Onderzoeksverslag
Jongeren als Ijsbrekers De Bijdrage van Jonge Vluchtelingen aan Vluchtelingenorganisaties
door Shane Pulmano
Drs. Shane Pulmano (1984) heeft Communicatie- en Informatiewetenschappen gestudeerd aan de Universiteit Utrecht, met afstudeerrichting Nieuwe Media en Digitale Cultuur. Ze is redacteur van het tijdschrift BLIK over audiovisuele cultuur en ze is actief voor verschillende Filippijnse organisaties in Nederland. Shane heeft in opdracht van SMS het onderzoek verricht dat nu in de vorm van een onderzoeksverslag uitgegeven wordt.
Colofon Tekst: SMS Auteur: Drs. Shane Pulmano, SMS Vormgeving: Malu Padilla, SMS
Š 2007 Stichting Mondiale Samenleving SAM 70305 ISBN/EAN: 978-90-79370-02-3 Dit verslag is te bestellen bij SMS: Hollantlaan 6 3526 AM Utrecht Tel. 030 2148063 email: info@sms-vluchtelingen.nl www.sms-vluchtelingen.nl
Dit onderzoek is mede mogelijk gemaakt door:
Illustratie omslag: 'Je kunt jongeren zien als een boom ondersteboven. Jongeren zijn nog maar kleine boompjes, met meer wortels dan takken. Ze hebben hun wortels bestaande uit ouders, familie, opvoeding en woonomgeving. Hun wortels steken de lucht in omdat ze (positief en negatief) direct beinvloed worden door invloeden uit de omgeving. Als de maatschappij hen allerlei positieve impulsen en voeding geeft (aarde, water), dan kan het boompje goed verder groeien, vertakken en mooie bloemen voortbrengen. De beste positieve impulsen zijn volgens mij allerlei vormen van creatieve stimulans. Jongeren kunnen op die manier, of het nu wel of niet direct nuttig is, zichzelf ontdekken en datgene vinden wat ze goed kunnen. Dat geeft inspiratie en motivatie om vervolgens gefocust en serieus aan het werk te gaan.' - Shane Pulmano
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt zonder schriftelijke toestemming van SMS.
Inhoudsopgave 1.
Voorwoord
4
2.
Samenvatting
5
2.1 Onderzoekresultaten
5
2.2. Aanbevelingen
5
2.3 Tot slot
6
3.
Inleiding
4.
Aanleiding en probleemstalling
3.1 Leeswijzer
7 7 8
4.1 Aanleiding
8
4.2 Hoofdvraag en deelvragen
8
4.3 Doelstelling
8
5. Onderzoeksopzet
9
5.1. Operationalisering
9
5.2 Onderzoeksvragen
9
5.3 Onderzoeksmethoden en onderzoeksstappen
10
5.4 Locatie en logistiek van het onderzoek
10
5.5. Betrouwbaarheid en validiteit 10 6. Vooronderzoek
11
6.1 Perspectief van organisaties
11
6.2 Jongerenperspectief
12
6.3 Overige factoren
13
7. Analyse en resultaten, deel 1 7.1 organisaties over jongeren
14 14
8. Analyse en resulataten, deel 2 8.1 De bijdrage van jongeren
16 16
9. Expertmeeting
19
9.1 Verslag discussie Expertmeeting 9.2 Evaluatie
19 20
10. Conclusie
21
11. Aanbevelingen
22
11.1 Aanbevelingen voor vluchtelingenorganisaties
22
11.2 Aanbevelingen voor SMS
25
12. Bibliografie
27
1. Voorwoord SMS voorziet in de behoefte van vluchtelingenkaderleden en hun organisaties aan capaciteitopbouw, begeleiding en bemiddeling. De primaire doelgroep van SMS bestaat uit alle nieuwe Nederlanders, met een bijzondere aandacht voor al diegenen die een vluchtelingenstatus hebben verkregen. Daarnaast richt SMS zich op oude Nederlanders, maatschappelijke organisaties en instellingen, het bedrijfsleven en overheden. De missie van SMS is actief burgerschap in de mondiale samenleving. Wij streven naar een samenleving waarin nieuwe Nederlanders samen met anderen harmonieus samenleven met respect voor elkaars culturele en religieuze achtergronden. Om dit te bereiken is actief burgerschap nodig: alle mensen hebben het recht en de plicht om actief deel te nemen en bij te dragen aan die samenleving. SMS spreekt nieuwe Nederlanders aan op hun verantwoordelijkheid en spoort hen aan om deel te nemen en zelf initiatieven te nemen. Om hen bij dit proces te ondersteunen, helpt SMS hen om zichzelf te organiseren. Behalve Nieuwe Nederlanders spreekt SMS ook maatschappelijke organisaties en instellingen aan op hun verantwoordelijkheid om nieuwe Nederlanders te betrekken bij hun initiatieven. Het signaleren van knelpunten en ideeĂŤn en het bouwen van bruggen tussen verschillende initiatieven behoren tot de basisbeginselen van de SMS werkwijze. Het signaleren en bouwen (of ontwikkelen) is dus kenmerkend voor SMS. De wortels van SMS liggen tot op de dag van vandaag in de gemeenschappen van Nieuwe Nederlanders en hun organisaties. Dit maakt het ons mogelijk om er achter te komen wat er zich binnen verschillende gemeenschappen en hun organisaties afspeelt. Uit onze observaties worden zowel positieve als negatieve signalen geĂŻnventariseerd. Maar er zijn steeds weer twee conclusies te trekken. Ten eerste is het een feit dat Nieuwe Nederlanders verantwoordelijkheid op zich willen nemen om als actieve burgers te participeren in alle facetten van de Nederlandse samenleving. Dat is dus actief burgerschap. Ten tweede is er de behoefte bij de nieuwe Nederlanders om betrokken te blijven bij het land van herkomst. Het is een emotionele, morele en een ethische verplichting die zij tegenover hun familie, vrienden en (ex) landgenoten hebben. Deze twee zaken worden breed gedragen binnen de gemeenschappen van nieuwe Nederlanders. In hun optiek vormt deze combinatie een actief burgerschap in de mondiale samenleving. Iets waar SMS voor staat.
kundigheidsbevordering. De afgelopen jaren is er echter een nieuwe groeiend knelpunt gesignaleerd: de continuĂŻteit. Veel vluchtelingenorganisaties bestaan uit al wat oudere mensen. Ze krijgen in toenemende mate, net als in vele andere sectoren in Nederland, te maken met vergrijzing. Aan de andere kant zijn er veel jonge vluchtelingen die zich aansluiten bij deze organisaties. De betrokkenheid en doorstroming van de jongeren verloopt echter niet altijd optimaal. Sommige oudere leden staan onvoldoende open voor de inbreng van jongeren, of kunnen moeilijk jongeren vinden die taken over willen nemen. Soms moet de organisatie intern of qua activiteiten veranderen - als het ware met de tijd meegroeien - om te passen bij de context van jonge vluchtelingen. En soms blijkt dat het makkelijker en logischer is dat de jongeren een geheel nieuwe organisatie oprichten. Daarom heeft SMS een onderzoek laten verrichten. We wilden graag in kaart brengen wat de huidige situatie van jonge vluchtelingen is in relatie tot vluchtelingenorganisaties. Wat zijn goede voorbeelden van betrokkenheid & doorstroming? Waarom werkt het in die gevallen wel? En waar zitten knelpunten bij organisaties die minder instroom hebben? Zodoende moet boven tafel komen op welke manier organisaties ruimte kunnen bieden aan de actieve inbreng van jonge vluchtelingen. Ook moet duidelijk worden wat jongeren van hun kant zouden kunnen doen om dat te stimuleren. Met deze informatie kan SMS de vluchtelingenorganisaties en jonge vluchtelingen effectiever ondersteunen, zodat zij ook in de toekomst een actieve bijdrage kunnen blijven leveren aan de mondiale samenleving. Dit onderzoek kunnen vluchtelingenorganisaties gebruiken als informatiebron en richtlijn voor verdere ontwikkeling van de organisatie. Maatschappelijke organisaties kunnen het gebruiken voor meer inzicht in de organisaties van nieuwe Nederlanders.
Die twee zaken zie je ook terug in de doelstellingen van veel vluchtelingenorganisaties. Deze organisaties vervullen een sleutelrol in de integratie en participatie van hun achterban. Het zijn vrijwel allemaal vrijwilligersorganisaties die geen betaalde krachten in dienst hebben. Ze zijn ontzettend waardevol voor de samenleving en vormen een civil society. Maar vaak geven ze aan dat ze meer zouden kunnen bereiken. Vandaar dat SMS op hun behoeften inspeelt in de vorm van begeleiding, training en desJongeren als ijsbrekers
pag. 4
2. Samenvatting De Bijdrage van Jonge Vluchtelingen voor Vluchtelingenorganisaties
2.1 Onderzoeksresultaten Jonge vluchtelingen kunnen als ijsbrekers binnen vluchtelingenorganisaties fungeren. Velen van hen zijn maatschappelijk geëngageerd, signaleren behoeften van leeftijdsgenoten en aarzelen niet om alternatieve actiemiddelen te gebruiken. Dit blijkt uit de inventarisatie die voor u ligt. Aan tien afzonderlijke jongeren werd de volgende vraag gesteld:
Wat is de betekenis van jongeren voor vluchtelingenorganisaties (VO’s) in Nederland? Stichting Mondiale Samenleving (SMS) besloot dit onderzoek uit te voeren naar aanleiding van signalen van een zogenaamde ‘mismatch’ tussen de jongeren en vluchtelingenorganisaties. Wanneer deze kloof overbrugd kan worden, is dit een oplossing voor de vergrijzing en bijbehorende uitstroom van medewerkers binnen veel organisaties. Met dit onderzoek wil SMS de organisaties en de jongeren adviseren hoe zij de kloof kunnen overbruggen om zo de aansluiting te bevorderen. In het onderzoek staan ervaringen van jongeren en leden van vluchtelingenorganisaties centraal. Er is gekeken naar de huidige visies van organisaties en de kwaliteit van begeleiding die zij jongeren bieden. Daarnaast is aan jongeren gevraagd wat hun persoonlijke motivaties zijn om zich al dan niet bij een organisatie aan te sluiten. Er is gekeken hoe de aansluiting tussen jongeren en organisaties bevorderd kan worden en welke rollen de jongeren binnen de organisaties op zich kunnen nemen. De interviews hebben duidelijk gemaakt dat vluchtelingorganisaties en jonge vluchtelingen enerzijds gretig manieren zoeken om iets voor de gemeenschap en elkaar te betekenen. Anderzijds hebben beide partijen een eigen visie op de ander. De meeste organisaties vinden dat zij ruimte kunnen bieden aan deze jongeren, terwijl anderen hen vooral zien als probleemgevallen. Velen hebben moeite jongeren bij activiteiten te betrekken. Sommige geïnterviewde jongeren zijn in het verleden gestuit op onbegrip van organisaties, waarna zij voor zichzelf zijn begonnen. Anderen gedijen goed binnen een bestaande organisatie, mede dankzij het vertrouwen dat de organisatie hen geeft en de ruimte die krijgen voor eigen initiatief. De interviews hebben duidelijk gemaakt wat de behoeften van de jongeren zijn en waarin jongeren van elkaar verschillen (bijvoorbeeld doordat zij in verschillende leeffasen zitten). Ook gaven de jongeren voorbeelden van hun (mogelijke) bijdrage aan organisaties. Leden van vluchtelingenorganisaties en jongeren kijken verschillend naar de positie die jongeren binnen organisaties (kunnen) innemen. De leden van vluchtelingenorganisaties menen dat jongeren zich nog moeten ontwikkelen voordat zij daadwerkelijk Pag. 5
iets kunnen betekenen, terwijl de jongeren getuigen van reeds ontwikkelde capaciteiten en vaardigheden. Gaandeweg is duidelijk geworden dat de twee groepen niet over dezelfde jongeren spreken. Organisaties spreken over jongeren die nog geen flauw idee hebben van wat zij willen in het leven, die slechts ‘lol’ willen hebben en daardoor in de problemen komen. Vaak zijn deze jongeren tussen de 12 en 16 jaar, een fase waarin zij worstelen met identiteit, seksualiteit, waardering, en scholing. Maar de geïnterviewde jongeren zijn vaak boven de twintig en getuigen van een grotere mate van zelfstandigheid. Wel blijkt dat slechts een kleine groep twintigers een zichtbare bijdrage levert aan leeftijdsgenoten. De rest participeert niet zichtbaar. Een belangrijke conclusie is dat jongeren de rol van ijsbreker kunnen vervullen. Of zij dit ook doen, hangt af van twee factoren: • De mate waarin de omgeving (ouders, organisatie, vrienden, familie, etc.) in de jongere investeert. • De levensfase waarin de jongere zich bevindt. Binnen verschillende gemeenschappen vervult een klein groepje jongeren de rol van ijsbreker. Sommigen hebben een eigen jongerenorganisatie opgericht, anderen coachen jongeren binnen organisaties en weer anderen staan organisaties bij met professionele expertise. In deze context zijn jongeren ijsbreker op twee manieren: als een schip met een enorm sterke punt die het ijs breekt om het water bevaarbaar te maken en als initiator van activiteiten bij een bijeenkomst. Jongerenorganisaties organiseren activiteiten waar oudere leden uit de gemeenschap geen oog voor hebben. Deze ijsbrekers zien wel de noden en behoeftes jongeren in de gemeenschap, zei zijn namelijk geïnspireerd door eigen ervaringen en contact met leeftijdsgenoten. Zij worden gedreven door het verlangen om andere jongeren een betere tijd te bezorgen dan zij zelf hebben gehad. Ook jonge volwassen zie zich voor organisaties inzetten, hebben dit verlangen. Sommige van deze jonge volwassenen coachen jongeren, terwijl anderen juridisch advies geven aan de achterban van organisaties. Een overeenkomst tussen jongeren en jonge volwassenen is dat de meerderheid twintiger is en studeert. De OV-kaart kaart vergroot de mobiliteit en daardoor kunnen jongeren andere ervaringen opdoen dan wanneer zij alleen thuis zouden blijven. Vaardigheden zoals organiseren, vergaderen, websites bouwen en presenteren doen zij gedeeltelijk tijdens hun studie op. Daarnaast beschikken de twintigers over een groot verlangen om zaken in de omgeving anders te zien en anders aan te pakken. Velen wensen anderen niet dezelfde problemen toe als zij zelf hebben gehad; dit is een belangrijke drijfveer om steun te bieden. 2.2 Aanbevelingen Jongeren hebben veel behoeftes, vooral doordat zij Jongeren als ijsbrekers
zich snel ontwikkelen. Zij hebben vooral behoefte aan:
• • • • •
Stabiliteit Erkenning en waardering Vereniging met leeftijd- en lotgenoten Afwisseling en uitdaging Persoonlijk ontwikkeling
Het risico bestaat dat deze behoeften worden geproblematiseerd. Een belangrijke behoefte is bijvoorbeeld het ‘leuke dingen te doen’, zoals feesten. Vele ouderen zien dit als een zorgelijke ontwikkeling. Zij vergeten vaak dat een feest jongeren de mogelijkheid biedt om leeftijd- en lotgenoten te zien (wat belangrijk is voor de identiteitsvorming) en om te ontspannen van een vaak gespannen week. De organisaties MIDIA, die een speciale jongerenafdeling heeft, SOMVAO en DIR hebben een ontwikkelingstraject voor jongeren tot stand gebracht. Hiermee erkennen zij de behoeftes van jongeren. Begeleiders, ouders en docenten zien bij de jongeren die hieraan meedoen een vooruitgang: zij gaan naar school, worden rustiger, maken dingen af, etc. Deze organisaties zien jongeren als potentieel en niet als probleem. De onderzoeker adviseert SMS om ook andere organisaties te helpen een soortgelijk traject op te zetten, waarin plaats is voor zowel vijftienjarigen als twintigers. Binnen deze trajecten moet de nadruk liggen op de ontwikkeling van een creative mindset. Dit is een manier van denken die mensen ertoe in staat stelt om creatieve oplossingen te bedenken voor problemen en situaties te bekijken vanuit verschillende invalshoeken. Het geeft iemand de mogelijkheid om een passie ergens voor te ontwikkelen. Deze mindset kan jongeren helpen om doelen te stellen, bij te stellen en te bereiken.
zichten van jongeren te verbeteren. Op dit moment doen organisaties veel aan coaching, politiek sociaal debatteren en het organiseren van themabijeenkomsten. De aandacht lijkt nog meer te liggen bij problematiek, zoals drugs, politiek, onderwijssystemen, etc. Het zou goed zijn om jongeren positieve ervaringen mee te geven; bijvoorbeeld theatercursussen, architectonische rondleidingen, spelavonden, ontmoetingen tussen jongeren en professionals zoals een advocaat, journalist, natuurkundige, etc. Het doel is dat jongeren een scala aan positieve ervaringen opdoen om hen te helpen iets te vinden waar zij van kunnen houden. Zo kunnen zij gepassioneerde mensen worden met doorzettingsvermogen. Wanneer iets niet lukt op één manier, zullen zij het op een andere manier proberen.
2.3 Tot slot De Duitse filosoof Johan Wolfgang Goethe zei: “Wanneer een individu behandeld wordt zoals hij hoort behandeld te worden, hij kan worden tot wat hij kan worden.” SMS kiest ervoor jongeren te zien als ijsbrekers, bijzondere mensen die nu en in de toekomst bijdrage leveren aan hun omgeving. Met deze houding daagt SMS vluchtelingenorganisaties uit jongeren te bekijken vanuit hun potentie, en van daaruit te handelen. Mabest Othman, voormalig voorzitter Afdeling Jeugd, voormalig bestuurslid, huidig algemeen contactpersoon MIDIA: “Ik zou aan jongeren adviseren, waardeer de ervaringen van oudere leden van je gemeenschap. Aan oudere leden zou ik adviseren, laat jongeren nooit in de steek. Met de kracht van jongeren kun je veel doen. Zij zijn namelijk ijsbrekers.”
De ontwikkeling van een creative mindset vergroot niet alleen de bijdrage van jongeren aan een organisatie, het is ook een mogelijkheid om de vooruit-
Jongeren als ijsbrekers
pag. 6
3. Inleiding Mijn eerste kennismaking met Stichting Mondiale Samenwerking (SMS) via de website maakte duidelijk dat deze organisatie haar rol als facilitator erg serieus neemt. In lijn met dit streven mocht ik onderzoeken welke bijdrage jonge vluchtelingen leveren binnen het functioneren vluchtelingenorganisaties nu en in de toekomst. Aanleiding was de slechte aansluiting van jongeren bij organisaties; SMS wil concrete adviezen kunnen bieden om dit te verbeteren. Tien kaderleden, tien jonge vluchtelingen, en een aantal experts in Nederland zijn geïnterviewd. De uitkomsten zijn door de deelnemers tijdens een expertmeeting geëvalueerd. Nog een onderzoek Opmerkelijk was de lauwe ontvangst van nog een onderzoek. Het was een karwei om (slechts 20!!) deelnemers te krijgen. Ik moest meerdere malen bellen om hen te pakken te krijgen; sommigen waren wekenlang op vakantie, anderen druk bezig met overleg. Het positieve signaal dat ik hieruit opvang is dat deze mensen deelnemen aan de maatschappij. Ik kreeg de indruk dat de deelnemers gewend zijn om weinig resultaten van een dergelijk onderzoek terug te zien en dat zij daardoor een afwachtende houding aannamen. Dit motiveerde mij om zoveel mogelijk gerichte aanbevelingen te doen met betrekking tot concrete activiteiten en mogelijke rollen die jongeren binnen organisaties kunnen vervullen. Jongeren staan niet bij iedere organisatie even prominent op de kaart. Sommige organisaties hebben jongerenprojecten, terwijl anderen geen mogelijkheden zien om met jongeren in contact te komen. Ik heb getracht niet te generaliseren, maar ieders inbreng apart te evalueren. Dit betekent dat organisaties met bestaande jongerenprojecten met andere ogen naar mijn aanbevelingen moeten kijken dan organisaties die (nog) geen contact met jongeren onderhouden. Generalisatie Het allereerste uitgangspunt van het onderzoek was de discussie over de consequenties van de vergrijzing – voor SMS een belangrijke factor. Er wordt vaak een tweedeling gehanteerd tussen de jonge en de oude vrijwilliger. Hierbij is de vraag: Wat is jong en wat oud? Tijdens de interviews bleek dat degenen met een leeftijd tussen de 12 en 30 jaar als jongeren beschouwd worden. De geïnterviewden van jonger dan 30 en de geïnterviewden die ouder dan 30 spraken op sommige punten negatief over elkaar. Begrip voor elkaar Ook heb ik heb gemerkt dat iedere vluchteling, oud en jong, met vergelijkbare zaken bezig is. De manier waarop men dingen benadert, verschilt echter per levensfase. Jongeren zeggen vaak dat oudere vluchtelingen geen oog voor hen hebben, maar de realiteit is dat de ouderen vaak worstelen met een oorlogstrauma, aanpassingsproblemen en de zorg voor het gezin. Jonge vluchtelingen vinden vaak dat ouderen niet mee gaan in de tijd. Het helpt niet als kennis van en begrip voor de situatie van de ander ontbreken. Tijdens conferenties Pag. 7
viel het me op dat discussies vaak gaan over de vraag of jongeren wel of niet maatschappelijk geengageerd zijn. Het antwoord had ik ook zonder onderzoek kunnen geven: sommige wel en sommige niet. Helaas laten deze discussies werkelijke informatie over elkaars zorgen buiten beschouwing. Meer van Organisaties Gevraagd Op de vraag ‘wat is de bijdrage van jongeren aan organisaties?’ is het antwoord dat de jongeren ijsbrekers kunnen zijn. In hoofdstuk 4 wordt een aantal voorbeelden van ijsbrekend gedrag beschreven. Dit gedrag hangt sterk samen met investeringen van de omgeving in een jongere. Om dit gedrag bij jongeren te stimuleren, moeten organisaties meer in hen investeren. Ook al hebben zij niet de garantie dat zij hiervoor direct iets terugkrijgen. Wel zullen er op de lange termijn resultaten worden geboekt die tegemoet komen aan de doelstellingen van de organisaties: het tegemoetkomen aan de behoeften van een gemeenschap. Echter, zoals één expert het zegt, jongeren hebben tijd en ruimte nodig om te experimenteren. Dat past niet in de resultaatgerichte werkwijze van veel organisaties. Mijn advies is daarom, bedenk dat jonge mensen om je heen net boompjes zijn, maar jij ziet alleen de lelijke wortels. Na een tijdje zal dit plantje tot een mooie boom groeien, met vruchten en ruimte onder de boom om uit te rusten. Het kan ook zijn dat het een heel ander soort boom wordt dan dat jij had verwacht had. Peren in plaats van appels. Het is de vraag aan organisaties of zij hier aan deel willen nemen.
3.1 Leeswijzer Deel I In deel I van het rapport zal de achtergrond en operationalisering van het onderzoek worden toegelicht. Hoofdstuk 1 vermeldt de aanleiding, het probleem, de achtergronden, en de knelpunten die ontstaan bij aansluitingshandelingen. Vervolgens worden de hoofdvraag en de deelvragen genoemd. Daarna is er aandacht voor de wijze waarop getracht is antwoord te geven op de vragen; stapsgewijs worden onderdelen van het verrichte onderzoek vermeld en beargumenteerd. Vervolgens is er aandacht voor aan de theoretische positionering: hoe sluiten de bevindingen aan op de huidige ontwikkelingen binnen vrijwilligerswerk en vluchtelingenorganisaties? Deel II Deel II behandelt de uitkomsten van het onderzoek. De antwoorden van alle deelnemers worden per deelvraag uitgewerkt. Vervolgens wordt ingegaan op de ontvangst van de uitkomsten door de geïnterviewden tijdens de expertmeeting. Deel III Het onderzoeksrapport eindigt met aantal aanbevelingen die zijn gebaseerd op de uitkomsten van het kwantitatief onderzoek en de expertmeeting.
Jongeren als ijsbrekers
4. Aanleiding en probleemstelling
4.1 Aanleiding In Nederland organiseren talloze vluchtelingenorganisaties (VO’s) activiteiten voor hun achterban. De ouder wordende medewerkers van veel van deze organisaties hebben een gebrek aan opvolgers. Aan de andere kant zijn er veel jonge vluchtelingen binnen de gemeenschappen. Sommigen sluiten zich aan bij VO’s. De doorstroming verloopt echter niet altijd optimaal. De aanleiding van dit onderzoek is de mismatch tussen de jongeren en de organisaties. Enerzijds willen organisaties graag nieuwe vrijwilligers binnenhalen en hebben zij moeite om jonge vrijwilligers te vinden en/of ze te faciliteren; anderzijds zijn er maatschappelijk bewuste jongeren die zich graag zouden inzetten, maar kunnen zij zich moeilijk in de huidige organisaties vinden. Deze aansluitmoeilijkheden worden in hoofdstuk 3 uitgewerkt. Deze mismatch heeft volgens SMS directeur Zeki Shehu te maken met de aansluiting tussen vluchtelingen uit drie verschillende vluchtelingengolven. Volgens Shehu bestaat de eerste golf uit oudere vluchtelingen (50 plussers) die een aantal gevestigde organisaties hebben opgericht. Het voortbestaan van deze organisaties is te danken aan de sterke regie van deze leden. De tweede golf bestaat uit jongere vluchtelingen (tussen de dertig en vijftig) met een liberalere denkwijze. De derde golf vluchtelingen bestaat uit jongeren en jong volwassen, (ex) Alleenstaande Minderjarige Asielzoekers (AMA’s) en/of kinderen van vluchtelingen. Onderzoekers Rinus Penninx en Anja van Heelsum stellen dat behoeftes van de tweede en derde generatie verschillen van de eerste groep, want “hulp bij eerste vestigingsproblemen en inburgering is voor een migrantengroep met een grote tweede en derde generatie minder nodig” (Ibidem). Hierdoor kunnen leden uit de laatste groep niet altijd aansluiting vinden bij de gevestigde organisaties. Het resultaat is dat velen zich niet inzetten voor de organisaties, stoppen met vrijwilligerswerk of hun eigen organisaties oprichten. Toch zouden deze jongeren volgens Shehu een grote bijdrage kunnen leveren want zij hebben de volgende eigenschappen:
tussen de eerst golf bestuurders en de jongere vrijwilligers. De tweede golf wil haar bemiddelingshandelingen verbeteren door het vergaren van kennis. Dit onderzoek is de eerste stap die gezet moet worden om jongeren bij de organisaties te betrekken.
4.2 Hoofdvraag en deelvragen Met in het achterhoofd de ontplooiing van zowel de organisaties als de jongeren, wordt in dit rapport de volgende vraag besproken: Wat is de betekenis van jongeren voor vluchtelingenorganisaties in Nederland? Om deze vraag te beantwoorden, is er gekeken hoe de aansluiting tussen jongeren en organisaties bevorderd kan worden en welke rollen de jongeren binnen de organisaties op zich kunnen nemen. Er zijn ook jongere vrijwilligers met niet-vlucht achtergrond werkzaam binnen organisaties, maar de jongeren die zelf vluchteling zijn, staan in dit onderzoek centraal. In hoofdstuk drie worden de kenmerken van de jongeren bediscussieerd. Deze analyse beoogt een antwoord te vinden op de vraag ‘waarom kunnen deze twee elkaar niet vinden?’ Hiervoor wordt gekeken naar de overeenkomsten en de verschillen tussen de vaak oudere organisatieleden en de jongeren. De analyses geven een beeld van de rollen die jongeren bunnen organisaties op zich nemen en de mogelijke rollen die zij in de toekomst kunnen vervullen. Er wordt gekeken hoe de aansluiting tussen de twee vluchtelingengolven kan worden bevorderd. Op basis van de bovenstaande argumentatie zijn de volgende drie deelvragen geformuleerd: a. Wat zijn de visies van organisaties met betrekking tot jongeren? b. Wat zijn motivaties van jongeren om zich vrijwillig in te zetten? c. Hoe zou de aansluiting beter begeleidt kunnen worden en welke rollen liggen er in het verschiet voor jongeren?
• kennis van normen en waarden uit eigen cultuur en Nederlandse cultuur,
• de kennis van organisatiemodellen, media en •
marketing, die zij opgedaan hebben via school, studie en dagelijks mediagebruik, een open instelling voor leeftijdsgenoten, nieuwe ideeën, nieuwe allianties, ongebruikelijke methoden, alternatieve benaderingen en creatieve omgangsvormen.
Volgens Shehu kan men het best aan de derde groep gehoor geven door de middengroep te versterken. Immers, de tweede groep kan de brug bouwen Jongeren als ijsbrekers
4.3 Doelstelling Dit rapport heeft de volgende doelstellingen:
• Het weergeven van aansluitingsproblemen • Het doen van aanbevelingen waarmee de be-
•
oogde match tussen organisaties en jongere vrijwilligers wordt bevorderd terwijl er in de behoeften van beide partijen wordt voorzien Het doen van aanbevelingen die organisaties helpen om de capaciteit van jongere vrijwilligers optimaal te benutten.
pag. 8
5. Onderzoeksopzet 5.1 Operationalisering Om een representatief beeld te krijgen van vluchtelingen en vluchtelingenorganisaties, is een A-selecte steekproef getrokken van 10 organisaties en 10 jonge vluchtelingen allen uit het netwerk van SMS (geregistreerd in SMS database). Het onderzoek heeft van mei tot en met oktober 2007 plaatsgevonden. Het onderzoeksmateriaal bestaat uit observaties van bijeenkomsten die SMS organiseerde, een literatuurstudie, persoonlijke diepte-interviews en de resultaten van een expertmeeting waarin het onderzoek werd geëvalueerd. Een aantal van de geïnterviewde medewerkers van vluchtelingenorganisaties zijn vrijwilliger bij SMS. Binnen elke vluchtelingenorganisatie hebben kaderleden een visie op de ontplooiing van de organisatie en de mogelijke rol van jonge vrijwilligers hierin. Geïnterviewde jongeren zijn onderdeel van de gemeenschappen waaruit de organisaties zijn ontstaan. Om de werkwijze van dit onderzoek te verduidelijken, is het onderstaand figuur bijgevoegd. Elk staaf vertegenwoordigt een deelnemende vluchtelingenorganisatie. Veel van de ideeën van de jongeren en de organisaties komen samen. Aan de andere kant dragen beide groepen suggesties aan die de andere
Figuur 1: Bemiddelen en Matchen
partijen om zelf onderling met een uitkomst te komen. De onderhandelaar tracht slechts een dialoog tussen partijen te ontwikkelen. Dit laatste is precies waar SMS naartoe wil. Met dit rapport wil SMS een handvat bieden aan organisaties, waarmee zij zelf bepalen wat nodig is om het matchen van de doelgroepen optimaal te laten verlopen. 5.2 Onderzoeksvragen Zoals besproken in paragraaf 1.2, is de hoofdvraag van dit onderzoek (wat is de betekenis van jongeren voor vluchtelingenorganisaties in Nederland?) opgesplitst in drie deelvragen. Om een goed beeld te krijgen is ook een aantal vragen gesteld met betrekking tot de persoonlijke achtergrond van de geïnterviewden. Hieronder volgt een overzicht van de deelvragen de subvragen waarin deze zijn opgedeeld: 1. Wat is de huidige visie van de organisatie met betrekking tot jongeren? • Welke ideeën hebben organisatieleden om de knelpunten van hun eigen organisatie aan te pakken?
• Welke ervaringen hebben organisatieleden met jongeren?
groep niet noemt maar die wellicht wel nuttig zijn. Dit model is vergelijkbaar met de third party proces of mediation. In dat model staat de begeleiding van onderhandelingen tussen partijen centraal (Lewicki et al 1992:233). De bemiddelingsprocedure bestaat uit twee fasen: 1.fase waarin alle partijen gehoord worden, 2.fase van beslissingen, waarin een uitkomst vastgesteld wordt. In de verschillende contexten waarin het model gebruikt wordt, waaronder rechterlijke disputen, bestuurlijke geschillen, zakelijke onenigheden (Ibidem: 234), wordt vooral de nadruk gelegd op het sluiten van een overeenkomst waar alle partijen akkoord mee gaan, dealmaking. Bij een andere vorm van bemiddeling, genaamd orchestrating, ligt de nadruk op initiatieven van Pag. 9
• Welke verwachtingen hebben organisatieleden van jongeren?
• Welke rollen en functies vinden organisatiele•
den dat jongeren binnen hun organisatie kunnen vervullen? Hoe faciliteren organisaties volgens henzelf de jongere vrijwilligers?
2. Wat zijn de ervaringen van jongeren met VO’s? • Wat zijn de verwachtingen van jongeren van VO’s? • Wat zijn de capaciteiten/competenties van de jongeren zelf? • Welke ideeën hebben jongeren met betrekking tot de continuering en ontwikkeling van de organisatie? • Hoe faciliteren organisaties volgens de jongeJongeren als ijsbrekers
ren jongere vrijwilligers? 3. Hoe zou de aansluiting beter begeleid kunnen worden en welke rollen liggen er in het verschiet voor jongeren? • Hoe zou de begeleiding van jongeren binnen de organisatie verbeterd kunnen worden? • Hoe zouden de relatie tussen de oudere vrijwilligers en de jongere vrijwilligers verbeterd kunnen worden?
5.3 Onderzoeksmethoden en Onderzoeksstappen Een korte literatuurstudie is uitgevoerd over de mogelijke oorzaken van knelpunten in de aansluiting tussen jongeren en vluchtelingenorganisaties, zoals de vergrijzing binnen de organisaties en de leefsituatie van jongeren. Dit is aangevuld met observaties van bijeenkomsten die SMS heeft georganiseerd. Vervolgens is contact opgenomen met respondenten waarmee persoonlijke diepte-interviews afgenomen zijn. In oktober vond een plenaire expertmeeting plaats, waarin de uitkomsten werden geëvalueerd. In november is het uiteindelijke rapport gepresenteerd. 5.4 Locatie en Logistiek van het Onderzoek Interviews zijn op diverse plaatsen in Nederland gehouden. Gezien de drukte die deelnemers ervaren met werk, taken die zij binnen de organisaties vervullen en eventueel studie, is de onderzoeker zelf naar locaties gereisd om de deelnemers het zo makkelijk mogelijk te maken. Slechts enkele geïnterviewden waren in staat zich te melden bij het SMS kantoor te Utrecht. Deelnemers bereiken bleek een uiterst moeilijke zaak te zijn. Velen lezen niet vaak emails. Andere leden en jongeren lezen wel maar hebben geen tijd om te reageren. Telefonisch contact met kaderleden en jongeren is meerdere malen gezocht omdat vele niet bereikbaar waren, in bespreking waren of op vakantie. Veel jongeren gaan wekenlang op vakantie, wat de uitvoering van het onderzoek vertraagde.
Jongeren als ijsbrekers
5.5 Betrouwbaarheid en validiteit Wat betreft de externe validiteit en interne validiteit, spelen drie factoren een rol: de achtergrond van de onderzoeker, de beperkte mogelijkheid tot controle en de dubbele rollen van medewerkers van SMS. Ten eerste kan de onderzoeker, zelf twintiger, zich eerder in de situatie van leeftijdsgenoten verplaatsen. De levensfase van de onderzoeker heeft dan ongetwijfeld een rol gespeeld bij de vormgeving van de opzet van het onderzoek en de interpretatie van de door SMS georganiseerde bijeenkomsten, bronnen en de interviews. Er is daarom gebruik gemaakt van objectiviteitcontrole: continue feedback van een medewerker van SMS. Bovendien heeft de onderzoeker de vragen open mogelijk gesteld zodat leden hun verhaal kwijt konden. Ten tweede is van iedere organisatie, inclusief de jongerenorganisaties, slechts één lid (of hooguit twee leden) geïnterviewd. Controle op sociaal gewenste antwoorden is daardoor heel miniem gebleven. Er is wel getracht om in de vragenlijst een aantal overlappende vragen op te nemen om antwoorden te kunnen vergelijken. Ten derde is een aantal medewerkers van SMS in de hoedanigheid van vrijwilliger geïnterviewd. Door hun dubbele functie zijn zij in staat geweest niet alleen eigen ervaringen te delen, maar om deze in het bredere perspectief te zien. Binnen SMS is een rijkdom aan kennis door jaren van ervaring ontstaan en dit komt in dit onderzoek naar voren.
pag. 10
6. Vooronderzoek Dit hoofdstuk behandelt observaties uit door SMS georganiseerde bijeenkomsten en materiaal uit literatuuronderzoek. Het doel van dit hoofdstuk is de achtergrond schetsen van de mismatch tussen jongeren en vluchtelingenorganisaties Eerst wordt de mismatch vanuit het perspectief van de organisaties bekeken, vervolgens vanuit het perspectief van de jongeren en ten slotte worden een aantal externe factoren besproken.
6.1 Perspectief van Organisaties a) Organisaties vergrijzen Sommige organisaties kampen met vergrijzingverschijnselen. Op landelijk niveau is vergrijzing een stijging van de gemiddelde leeftijd onder de bevolking. In Nederland neemt het aantal 65-plussers sneller toe dan het aantal werkende mensen tussen de 20 en de 65 jaar. Het Centraal Bureau voor Statistiek geeft aan dat over dertig jaar een kwart van de Nederlandse bevolking 65-plusser zal zijn (2006). Als gevolg van de vergrijzing zal de maatschappij meer zorg moeten leveren aan de oudere bevolking. Een ander gevolg is dat de functies die de ouderen hebben vervuld vrij komen. Onderzoekers Wim Knulst en Koen van Eijck van de universiteit Tilburg geven aan dat vrijwilligersfuncties in sommige sectoren voornamelijk door oudere volwassenen vervuld worden (2002). Het probleem ligt echter niet enkel bij het feit dat vrijwilligers overwegend oudere volwassenen zijn. Een organisatie met voornamelijk oudere vrijwilligers heeft pas een probleem wanneer er geen opvolgers te vinden zijn (Bekkers 2002). De continuering van de organisatie komt dan in gevaar. Veel leden van organisaties vinden dat jongeren een oplossing kunnen bieden, maar tegelijkertijd zijn ze minder goed in staat jonge vrijwilligers te faciliteren. Het feit dat vrijwilligers binnen een organisatie overwegend ouder zijn, maakt het mogelijk moeilijk om een goede aansluiting te vinden bij de groeiende verjongde achterban. Oudere vrijwilligers zijn minder bewegelijk, waardoor contact met achterban en externen afneemt. Hierdoor zouden deze leden minder kennis nemen van elementen waar de organisatie wat betreft ontplooiing baat bij zou hebben; bijvoorbeeld alternatieve organisatievormen, toepassingsmogelijkheden van bestaande media en behoeftes van specifieke leden. b)
Jongeren zijn niet meer solidair en willen geen vrijwilligerswerk doen Veel organisaties die jongeren proberen te bereiken ervaren geringe opkomst en desinteresse voor hun activiteiten. Als gevolg hiervan concluderen organisatoren dat jongeren geen interesse hebben in vrijwilligerswerk. Jongeren zouden alleen willen feesten. De jongeren zijn wel degelijk geïnteresseerd in recreatieactiviteiten. Culturele activiteiten, sport en andere recreatieve activiteiten zijn bijzonder van belang voor jonge vluchtelingen, omdat deze een bijdrage leveren aan zelfvertrouwen en sociale ontwikkeling (Kruiswijk 1999: 31). Pag. 11
Dit sluit aan op de opkomst van vrijwilligerswerk binnen de sector recreatie. Volgens onderzoeker Rene Bekkers is het aantal vrijwilligers binnen de recreatieve sector tussen 1985 en 2000 met 4% toegenomen, terwijl het vrijwilligerswerk binnen de hulpverlening en algemene maatschappelijk doelen in deze periode met 1% toenam (2002:3). Deze cijfers geven aan dat een deel van de jongere bevolking wel degelijk geïnteresseerd is in vrijwilligerswerk, maar dat zij kiezen voor organisaties wiens activiteiten aansluiten op hun interesses en levensdoelen. Jonge vluchtelingen hebben volgens een rapport uit 1999 een sterk verlangen naar contact met cultuurgenoten (Kruiswijk 1999:31). Voor de afwezigheid van veel jongeren bij bepaalde activiteiten is een verklaring die niet alleen voor jonge vluchtelingen geldt: jongeren besteden een groot deel van hun tijd aan verplichte verantwoordelijkheden zoals school en studie, en vullen een groot deel van de vrije tijd liever met werken, familie en vrienden, uitgaan, winkelen, internetten, sporten en andere sociale activiteiten (CIVIQ 2006: 28). Hiermee blijft er weinig tijd over voor vrijwilligerswerk. En wanneer jongeren wel interesse in vrijwilligerswerk hebben, kunnen zij kiezen uit een groot aantal instanties en verenigingen, waardoor de spoeling dun wordt. Jongeren sluiten zich aan wanneer de belangen en doelstellingen van de organisatie overeen komen met die van henzelf. Jongerengerichte organisaties schieten als paddestoelen uit de grond; zo is er Jong Nederland en studentenorganisaties die debatteren over wereldproblematiek, zoals de Erasmus Debating Society, AEGEE en de SIB. Stichting Coolpolitics kon rekenen op een opkomst van tweeduizend man bij het eerste debat dat de stichting organiseerde tijdens het Lowlands festival. “Om twaalf uur, terwijl iedereen dan nog in zijn tentje zou moeten slapen”, aldus woordvoerder Farid Tabarki (De Pers 02-08-07). In diverse steden vinden speciale feesten plaats. Een voorbeeld hiervan is het Global Awareness feest in de disco Off_Corso Rotterdam. Dit feest heeft tot doel om fondsen te werven voor een project in het Andesgebergte in zuid Amerika (zie bijlage met flyers). c) Jongeren zijn onkundig Organisaties hebben ervaren dat jongeren geen interesse tonen en vaak onbekwaam zijn. Uit gesprekken met verschillende leden van organisaties blijkt dat er een paternalistische gedachte heerst: jongeren moeten eerst wat bijgebracht worden, zij moeten eerst veranderen voordat zij een bijdrage kunnen leveren. In veel situaties is dit ook gegrond. Maar, zoals blijkt uit hoofdstuk 4, er is een verschil tussen de bijdrage van tieners en die van twintigers. Beide groepen zitten in een leerfase, maar de ene groep is zelfstandiger dan de ander. De onderlinge relaties tussen oudere bestuursleden en jongere vrijwilligers hebben een grote invloed op de manier waarop zij elkaar waarderen. Open, Jongeren als ijsbrekers
vriendschappelijke relaties verminderen de onwetendheid over de situatie van de ander. Onwetendheid kan ertoe leiden dat de capaciteiten van de beide groepen voor elkaar onbekend blijven. Binnen een vriendschap wordt de waarde van de ander op een natuurlijke wijze erkend. d)
Marketingstrategieën zijn onbekend en het imago van organisaties is onaantrekkelijk Daarnaast is er binnen de organisaties, maar ook binnen het maatschappelijke middenveld in brede zin, nog veel onbekend met marketingstrategieën die gehanteerd zouden kunnen worden om jongeren te werven voor vrijwilligerswerk. Verkoopstrategieën met een commercieel oogmerk spelen voornamelijk in op directe vervulling van behoeften van het eigen IK. Vrijwilligerswerk vereist echter vaak het tegenovergestelde, namelijk vervullen van de noden en behoeften van anderen. De aandacht voor het werven van jongeren voor maatschappelijk verantwoordelijkheid is vrij recent opgekomen. Dit blijkt ondermeer uit de plannen om maatschappelijke stages in te voeren en de publicatie van het marketingboek ‘Verovering van de Jongerenmarkt’ van MOVISIE (2006).
6.2 Jongerenperspectief e) Jongeren hebben een andere aanspreektaal Het kenmerkend voor de huidige generatie jongeren is dat zij niet alleen in staat zijn materialen en diensten te consumeren, zij behoren ook tot een groot deel van de producenten (Pulmano); Zelfgemaakte filmpjes worden vertoond op Youtube.nl, op de HYVES pagina’s wordt persoonlijke informatie gepresenteerd met een zelfgekozen achtergrond en opmaak, jongeren leveren hun bijdrage aan online
Jongeren als ijsbrekers
fora, jonge kunstenaars delen hun werk op websites als Deviantart.com, etc. Het dagelijkse gebruik van diverse media stelt jongeren ertoe in staat om in ongelofelijk korte tijd veel informatie te verwerken en tot iets nieuws te maken (Prensky, 2002). Hierdoor zijn jongeren behoorlijk gevoelig voor het audiovisuele: beeld en geluid trekken hun aandacht meer dan vijftig jaar geleden (Ibidem). Jongeren zien technologie niet als vijand maar als vriend. De bovengenoemde activiteiten worden nauwelijks in isolement uitgevoerd. Jongeren willen alles met elkaar delen. Voor informatie hoeven zij niet langer alleen naar de bibliotheek, want wanneer zij een vraag hebben kunnen zij hier een antwoord op vinden via de website van google of een internetforum. Contact met vrienden en familieleden verloopt vaak via een chatprogramma, Microsoft Shortmessage Network (MSN). Digitale technologie stimuleert uitwisselingsmogelijkheden, maar deze zijn niet voor alle jonge vluchtelingen bereikbaar. f)
Jongeren moeten vaak over drempels van sociaal-economische factoren heen Er zijn aantal redenen waarom jongeren zich niet veel met vrijwilligerswerk bezighouden. Eén daarvan is dat zij een groot deel van hun tijd gebruiken voor het verwerven en uitgeven van financiële middelen. Jongeren tussen vijftien en vierentwintig jaar besteden hun inkomsten aan kleding, uitgaan, mediagebruik, vervoer en later aan wonen en boodschappen (CIVIQ 2006). Deze behoeften ontstaan deels vanuit de zoektocht naar identiteit, het verlangen naar contact en de maatschappelijke gestimuleerde behoefte aan zelfstandigheid. Vrije tijd zal hierdoor eerder besteed worden aan bijbaantjes.
pag. 12
Daarnaast hebben veel jonge vluchtelingen te maken met een tekort aan financiële middelen (Intergratie Barometer 2006). Vluchtelingen moeten het vaak doen met minimum loon. Dit heeft verschillende oorzaken: (volgens de werkgever) onvoldoende kennis van de Nederlandse taal, diploma’s zijn achtergelaten in het land van herkomst, diploma’s worden in Nederland niet erkend, onvoldoende relevante werkervaring, discriminatie door werkgevers en/of collega's, de door de overheid opgelegde verplichting om snel uit een uitkeringssituatie te komen, schulden, etc (Ibidem). Jongeren uit gezinnen met dergelijke problemen willen voorkomen dat zij in hun latere leeftijd tegen dezelfde problemen aanlopen. Jongeren die wel de taal goed beheersen, de mogelijkheden hebben om te werken en te studeren, zouden eerder hun tijd besteden aan school, studie en een bijbaan die zij nodig hebben, omdat ouders weinig kunnen bijdragen aan hun levensonderhoud. Peer pressure, druk die jongeren ervaren om de leefstijl van leeftijdsgenoten te evenaren, speelt ook een rol. Vrienden beïnvloeden elkaars interesses en consumptiepatronen. Ook de invloed van ouders speelt volgens SMSdirecteur Zeki Shehu een belangrijke rol. Wanneer ouders een negatieve ervaring hebben met een organisatie, raden zij hun kinderen sterk af om zich voor deze organisatie in te zetten. Wanneer de kinderen er toch voor kiezen om zich bij de organisatie aan te sluiten, leidt dit tot spanningen thuis. Dit kan een reden zijn dat sommige jongeren ervoor kiezen om geen vrijwilligerswerk bij de betreffende organisatie te doen. g) Aanbod organisaties sluit niet aan op behoeftes van jongeren Wanneer men zich verdiept in jongerencultuur, wordt duidelijk waarom vrijwilligerswerk niet aantrekkelijk kan zijn voor jongeren. Jongerencultuur draait om snelle veranderingen, mooie beelden en geluiden, het gebruik van technologie en onderlinge contacten tussen leeftijdsgenoten. Het imago van vrijwilligersorganisaties is minder dynamisch dan het imago wat zij
Pag. 13
zoeken. Imago is verbonden aan de identiteit, de doelstellingen en de wijze van zelfpresentatie van de organisatie. Aansluiting wordt bemoeilijkt wanneer jongeren zich niet met deze factoren kunnen identificeren. Ook wanneer er geen flitsend imago is, kunnen jongeren zich prima in een vereniging vinden wanneer activiteiten hen in de gelegenheid stellen andere jongeren met een vergelijkbare culturele achtergrond te ontmoeten (Krijswijk 1999:30). Vluchtelingen hebben veel behoefte aan ontmoetingen met land- en cultuurgenoten tijdens culturele activiteiten, sportactiviteiten en andere recreatieve activiteiten. Deze activiteiten geven hen een gezicht in een onbekende omgeving en leveren zo een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van zelfvertrouwen, de versterking van hun identiteit en de ontwikkeling van sociale vaardigheden (Ibidem). Het Jongeren Comité Nabard Culturele Associatie Nederland heeft zelfs vermeld dat dit een taak zou kunnen zijn voor Vluchtelingenwerk en vluchtelingenzelforganisaties (Ibidem). 6.3 Overige Factoren h) Het is onduidelijk wie er bedoeld wordt met ‘jongeren’ Tijdens bijeenkomsten en in rapporten worden jongeren zijdelings genoemd als oplossing voor het probleem van de vergrijzing. Wat echter ontbreekt, is de definiëring van de term jongeren. Het CBS definieert jongeren als mensen tussen de 15 en 22 jaar (2006b), terwijl de organisatie CIVIQ jongeren indeelt in drie verschillende leeftijdscategorieën: 12 tot 15 jaar, 15 tot 18 jaar en 19 tot 25 jaar (2006:21). De jongeren uit de drie leeftijdscategorieën bevinden zich in een ander fase in hun leven en moeten daardoor op een andere manier aangesproken worden. Vijftienjarigen houden zich bijvoorbeeld bezig met school, kleding en het ontwikkelen van een persoonlijke identiteit, terwijl twintigers eerder aan afstuderen, carrière en wonen denken (Ibidem: 25). Wervingsacties van organisaties stokken wanneer er onvoldoende nagedacht is over de verschillende wijzen waarop men de aandacht van deze groepen kan krijgen.
Jongeren als ijsbrekers
7. Analyse en resultaten, deel I Ik zou aan jongeren adviseren, waardeer de ervaringen van oudere leden van je gemeenschap. Aan oudere leden zou ik adviseren, laat jongeren nooit in de steek. Met de kracht van jongeren kun je veel doen. Zij zijn namelijk ijsbrekers. - Mabest Othman, voormalig voorzitter Afdeling Jeugd & bestuurslid, contactpersoon MIDIA Sommige jonge mensen en een aantal experts menen dat – hoewel ieder vol respect over ouders sprak – organisaties doof zijn voor de behoeftes, problemen en potentie van jongeren. Ook zouden zij niet in staat zijn om veranderingen door te voeren die de komst van jongeren met zich meebrengen. Andersom menen de oudere kaderleden dat zij juist wel potentie in jongeren zien maar dat deze eigenlijk nog veel meer moeten leren; zij willen voorkomen dat deze in de problemen komen. Uit de interviews is gebleken dat kaderleden en individuele jongeren eigenlijk refereren aan verschillende jongeren. Kaderleden bleken nadruk te leggen op schoolgaande jongeren en spreken vanuit die ervaring met probleemgevallen. De geïnterviewde jongeren waren echter voornamelijk twintigers uit de kleine groep die maatschappelijk geëngageerd is. Deze groep is dankzij de OV-jaarkaart mobieler dan de eerste groep, ziet daardoor veel meer buiten huiselijke kring en leert daardoor meer te relativeren. Die verschillen komen in dit hoofdstuk naar voren. Hoofdstuk 7 behandelt de visies en zorgen van kaderleden. In hoofdstuk 8 komt de situatie van schoolgaande jongeren en de betrokken twintigers aan de orde.
7.1 Organisaties over jongeren Houding van Organisaties Veel kaderleden spreken over de angst van oudere generaties voor de afnemende verbondenheid van jonge generaties met het land van herkomst. Als zij over het land van herkomst spreken, denken zij over hun toekomst in het land van herkomst volgens Mulugeta Asmellash, voorzitter/oprichter DIR. In tegenstelling tot ouderen die aan de oorlog, de honger en het politiek systeem denken, denken jongeren aan: “hoe krijg ik daar een diploma en werk?”. Awat Ibrahim van Moslim Unie Nederland knikt instemmend wanneer het gaat over de haastige instelling van jongeren: “Ze willen alles snel bereiken. Ze hebben geen geduld en kijken niet zoveel vooruit. Ze zien vooral tijdelijke oplossingen.” Tegelijkertijd is men het er over eens dat jongeren de toekomst zijn. Enkele kaderleden hebben begrip voor de situatie van jongeren. “Als je in een vreemd land komt, kun je je niet bemoeien met politiek in je eigen land zonder dat je eerst hier in Nederland een plek hebt” meldt Antoine Hitimana, voorzitter IKIBIRI. Hij heeft zijn jongerenorganisatie opgericht omdat de toen Jongeren als ijsbrekers
malige organisatie volgens hem niets voor jongeren deden. “Ouderen waarderen de energie die jongeren meebrengen en jongeren waarderen de ervaring van ouderen”, meent Farundin Congo, secretaris Platform Bosniërs in Nederland. “Het platform ziet Mladi BiH [een jongerenorganisatie] beslist als een partner. We werken op basis van gelijkheid samen”, zegt zowel Congo als Mladi BiH voorzitter Almedina Ademovic. De Bosnische gemeenschap is zelfs zo ver dat zij een landelijke verkiezing ‘Jonge Bosniër van het jaar’ organiseren. Kennelijk werkt deze aanpak voor deze gemeenschap. Ademovic getuigt dat Bosnische jongeren hoge posities hebben voor wat betreft opleiding en werk. Of de jongeren deze posities dankzij de positieve aandacht hebben gekregen, of dat de aandacht het gevolg is van de hoge posities, daar valt over te discussiëren. “Uiteindelijk gaat het erom dat organisaties zelf iets moeten doen om hun blik op jongeren te veranderen”, zegt Annemarie van Hinsbergen van MOVISIE, “ze moeten kijken naar henzelf en minder naar de ander”. Visie op jongeren Veel organisatieleden zien jongeren als de toekomst. Enkele menen dat jongeren zelfstandig worden om zodanig de werkzaamheden binnen organisaties over te kunnen nemen. Volgens Ibrahim moeten jongeren zich nog veel meer ontwikkelen. “De potentie is er wel”, zo meent Legesse Tujo, Coördinator Jeugdproject DIR “maar in het algemeen ontbreekt de kennis nog. Jongeren hebben vaak niet de capaciteit om de taken die er zijn op zich te nemen”. Het jongerenproject van DIR en SOMVOA bestaat uit coaching en preventie (Evaluatieverslag DIR/ SOMVAO 2006). Deelnemers bestonden uit risicojongeren. Tujo legt uit dat ze “jongeren willen helpen in hun eigen ontwikkeling. Wat zij er daarna mee doen is hun eigen zaak, als zij maar op eigen benen kunnen staan. Het kweken van verantwoordelijkheidsbesef is voor Tujo een belangrijk doel van het jongerenproject. De ervaring van Abdiliziz Musa Yusuf, voormalig trainer van NOMAD en beleidsmedewerker bij de gemeente Tilburg, is dat jongeren intelligent zijn en “het vermogen hebben om er iets van te maken”. Zijn ervaring met Somalilandse jongeren en trainees binnen de gemeente is dat ze inhoudelijk goed zijn, “maar ze moeten in sociale vaardigheden getraind worden. Hoe communiceer je nou effectief? Hoe ga je om met veranderende omgevingen? Welke doelen stel je jezelf daarbij?” Betrokkenheid bij jongeren Velen organisatieleden maken zich zorgen om de jongeren. Het project van DIR/SOMVAO is ontstaan uit zorg om ontwikkelingen van jongeren in de gemeenschap. Hitimana richtte organisatie IKIBIRI op om de golf van jongeren die in 2000 in Nederland kwam, te begeleiden. Want “de toenmalige organisatie hield zich bezig met de politiek van het eigen land, terwijl jongeren alleen maar dronken en niet naar school gingen.”
pag. 14
Met passie spreekt Ibrahim Jalloh, voorzitter Stichting Sierra Leone Utrecht, over Sierra Leonse AMA’s: “Deze jongeren hebben oorlog meegemaakt, zouden in theorie hun verhaal kwijt kunnen bij voogden, mentoren en begeleiders, maar in de praktijk blijken zij hun verhaal nauwelijks kwijt te kunnen.” Hij leeft mee met velen bij wie de oorlog hun ontwikkeling een halt heeft toegeroepen en met degenen die ervaringen van verschrikkelijke oorlogsmisdaden met zich meedragen. Hij zou daarom graag een bijeenkomst voor de groep jongeren organiseren, waarin een oorlogsexpert de oorzaken van de oorlog presenteert. “Op deze manier krijgen ze de gelegenheid een stukje verleden te verwerken. Anders kunnen ze niet verder gaan.” Capaciteiten van Jongeren Organisatieleden zijn het erover eens dat jongeren sterke begeleiding nodig hebben. Het gevolg van het gebrek aan een sterke hand is volgens voormalig voorzitter Ismail Awil te zien aan de huidige stand van zaken binnen de organisatie NOMAD. “Op dit moment zijn er binnen NOMAD weinig mensen die leiding kunnen geven en een groep bij elkaar kunnen houden.” Ze hebben genoeg vaardigheden, zo meent hij, “ze kunnen in een dag 30 jongeren bij elkaar verzamelen voor een training!” Het probleem is de motivatie voor de voortzetting. “Taken worden niet uitgevoerd, iedereen slaapt.”
Pag. 15
Afgelopen negen jaar is het anders geweest. Mede dankzij de inzet van een gemotiveerde groep mensen is niet alleen NOMAD, maar ook Somaliland als land over heel de wereld gepromoot. NOMAD is de oprichter van een adviesorgaan in Somaliland, dat nu Europese overheden adviseert. Oud-leden, nu doorgestroomd naar functies met grotere verantwoordelijkheden, “hebben op NOMAD geleefd”. Relatie Ouder-Kind Sommige organisaties hebben een besef van de rol die ouders spelen binnen de ontwikkeling van jongeren. Veel kaderleden zouden willen dat ouders de Nederlandse taal beter beheersen, zodat zij een actievere bijdrage kunnen leveren aan de ontwikkeling van hun kinderen. Andere organisaties, zoals DIR en SOMVOA, bemiddelen tussen ouder en kind. “Sommige vaders trekken aan de bel en zeggen ons dat wij ons aan hun strenge regime moeten houden”, zegt Tujo. “In de meeste gevallen is de reactie ingegeven door nieuwsgierigheid. Met al dan niet over -beschermende ouders gaan wij in gesprek en proberen voorlichting te geven over de Nederlandse cultuur. Wij willen hiermee wederzijdse respect tussen ouder en kind bevorderen.”
Jongeren als ijsbrekers
8. Analyse en resultaten, deel 2 Wenn wir die Menschen nur nehmen, wie sie sind, so machen wir sie schlechter, wenn wir sie behandeln, als wären sie, was sie sein sollten, so bringen wir sie dahin, wohin sie zu bringen sind. - Goethe, Lehrjahre VIII,4 8.1 De bijdrage van jongeren Er zijn verschillende factoren die bijdragen aan de slechte aansluiting tussen jongeren en vluchtelingenorganisaties. Eén ervan is dat organisaties wel iets willen doen voor jongeren, maar vaak geen rekening houden met kenmerken van jongeren, zoals drijfveren, etnische bindingen, behoeftes en capaciteiten. De komende paragrafen behandelen deze kenmerken. In hoofdstuk 7 worden naar aanleiding hiervan aanbevelingen gedaan ten aanzien van het opzetten van een jongerenproject. Drijfveren Jongeren NOMAD Nederland is volgens Ismail Awil ontstaan uit behoefte. “In 2000 draaide ik binnen de organisatie mee bij een demonstratie voor jongeren. Er kwamen 2000 jongeren op af.” Toentertijd was de grootste motivatie ‘schuld’, dat hier vergeleken met het eigen land goed gaat. Zorg over de gemeenschap is ook de drijfveer van Ademovic van Mladi BiH. Hij wil met zijn organisatie zorgen voor:
• Informatievoorziening die dient om het net• •
werk en de carrièremogelijkheden te vergroten. Saamhorigheid: het gevoel dat ‘wij allen uit de oorlog zijn gevlucht’. Iets bijdragen aan gemeenschap en het land van herkomst.
Mina Omarzai van AMEEL wil met haar organisatie: • Afghaanse jongeren in Nederland bewustmaken van onderlinge overeenkomsten • Een bijdrage leveren aan de wederopbouw van Afghanistan Andere jongeren zetten zich in uit noodzaak. “Bij de asielprocedure gingen er mythes rond, werd er weinig kennis aan ons overgebracht, kregen we weinig voorlichting en was er veel angst bij jongeren [AMA’s]”, zegt Rui Assis Miguel da Costa. “Er was weinig informatie over wat de perspectieven zijn in Nederland en in Angola als je terug moet.” Als reactie hierop, richtte Rui samen met een vriend Jonge Angolezen in Nederland op: “Ik dacht: hier willen wij iets aan doen.” Het doel van JAN is kennisoverdracht voor terugkeer naar Angola. Kennisoverdracht is ook voor mede-voorzitter van de jongerenorganisatie Kohandazh, Daniel Shirzad, een belangrijke functie van zijn organisatie, waarbij steun voor elkaar belangrijk is: “Wij zijn gericht op de ontwikkeling van jongeren zodat ze zich dankzij anderen om hen heen kunnen ontwikkelen. Jongeren kijken beter dan anderen naar hun omgeving, ze hebben capaciteiten, maar veel mensen beseffen niet wat ze kunnen. Het resultaat is dat weinig jongeren zich 100% ergens voor inzetten”. Jongeren als ijsbrekers
De motivatie van Naim Farhoed, Penningmeester jongerenorganisatie Landelijke Afghaanse Jongeren Organisatie Nederland (LAJON), is een mengeling van noodzaak en opvoeding: “Via mijn vader kwam ik achter wat de problemen en noden waren van de Afghaanse gemeenschap in Nederland. Ik kon niet anders dan daar iets aan doen. Ik ben lid geworden omdat FAVON, en dus ook de jongerenvereniging LAJON, een landelijke organisatie is. Dit betekent dat je veel kunt doen voor de gemeenschap.” Landgenote Harir Faquiri geeft zegt dat zij zelf niet bij haar eigen motivatie heeft stilgestaan. “Ik las veel over de Taliban. En na de oorlog werden er in Afghanistan veel wetten ingevoerd die de rechten van vrouwen inperkten. Ik vind het vrijwilligerswerk wel interessant hoor, maar ik ben er ook grotendeels mee opgevoed.” Onbegrip De geïnterviewde jongeren zijn op veel onbegrip gestuit. Velen getuigen van de behoefte zich te verenigen, maar worden hierin belemmerd door de oudere leden van de gemeenschap. Ismail verklaart dat “ze [de ouderen] niet doorhadden dat ze open moeten staan voor iedereen”. Hierdoor besloot hij met andere jongeren iets anders te doen. Mina Omarzai meent dat veel succes niet erkend wordt: “Mensen hanteren nog steeds stereotyperingen van vroeger naar elkaar toe. Ik heb besloten om mij hierbij neer te leggen. Bij de ouderen blijft het zo. Daar heb ik maar respect voor. Maar de jongeren hebben nu de kans om elkaar op andere wijze te benaderen.” Bij de groep Kohandazh ligt opvoeding en verleden zo diep dat “iedereen zou willen dat ouders voortaan stilstaan bij hun aanpak van de volgende generatie” (Daniel Shirzad). Onbegrip ontstaat in dit geval vanuit een onbereidwillige houding van ouderen. Araz Abbas, voorzitter van de Irakese Democratische Jongeren Unie Nederland, merkte dit vooral toen de organisatie zich officieel wilde inschrijven om zodoende middelen te verzamelen voor activiteiten: “We waren naar andere oudere gevestigde organisaties gegaan om advies te vragen hierover – kaderleden die belangrijke posities in vluchtelingenorganisaties en organisaties voor vluchtelingenwerk maar zij zeiden telkens dat er geen subsidie meer is. Later toen wij zelf op onderzoek uit gingen, kwamenwe erachter zij hun kennis al lang geleden hadden kunnen delen, maar dat zij dit niet deden. We zijn hier nog steeds boos over.” Twee van de oorzaken van de nadruk die ouderen op problemen en niet op mogelijkheden leggen, zijn de etnische bindingen en politieke affiliatie. Etnische Bindingen In het rapport ‘Afghanen in Nederland. Een profiel.’ wordt als volgt naar etnische verschillen verwezen:
pag. 16
De Afghaanse gemeenschap in Nederland is bijzonder heterogeen. Zij bestaat uit verschillende groepen die het land hebben verlaten als gevolg van opeenvolgende politieke ontwikkelingen gedurende de afgelopen decennia (Afghanen een profiel, 2003: 27). Afghanen werken in organisatorisch verband, bij voorkeur samen met personen van dezelfde politieke, sociale of etnische achtergrond. Men houdt met elkaar culturele tradities in leven en biedt onderlinge hulp en ondersteuning bij integratie in Nederland (Afghanen een profiel, 2003: 27). Een schaduweffect van culturele diversiteit is dat jongeren moeite hebben om zich verenigen. Een geschiedenis van wantrouwen, geweld en haat lijkt deels te zijn meegenomen naar Nederland. “Bij etnische groeperingen ligt de haat zo diep dat mensen hier in Nederland elkaar niet eens een hand geven” zegt Shafiq Wasiq. "Men praat hier liever niet over", aldus Naim. Het is kennelijk in sommige kringen zo erg dat “er tijdens feesten ruzies ontstaan doordat mensen elkaar uitschelden vanwege hun afkomst” (Shafiq Wasiq). Naim legt het genuanceerder uit: “Mensen zijn heel gevoelig voor waar je vandaan komt in Afghanistan. Je ziet het conflict zich vaak uiten in kleine dingen. Tijdens conferenties bijvoorbeeld, merkt je dat er conflicten ontstaan aan de hand van één woord. Het gaat eigenlijk niet om het woord, want de oorzaak ligt dieper. Ouders geven dit vaak door aan hun kinderen, die op hun beurt afstand nemen van jongeren uit andere streken. Jongeren uit Tiel en Nijmegen leken afhankelijk niet samen te willen werken, maar wanneer je met ze gaat praten zie je dat ze over veel dingen hetzelfde denken. De rol van ouders is dus heel groot.” Landgenote Mina heeft vergelijkbare ervaringen tijdens een conferentie opgedaan: “Deelnemers hadden de neiging om meer naar zichzelf dan naar anderen te luisteren. Je zag dat mensen zich binden aan het verleden. De kritiek die zij elkaar geven was vaak niet eens inhoudelijk, maar gericht op afkomst van de spreker. Wanneer iemand wat komt zeggen, steunen 'zijn mensen' hem. Dit is geen ontwikkeling.” Volgens Mina “nemen veel jongeren geen initiatief om zich te mengen met anderen en zolang je geen mogelijkheden heb een band te vormen, kun je vooroordelen niet wegnemen.” Gezien de demografische kenmerken van Afghaanse jongeren (volgens CBS is in 2007 meer dan 70% onder de dertig jaar), is vereniging een belangrijk middel tot ontwikkeling. Naim begrijpt waarom ouders hun kinderen niet graag bij organisaties zien aansluiten: “Veel ouders willen trots op hun kinderen kunnen zijn en om die reden wordt heel streng de goede naam bewaard. Ze zijn dan bang dat wanneer hun kinderen deelnemen aan een organisatie die hun goede naam in gevaar brengt.” In andere gemeenschappen, zoals de Eritrese, vinden we een vergelijkbare situatie terug. Hier zijn de politieke kleuren de oorzaak. Deze kleuren worden behouden in gemeenschappen van de diaspora, aldus kaderlid Tesfazghi Yitbarek. “Jongerenorganisaties worden door pro-regering of antiregeringsbewegingen ondersteund”. Pag. 17
Probleem versus potentieel Jongeren worden in Nederland over het algemeen vanuit hun problemen bekeken en niet vanuit hun potentie, meent jongerenwerker Ebby Shafieani. Het rapport van adviesgroep Saluti bevestigt zijn stelling: “voor goede initiatieven van ‘doorsnee’ jongeren (die waarbij verhoogd risico op criminaliteit bestaat) is vaak weinig geld of subsidie omdat de grote hoop van het geld naar ‘probleemjongeren’ gaat”(Saluti, 2007: 16). In sommige gevallen spreken adviesrapporten elkaar tegen: het adviesorgaan Primo Noord-Holland geeft in het rapport aan dat er “vanuit de samenleving, waaronder ook de politiek, veel druk wordt uitgeoefend om jongeren als probleemgroep te zien en uitsluitend beleid te voeren dat gericht is op het tegengaan van overlast, geweld en criminaliteit” (Primo NH: 6). Doordat de meerderheid van de aandacht gericht is op probleemgevallen worden er weinig programma’s voor ‘niet-probleemgevallen’ opgezet, waardoor het risico bestaat dat ook deze groep problemen krijgt. Het probleemgerichte handelen is dus gericht op de korte termijn. Immers, wanneer meer aandacht besteed wordt aan positieve aspecten van jongeren zal dit geweld en schooluitval voorkomen. Behoeftes Jongeren blijken veel behoefte te hebben aan stabiliteit. Zij willen verschillende dingen kunnen doen en ervaren, maar uiteindelijk willen zij allemaal kunnen rekenen op de steun en waardering van de omgeving, zoals familie, vrienden en begeleiders. Rui, zelf een ex-AMA, beschrijft het verlangen naar stabiliteit: “Veel jongeren hebben een lange procedure achter de rug of zijn hier nog mee bezig. Zij hebben te maken met allerlei trauma’s, hebben moeite met zelfstandig integreren en kennen sociaal -culturele verschillen niet.” Stabiliteit kan gevonden worden door een permanent verblijf in Nederland maar ook door het hanteren van sociale en mentale grenzen. Jongeren moeten zich kunnen richt op een studie, stage en een goede baan. Geld verdienen is voor hen noodzakelijk om stabiliteit en afwisselingen in stand te houden. Ten slotte is belangrijk dat jongeren steun en onvoorwaardelijk geduld ontvangen van de omgeving. Een waslijst aan verwachtingen en activiteiten zonder ruimte om af te wijken zorgt voor onrust, zo bleek tijdens de expertmeeting. Jeugdtijd is juist een tijd om allerlei wegen op te gaan, te ontdekken en misschien te falen. Eén negatieve gebeurtenis betekent niet dat de jongeren permanent op de verkeerde weg blijven, zei een deelnemer. Echter, zoals een spreker oppert, organisaties zijn niet gericht op exploratie zonder direct resultaat, want zijn resultaatgericht. Waar jongeren binnen de veiligheid van waardering opgevangen worden, ontplooien ze zich binnen een organisatie. De Bosnische jongeren zijn hier een voorbeeld van. Ook de Koerdische jongerenorganisaties groeien, aldus Mabest Othman: “Inmiddels hebben wij tweehonderd leden, waarbij de kern van actieve jongeren bestaat uit ongeveer Jongeren als ijsbrekers
vijftig man. Wij zijn vrienden van elkaar. Met de rest van de MIDIA-gemeenschap vormen wij een gezin. We zijn familie geworden doordat wij veel met elkaar ondernemen, jongeren en ouderen samen.” Daarnaast hebben jongeren behoefte aan persoonlijke ontwikkeling. Naim geeft aan dat hij training nodig heeft in ‘zakelijke dingen’ [vergaderen, projecten schrijven, etc]. “Jongeren zijn mobieler dan ouderen” meent Mabest “zij willen graag actief zijn en iets betekenen. Mijn ontwikkeling is in stapjes vooruit gegaan. Ik ben continu aan het leren.” De ontwikkelingsstapjes zijn belangrijk voor jongeren omdat ze inzien dat grenzen rust geven. Immers, het individu moet weten waar zijn of haar capaciteiten, interesses en beperkingen liggen. Ook de behoefte aan ontwikkeling op het gebied van studie, stage en werk is groot onder de jongeren. Organisaties kunnen hen hierin tegemoet komen door taken of trajecten aan te bieden die zoveel mogelijk aansluiten op de studie of werk. “Er wordt wel verteld dat het nut van de organisatie is dat het goed is voor eigen land, maar dit wordt niet altijd vanuit het perspectief van de jongeren,” zegt Harir. “Er wordt niet nagedacht over de vraag hoe jongeren het werk voor een organisatie kunnen combineren met een professionele loopbaan.” Capaciteiten en Initiatieven De geïnterviewde jongeren hebben zich allemaal solidair getoond door deel te nemen aan allerlei eerder genoemde activiteiten. Velen zijn in staat geweest om hun zorg voor anderen om te zetten in actie:
• Bosnische jongeren zetten zich in voor huma-
•
•
•
•
nitaire acties in het land van herkomst. “Mladi BiH hield een tijd geleden bijvoorbeeld een actie voor hulpverlening aan een Bosnisch gezin, vertelt Almedian. “Binnen een korte tijd kregen we veel reacties, veel mensen wilden geld schenken, andere waren bereid daarheen te reizen en het gezin te begeleiden.” De Afghaanse jongerenorganisatie AMEEL richt zich op onderwijs. Het is de organisatie gelukt om veel media-aandacht voor haar opening te trekken. Op de voorpagina van de stadseditie Arnhem van de provinciale krant de Gelderlander is een artikel over de openingsbijeenkomst verschenen met een foto van de oprichters. Afghaanse jongerenorganisatie Kohandazh startte naar aanleiding van onderlinge gesprekken een voorlichtingsprogramma voor ouders. De jongerenafdeling van MIDIA is medeorganisator van diverse activiteiten, zoals voorlichting, projecten en een muziekcursus voor de achterban. JAN start APONTE, een project voor straat- en weeshuiskinderen in Angola.
Het effect van dit soort initiatieven blijft jarenlang merkbaar. Voormalige NOMAD-leden vervullen nu topfuncties binnen de Somalilandse overheid en in het bedrijfsleven. Ook noemenswaardig is de direc-
teur van de Stichting Mondiale Samenleving, Zeki Shehu, die het product is van eigen initiatieven en ondersteuning vanuit zijn gemeenschap. Deze voorbeelden worden gegeven om aan te tonen dat investeringen vruchten afwerpen, maar dat dit tijd kost. Ontwikkeling met Inspiratie en Richting De ontwikkeling van een jongere is te vergelijken met die van een boom of plant. Soms lijkt het alsof alleen de lelijke wortels van de boom gezien worden. Weinig organisaties zien de vooruitzichten van mooie groene bladeren en een vrucht. Het kan dan ook jaren duren voordat de vruchten geplukt kunnen worden. Eerst moet er geïnvesteerd worden in een stevige basis van aandacht voor behoeftes, luchtige aarde van inspanningsmomenten afgewisseld met ontspanningsmomenten en ruimte om te groeien in allerlei wegen met onvoorwaardelijke steun. Zowel tieners als twintigers hebben deze basis nodig, met het verschil dat een 25-jarige zelfstandiger is dan een 15-jarige. Sommige planten hebben misschien extra steun nodig (stokje naast de plant), maar allen hebben een richting nodig. Planten groeien naar het licht toe. De omgeving kan deze richting geven, maar uiteindelijk moet de jongere zelfstandig kunnen kiezen. Vaak investeren organisaties en worden zij vervolgens teleurgesteld. Dit gebeurt wanneer de jongere hen niet de aandacht teruggeeft waarop zij hoopten. Tijdens de expertmeeting werd geopperd dat jongeren misschien helemaal geen behoefte hebben zich in te zetten voor een organisatie. Het is belangrijk dat het niet uitgesloten wordt dat hun talenten elders liggen. Immers, er is zoveel meer te doen voor de maatschappij en gemeenschap. Zonlicht zou voor de plant vanuit verschillende hoeken kunnen komen. Hier liggen de mogelijkheden voor organisaties. Want zij kunnen jongeren helpen om te ontdekken hoe zij hun talenten kunnen gebruiken voor het verrichten van nuttige activiteiten. Wanneer jongeren een richting hebben om naartoe te groeien, hoeven zij geen probleemgevallen te worden. Organisaties kunnen jongeren helpen om te ontdekken waan hun passies liggen. Wanneer een jongere dit weet, kan hij of zij goede beslissingen nemen op het gebied van scholing, werk en vrije tijd. Organisaties kunnen leertrajecten opzetten waarin zij jongeren blootstellen aan allerlei positieve voorbeelden. Hiermee stimuleren zij jongeren om een goede plaats in te nemen in de maatschappij. Wanneer een organisatie nog helemaal geen contact met jongeren heeft, is de eerste stap het aangaan van een relatie en ontdekken waar jongeren mee worstelen en waarvan zij dromen. Zo kan een organisatie een mentor voor de jongere worden en zorgen voor een inspirerend voorbeeld. Om beide functies goed in te kunnen worden, moet de organisatie weten wat er voor moois er in de wereld te vinden is. Hiermee kunnen organisaties voorbeelden aan hun jeugd aandragen ter inspiratie. In deze context is belangrijk dat aandacht constant is en gepaard gaat met onvoorwaardelijk geduld. Naar mate tijd vordert, zullen jongeren bloeien.
1) JAN. Werk in Uitvoering. http://www.jongeangolezen.nl/ inuitvoering.php (geraadpleegd oktober 2007)
Jongeren als ijsbrekers
pag. 18
9. Expertmeeting De volledige uitnodiging en programma zijn in de bijlage te vinden. De samenvatting voorin dit rapport geeft de inhoud van de presentatie weer. Een verslag van het verloop is hieronder beschreven.
9.1 Verslag discussie expertmeeting Tijdens de discussie met panel en publiek zijn de volgende onderwerpen besproken: • de eerste reacties op de presentatie van conclusies van het onderzoek • de behoefte van jongeren om al dan niet benaderd te worden • peer educatie
• mogelijkheden om aansluiting tussen jongeren
van henzelf is. Ik zag bij een kroeg waar jongeren werkten, dat deze jongeren voor tieners en twintigers rolmodellen waren. Dit werkte als stimulans voor ze. Vervolgens moet je waarmaken wat je zegt.” Abali vraagt vervolgens AMEEL-vertegenwoordiger Alecozy: “Hoe is de ervaring van jongeren in het samenwerken met volwassenen?” Alecozy herhaalt zijn standpunt over het serieus nemen van jongeren: “Ideeën moeten niet in de ijskast belanden, dan komen jongeren ook niet meer. Binnen onze organisaties zijn wij een vrijwilligersvergadering gaan organiseren waar de bestuursleden niet bij zijn. Voortaan is het alleen voor vrijwilligers van 15 tot 20 jaar. Zo kunnen zij eerst hun verhaal kwijt en brainstormen zonder dat de oudere leden meteen kanttekeningen bij hun ideeën plaatsen.”
en vluchtelingenorganisaties te bevorderen. Vanuit de zaal was er één losse vraag, afkomstig van een vertegenwoordiger van Cos Gelderland: waarom zijn er slechts tien jongeren geïnterviewd? Shane Pulmano antwoordde dat het een steekproef betreft. Eerste reacties De discussie is door gespreksleider Abdel Abali geopend met een welkomstwoord. Vervolgens introduceerden de panelleden zichzelf kort. Daarna vroeg de gespreksleider om een aantal eerste reacties op de presentatie van de onderzoeksbevindingen. Arash Yaqin vindt de metafoor van de om een omgedraaide boom interessant. Moheb Alecozy gaf aan dat de conclusies nuttig waren wat betreft de opsomming van behoeftes. Hij onderstreept dat men jongeren echt serieus moet nemen want zij hebben ambities. Sommige oude ideeën toepassen werkt niet altijd, aldus Alecozy. Ebby Shafieani voegt toe dat er meestal over jongeren gesproken wordt, en dat er veel aandacht is voor wat ze niet kunnen en nauwelijks voor wat ze wel kunnen. Hij vindt dat er voor jongeren ruimte gecreëerd moet worden. Yvonne van ’t Oever zegt dat, vanuit haar eigen ervaringen met jongerenwerk, de in de presentatie genoemde spreuk van filosoof Johan Wolfgang Goethe van toepassing is. Als je een jonge persoon behandelt zoals jij verwacht dat zij zouden kunnen worden, dan worden ze ook zo. Zij is van mening organisaties zich hiervoor moeten afvragen “wat kunnen wij aan jongeren bieden?”. Willen jongeren benaderd worden? Gespreksleider Abali geeft wending aan het onderwerp ‘behoeftes’ door te vragen of jongeren wel behoefte hebben om benaderd te worden. Immers, zegt hij, hier zijn ze niet [wijzend op de lege plaatsen in de zaal]. Yaqin stelt dat de afwezigheid niet betekent dat zij geen interesse hebben, maar dat “je de vorm moet vinden om ze te bereiken”. Shafieani stelt “als je iets voor jongeren wilt doen, moet je ze ook leuk vinden”. Abali zoekt bevestiging door te zeggen, “dus wij moeten ons aanpassen aan de belevingswereld van jongeren”. Waarop van ’t Oever reageert met: “Je moet jongeren prikkelen met iets [activiteit en/of programma] wat Pag. 19
Abali vraagt vervolgens aan deelnemers het 'serieus nemen' door te spreken. Alecozy voegt toe dat de vrijwilligers bang werden dat hun ideeën van tafel geveegd werden omdat bestuursleden continu commentaar op ideeën gaven. Dus serieus nemen betekent dat kaderleden jongeren de ruimte moeten bieden om vrij te brainstormen. Vertegenwoordigers van organisatie Alert for Youth menen dat organisaties vaak denken dat jongeren voor de organisatie moeten werken, terwijl het andersom moet. Alecozy reageert hierop met: “Het moet een wisselwerking zijn. Binnen AMEEL organiseren vrijwilligers de activiteiten. Bestuursleden moeten niet de opdrachtgevers zijn.” Een vertegenwoordiger van Somalische organisatie SOMVAO zegt moeite te hebben met het niet nakomen van afspraken door jongeren. Volgens haar komen jongeren alleen naar een feest. Zij begrijpt dat het één manier is om ze bij elkaar te krijgen, maar zij wil graag dat de jongeren ook naar andere activiteiten komen. “We proberen ze ook mee te krijgen naar voorlichtingsbijeenkomsten. Echter, het is lastig als jongens alleen willen voetballen en meisjes alleen de registratie willen doen bij bijeenkomsten. Als je ze vraagt om aan trainingen deel te nemen”, vertelt ze, “dan komen ze niet. Misschien is de motivatie er bij jongeren uit het middenoosten wel [doelend op Alecozy en AMEEL van Afghaanse afkomst], maar het lijkt erop dat dit voor Afrikaanse jongeren anders is.” Spreker van ’t Oever reageert door te vertellen wat zij gezien heeft bij de jongerenorganisatie Jonge Angolozen in Nederland (JAN). Hier lukte het wel om jongeren te laten deelnemen: “Jongeren zijn doelgericht”, getuigt ze, “en hebben een korte termijn geheugen. Op de avond zelf zijn ze het [onderwerp besproken in de activiteit] vergeten. Het werkt alleen als jongeren weten waarvoor ze komen.” SMS-medewerker Han Holthuizen stelt dat niet alle jongeren per definitie lid willen worden van een organisatie. Peer Educatie Abali introduceert het concept van ‘peer relaties’: “Er wordt gezegd dat jongeren liever elkaar willen helpen, de peer-relatie, dan samenwerken met volwassenen, wat is hier jullie reactie op?” Yaqin antwoordt dat met peer educatie niet alle leden te jong zijn, dat er verschil moet zijn in leeftijd. Shafieani is van mening dat Jongeren als ijsbrekers
samenwerking met volwassenen altijd voor hem een doel is geweest. Daarbij voegt hij toe dat leren en ideeën opdoen belangrijke kenmerken zijn van jongeren. Organisaties willen alleen resultaat zien, meent hij, en dat terwijl jongeren de ruimte moeten hebben om te experimenteren. Aansluiting bevorderen Abali vraagt vervolgens hoe het gat [tussen organisaties en jongeren] kleiner gemaakt kan worden. Voorzitter van Eritrese vereniging voor vrijheid en democratie, Tesfazghi Yitbarek, reageert: “Om het gat kleiner te maken, moeten volwassenen meer geven. Ik heb dit ervaren met mijn eigen kinderen en mijn ervaring als taaldocent voor 15 tot 21 jarigen. Normaal denken we dat we meer weten dan jongeren. Ik zou graag spelen met jongeren. Als je bij ze bent, neem je hun mantel over.” De gespreksleider gaat in op de rol van ouders, waarop SMS-medewerker Jille Belisario stelt dat ouders zeker een rol spelen. “Mijn moeder was altijd bezig met vrijwilligerswerk en maatschappelijk werk. Ze wilde ons daarbij betrekken en daarin mee laten groeien. Helaas was er daardoor bij ons thuis heel weinig rust.” Ze voegt daaraan toe: “Ik heb ook gemerkt bij mijn eigen opvoeding en bij andere Filippijnse jongeren, dat er gebrek is aan onvoorwaardelijk geduld. Er is weinig ruimte en tijd om te groeien, zij moeten meteen meedoen.” Afsluiting Ter afsluiting geeft gespreksleider Abali nog wat tips vanuit zijn coachingstraining en vat hij de besproken punten samen. Hij vertelt wat de motivatie van jonge deelnemers om deel te nemen de coachingstraining is “ik heb het zelf gemist en ik wil het anderen niet onthouden”, of “ik heb het zelf gehad en wil anderen het ook gunnen”. Iets betekenen voor leeftijdsgenoten is belangrijk voor jongeren, aldus Abali. Daarnaast hebben zij behoefte serieus genomen te worden, vertrouwd te worden, en de ruimte te krijgen om te groeien en te ontvangen. Jongeren zijn pragmatisch ingesteld, stelt hij, zij stellen doelen op de korte termijn en willen snel actie ondernemen. Wat volgens hem de belangrijkste conclusie van het onderzoek is, is dat naast het luisteren naar jongeren, het inspireren belangrijk is. Participatie door inspiratie zou hiervoor een stimulans kunnen zijn. Ten slotte adviseert hij: “Laat ze dromen. Dan ligt de weg voor ze open en krijgen zij richting in het leven.”
Daarnaast was de opkomst zeer klein. Spreker Yaqin merkte op dat de juiste vorm gezocht moet worden om aansluiting te vinden. Het is daarom aanbevolen aan SMS om op zoek te gaan naar andere methoden, die voor haar achterban aantrekkelijk zijn, om zo de opkomst te vergroten. De volgende punten uit de discussie zijn meegenomen in de analyse: - Geen aandacht voor behoeften die horen bij een levensfase: Jongeren zitten in een levensfase waarin exploreren en experimenteren essentieel is. Dit staat in contrast met de resultaatgerichtheid van organisaties. Organisaties willen voornamelijk efficiëntie zien, terwijl jongeren de tijd en ruimte moeten hebben om fouten te maken. Dit sluit aan op Jille’s opmerking over het gebrek aan onvoorwaardelijk geduld. - Misschien liggen talenten van jongeren niet bij organisatiewerkzaamheden. Volgens Han worden niet alle jongeren lid van een organisatie, waarmee gezegd kan worden dat niet alle jongeren aanleg hebben voor maatschappelijke taken. Wellicht zijn de jongeren bestemd voor het zakenleven, de gezondheidszorg, de creatieve industrie, of ondernemerschap. De taken binnen een maatschappelijke organisatie sluiten hier niet altijd bij aan. - Arash Yaqin meent dat er vormen gevonden moeten worden die jongeren aantrekkelijk vinden. Er is gezegd dat jongeren alleen de ‘feest-vorm’ aantrekkelijk vinden, maar tot nu toe zijn er nog geen manieren gevonden om educatieve boodschappen over te brengen in een voor jongeren interessant format. Om deze reden is er de nadruk gelegd op inspiratie.
9.2 Evaluatie Een jonge deelnemer gaf achteraf aan dat hij had verwacht dat die middag de problemen van jongeren besproken zouden worden. Zonder kennis van problemen waar jongeren mee zitten, vindt hij, kunnen organisaties ook niet weten hoe zij hen van dienst kunnen zijn. Zijn punt versterkte het idee dat diepgang ontbrak, zowel bij de presentatie als de discussie. Veel van de personen die commentaar gaven zijn immers bekend bij deelnemers. Dit bleek vooral tijdens de presentie, toen vooraf aan deelnemers gevraagd werd wat zij denken dat de behoeftes van jongeren zijn. De antwoorden bleken grotendeels overeen te komen met wat er tijdens de presentatie verteld is. De nadruk op het inspireren van jongeren, die in het onderzoek werd gelegd, is nauwelijks besproken. Jongeren als ijsbrekers
pag. 20
10. Conclusie Enerzijds hebben organisaties behoefte aan nieuwe vrijwilligers, anderzijds zijn er jongeren die deel willen nemen aan maatschappelijk middenveld maar hier geen aansluiting bij kunnen vinden. In dit onderzoek stond de volgende vraag centraal: wat is de betekenis van jongeren voor vluchtelingenorganisaties (VO’s) in Nederland? Wij kunnen hierop een uiterst positief antwoord gegeven: Jongeren zijn ijsbrekers. Echter, de bijdrage van jongeren is afhankelijk van de investering van de omgeving en de keuzes die de jongeren zelf maken.
Helaas zijn de investeringsverhoudingen op dit moment scheef. Organisaties moeten veel in de jongeren investeren zonder dat zij de garantie hebben dat zij hiervoor iets terugkrijgen. Immers, het is niet makkelijk om het advies om onvoorwaardelijk geduld met de jongeren te hebben, op te volgen. De investering zal wellicht pas na jaren te zien zijn, zoals Abbas zegt: “het is belangrijk dat wij verder kijken dan onze neus lang is. Iemand die nu 12 jaar is, is over tien jaar 22! Wat je nu stap voor stap gezaaid hebt, zullen zij meenemen. Vordering is een proces.”
De geïnterviewde kaderleden geven aan dat ze de krachten van jongeren zien, maar leggen de nadruk op de ontwikkeling die jongeren nog moeten doormaken. Zij willen de krachten van de jongeren overwegend koppelen aan de taken van de organisatie. De visies van de geïnterviewde organisaties zijn overwegend positief. De geïnterviewde jongeren hebben uit teleurstelling en als reactie op onbegrip van de eigen gemeenschap, eigen organisaties opgestart. Beide groepen leggen op verschillende zaken de nadruk: kaderleden hebben het vooral over de schoolgaande jeugd terwijl de geïnterviewde jongeren spreken vanuit leeftijdsgenoten, de twintigers.
Uiteindelijk, zoals de Duitse filosoof Johan Wolfgang Goethe aangeeft, wanneer een individu behandeld wordt zoals hij hoort behandeld te worden en wat hij zou kunnen zijn, kan hij worden tot wat hij kan worden. SMS kiest ervoor jongeren te zien als ijbrekers, bijzondere individuen die nu en in de toekomst bijdrage kunnen en al leveren aan hun omgeving. Met deze houding daagt SMS vluchtelingenorganisaties uit jongeren te bekijken vanuit hun potentie en van daaruit te handelen.
Wat betreft de investering van de omgeving: organisaties kunnen de verantwoordelijkheid nemen voor de ontwikkeling van de jongeren. Uit dit rapport blijkt wat het potentieel van de jongeren is en nu ligt de bal bij organisaties: Wat zouden zij kunnen betekenen voor jongeren?
Pag. 21
Jongeren als ijsbrekers
11. Aanbevelingen 11.1 Aanbevelingen voor VO’s Bevorderen van Aansluiting en Participatie bevorderen Voor vele dertig-plussers lijken jongeren niet verder te denken dan de korte termijn. Echter, de belangrijkste behoefte van jongeren op de lange termijn is stabiliteit: school en studie afmaken, werk vinden, geld verdienen, waardering van familie en vrienden krijgen, mogelijkheden om te ontspannen en verschillende dingen doen die leuk zijn. Zij willen net als ouderen gelukkig zijn. Dat jongeren geen zin hebben om zich in te zetten voor een organisatie, komt voornamelijk doordat de organisaties niet in de behoeftes van de jongeren voorzien. Antione Hitimana vermeldde dat “je pas echt iets voor je gemeenschap kunt doen, in Nederland en in het thuisland, als je hier in Nederland sterk in je schoenen staat”. Een jongere kan zich moeilijk inzetten als hij daarvoor niet de middelen heeft. Organisaties kunnen hierdoor een belangrijke bijdrage leveren aan de ontwikkeling van jongeren. Iemand ontwikkelt zich in een omgeving waarin hij zich gewaardeerd voelt, waar mogelijkheden zijn voor studie en werk en waar mensen zijn die er voor hem zijn. Een omgeving die in zijn behoeftes voorziet, geeft hem een reden en de middelen om hetzelfde te doen voor anderen. Hieronder worden een aantal fasen omschreven die doorlopen kunnen worden, zodat de organisaties de juiste omgeving kunnen creëren voor de jongeren:
• Jongeren moeten een serieuze doelgroep worden voor de organisatie
• Er is een vertrouwensrelatie waarin wederzijdse waardering centraal staat
• De organisatie biedt activiteiten aan die gericht zijn op de behoeftes van jongeren
• De organisatie biedt de jongeren trainingsmogelijkheden
• De organisatie legt nadruk op het potentieel van jongeren en stemt alle plannen hierop af
• De organisatie is gericht op het zelfstandig maken van jongeren. In de volgende paragrafen worden deze punten uitgewerkt tot een stapsgewijze leidraad. Deze stappen zijn opgesteld aan de hand van de conclusies van de interviews en aan de hand van de theorie betreft niveaus van samenwerking (VSO: 14). 1. ongeren als doelgroep Annemarie van Hinsbergen (Movisie) zegt: “Vaak is de gedachte van organisaties bij het ‘binnenhalen van een nieuwe groep’ dat er iets bij die groep moet veranderen. Natuurlijk is het belangrijk dat leden uit de nieuwe groep kunnen functioneren zoals de organisatie dat wenst, maar om aansluiting te vinden moet de organisatie ook iets kunnen bieden aan de groep. Dan is het zaak om een manier te vinden om te presenteren wat daarbij past.” Veel organisaties hebben geen officieel programma Jongeren als ijsbrekers
voor jongeren. Voordat jongeren een bijdrage kunnen ren, moeten zij tot doelgroep van de organisatie gerekend worden. Dit betekent dat een organisatie serieuze stappen moet ondernemen om aan de behoeftes van deze groep te voldoen. Stap een voor een facilitator is informatiewerving over de doelgroep (VSO: 31). Hierbij is het belangrijk om informatie te krijgen over jongeren binnen de gemeenschap. In de bijlage staat een lijst websites en krantenartikelen om te laten zien dat informatie over jongerencultuur niet zo moeilijk te vinden is. Belangrijke kenmerken van jongeren worden in de analyse genoemd. Daarnaast is het inplannen van regelmatige voorlichtingsactiviteiten over ontwikkelingen binnen de jongerenwereld aan te raden. Niet alleen om jongeren beter te leren kennen, maar ook om anderen die deze informatie nodig hebben door te kunnen verwijzen. Ook zou een training interpersoonlijke vaardigheden, waarin actie en reactie aan de orde komen, in deze fase niet misstaan. Het imago van een organisatie is voor het werven van jongeren erg belangrijk. Het Rode Kruis is zich hiervan bewust en is met een campagne gestart om het “muffe imago van een organisatie waar vooral ouderen werken” van zich af te schudden. Met de campagne ‘Een dikke plus op je CV’ willen zij jongeren trekken die graag iets willen doen voor de maatschappij en tegelijk ‘het CV willen upgraden’ (zie Bijlage Inspiratie Links). Een belangrijk kenmerk van het imago is de mate van authenticiteit. Een organisatie moet datgene daadwerkelijk doen wat zij beloven te doen. “Jongeren willen resultaten zien”, aldus woordvoerster van NOMAD. De aandacht voor authenticiteit blijkt ook uit de woorden van Coolpolitics-vertegenwoordiger Farid Tabarki’s: “jongeren willen hun idealen in het dadelijks leven laten terugkomen” (De Pers 02-08-07). Ook de toenemende aandacht voor muziek uit het hart geeft aan dat authenticiteit een belangrijke rol speelt binnen een imago. De jonge muzikant Justin Nozuka geeft de volgende verklaring voor zijn muzikale succes: “Eerlijk en integer. Ik denk dat mensen daar behoefte aan hebben” (De Pers 08-08-07). 2. Bouwen aan een relatie Het ligt voor de hand: een vertrouwensrelatie is toch de basis voor participatie. Omstandigheden, zoals vooroordelen, gebrek aan tijd en verschil in verwachtingen, belemmeren dat organisatieleden en jongeren tot elkaar komen. De eerste stap voor een relatie is toenadering zoeken tot jongeren binnen gemeenschap door middel van informele bijeenkomsten. Mogelijkheden zoals verjaardagsfeestjes en nationale feestdagen zijn kunnen aangegrepen worden om jongeren te ontmoeten. Bij deze ontmoetingen is het belangrijk dat organisatieleden interesse tonen voor de bezigheden van jongeren. Goed luisteren (stap twee van een facilitator’s planning) en deel worden van de bezigheden, betekent heel veel voor jongeren (Ibidem). Een organisatielid moet zichzelf niet alleen als mentor zien, maar als vriend. Hiermee wordt vertrouwen gecreëerd en voelen jongeren zich gewaardeerd. Waardering is een pag. 22
heel belangrijk onderdeel van ‘potentie’ zien. Toenadering zoeken moet niet een eenmalige handeling zijn, maar een regelmatig gebeuren. Een open houding is nodig want, zoals blijkt uit dit rapport, jongeren hebben veel moeilijkheden. Bovendien kan een jongere pas leren wat solidariteit is als er mensen om hem heen zijn die dat in hun handelen laten zien. 3. Jeugdcoördinator Het is belangrijk dat organisaties een jeugdcoördinator aanstellen die jongerenzaken overziet. Voorbeelden hiervan zijn Legesse Tujo bij DIR, die het jongerenprogramma coördineert, en Ahmed Abdulwaheb bij Dalmar, die de jongerenradio coördineert. 4. Tegemoetkomen aan behoeftes Organisaties moeten tegemoetkomen aan de behoeftes van jongeren. Uit de interviews blijkt dat jongeren vaak allemaal de volgende behoeftes hebben:
• een luisterend oor • waardering • behoefte aan stabiliteit: studie, werk, geld, wonen, familie, etc.
• goede relatie met leeftijdsgenoten, ouders, • • • • •
begeleiders, docenten, etc. hulp bij school en studie hulp bij het vinden van een stage of werk geld verdienen ontspanningsmomenten afwisseling
5. Wat willen jongeren ZELF en wat kan de organisatie bieden Jongeren zijn bereid om hun behoeftes te delen wanneer er een vertrouwensband is. Vooral de jeugdcoördinator zou veel tijd met jongeren kunnen doorbrengen. Uit gesprekken met jongeren moet blijken wat zij zelf zouden willen doen. Feesten zijn belangrijk voor jongeren om tot rust te komen na een drukke week en leeftijdgenoten te ontmoeten. 6. Opzetten op vaste informele bijeenkomsten Uit de interviews en rapporten blijkt dat jongeren regelmatige informele bijeenkomsten met andere jongeren heel belangrijk vinden: voor het versterken van identiteit, voor het doorbreken van isolatie en eenzaamheid, voor sociale vaardigheden, etc. De jeugdcoördinator kan samen met jongeren uitzoeken wat jongeren in de gemeenschap aan activiteiten zouden willen doen. Hiervoor is ruimte nodig, bijvoorbeeld een buurthuis of een huiskamer. 7. Op zoek naar subcoördinatoren Deze informele bijeenkomsten bieden de mogelijkheid om gesprekken te voeren waar een actielijst gemaakt kan worden. Hiervoor kun je de jongeren zelf vragen waaraan ze mee zouden willen doen. Wees selectief echter, vraag alleen een aantal jongeren die potentie hebben om activiteiten te coördineren. 8. Meeting plannen Spreek met deze jongeren een vaste bijeenkomstdag af om te vergaderen. Tijdens de vergadering kan een actielijst met activiteiten opgesteld worden met een takenverdeling. Tijdens de volgende bijeenkomsten kan er samen geëvalueerd worden. Pag. 23
9. Bemiddeling en ontmoeting met ouders Wanneer een organisatie om jongeren gaat geven, is het belangrijk om ouders hierbij te betrekken. De organisaties Kohandazh, DIR en SOMVAO lopen hiermee voor. Wanneer de ouder betrokken is, wordt begrip dat ouders en kinderen voor elkaar hebben groter en is de deelname van ouders aan activiteiten groter. Voor jongeren is steun vanuit huis ontzettend belangrijk. Informatie verschaffen aan ouders vergroot de kennis die zij hebben over hun kinderen en daarmee misschien ook hun waardering. De waardering van ouders is voor veel van de geïnterviewde jongeren een belangrijke factor in hun ontwikkeling. 10. Ontwikkelingstraject Wanneer jongeren laten zien dat zij de behoefte hebben om meer te leren, is het uitermate nuttig om een ontwikkelingstraject op te zetten. Dit traject bestaat uit regelmatige voorlichtingen, trainingen, evaluaties, activiteiten en ontspanningsmomenten. Het jongerenproject van de organisaties DIR en SOMVAO zijn hiervan een voorbeeld (zie bijlage uitwerking interviews Legesse Tujo en Abdikarim Lafole). Jongeren kunnen hierbij verschillende vaardigheden opdoen en krijgen diverse ervaringen. Beloningen voor het afsluiten van allerlei activiteiten, zoals trainingscertificaten, zouden bijdrage aan de opbouw van het CV en voor het gevoel van eigenwaarde. Zet het ontwikkelingstraject op een website, zodat andere mensen het kunnen volgen. Stimuleer jongeren om zelf hun ontwikkelingen te evalueren door een lijst toe te voegen met voordelen van het traject en het eventuele vrijwilligerswerk. Het doel van het ontwikkelingstraject moet zijn het stimuleren van verantwoordelijkheid en zelfevaluatie (punt acht op het lijst van de facilitator; VSO: 31). Daarnaast werkt de organisatie toe naar het exclusiviteitgevoel: wat zijn de unieke kenmerken en voordelen van de organisatie die de redenen kunnen zijn dat jongeren zich bij de organisatie sluiten? Dit is DE manier om aan jonge vrijwilligers, andere jongeren, en de rest van de achterban te tonen wat de meerwaarde is van vrijwilligerswerk. 11. Creativiteit ontplooien door middel van alternatieve formats Binnen het maatschappelijke middenveld en het bedrijfsleven worden vaak dezelfde middelen, formats, ‘frameworks’ en modellen gebruikt. Het idee is namelijk, ‘als het eerder succes heeft gehad, dan blijven we het zo doen’ (MacKenzie, 1998). Dit is terug te zien in veel activiteiten van de geïnterviewde organisaties. De opstelling van de jongerenorganisaties bleken hier weinig van af te wijken. Hoewel er hier niets mis mee is, bestaat het risico dat organisaties en jongeren andere ideeën vroegtijdig uitsluiten. Immers, formats en modellen stellen grenzen. Deze formats en modellen geven vaak niet de constante veranderingen weer. Een ander neveneffect is dat zij tekortschieten in het vasthouden van de aandacht van jongeren. Pogingen om creativiteit te stimuleren worden vervolgens binnen de grenzen van de modellen gezocht. Volgens topman Gordon MacKenzie van Hallmark Cards, mislukken pogingen om capaciteit tot creativiteit te ontwikkelen omdat dit via rationele middelen gedaan wordt (Ibidem:113). De enige manier om dit voorbij te streven is om transrationele denken te ontwikkelen (Ibidem). Het transrationale denken, Jongeren als ijsbrekers
meent hij na dertig jaar ervaring met creativiteit binnen het bedrijfsleven, kan ontwikkeld worden via het toepassen van dichtkunst, beeldende kunst, magie, spel, mythe en verbeelding/fantasie (Ibidem). Hiermee wordt niet bedoeld dat formats, zoals puntsgewijze groepsgesprekken en discussies tijdens vergaderingen en congressen, aan de kant geschoven moeten worden. Echter, een ontwikkelingstraject kan bij uitstek een mogelijkheid zijn om met andere expressievormen te experimenteren. Het resultaat is tweevoudig:
• jongeren doen een breed scala aan ervaringen op
• het gebruik van vernieuwende vormen vereist •
dat jongeren op andere manieren naar situaties gaan kijken de ervaringen stimuleren jongeren om buiten de gebruikelijke omgangsvormen te denken, en hierbij draagt het dus bij aan creativiteitsontplooiing
Introductie tot alternatieve middelen van expressie kan tot stand gebracht worden door jongeren bloot te stellen aan deze expressiemiddelen, bijvoorbeeld door: bezoek en deelname aan een cultureel festival
• bezoek aan toneel en muziekevenementen • opzetten van dansles en tekenles • opzetten van poëzielessen, of lessen in het schrijven van raptekst
• organiseren van spelmiddagen met het spelen van ludieke groepsspellen
• ruimte bieden aan creatieve mensen binnen de gemeenschap om te tekenen, dansen, zingen, toneel te spelen, etc. Een goed voorbeeld van een jongerengroep die al deze elementen uitvoert is de jongerengroep van organisatie New Life in Rotterdam. Deze groep organiseert maandelijks een Youth Night voor Rotterdamse tienerjongeren; hiervoor worden flyers ontworpen en verspreid, de jongeren spelen zelf muziek, bedenken spellen en bedenken een thema waaraan alle activiteiten van de avond gekoppeld zijn. Ze zijn te vinden via http://www.nlcf.nl/ en http:// youthnight.hyves.nl/. Maar ook binnen bestaande formats, zoals een vergadering, kunnen jongeren gestimuleerd worden op creatieve manieren hun verhaal te doen:
• laat jongeren hun ervaringen tekenen en ver•
• •
volgens aan de hand van de tekening hun evaluatie presenteren laat jongeren in eigen tijd op zoek gaan naar activiteiten, waarvan zij binnen de groep een presentatie kunnen geven met behulp van foto’s, rapteksten, websites, cartoons, games, etc. laat jongeren presentaties ook in de vorm van een toneelstuk, sketch of mime doen forumdiscussies kunnen ook plaatsvinden via forumtheater, een format wat al een aantal jaren gebruikt wordt in verschillende gebieden in het maatschappelijke middenveld.
Jongeren als ijsbrekers
Belangrijk hierbij is dat organisatieleden hen niet alleen laten in hun pogingen, maar dat zij ook meedoen. Omdat veel organisatieleden niet gewend zijn om op deze manier te handelen, betekent het dat zij zelf eerst permanent uit de eigen comfortzone moeten stappen om toenadering te zoeken tot jongeren. Deze wijze van handelen is gericht op langetermijn ontwikkeling. Wanneer dit tot stand gebracht wordt, is sterk onderling vertrouwen het gevolg en ontstaat een ontspannen, open, leerzame omgeving. 12. Mentorschap Bij dit ontwikkelingstraject zouden de organisatie en jongeren baat hebben bij een sterke relatie tussen sleutelfiguren en de jongeren. Een goed middel om dit te bevorderen is het opzetten van een mentorsysteem. Een voorbeeld van hoe dit werkt, geeft de begeleiding van bekeerlingen binnen moslimgemeenschappen. Sommige gemeenschappen realiseren hoe moeilijk deze bekeerlingen het hebben. Zij stellen daarvoor mentoren aan die hen ondersteunen en informatie geven over de omgangswijzen van moslims. 13. Ruimte voor Initiatieven Uit het DIR-project blijkt dat jongeren zelfstandig een activiteit kunnen organiseren nadat zij een jongerentraject hebben doorlopen. Legesse Tujo vermeldt dat hij zelf weinig hoefde te doen en dat de jongeren zelf alles hebben gedaan. Zelfstandigheid ontwikkelt naar mate jongeren vrijheid hebben om zelf dingen uit te voeren. Het kan zijn dat zij afwijkende ideeën hebben. Ideeën tijdens de brainstorm meteen als slecht of onuitvoerbaar bestempelen, heeft tot gevolg dat jongeren teleurgesteld raken en het vertrouwen in zichzelf en de organisatie verliezen. Het is daarom van belang zoveel mogelijk jongeren te stimuleren om zelf de gevolgen van hun handelen te ondervinden. Wijs niet meteen af, maar geef ze het advies om de mogelijkheden dieper uit te zoeken. 14. Uitdagingen en duidelijke grenzen Nadat jongeren ervaring hebben opgedaan met het organiseren van activiteiten voor leeftijdsgenoten, kunnen zij activiteiten organiseren voor de hele gemeenschap. De organisatie kan hen hierbij een opdracht geven met duidelijke grenzen voor wat betreft financiën, aantal mensen, etc. Grenzen bieden houvast, en de beperking stimuleert jongeren binnen de grenzen dieper te kunnen zoeken. 15. Aandacht voor werving en peer-begeleiding Wanneer er een vaste groep ontstaat, is het belangrijk dat jongeren continu elkaar evalueren. Hiervoor kunnen vergaderingen georganiseerd worden, maar het kan natuurlijk ook tijdens informele bijeenkomsten. Jongeren kunnen gestimuleerd worden nieuwe jongeren te betrekken en hun kennis over te dragen aan de nieuwe groep. Hiervoor kunnen de volgende activiteiten georganiseerd worden:
• Uitnodigen van nieuwe mensen bij eigen initiatieven
• De jongeren marketingtrainingen laten volgen • De jongeren zelf trainingen laten geven. 16. Bespreek de rol en positie Het is belangrijk dat de organisaties beseffen dat zij pag. 24
de taak hebben om jongeren tot zelfstandigen te maken. De behoeftes van de eerste groep jongeren kunnen in de loop der tijd veranderen. Twee ontwikkelingen kunnen plaatsvinden:
• Zij willen een eigen organisatie. Hierbij moeten •
duidelijke afspraken gemaakt worden in de organisatiestructuur. Jongeren verlaten de organisatie. Immers, wanneer zij groeien, krijgen zij nieuwe verantwoordelijkheden. Zij krijgen vaste banen, vormen zelf gezinnen en krijgen interesse voor andere dingen. Wat zij ook zullen doen, zij zullen voor altijd hun opgedane ervaring, geleerde middelen, en het gevoel van verantwoordelijkheid voor eigen omgeving behouden en toepassen. Dit is de basis van participatie. Misschien zullen zij zich niet meer inzetten voor de organisatie, maar zij zullen altijd teruggaan naar de eigen gemeenschap omdat zij zich daar veilig voelen. De kans dat zij zich daardoor blijven inzetten voor hun gemeenschap en het land van herkomst, is groot.
17. Participatiegraden Zoals gezegd, de stappen die hierboven beschreven zijn, vormen een leidraad voor het bevorderen van de aansluiting tussen jongeren en organisaties. Jongeren kunnen een bijdrage leveren wanneer aan hun behoeftes tegemoet gekomen is en zij zich kunnen ontwikkelen. Daarnaast moeten organisaties nadenken over de rol die zij jongeren willen toebedelen. De bijdrage van jongeren wordt vastgelegd in een organisatievorm. Aanvankelijk lag nadruk op de vervangingsrol van jongeren: dat jongeren het werk van ouderen die de organisatie verlaten overnemen. De organisatievorm wat dit betreft, is dat een organisatie als ‘werkgever’ fungeert en jonge vrijwilligers taken op dezelfde wijze als hun voorgangers verrichten, binnen hetzelfde kader. Tijdens de interviews is echter gebleken dat er op dit moment andere organisatievormen gehanteerd worden. Hoewel een organisatie zelf de rol van de jongere bepaalt, zijn dus de volgende rollen mogelijk:
• Rol 1 – jongeren als doelgroep: voldoen aan behoeftes en ontwikkelen van een ontwikkelingstraject
• Rol 2 – jongeren ruimte bieden om voor de eigen groep activiteiten te organiseren
• Rol 3 – jongeren functies laten overnemen en hen op dezelfde wijze laten werken als voorgangers
• Rol 4 – jongeren functies laten overnemen, maar ruimte bieden voor nieuwe ideeën om capaciteiten volledig te benutten
• Rol 5 – jongeren nieuwe organisaties laten starten en een partnerschap aangaan
• Rol 5 – een organisatie kan een afdeling binnen de ‘moederorganisatie’ opzetten, die de brug vormt tussen moeder en jong. Pag. 25
Doordat de bovengenoemde rollen de ontwikkelingsfases volgen, zoals beschreven in de vorige paragraaf, kunnen wij ook hier spreken van participatiegraden. Organisaties kunnen zelf bepalen in welke fase zij zitten en welke rol zij willen innemen. Nadat de organisatie heeft vastgesteld in welke fase zij zit, kan er in samenwerking met SMS een ontwikkelingsplan opgezet worden. (Zie bijlage met interviews over organisatiestructuren, bijvoorbeeld Rui de la Costa van JAN, Mabest Othman van MIDIA, en Almedina Ademovic van Mladi BiH). 11.2 Aanbevelingen voor SMS Aan te bevelen Activiteiten De aanbevolen stappen die zijn omschreven in de vorige paragraaf, horen ook thuis bij de aanbevelingen van SMS. Vooral de stappen die leiden tot creativiteitsontplooiing en mentorschap. Daarnaast kan SMS een grote rol spelen bij:
• het verschaffen van informatie over de verschillende stappen
• het aanbieden van advies over de verschillende stappen
• het - in samenwerking met organisaties - orga•
niseren van trainingen, bijvoorbeeld op het gebied van jongerenwerving het adviseren van organisaties in het opzetten van een ontwikkelingstraject voor jongeren
Hieronder volgt een aantal ideeën van activiteiten die SMS zou kunnen ondernemen. Voorlichting Ouders De ontwikkeling van jongeren wordt grotendeels door de ouders bepaald. Ondersteuning van ouders versterkt de positie van jongeren, vooral in economisch opzicht. Op sociaal vlak zouden vluchtelingenorganisaties tussen ouders en jongeren kunnen bemiddelen. Een simpele manier om dit te doen is voorlichting aan ouders over de situatie van jongeren in Nederland. Op deze manier dragen organisaties bij aan de begeleiding van jongeren. Eén van de geïnterviewde organisaties, Kohandazh, geeft voorlichting aan ouders. Daarnaast geeft Ethiopische organisatie DIR ook binnen het jongerenproject voorlichting aan ouders. Ontmoetingen Bevorderen Zowel de geïnterviewde jongeren als de organisatieleden geven keer op keer aan dat ontmoetingen tussen jonge vluchtelingen onderling en tussen jonge vluchtelingen en andere jongeren, bijdraagt aan de ontwikkeling van jongeren. Een concrete activiteit die hierbij aansluit is het organiseren van een infomarkt. Met een beurs zouden jongeren en jongerenorganisaties (initiatieven van jonge vluchtelingen en andere jongeren) de gelegenheid krijgen om eigen initiatieven - zoals ondernemerschap, vrijwilligerswerk en ontwikkelingensamenwerking - te presenteren aan elkaar en aan maatschappelijke organisaties. Het doel van de beurs zou zijn, dat zij elkaar stimuleren, inspireren en elkaar uitdagen. Tegelijkertijd bewijst een dergelijke beurs aan vluchtelingenorganisaties en maatschappelijke organisaties dat jongeren potentie hebben. Volgens Naim Farhoed is hier een duidelijke reden voor: “SMS kan jongeren helpen om te laten zien wat ze kunnen. Wanneer ouders trots kunnen zijn op hun kinderen, Jongeren als ijsbrekers
dan zouden ze veel eerder hun kinderen steunen.” Volgens voorzitter van de Sierra Leonse stichting Utrecht, kampen vele Sierra Leonse jongeren met oorlogstrauma’s. In theorie zouden zij met mentoren, begeleiders, advocaten, etc., genoeg gelegenheid moeten krijgen om hun verhaal kwijt te kunnen. In praktijk blijkt soms het tegenovergestelde waar te zijn. Het is belangrijk dat zij hun verhaal kwijt kunnen, anders kunnen zij het niet verwerken. Hoewel een psychiatrisch programma misschien niet in samenwerking met SMS opgesteld kan worden, kan SMS wel een bijdrage leveren door bijvoorbeeld een toneelprogramma te ondersteunen. Toneel is een middel voor expressie en kan de jongeren helpen om hun verhaal aan een publiek te vertellen. Een dergelijk programma stimuleert uitwisseling wanneer Nederlandse docenten en studenten hieraan deelnemen. Taken zoals hoofdcoördinator, regie, schrijfwerk, dramaturg, publiciteitsactiviteiten, het regelen van zalen, etc., bieden de mogelijkheid om studenten te koppelen aan een AMA. Er kan zelfs een website opgezet worden met een blog gedeelte zodat een deelnemer de ontwikkelingen bijhoudt. Beoogde gevolgen zijn:
• docenten en studenten horen de verhalen van de AMA’s en verbreden hun eigen leefwereld
• studenten en AMA’s ontwikkelen sociale vaardigen
• AMA’s leren expressievaardigheden en krijgen ervaring met het opzetten van iets concreets
• Een gezamenlijk doel en samenzijn bevorderen vriendschappen. Vriendschap is nodig om vooroordelen over elkaar te bestrijden. Integratie kan plaatsvinden wanneer twee groepen elkaar begrijpen en elkaar waarderen. Het zijn niet alleen jongeren uit Sierra Leone die met oorlogstrauma’s kampen. De andere vluchtelingenjongeren hebben er allemaal op één of ander manier mee te maken gehad. Een andere activiteit die in samenwerking met SMS opgezet kan worden, is het organiseren van voorlichting over de oorzaken van de oorlogen. Veel AMA’s hebben volgens de Sierra Leonse voorzitter Jalloh behoefte om de oorlog te begrijpen. Zij hebben zoveel verschrikkingen meegemaakt dat ze willen weten waarom überhaupt zoiets verschrikkelijks tot stand is gekomen. Een avond of een serie avonden waarin een expert op het gebied van conflicten, in dit geval iemand die veel weet over de oorlog in West-Afrika, voorlichting geeft aan de AMA’s, kan de AMA’s helpen dit gedeelte van hun leven te verwerken. Daarnaast is oorlogsvoorlichting volgens jongerenorganisatie AMEEL een belangrijk middel om te leren van het verleden. AMEEL heeft een reeks geschiedenislessen geregeld aan de universiteit Nijmegen. Voor Utrecht en omgeving zou samengewerkt kunnen worden met de Universiteit Utrecht; de Faculteit Letteren kent de opleiding conflictstudies, waar oorlog en humanitaire acties bestudeerd worden. Het is ook mogelijk om stichtingen in te schakelen die zich bezighouden met oorlogsgeschiedenis.
• AMA’s vertellen hun verhaal op een indrukwekkende manier aan een groter publiek
2) Voor een dergelijke initiatief kan contact gezocht worden met organisatie Pure Chance dat zich richt op kindsoldaten via purechance.nl
Jongeren als ijsbrekers
pag. 26
12. Bibliografie
Boeken & Artikelen Deacon, D.N., Pickering, M.J., Golding, P. and Murdock, G. (1999), Researching Communications: A Practical Guide to Methods in Media and Cultural Analysis, Edward Arnold: London, 432 pp MacKenzie, G., (1998), Orbiting the Giant Hairball, Viking:USA. Lewicki, R. J., Weiss, S.E., Lewin, D. (1992), "Models of Conflict, Negotiation and Third Party Intervention:A Review and Synthesis", Journal of Organizational Behavior,Vol.13, No.3, Special Issue: Conflict and Negotiation in Organizations: Historical and Contemporar y Perspectives, May,1992, pp.209-252. Hartog, M. den, Lopes, R. da Cruz, Sark, Y. van, (2006), Verovering van de Jongerenmarkt, CIVIQ, Instituut Vrijwillige Inzet, Slinger: Alkmaar, 93 pp Prensky, M. (2001), Digital Game-Based Learning
Krantartikelen Kemperman, P. (2006), “Druppel voor druppel vormt zich een zee”, de Gelderlander, voorpagina donderdag 21 september 2006, http://www.gelderlander.nl/arnhem/article672031.ece (geraadpleegd in oktober 2007) Rapporten AMEEL, (2007), AMEEL Doel & FAQs. http://www.ameel.nl/ (geraadpleegd september 2007) AMEEL, (2006), “Een druppel in de woestijn’, Jaarverslag 2006, Stichting AMEEL, http://www.ameel.nl/ (geraadpleegd op oktober 2007) [auteur onbekend], (2006), Bouwen op eigen kunnen. Evaluatieverslag van het jongerenproject Stichting DIR en SOMVAO. Juli 2006. [Auteur onbekend] (publicatie jaar onbekend), Jeugdbeleid en Jongerenwerk, Adviesorgaan Primo Noord Holland. http://www.primo-nh.nl/uploads/ handreiking_jeugdbeleidjongerenwerk.pdf (geraadpleegd September 2007) [auteur onbekend], (2005), Eind verslag Tesfa Himilo. Hoop op de toekomst. Samenwerkingsproject SOMVAO & Stichting DIR Bekkers, R. (2002), “Secularisering en veranderende motieven voor vrijwilligerswerk”, Pro Deo: Geïnspireerd blijven in vrijwilligerswerk. Buijs, G.J. & Van der Ploeg, T.J. (Ed.). Zoetermeer: Boekencentrum Bronsveld, C., (2002), Rotterdamse jongen en jongvolwassenen met een vluchtachtergrond, dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Rotterdam (SoZaWe), Sociaal-Wetenschappelijke Afdeling, 32p Bronsveld, C., (jaartal onvermeld), Jonge vluchtelingen met een bijstandsuitkering in Rotterdam, dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Rotterdam (SoZaWe), SociaalWetenschappelijke Afdeling, 45p CBS, (2003), “Bevolkingstrends. Statische kwartaalblad over demografie van Nederland”, Centraal Bureau voor de Statistiek, jaargang 51, 2e kwartaal 2003. http://www.cbs.nl/NR/ rdonlyres/3542A84A-ED63-4A00-8EEF-658138D37DBD/0/b150302.pdf (geraadpleegd september 2007) CBS, (2006), “Kwartaalcijfers jongeren 15-22 jaar buiten volledig dagonderwijs naar arbeidspositie”, http://www.cbs.nl/nl-nl/menu/themas/arbeid-socialezekerheid/cijfers/incidenteel/maatwerk/ebbkwartaalcijfers-jongeren-15-22-cm.htm (geraadpleegd mei 2007) CBS, (2006b), “Over dertig jaar is kwart bevolking 65-plus”, http://www.cbs.nl/nl/NL/menu/themas/dossiers/vergrijzing/publicaties/persberichten/ Pag. 27
Jongeren als ijsbrekers
archief/2006/2006-117-pb.htm (geraadpleegd mei 2007) Engelen, J. (2004), Vergrijzing of Verzilvering? De effecten van vergrijzing op vrijwilligerswerk, CIVIQ & NIZW (MOVISIE) Kruiswijk, P., (1999), Vrijetijdsbesteding van jonge vluchtelingen, Verwey-Jonker Instituut. In samenwerking met Landelijk Bureau Scouting Nederland, Landelijk Bureau Vluchtelingen Werk, en Vluchtelingen Organisaties Nederland, 86p.
Regioplan bureau, (2006), VluchtelingenWerk IntegratieBarometer 2006. Een onderzoek naar de integratie van vluchtelingen in Nederland. [brochure: verkorte versie] Penninx, R., & Heelsum, A. van, (2004), Bondgenoot of Spelbreker? Organisaties van immigranten en hun mogelijke rol in integratieprocessen, Forum Utrecht. Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling, Damen: Haarlem,36p. Pulmano, S. (2006), Players as Producers and Consumers, Institute of Media & Re/presentation, Faculty of Utrecht, University of Utrecht. Saluti, (2007), Meedoen, Meedenken, en Meebeslissen. Investeren in Participatie. 24 mei 2007 Stichting AMEEL, (2006), Een Druppel in de Woestijn. Jaarverslag Stichting AMEEL. http://www.ameel.nl/FAQ%27s.htm#10 (geraadpleegd september 2007) Wassie, F. (2003), Afghanen in Nederland, een profiel, Directie Coordinatie Integratiebeleid Minderheden. In opdracht van de Ministerie voor Justitie. p64 Redactie Wereldjournalisaten, (2007), Afghanistan Factsheet, Wereldjournalisten.nl, http://www.wereldjournalisten.nl/factsheet/2007/4/18/afghanen_in_nederlan d/ (geraadpleegd september 2007)
Jongeren als ijsbrekers
pag. 28