9 juni 2016 39ste Jaargang • nr. 31
‘ Bij de finish zie je hoe erg het is’ Pagina 6 en 7
Eerstejaars blikken terug op hun ‘school, school, school!’
Vogels snappen muziek (en niet alleen de YouTube-kakatoes)
Johan Huizinga was eigenlijk liever gaan studeren in Leiden
Pagina 8
Pagina 9
Pagina 11
Intimidatie bij pedagogiek Onderzoek naar ‘onveilige sfeer’ Promovendi van het instituut pedagogische wetenschappen gaan gebukt onder angst, intimidatie en kleinering. Wie durft te klagen over de hoge werkdruk riskeert ontslag. Het faculteitsbestuur is een onafhankelijk onderzoek gestart. DOOR PETRA MEIJER Dat bevestigen verschillende betrokkenen aan Mare. Ook ontving de redactie anonieme brieven waarin zorgen worden geuit om met name jonge medewerksters. ‘Veel mensen vermoeden dat het gedoe op de afdeling algemene en gezinspedagogiek de aanleiding voor het interne onderzoek binnen heel pedagogiek is’, zegt een promovenda. Volgens haar hangt er ‘een slechte sfeer’ op die afdeling en heerst er ‘zeker geen veilige leeromgeving.’ ‘Het klimaat is niet prettig en ik kan bevestigen dat er met ontslag gedreigd is’, zegt een andere medewerker. ‘Het is niet mogelijk om problemen te bespreken.’ Een deel van die klachten kwam al eerder terecht bij de facultaire vertrouwenspersoon Wahid Shadid. Hij stelde in januari in zijn jaarverslag vast dat er ‘bij drie van de vijf instituten’ onvrede heerste onder medewerkers. Alleen: dat verslag bleef geheim. In tegenstelling tot eerdere jaren werd het tijdens de faculteitsraadvergadering opeens in het vertrouwelijke gedeelte besproken. Uit het rapport, in bezit van Mare, blijkt dat 27 medewerkers een beroep op de vertrouwenspersoon deden, negen meer dan een jaar eerder. Ze klaagden over een ‘stressvol werkklimaat, werkoverbelasting en vrees voor een conflict over beëindigen van aanstellingen’. Onder het kopje ‘Specifiek voor aio’s’ staat dat het behalve om slechte begeleiding,
hoge werkdruk en extra onderwijslast, gaat om ‘klachten over angst, intimidatie en kleinering door leidinggevenden en/of promotor’. Shadid wil niet inhoudelijk reageren. ‘Ik schrijf mijn verslag voor het faculteitsbestuur en bemoei me verder niet met wat daarmee gebeurt. Dat is aan het bestuur. U moet hen op het matje roepen.’ Decaan Hanna Swaab ontkent echter dat het jaarverslag van de vertrouwenspersoon geheim was. ‘Er is geen reden om er anders mee om te gaan dan in andere jaren. Het is met de raad gedeeld.’ Waarom werd het dan achter gesloten deuren besproken? ‘Dit type klachten vraagt om een dergelijke behandeling.’ Waarom het jaarverslag niet op de website terug te vinden is, zegt ze niet te weten. Het faculteitsbestuur neemt de klachten serieus, aldus Swaab. ‘Daarom hebben we ervoor gekozen om bij pedagogiek een nader onderzoek in te stellen, waarmee we willen bestuderen of er problemen zijn. We vinden een goed werkklimaat belangrijk.’ Een onafhankelijke onderzoekster, Monique Balm, heeft de afgelopen maand gesprekken gevoerd met zo’n tachtig medewerkers. Alle hoogleraren en bestuurders zijn hiervoor uitgenodigd. Overige medewerkers kregen steekproefsgewijs een oproep of konden zich op eigen initiatief melden. ‘Een positief werkklimaat heeft positieve invloed op de prestaties, resultaten en gedrag van personen. Vooral dit laatste aspect lijkt onder druk te staan binnen het instituut’, schrijft Balm in een e-mail naar de pedagogen. Ze vraagt om suggesties om het werkklimaat te verbeteren. ‘Met name daar waar het de werkrelaties (gedrag) betreft, want dit is het spe-
Wie heeft de mooiste almanak? Ook dit jaar beloont Mare de vereniging met de meest originele almanak met een fust bier. Inleveren voor 11 juni bij de redactie, Reuvensplaats 3, Leiden.
Van studente Japans tot gamepersonage Haar masterscriptie kwam nooit af, maar haar ‘droom kwam uit’. Toen Stefanie Joosten als uitwisselings student naar Japan vertrok, vroegen de makers van de populaire game Metal Gear Solid of ze model wilde staan voor het personage Quiet, een koelbloedige huurmoordenares. Zie pagina 3. Foto Konami
cifieke aspect waarop het onderzoek zich richt.’ Volgens verschillende medewerkers heeft ten minste een van de hoogleraren tegen wie de klachten gericht zijn geprobeerd het onderzoek te dwarsbomen of aangegeven niet mee te willen werken. ‘Dat heb ik ook aan de onderzoekster gemeld’, zegt een medewerker. Ook zou het onderzoek plaatsvinden in een ander gebouw (van het ICLON), omdat er angst heerste om te praten.
Wetenschappelijk directeur van pedagogiek Judi Mesman bevestigt dat de gesprekken elders zijn gehouden, zodat mensen in een veilige omgeving konden praten. ‘Ik hoop natuurlijk dat het helpt.’ Ze bevestigt ook dat de signalen over de verstoorde verhoudingen al langer bekend waren en zegt blij te zijn met het onderzoek. ‘Het faculteitsbestuur neemt de klachten serieus en gaat proactief te werk. De drempel om naar een facultaire
Medezeggenschap komt tijd tekort
Studenten halen sneller hun bul
Alle faculteiten gaan naar Den Haag
En raadsleden krijgen vaak te laat informatie, zo blijkt uit een enquête. ‘In Leiden is het best goed geregeld’, volgens de leden van de universiteitsraad.
69 Procent van de studenten die in 20112012 begonnen, heeft na vier jaar een bachelordiploma. Uitvallers uit het eerste jaar zijn niet meegerekend.
De Leidse universiteit heeft forse uitbreidingsplannen aan de Haagse campus. Er komen nieuwe opleidingen bij waaraan alle faculteiten een bijdrage leveren.
Pagina 4
Pagina 4
Pagina 5
vertrouwenspersoon te stappen is al erg hoog. Dat doe je niet zomaar even. Als er problemen zijn, worden die niet zomaar afgedaan als incidenten.’ Vooral aio’s bevinden zich in een kwetsbare positie, erkent Mesman. ‘Het instituutsbestuur hecht speciaal belang aan een goede zorg voor kwetsbare groepen zoals promovendi. Zij hebben een afhankelijkheidsrelatie en hun rechten dienen te worden beschermd.’
Bandirah Pagina 12
2
Mare · 9 juni 2016 Geen commentaar
Rode kaart DOOR BART BRAUN Als journalist van Mare ben je niet enkel
aan het schrijven, soms moet je alleen maar luisteren. Dan komt er iemand naar je toe die vooral zijn verhaal kwijt moet. ‘Ik kan niet verder werken aan mijn proefschrift tot mijn professor ernaar heeft gekeken. Dat doet hij nu al zeven maanden niet.’ Of: ‘Iedereen op onze afdeling is doodsbang voor de baas’, of het soort verhalen dat u op de voorpagina kunt lezen. Die klachten halen lang niet altijd de krant. Soms blijkt bij wat journalistiek speurwerk dat het verhaal toch wat genuanceerder ligt. Soms trekt een klager zich terug, uit angst voor de gevolgen van publiciteit. Soms nemen we klagers in bescherming tegen zichzelf, en wachten we een rechtszaak af. Dan heeft ons luisterwerk vooral een therapeutische functie. We zijn in elk geval nooit de eerste halte. Er is altijd al een decaan, vertrouwenspersoon, ombudsmens of andere door de universiteit aangestelde scheidsrechter gesproken. En vervolgens gebeurde er… geen moer. Er wordt een commissietje opgericht. Of een reorganisator aangesteld die zich al snel laat inkapselen. Iemand schrijft een rapportje, en dat belandt in een la: een write only-document. Na klachten over pesters in Den Haag werd er een extern adviesbureau ingehuurd, dat de Haagse campus adviseerde om het zelf op te lossen. Vier jaar later is dat nog niet gelukt. Ook bij de opperbazen van de universiteit hoef je niet aan te kloppen als je leidinggevende je treitert, je hoogleraar je uitperst of de angstcultuur dusdanig is doorgedrongen op je afdeling dat je zelfs de telefoon niet meer op durft te nemen als de letters Mare in het display verschijnen. ‘We spreken er natuurlijk wel over met decanen en bedrijfsvoerders. Waar zaken echt knalhard in het rood staan, zullen we als college wel wat beter kijken’, verkondigde het college van bestuur aan het begin van dit academisch jaar. Dat is nu bijna voorbij, en de mensen die in het rood staan, zitten er allemaal nog. Vaak al meer dan tien jaar, zelfs. Je weet toch wie die pestkoppen zijn? Zelfs als het allemaal heel erg moeilijk is om degenen over wie dossiers vol klachten bestaan eruit te gooien, dan ben je het toch nog steeds aan je personeel verschuldigd om het te proberen? Waar zijn al die scheidsrechters voor, als ze geen rode kaarten mogen uitdelen? Gelukkig is er altijd nog een externe scheidsrechter. Een van de mensen die bij ons kwamen klagen – geen pedagoog, overigens – had, nadat klaagmuren en medezeggenschap faalden, maar een advocaat in de arm genomen. ‘Hij barst van de ervaring: bijna de helft van zijn zaken zijn tegen de universiteit.’
Colofon Redactie-adres Reuvensplaats 3, 2311 BE Leiden Postbus 9500 2300 RA Leiden Telefoon 071–527 7272 Website mareonline.nl E-mail redactie@mare.leidenuniv.nl De redactie is op vrijdag gesloten. Oplage circa 15.000 Hoofdredactie
Frank Provoost frank.provoost@mare.leidenuniv.nl Redactie
Vincent Bongers vbongers@mare.leidenuniv.nl Bart Braun bbraun@mare.leidenuniv.nl Petra Meijer p.meijer@mare.leidenuniv.nl Marleen van Wesel h.g.van.wesel@mare.leidenuniv.nl Isa de Grood (stagiaire) Isadegrood@gmail.com Medewerkers
Laura Kervezee • Esha Metiary • Benjamin Sprecher • Tim Meijer Fotografie Taco van der Eb • Marc de Haan Illustraties Bas van der Schot • Bandirah • Silas.nl Basisontwerp Roeland Segaar, Dokwerk Communicatie Art direction en vormgeving Marcel van den Berg Drukwerk Rodi Rotatiedruk, Broek op Langedijk Advertenties Bureau van Vliet B.V. Postbus 20 2040 AA Zandvoort Telefoon 023 - 571 47 45 Redactieraad
Prof. dr. J.C. de Jong (voorzitter) • Prof. dr. F. Israel (vicevoorzitter) • Birgül Açiksöz • Joline Cramer • drs. Bart Funnekotter • drs. Malou van Hintum • mr. Folkert Jensma • Merian Kuipers • Josephine Say • Prof. dr. Nico Schrijver • Marieke Vinkenoog • Dr. Hans Vollaard • Christian van der Woude Jaarabonnementen
Een jaarabonnement op Mare loopt van september t/m juni. Belangstellenden kunnen Mare thuisgestuurd krijgen door €35 over te maken op IBAN NL68RABO0103257950 ten name van Universiteit Leiden (o.v.v. Mare en SAP-nummer 6200092091) en vervolgens een bevestigingsmail met daarin hun adres te sturen naar redactie@mare.leidenuniv.nl. Studenten betalen €25. Ter controle graag in de bevestigingsmail ook het studentnummer vermelden. Adreswijzigingen
Alleen schriftelijk met postwikkel. Klachten en opmerkingen over de toezending van Mare 071-5277272. Mededelingen voor het op donderdag verschijnende nummer moeten uiterlijk de voorafgaande donderdag 16.00 uur in het bezit van de redactie zijn. ISSN 0166-3690
Column
De perfecte golf Technostress. Afgelopen week kwam ik het woord tegen in een aantal nieuwsberichten (‘We bezwijken aan technostress’ en ‘Heb jij last van technostress?’). Ik dacht in eerste instantie dat het ging om de mogelijke cortisol-verhogende werking van het bijwonen van een technofeest, maar technostress blijkt te verwijzen naar de negatieve psychische en lichamelijke gevolgen van de opkomst van nieuwe technologieën die er, bijvoorbeeld, voor zorgen dat we altijd bereikbaar zijn. Een kleine zoektocht leerde me dat technostress helemaal niet zo nieuw is. De eerste keer dat het woord werd gebruikt, voor zover ik heb kunnen achterhalen, was in 1984. Het is nu moeilijk voor te stellen welke tech er toen was om gestrest van te raken (IBM had net de eerste pc op de markt gebracht en een handjevol mensen was aangesloten op internet), maar het woord bestond niettemin. Vorige week was technostress weer in het nieuws omdat nu ook de Nederlandse werkgeversvereniging AWVN de gevaren van technostress erkent. De mogelijkheid – verplichting – om thuis door te werken, om constant op de hoogte gehouden te worden van de dagelijkse beslommeringen van vage kennissen en verre vrienden, of om wanneer het maar kan je mail te lezen, gaat ons blijkbaar niet in de koude kleren zitten. Verschillende bedrijven hebben inmiddels maatregelen genomen om de constante bereikbaarheid van hun werknemers tegen te gaan in de hoop de stresshormonen te temperen. Bij BMW in Duitsland is een ‘recht op onbereikbaarheid’ ingesteld en op andere plekken mag buiten werktijd niet meer worden gemaild. In Nederland is een bedrijf waar om zes uur ’s avonds de bureau’s automatisch omhoog worden getakeld zodat er niet meer verder kan worden gewerkt. Allemaal symptoombestrijding natuurlijk. De inte-
ressante vraag is: waarom zijn die maatregelen nodig? Waarom zijn we niet in staat om zelf te beslissen om even niet bereikbaar te zijn? Hoe komt het dat we instinctief reageren op elk trillinkje en geluidje dat onze telefoon produceert? Een antwoord komt van Tony Crabbe in zijn boek Busy: How to thrive in a world of too much (aanrader!). Hij stelt dat we van oudsher elke mogelijkheid aangrijpen om onze productiviteit op te schroeven. In het industriële tijdperk hadden we daar baat bij. Nog steeds doen we er alles aan om onze productiviteit te verhogen: als de mogelijkheid er is om meer te mailen, gaan we meer mailen. Als we elkaar vaker berichtjes kunnen sturen, gaan we elkaar vaker berichtjes sturen. Zo blijven we elkaar opzadelen met meer werk. En in de toekomst zal informatieoverdaad niet minder worden. Het omhoog takelen van bureau’s of een mailbox met beperkte openingstijden zal dus beperkt succes hebben. Aan het eind van de dag gaan we vrolijk verder met het produceren en consumeren van die eindeloze stroom aan berichtjes, mails, tweets, filmpjes en plaatjes en rijzen de tech-geïnduceerde stresshormonen alsnog de pan uit. Wat zou wel helpen? In zijn boek maakt Crabbe een treffende vergelijking: zoals een surfer onmogelijk alle golven kan berijden, maar de beste moet zien te pakken, zouden we in het dagelijks leven verreweg de meeste prikkels en kansen langs moeten laten glijden om ons met volle aandacht en toewijding te kunnen richten op die ene perfecte golf die langskomt. Maar goed, dat is makkelijker gezegd dan gedaan natuurlijk. Eerst maar even mijn mail checken. LAURA KERVEZEE promoveert bij het Leids Universitair Medisch
Centrum
9 juni 2016 · Mare 3 Mensen
‘Ik moest ook leren om de wapens op een correcte manier te hanteren. Zonder trigger discipline kom je ongeloofwaardig over.’
Moorden is dagelijkse kost Studente werd game-personage en heeft inmiddels eigen action figure Stefanie Joosten (27) stopte haar studie Japans om het sexy gamepersonage Quiet te spelen, in de computergame Metal Gear Solid. ‘Ik stond ik letterlijk te springen. Het was een droom die uitkwam.’ DOOR PETRA MEIJER ‘Ik
ben 1.67 meter’, zegt Stefanie Joosten, oud-studente Japanstudies. ‘In Nederland leek modellenwerk me wel leuk, maar ik had het nooit als reële optie gezien. Tijdens een uitwisseling in Tokio besloot ik me in te schrijven bij een westers modellenbureau, als bijbaantje. Een klasgenote had dat ook gedaan. Bedrijven in Japan willen vaak een internationale uitstraling. Het ging best goed. Ik deed wat advertenties en reclames voor Panasonic en Nikon.’ Op een dag werd ze overvallen door een telefoontje: ‘Of ik auditie wilde doen voor een videogame. Ik ben zelf gek op games en hield als
kind al van Nintendo, Pokémon en anime. Via die weg komen er wel meer jongeren bij de studie Japans terecht. Ik vond het superspannend, maar had nog geen idee waarvoor het was.’ Dat verandert als ze bij de auditie van computerspellengigant Konami een replica van een geweer in handen geduwd krijgt. ‘Toen begon ik wel een vermoeden te krijgen. Ze wilden me het zien vasthouden, ik moest richten en verschillende poses aannemen. Ik had nog nooit een wapen vastgehouden, maar het helpt dat ik zelf een gamer ben en veel actiefilms kijk. Ik kreeg te horen dat het er verbazingwekkend natuurlijk uitzag.’ Al snel volgt een tweede auditie. ‘Voor een improvisatieoefening moest ik spelen dat ik een vijandelijke basis ging infiltreren. Daar stond ik dan, midden in een compleet lege zaal, met daarin alleen een lange tafel met de jury. De man in het midden kwam me vaag bekend
‘Het voelt als een filmset, waar je elke dag komt.’
Foto Konami
voor. Toen ik hem daarna googelde bleek het Hideo Kojima te zijn, de grote man achter de Metal Gear-series. Toen ik gebeld werd en hoorde dat ik het was geworden, stond ik letterlijk te springen. Het was een droom die uitkwam. Maar ik moest wel een contract tekenen: ik moest mijn mond houden.’
‘ Dat schaarse outfit hoort bij het verhaal. Als ze kleding zou dragen, zou ze stikken’
Met enkel nog een masterscriptie voor de boeg, staakt ze haar studie om er vol voor te gaan. ‘Niet iedereen begreep dat, maar ik heb er geen spijt van gehad.’ Vanaf dat moment staat haar leven in het teken van gamepersonage Quiet. ‘Ze is een koelbloedige huurmoordenares. Moorden is dagelijkse business voor haar. Dat vereist een bepaalde uitstraling. In het begin is het wel vreemd om je daarin te verdiepen.’ Ze volgde ook een militaire training. ‘Je moet overkomen als een professional. Ik moest dus ook leren om het wapen op een correcte manier te hanteren. We werken met replica’s, maar die zijn net zo zwaar als de real deal. Als je als onervaren schutter een geweer in de hand krijgt, leg je je vinger al snel op de trekker. Dat is echt not done. Ze noemen het trigger discipline. Je vinger moet altijd boven aan de rand liggen. Doe je dat niet, dan kom je ongeloofwaardig over. ‘Om ervaren over te komen, moet je allerlei onderdelen voltooien. Met andere personages leerde ik bijvoorbeeld hoe je in een groep te functioneren. Er waren bijvoorbeeld muurtjes opgebouwd en we moesten als een soort SWAT-team kamers clearen zonder op gijzelaars te schieten.’
Vervolgens zijn de gamemakers een jaar bezig geweest om haar lichaam en gezicht te scannen. ‘Er worden 3D-scans en motion captures gemaakt. Daarbij krijg je een bodysuit aan met sensoren erop. Infraroodcamera’s registreren al je bewegingen. Het voelt als een filmset waar je elke dag komt. Het zijn geen korte scènes, je doorloopt het hele verhaal.’ Inmiddels moest ze nog steeds haar mond houden, ook tegen gamende vrienden. In 2014 was er een grote aankondiging van het spel in Los Angeles, waar ook haar karakter voor het eerst wordt getoond. ‘Quiet raakt tijdens een aanval ernstig verbrand en wordt door haar leiders besmet met een parasiet die haar leven moet redden. Dat houdt haar in leven, zolang ze maar niet haar mond opent. Doet ze dat toch, dan komt de parasiet uit haar stembanden vrij en zal ze sterven, net als de mensen om haar heen. In het spel wordt Quiet eerst voorgesteld als vijand, maar als ze Big Boss – de held van het verhaal – ontmoet, stapt ze over naar zijn kant.’ De voorvertoning brengt veel reacties teweeg. ‘De Metal Gear-serie bestaat al meer dan twintig jaar. Hardcore fans begonnen meteen te speculeren over het nieuwe personage. Op Twitter had ik ineens duizenden volgers. En toen de game in 2015 uitkwam explodeerde het helemaal.’ Joosten heeft inmiddels haar eigen action figure. ‘Op conventies kom ik fans tegen die zich als Quiet verkleed hebben of haar op hun lijf hebben laten tatoeëren. Ik kende het fenomeen cosplay, maar als je zo je eigen personage ontmoet, is dat toch vreemd. Het is ongelooflijk hoe realistisch sommigen mijn wapens nagemaakt hebben. Anderen vertellen dat het spel hen echt geraakt heeft, of dat ze voelen dat ze een band met Quiet hebben. Eén meisje keek me heel lang recht in de ogen: ze had gekleurde lenzen gekocht om dezelfde oogkleur te hebben, en was dat even aan het checken.’
Maar er zijn ook negatieve reacties. ‘Na de aankondiging kwam er kritiek op hoe Quiet eruitziet en hoe ze gekleed is. Of eigenlijk, hoe schaars ze gekleed is. De laatste jaren zijn er steeds meer vrouwelijke gamers, en er ontstaat een sfeer waarbinnen mensen vinden dat vrouwelijke gamepersonages geen lustobjecten moeten zijn. Maar de schaarse kleding van Quiet hoort bij haar verhaal. Door de parasiet ademt ze door haar huid. Als ze kleding zou dragen, zou ze stikken.’ Hoewel sommige spelers de ikmoet-een-sexy-bikini-aan-anderssterf-ik-theorie op internet te gek voor woorden noemen, verdedigde Konami-baas Kojima zich in interviews door te zeggen dat het publiek zich zou moeten schamen als het Quiet als lustobject ziet, omdat zij zich zelf ook voor haar bijna-naaktheid schaamt. Joosten: ‘Het is een statement van Kojima. In het spel wordt Quiet door de anderen een freak genoemd. Ze wordt met haar verschijning gepest. Kojima laat dus zien dat het binnen de spelwereld ook niet geaccepteerd is. Zelf heb ik er niet zoveel problemen mee. Toen ik de eerste tekeningen zag vond ik het behoorlijk bloot, maar het ziet er ook wel stoer uit.’ Als ze een beurs bezoekt om de game te promoten hoeft ze niet in een piepkleine bikini op te draven. ‘Je gaat gewoon als jezelf. Net als bij filmacteurs.’ De kans is groot dat Joosten in de toekomst ook in films zal verschijnen. ‘Er zijn plannen om met de Nederlandse regisseur Paul Ruven een film met een Nederlands-Japans verhaal op te nemen – al bevinden die zich nog in een vroeg stadium.’ Daarnaast zal haar stem te horen zijn in de animatiefilm Implosion Zero Day, die in 2018 zal verschijnen. ‘Ik wil graag doorgaan met acteerwerk in films en games. Daarnaast werk ik ook nog als model.’ Haar rol in Metal Gear was een eenmalig project, zegt Joosten. ‘Over toekomstige plannen is helaas niets bekend.’
4 Mare · 9 juni 2016 Nieuws
Master farmacie van start in september De nieuwe Leidse masteropleiding farmacie gaat in september echt van start. Eind mei gaf de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie haar goedkeuring, en daarmee het definitieve startschot. Het NVAO-stempel is nodig voor onder meer de geldigheid van de diploma’s en DUO-geld voor de studenten. De opleiding is een samenwerkingsverband tussen het Leids Universitair Medisch Centrum en de Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen (W&N). Het LUMC is ‘penvoerder’ van de opleiding. Dat heeft gevolgen voor het Onderwijs en Examen Reglement van de opleiding: bij de bèta’s is het vrij eenvoudig mogelijk om voldoendes te herkansen; bij het LUMC niet. De faculteitsraad van W&N had daar geen moeite mee, en keurde het Reglement goed.
Menno ter Braak -bibliotheek De UB heeft de bibliotheek van de schrijver en criticus Menno ter Braak aangekocht. Ter Braak richtte in 1932 samen met Edgar du Perron en Maurice Roelants het literatuurtijdschrift Forum op en schreef een grote hoeveelheid invloedrijke essays. Hij pleegde op 15 mei 1940 zelfmoord omdat hij niet onder het juk van de nazi’s wilde leven. De UB en de opleiding geschiedenis betaalden al een groot deel van het aanschafbedrag voor de acht kasten met boeken en documenten, maar kwamen nog 19.000 euro tekort. Dat bedrag is binnengehaald met de actie ‘Adopteer een Boek’: particulieren, stichtingen en verenigingen uit Nederland en Vlaanderen leverden een financiële bijdrage door een boek te adopteren uit de bibliotheek van Ter Braak. In totaal heeft de bibliotheek rond de 60.000 euro gekost.
Weinig tijd voor medezeggenschap Raadsleden kunnen werk niet goed doen Studenten en personeelsleden uit de medezeggenschapsraden vinden dat ze informatie vaak te laat krijgen en te weinig tijd krijgen om hun werk goed te doen. DOOR VINCENT BONGERS Dat blijkt uit de Medezeggenschapsmonitor Hoger Onderwijs 2016 van het Interstedelijk Studentenoverleg (ISO) die gisteren verscheen. Het ISO stuurde een enquête naar 1307 raadsleden en kreeg 447 volledig ingevulde vragenlijsten terug. Het gaat om leden van de universiteits – en faculteitsraden. Uit het onderzoek blijkt dat raadsleden gemiddeld ruim acht uur per week aan medezeggenschapswerk besteden. Uit de monitor komt verder naar voren dat raadsleden gemiddeld meer tijd besteden aan het raadswerk dan is afgesproken met de universiteitsbesturen. De afspraak is gemiddeld 7,5 uur per week. Maar in de praktijk komt dit neer op 8,8 uur. En eigenlijk zouden de raadsle-
den zelfs 10,2 uur nodig hebben om hun werk te doen, aldus het onderzoek. Een vijfde van de leden heeft bijvoorbeeld geen tijd voor vergaderingen van raadscommissies. ‘In Leiden is het best goed geregeld’, zegt universiteitsraadslid Joop de Kort van FNV Overheid. ‘Personeelsleden krijgen een dag in de week om te besteden aan het raadswerk. En dat is gemiddeld gezien genoeg. Die 0,2 fte wordt niet door je afdeling betaald maar komt uit een centrale pot. Er zit wel een maximum aan, namelijk schaal 11. Je maakt zelf afspraken met je leidinggevende over het vrijmaken van tijd. Nu ik in de raad zit, geef ik minder onderwijs. ‘In sommige gevallen levert de regeling problemen op. Het komt voor dat een leidinggevende tegenwerkt. Die vindt het dan veel te lastig dat een medewerker minder beschikbaar is. Maar het college van bestuur verplicht leidinggevenden om mee te werken.’ ‘Je studie lijdt wel onder het raadswerk, maar dat geldt ook voor een bijbaan’, zegt Maria Tig-
gelaar, universiteitsraadslid voor studentenpartij LVS. ‘Het is je eigen verantwoordelijkheid hoe je je tijd indeelt. Ik mis wel eens een werkgroep door de raad. Dat los ik wel op met de docent. Dat levert geen problemen op. Al laten sommige docenten niet na om te zeggen dat de medezeggenschap zinloos is. Ik heb het nog niet aangedurfd om voor een tentamen aanspraak te doen op de regeling. Dan maak ik maar de herkansing.’ Studentleden van de universiteitsraad krijgen een vergoeding van rond de 430 euro per maand. Commissie- en fractievoorzitters krijgen daar nog een paar tientjes bovenop. Uit de Monitor blijkt dat de raadsleden vinden dat ze vaak te laat betrokken worden bij de besluitvorming, en te laat informatie krijgen. Volgens Tiggelaar valt dat in Leiden meestal wel mee. ‘De samenwerking met het college verloopt over het algemeen goed. Bij de meeste onderwerpen worden we vroeg betrokken. Maar af en toe
Studenten steeds sneller klaar Steeds meer Nederlandse studenten halen binnen vier jaar een bachelordiploma. 69 procent van de starters uit 2011-2012, had de bul in 2015. Dat blijkt uit cijfers van universiteitskoepel VSNU.
Geen OV-kaart
Vijf jaar geleden was dat nog 56 procent. Dat komt door allerlei maatregelen van universiteiten, maar vooral door de invoering van de zogenaamde harde knip. Die maatregel werd in september 2012 ingevoerd en houdt in dat je tegenwoordig je bachelor moet afronden, voor je aan een masteropleiding kunt beginnen. Voor die tijd was dat niet zo. Die 69 procent gaat trouwens alleen over de studenten die na hun eerste jaar nog ingeschreven stonden. Uitvallers in het eerste jaar zijn niet meegerekend. Maar ook die uitval neemt af, volgens de VSNU. 79 procent van de studenten die in 2014-2015 begonnen, is nu nog met dezelfde studie bezig. Dat was vijf jaar geleden nog 75 procent. Specifieke cijfers voor Leiden worden deze zomer gepubliceerd in het jaarverslag van de universiteit, maar de Leidse cijfers uit voorgaande jaren laten een vergelijkbare trend zien. MVW
Nederland hoeft studenten uit andere Europese lidstaten geen studentenreis product te geven aangezien zij geen studiefinanciering ontvangen. Dit heeft het Europese Hof van Justitie uitgewezen in een rechtszaak aangespannen door de Europese Commissie. De Europese Commissie sleepte Nederland voor de rechter toen een Britse Erasmusstudent in 2009 geen OV-studentenkaart kreeg. Er is volgens de advocaat-generaal van het Hof geen ongelijke behandeling van Erasmusstudenten omdat zij al een Erasmusbeurs ontvangen van de eigen onderwijsinstelling waar zij ingeschreven blijven staan. Buitenlandse Europese studenten zonder Erasmusbeurs ontvangen studiefinanciering als zij langer dan vijf jaar in Nederland wonen en tenminste 56 uur per maand werken.
SSR wint Stubandikoos Necessary, huisband van SSR won vorige week Stubandikoos, de Leidse verenigingenbandwedstrijd. De SSR-band deed voor de tweede keer mee. Stubandikoos is onderdeel van de jaarlijkse MASCQ-week, georganiseerd door de vijf grote verenigingen. Catena’s Iron Panda, de winnaar van vorig jaar, was er ook weer bij. Minerva was niet vertegenwoordigd en Augustinus en Quintus stuurden nieuw bloed in: respectievelijk Je Band Van De Partij en de Lekker Gewerkt Pik Band.
Internationaal feesten Voor hapjes, muziek en taalworkshops uit alle landen waar studenten van de Universiteit Leiden vandaan komen moet je zaterdag 11 juni in de Hooglandse Kerk zijn. Studentenvereniging ISN organiseert dan voor de tiende keer het Cultural Festival. Het middagprogramma is van 12.00 tot 18.00 uur toegankelijk vanaf vier euro, vanaf 20.00 uur is er een afterparty in Scheltema.
krijgen we nog een verrassend besluit voor onze neus waar we eigenlijk al in een vroeger stadium over mee hadden willen praten.’ De Kort is ook positief over de interactie tussen raad en college. ‘Dat het goed loopt hebben we ook wel een beetje aan onszelf te danken. Je moet streng zijn en af en toe de hakken in het zand zetten.’ Het lukt raadsleden echter niet om studenten en personeel warm te laten lopen voor de medezeggenschap. Bij de universitaire verkiezingen zakt de opkomst bij vrijwel alle universiteiten steeds verder in. Ook Leiden ontsnapt niet aan deze trend. De medezeggenschap krijgt overigens wel meer macht. Bijna alle partijen in de Eerste Kamer steunen de het wetsvoorstel Versterking Bestuurskracht van minister Bussemaker van Onderwijs. In februari had de Tweede Kamer al ingestemd met het voorstel. De wet geeft onder andere opleidingscommissies meer invloed en studenten krijgen een iets grotere rol in de benoeming van bestuurders. Volgende week stemt de Eerste Kamer over de wet.
Nieuwe NWO-baas De Nijmeegse hoogleraar biofysica Stan Gielen is vanaf september de nieuwe voorzitter van wetenschapssubsidieverstrekker NWO. Hij volgt Jos Engelen op. NWO geeft jaarlijks zo’n zeshonderdvijftig miljoen euro aan overheidsgeld uit voor wetenschappelijk onderzoek. De beurzenuitdeler zit momenteel in een grote reorganisatie, onder leiding van de voormalig Leidse hoogleraar Wim van Saarloos. De organisatie zou te versnipperd zijn in verschillende wetenschapsstromingen. Die worden nu bij elkaar geveegd tot vier ‘domeinen’, dat moet het uitdelen van beurzen voor multidisciplinair onderzoek vergemakkelijken. De verschillende instituten die NWO onderhoudt blijven behouden.
Promovendi onvoldoende geschoold voor de klas Minister Bussemaker van onderwijs wil dat universiteiten ervoor zorgen dat promovendi beter voorbereid worden op het les geven. Ze gaat met de rectoren afspraken maken over het aanscherpen van de opleiding van aio’s. Maar harde eisen wil ze vooralsnog niet stellen. Dit schrijft Bussemaker in een reactie aan de Tweede Kamer op het onderzoek De promovendus als docent van het Interstedelijk Studentenoverleg (ISO) en het Promoven-
di Netwerk Nederland (PNN) dat in april verscheen. De organisaties enquêteerden 257 promovendi van alle universiteiten, behalve de Open Universiteit. Uit het onderzoek blijkt dat 46 procent van de ondervraagden onvoldoende geschoold en begeleid wordt om onderwijs te geven. Meer dan een derde van de promovendi meldt zelfs zonder enige vorm van scholing onderwijs te geven. Daarnaast geeft 70 procent van de geënquêteerden aan meer tijd te besteden aan het geven en voor-
bereiden van onderwijs dan in hun contract is opgenomen. Het onderzoek komt dus in het gedrang. Bussemaker noemt het rapport ‘een niet te negeren signaal’ voor universiteiten. Maar ze schrijft ook dat ze beseft dat ‘het aan de instellingen is om het thema docentprofessionalisering verder op te pakken.’ Desondanks wil de minister om de tafel gaan zitten met de universiteitsbestuurders om de kwestie verder te bespreken en ‘concrete afspraken te maken’ over de opleiding van docenten. VB
9 juni 2016 · Mare 5 Nieuws
Alle faculteiten naar Den Haag Nieuwe opleidingen, groei naar 4500 studenten in 2020 De Universiteit Leiden gaat haar activiteiten in Den Haag de komende jaren fors uitbreiden. Alle faculteiten zullen hieraan bijdragen. Dat staat in de kadernota Leiden in Den Haag 2015-2020, die de universiteit vandaag openbaar maakt. DOOR MARLEEN VAN WESEL ‘De Universiteit Leiden is een universiteit in twee steden: Leiden en Den Haag’, verklaart rector magnificus Carel Stolker in het voorwoord van de nota. Sinds de start in 1998 is de vestiging in Den Haag behoorlijk gegroeid.
Zo’n 3.500 van de 25.800 studenten van de Universiteit Leiden volgen momenteel een opleiding in Den Haag. Voor 2020 ambieert de universiteit een groei naar 4.500 studenten. Daarvoor is een samenwerkingsovereenkomst getekend met de gemeente Den Haag. Volgens de rector zullen de ontwikkelingen niet ten koste gaan van Leiden, aangezien meer onderzoeksen onderwijsmogelijkheden de universiteit als geheel zullen versterken. Ook benadrukt hij dat het college van bestuur van de universiteit in Leiden gehuisvest is en blijft. De toename van het aantal studen-
ten wordt vooral verwacht van enkele nieuwe opleidingen. Naast de tien bestaande opleidingen zullen nog ‘twee à drie nieuwe driejarige Engelstalige bacheloropleidingen starten en twee à drie nieuwe 1- of 2-jarige Engelstalige masteropleidingen’, zo staat in de nota. Er zijn bijvoorbeeld verkenningen gepland voor masteronderwijs ‘op gebieden van governance, politiek en ICT’ en bacheloronderwijs ‘op gebied van politieke wetenschappen’. Dat laatste zou dan vanuit de Faculteit Sociale Wetenschappen komen. Ook de andere faculteiten moeten in 2020 in Den Haag vertegenwoordigd
zijn. Voor Archeologie zijn er bijvoorbeeld plannen voor een nieuwe minor over Governance en Heritage in samenwerking met de Faculteit Governance and Global Affairs, voorheen de Faculteit Campus Den Haag, die uiteraard al in Den Haag zit. Geesteswetenschappen heeft er al een aantal jaar de opleiding international studies en ook het Grotius Centre van Rechten zit deels in Den Haag. Sinds dit voorjaar is er al een LUMC-campus. Wiskunde en Natuurwetenschappen is al onder meer betrokken bij big data-onderzoek. Voor meer mensen zijn ook meer voorzieningen en meer ruimte no-
“…”
Studieschuld vs. huizenschuld
‘Domme plant’
Het Nibud adviseert om grotendeels afbetaalde studieschulden minder zwaar mee te laten wegen bij het afsluiten van een hypotheek.
‘Sommige studenten willen meer democratie, maar waarover en op welke manier? Ze hebben geen idee. En dat is maar goed ook. Studenten willen graag stopcontacten in collegezalen, een duurzame universiteit en goed onderwijs. Dankzij de huidige wet op het hoger onderwijs kunnen zij zich daar nu al over uitspreken via de medezeggenschap.’ Victor Pak, derdejaars student politicologie & faculteitsraadslid Sociale Wetenschappen houdt van het feest van de democratie. (de Volkskrant, 6 juni) ‘De avocado is een goed voorbeeld van een domme plant. De vrucht rond de glibberige pit, waarin zich een embryo bevindt, dient als lokmiddel. Hoewel de avocadoplant onverminderd grote vruchten blijft produceren zijn de dieren die zijn vruchten eten en de pitten met hun uitwerpselen verspreiden, zoals de reuzengrondluiaard, zo’n 13 duizend jaar geleden uitgestorven. Een evolutionair anachronisme.’ Filosoof en Plexus-medewerker Norbert Peeters heeft het niet op domme planten. (de Volkskrant, 4 juni) ‘De toelatingseisen dalen niet, dus de kwaliteit ook niet. Wél zal de vijver met potentiële mariniers waaruit het korps kan vissen veel groter worden. Als ik in mijn omgeving zie hoeveel sterke, intelligente en sociale vrouwen er rondlopen, kan ik alleen maar concluderen dat het Korps Mariniers de afgelopen jaren ontzettend veel toppers is misgelopen’. Vanaf 2017 mogen vrouwen bij de commando’s. Rechtenstudente Ida van Dorp had er al eerder bij gewild. (NRC Handelsblad, 4 juni) ‘Persoonlijk had ik het mooi gevonden als het geld naar de Universiteit Leiden was gegaan. Daar hebben mijn grootouders, die aan de basis van het kapitaal stonden, beiden Indisch recht gestudeerd.’ Het nichtje van wijlen Trudie Vervoort-Jaarsma (1929-2015), die vier miljoen euro naliet aan de Universiteit van Amsterdam. (Folia, 6 juni) ‘Na afloop van het debat tussen de studentenverenigingen riepen verhitte studenten dat “negers” op Quintus niet welkom waren.’ Het jaarlijkse MASCQ-debat eindigde donderdagavond ‘in chaos’. (Leidsch Dagblad, 3 juni)
dig. Dit najaar wordt al een locatie in het Wijnhavenkwartier opgeleverd. Die was al gepland, maar volgens de nota zou daar nog een extra verdieping gehuurd kunnen worden, waarvoor een eenmalige investering van 1,7 miljoen nodig is, waarvan 1,2 miljoen uit een subsidieaanvraag bij de Gemeente Den Haag. De gemeente heeft ook al becijferd hoeveel extra studentenwoningen er nodig zullen zijn. De universiteit heeft bovendien plannen voor een Student Centre The Hague, een voorzieningengebouw met onder meer werkplekken, sportfaciliteiten en mogelijkheden voor allerlei studentenorganisaties.
Minerva borrelt met burgers Leidenaren en Minervanen borrelden zondag gezamenlijk op het dakterras van de vereniging. Vorig jaar werd de traditie na dertig jaar nieuw leven ingeblazen. Zo’n tweehonderdvijftig mensen kwamen proosten, bij de muziek van de studentenband Vier Voor Half Jazz en de Slechte Band uit Leiden. Foto Taco van der Eb
Excelleren in oplichten In zijn laatste boek This present darkness beschrijft de vorig jaar overleden Stephen Ellis, senior onderzoeker bij het Afrika-Studiecentrum de geschiedenis van corruptie in Nigeria. Hoogleraar social studies en echtgenote Gerrie ter Haar legt uit. Waarom zijn Nigerianen zo goed in oplichten? ‘Corruptie is niet een Nigeriaans, maar een wereldwijd probleem. Nigeria heeft alleen de reputatie en is ook grensoverschrijdend corrupt. En de Nigeriaanse samenleving biedt het juiste klimaat: de overheid biedt frauduleuze contracten aan, met de olie-boom waren het de mensen die dicht bij de bron zaten die opeens stinkend rijk werden. Er is een gebrek aan respect voor de wetten. ‘Stephen heeft uitvoerig archiefonderzoek gedaan en laat zien hoe de georganiseerde misdaad niet voortkomt uit de cultuur maar uit een specifieke geschiedenis waarin de koloniale regering een belangrijke rol heeft gespeeld. Verder geloven mensen in Nigeria in een “onzienlijke” wereld van geesteskrachten. Daarop kun je je beroepen om je leven te verrijken, al dan niet in het
nadeel van anderen. Dit loopt uit de hand als het om corruptie gaat. ‘De bron van alles ligt daar. De meeste Nigerianen maken geen scheiding tussen het materiële en de spirituele wereld. Als mensen op reis gaan, handel drijven, op de vlucht zijn of zelfs als ze drugs of mensen smokkelen roepen ze de hulp in van die krachten. Nigeria is een democratie, maar de wet heeft geen invloed op dit soort denken. ‘Er gaapt een enorme kloof tussen de formele wet en de dagelijkse praktijk. Iedereen, het volk en de staatshoofden, maken gebruik van religieuze specialisten, diviners en maraboets, om hun eigen politiek te bevorderen. ‘De spirituele wereld en “la politique du ventre”, de politiek van de maag en eigengewin, sluiten elkaar niet uit.’ Is het beroep doen op de spirituele wereld een soort rechtvaardiging van misdaad? ‘Nee, ze weten heel goed dat ze iets verkeerds doen als ze iemand aan het bedonderen zijn met een 419.’ Een wat? ‘Zo heten die zogenaamde loterijmailtjes die miljoenen beloven. Ze
zijn vernoemd naar wetsartikel 419, over fraude.’ Krijgt u ook vaak zulke spam? ‘Stephen wel! Zo’n bericht met “Mijn man is overleden en heeft een groot bedrag nagelaten dat ik met u wil delen. U hoeft alleen uw creditcardnummer te geven.” De Nigerianen waren de eersten die zulke scams deden, maar het is nu een wereldwijd fenomeen. Veel jonge Nigerianen vertrokken in 1980 naar het buitenland toen de olie-boom eindigde. De Nederlandse politie heeft daar ook genoeg werk aan gehad.’ Uw man schrijft dat ‘extraverte Nigerianen met hun social skills excelleren in oplichten’. ‘Nigerianen zijn heel intelligent. Je vraagt je af of ze die slimheid niet beter voor positievere zaken kunnen gebruiken. En ja, ze hebben heel goede sociale skills anders zouden die verstandige Nederlanders ook niet in zo’n 419 trappen, hè? Tegelijk spelen ze zo ook in op de hebzucht van mensen: “Verrek, kan ik zo makkelijk geld krijgen.” Die hebzucht is universeel.’ IDG Boekpresentatie is vanmiddag in het Afrika-Studiecentrum, 15.30 - 17.00u
De meeste mensen die een huis willen kopen, zullen daar geld voor moeten lenen. Dat kan bij de bank, maar banken lenen minder geld uit aan mensen met schulden. Daarbij is immers het risico groter dat ze in de problemen komen met terugbetalen. Studieschulden zijn ook schulden, en met de opkomst van het leenstelsel komen er meer studieschuldenaren de huizenmarkt op, met hogere schulden. Een extra probleem daarbij is dat banken niet kijken naar hoe het staat met de afbetaling, maar naar het oorspronkelijke bedrag van de schuld. Als je afstudeerde met 40.000 euro studieschuld, dan maakt het voor je hypotheek niet uit dat je daarna dertig mille terug aan DUO betaalde. Dat lijkt raar, en D66 en ChristenUnie dienden vorig jaar dan ook een motie in die stelde dat banken naar de restschuld zouden moeten kijken. Minister Blok van Wonen vroeg het Nationaal instituut voor budgetvoorlichting (Nibud) om advies. Die wezen erop dat het bedrag dat je moet terugbetalen niet kleiner wordt als je restschuld krimpt; je terugbetaling wordt annuïtair bepaald, in geldterminologie. Bovendien zou je DUO-maandlast kunnen stijgen: als de rente stijgt, of je inkomen. Daarvoor compenseren banken door naar de startschuld te kijken. Aan de andere kant worden studieschuldhouders zo wel erg hard aangepakt. ‘Wanneer deze systematiek strikt gevolgd wordt, kan een oud-student die nog één maand moet afbetalen beduidend minder lenen omdat de maandlasten nog even hoog zijn’, vat Blok het samen in een brief aan de Tweede Kamer. Het Nibud wijst erop dat banken die systematiek helemaal niet zo strikt hoéven te volgen. Ze hebben al regels die het mogelijk maken om coulanter te zijn als iemand binnenkort meer geld gaat verdienen – een chirurg in opleiding bijvoorbeeld. Die zou je ook toe kunnen passen op mensen die binnenkort minder schuld terug gaan betalen. Blok gaat de banken later vertellen hoe en wanneer ze dat wat hem betreft zouden moeten doen en laten. Mensen die echt bijna klaar zijn met afbetalen, zouden er volgens het Nibud verstandiger aan doen om het laatste restje schuld gewoon op te hoesten. Vergeleken met de kosten van een huis is dat bedrag relatief klein. BB
6
Mare · 9 juni 2016
Achtergrond
Door die muur heen Het eerste profseizoen van geneeskundestudent Floris Gerts
Foto’s Sirotti
Floris Gerts (24) debuteerde dit jaar als profwielrenner bij BMC Racing Team, een van de sterkste ploegen in het peloton. Mare vroeg de geneeskundestudent gedurende het seizoen naar zijn hoogte- en dieptepunten. ‘Natuurlijk deed het pijn. Maar daar ram je doorheen. Dan zie je na de finish wel hoe erg het is.’
TOUR DOWN UNDER 19 t/m 24 januari, Australië ‘Dit was mijn eerste wedstrijd als prof. Het is wennen als je overstapt van de amateurs. Het gaat allemaal net wat sneller. Je bent weer nieuw, en moet vechten voor je plekje. Tegenstanders proberen je weg te duwen als je in het peloton rijdt. Dan laat ik wel merken dat dat mooi niet gaat gebeuren en duw ik net zo hard terug. Die strijd hoort erbij. ‘Het was heel heet in Australië. Het enige wat je dan kunt doen is drinken, drinken en nog eens drinken. Ik was niet super in deze koers, had last van de jetlag. Maar ik heb onze kopmannen zoveel mogelijk geholpen. Dat ging goed. ‘Een week later reed ik de Cadel Evans Great Ocean Road Race, ook in Australië. Mijn benen waren veel beter. Ik zat in de voorste groep en sprintte mee voor een mooi resultaat. Plots ging er een renner van rechts naar links en hij raakte mijn wiel met zijn trapper. Rats, spaken kapot. Gelukkig viel ik niet. Ik stond ongeveer op de meet (finishlijn, red.) stil, mijn wiel stond helemaal krom. Helaas haalde ik dus geen goede klassering. Dat was balen. ‘Ik ben op mijn negentiende pas echt serieus gaan wielrennen. Dat is best laat. Ik ging toen ook geneeskunde studeren. Na een jaar ging ik op kamers en bij Minerva. Een vereniging die iets mysterieus heeft, dat vond ik interessant. Het was een stap in het duister. ‘Minerva heeft me geholpen om te komen waar ik nu ben. Je leert initiatief te nemen en niet aan de zijlijn af te wachten. Die attitude nam ik mee naar het fietsen. ‘Ik heb met mijn jaarclub “Moeilijk” supervette dingen gedaan en ben in een Minervahuis aan de Nieuwe Rijn gaan wonen. Ik trainde in het begin een beetje tussen de studie en de borrel in. Het is belangrijk om een biertje mee te doen, maar je kunt niet elke week tot vijf uur in de ochtend doorhalen. ‘Sommige vrienden vonden dat sterk, anderen zeiden: “Boeien: laat het lekker lopen en ga met ons wat drinken. Je hoeft niet voor de moeilijke weg te kiezen.” Maar juist omdat ik dingen miste, was ik extreem gemotiveerd om te excelleren in het koersen. Dat staat nu op nummer één. Ik ben vorig jaar uit het Minervahuis vertrokken en weer een tijdje bij mijn ouders gaan wonen. Maar ik wilde mijn studie sowieso halen. En dat is ook gelukt, de bachelor is binnen. Ik zou nu co-schappen moeten lopen, en dat gaat natuurlijk niet.’
OMLOOP HET NIEUWSBLAD 27 februari, België ‘De Omloop is de opening van het Vlaamse klassiekerseizoen. Vorig jaar won ik de wedstrijd voor beloften. Ik reed voor de opleidingsploeg van BMC en was die dag bizar sterk. Er werd door drie goede renners vol op mij gejaagd, maar ze konden mij niet terughalen. Die prestatie heeft er deels voor gezorgd dat ik kon doorstromen naar het profteam. ‘Ploegeigenaar Jim Ochowicz belde me tijdens de Tour of Britain: “Wil je prof worden?” Na dat telefoontje zat ik in een roes, pas de laatste twee maanden is dat wat bezonken. Ik kan er nu echt van genieten. ‘De combinatie van studie en sport heeft jaren voor stress gezorgd. Profrenner zijn voelt haast als…vakantie, al is dat niet het juiste woord. Het is wennen om soms een hele dag niets te hoeven doen. ‘Dit jaar ging De Omloop ook weer goed. Ik zat lekker in de wedstrijd. Maar plots was er een valpartij net voor me. Uitwijken was niet meer mogelijk. Met twee ploeggenoten smakte ik tegen de grond. ‘Bij het overeind krabbelen zag ik meteen dat mijn pink uit de kom was. Ik dacht: “Als ik niet meteen ingrijp, wordt het een heel pijnlijke middag. Door mijn studie weet ik: hoe langer je wacht, hoe erger het wordt. Dus ik heb de vinger in een reflex teruggezet en ben verder gefietst.’
9 juni 2016 · Mare
trappen
GP LE SAMYN 2 maart, België ‘Aan het begin ging het perfect. Er stond veel wind, maar ik zat gelukkig in de eerste waaier. Toen ik lek reed, kwam ik in het laatste wiel terecht. Voor me week een jongen plots uit: er lag een verkeersbord op de weg. Hij kon er nog net omheen, ik niet. Het is ook lastig sturen met een lekke voorband. ‘Ik klapte er vol overheen en kwam op mijn ribben terecht. En brak er twee, maar dat bleek later pas. Natuurlijk was het pijnlijk. Maar daar probeer je doorheen te rammen. Dan zie je na de finish wel hoe erg het is. ‘Ik stapte op mijn reservefiets en ging weer op weg. Maar mijn zadel zat niet helemaal goed vast. Toen dacht ik: laat maar zitten. In een koers met waaiers kom je dan niet meer terug. Dan moet je alleen tegen de wind opboksen. Je lijf leegtrekken voor een plaats in de achterhoede heeft geen zin. Je moet ook leren dat je niet altijd alles moet geven. Als je te hard blijft pushen, krijg je ongelukken. ‘In de koers probeer je zo min mogelijk aan de risico’s te denken, maar het is een levensgevaarlijke sport. Er zijn jongens die om die reden geen prof worden. Het overlijden van de Belgische renner Antoine Demoitié was heel heftig. Hij viel in Gent-Wevelgem en werd vervolgens overreden door een motorfiets. Ik kende hem niet persoonlijk maar ik heb wel tegen hem gereden. Een ploeggenoot was een heel goede vriend van hem.’
VOLTA LIMBURG CLASSIC 2 april, Nederland ‘Limburg is mijn wielerthuis. Ik ben er geboren en heb er vaak bij mijn grootouders gelogeerd. Het was me heel veel waard om het hier goed te doen. “Dit is een wedstrijd voor jou”, zei iedereen al een half jaar van tevoren. “Je gaat solo winnen.” ‘Een week voor de wedstrijd voelde ik me helemaal niet goed. Ik had net weer een pijnlijke klap op mijn ribben gekregen. Mijn lichaam kraakte aan alle kanten. Ik reed in dienst van onze Belgische kopman Philippe Gilbert. Er was een groepje weg en ik koerste op kop van het peloton om ze terug te halen. Maar het ging op een gedoseerde manier: ik hield energie over. ‘Wat later zaten we in de kopgroep. Ik kreeg een tikje op mijn kont van Gilbert. Ik wist niet wat hij bedoelde: maak tempo of val aan. Ik demarreerde niet vol, maar gaf rustig gas en keek om. Er zat niemand in mijn wiel. Ik had een gaatje van tien meter. Toen dacht ik: “Fuck it, ik ga volle bak door.” Dat was de beste tactiek, want in het groepje zat ook Sonny Colbrelli, een superrappe Italiaan. Het was moeilijk geweest om hem te kloppen. ‘Ik heb alles gegeven. Met mentale kracht kun je je lichaam verder pushen dan je denkt. Mijn opa stond aan de meet, die was geëmotioneerd. Achteraf denk je: “Ik heb een profkoers gewonnen.” Heel veel profs lukt dat niet. ‘Als je in Limburg wint, gaan de gedachten al snel naar de Amstel Gold Race – de enige Nederlandse klassieker. Die wedstrijd zou me goed moeten liggen. Op dat soort koersen met kort heuvelwerk ga ik me vooral richten, ook in Vlaanderen.’
PARIJS-ROUBAIX 10 april, Frankrijk ‘Parijs-Roubaix is een avontuur: de Hel van het Noorden. Je wordt compleet door elkaar geschud. Mijn handen zaten onder het bloed en blaren van het stuiteren over die kasseien. Sommige stroken zijn zo heftig, dat slaat gewoon nergens op. ‘Het is alsof je door een kuil rijdt, maar dan vijf minuten achter elkaar. En als je er dan eindelijk vanaf bent, komt meteen het volgende stuk. Super-arelaxed. Maar wat een prachtige koers. ‘Ik zat in de eerste ontsnapping van de dag en later in de eerste waaier. Daar is de ploeg heel blij mee. Ik had in de eerste uren dus al enorm veel energie gestopt. ‘Achter de kopgroep is het een slagveld. Het meeste zie je niet eens op tv. Op een gegeven moment gingen er kasseistrook na kasseistrook renners op hun plaat. In het begin van het Bos van Wallers, een van de beruchtste stroken, zag ik een renner van Orica GreenEdge die was gevallen. Het was een bloedbad. Waarschijnlijk had hij zijn neus gebroken. De mensen rond hem vreesden het ergste en waren in totale paniek. ‘Toen ik daar langsfietste, dacht ik: “Ik heb het wel een beetje gehad.” Toen ben ik wat rustiger gaan rijden. Als je vol adrenaline zit, zie je minder gevaar. Dan ga je ervoor, maar als die even weg is, dan koers je voorzichtiger. Dat was zo’n moment. ‘Maar ik wilde toch uitrijden. Dat lukt soms alleen door je niet meer te mengen in een deel van het peloton waar het wringen is. Ik had een heel zware dag, maar heb wel kunnen finishen.’
RONDE VAN LUXEMBURG 1 t/m 5 juni, Luxemburg ‘Het ging heel goed. Onze ploeg heeft twee etappes, de proloog en de puntentrui gewonnen. Het was wel jammer dat onze Luxemburgse kopman Jempy Drucker viel in de gele trui en uiteindelijk uit de ronde moest stappen. Maar ik heb veel werk kunnen verzetten. ‘Ter voorbereiding had ik trainingen van zes uur per dag in de Ardennen gedaan. Dat is echt hard afzien. De laatste anderhalf uur ben je dan helemaal leeg. Je kunt niet meer, maar zet toch door. Eerst ga je een week diep, de week daarop doe je het rustig aan. Dan kun je vervolgens in de wedstrijd door die muur heen trappen. ‘Het seizoen is nu al geslaagd. Ik hoop dit door te trekken naar de tweede helft. Ik heb nu meer rust in mijn hoofd en probeer me elke dag te verbeteren. Ik wil zeker ook de grote rondes rijden. De Giro lijkt me heel vet. Ik ben redelijk taai en heb doorzettingsvermogen, dat past bij een wedstrijd van drie weken. ‘Ik ben heel blij met de prestaties van Steven Kruiswijk in de Giro. En dat Wout Poels Luik-Bastenaken-Luik wint, is te gek. Het zegt ook wat over het wielrennen van nu. Het is gezonder geworden, denk ik. Het ziet er menselijker uit. Ik denk dat er minder sprake is van doping. ‘Als ik stop met koersen ga ik mijn gewoon weer verder met mijn studie. Ik woon met een clubgenoot weer in Leiden. Ik heb mijn oude leventje terug opgepakt. Dat is echt belangrijk. Je wordt er niet echt vrolijk van als je alleen maar gefocust bent op het fietsen. Het is beter om ook een biertje doen met vrienden. Daar word ik gelukkig van.’ ‘Zondag sta ik aan de start in Rund um Köln, daar kijk ik wel naar uit. Het is zwaar met de nodige heuvels. Waarschijnlijk blijft er een select groepje over dat sprint voor de overwinning. Daar hoop ik bij te zijn.’ DOOR VINCENT BONGERS
7
8
Mare · 9 juni 2016
Achtergrond
Tentamenstress en een nieuwe kamer Het eerste jaar van de rest van je leven Ruim vijfduizend eerstejaarsstudenten kwamen er afgelopen collegejaar naar de Leidse universiteit. Mare volgt de nieuwkomers. ‘Mooi hoor, Leiden, maar ik kom er niet vaak.’ DOOR MARLEEN VAN WESEL
Tentamens na koningsdag Wie: Malte van Gevelt (20) Uit: Bad Arolsen, Duitsland Studie: bachelor international studies (BAIS) in Den Haag
Foto Taco van der Eb
‘De zomer is begonnen! Over enkele uren vertrek ik weer back home, naar Duitsland’, zegt Malte van Gevelt. Vorige week was zijn laatste tentamen. Zijn eerste jaar ging ontzettend snel. ‘Het begin lijkt nog maar drie weken geleden. Tegelijkertijd heb ik zo veel geleerd. Zo’n internationaal gezelschap als bij international studies, dat verbreedt echt je kijk op de wereld. Onlangs moesten we een specialisatie-area kiezen. Ik koos Europa. De afgelopen maan-
den heb ik Frans geleerd. Dat sprak ik nog helemaal niet, en laatst hield ik een hele presentatie in het Frans.’ Toch is hij ook kritisch. ‘Je merkt dat international studies een relatief nieuwe opleiding is. Ze zeggen dat we zo de kans krijgen om de studie samen vorm te geven, maar ik zou toch liever hebben dat sommige vakken vooraf al wat verder ontwikkeld waren.’ Nog een puntje: ‘De docenten hameren er voortdurend op dat we bij de Universiteit Leiden horen, ook al zitten we in Den Haag. Ik vind Leiden mooi, met al die oude gebouwen, maar ik kom er niet zo vaak. Maar dat we tentamens de dag voor en de dag na koningsdag hadden, was een gemiste kans. De koning
heeft nota bene in Leiden gestudeerd.’ Veel plannen voor de zomer heeft hij nog niet. ‘Vrienden bezoeken in Duitsland dus. En mijn fagot staat te wachten om bespeeld te worden. Die heb ik na Pasen in Duitsland achtergelaten. Ik ben in elk geval weer op tijd terug in Nederland voor Mysteryland. Daar ga ik naartoe met mijn vriendin. Ik ken haar van de El Cid. Ze is Nederlands, dus soms oefen ik mijn Nederlands met haar. Sinds kort heb ik bovendien een huisbaas die alleen Nederlands spreekt.’ Nieuw huis dus? ‘Met twee studievrienden heb ik een woning gevonden. Het contract is al getekend, maar ik woon nog even in mijn oude kamer. Nou ja, vandaag dus nog.’
School, school, school Wie: Dominique Troost (18) Uit: Rotterdam Studie: international bachelor in psychology ‘Ik heb er een goed gevoel over’, zegt Dominique Troost, na afloop van het tentamen bio- en neuropsychologie. Later deze week volgen de laatste twee, maar dan is ze nog niet helemaal klaar. ‘Ik volg het honours-programma. Eind juni moeten we de laatste opdracht inleveren.’ ‘Misschien klinkt het heel stom, maar ik heb afgelopen jaar zó veel kennis opgedaan, veel meer dan na een jaar middelbare school’, vertelt ze. Nog een verschil: ‘Ik heb op de universiteit wel meer last van tentamenstress. Op de middelbare school had je een toetsje,
nog een toetsje, en uiteindelijk een repetitie. Hier werk je naar een heel tentamen toe en dat is het dan. In het begin vond ik dat wel spannend.’ Haar cijfers leden er niet bepaald onder. Ze heeft er dan ook hard voor gewerkt. ‘Bij Prometheus, waar ik lid was geworden, ben ik het afgelopen blok eigenlijk niet meer geweest. Zeker sinds ik met de honours begon, was ik vooral druk met school, school, school. Ik weet niet of ik zo drie jaar op volle kracht doorga. Je moet tenslotte ook plezier hebben. Niet dat ik dat nu niet heb hoor.’ Ze reist nog altijd op en neer vanuit haar ouderlijk huis. ‘De andere kant van het station heb ik eigenlijk nog amper gezien. Ik wil in
elk geval nog eens naar de hortus. Daar ben ik nog nooit geweest.’ Deze zomer gaat ze op vakantie. ‘Heel saai hoor, gewoon naar Engeland. Maar het wordt wel leuk. Na de tentamens ga ik me ook eens verdiepen in welke vakken ik volgend collegejaar moet volgen om toegelaten te worden tot bepaalde masters.’ Welke kant ze op wil, weet ze nog niet echt. ‘Ik ben vooral bezig met het uitsluiten van bepaalde richtingen. Bio- en neuropsychologie bijvoorbeeld, dat is best lastig te snappen als je nooit biologie hebt gehad, zoals ik. Dus ik denk niet dat die richting ‘m gaat worden. Aan de andere kant, als ik straks ineens een tien gehaald blijk te hebben…’
Foto Marc de Haan
Leiden voelde zich heel wat De geschiedenis van studentenbladen Annelies Noordhof-Hoorn promoveerde op de studentenbladen in de negentiende eeuw. Leiden liep aanvankelijk voorop, totdat de schrijvers zó liberaal werden dat de discussie doodsloeg.
Bladenmaker en rechtenstudent Willem Fockens Meijer, getekend door studiegenoot Alexander Ver Huell, rond 1850.
DOOR MARLEEN VAN WESEL ‘Dát kon natuurlijk niet, vonden hoogleraren bij de oprichting van het eerste studentenblad, in 1825. Een schaar in de handen van kinderen, noemden ze het.’ Historica Annelies Noordhof-Hoorn promoveerde vorige week aan de Rijksuniversiteit Groningen op studentenbladen in de negentiende eeuw. Nee, studenten die van zich lieten horen, dat was ongewoon. Maar ze hadden zo hun redenen, zegt ze. ‘Heel lang namen hoogleraren de opvoeding van studenten min of meer over. Sommigen woonden zelfs bij een hoogleraar op kamers. In de achttiende eeuw veranderde dat al een beetje en in 1815 werd het hoger onderwijs opnieuw ingericht. Bepaalde privileges van studenten vervielen, zoals vrijstelling van accijnzen of rechtspraak door de academie in plaats van door de stedelijke autoriteiten.’ Studenten begonnen te publiceren, almanakken, bladen, en richtten corpora op. ‘Ook dat werd als een provocatie gezien. Met hun senaat kopieerden de studenten immers de titels van universiteitsbestuurders, en dat werd afgekeurd.’ Dat eerste studentenblad was De gekortwiekte Faam uit Utrecht. Al snel volgden er meer, zoals het blad Minerva, door Leidse en Amsterdamse studenten. ‘Daarin werd gediscussieerd over wát een student is, wat zijn plichten zijn, hoe een ontgroening moet. Studenten emancipeerden. Rond 1850, met nieuwe onderwijshervormingen op komst, stelde een hoogleraar zelfs voor om studenten nu deel te laten nemen aan de besprekingen. Hoogleraren schreven
soms ook mee in de bladen.’ Vox Studiosorum, opgericht door Leidse en Utrechtse studenten in 1864, was het eerste blad dat niet werd opgeheven nadat de redacteuren klaar waren met hun studie. ‘Er kwamen vacatures, studentenbladen waren nu geïnstitutionaliseerd.’ In 1876 werd er in Leiden een ander groot studentenblad opgericht, weer Minerva genaamd. ‘Daarin vulden alle studentensteden kolommen. Leidse studenten waren in die tijd heel liberaal, wat toen positief en vernieuwend was. Eind negentiende eeuw schoten de ze daarin door. Door hun neiging tot neutraliteit was er op den duur geen ruimte meer voor politiek en voor sociale vraagstukken. Andere studenten verzetten zich daartegen. Minerva verloor toen de centrale rol.’ Het blad hield ook lang vast aan de corporale identiteit, terwijl elders steeds meer studenten van zich lieten horen die juist geen lid van corpora werden. ‘Gedurende de hele negentiende eeuw waren de bladen in elk geval gevuld met gegevens als examen- en promotiedata en ook met verslagen van feesten. In het begin, toen het concept nog niet helemaal vaststond, werd er ook veel proza en poëzie geplaatst, mengelwerk heette dat.’ Later vind je dat vooral in almanakken. ‘Die werden in de bladen uitgebreid besproken. Waar blijft de nieuwe Klikspaan, schreven de recensenten.’ Onder dat pseudoniem had student Johannes Kneppelhout in 1841 zijn populaire bundel Studenten-typen gepubliceerd. In de bladen was regelmatig
mengelwerk van hem en van bijvoorbeeld Nicolaas Beets verschenen, net als schetsen van de tekenaar Alexander Ver Huell: Leidse studenten, en grote namen uit die tijd. ‘Uit de bladen blijkt ook wat concurrentie tussen de universiteiten. Er bestonden plannen om één universiteit op te heffen, maar Leiden, als oudste, in elk geval niet. Je proefde de afgunst: Leiden voelt zich heel wat.’ ‘Het werk van hoogleraren werd besproken, in recensies van boeken en colleges. Verder volgden de bladen de ontwikkelingen in het hoger onderwijs kritisch. Er werden discussies geplaatst over het collegegeld, dat eerst achteraf betaald moest worden en toen voorafgaand aan de studie, en over of colleges nog in het Latijn gegeven moesten worden.’ Dat klinkt wel vergelijkbaar met de inhoud van de huidige universiteitsbladen als Mare. Volgens Noordhof-Hoorn is er echter een groot verschil. ‘Begin twintigste eeuw was er een nieuwe lichting bladen, waarin verenigingen sterk vertegenwoordigd waren. Na de Tweede Wereldoorlog werden die opgeheven en kwamen er universiteitsbrede bladen. Sindsdien professionaliseerden ze, maar ze werden ook door de besturen naar zich toe getrokken. Sommige bladen (Mare gelukkig niet, red.) zijn tegenwoordig zelfs ondergebracht bij de communicatieafdeling. Dat verandert de identiteit van zo’n blad.’ Annelies Noordhof-Hoorn, De stem van de student. Nederlandse studentenbladen in de negentiende eeuw, Verloren, 384 pgs. €39
9 juni 2016 · Mare
9
Wetenschap
Vogels voelen de beat Tenminste: sommige vogels. Maar waarom? En waarom juist die? Zebravinken en grasparkieten hebben gevoel voor ritme, lieten Leidse biologen zien. ‘Dansende honden in internetfilmpjes letten op hun baasje.’ DOOR BART BRAUN Diep in het oer-
woud klinken trommels. In de dalen van de Himalaya kruipen de akkoorden van de draymin tegen de bergwanden omhoog. In een zweterige studentendiscotheek duwen de lijven zich tegen elkaar aan op het ritme van de populairste beats. Niet alle mensen maken muziek, maar bijna alle mensen voelen het wel. We tikken mee op de maat, worden droevig van sombere muziek, en gaan harder rijden als er iets tofs uit de autoradio komt. Dat is eigenlijk heel gek. In muziek kun je niet wonen, je kunt het niet eten en seks kan ook best zonder, als het moet. Waarom is er dan niet één cultuur die zonder doet? Biologen hebben reflexmatig moeite met schijnbaar nutteloze dingen. Darwin noemde het leven een struggle for existence, een moordende
competitie die dwingt tot harde efficiëntie. Wie tijd of energie verspilt aan iets dat niet bijdraagt aan de overlevingskansen, legt het uiteindelijk af. Het zou natuurlijk kunnen dat muziek een bijverschijnsel is van iets anders, dat wel nuttig is. Mannen hebben bijvoorbeeld tepels, terwijl ze geen melk geven. Dat komt omdat er in het bouwplan van de mens nou eenmaal een proto-tepeltje zit, dat zich bij vrouwen wel uitontwikkelt. Dat mannen best plezier hebben van hun tepels is mooi meegenomen, maar niet veel meer dan dat. Maar als muziek een soort mannentepel is, wat is dan de vrouwentepel? Waar is muziek een bijverschijnsel van? De beroemde Amerikaanse psycholoog Steven Pinker dacht dat muziek een bijproduct was van taal. Tegen onze baby’s praten we bijvoorbeeld veel muzikaler dan tegen elkaar: je kan aan de tonen prima horen of een moeder haar kindje waarschuwt of juist aanmoedigt, ook als je haar taal niet kent. Uit ons vermogen om taal te begrijpen vloeit die muziek min of meer per ongeluk voort, als ‘het geluidsequivalent van cheesecake, bedoeld om de zintuigen maximaal te prikkelen.’ Goed verhaal, lekker kort.
Oppa Gangnam style! Kaketoes en andere papegaaien voelen ritme, en Leidse zebravinken en grasparkieten ook een beetje.
Maar als je eraan gaat krabben, blijkt het wat zacht. Zo hebben mensen met aangeboren a-muzikaliteit geen taalproblemen. Ook het omgekeerde komt voor: mensen die niet meer kunnen praten, maar nog wel zingen. Dat brengt ons op een andere reflex van de biologie: kijken naar varianten en verwanten. Misschien dat je een verschijnsel beter kan begrijpen door naar andere vormen ervan te kijken? Mensen zijn behoorlijk talige beesten; zoals bijvoorbeeld blijkt uit het feit dat u deze tekst kunt lezen. Maar we zijn niet de enigen: allerlei dieren communiceren met geluid, en sommige daarvan kunnen allerlei verschillende geluiden nadoen. Zijn er talige dieren die ook muzikaal zijn, al is het maar een beetje? Als u nog nooit een YouTube-filmpje van een dansende papegaai heeft gezien, is nu het moment om daar wat aan te doen. Google maar: Gangnam Style doet het goed bij kaketoes. Het internet staat ramvol met dansende papegaaien, en na wat experimenten is ook duidelijk geworden dat ze echt dansen op de maat, en niet omdat de cameraman ze dirigeert. Deze vogels voelen de beat, net als wij. Tot zover klopt het allemaal: papegaaien zijn slimme vogels die zoveel taalgevoel hebben dat ze zelfs mensen kunnen nadoen. En papegaaien leren hun geluiden van hun ouders, net als zangvogels en mensen. Bij soorten die dat doen, zijn de hersendelen die geluid waarnemen en de hersendelen die helpen bij het vormen van geluid nauwer verbonden dan bij soorten die niet ‘vocaal leren’, zoals biologen dat noemen. Het probleem is echter dat bij allerlei andere dieren die met geluid communiceren en hun ‘taal’ van hun ouders leren – zoals vleermuizen, zangvogels en zeehonden – er geen bewijs is dat zij ook ritme voelen. En dieren waarvan we menen dat ze geen vocale leerders zijn, zoals zeeleeuwen, die wel ritme kunnen houden. Een bonobo - ook geen vocale leerder - die een verstevigde trommel kreeg, bleek met een menselijke drummer mee te kunnen spelen. ‘Dansende honden
in internetfilmpjes letten op hun baasje, niet op de muziek. Als je een hond traint om te bewegen bij een beat, is dat nog niet hetzelfde als een papegaai die de maat houdt’, legt gedragsbioloog Carel ten Cate uit. Zijn promovenda Michelle Spierings vult aan: ‘Mensen weten dat het geluid eraan komt. Ze bewegen nog even door als de muziek ophoudt, en als ze mee moeten tikken zijn ze soms zelfs iets te vroeg.’ Ten Cate en Spierings zijn hoofdauteurs van een recent artikel in het vakblad Frontiers in Psychology, dat uitzoekt hoe het zit met het ritmegevoel van vogels waar Ten Cates groep al jaren onderzoek naar doet: zebravinken en grasparkieten. Ze leerden ze eerst onderscheid maken tussen een regelmatige en een onregelmatige beat. Daar zit een addertje onder het gras: als een vogel een regelmatig ritme hoort waarbij elke 150 milliseconden een geluidje klinkt, leert hij dan dat er regelmaat moet zijn, of dat ‘ie precies 150 milliseconden moet wachten? Dat kun je testen door de geluiden wat sneller of langzamer af te spelen. Dan blijkt dat de meeste vogels letten op de wachttijd in plaats van de regelmaat. Maar niet allemaal: onder allebei de soorten bevonden zich een paar ritmegevoeliger exemplaren, die wel herkenden dat een langzamer of sneller afgespeeld ritme nog steeds ritmisch is. ‘Uit een ander onderzoek wisten we dat grasparkieten bepaalde grammaticale regels wel kunnen oppikken, en zebravinken niet’, legt Spierings uit. ‘We wilden weten of je hier hetzelfde verschil terug zou zien, maar dat bleek niet het geval.’ Zoals wel vaker in het onderzoek naar muziek vielen ook hier de puzzelstukjes niet keurig in elkaar. Dus: zebravinken en grasparkieten bleken ergens halverwege de schaal uit te komen: een beetje gevoelig voor ritme, en sommigen meer dan anderen, maar ook vooral lettend op wachttijd. Maar waarom zouden dieren dan wél een maat moeten kunnen voelen? ‘Dat is moeilijk aan te wijzen’, legt Ten Cate uit. ‘In het baltsgedrag van dieren zitten vaak stereotype, ritmische bewegingen, en die dieren reageren op elkaar. Dit onderzoek moet zich nog verder uitkristalliseren, en er moeten betere voorbeelden komen. Er is nog maar een handvol soorten echt systematisch bekeken.’ Naar welke soorten zou hij dan willen kijken, als geld geen rol speelde? ‘Ik zou een slimme, vocaal lerende soort nemen als kauwtjes of kraaien, om te zien of ze het beter doen dan de zebravinken. En een slimme vogelsoort die niet vocaal leert, zoals roofvogels of meeuwachtigen. Dat zou de discussie helderder maken.’
Special K Patiënten met chronische pijn krijgen steeds vaker een behandeling met het verdovende middel ketamine. Een Leids-Maastrichtse literatuurstudie in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde waarschuwt echter dat behandelaars niet te snel naar dat spul moeten grijpen. Marieke Niesters en Albert Dahan van het Leids Universitair Medisch Centrum vonden 45 onderzoeken waarbij pijnpatiënten ketamine voorgeschreven kregen. Zoals vrijwel altijd met dit soort literatuurstudies bleek ook hier dat veel gepubliceerd onderzoek van matige kwaliteit was: kleine aantallen patiënten, slecht opgezette proeven. Toen de onderzoekers zich beperkten tot intraveneus toegediende ketamine, bleef er een zestal studies over. Daarin scoorde het middel niet beter dan de placebo, met name nadat het infuus eruit ging. Je zou eigenlijk willen dat iemand een tijdje vooruit kan na een behandeling, maar dat valt dus tegen. Dat zou nog tot daar aan toe zijn als ketamine verder volkomen onschuldig was. Dat is echter niet zo: het veroorzaakt psychedelische effecten en tijdelijke verlammingen, en brengt een risico op verslaving en orgaanschade met zich mee. ‘Het is belangrijk dat de behandelaar dit weet en deze informatie ook deelt met de patiënt’, sluiten de auteurs dan ook af.
Bospest vindt plekje in het voedselweb Als je ergens een nieuwe soort loslaat, kan die zich soms razendsnel verspreiden, omdat de ziektes en natuurlijke vijanden uit de oorspronkelijke omgeving ontbreken. Biologen spreken dan van een ‘invasieve exoot’; de rode rivierkreeftjes en groene lawaaipapegaaien die ook door Leiden vliegen, zijn bekende voorbeelden. In het plantenrijk is de Amerikaanse vogelkers een belangrijke exoot. In de vorige eeuw is het aantal exemplaren in Nederland meer dan verhonderdvoudigd. Duitsland besteedt jaarlijks 25 miljoen euro aan de bestrijding ervan. De soort dankt er de bijnaam ‘bospest’ aan. In het biologenblad PeerJ beschrijft een team van vooral Leidse biologen alle soorten plantenetende insecten die voorkwamen op vogelkersen uit Nationaal Park Zuid-Kennemerland. Het lijkt erop dat de bospest langzaam maar zeker wordt opgenomen in de Europese voedselnetwerken: steeds meer insecten eten Amerikaanse vogelkers. Het vijfstippelig struikhaantje, een kever, is bijvoorbeeld overgestapt van de lijsterbes naar de bospest – er zijn zelfs al de eerste genetische verschillen tussen lijsterbes-etende en bospest-etende struikhaantjes te zien. De onderzoekers, onder leiding van Naturalis-bioloog Menno Schilthuizen, waarschuwen dan ook dat de huidige manier van bospest-bestrijding met de kettingzaag er voor zou kunnen zorgen dat de aanpassing van de planteneters langzamer verloopt. Dan blijft de exoot juist langer invasief.
Woestijnbacterie Met 15 mm neerslag per jaar is de omgeving van het verlaten stadje Yungai in de Chileense Atacama-woestijn een van de droogste plekken op aarde. Het is er zo volkomen uitgedroogd dat geen plant of dier het er uithoudt. In Systemic and Applied Microbiology beschrijft een groep microbiologen, onder wie Leidenaar Gilles van Wezel, een bacterie die daar wel voor kan komen. Het is een lid van de kleine familie Modestobacter, die wel vaker leven in ogenschijnlijk vijandige omgevingen. Het blijkt zelfs om een nieuwe soort te gaan, die de onderzoekers M. caceresii willen noemen, als eerbetoon aan de Chileense woestijnonderzoeker Luis Cáceres.
10
Mare · 9 juni 2016
English page
A museum full of rubbish Japanese wrappers on display in the SieboldHuis
Two Leiden Japanologists have put together an exhibition on packaging. The latest trend: gifts for no reason “Actually, it’s all rubbish.” Katarzyna Cwiertka, Professor of Modern Japanese Studies, is talking about the items featured in the exhibition Too Pretty To Throw Away: packaging design from Japan, which opens this week in Leiden’s Japanese museum. “Everything would be thrown away.” Cwiertka is one of two guest curators; Ewa Machotka, a lecturer at Japanese Studies, is the other. When the exhibition closes in August, the project, which receives some funding from Cwiertka’s Vici grant, will be transferred to the Manggha Museum of Japanese Art
BY MARLEEN VAN WESEL
and Technology in Poland, where both researchers originally come from. “It’s a spin-off of my study on waste, but we didn’t expect things to turn out quite like this.” Initially, the idea was that the two researchers would demonstrate the continuity of the Japanese packaging tradition through the ages. “Many works on Japanese design focus on that continuity, i.e. the notion that in Japan people were obsessed with wrapping in the past too. We had read all the books on the subjects, but once we had actually visited Japan and studied the shops and department stores as well as the museums, we couldn’t find that parallel. We had a bit of a crisis. Luckily, we soon thought: hey wait a minute …” The exhibition now displays the real history of the Japanese tradi-
tion of packaging. “After the Second World War, the Japanese wanted the American dream too. Beer cans, disposable plates and plastic cups soon became the norm. Then, as more and more supermarkets – another American invention – opened, packaging became even more of a necessity.” The same happened in Europe too, for that matter. “The seventies were a pivotal moment in the Japanese packaging tradition. On the one hand, Japan went its own way, even in technological terms. On the other, retro design became a firm favourite. The packaging designers started to use more and more old shapes and patterns, often inspired by art. That’s what makes it seem as if it were a continuous process.” The exhibition features modern
disposable packaging and ancient consumer items. There’s a picnic basket and a sake bottle, for instance, which were never intended to be thrown away after use. That’s not to say disposable packaging did not exist in the past. “Things like leaves were often used to wrap up food. But Von Siebold (one of the first travelers to Japan, MvW) didn’t collect any, unfortunately.” Part of the exhibition displays wrappers that were entered into a competition organised by Japan Package Design Association (JPDA) in 2015. “That part actually shows that there are plenty of things that aren’t inspired by the past, or even look ‘Japanese’. It varies enormously. Quite a few wrappers are inspired by luxuriously wrapped gifts.” For instance, in the JPDA catalogue, there’s a
crisp packet covered in a printed pattern of ribbons and bows. It’s reminiscent of another part of the exhibition that centres on gift wrapping. “That’s much worse. All those products and their packaging are wrapped in another layer with even more care. It’s like when you buy perfume in the Netherlands.” However, the Japanese tradition of gifts, with two gift seasons and all sorts of complicated rules, is quite a bit older. “And it’s become even more popular thanks to modern consumerism. The latest trend is gifts for no reason, but beautifully wrapped.” Too pretty to throw away. Packaging design from Japan Japanmuseum SieboldHuis, 10 June - 28 August Waste in Asia Conference Academy Building 9 - 11 June
Fooled by a fake peer review A professional agency of fake reviewers fooled a Leiden science journal editor. He promptly gave full transparency. The editors of this month’s The British Journal of Clinical Pharmacology are chomping bravely on humble pie. Editor-in-chief Adam Cohen writes that the journal was forced to retract an article after it became evident that it contained a number of grave errors. Cohen is the head of the Leiden Centre for Human Drug Research and professor at the Leiden University Medical Centre and at Leiden Academic Centre for Drug Research.
BY BART BRAUN
Academic journals use a “peer review” system to avoid publishing any articles containing errors: the editors send submitted articles to other scientists or academics who assess whether the research was conducted according to the rules. The writers of the article in question had already suggested the names of suitable peer reviewers: distinguished experts at leading American universities. The email addresses had thoughtfully been added to the submission. The editors passed the article on, received a reply within a few days and decided to publish. Very soon, they received a letter
to the editor. An Indian student had taken a good look at the article and remarked “garbage in, garbage out”. And so the truth was revealed: the email addresses did not belong to Ivy League researchers but to a Chinese company that researchers can pay to supply fake reviews. “The researchers were indignant when we got in touch”, recalls Cohen. “They said they thought the company would call in real experts.” In hindsight, the warnings were clear: the “leading” researchers’ shaky English, the research conclusion that contradicted previous studies, the extremely rapid – in academic terms – response.
“We’re embarrassed”, Cohen admits. “But we also need to be aware that the editorial and review processes are not designed to combat fraud perpetrated by criminal organisations. Editors are not trained for police work, and even if we were, where would we start? We can’t tell whether the data has been collected properly, whether the medical-ethical committee really has approved the study or whether the patients all gave their consent.” Who should do it, then? “The institutes. It’s impossible for the journals. But we should ensure that the right people review our articles and we’re now looking into that.” The
editorial policy of The BJCP will remain as it is, based on trust. Nevertheless, the editors will only contact one of the proposed peer reviewers and, wherever possible, use email addresses at institutes. “The transparency we’ve shown in this case has actually produced a surprising number of compliments, by the way”, Cohen adds. “People, strangers even, have said ‘That’s how to deal with it’. It just goes to show that you can make friends by correcting your mistakes properly.” One example: the Indian student co-authored Cohen’s editorial. “He’s very pleased to have an article in The BJCP,” Cohen remarks.
9 juni 2016 · Mare Cultuur
Agenda
De kleine Huizinga Herinneringen van historicus bieden hoop aan dwalende twintigers Johan Huizinga geldt als een van de grootste Nederlandse historici. In Mijn weg tot de historie beschreef hij de periode die daaraan voorafging: van een jongetje met een muntenverzameling, een verliefde student en een eenzame geschiedenisleraar. DOOR MARLEEN VAN WESEL ‘Sie müssen erst noch mehr lernen, bevor Sie zu lehren anfangen’, kreeg Johan Huizinga (1872-1945) eind negentiende eeuw als reactie op een ingezonden artikel naar een academisch tijdschrift. ‘Hij zal in veel opzichten wel gelijk gehad hebben, al was het weinig vriendelijk gezegd’, blikte Huizinga aan het eind van zijn leven terug in Mijn weg tot de historie. Afgelopen week verscheen een nieuwe uitgave van Huizinga’s herinneringen, bezorgd door Anton van der Lem, conservator oude drukken en bijzondere uitgaven van de Leidse Universiteitsbibliotheek. Ten tijde van die afwijzing was Huizinga leraar geschiedenis op een Haarlemse school, met de allereerste lichting hbs-meisjes, maar vooral veel jongetjes die vooral geïnteresseerd waren in voetbal. Huizinga, achterin de twintig, trok er soms op uit voor fietstochten, maar leidde hoofdzakelijk een kluizenaarsbestaan met ‘lichtelijk manische stemmingen’ en ‘onregelmatig terugkerende depressies’. Mijn weg tot de historie biedt hoop aan dwalende twintigers, want slechts enkele jaren later was die schoolmeester een gelukkig getrouwde hoogleraar. In 1943, beschreef hij op aandringen van zijn tweede, veel jongere vrouw Auguste, de weg die hij had afgelegd van schooljongetje met een fascinatie voor wapenschilden en een muntenverzameling, tot hoogleraar geschiedenis. Vanwege zijn gezondheid en zijn leeftijd was hij in 1942 na drie maanden vrijgelaten uit het gijzelaarskamp in Sint-Michielsgestel, waar hij met acht andere Leidse hoogleraren zat. Terug naar Leiden mocht hij niet van de bezetter. Met Auguste en hun dochtertje trok hij in het buitenhuis van professor Cleveringa, waar hij zijn herinneringen opschreef. In het najaar van 1944 volgden nog dertien gebeden, die Van der Lem aan zijn uitgave heeft
FILM
TRIANON Un homme a la hauteur Do ma di 15.00 Our kind of traitor Do za ma wo 18.45 Vr zo di 21.30 KIJKHUIS The idol Do ma wo 16.15 Vr zo di 18.30 LIDO Alice through the looking glass 3D Dagelijks 18.30 Za zo 12.30 15.30 Wo 14.30 VRIJPLAATS Documentaire: Alles flex Vr 10 juni 21.30
MUZIEK
Huizinga was liever in Leiden gaan studeren. ‘In mijn geest was in de eerste plaats het corps- en clubleven.’ toegevoegd. Huizinga dankt God, dat zijn gezin, in tegenstelling tot de buren, vooralsnog gespaard is gebleven, en voor zijn dochtertje dat haar derde verjaardag viert. En hij smeekt, om verlossing van de gruwelen van de oorlog. Dat heeft hij niet meer meegemaakt. In januari 1945 werd hij ernstig ziek. Een biografie is het boek niet, benadrukt hij zelf regelmatig. Het veel te vroege overlijden van zijn eerste vrouw Mary in 1914 noemt hij dan ook slechts vluchtig, dat van zijn zoontje zelfs helemaal niet. Ook zijn familiegeschiedenis en zijn relatie tot het geloof blijven achterwege. Pas in de zestien pagina’s tellende ‘Wegwijzer’ achterin het boek, vermeldt Van der Lem dat Huizinga’s vader, zoon van een doopsgezinde predikant van zijn geloof was gevallen. Het was de uitkomst van een wilde periode vol jeugdzonden, waaraan hij bovendien syfilis had overgehouden. Zoon Johan besloot op zijn achttiende evenwel de doop te willen ontvangen en belijdenis te doen, tot verrassing van zijn grootvader, de predikant, die vervolgens teleurgesteld moest vaststellen dat de belijdenistekst eerder ‘eene proeve van wijsgerig onderzoek’ was. In Mijn weg tot de historie ontbreken dergelijke voortekenen van zijn academische carrière juist nogal nadrukkelijk. Vol lof schrijft hij nog over de geschiedenislessen over de Friezen, de Franken en de Saksen van mejuffrouw Nuiver op de lagere school, maar daarna nam
zijn interesse een wending richting taalkunde. Het geschiedenisonderwijs vond hij ‘wat weinig verheven’, met leraren die alle minnaars van tsarina Catharina de Grote dicteerden. De muntenverzameling was inmiddels stiekem verpatst door zijn broer. Dankzij een leraar Hebreeuws, die al na enkele lessen besloot dat hij liever Arabisch doceerde, overwoog Huizinga Semitische talen te studeren in Leiden. Maar Vader Huizinga, hier wel opgevoerd, besloot ‘dat daar geen toekomst in zat, materieel wel te verstaan’, en Huizinga startte in Groningen met Nederlandse letteren, ‘zoals toen alles heette wat niet klassiek of oosters was’. Alleen de Wegwijzer vermeldt dat hij na enkele maanden wel degelijk naar een studie in Leiden verlangde. ‘Het spreekt vanzelf, dat mijn geest (…) slechts voor een beperkt deel bij de wetenschap was. Daar was in de eerste plaats het corps- en clubleven’, vervolgt Huizinga over zijn studietijd. In 1895 legde hij het doctoraalexamen af, waarvoor hij ‘slecht en onverstandig’ had gewerkt, ‘gepreoccupeerd door vele troebelen des harten’. Cum laude werd het niet, ‘tot blakende toorn van mijn goede Moeder tegen de faculteit’, maar hij lag voldoende op schema om nog een poosje in het buitenland te studeren. Hij vertrok naar Leipzig, waar hij woonde bij ‘een hospita die Frau Wunderlich heette en er altijd dik bepoederd en niet al te zindelijk uitzag’. Terug
Academische Agenda Prof.dr. U.A. van der Heide zal op vrijdag 10 juni een oratie houden bij de benoeming tot hoogleraar bij de faculteit Geneeskunde met als leeropdracht Radiotherapie, in het bijzonder beeldvormende technieken in de Radiotherapie. Dhr. L. Hou hoopt op dinsdag 14 juni om 10.00 uur te promoveren tot doctor in de Wiskunde en Natuurwetenschappen. De titel van het proefschrift is ‘Photothermal studies of single molecules and gold nanoparticles: vapor nanobubbles and conjugated polymers’. Promotor is Prof.dr. M. Orrit. Mw. B.E.E.M. Cooreman hoopt op dinsdag 14 juni om 11.15 uur te promoveren tot doctor in de Rechtsgeleerdheid. De titel van het proefschrift is ‘Addressing Global Environmental Concerns through Trade Measures: Extraterritoriality under WTO law from a Comparative Perspective’. Promotor is Prof.dr. M.C.E.J. Bronckers. Mw. C. Tulotta hoopt op dinsdag 14 juni om 13.45 uur te promoveren tot doctor in de Wiskunde en Natuurkunde. De titel van het proefschrift is ‘Cell-autonomous and host-dependent CXCR4 signaling in cancer metastasis’. Promotor is Prof.
11
dr. A.H. Meijer. Dhr. M. Mooijman hoopt op dinsdag 14 juni om 15.00 uur te promoveren tot doctor in de Sociale Wetenschappen. De titel van het proefschrift is ‘On the determinants and consequences of punishment goals: The role of power, distrust, and rule compliance’. Promotoren zijn Prof.dr. W.W. van Dijk, Prof.dr. E. van Dijk en Prof.dr. N. Ellemers (Universiteit Utrecht). Dhr. M.A. Mennes hoopt op dinsdag 14 juni om 16.15 uur te promoveren tot doctor in de Rechtsgeleerdheid. De titel van het proefschrift is ‘De Theatro Motivarum’. Promotoren zijn Prof.dr. J.M.J. Blommaert en Prof.dr. J.W. Foppen (Univ. Maastricht). Dhr. B. Karoubi hoopt op woensdag 15 juni om 15.00 uur te promoveren tot doctor in de Geesteswetenschappen. De titel van het proefschrift is ‘Assessor-Centered Translation Quality Assessment: A Theoretical Model and a Case Study’. Promotoren zijn Prof.dr. M. van Crevel en Prof.dr. M. Hannay (VU A’dam). Mw. M.F. Fagginger Auer hoopt op woensdag
in Groningen promoveerde hij, na aardig wat inmenging van zijn promotor, op komische elementen in Indisch toneel. Over zijn loopbaan had hij zich ‘nooit druk gemaakt’, er zou vast wel iets op zijn pad komen. ‘Dat geschiedde echter volstrekt niet, en opeens rees de onvermijdelijke consequentie: solliciteren naar een leraarschap, wat ik volstrekt niet ambieerde.’ Het was zijn oude hoogleraar Petrus Johannes Blok die hem in 1905 ‘dwars tegen het advies van de faculteit en de meerderheid van curatoren in’, aan een hoogleraarschap in Groningen hielp. ‘Mijn benoeming op 1 augustus 1905 moet een der laagste stukken zijn geweest, die Kuypers (minister-president, red.) handtekening droegen.’ Wel nam de jonge hoogleraar de vrijheid om zijn colleges niet zoals gebruikelijk ‘in enige achtereenvolgende jaren’ te behandelen, maar per onderwerp. Hij werkte steeds weer nieuwe onderwerpen uit, in uitvoerige notities ‘want improviseren heb ik nooit gekund’. Om toch niet alleen maar voor te lezen, wandelde hij rond de katheder, ook later als hoogleraar in Leiden nog: ‘eens ben ik er uit gevallen, in januari 1935, maar dat was de schuld van de katheder die (….) onverhoeds een treedje lager was gemaakt.’ Johan Huizinga: Mijn weg tot de historie & Gebeden. Bezorgd door Anton van der Lem. Uitg. Vantilt. 136 pgs. €19,50
DE TWEE SPIEGHELS Jeroen Vrolijk Vr 10 juni 21.00 Bernard Berkhout and friends Za 11 juni 21.00 Gijs Idema Quartet Zo 12 juni 16.00 Jamsessie o.l.v. Kurt Schwab Ma 13 juni 21.00 GEBR. DE NOBEL Nachtcollege Do 9 juni 22.00 €15 QBUS Van Polanen presenteert : Tim Grimm & Company met Ad van Meurs en Ankie Keultjes Wo 15 juni 21.00 €10 ACADEMIEGEBOUW Inloopconcert Händel door S. Heijmans en H. Lodder Wo 15 juni 13.00
THEATER
THEATER INS BLAU Talent op de vlucht Di 14 juni 20.30 €10 Lang & gelukkig: muziektheater door Augustijns Theater Do 9 en vr 10 juni 20.00 vanaf €8,50 LEIDSE SCHOUWBURG Musical: OTIS goes USA Vr 10 juni t/m zo 12 juni 20.00 vanaf €21
DIVERSEN
SIEBOLDHUIS Te mooi om weg te gooien: verpakkingsdesign uit Japan Vr 10 juni t/m zo 28 augustus GALERIE TUINSTAAL Expositie Leidse kunstenaars Vr 3 juni t/m zo 26 juni UNIVERSITAIR MEDISCH CENTRUM Tentoonstelling T/m za 18 juni HOOGLANDSE KERKGRACHT Beelden in Leiden – life sciences Zo 19 mei t/m wo 7 augustus HOOGLANDSE KERK ISN Cultural festival Za 11 juni 12.00-18.00 SCHELTEMA Afterparty ISN Cultural festival Za 11 juni 20.00 NIEUWE ENERGIE De ziel van Leiden: innovatie sessie met Stadslab Wo 15 juni 20.00-22.00
Achtergrond 15 juni om 16.15 uur te promoveren tot doctor in de Sociale Wetenschappen. De titel van het proefschrift is ‘Solving multiplication and division problems’. Promotor is Prof.dr. W.J. Heiser. Mw. L. Steenbergen hoopt op donderdag 16 juni om 11.15 uur te promoveren tot doctor in de Sociale Wetenschappen. De titel van het proefschrift is ‘Cognitive enhancement: Toward the integration of theory and practice’. Promotor is Prof.dr. S.T. Nieuwenhuis. Mw. A.L. Voskamp hoopt op donderdag 16 juni om 15.00 uur te promoveren tot doctor in Geneeskunde. De titel van het proefschrift is ‘Clinical Allergy: Basophils, T cells and Therapeutic Design’. Promotor is Prof.dr. M. Yazdanbakhsh. Mw. A. Lamers hoopt op donderdag 16 juni om 16.15 uur te promoveren tot doctor in de Geneeskunde. De titel van het proefschrift is ‘Towards a strong parent-team alliance for improved treatment outcomes in child residential psychiatry’. Promotoren zijn Prof.dr. R.R.J.M. Vermeiren en Prof.dr. Ch. Van Nieuwenhuizen (Tilburg Universiteit).
De prijs voor een Maretje bedraagt €9,– per 30 woorden, opgegeven via redactie@mare.leidenuniv.nl uiterlijk t/m maandag 16.00 uur. Maretjes aangeboden voor commerciële doeleinden worden niet geplaatst, evenmin als Maretjes waarin zaken worden aangeboden die de waarde van 4.500 euro te boven gaan. Gezocht Uitbreiding Zorgteam (m/v 23 t/m 35 jaar) Ik ben Pauline, 28 jaar en rolstoel gebonden. In 2012 ben ik in Leiden gaan wonen om te studeren aan de Universiteit. Om zelfstandig te kunnen wonen, heb ik hulp nodig bij persoonlijke verzorging, max. 3,5 uur per dag. Deze uren zijn verdeeld over meerdere zorgmomenten verspreid over de ochtend, middag en avond. Om de continuïteit te kunnen waarborgen zoek ik uitbreiding van het zorgteam. Betrouwbaar, integer, open, maar ook doortastend zijn, vind ik belangrijk. Ervaring in de zorg is geen vereiste, uurloon vanaf €12,50.Meer weten en/of solliciteren? Neem dan contact op met 071 888 00 48 of mail info@care2all.nl.
Doe meer met je kennis! Vrijwilligers gezocht voor één uur per week bijles en huiswerkbegeleiding op verschillende locaties of bij de leerling thuis. Leiden-Noord, 28 leerlingen, basisonderwijs, groep 4 t/m 8, waarvan 2 met vergoeding van €4 per les. Voortgezet onderwijs: *Nederlands, 3havo. *Wiskunde A, 4havo. *Twee brugklassers havo, wiskunde, €5-6 per les. Leiden-Zuid, 17 leerlingen basisonderwijs groep 4 t/m 8. Voortgezet onderwijs: *Biologie, Nederlands, wiskunde, brugklas mavo-havo. *Engels, Frans, brugklas havo-vwo. *Engels, 5vwo. Onderwijswinkel, Driftstraat 77, ma, wo en do 15-17u. Tel. 071-5214256. E-mail: hdekoomen@owwleiden.nl. Maretjes-extra zijn bedoeld voor semi-commerciële instanties. De prijs voor een Maretje-extra is €23,– incl. BTW voor elke vijfendertig woorden. U kunt deze advertenties uiterlijk op de vrijdag vóór het verschijnen van Mare opgeven bij Bureau van Vliet B.V., postbus 20, 2040 AA Zandvoort, telefoon 023-571 47 45. E-mail: Zandvoort@bureauvanvliet.com
12
Mare · 9 juni 2016
Kamervragen
Column
Einde
Foto Taco van der Eb
‘Duizenden ogen keken me aan’ Eliza Jordaan (20, culturele antropologie) Huis: Huize ChimpanB, Middelstegracht 20b Grootte: 12 m2 Kost: € 275 euro Bewoners: 13 Huize ChimpanB? ‘Dit pand heeft meerdere verdiepingen, aangeduid met een letter. Op de vierde heten ze OrchiD. Wij wonen op de tweede, maar hebben er ChimpanB van gemaakt.’ Doen jullie veel samen? ‘We hebben een huisfeest, paasontbijt, een huisweekend en zelfs een ouderdag georganiseerd. We gingen met onze ouders met een bootje varen en een quiz doen, vet kneuzig. Van de ouders kregen we een stofzuiger.’ Wat heb je met zwart-witfoto’s? ‘Ik vind ze mooi en ze passen ook al-
tijd bij elkaar. Bij mijn ouders had ik alle zwart-witfoto’s uit tijdschriften gescheurd en mijn hele muur vol zwartwitportretten geplakt. Duizenden ogen keken me aan. Hier ben ik dat niet van plan. Ik heb gewoon wat mooie foto’s ingelijst. Een kaart van een Picasso. Een still uit een filmpje dat mijn oma in Istanbul gemaakt heeft. Een archieffoto van Njord met roeiers uit de jaren ’30. Een schilderij met vier vissen en een been. Het hoeft niet altijd ergens op te slaan.’ Fotografeer je zelf ook? ‘Ja, er hangt een foto van mijn beste vriendin met een mand op haar hoofd. Het was een opdracht tijdens een fotografiecursus, geïnspireerd op het werk van Hendrik Kerstens, die zijn dochter met gekke “hoedjes” fotografeerde. Hij gebruikte bijvoorbeeld bubbeltjesplastic of een theedoek. Helaas ging het mis met mijn belichting. Haar zwarte coltrui
valt helemaal weg. ‘Deze zomer wil ik met mijn racefiets en camera op pad, om onderweg mensen te fotograferen. Je hoeft niet per se naar het buitenland om interessante dingen te zien.’
gen. Het is het goedkoopste meubel ooit. De plank kocht ik voor 1 euro bij de Kringloopwinkel en mijn moeder kwam met de stok aanzetten. Verder ligt er vaak was op mijn bed. Ik verplaats het van bed, naar stoel, naar wasmand.’
En de fotoboeken? ‘De meeste zijn gesigneerd. Mijn moeder wilde als cadeautje een boek van Anton Corbijn voor me laten signeren. Voordat ze voor de signeersessie het museum in ging, kwam ze hem tegen op straat, dus ze haalde meteen het boek tevoorschijn en liet hem zijn handtekening zetten. Later vertelde ze dat ze zo blij was dat het gelukt was, dat ze hem spontaan gezoend had.’
Op welke voorwerpen ben je trots? ‘Op de Gipsen-stoel die ik van mijn ouders mee mocht nemen. En op de mooie-mensen-kalenders van Njord, waarvoor ik een deel van de foto’s schoot. In navolging van de Britse roeivereniging Warwick wordt er elk jaar een kalender gemaakt, maar dan niet naakt. De meeste leden wilden dat niet, en van Njord mag het ook eigenlijk niet. Je moet bijvoorbeeld ook je schouders bedekken tot je een bepaald aantal wedstrijden gewonnen hebt. Pas dan mag je een hemdje aan.’
Waarom hangen er zoveel kleren? ‘Ik heb eigenlijk geen kledingkast, enkel een heel klein kastje. Vintagejasjes heb ik aan een stok boven mijn bed gehan-
DOOR PETRA MEIJER
Na acht jaar is het dan eindelijk zover. Nog even mijn scriptie verdedigen en dan ben ik klaar met studeren. En omdat deze kolom alleen bestemd is voor Leidse studenten, betekent dit tevens dat dit mijn laatste column is. Mochten mijn stukjes bij u in de smaak gevallen zijn en mocht u toevallig ook nog de dienst uitmaken bij een groot landelijk dagblad of magazine, schroom dan niet om contact op te nemen. Mocht u mij maar een saaie stukjesschrijver hebben gevonden, dan slaat u mij inmiddels hoogstwaarschijnlijk over en komt dit blijde bericht u niet onder ogen. Mij rest intussen niets anders dan de balans op te maken. Ik begon aan deze columns in een poging ingeburgerd te raken in Leiden. Ik ging op pad met een stadsrondleidster, bezocht een voetbalwedstrijd, keek een voetbalwedstrijd, dronk bier in Leidse kroegen, ging naar een Leidse kapper, hing regelmatig rond in de hortus, zag de opkomst en ondergang van De Nieuwe Universiteit Leiden en had vaker dan me lief was vertraging in de trein naar Leiden. Toch kan ik niet zeggen dat het gelukt is om in te burgeren. Misschien heeft dat er mee te maken dat ik, ondanks herhaaldelijk aandringen, nog nooit heb mogen logeren in een vrouwelijk dispuutshuis. Wel heb ik Leiden de afgelopen jaren beter leren kennen. De studentenkroegen, de goedkope eetcafés, de chaotische opleiding filosofie, waar helaas alles in het Engels gaat maar tenminste nog wel uitgebreid primaire teksten bestudeerd worden, de lelijkste UB van Nederland en het Lipsius, volgens mij de enige plek in de wereld waar je naar het hele album van de muziek van Game of Thrones kunt luisteren zonder dat er iemand raar van opkijkt. Langzaam maar zeker ben ik ook best een beetje van Leiden gaan houden. De grachten, het accent van de bouwvakkers, de corpsballen die ’s avonds in vol ornaat over straat lopen, de dispuutsmeisjes die trots met hun dispuutsbomberjacks op de fiets voorbij komen snellen. Mocht ik geen huis kunnen vinden in Amsterdam en er staat nog een leuk grachtenpandje leeg, dan zou ik me best voor kunnen stellen dat ik in Leiden ga wonen. Wat ik nu ga doen weet ik nog niet. Ik ben rustig op zoek naar een baan, ga nog ruim een maand op vakantie en heb genoeg geld om het daarna nog ongeveer twee maanden uit te zingen. Mocht ik dan nog niets hebben, zie ik dan wel weer verder. Het was me een waar genoegen om u tweeënhalf jaar lang mijn mening op te kunnen dringen en te mogen vertellen wat me zoal bezig hield. Ik hoop dat het wederzijds was. TIM MEIJER
Bandirah