelt. ‘Wat ruik ik?’ vraagt hij. Maartje houdt haar mond stijf dicht. ‘De kaars,’ zegt Jasmijn. ‘We hebben de kaars aangestoken.’

‘Alleen de kaars?’ Vader vertrouwt het niet. Maartje gaat voor de plant staan. Als papa daar nou maar niet onder kijkt. Maar dat doet vader wel. Hij ziet de brandplek. ‘Wat is dit?’ vraagt hij streng. ‘Wat hebben jullie gedaan?’ ‘De kaars was omgevallen,’ zegt Jasmijn snel. ‘Niks ervan,’ zegt vader. Hij houdt de kaars dichtbij de plek om hem goed te kunnen zien. ‘Daar is de plek te groot voor. Is er iets in de fik gegaan? Heeft een van jullie te dichtbij de kaars gezeten?’ Maartje zegt niets. Ze zit met opgetrokken benen op de bank. Haar ogen verstopt achter haar knieën. ‘Vuur is gevaarlijk,’ gaat vader boos verder. Hij houdt de kaars nog wat dichterbij. ‘We hebben zo vaak gezegd: blijf uit de buurt van kaarsen!’ Hij buigt zijn hoofd naar voren… Wat ruikt Maartje? Haar! Ze ruikt verbrand haar. ‘Je haar!’ roept ze. Vaders haar staat in de brand! Jasmijn ziet het ook. Ze slaat vader met de krant op zijn hoofd. Het vuur is meteen uit. ‘Je zat met je haar in de kaars, stommerd!’ zegt ze. Ze mag geen stommerd zeggen. Ook niet tegen vader. Maar nu wel. ‘Zo gevaarlijk is het nou!’ Vader haalt geschrokken zijn hand door zijn haar. Er blijft een hele pluk tussen zijn vinger zitten. ‘Zit er nog wat op?’ vraagt hij. Maartje gaat op de bank staan. ‘Ik kan het niet zo goed zien,’ zegt ze. ‘Het is te donker.’ ‘Zullen we er even een kaarsje bijhouden?’ lacht Jasmijn. Vader moet ook lachen. ‘Twee ongelukjes lijken me genoeg,’ zegt hij. ‘Kom, we gaan nog meer kaarsjes aansteken. Anders zien we onze patatjes niet. Jullie mogen me helpen.’ Maartje springt blij van de bank. Kaarsjes aansteken vindt ze nog steeds leuk. <

This article is from: