Bodembeheer & Bodemsanering
Bodemenergie stuit op prangende juridische kwesties Energiezuinig koelen en verwarmen van gebouwen door ondergrondse energieopslag levert besparingen op van 30 tot 80 procent. Het oplossen van een aantal juridische kwesties kan de toepassing van deze duurzame techniek sterk stimuleren.
Energieopslagsystemen zijn grofweg onder te verdelen in open en gesloten systemen. De gesloten of bodemwarmtewisselaarsystemen bestaan uit een gesloten circuit van U-vormige buizen (bodemlussen), waardoor een medium circuleert. De lussen wisselen energie uit met de bodem door geleiding en hebben een maximale diepte van circa 150 meter. Op dit moment zijn bijna 20.000 lussen in Nederland gerealiseerd. De open systemen maken voor de opslag van energie gebruik van watervoerende lagen van 30 tot 300 meter diepte. Deze systemen worden ook wel grondwater- of koude/warmteopslagsystemen genoemd. Via bronnen onttrekken ze grondwater uit deze lagen, dat vervolgens via leidingen langs een warmtewisselaar stroomt. Hier vindt energie-uitwisseling met het gebouwcircuit plaats, waarna het grondwater wordt teruggebracht in de bodem. Op dit moment zijn circa 1.000 open systemen geregistreerd. Daarnaast is er een groot aantal niet-geregistreerde kleinere systemen.
Wettelijk kader Over het algemeen is voor een gesloten systeem geen vergunning nodig. Initiatiefnemers kunnen
in 't kort - WETGEVING • V ergunningdruk houdt groei kleine energieopslagsystemen tegen • V Eis van sluitende energiebalans voor meeste projecten niet haalbaar • V Suboptimaal ondergronds ruimtegebruik door beperkte reikwijdte Grondwatewet • V erontreinigingen in bodem verhinderen aanleg van energieopslag
46
ILLUSTRATIES: IF
Ir. R.A.F.Wierikx / ir. M.J.B. Koenders
Energieopslag bij Kurhaus Scheveningen.
daarom meestal direct aan de slag. Wel geldt de Zorgplicht van de Wet Bodembescherming. Deze schrijft voor dat gebruikers zorgvuldig met de bodem omgaan. Daarnaast geldt in restrictiegebieden (zoals voor drinkwater) veelal een verbod in het kader van de Provinciale Milieuverordening (PMV). Ook kan op basis van een bestemmingsplan een aanlegvergunning nodig zijn, bijvoorbeeld in archeologisch waardevol gebied. Voor open systemen waarbij de onttrekking meer dan 10 m3/h bedraagt, moet een vergunning Grondwaterwet worden aangevraagd. Bevoegd gezag is de Provincie en de vergunningproceduretijd bedraagt maximaal acht maanden. De Grondwaterwet zal verdwijnen en worden opgenomen in de Waterwet, die naar verwachting 2010 van kracht wordt. Voor grootschalige grondwatersystemen (groter dan 3 miljoen m3 grondwater per jaar) moet ook een milieueffectrapportage (MER) worden gemaakt. Daarnaast is een vergunning nodig bij het schoonspoelen van de bronnen. Afvoer van dit water vindt meestal plaats naar oppervlaktewater of riool. De wet verontreiniging oppervlaktewater (Wvo) en/of de wet Milieubeheer is dan van toepassing. Het bevoegd gezag is het waterschap, Rijkswaterstaat of de gemeente. Bij aanleg van leidingen of bronnen in gemeentegrond is de algemene plaatselijke verordening (APV) van toepassing. Naast deze vergunningen is het mogelijk dat specifieke wetgeving van toepassing is. Denk hierbij aan systemen in of nabij een natuurgebied of bij een spoorweg. Waartoe leidt deze regelgeving in de praktijk? De markt en de overheid zien vijf belangrijke
groeibeperkende juridische kwesties, die hier worden uitgelegd met bestaande praktijkgevallen.
Vergunningdruk kleine systemen De eigenaar van een kantoor in Geldermalsen wil een energieopslagsysteem, maar stuit op de lange procedure van acht maanden. Ook ziet hij een berg aan administratieve lasten (leges, advieskosten, meetvoorschriften). Hij ziet af van de energiezuinige installatie en kiest voor een traditionele HR-ketel en elektrische koelmachine. Elk jaar gaan op deze manier naar schatting honderden initiatieven verloren door de lange en kostbare vergunningprocedure. Daarnaast bestaat het risico van illegale systemen zonder controle en kwaliteitsborging. De oplossing is snel en eenvoudig: formuleer algemene regels voor kleine koude/warmte opslagsystemen onder de Waterwet. Zowel de markt als de provincies bevelen aan een kortere vergunningprocedure van acht weken toe te passen voor deze kleine systemen (bijvoorbeeld minder dan 150 m3 per uur). Voor de zeer kleinschalige toepassingen (minder dan 50 m3 per uur) is de registratieplicht een interessante optie. Deze eenvoudige aanpassingen van de Waterwet leveren een jaarlijkse besparing op van 6 miljoen euro per jaar voor het bedrijfsleven en 50 procent minder administratieve lasten. Er is haast geboden met deze aanpassing, omdat de Waterwet in 2009 klaar moet zijn.
Energiebalans Een overheidgebouw in Den Haag maakt voor de energievoorziening gebruik van energieopslag. Na een aantal jaren blijkt dat door va-
Land+Water nr. 12 - december 2008
lew012_46-47_bodemenergie.indd 46
11-12-2008 14:15:19
riërende klimatologische omstandigheden en wijziging in het gebruik van het gebouw, meer warmte dan koude in de bodem is gebracht. De installatie functioneert technisch naar behoren. De provincie treedt handhavend op, omdat ze een sluitende energiebalans eist. Plaatsing van dure aanvullende conventionele regeneratiemiddelen is nodig om het warmteoverschot in de bodem te vernietigen. De installatie dreigt hierdoor onrendabel te worden. Bovendien gaat het elektriciteitsverbruik omhoog, waardoor de energiebesparing teniet wordt gedaan. De praktijk leert dat voor het gros van de projecten een 100 procent energiebalans op jaarbasis niet realiseerbaar is. Bovendien is op basis van bijna vierhonderd meetjaren bij gerealiseerde projecten de noodzaak voor een dergelijk scherpe energiebalans niet aangetoond. De markt vraagt al jaren om duidelijkheid in deze problematiek. Overheden geven aan dat ondanks het uitgevoerde onderzoek nog onvoldoende bekend is over de langetermijneffecten van energieopslag. Het voorstel is om nader onderzoek uit te voeren naar alle aspecten van de energiebalans (milieu, duurzaamheid, financieel, technisch, juridisch, ondergrondse ruimte). Tot die tijd moet een praktisch werkbaar vergunningvoorschrift worden geformuleerd, waar zowel overheid als markt achter kan staan (bijvoorbeeld een vijfjarig gemiddelde cumulatieve energetische balans van 70 procent). Deze kun je aanscherpen of loslaten op basis van de resultaten van het nader onderzoek.
Gesloten systemen Tijdens de realisatie van een vergund open systeem voor een kantorenpark in Delft blijkt dat een nabijgelegen woonwijk gebruikmaakt van een gesloten systeem. Dit laatste systeem was niet bekend, omdat er geen vergunnings- of registratieplicht geldt. De installaties beïnvloeden elkaar, met als resultaat een afname van het thermisch rendement van beide installaties. De afwezigheid van een toetsingkader voor gesloten systemen betekent ook dat geen kwaliteitseisen kunnen worden gesteld voor de aanleg. Daarnaast treedt rechtsongelijkheid op, omdat voor gesloten systemen geen vergunningsprocedure met bijbehorende kosten nodig is.
Het is dus onduidelijk wat de rechten en plichten zijn van de gebruikers van open en gesloten systemen. Deze kwestie is zeer actueel en urgent, omdat er veel gesloten systemen worden gerealiseerd. Op de eerste plaats moet er daarom op korte termijn een registratieplicht voor gesloten systemen komen. Ten tweede moeten kwaliteitseisen worden verbonden aan de realisatie van deze systemen, bijvoorbeeld de reeds door marktpartijen opgestelde kwaliteitsnorm ISSO 73. Het is het meest elegant om deze te verankeren in de Waterwet. Of dit juridisch mogelijk is, moet uiteraard worden onderzocht.
Interferentie De Zuidas in Amsterdam is een van de drukst bebouwde kantoorlocaties van Nederland. Doordat de kantoren hoog en energie-intensief zijn, is voor de toepassing van energieopslag meer ondergrondse ruimte nodig dan het eigen perceel biedt. Bij de vergunningaanvraag in het kader van de Grondwaterwet hoeft geen rekening te worden gehouden met toekomstige systemen. Het risico bestaat dus dat de mogelijkheden voor energieopslag worden beperkt. Eén klein systeem kan bij wijze van spreken een groot systeem in de weg zitten. Het oplossen van deze problematiek wordt nu veelal aan de markt overgelaten. Dit werkt niet, of slechts tijdelijk. Er zijn al voorbeelden bekend waar het tot claimgedrag heeft geleid, waarbij initiatiefnemers ‘snel’ een vergunning aanvragen om hun recht te claimen op de ondergrond. Voor de nabije toekomst is het aan te raden dat één instantie de regie neemt: de overheid. De gemeente – eventueel met de provincie als partner – is de aangewezen partij om als regisseur op te treden. Dit kan zij doen door masterplannen bodemenergie op te stellen voor intensief bebouwde gebieden. In zo’n masterplan wordt de ondergrond geordend en wordt een raamwerk vastgelegd om de beschikbare ruimte optimaal te benutten. Dit masterplan is uit te breiden met mogelijke verontreinigingen, grondwateronttrekkingen en ondergrondse infrastructuur. De provincie moet er als partner van de gemeente voor zorgen dat deze plannen juridisch worden verankerd. Daarmee zijn de toekomstige belangen voor gebruik van bodemenergie beter geborgd.
ENERGIEOPSLAG Principe gesloten systemen (links) en open systemen (rechts).
ENERGIEOPSLAG Dit is het eerste artikel in een serie van drie over het gebruik van de ondergrond voor duurzame energie- en watertechnieken. De volgende artikelen gaan in op de engineering van energieopslagsystemen en op de techniek van hemelwaterberging door diepte-infiltratie.
Verontreinigingen In het centrum van een Brabantse middelgrote stad wil een woningcorporatie appartementen bouwen met energieopslag. Het is een gebied waar veel verontreinigingen aanwezig zijn, waarvan herkomst en eigendom grotendeels onbekend zijn. De gemeente dwarsboomt dit initiatief, omdat het verplaatsen van een verontreiniging op basis van de Wet Bodembescherming in beginsel niet is toegestaan. Alleen met een terugvalscenario en een deelsaneringsplan mag de corporatie de energieopslag realiseren. De kosten dreigen zo hoog te worden dat het project wordt afgeblazen. De oplossing ligt in een gebiedsgerichte aanpak van verontreinigingen. Veel gemeenten, waaronder Apeldoorn en Utrecht, zijn pioniers en zijn vergevorderd met het toepassen van deze methode. Zij beschouwen de aanwezige verontreinigingen als één grote verontreiniging. Vanwege hun duurzame ambities willen deze gemeenten de toepassing van bodemenergie niet belemmeren, en staan toe dat systemen worden gerealiseerd in deze ‘verontreinigingssoep’. De voorwaarde is wel dat binnen de gemeente beleid is ontwikkeld om deze verontreinigingen grootschalig te saneren. In sommige gevallen kan bodemenergie zelfs worden gecombineerd met de sanering. VROM onderschrijft de gebiedsgerichte aanpak en juicht het zelfs toe dat gemeenten hiervoor beleid ontwikkelen.
Nu en later Niet alle prangende juridische kwesties zijn morgen op te lossen. Zo zal het nader onderzoek naar de energiebalans tijd vergen. Algemene regels voor kleine systemen kunnen echter nu al in de Waterwet worden opgenomen, net als de registratieplicht voor gesloten systemen. Sterker nog: als het nu niet gebeurt, zal dit een gemiste kans zijn. Ook masterplannen worden al ontwikkeld en gebruikt. Een verdere verankering in beleid en vergunningverlening is hierbij noodzakelijk. Voor toepassing van de gebiedsgerichte aanpak van verontreinigingen is juridisch gezien de weg vrij. Het zal aan gemeenten en provincies zelf zijn om deze aanpak te omarmen. De beloning is groot: groei van duurzame bodemenergiesystemen waar dit vroeger onmogelijk zou zijn geweest. Hierdoor zijn we in staat om ons bezig te gaan houden met die andere prangende kwestie: het klimaat. Rutger Wierikx en Marc Koenders zijn werkzaam bij IF in Arnhem. Land+Water nr. 12 - december 2008
lew012_46-47_bodemenergie.indd 47
47
11-12-2008 14:15:38