Trendpublicatie Zuid-Holland “Met het oog op overmorgen�
mei 2014
Trendpublicatie Zuid-Holland
Inhoudsopgave Inleiding
3
Deel 1: Basistrends
4
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
4 6 7 8 9 11
Samenleving in verandering Bestuur in verandering Klimaat in verandering Voorraden in verandering Economie in verandering Technologie in verandering
Deel 2: Doorwerking basistrends in Zuid-Holland
14
2.1
Thematische uitwerkingen 2.1.1 Thema Regionale economie 2.1.2 Thema Wonen en werken 2.1.3 Thema Mobiliteit 2.1.4 Thema Fysieke leefomgeving en milieu 2.1.5 Thema Energie 2.1.6 Thema Water 2.1.7 Thema Natuur en landschap
14 14 15 17 19 20 22 23
2.2
Specifieke gebiedstypen binnen Zuid-Holland 2.2.1 Gebiedstype: Stedelijk netwerk 2.2.2 Gebiedstype: Haven Rotterdam 2.2.3 Gebiedstype: Greenports 2.2.4 Gebiedstype: Dorpen, landelijk gebied 2.2.5 Gebiedstype: Veenweidegebied 2.2.6 Gebiedstype: Kust en Zuidwestelijke Delta
24 24 25 27 28 29 30
3. Tot Slot
32
4. Bronnen
33
2
Trendpublicatie Zuid-Holland
Inleiding De trendpublicatie ”met het oog op overmorgen” is één van de publicaties in de Staat van ZuidHolland. De Staat van Zuid-Holland is het digitale portaal van de provincie Zuid-Holland die publicaties (zoals factsheets en provinciale monitors), onderliggende cijfers en kaarten en open data bevat.
In deel 1 van deze trendpublicatie zijn de basistrends uitgewerkt. Het gaat hierbij om ontwikkelingen die op de provincie afkomen waarop weinig of geen invloed uitgeoefend kan worden. De volgende ontwikkelingen in mondiaal, Europees en landelijk perspectief komen hierbij aan bod:
Met deze publicatie worden meerdere doelen nagestreefd. Provinciale Staten wordt met monitorgegevens in combinatie met de trendpublicatie (in)zicht gegeven in het aan verandering onderhavige speelveld. Hiermee kunnen zij de komende periode koers en richting bepalen bij de aanpak van provinciale vraagstukken. Het is ook nadrukkelijk de bedoeling dat de Staat van Zuid-Holland en de trendpublicatie aanleiding geven om met de omgeving in gesprek te gaan. Daarbij gaat het om de conclusies die getrokken kunnen worden uit de monitorgegevens, uit de trends die op de provincie afkomen en de wijze waarop deze van invloed zijn op thema’s waarvoor de provincie verantwoordelijkheid draagt.
n Samenleving in verandering n Bestuur in verandering n Klimaat in verandering n Voorraden in verandering n Economie in verandering n Technologie in verandering
Deze publicatie bevat alleen trends die te vinden zijn in rapporten van externe partijen. Het vertrekpunt is een set van trends en ontwikkelingen in de samenleving die gesignaleerd worden door toonaangevende onderzoekers of bureaus, zoals: Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), Sociaal Cultureel Planbureau (SCP), Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM), Rijksintituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), Nederlandse organisatie voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO), Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid (WRR), Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli), en de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB). Dit zijn hoofdbronnen waaruit geciteerd wordt. We gaan uit van omgevingstrends. Trends of ontwikkelingen op de zeer korte termijn worden niet meegenomen, de blik is gericht op de langere termijn (richtlijn vanaf 2030).
De vraag is vervolgens hoe de gesignaleerde trends doorwerken in de provincie. In deel 2 van deze trendpublicatie is daarom een eerste uitwerking gemaakt van de betekenis ervan voor ZuidHolland. Dit is gedaan voor de volgende thema´s: regionale economie, wonen en werken, mobiliteit, fysieke leefomgeving, energie, water, en natuur en landschap. Daarnaast is aangegeven hoe de trends kunnen doorwerken in verschillende gebieden in Zuid-Holland: Stedelijk netwerk, Haven Rotterdam, Greenports, Dorpen, Landelijk gebied, Veenweidegebied en Kust en Zuidwestelijke Delta.
Terug naar inhoud
3
Trendpublicatie Zuid-Holland
op; het aandeel ouderen binnen deze groep stijgt van 4% in 2012 naar 23% in 2060. Ondanks deze sterke stijging bestaat de populatie 65-plussers in 2060 grotendeels uit autochtonen (74%). Vergrijzing betekent niet noodzakelijk dat de zorgbehoefte stijgt. De toekomstige oudere heeft vaker een partner en kinderen die een helpende hand kunnen bieden, heeft een hogere opleiding en inkomen en is gezonder.
Deel 1: Basistrends
1.1 Samenleving in verandering
Mensen en wensen: Nederland heeft nog enige tijd te maken met bevolkingsgroei. Tot 2040 stijgt de bevolking tot 17,8 miljoen mensen. Van 2040 tot 2060 zal volgens de Kernprognose 2013-2060 (CBS, 2013b) de bevolking blijven toenemen, maar heel langzaam. In die 20 jaar gaat het om een toename van iets meer dan 70.000 mensen. Op dit moment komen er jaarlijks nog ca. 50.000 mensen bij. Dat cijfer daalt langzaam tot 35.000 in 2030 en tot 2.500 rond 2050. Tussen 2013 en 2060 komen er volgens het CBS nog ruim 1 miljoen inwoners bij (CBS, 2013b; CBS, 2012a). Deze groei hangt gedeeltelijk samen met de stijgende levensverwachting. In 2012 overleden Nederlanders gemiddeld op 81-jarige leeftijd. In 2050 zal dat naar verwachting pas op 87-jarige leeftijd gebeuren. De buitenlandse migratie vormt de grootste onzekerheid bij de nationale prognose. De verandering van de samenleving wordt goed zichtbaar als we naar het aandeel eenpersoonshuishoudens kijken. In de eeuw tussen 1960 en 2060 neemt dit aandeel toe van 12 tot 44 procent. Het aantal ouderen neemt versneld toe. De komende jaren zal vooral het aandeel 65-79-jarigen sterk stijgen en vanaf 2025 neemt ook de groep 80-plussers sterk toe (de dubbele vergrijzing). In 2040, het hoogtepunt van het aantal 65-plussers, is naar schatting 26% van de bevolking 65-plusser, waarvan een derde ouder is dan 80 jaar. Ter vergelijking: in 2012 was het percentage 65-plussers nog 16%, waarvan een kwart 80-plus is. Ook onder de niet-westerse allochtone bevolking treedt een sterke vergrijzing 4
Ouderen zitten aan de top van hun wooncarrière en verhuizen vooral nog om medische redenen. Ook in de tijd lijkt elke generatie ouderen minder te verhuizen dan de voorgaande. Omdat het aandeel ouderen in de samenleving toeneemt, drukt de geringe verhuismobiliteit van ouderen de algemene doorstroming op de woningmarkt en vormt een hindernis voor jongere huishoudens die naar een (grotere) koop- of eengezinswoning willen verhuizen. In de periode na 2020, als het eerste babyboomcohort 75 jaar wordt, komt deze voorraad geleidelijk door sterfte vrij. In 2040 kan het gaan om een aanbod van ruim 90.000 woningen per jaar. Dat is meer dan wat er in de afgelopen vijftien jaar jaarlijks in Nederland aan nieuwbouw is opgeleverd. Dit aanbod gaat de dynamiek op de woningmarkt in kwantiteit en kwaliteit domineren. (PBL, 2013b; PBL, 2013c) Tussen 2014 en 2040 zal de bevolking in Nederland tussen 20 en 65 jaar afnemen. Dit komt doordat vanaf 2011 de eerste babyboomers de pensioengerechtigde leeftijd bereiken, met als gevolg een sterke uitstroom van ouderen. Door het oplopen van de AOW-gerechtigde leeftijd maken in de toekomst echter ook 65-plussers deel uit van de potentiële beroepsbevolking. Dit heeft tot gevolg dat, ondanks de afname van het aantal 20-64-jarigen, de potentiële beroepsbevolking naar verwachting niet krimpt. Naar verwachting zal in 2040 de potentiële beroepsbevolking dezelfde omvang hebben als begin 2012. Er zullen dan 800 duizend 65-plussers deel uitmaken van de potentiële beroepsbevolking, ofwel 8 procent van het totaal. In welke mate de toename van het aandeel 65-plussers in de potentiële beroepsbevolking zichtbaar zal zijn op de werkvloer, hangt volgens het CBS af van de mate waarin de stijging van de arbeidsparticipatie van ouderen gelijke tred houdt met de stijging van de AOW-gerechtigde leeftijd.
Terug naar inhoud
Deel 1: Basistrends
Trendpublicatie Zuid-Holland
De genoemde ontwikkelingen (PBL en CBS, 2010; CBS, 2012a; NIDI, 2012b; CBS, 2013a) zullen zich in de diverse regio’s van Nederland op verschillende wijze manifesteren; de bevolkingsgroei en -samenstelling en daarmee de arbeidsmarkt zullen dan ook regionaal sterk uiteenlopen. Volgens de regionale bevolkings- en huishoudensprognoses van het CBS en PBL groeit de bevolking in de Randstad nog stevig door, zeker tot 2025. Dit zijn centra van technologische innovaties en stuwende bedrijvigheid. De steden in deze regio’s trekken studenten, alleenstaanden en hoogopgeleiden aan. De arbeidsmarkt flexibiliseert door veel tijdelijke contracten, uitzendarbeid en zzp’ers. Werkvloeractiviteiten zijn steeds minder gebonden aan plaats, tijdstip en duur. Als dit ‘Nieuwe Werken’ tot minder gebondenheid aan de locatie van de werkgever leidt, is er meer vrijheid in de keuze van de woonplaats. Dat kan het woon- en reisgedrag blijvend veranderen. Nederlanders laten zich in hun woonkeuze dan ook waarschijnlijk meer leiden door de aantrekkelijkheid van de woonomgeving en de kwaliteit van de voorzieningen. Onduidelijk is hoe de nieuwe media het sociaal gedrag, de relaties met anderen en de tolerantie gaan veranderen. Het kan betekenen dat mensen zich meer in hun eigen gemeenschap gaan terugtrekken en dat sociale verschillen zich verdiepen. (SCP, 2011; Rli, 2012c) Samen of apart: Verscheidenheid en uniciteit lijken de waarden van de eenentwintigste eeuw. Gezag wordt minder geaccepteerd en de eigen verantwoordelijkheid van het individu wordt meer benadrukt. Marktwerking en de daarbij horende vraagsturing en maatwerk van dienstverlenende instellingen passen daar goed bij. Maar de toegenomen marktwerking en keuzevrijheid leiden ook tot een gevoel van keuzedwang. De kloof tussen hoog- en laagopgeleiden wordt groter door individualisering, emancipatie en democratisering. Door de ontzuiling van de samenleving zijn de sociale structuren verdwenen die beide groepen bij elkaar hielden. Daardoor is ook de scheiding op de arbeidsmarkt en de woningmarkt verscherpt. De kloof manifesteert zich tevens op andere terreinen, bijvoorbeeld in het gebruik van zorg, in de levensstijl en vrijetijdsbesteding, het mediagebruik en vertrouwen in instellingen en in politieke
voorkeur. Ook de inkomensongelijkheid is geleidelijk toegenomen en is nu hoger dan ze in 35 jaar is geweest. Hoogopgeleide mensen leven 6-7 jaar langer. En zelfs 14 jaar in termen van gezond ervaren levensjaren. Ook de inkomensongelijkheid is geleidelijk toegenomen (Salverda, 2013). Onzeker is of de middenklasse uit de samenleving zal verdwijnen en of de kloof op lange termijn daardoor groter zal worden. (OECD, 2011; SCP, 2011) Op de langere termijn is een aantal positieve ontwikkelingen zichtbaar bij de integratie van niet- westerse minderheden. Door het toenemende aandeel van de tweede generatie in de meeste migrantengroepen is een verbetering op de arbeidsmarkt zichtbaar: het beroepsniveau stijgt langzaam maar zeker, migrantenondernemers worden steeds succesvoller en langzamerhand daalt de armoede en uitkeringsafhankelijkheid onder niet-westerse huishoudens. Ook op de woningmarkt gaan migranten duidelijk vooruit. Opvallend is dat de stad voor migranten vaker een doorgangshuis is geworden. Migranten die klimmen op de ladder, trekken naar de randen of buitengebieden van de steden. Veel alleenstaande kansarme migranten trekken naar andere landen. Het lagere kindertal van niet-westerse vrouwen heeft er waarschijnlijk toe bijgedragen dat zij zich de afgelopen jaren meer op de arbeidsmarkt zijn gaan richten. De integratie verloopt echter in het algemeen traag. De woon- en schoolsegregatie
Terug naar inhoud
5
Trendpublicatie Zuid-Holland
Deel 1: Basistrends
is voor Nederlandse begrippen groot en wordt niet minder, de arbeidsparticipatie blijft laag en de sociale afstand is groot. De inhaalslag van migrantenleerlingen in het onderwijs verloopt langzaam. Er is vooruitgang, maar als het in dit tempo doorgaat, gaat het nog vele jaren duren voor achterstanden zijn ingelopen. Onder de jonge generatie zijn zeker positieve ontwikkelingen gaande. Echter: onder jongeren van nietwesterse afkomst, de tweede generatie, zijn taalachterstand, probleemgedrag, criminaliteit en schooluitval nog steeds een fors probleem. Omdat deze jongeren vooral in de vier grote steden wonen en daar bijna de helft van de jeugd uitmaken, kan hier wel eens een groot overschot aan laagopgeleide arbeidskrachten ontstaan, met alle sociale gevolgen en effecten op de leefbaarheid van dien. (SCP, 2011; SCP, 2012a; SCP, 2012b) In Nederland heeft 19 procent van de arbeidsmigranten een hbo- of wo-opleiding, tegenover 34 procent van rest van de bevolking. Het aandeel hoogopgeleide immigranten is relatief laag in vergelijking met landen als AustraliĂŤ, Canada, Denemarken of Frankrijk Als de economie aantrekt, zal in Nederland een roep ontstaan om meer immigratie. Een beheerste immigratie is ook zeker mogelijk, maar de betekenis moet niet overschat worden (WRR, 2013). Er zijn nog aanzienlijke mogelijkheden om het binnenlandse arbeidspotentieel te mobiliseren voordat een breder beroep op arbeidsmigratie van buiten de Europese Unie noodzakelijk wordt. De vraag is hoe verschillende segmenten van de arbeidsmarkt zich ontwikkelen, en in welke mate en in welke opleidingscategorieĂŤn daadwerkelijk meer mensen nodig zullen zijn. Daarom valt er ook weinig concreets te zeggen over de noodzaak van arbeidsmigratie. Naarmate de nood hoger wordt, zal de vraag van werkgevers zich sterker manifesteren. Dit lijkt nog steeds de meest betrouwbare indicator van structurele arbeidstekorten, gegeven het feit dat het lastig is tekorten op de (middel) lange termijn te voorspellen. Het zal onder alle omstandigheden gaan om een beperkt aanbod van extra arbeidskrachten in het licht van de omvang van de krimp van de beroepsbevolking. Vaak zal het bovendien een antwoord zijn op kwalitatieve fricties dan op kwantitatieve fricties. Daarbij is het aantrekken en/of behouden van hogeropgeleide 6
migranten afhankelijk van een drietal factoren: een prettig leefklimaat waarin zij zich welkom voelen; een goede kennisinfrastructuur – talent trekt talent aan; een goed loopbaanperspectief. (WRR, 2012; NIDI, 2013; WRR, 2014)
1.2 Bestuur in verandering
Machtsafname Europa: Op het wereldtoneel zal de macht van Europa afnemen. Door in de Europese Unie samen op te treden houden Europese landen nog een zekere invloed, maar het is onzeker of die samenwerking blijft lukken (EC, 2012; European Council on Foreign Relations, 2011; National Intelligence Council, 2012). Toch blijft Europa een relatief welvarende landenregio en zal in de toekomst nog steeds migranten aantrekken. Door bevolkingskrimp en vergrijzing zal Europa ook behoefte hebben aan goed opgeleide migranten om haar sociale voorzieningen op peil te houden. Door de aanwezigheid van politiek instabiele landen langs de buitengrenzen kunnen sociale en economische spanningen ontstaan. Dit kan tot een extra migratiedruk leiden. Ook voor haar energievoorziening is Europa voorlopig van deze landen afhankelijk. (ESPON & NIDI, 2010; The Hague Centre for Strategic Studies (2013); EU Institute for Security Studies, 2014) Europese verhoudingen: Naast een afname van de verantwoordelijkheid van het Rijk voor de uitvoering van allerlei concrete taken, neemt geleidelijk aan de betekenis en invloed van Europese wet- en regelgeving toe. De positie van de nationale overheid verandert niet alleen in relatie tot de decentrale overheden maar ook in relatie tot Europa. Voor decentrale overheden betekent een en ander dat voor hen het belang van Europa groter wordt. Erkenning van het gestegen belang van Europa moet consequenties hebben voor de positionering van decentrale
Terug naar inhoud
Deel 1: Basistrends
Trendpublicatie Zuid-Holland
overheden in Europa. Op steeds meer terreinen, zoals water, natuur, landbouw, milieu en regionale economie, raakt Europa de uitvoering van provinciaal beleid. (ROB, 2013)
hittegolven). Nederland wordt kwetsbaarder voor verdroging en verzilting. (LEI Wageningen UR, 2012a; PBL & CPB, 2013)
Verschuiving rol overheid: De rol van de (rijks) overheid verschuift als gevolg van de globalisering, de ontwikkelingen binnen de Europese Unie, het zelfbewustzijn van groeiende steden en burger. De sociale media vergroten de intensiteit waarmee burgers met elkaar communiceren en kunnen het draagvlak voor politieke besluiten snel veranderen. Sociale media kunnen ook de manier veranderen waarop het politieke systeem werkt. Politieke besluitvorming zal interactiever worden, via e-voting en poll-politics. (SCP, 2011; Rli, 2012a; EC, 2012) Er ontstaan steeds meer vormen van initiatief van onderop, vanuit het netwerk. Zo wordt publieke waarde door partijen anders dan de overheid gerealiseerd. Het speelveld wordt op deze manier minder overzichtelijk, drukker en gevarieerder. De overheid zal zich hier op gaan aanpassen en een balans moeten vinden tussen reguleren en ontwikkelen. Manieren van sturen, toezicht houden en kaders stellen verschuiven. (PBL, 2011; NSOB, 2010; NSOB, 2013; NSOB, 2014)
1.3 Klimaat in verandering
Verzilting en verdroging nemen toe: Een versnelde zeespiegelstijging en een toename van piekafvoeren van de rivieren als gevolg van klimaatverandering zijn in Nederland vooralsnog niet waargenomen, maar komen er wel aan. Sommige effecten van de klimaatverandering zijn positief, zoals een toename van de landbouwproductie en meer gunstige dagen voor recreatie. De negatieve effecten hangen vooral samen met veranderingen in het optreden van extreme weerssituaties (droogte, noodweer,
Verzilting neemt toe in laag Nederland, zowel via het zoute grondwater als via het oppervlaktewater. Door de open verbinding van de Nieuwe Waterweg zijn de stroomopwaarts gelegen inlaatpunten voor zoetwater kwestbaar. Bij het huidige tempo lijken de geleidelijke veranderingen in het klimaat beheersbaar. Meer specifiek krijgt Nederland te maken met meer en langere periodes van tropische temperaturen: in 2050 ongeveer een verdubbeling ten opzichte van nu. In de wintermaanden gaat het meer regenen en in de lente en de zomer juist minder, maar dan zijn de buien wel intensiever (PBL, 2012c). Deze klimaatverandering kan verschillende gevolgen hebben. De Rijn, die nu nog overwegend bestaat uit smeltwater, wordt meer afhankelijk van de regenval in Europa. Daardoor kan de laagste waterstand in Rijn en Maas in droge perioden nog lager worden, met mogelijke consequenties voor de binnenvaart. Ook kunnen er dan tijdelijk tekorten aan koelwater voor energiecentrales ontstaan. In laaggelegen veengebieden zullen vaker verzakkingen van grond en wegen voorkomen en door de verlaging van het grondwater kan ook paalrot een groter probleem worden (Deltares, 2012). In stedelijke gebieden zullen warmteperioden door de dichte bebouwing extremer zijn dan in het landelijke gebied, een effect dat in Rotterdam nu al tot 8 graden kan oplopen, vooral in hoogstedelijke wijken met weinig water en groen. Zo’n stedelijk hitte-eiland kan ’s zomers tot gezondheidsproblemen bij bewoners leiden (Alterra Wageningen UR, 2011).
Terug naar inhoud
7
Trendpublicatie Zuid-Holland
Deel 1: Basistrends
is het 12%. (Eurostat news release, 2013; Eurostat 2013, peiljaar 2012)
1.4 Voorraden in verandering
Druk op voorraden neemt toe: Door de sterke verstedelijking in landen met grote welvaartsgroei zal mondiaal de druk op de voorraden fossiele energie, zoet water, voedsel, grondstoffen als fosfaten en aardmetalen, biodiversiteit en landbouwgrond groter worden (OECD, 2012). Tekorten aan voedsel en water, klimaatrampen en milieuproblemen vergroten ook de kans op ziekten en sterfte. Nieuwe en bekende ziekten zullen via handel, toerisme en migratie vaker en verder dan vroeger over de wereld zwerven. Pandemieën vormen een realistisch gevaar. Een verouderde bevolking als die van Europa is daar extra kwetsbaar voor (European Environment Agency, 2011). De wereldbevolking heeft 40 tot 50 procent meer water, voedsel en energie nodig in 2030. De onderlinge afhankelijkheid van energie, water en voedsel leidt tot schaarste, prijsfluctuaties, spanningen en bedreigen vooral in grote steden en energie intensieve sectoren. Nederland is extra kwetsbaar vanwege de hoge mate van verstedelijking en de aanwezigheid van energie intensieve sectoren. Maar Nederland is tegelijkertijd ook goed gepositioneerd om in te kunnen spelen op de kansen die de toenemende schaarste aan energie, water en voedsel creëren. Als één van de grootste agrofood producerende en exporterende landen in de wereld kan Nederland een voortrekkersrol vervullen. (WRR, 2013) Van fossiel naar groene en hernieuwbare energie: De Nederlandse economie is sterk fossiel gericht. Nederland heeft (nog) eigen gasvoorraden en vanwege de ligging heeft Nederland een sterke positie in transport, chemie en olieraffinage. Het aandeel hernieuwbare energie is klein. Ter vergelijking, in Nederland is het aandeel hernieuwbare energie slechts 4,5%, in Duitsland 8
Projecties van toekomstig energieverbruik zijn onzeker. De technologische ontwikkeling rond schaliegas in de VS heeft tot een enorme toename van het fossiele aanbod geleid en tot een daling van de Amerikaanse gasprijzen (slechts een derde van de Europese prijzen). Exploitatie van schaliegas kan ook in Europa zorgen voor neerwaartse druk op de gasprijzen. Het grote aanbod belemmert bovendien de overgang naar hernieuwbare energie, bijvoorbeeld omdat de tijdrovende investeringen in nieuwe infrastructuur die daarvoor nodig zijn, minder rendabel worden (The Shell Scenario Team, 2011; EC, 2012). In 2035 zal gas, na olie, de belangrijkste primaire energiebron vormen binnen de energiemix (International Energy Agency, 2012). Aanvulling en aanpassing infrastructuur energie: Onzeker is hoe mondiaal en Europees beleid zich ontwikkelt. Europa heeft de ambitie om de uitstoot van broeikasgassen in 2050 met 80% te verminderen. Dat zou tot drastische veranderingen leiden. Het energiegebruik zal dan fors moeten verminderen. Inzet van (geïmporteerde) biomassa, afvang en opslag van CO2 en zon, wind en kernenergie zijn dan belangrijke opties. Als de kostendaling van zonnepanelen doorzet, kan zon een belangrijke rol in het energiesysteem gaan spelen. Ontwikkelingen in de nanofotonica kunnen de toepasbaarheid van zonne-energie vergroten, bijvoorbeeld als deze gewonnen kan worden via buitenmuren of wegen. Ook de waterstofmotor en kernfusie zouden de komende decennia wel eens kunnen doorbreken. (PBL & ECN, 2011) Elektriciteit zal een belangrijker aandeel krijgen in de Nederlandse energievoorziening. De opwekking van elektriciteit met behulp van zonne-energie zal volgens Shell over 30-50 jaar wereldwijd een dominante plaats gaan innemen (The Shell Scenario Team, 2013). De integratie van hernieuwbare bronnen in de bestaande elektriciteit-infrastructuur is daardoor van toenemend belang. Bij een substantieel aandeel van energie afkomstig uit zon en wind wordt de discrepantie (in de tijd) tussen aanbod en vraag een belangrijk vraagstuk. Energie opslag en
Terug naar inhoud
Deel 1: Basistrends
Trendpublicatie Zuid-Holland
distributie zijn daarmee de grote uitdagingen van de energietransitie. (EC, 2012; PBL, 2013a) Verlies aan biodiversiteit: De achteruitgang van de mondiale en nationale biodiversiteit is nog niet gestopt. Door de uitbreiding van het natuurareaal en het natuurbeheer lukte het om in Nederlandse natuurgebieden de achteruitgang van een groot aantal planten- en diersoorten te stoppen. Buiten de natuurgebieden echter daalt de biodiversiteit. Per saldo is de achteruitgang van de biodiversiteit in Nederland wel afgeremd, maar niet gestopt. Intensief stedelijk en agrarisch landgebruik en daaraan gerelateerde drukfactoren als verstoring, vermesting en versnippering zijn de belangrijkste redenen voor het historisch opgebouwde verlies aan biodiversiteit in Nederland. In het kustwater werkt de voedselrijkdom die meekomt met de rivieren (eutrofiëring) en het verdwijnen van zoetzoutovergangen verstorend op de natuurkwaliteit. De hoge bevolkingsdichtheid in combinatie met een intensieve landbouwsector maakt dat het totale effect van drukfactoren op biodiversiteit het hoogst is van alle EU-lidstaten. (PBL, 2012a; PBL, 2012e)
1.5 Economie in verandering
Periode van lange stagnatie: De financiële crisis is gepaard gegaan met een daling van woningprijzen, aandelen en het bruto binnenlands product (bbp) in combinatie met een stijging van de werkloosheid en (overheids)schulden. Per saldo duurt een financiële crisis gemiddeld twee keer zo lang als een normale crisis. Verscheidene experts spreken dan ook van een lange periode van stagnatie – lage economische groei, conform het laagste Welvaart en Leefomgevingscenario – die
de nationale en regionale economie de komende decennia te wachten staat. (CPB, 2012a; PBL en CPB, 2013; CPB, MNP & RPB, 20061) Verschuiving zwaartepunt: Het zwaartepunt in de wereldeconomie verschuift naar nieuwe groeilanden. China zal die verschuiving domineren. China werd in 2010 de belangrijkste industriële natie in de wereld met bijna 20 procent van de industriële productie (WRR, 2013). De meeste van de made in China (en Azië) producten worden geëxporteerd. De mondiale handels- en vervoersstromen zullen toenemen met grote gevolgen voor de vervoersinfrastructuur. Daarnaast zullen ook een toenemend aantal multinationals uit het Oosten zich om strategische redenen willen vestigen op de mondiale handelsen vervoersknopen. De locatie wordt in een platter wordende wereld steeds belangrijker (CPB, 2010b). Naast China worden landen genoemd als Brazilië, Rusland en India (BRIC). Naast deze groeipolen worden ook andere toekomstige stijgers genoemd, zoals de N11 (Next Eleven) met Bangladesh, Egypte, Indonesië, Iran, Mexico, Nigeria, Pakistan, Filipijnen, Zuid-Korea, Turkije en Vietnam. Deze landen hebben een grote kans om, samen met de BRIC’s, ‘s werelds grootste economieën van de 21ste eeuw te worden. Uiteindelijk zal de forse groei in al deze landen afnemen en convergeren naar die van de huidige rijke landen. (OECD 2012; World Bank 2011; CPB 2011) Stromen van goederen, kapitaal, arbeid en kennis verleggen zich geleidelijk naar deze groeilanden. De politieke macht van deze landen groeit dan mee. Daardoor verandert de geopolitieke hiërarchie, vooral in het voordeel van Azië, en met name van China (World Bank, 2011). De verschuiving van het economisch zwaartepunt gaat ten koste van de positie van de westerse landen en mogelijk van de normen die zij uitdragen. Hoewel ook de Europese landen nog een bescheiden groei laten zien, worden het relatief kleine spelers. Nu omvatten de Europese Unie en de Verenigde Staten nog ongeveer 23 en respectievelijk 22 procent van de wereldeconomie, tegen China bijna 12 procent (World Bank 2013). In een model dat ook de energiemarkt
1. Laatste integrale scenario-studie voor Nederland, nieuwe uitgave wordt verwacht eind 2015/begin 2016. Terug naar inhoud
9
Trendpublicatie Zuid-Holland
Deel 1: Basistrends
omvat en rekening houdt met veranderende prijsverhoudingen, omvat China in 2050 maar liefst 33 procent van de wereldeconomie, de Europese Unie 12 procent en de Verenigde Staten 9 procent (Fouré et al. 2012). China is snel op weg om voor vrijwel alle producten de grootste markt van de wereld te worden (EC, 2012). Toenemende verweving: Er vindt een toenemende verweving van culturen, landen, ondernemingen en burgers plaats. Dat blijkt uit een analyse van de relatieve omvang van grensoverschrijdende stromen van goederen en diensten, kapitaal, informatie en mensen. Door die internationale verweving kan de mondiale economie verder groeien; markten dijen uit en er wordt verdere specialisatie mogelijk. Het blijkt dat Nederland met haar exportgedreven sectoren van alle 125 landen die zijn onderzocht, mondiaal het meest verbonden is en dus erg gevoelig is voor wat er in het buitenland gebeurt. Het heeft in vergelijking met andere landen intensievere en verder reikende handelsstromen en sociaal-economische relaties met het buitenland. (DHL, 2011) Door de groei en ontwikkeling van opkomende landen, en door de organisatie van de productie van goederen en diensten in grensoverschrijdende productieketens, wordt economische groei 10
in het Westen de komende decennia minder vanzelfsprekend. Aan de ene kant groeit de kans voor westerse bedrijven op export naar opkomende markten. Aan de andere kant worden niet alleen eenvoudig productiewerk en sommige hooggeschoolde kennisbanen, maar in toenemende mate ook middenklassenfuncties automatiseerbaar en/of verplaatsbaar naar andere landen. Banen in het middensegment van de arbeidsmarkt verdwijnen door de introductie van nieuwe technologieën en technologische veranderingen die automatisering van voorheen niet-automatiseerbare taken mogelijk en goedkoper maken. Handelingen die op regels zijn gebaseerd, zullen in steeds verdergaande mate geautomatiseerd kunnen worden; communicatie en complexe probleemoplossing zullen voorlopig mensenwerk blijven. Ontwikkelde economieën als Nederland zullen zich in de komende decennia waarschijnlijk verder specialiseren in activiteiten als coördinatie, productontwikkeling, onderzoek, handel en marketing; taken met veel toegevoegde waarde die zich zowel aan het begin als aan het eind van de waardeketen kunnen bevinden. (WRR, 2013) Stijgende productiviteit: Nederland behoort sinds de zeventiende eeuw tot de vijftien rijkste landen ter wereld. Het nationaal inkomen (bruto binnenlands product, bbp) per hoofd van de bevolking stijgt al sinds 1820 zeer constant. Alleen de recessie in de jaren dertig en de oorlogsjaren laten tijdelijk een afwijkend patroon zien. Na de Tweede Wereldoorlog lijkt de groei van het inkomen per hoofd zelfs nog iets te versnellen. Door innovatie en kennisontwikkeling is de waarde van de productie steeds verder opgevoerd en zijn de inkomens daarmee gestegen. De drijvende kracht achter de groei van het bbp is de inzet van meer arbeid (arbeidsparticipatie) en/of de verhoging van de arbeidsproductiviteit per eenheid product door technologische innovaties. (CPB, 2010b; Maddison 2010; WRR, 2013) Concurrentiekracht stedelijke regio’s: Het (economisch) belang van de stedelijke regio’s neemt de komende decennia verder toe naarmate de kennisintensiteit van de westerse economie groeit. Hier bevind zich de grootste bevolkingsconcentratie die gepaard gaat met veel stedelijke en economische dynamiek.
Terug naar inhoud
Deel 1: Basistrends
Trendpublicatie Zuid-Holland
De hogere dichtheid maakt mensen productiever en maakt een relatief groter en meer gevarieerd aanbod van voorzieningen mogelijk. Bedrijven clusteren onder andere in steden vanwege de nabijheid tot afnemers en gespecialiseerde leveranciers, de ‘dikke’ arbeidsmarkt van hoogopgeleiden, de mogelijkheden tot samenwerking binnen een sector of tussen verschillende sectoren, en omdat kennisintensieve taken goed gedijen in een omgeving waar ideeën in een informele, vertrouwelijke sfeer kunnen worden uitgewisseld. De internationale concurrentiestrijd vindt daarom steeds meer plaats tussen stedelijke regio’s. Deze moeten een prettig woon- en leefklimaat kunnen bieden om kenniswerkers aan zich te binden. De kwaliteit van de arbeidsmarkt, het onderwijs, de infrastructuur, het groen en andere publieke ruimte, zullen van doorslaggevend belang worden. (De Groot, 2012; PBL, 2012b; Rli, 2012b) De steden hebben van oudsher een grote aantrekkingskracht op jongeren, die daar een hogere opleiding gaan volgen of een begin maken met hun arbeidsmarktcarrière. Deze hoogopgeleiden blijven nu vaak langer in of bij de stad wonen, wat bijdraagt aan de groei van de stedelijke bevolking en van de stijging van het opleidingspeil in de steden ten opzichte van de rest van Nederland (NIDI, 2012a). De verandering van de economie van een productie- naar een kenniseconomie, die weer het gevolg is van de snelle ontwikkeling van de ICT, versterkt dit (CPB, 2010b). Het ruimtegebruik per werkende neemt af in Nederland (tussen 2002 en 2010 met 10 procent). Dit is vooral het gevolg van de toename van het aantal zzp’ers en de populariteit van het Nieuwe Werken. Werknemers in de dienstverlening zijn daardoor steeds minder aan kantoor gebonden. Verder spelen waarschijnlijk ook andere factoren een rol: de automatisering, de invoering van kantoortuinen en flexplekken, en de modernisering van de kantorenvoorraad door de enorme nieuwbouw. Het effect van deze trends is waarschijnlijk dat de vraag naar kantoorruimte in Nederland verder zal afnemen, ook als de crisis voorbij is. Naar schatting is twee derde van de huidige leegstand van blijvende aard (Economisch Instituut voor de Bouw, 2010; CPB, 2012b).
1.6 Technologie in verandering
Een makkelijker leven, of fundamenteel anders?: In het rapport ‘Naar een lerende economie’ van de WRR is de stelling van de Amerikaanse econoom Tyler Cowen te lezen dat, uitgezonderd het internet, de wereld niet zo veel anders is dan in 1953. We rijden nog steeds auto, gebruiken koelkasten en draaien het licht uit en aan. Vervoer over de weg gaat per saldo niet sneller dan een halve eeuw geleden. Nieuwe uitvindingen als pinautomaten, gps en smartphones zijn ook niet zo revolutionair. We hebben iets meer spullen, en die zijn ook wat beter, maar de snelheid van verandering is langzamer dan die van onze overgrootouders die elektriciteit, auto en vliegtuig binnen één generatie te zien kregen. Anderen zien juist een versnelling van technologische ontwikkeling doordat ICT in steeds meer sectoren wordt gebruikt. In 2020 zullen vijftig miljard ‘dingen’ met elkaar verbonden zijn – het internet of things. Sensoren zullen worden ingezet in auto’s, vliegtuigmotoren en turbines, die zo met intelligente software efficiënter en beter kunnen opereren. Ook zal onder andere de (machine) bouw aanmerkelijk eenvoudiger en toegankelijker gaan worden door de opkomst van 3D-printers. Patroonherkenning en kunstmatige intelligentie zullen veel menselijke taken over gaan nemen. Big data en cloud computing zullen van grote betekenis blijken. Populair zijn ook studies over de opkomst van robots. Die robots zijn niet alleen mechanisch veel geavanceerder, maar beschikken ook over steeds intelligentere aansturingssoftware, want de ontwikkelingen op het gebied van kunstmatige intelligentie gaan ook verder. Na het vervangen van medewerkers in fabrieken zullen deze ook medewerkers in winkels gaan vervangen. Fruit en groenten plukken zal volledig geautomatiseerd gebeuren. Voor het goed uitbaten van ICT is een periode van tussen de vijf en vijftien jaar geen onverantwoorde gok, zo redeneren
Terug naar inhoud
11
Trendpublicatie Zuid-Holland
Deel 1: Basistrends
sommige deskundigen. (Rathenau Instituut, 2012; McKinsey, 2013; WRR, 2013) Versnelling ontstaan netwerksamenleving: Nieuwe digitale media vergroten de communicatie tussen en de onderlinge verbondenheid van mensen. Zij versnellen het ontstaan van een netwerksamenleving, waarin burgers en bedrijven in real-time met elkaar informatie uitwisselen, kennis ontwikkelen, ideeën bedenken, besluiten nemen en zich organiseren (Stichting Toekomstbeeld der Techniek, 2011). Nederlanders zijn in verhouding tot andere Europeanen veel ‘online actief’. De jonge generatie groeit op met de nieuwe media. Naarmate deze generatie de arbeidsmarkt gaat domineren, verandert de werkomgeving mee. Ze zijn gewend om in netwerken te opereren, zich met moderne technologie in communities te organiseren en daarbinnen de kennis te delen. Organisaties krijgen daardoor een netwerkkarakter. In 2050 leven mensen in de crowd en de cloud en is alle kennis en sociale interactie die ze nodig hebben voortdurend op maat onder handbereik (Accenture, 2010; EC, 2012).
Versnelling industriële productieproces: Innovaties in de robotica zullen de industriële productie nog verder automatiseren, versnellen, kleinschaliger maken en direct en op maat afstemmen op de wensen van de consument. Aanpassingen in het productieproces kunnen razendsnel gebeuren. De markt zal zich concentreren op de digitale ontwerpen van producten en niet meer op de producten zelf. De gevolgen voor de industriële arbeidsmarkt, de omvang en de locatie van bedrijven, en voor de groothandel en de detailhandel zijn moeilijk voor te stellen. In de wereldhandel zou robotica kunnen leiden tot een terugkeer van de productie naar westerse landen (reshoring). De locatie van de afnemers van de producten wordt doorslaggevend. (The Economist, 2012; PBL & CPB, 2013) Intelligenter en schoner vervoer(ssysteem): Het is mogelijk dat automatische voertuiggeleiding en -besturing in de komende decennia een grote vlucht gaat nemen. Voertuigen kunnen in zo’n situatie dicht op elkaar rijden, wat de wegcapaciteit vergroot en het brandstofverbruik vermindert door lagere luchtweerstand. Deze technologie vergroot de veiligheid op de weg en de betrouwbaarheid van de reis en de reistijd doordat automatische systemen voorspelbaarder reageren dan menselijke chauffeurs. Het vergroot daardoor waarschijnlijk ook de wegcapaciteit. (PBL & CPB, 2013; Stichting Toekomstbeeld der Techniek, 2013) Elektrische auto’s bevorderen een transitie van fossiele brandstoffen naar (duurzame) elektriciteit. Het wegvervoer in Nederland is momenteel goed voor 32 procent van de nationale oliebehoefte. Elektrificatie van het wegvervoer zorgt voor de ontkoppeling van aan aardolie gerelateerde energiedragers zoals benzine en diesel. De aantrekkelijkheid van de elektrische auto verbetert naarmate de olieprijzen stijgen en de batterijcapaciteit groter, lichter en goedkoper wordt. Elektrische auto’s zullen ook in de toekomst substantieel duurder blijven dan conventionele auto’s, ook als de vrijstelling van de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) blijft gehandhaafd en ook als de kosten van de (dure) accu’s met een factor drie dalen. Om alle auto’s van elektriciteit te voorzien, is het bovendien noodzakelijk te investeren in de aanleg van intelligente netten
12
Terug naar inhoud
Deel 1: Basistrends
Trendpublicatie Zuid-Holland
(smart grids). (ECN, 2008; PBL, 2012d) De toename van elektrische auto’s zal het leefklimaat in de stad aanzienlijk kunnen verbeteren, omdat de uitstoot van belastend fijnstof en geluid grotendeels verdwijnt. Wat betreft de geluidsbelasting van auto’s, is in de stad de motor (en uitlaat) de dominante bron van geluid. Op snelwegen en provinciale wegen (boven 40 km/u) ontstaat de geluidsbelasting voornamelijk door het rolgeluid van de autobanden. Voor dit rolgeluid zal een elektrisch wagenpark op deze wegen geen geluidsvoordelen opleveren. Hierdoor zijn er geen besparingen te verwachten op bijvoorbeeld de geluidsschermen. Opvallend is de snel toenemende verkoop van bromscooters, scootmobielen en vooral elektrische fietsen. Dit segment is zowel aantrekkelijk voor jongeren zonder rijbewijs als voor ouderen die nog graag mobiel zijn. Als deze trend doorzet en het gebruiksgemak en de status van dit type voertuigen verder toenemen, kan dat een deel van de verplaatsingen per auto of het openbaar vervoer uit het stadsbeeld verdringen. (KiM, 2012; KiM, 2013)
Positieve invloed op duur en kwaliteit van leven: Er vindt een convergentie plaats van nano-, bio-, informatie- en cognitieve technologie, de zogenoemde NBIC-technologieën. De verwachting is dat deze convergentie de komende jaren versnelt. Dit zal gevolgen hebben voor de duur en de kwaliteit van het leven. Medische behandelingen en medicijnen worden effectiever en organen kunnen makkelijker vervangen worden door kunstmatige alternatieven of opnieuw aangroeien via stamceltherapie. Ook preventief wordt er veel mogelijk door geavanceerde monitoring en meer nauwkeurige diagnose. (Stichting Toekomstbeeld der Techniek, 2007; Franklin & Andrews, 2012; Wetenschap24, 2013)
Als tegengeluid van het duurzame karakter, staat wel dat de productie van elektrische auto’s een stuk vervuilender is dan die van auto’s met een verbrandingsmotor. Vooral de fabricage van de accu is slecht voor het milieu. In de accu’s zitten stoffen als lithium, nikkel, koper en aluminium, waar de winning ervan zorgt voor verzuring en grondwatervervuiling (Norwegian University of Science and Technology, 2013).
Terug naar inhoud
13
Trendpublicatie Zuid-Holland
Deel 2: Doorwerking basistrends in Zuid-Holland In deel 1 zijn de basistrends beschreven. Deze kunnen worden gezien als een beschrijving van de dragende trends waarop we vrijwel geen invloed hebben en die voor meerdere thema’s en gebieden binnen Zuid-Holland van betekenis zijn. In dit deel wordt nader ingegaan op de vraag wat de betekenis van de basistrends zou kunnen zijn voor thema’s waarvoor de provincie verantwoordelijkheid draagt. De volgende thema’s worden behandeld: Regionale economie, Wonen en werken, Mobiliteit, Fysieke leefomgeving, Energie, Water en Natuur en landschap. Daarna wordt nader ingezoomd op specifieke gebiedstypen binnen Zuid-Holland, zoals het Stedelijk netwerk, Dorpen en landelijk gebied, het Veenweidegebied, Kust en de Zuidwestelijke delta, Haven en de Greenports. Het gaat om een beschrijving hoe de trends binnen Zuid-Holland kunnen doorwerken; op de vraag ‘hoe’ daarop in moet worden gespeeld (bestaand beleid of vereist nieuw beleid) wordt niet ingegaan.
2.1 Thematische uitwerkingen 2.1.1 Thema Regionale economie Zuid-Holland is met zijn sterk op de export gerichte economie gevoelig voor ontwikkelingen in de wereldeconomie. Die sterke mate van verbondenheid maakt de regionale economie kwetsbaar, met exportgedreven sectoren, zoals de haven, de tuin- en landbouw, maritieme sector en life science. Maar ook weerbaar en kansrijk door de grote mate van diversiteit en potentie tot kruisbestuiving tussen sectoren.
Krimpende arbeidsmarkt industrie Verscheidene experts spreken van een lange periode van stagnatie – lage economische groei (‘The new normal’) - die Zuid-Holland de komende decennia te wachten staat. Een hogere economische groei op de lange termijn is mogelijk voor Zuid-Holland, afhankelijk van de mate waarin 14
de beroepsbevolking groeit en technologische innovaties voor productiviteitsstijgingen in de economie kunnen zorgen. De automatisering en mechanisering vervangt fysieke arbeid. Die ontwikkeling blijft zich ook op de lange termijn doorzetten. Door productiviteitsstijgingen in met name de grote agro-industriële sectoren in Zuid-Holland zoals transport, tuinbouw en chemie zal de vraag naar arbeid trendmatig blijven dalen. Daar komt bij dat door continue inzet van technologie en nieuwe organisatievormen de aard van het werk verandert. Het werk wordt hoogwaardiger en specialistischer. De verwachting is dat deze ontwikkeling zich vooral in de industriële sectoren in het zuiden van de provincie zal doorzetten. Dat leidt tot een mismatch op de arbeidsmarkt. Door de krimpende potentiële beroepsbevolking voor de industriële sectoren raken deze sectoren slechter ingebed in de regionale arbeidsmarkt, wat een risico vormt voor hun lange termijn concurrentiepositie. (PBL & CPB, 2013; OECD, 2014b; Rabobank Kennis en Economisch Onderzoek, 2012; Provincie ZuidHolland, 2012a; Provincie Zuid-Holland, 2012b) Innoverend vermogen De concurrentiekracht van belangrijke economische sectoren in Zuid-Holland wordt in sterke mate bepaald door de snelheid en het innoverend vermogen waarmee bedrijven inspelen op de opgaven voortkomend uit maatschappelijke veranderingen op terreinen als energie, water, gezondheid en dergelijke. Er zijn talrijke signalen dat er belangrijke technologische doorbraken op komst zijn, op terreinen als nanotechnologie, bio-engineering, 3D-printing en ICT. Deze ontwikkelingen zijn van belang voor Zuid-Holland met de aanwezigheid van technologie intensieve sectoren als de transport, scheepsbouw, kassenbouw, offshore, olie & gas en de aanwezigheid van een grote technische universiteit en technische hogescholen. De vermenging van technologie en dienstverlening, bijvoorbeeld internetbankieren, online diensten, e-commerce, zorgt voor een golf van innovaties en productiviteitsverhogingen in de dienstverlening. Dienstverlenende sectoren in de steden van Zuid-Holland worden technologie intensiever en kunnen verdere groeien. De technologische ontwikkelingen leiden tot productiviteitsstijgingen waardoor vooral de
Terug naar inhoud
Deel 2: Doorwerking basistrends in Zuid-Holland
Trendpublicatie Zuid-Holland
banen van de middenklasse kwetsbaar worden. Steden kunnen daardoor te maken krijgen met een groeiende sociale tweedeling. (McKinsey, 2013; CPB, 2013).
Toegevoegde waarde
Specialisatie en groeiende betekenis van stedelijke netwerken De trend van specialisatie in activiteiten als coördinatie, productontwikkeling, onderzoek, handel en marketing speelt voor de Zuid-Hollandse economische clusters, taken met veel toegevoegde waarde die zich zowel aan het begin als aan het eind van de waardeketen kunnen bevinden. Veel van deze taken nestelen zich in stedelijke gebieden waardoor het stedelijk netwerk als locatiefactor in belang toeneemt. Massa en dichtheid zijn gunstig voor innovatie en specialisatie. Dat heeft betekenis voor de Zuid-Hollandse economische structuur. De Zuid-Hollandse steden zullen verder groeien, internationaler worden, gemengder en tegelijkertijd compacter. Verder zal er meer vermenging tussen sectoren (stedelijke en industriële sectoren) plaatsvinden met de ‘geboorte’ van nieuwe groeisectoren. Groei van werkgelegenheid vindt vooral plaats in deze ‘nieuwe’ groeisectoren (life science, clean tech, duurzame energie, biobased, security) en dan met name bij jonge bedrijven. (WRR, 2013; OECD, 2014a; Provincie Zuid-Holland, 2012a)
2.1.2 Thema Wonen en werken Demografische ontwikkelingen vormen een belangrijke onderlegger voor het wonen en werken in ZuidHolland. De omvang van de Zuid-Hollandse bevolking en huishoudens blijft groeien. Voor Zuid-Holland wordt tot 2050 een bevolkingsgroei berekend van ca. 500.000 personen. Dat is bijna de helft van de nationale groei. In 2050 zou onze provincie ruim 4 miljoen inwoners tellen, verdeeld over bijna 2 miljoen huishoudens.
Wonen De huishoudengroei wordt gedomineerd door alleenstaanden, wat gevolgen heeft voor de inkomensontwikkeling. Huishoudens met één inkomen kunnen immers minder consumeren (bijvoorbeeld door woonlasten). Ook de samenstelling van de bevolking verandert, wat leidt tot andere woonvoorkeuren. Er is in Zuid-Holland onder andere sprake van vergrijzing (vooral het aantal inwoners van 65 jaar en ouder groeit nog) en verkleuring (vooral het aantal allochtone inwoners van Zuid-Holland groeit nog). (Provinciale Bevolkingsprognose, 2013)
R&D/ Innovatie
Distributie
Standaardisatie Branding
Innovatie
Marketing
R&D Ontwerp Fabricage
Logistiek Assemblage
Waardeketen
Figuur 1: Toegevoegde waarde per uur in opeenvolgende stadia van de productieketen. (bron: WRR, 2013 p.142) Terug naar inhoud
15
Trendpublicatie Zuid-Holland
Deel 2: Doorwerking basistrends in Zuid-Holland
doelgroep in de stad wonen (in een zogenoemde bewoonde andere ruimte, bijv. studentenunit, pension, antikraak); die groep vertrekt niet naar buiten de regio, ook als daar goedkope woningen worden gebouwd. Goedkopere vrijkomende woningen in kleinere kernen onder de rook van de stad zijn nog wel een alternatief. Als deze trend zich doorzet, dan loopt het tekort in de steden volgens de provinciale Bevolkingsprognose 2013 op tot vroegnaoorlogse hoogten (10%).
Figuur 2: Bevolkingsgroei in Zuid-Holland per periode, naar leeftijd en herkomst. Onder West vallen mensen uit alle Europese landen (behalve Nederland), NoordAmerika, Japan en IndonesiĂŤ. Onder Overig Niet-West vallen alle andere landen, behalve de al onderscheiden
... maar: andere woonvoorkeuren: De woningbehoefte in Zuid-Holland zal nog sterk toenemen. Er komen tot 2050 nog 330.000 huishoudens bij en dat zijn andere huishoudens dan waar de grootschalige woningbouw op (Vinex-) uitleglocaties zich tot voor kort op richtte. De extra woningbehoefte komt dan vooral vanuit ouderen, alleenstaanden en allochtonen. De toename van het aantal eenpersoonshuishoudens zal zich op de woningmarkt laten voelen. Zij hebben andere woonvoorkeuren dan gezinnen en zijn bijvoorbeeld meer op het stadscentrum en de voorzieningen gericht. Dat levert bovendien andere woonvoorkeuren en financiĂŤle mogelijkheden op dan voorheen.
groepen als Turken/Marokkanen en Surinamers/ Antillianen. (bron: Provinciale Bevolkingsprognose, 2013)
Verschuiving van nieuwbouw naar verbouw en herstructurering Een belangrijke structuurverandering op de Zuid-Hollandse woningmarkt is de verschuiving van nieuwbouw naar verbouw. Naarmate het aantal huishoudens minder toeneemt en de extra woningvraag bovendien van kleine eenpersoonshuishoudens komt, maken investeringen in grootschalige uitleglocaties steeds meer plaats voor kleinschalige herstructurering van het bestaande vastgoed en van bestaande wijken. Daardoor stijgen de bouwkosten per woning fors, maar neemt waarschijnlijk ook de concurrentie op de bouwmarkt toe. (Economisch Instituut voor de Bouw, 2011) Nu vraaguitval, op termijn blijft woningvraag in Zuid-Holland stijgen Het woningtekort is sterk opgelopen in de steden omdat de markt er tot nu tot niet in is geslaagd om voldoende betaalbare woningen neer te zetten. Als dat niet lukt, blijft het grootste deel van de 16
(1) Vergrijzing betekent aanpassingsopgave: In de wetenschap dat veel ouderen in hun woning willen blijven wonen, ook bij een afnemende mobiliteit en stijgende zorgbehoefte, is de grootste opgave eerder een aanpassings- dan een nieuwbouwopgave. (2) Meer vraag naar wonen in stedelijk gebied: daarbinnen verschuiving vraag van stadsrand richting centrum. Verschuiving vraag woonmilieus: van groenstedelijk (ruim opgezette stadswijken) naar buiten-centrum (dichter bebouwde stadswijken). (3) Toename belang betaalbare kwaliteit: Kwaliteit wordt steeds belangrijker, maar dan gaat het om betaalbare kwaliteit van woning en woonmilieu. Volgens de provinciale Woningmarktverkenning (2013) is er in Zuid-Holland geen sprake van een verdwijnende middenklasse, wel van een structurele verkleining van de groep bovenmodaal. Er wordt een afname berekend van het aantal huishoudens in de hoogste inkomensklasse, wat vooral effect heeft op de verkoop van middeldure en dure koopwoningen. Een groot deel van de betaalbare woningen zal via nieuwbouw tot stand moeten komen. Dat komt niet alleen door de demografische
Terug naar inhoud
Deel 2: Doorwerking basistrends in Zuid-Holland
Trendpublicatie Zuid-Holland
ontwikkeling maar ook door vervanging, verkoop huurwoningen en huurliberalisatie. De laatste twee zorgen ervoor dat de ‘scheefheid’ (te goedkoop wonen door hogere inkomens) geleidelijk minder wordt. (PBL, 2013b)
Werken Werken volgt wonen en structurele daling behoefte Het principe van ‘werken volgt wonen’, dat werkgelegenheid zich vestigt op díe plaatsen waar een groot aanbod is aan arbeidspotentieel, geldt in Nederland eigenlijk alleen voor de Randstad. Vooral bij gemeenten in de Randstad leidt de aanleg van woningbouwlocaties tot extra werkgelegenheid. Het is vooral de verzorgende werkgelegenheid (overheid, scholen en detailhandel) die de bevolking volgt. (PBL 2008; PBL 2014) De geschetste trend dat de vraag naar kantoorruimte verder zal afnemen, ook als de crisis voorbij is, betekent voor Zuid-Holland dat vernieuwbouw (het renoveren van bestaande kantoren om ze weer up-to-date te brengen), herbestemming van kantoren naar andere functies als wonen en eventuele sloop van niet-rendabele kantoren een vlucht zullen nemen. Zuid-Holland heeft daarbij het voordeel dat er een trek naar de stad (met name Den Haag) blijft plaatsvinden en dat herbestemde kantoren een deel van de woningvraag kunnen opvangen. (Economisch Instituut voor de Bouw, 2010; CPB, 2012b) Vóór de crisis werd al duidelijk dat de vraag naar nieuw areaal bedrijventerrein in de meeste scenario’s en regio’s op termijn zou opdrogen, vanwege lagere werkgelegenheidsgroei en omdat als gevolg van de verdienstelijking van de economie bestaande bedrijfsgebouwen steeds meer een kantoorkarakter krijgen. Daarmee daalt de ruimtebehoefte per werknemer en neemt ook de voorkeur voor vestiging op een bedrijventerrein af. Het is de vraag of deze algemene constatering ook geldt voor Zuid-Holland. De Zuid-Hollandse economie is met het Haven-Industrieel Complex, de greenports en het logistiek/maritieme cluster sterk op export gericht. De cijfers die in ZuidHolland worden gehanteerd, laten het verdwijnen van de werkgelegenheidsgroei vooralsnog niet zien. (CPB, 2005; PBL, 2009; PBL, 2012f)
Hoewel de leegstand van het winkelvastgoed een stuk minder is (8 procent), neemt ook die toe; Nederland is ‘overbewinkeld’. Een toename van de vloeroppervlakte die veel groter is dan de omzet, kan op termijn niet houdbaar zijn. Ook op deze markt zijn op lange termijn trends zichtbaar die de behoefte aan winkelruimte na de crisis verder zullen doen dalen. Het toenemende internetwinkelen speelt hier ook een rol. Bij winkelruimte in de centra zal, net zoals bij kantoren, herbestemming en sloop een belangrijke rol gaan spelen. Het Zuid-Hollandse beeld wijkt grosso modo niet af van het landelijke beeld. Wel zien we een ontwikkeling dat sterke winkelcentra sterker worden en de winkelcentra waar minder loop ontstaat, steeds zwakker worden. (CBWMITEX, 2010; PBL & ASRE, 2013)
2.1.3 Thema Mobiliteit Economische, technologische en demografische ontwikkelingen werken door in de mobiliteit. Er zijn landelijke trends zoals de doorgaande mobiliteitsgroei en toenemende verschillen tussen stad en landelijk gebied, die relevant zijn voor Zuid-Holland. Innovaties zullen nieuwe kansen opleveren voor een betere benutting, een grotere verkeersveiligheid en afname van de milieubelasting. (KiM, 2013)
Ontwikkeling mobiliteit Landelijk gezien wordt in de scenario’s van de studie Welvaart en Leefomgeving (WLO) een gestage, doorgaande mobiliteitsgroei verwacht, afhankelijk van de economische groei (CPB, MNP & RPB, 2006). De groei van de binnenlandse mobiliteit van personen vlakt wel af sinds 2005. De oorzaken hiervan zijn nog niet duidelijk. Met de veranderingen in het gedrag van bewoners en bedrijven, veranderen ook hun mobiliteitsbehoeften – zowel in het personenverkeer als het goederenvervoer. Zo groeit landelijk het aantal mobiele 65-plussers en neemt het autogebruik onder jongeren af. Eén van de verklaringen hiervoor is de trek van jongvolwassenen naar de stad, waar vervolgens minder gereisd hoeft te worden voor voorzieningen en OV meer voor handen is. Mogelijk is er sprake van een natuurlijke grens van het autogebruik
Terug naar inhoud
17
Trendpublicatie Zuid-Holland
Deel 2: Doorwerking basistrends in Zuid-Holland
in de stad. De vraag is of dit een tijdelijke ontwikkeling is die weer verdwijnt wanneer de economie herstelt, of dat dit een trend is die zich doorzet. Andere verklaringen worden gezocht in het verzadigd raken van het autobezit door een lagere bevolkingsgroei of door de gestegen brandstofprijzen. De grote verschillen in autogebruik tussen regio’s, mannen en vrouwen en leeftijdsgroepen maken dergelijke voorspellingen nog erg onzeker. (PBL, 2013d) Over langere termijn bezien, groeit het goederenvervoer. Door de economische recessie is de trendmatige groei van het goederenvervoer afgevlakt. Sinds medio jaren ‘80 lag de trendmatige groei boven de 1,5 procent per jaar voor het vervoerd gewicht. Door de economische crisis daalden vanaf 2007 de langjarige groeicijfers tot 0,9 procent voor het vervoerd gewicht in 2012. De daling van de trendmatige groei is ondermeer toe te schrijven aan het feit dat voor het vijfde jaar op rij in 2012 het vervoerd gewicht in het goederenwegvervoer is gedaald. Naast de algemene daling in de binnenlandse bestedingen is deze daling voor een groot deel toe te schrijven aan de malaise in de bouw. Voor 2014 wordt een lichte economische groei verwacht met een positief effect op het goederenvervoer. De verwachting voor 2014 is een bescheiden groei van 1% in het te vervoeren volume over de weg, per spoor en per binnenvaart. Het havenbedrijf verwacht voor de langere termijn dat het containervervoer nog fors zal toenemen (zie ook 3.2). Dit heeft zijn weerslag op het goederenvervoer in Zuid-Holland. (KiM, 2012; KiM, 2013; PBL, 2013d) Verbinden in het netwerk Als dominante vervoerswijze blijft de auto belangrijk. De grootste congestieproblemen doen zich voor in de spitsuren rond de stedelijke agglomeraties. Omdat de Zuid-Hollandse stedelijke agglomeratie relatief beperkt is in omvang, is het voor het economisch functioneren van belang dat het is ingebed in nationale, Europese en wereldwijde netwerken. Dat vraagt om hoogwaardige interne en externe verbindingen tussen de centra van de regio’s met de centra van andere binnen- en buitenlandse regio’s (ook met Schiphol) (Rli, 2013).
18
Figuur 3: Forensenstromen sterk gericht op kerngemeenten in Grootstedelijke Agglomeraties. (bron: CPB, 2010a, p.28)
In landelijke gebieden speelt de auto verreweg de belangrijkste rol. Hier is het autobezit vergeleken met de stedelijke gebieden hoger en tot 2012 sterker stijgend. Als gevolg van demografische ontwikkelingen neemt het gebruik van openbaar vervoer in landelijke gebieden af. Dit vraagt om een betere afstemming tussen vraag en aanbod. (KiM, 2013; PBL, 2013d) Technologische ontwikkelingen Innovatie is nodig om een energietransitie bij mobiliteit van de grond te krijgen. ZuidHollandse universiteiten en kennisinstellingen zijn hierbij al actief. Voor mobiliteit liggen kansen bij waterstofgas (brandstofcel), groen gas en elektriciteit (uit duurzame bronnen). Elektriciteit is voor Zuid-Holland belangrijk omdat op termijn waarschijnlijk groene energie geïmporteerd moet gaan worden. Bij infrastructuur zal veel vernieuwing zich richten op verlenging van de levensduur en goedkopere aanleg en beheer van wegen. Zelf lokaal energie opwekken en gebruiken is daarbij een belangrijke ontwikkeling. (PBL & ECN, 2011; TNO, 2012; TNO, 2013)
Terug naar inhoud
Deel 2: Doorwerking basistrends in Zuid-Holland
Trendpublicatie Zuid-Holland
Ook bieden ontwikkelingen op het gebied van ‘open data’ kansen voor Zuid-Holland. Open data is een middel om mensen te informeren en te betrekken en daarbij vooral de ruimte te geven om zelf diensten en producten te ontwikkelen met deze data. Bij open data stellen overheden bijvoorbeeld publieke informatie gratis ter beschikking aan ontwikkelaars. Zuid-Holland kan daar met haar eigen data een bijdrage aan leveren. Door deze open bronnen kunnen private partijen zelf op zoek gaan naar oplossingen op maat, voor bijvoorbeeld reisproblemen en transportproblemen. Concreet voorbeeld vanuit Zuid-Holland is dat open data één van de voorwaarden is bij de concessieverlening openbaar vervoer. Daarbij is een trend om de problematiek van de laatste kilometers aan te pakken. Als het hoofdwegennet en het hoofdnet van het openbaar vervoer op orde is, blijken er nog heel wat problemen te zijn om van de stadsrand (per auto) of vanaf het station (met natransport) de bestemming in stedelijk gebied te bereiken. (TNO, 2013, Vakblad Verkeerskunde, 2013) Op het gebied van verkeersveiligheid is de verwachting dat, als er nog veiligheidswinst te behalen is, deze zal komen uit ontwikkelingen aan voertuigen en de interactie met de weggebruiker. Het veiliger maken van provinciale wegen zal steeds duurder worden ten opzichte van de mogelijkheden die autotechnologie nog te bieden heeft. Dat komt doordat er in Zuid-Holland geen black spots meer zijn en de dichtheid van ongevallen per kilometer verder afneemt. Het is mogelijk dat automatische voertuiggeleiding en- besturing in de komende decennia een grote vlucht gaan nemen. Automatisch afstand houden, automatische snelheidsbegrenzing en stuurcorrectie zijn daar in veel literatuur geschetste toekomstbeelden. (National Intelligence Council, 2012; Vakblad Verkeerskunde, 2013; Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid, 2010)
2.1.4 Thema Fysieke leefomgeving en milieu Een belangrijke trend is dat mensen in toenemende mate gaan wonen waar de kwaliteit van de leefomgeving hoog is. Milieuaspecten zoals schadelijke stoffen zijn daarbij van groot belang. De druk op ruimte en milieu is groot in stedelijke gebieden. Leefbaarheid, bedrijvigheid, mobiliteit, veiligheid en biodiversiteit strijden, vooral in de Randstad, om de schaarser wordende ruimte. (Strategieberaad Rijksbreed, 2013)
Europese emissienormen bepalen de ontwikkelruimte Wettelijke milieueisen voor lucht, geluid en externe veiligheid komen steeds meer vanuit de Europese Unie en worden strenger en uitgebreider. Zuid-Holland loopt nu al tegen de grenswaarden van de huidige normen aan. Dit kan gevolgen hebben voor de mogelijkheden van ruimtelijke ontwikkeling in Zuid-Holland. De verwachting is dat op basis van vastgesteld en aangekondigd beleid in 2020 de luchtkwaliteitsknelpunten opgelost zijn, ook in de Zuid-Hollandse grote steden. Volgens de berekeningen met het huidige beleid zijn er in 2015 in de grote steden Rotterdam en Den Haag nog een beperkt aantal punten langs wegen met een overschrijding van de grenswaarde van stikstofdioxide. Deze laatste overschrijdingen moeten nog met nieuwe maatregelen worden opgelost. Voor alle andere schadelijke stoffen in de lucht, zoals fijnstof (PM10 en PM2,5), zwaveldioxide en ozon zijn er naar verwachting in de toekomst geen overschrijdingen meer van de huidige grenswaarden. Ook voor deze stoffen verandert de milieukwaliteit geleidelijk, door toenemend bronbeleid. De luchtkwaliteit verbetert naar verwachting tot 2020 nog aanzienlijk. (RIVM, 2013)
Terug naar inhoud
19
Trendpublicatie Zuid-Holland
Deel 2: Doorwerking basistrends in Zuid-Holland
Figuur 4: Verandering in de grootschalige stikstofdepositie. (bron: PBL & RIVM, 2010, p.19) De grootste veranderingen in stikstofdepositie van 2010 tot en met 2030 vinden plaats in de buurt van snelwegen als gevolg van reducties in NOx-emissies van verkeer en in gebieden met intensieve landbouw door reducties in NH3-emissies. Verder is er een daling in de
Zuinig omgaan met schaarse natuurlijke bronnen Zuid-Holland staat voor een transitie naar een groenere economie: minder grondstof-intensief en minder afhankelijk zijn van schaarse en dus dure materialen. Vooroplopende bedrijven zetten in op ‘resource efficiency’ om concurrerend te kunnen blijven. Inzetten op eco-efficiëntie van productie- en consumptieprocessen, schept kansen voor Nederlandse burgers en bedrijven. Hiervoor is innovatie nodig. In Nederland heeft vooral Zuid-Holland (de Zuidvleugel van de Randstad) een sterke clustering van cleantech-bedrijvigheid die de vruchten kunnen plukken van de potenties van deze internationaal sterk groeiende markt. Wel geldt dat Nederlandse regio’s en zo ook Zuid-Holland in vergelijking met hun belangrijkste concurrenten, fors achterblijven in hun innovatiesucces op het gebied van duurzame producten en productieprocessen. (PBL, 2013e; PBL, 2014).
stikstofdepositie in heel Nederland door lagere emissies bij verkeer en industrie in het buitenland.
De verwachting is dat voor alle vervoerswijzen de klimaatemissies (zoals de uitstoot van CO2) afnemen. De emissies van elektrische voertuigen nemen relatief het sterkst af dankzij verbetering in zowel de voertuigen als in de elektriciteitsopwekking. De luchtvervuilende emissies (zoals de uitstoot van fijnstof) nemen relatief het sterkst af bij de voertuigen op fossiele brandstoffen waaraan Europese regelgeving voor nieuwe voertuigen steeds strengere normen stelt. De nog vast te stellen Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) moet er voor zorgen dat de huidige daling van stikstofdepositie de komende decennia doorzet. Hiervoor heeft de staatssecretaris van Economische Zaken afspraken met de landbouwsector gemaakt over aanvullende stikstof reducerende maatregelen. Tussen 2020 en 2030 neemt de stikstof-uitstoot van het verkeer af, omdat de Europese verordeningen nog effect hebben en geleidelijk meer auto’s schoner zullen worden. De uitstoot van de industrie, energiecentrales en raffinaderijen neemt echter weer toe als bronmaatregelen uitblijven en de economie weer groeit. Dit geldt dan ook voor de industrie rond de Rotterdamse Haven en kan hiermee een impact hebben op de ontwikkelruimte voor nieuwe activiteiten. (RIVM, 2013; CE Delft, 2014) 20
2.1.5 Thema Energie Europa zal op het wereldtoneel een minder belangrijke positie krijgen als het gaat om het verwerven van voldoende energiebronnen. Voor Europa is het noodzakelijk om in te zetten op onafhankelijkheid, door besparing (European Energy Efficiency Directive). Hierbij hebben hernieuwbare bronnen een belangrijke rol. (International Energy Agency, 2013). Zuid-Holland zal bijdragen aan de Europese doelstelling om in Nederland in 2020 een aandeel van 14% duurzame energie te hebben.
Naar een energie efficiënte economie In Zuid-Holland bevindt zich een concentratie van energie-intensieve industrie en een concentratie van bevolking. De belangrijkste gebruikers van energie in Zuid-Holland zijn de mainport, greenport en de bebouwde omgeving (steden). De grootste mogelijkheden voor het vergroten van efficiency liggen bij enerzijds het besparen in de industrie en de gebouwde omgeving en anderzijds het gebruik van rest- en aardwarmte. De combinatie van een hoog potentieel warmteaanbod (restwarmte industrie, aardwarmte) en een hoge warmtevraag (stedelijk gebied, glastuinbouw) biedt goede mogelijkheden om op termijn te besparen op de
Terug naar inhoud
Deel 2: Doorwerking basistrends in Zuid-Holland
Trendpublicatie Zuid-Holland
inzet van aardgas voor verwarmingsdoeleinden en daarmee de energie-afhankelijkheid te verkleinen. Ook draagt energiebesparing bij aan het verbeteren van de luchtkwaliteit. Hiermee kan voorkomen worden dat de hoge stikstofgehalten (NOx) in Zuid-Holland de ontwikkeling van bouwlocaties of de uitbreiding van bedrijven in de weg staan. Gezien de ligging aan zee is wind op land voor ZuidHolland een kansrijke optie voor het vergroten van het aandeel hernieuwbare energie op de termijn van 10 tot 20 jaar (wat vooral ruimtelijke taken met zich meebrengt). Gegeven het huidige groeitempo, het aandeel is de afgelopen twee jaar een verviervoudiging, kan op langere termijn de inzet van zonne-energie een grote vlucht nemen. (Netbeheer Nederland, 2013) Wijziging energiemix vraagt om aanpassing energie infrastructuur Elektriciteit zal een belangrijker aandeel krijgen in de energievoorziening van Zuid-Holland. Gezien deze ontwikkeling ligt het in de verwachting dat energie-opslag en de omzetting van elektriciteit naar andere energiedragers (gas en vloeibare brandstoffen) groeisectoren worden. Hier liggen kansen voor innovatie en de Zuid-Hollandse economie. (The Shell Scenario Team, 2013) Het gebruik van (rest)stromen biomassa en afval biedt mogelijkheden om efficiĂŤnter om te gaan met schaarser wordende fossiele grondstoffen en delfstoffen (biobased, circular economy). De toepassingen van biomassastromen zullen steeds hoogwaardiger worden. Dit biedt voor Zuid-
Holland kansen vanwege de combinatie van haven voor de import, een groot chemie- en agrocomplex en de aanwezigheid van kennisinstellingen. De overblijvende reststromen worden ingezet voor de energieproductie en als biobrandstoffen. Biobrandstoffen kunnen in de vorm van groen gas bijdragen aan de vergroening van het aardgasnet en het rijden op aardgas. In de vorm van bioLNG (Liquefied Natural Gas) of bioCNG (Compressed Natural Gas) kan biogas worden ingezet als motorbrandstof bij zware transportmiddelen. Biobrandstoffen in de vorm van groen gas dragen zowel bij aan de verbetering van de luchtkwaliteit als aan de vermindering van de CO2-uitstoot. (TNO & CE Delft, 2012; LEI Wageningen UR, 2012b) Meer ruimte voor energie De energietransitie vraagt meer en meer van de in Zuid-Holland schaarse ruimte in zowel boven- als ondergrond, omdat duurzame energie een groter ruimtebeslag heeft dan conventionele energie. De kostprijs van hernieuwbare energiebronnen, met name wind en zon, zal de komende periode verder dalen. Daardoor wordt het economisch aantrekkelijker om te investeren in windparken en grootschalige zonnestroom installaties, wat zorgt voor druk op de schaarse ruimte. Ook het ontwikkelen van energieneutrale woningen, de introductie van elektrisch vervoer en het gebruik van aardwarmte en restwarmte zal, zij het beperktere, ruimtelijke effecten hebben. (PBL, 2014b; The Shell Scenario Team, 2013; Provincie Zuid-Holland, 2013
Figuur 5: Het ruimtebeslag van de verschillende duurzame energiebronnen afgezet tegen biomassa
wind op land
WKO
aardwarmte
wind op zee
zon
restwarmte
Terug naar inhoud
de oppervlakte van Zuid-Holland. (bron: Provincie Zuid-Holland, 2013, p.12)
21
Trendpublicatie Zuid-Holland
Deel 2: Doorwerking basistrends in Zuid-Holland
PBL 2012a; PBL & CPB, 2013; Deltaprogramma, 2012; Deltaprogramma, 2014; IPCC, 2013)
2.1.6 Thema Water Ontwikkelingen in het klimaat, zeespiegelstijging, bodemdaling en menselijke activiteiten hebben een belangrijke invloed op de waterkwaliteit en - veiligheid van Zuid-Holland.
Zoetwater In Zuid-Holland is er momenteel een continue aanvoer van zoetwater via de grote rivieren, waarmee Zuid-Holland nationaal en internationaal momenteel een gunstige uitgangssituatie heeft. Zoetwater wordt ingelaten voor diverse functies, zoals het nat houden van veenkades, landbouw, glastuinbouw, procesindustrie, drinkwatervoorziening en natuur. Klimaatverandering en bodemdaling kunnen leiden tot verzilting en daarmee tot een verminderde beschikbaarheid van zoetwater in Zuid-Holland. De komende jaren kunnen ingrepen in het watersysteem in Zuid-Holland, zoals de verdieping van de Nieuwe Waterweg en/of het weer zout maken van het Volkerak-Zoommeer, eveneens van invloed zijn op verzilting. De gevolgen van verzilting verschillen per functie. Met name de procesindustrie in de Rijnmond en de glastuinbouw in het Westland zijn kritische gebruikers van zoet water, een klein snufje zout leidt hier al tot schade. De ontwikkeling van verzilting in Zuid-Holland vraagt om keuzes in toekomstige maatregelen, zoals een verbeterde toevoer van zoetwater of verschuiving naar gebruiksfuncties die minder afhankelijk zijn van zoetwater. Het is van belang de aanvoer van zoetwater in Zuid-Holland meer robuust te maken, zodat deze bestand is tegen de invloed van klimaatverandering en ingrepen in het watersysteem. Maatregelen om de aanvoer naar de procesindustrie en West-Nederland meer robuust te maken, zijn onderdeel van het Deltaprogramma. Net als het opstellen van een voorzieningenniveau, dat duidelijkheid biedt over wat gebruikers kunnen verwachten van de regionale overheden ten aanzien van de beschikbaarheid van zoetwater. De gebruikers kunnen hun investeringen daarop afstemmen. Anticiperend op een hoger zoutgehalte wordt er in de glastuinbouw geĂŻnvesteerd in zelfvoorzienendheid, maar ook andere sectoren investeren in waterbesparing of in transitie naar lagere zoutgevoeligheid. (Royal Haskoning, 2011; 22
Waterveiligheid Door de klimaatverandering zullen de waterstanden in Zuid-Holland hoger worden. Hogere waterstanden geven een groter risico op meer schade en slachtoffers wanneer er overstromingen plaatsvinden. Langs de kust is de veiligheid op orde en zal dat de komende decennia vermoedelijk ook blijven. De risico’s voor overstromingen zitten de komende tijd met name in het rivierengebied (gebieden langs de Lek, Hollandsche IJssel, Waal, Merwede en Oude Maas). In die gebieden komen nieuwe vraagstukken op Zuid-Holland af, zoals toekomstige dijkversterkingen langs de grote rivieren en waterrobuust bouwen in risicogebieden. Waar de ruimte langs de rivier beperkt is, zijn innovatieve oplossingen nodig. Stedelijke gebieden zullen tijdens extremere neerslagpieken meer waterafvoer te verwerken krijgen. Bij de inrichting van stedelijke gebieden is ontwikkeling van meervoudig ruimtegebruik nodig om tijdelijke waterberging en grotere afvoercapaciteit mogelijk te maken. (Deltaprogramma | Kust, 2013; Deltaprogramma, 2012; Deltaprogramma, 2014)
Terug naar inhoud
Deel 2: Doorwerking basistrends in Zuid-Holland
Trendpublicatie Zuid-Holland
2.1.7 Thema Natuur en landschap In het dichtbevolkte Zuid-Holland is natuur een schaars goed. Niet alleen de hoeveelheid, maar ook de kwaliteit van de natuur, waaronder biodiversiteit, en het landschap is een blijvend aandachtspunt. Verzuring, vermesting, versnippering, verdroging en klimaatverandering bedreigen de levensgemeenschappen van planten en dieren. De landbouw is de grootste ruimtegebruiker op het platteland en daarmee een belangrijke beheerder van het Nederlandse en zeker ook het Zuid-Hollandse landschap.
Biodiversiteit onder druk De biodiversiteit neemt verder af, zowel op mondiaal en Europees en nationaal niveau. Door de grote bevolkingsdichtheid, concentratie van industrieën, intensieve landbouw en de grote verkeersdichtheid vormt stikstofdepositie in Nederland en specifiek ook in Zuid-Holland een groter probleem dan in veel andere Europese regio’s. De biodiversiteit in Zuid-Holland wordt op veel plaatsen negatief beïnvloed door een hoge depositie (het neerslaan op een oppervlakte) van stikstof (N). De ontwikkelruimte voor de landbouw wordt hierdoor beperkt. Ook de klimaatverandering is één van de factoren waardoor de biodiversiteit onder druk staat. Ter bescherming van belangrijke flora en fauna en om verlies aan biodiversiteit tegen te gaan, zijn op Europees niveau biodiversiteitsdoelen geformuleerd. In Nederland wordt een Nationaal Natuurnetwerk gecreëerd (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur), waaronder de Natura 2000-gebieden zijn aangewezen onder de Vogelrichtlijn en aangemeld onder de Habitatrichtlijn. In Zuid-Holland is met name de instandhouding van weidevogels van belang, onder andere in de landbouwgebieden zoals het Veenweidegebied. Het is voor Zuid-Holland een hele grote opgave om de achteruitgang van de biodiversiteit met deze maatregelen tegen te houden (stand still situatie). (PBL & RIVM, 2010; PBL, 2012a; RIVM, 2013) Landschap en landbouw In de landbouw in Zuid-Holland zal de komende jaren sprake blijven van een productiviteitsstijging
zowel in de akkerbouw als in de melkveehouderij. Gezond voedsel vanuit de directe omgeving van de consument kan een ontwikkeling zijn die zich voortzet. De akkerbouwbedrijven en de melkveehouderijbedrijven hebben een tendens naar schaalvergroting en verduurzaming (sluiten van kringlopen en minder uitstoot) om internationaal concurrerend te blijven. Een risico is dat de achteruitgang van biodiversiteit in het landelijk gebied doorzet en de kwaliteit van het landschap verder onder druk komt te staan. Rondom de stad zal de invulling van landbouw steeds meer verbreed worden naar functiemenging met recreatie, erfgoed, energie en zorg. Dit verhoogt de kwaliteit van de leefomgeving en de rentabiliteit van het landschap. De opgave voor Zuid-Holland is om de ontwikkeling van de landbouw gepaard te laten gaan met verduurzaming en de kwaliteit van het landschap in stand te houden waardoor de inwoners een betere kwaliteit van de leefomgeving krijgen. (WRR, 2013; Arcadis, 2014; PBL, 2013d; Rli, 2012d) Divers aanbod van recreatie Nederlanders hechten sterk aan hun vrije tijd en besteden deze graag buitenshuis. Fietsen, wandelen en sporten in het groen en landschap blijven belangrijke activiteiten. De relatie met gezondheid zal belangrijker worden. ZuidHolland heeft wat betreft recreatie een kansrijke uitgangspositie omdat er een aanbod is van verschillende vormen van recreatie, zoals; het Groene Hart, de Limes, de ligging aan de kust en de vele molens. Verbindingen tussen recreatiegebieden, zoals de Waterdriehoek tussen Dordrecht, Kinderdijk en de Biesbosch, maken dat de recreatiegebieden niet meer op zichzelf staan, maar elkaar versterken. De Waterbus die momenteel Rotterdam, Kinderdijk, Dordrecht en Biesbosch vaart, sluit aan bij die verbinding en versterkt tegelijkertijd de beleving van het gebied. De beleving in de vrijetijdsbesteding zal steeds meer centraal staan en biedt kansen voor combinaties van recreatie op het water, in het groen en bij het erfgoed. Private initatieven kunnen de beleving en de bescherming van een plek of momument versterken door (co) financiering. Door slimme koppelingen en een terugtredende overheid zal er meer ruimte komen voor samenwerking met private partijen. (SCP, 2013; PBL & CPB, 2013)
Terug naar inhoud
23
Trendpublicatie Zuid-Holland
Deel 2: Doorwerking basistrends in Zuid-Holland
2.2 Specifieke gebiedstypen binnen Zuid-Holland 2.2.1 G ebiedstype: Stedelijk netwerk Gedreven door de wereldwijde opmars van de kenniseconomie, waarin menselijk kapitaal en kennis de essentiÍle productiefactoren zijn geworden, hebben de steden in de afgelopen decennia een enorme opleving ondergaan. Steeds meer onderzoeken en beleidsstudies wijzen uit dat daarbij niet alleen de grootste metropolen (naar internationale maatstaven kent Europa er slechts twee: London en Parijs), maar ook meerkernige stedelijke regio’s, met onderling en internationaal functioneel goed verweven middelgrote steden, de beste plaatsen voor economische groei zijn. In dergelijke regio’s is de wisselwerking tussen regionale en internationale netwerkvorming optimaal, en zijn negatieve agglomeratie-effecten zoals congestie, hogere huizen- en grondprijzen en milieuhinder nog relatief klein. (OECD, 2009; Rli, 2014)
Groei bevolking en huishoudens in steden Voor de mensen zijn de bereikbaarheid van banen, onderwijs en voorzieningen belangrijke factoren om zich te vestigen. In Nederland lijkt de urbanisatie de komende decennia door te gaan. Naast de algemene
24
trek naar de (30) grootste steden in Nederland is de trek naar de drie stedelijke agglomeraties (noordelijke en zuidelijke Randstad en Brainport Brabant) in Nederland bijzonder sterk (CBS, 2014). Beide bewegingen leiden tot bevolkingsgroei in het stedelijk netwerk van de zuidelijke Randstad. In en rond de grote- en studentensteden in ZuidHolland blijft het aantal inwoners en huishoudens sterk toenemen. Juist Den Haag combineert veel facetten; naast studenten trekken ook veel expats en allochtonen er naartoe. Veel jongeren verhuizen naar de grote steden en studentensteden, met zelfstandig wonen en studie als belangrijke motieven. (Strategieberaad Rijksbreed, 2011) De vraag naar openbaar vervoer groeit volgens het Kennisinstituut Mobiliteit mee met de bevolking en met de economie. Het gebruik is het meest intensief op de verbindingen tussen, binnen en naar de grotere steden, zoals het Zuid-Hollandse R-net. Een verdere concentratie van economie en bevolking in de Zuid-Hollandse steden stimuleert dus een toename van het openbaar vervoer. (KiM, 2013) Mensen kiezen een woonstad die ze aantrekkelijk vinden Mensen kiezen veelal voor veilige steden, met veel historie en stedelijke voorzieningen. Daarbij geldt dat steden met een groot en gevarieerd aanbod aan cultuur grote aantrekkingskracht
Terug naar inhoud
Deel 2: Doorwerking basistrends in Zuid-Holland
Trendpublicatie Zuid-Holland
hebben op hogeropgeleiden en mensen uit hogere inkomensgroepen. Opvallend is dat juist die steden het economisch beter doen. Met andere woorden: waar hoogopgeleide werknemers graag willen wonen, groeien bedrijven en vestigen zich nieuwe bedrijven. (PBL, 2014a) Bedrijven kiezen voor concurrerende regio’s Sterke stedelijke agglomeraties en cruciale verbindingen bepalen de concurrentiekracht. De informatiedichtheid is groter, zoekkosten (voor geschikt personeel of toeleveranciers) zijn lager, en er is een grotere kans op kennis spillovers. Deze agglomeratievoordelen die buiten het individuele bedrijf om worden bepaald zijn groter in steden. Overzichten van empirische studies op dit terrein wijzen uit dat in steden de groei in productiviteit of werkgelegenheid vijf tot acht procent hoger is dan erbuiten. (Grondprijzen hangen sterk samen met de kwaliteit van de omgeving, de bereikbaarheid van banen en nabijheid van publieke voorzieningen. (CPB, 2010a; Provincie Zuid-Holland, 2012a)) Het belang van agglomeratiekracht, maar ook het denken in hoe nabijgelegen steden en agglomeraties elkaar kunnen versterken is een belangrijke trend. Daarvoor moeten de verbindingen wel heel goed zijn. Hoe sneller de
verplaatsing van de ene naar de andere stad, hoe makkelijker het is om van elkaars kwaliteiten (in dit geval agglomeratievoordelen) te profiteren. Dit verwijst naar de situatie dat nabijgelegen en goed met elkaar verbonden steden één stedelijk functioneel geheel vormen en gezamenlijk één hoog niveau aan voorzieningen huisvesten. (Provincie Zuid-Holland 2012a; OECD, 2014a; PBL, 2014a; Rli, 2014)
2.2.2 Gebiedstype: Haven Rotterdam De meest bepalende factoren voor de haven van Rotterdam zijn de ontwikkeling van de economische groei, de omvang van de wereldhandel, de olieprijs en het milieubeleid. Deze factoren bepalen in grote mate de inrichting en concurrentiepositie van de haven. (Havenbedrijf Rotterdam, 2011)
Goederenstromen en positie petrochemische industrie Het Havenbedrijf verwacht dat het containervervoer in alle gevallen nog fors zal toenemen, vooral door te profiteren van het feit dat de Tweede
Figuur 6: Bijdrage van de bereikbaarheid van banen aan de grondwaarde (links: auto en rechts: OV). (Bron: CPB, 2010a, p.69 en 70) Terug naar inhoud
25
Trendpublicatie Zuid-Holland
Deel 2: Doorwerking basistrends in Zuid-Holland
Maasvlakte de intercontinentale toestroom van steeds grotere carriers goed kan opvangen. Daarbij komt dat de Noordpool naar verwachting vanaf 2020 voor een deel van de zomer ijsvrij is. De kortste vaarroute tussen Europa en Azië loopt dan niet meer via het Suezkanaal, zodat grotere schepen kunnen worden ingezet. (Havenbedrijf Rotterdam, 2011; DNV, 2011; PBL & CPB, 2013) TU Delft (2012) schetst met een scenariostudie het mogelijke verloop van de goederenstromen via de Rotterdamse haven. Bij een scenario met hoge groei nemen de overslagvolumes in de zeehavens sterk toe. De petrochemische industrie blijft dan een belangrijke pijler voor het Rotterdamse havengebied. Doordat de zware industrie in Europa blijft gevestigd, blijft de aanvoer van bulkgoederen een belangrijke rol spelen. Bovendien worden er steeds meer kolen geïmporteerd. Daarnaast brengt de economische groei meer containervervoer met zich. Bij een scenario met lage groei, nemen de overslagvolumes in de zeehavens tot 2050 toe, maar treedt daarna krimp op. De petrochemische industrie gaat dan over op LNG als grondstof en later op de duurzame productie van biobrandstoffen en bioplastics. Rotterdam ontwikkelt zich tot een regionale gasrotonde en een Biobased economisch cluster. Dit brengt de aanvoer van een groter aantal kleinere volumes met zich mee. Het aandeel bulkgoederen in het transport neemt af. Door de beperkte groei van het diepzeecontainervervoer, de goede bereikbaarheid van de zeehavens en de efficiënte en duurzame achterlandverbindingen weet Rotterdam zijn positie binnen de regio Le Havre–Hamburg te versterken. (PBL & CPB, 2013)
Binnenvaart Steeds meer transportladingen kunnen per schip worden vervoerd, mede door de toenemende containerisatie. Ook de tijdgevoelige lading van versproducten komen in aanmerking voor scheepvaarttransport. De mogelijkheid om gebruik te maken van meerdere transportmodaliteiten zorgt ervoor dat Zuid-Holland en de Rotterdamse haven de concurrentiepositie in het aantrekken en doorvoeren van logistieke stromen en handel kunnen verstevigen. Onderdeel van de Havenvisie 2030 van het Havenbedrijf Rotterdam en convenantspartners zijn de modal shift afspraken, waarbij vervoer over weg deels vervangen wordt door vervoer over water. De binnenvaart heeft hier een belangrijke rol. Een groot deel van de Europese binnenvaartvloot is in Zuid-Holland gevestigd en heeft haar vrachtverkeer gekoppeld aan de Rotterdamse haven.(Havenbedrijf Rotterdam, 2011) De binnenvaartsector is een omvangrijke doelgroep waarmee de milieubelasting op de leefomgeving kan worden verminderd. Het Europees beleid en toenemende milieuregelgeving stimuleren de binnenvaartsector om te investeren in schoner transport. Zo wordt gewerkt aan het tegengaan van het ontgassen van schepen in de open lucht, en aan het gebruik van minder milieubelastende aandrijvingstechnieken en brandstoffen zoals LNG. Dit betekent in de nabije toekomst een verbetering van de leefomgevingskwaliteit die -door de omvang van de binnenvaartsector- vooral in Zuid-Holland merkbaar is. Bij sterke effecten van klimaatverandering kan de binnenvaart over enkele decennia in de zomer te maken krijgen met een vrijwel onbevaarbare Rijn, Waal en Gelderse IJssel. In het winterseizoen kan de combinatie van veel bovenwater met een sterke opstuwing van het waterniveau op zee eveneens problemen opleveren voor de bereikbaarheid van de zeehavens.(TU Delft, 2012; PBL & CPB, 2013) Dit kan negatieve gevolgen hebben op de binnenvaartsector, doordat deze situatie voor een economisch risico zorgt. Daarnaast heeft het negatieve effecten op de modal shift, waardoor een groter beslag van het goederenvervoer op de ZuidHollandse wegen ontstaat. Oog voor stad & leefomgeving De haven genereert opbrengsten maar legt ook een
26
Terug naar inhoud
Deel 2: Doorwerking basistrends in Zuid-Holland
Trendpublicatie Zuid-Holland
druk op de omliggende omgeving. Bij een verdere groei van de haven slaan de negatieve gevolgen van die groei veelal neer in de directe omgeving. Dat zal leiden tot een toename van strengere milieuregelgeving. Er zijn nieuwe manieren nodig om de groei-ambities van de haven binnen de huidige grenzen op te kunnen vangen. EĂŠn van die manieren wordt zichtbaar in de binnenvaart, die sterk geclusterd is rond de Drechtsteden. De sector maakt meer en meer gebruik van LNG als alternatieve en schonere brandstof. Dat leidt tot de ontwikkeling van een LNG- infrastructuur en passende wet- en regelgeving. (OECD, 2013; Havenbedrijf Rotterdam, 2013)
zijn gunstige gasinfrastructuur. Hernieuwbare energiebronnen zijn een groeimarkt, wat ook voor de doorvoer van droge biomassa kansen voor ZuidHolland biedt. Toename van LNG-gebruik kan er toe leiden dat het vervoer van gevaarlijke stoffen fors toeneemt en het groepsrisico voor het vervoer van gevaarlijke stoffen op bepaalde locaties vergroten. (PwC, 2013)
2.2.3 Gebiedstype: Greenports Van een landbouw samenleving is ons land vandaag de dag een hoogontwikkelde kennissamenleving geworden. Daarbinnen vormen tuinbouwbedrijven samen de greenports, een toonaangevend agroindustrieel cluster. De inrichting en karakter van de greenports worden de komende decennia in belangrijke mate bepaald door een aantal grote maatschappelijke ontwikkelingen, zoals wereldwijde bevolkingstoename en veranderende vraag naar voedsel onder invloed van stijgende welvaart in verschillende delen van de wereld.
Energie en vervoer gevaarlijke stoffen De stijgende welvaart in AziĂŤ en de stijging van de wereldbevolking zorgen voor een verdubbeling van de vraag naar energie in de komende decennia. Om aan die vraag te kunnen voldoen zal het wereldwijde energiesysteem sterk veranderen, wat ook relevant is voor Zuid-Holland. Het aanbod wordt diverser en de concurrentie om de goedkoopste bronnen wordt sterker. Energieefficiency wordt door deze ontwikkeling steeds meer noodzakelijk. (The Shell Scenario Team, 2013)
Schaalvergroting en toegevoegde waarde strategie Al sinds decennia neemt het aantal greenportbedrijven in Zuid-Holland af en de bedrijfsomvang van de overgebleven bedrijven toe. Voor de greenports in Zuid-Holland heeft deze ontwikkeling
De rol van aardgas wordt wereldwijd belangrijker en er zal meer aardgas in vloeibare vorm (LNG) worden verhandeld. Dit biedt groeikansen voor Nederland en de Zuid-Hollandse haven met
6,000
6,000
5,000
5,000
4,000
4,000
3,000
3,000
2,000
2,000
1,000 0
Aantal bedrijven
1,000
Hectares
0
Hectares
Aantal bedrijven
Ontwikkeling aantal bedrijven en hectares in gebruik
Hectares per bedrijf
Hectares per bedrijf
2.0
1.5
1.0
0.5
0.0 2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
Figuur 7: Ontwikkeling glastuinbouwbedrijven Zuid-Holland 1998-2012: aantal bedrijven en gemiddelde bedrijfsgrootte. (bron: Glasmonitor, 2012) Terug naar inhoud
27
Trendpublicatie Zuid-Holland
Deel 2: Doorwerking basistrends in Zuid-Holland
grote gevolgen. De druk op de aanwezige ruimte blijft. Er zijn niet zozeer meer teelthectaren nodig, maar veeleer de beschikbaarheid van grotere kavels. Dat vraagt om herstructurering van het verouderd teeltareaal, inzet op functiecombinaties en meervoudig ruimtegebruik. Verder zal de jaarlijkse productiviteitsgroei in de primaire productie van 2% doorzetten. Een hogere productiviteit leidt tot toenemende druk op het mobiliteitssysteem in het Westland-Oostland, maar ook in de Greenport Bollen, Aalsmeer en in Boskoop. Het vervoer van versproducten vindt meer en meer plaats via containers, waardoor de haven van Rotterdam belangrijker wordt voor de greenports. Toch zal het wegvervoer het transport in de versketens blijven domineren. (Buck Consultants International e.a., 2013) Het proces van schaalvergroting kent, zeker in Zuid-Holland, grenzen. Er is steeds meer vraag naar niche-producten. Dat biedt kansen voor een ander verdienmodel. Een omslag van een kostprijsstrategie naar een toegevoegde waarde strategie. Dat kan door verbinding te leggen op thema’s als gezondheid, duurzaamheid, smaak, gemak en identiteit. Dat biedt kansen op het ontstaan van nieuwe productmarkt combinaties zoals de medicinale toepassing van inhoudsstoffen uit bloembollen. (Rli, 2013; LEI Wageningen UR, 2011) Licence to produce Wellicht de grootste opgave voor de greenport vormt de license to produce: sociale, economische en ecologische voorwaarden noodzaken de sector te verduurzamen. Een ontwikkeling die wordt versterkt door de toenemende maatschappelijke eisen die aan de sector worden gesteld wat betreft milieu, voedselveiligheid, kwaliteit en herkomst. Energie- en waterschaarste leidt tot energie- en water efficiency maatregelen en inzet op een energiezuinige, circulaire en biobased productie. Dat biedt kansen voor het ontstaan van nieuwe (gesloten) waardeketens uit reststromen (biobased economy, circulaire economie). (Wageningen UR, 2011; Rli, 2013; LEI Wageningen UR, 2011) Technologie en samenwerking met andere sectoren De ontwikkelingen in de greenports worden in belangrijke mate bepaald door toepassing van technologie en wetenschappelijke kennis in het 28
productieketen. Met de schaalvergroting neemt de toepassing van technologie en kennis evenredig toe. Het high tech karakter van de sector wordt verder versterkt. Vooral robotisering en biotechnologie bieden kansen. De kennisintensivering leidt tot veranderingen in ketens en nieuwe koppelingen tussen agrarische en andere sectoren (ICT, Hightech systems, creatieve sector). Er tekenen zich nieuwe samenwerkingsverbanden af binnen ketens, tussen sectoren en in de regio. De voortgaande ontwikkelingen leggen een druk op het onderwijssysteem. De vraag naar hogeropgeleiden en specialisten neemt toe. (Rli, 2013; LEI Wageningen UR, 2011)
2.2.4 Gebiedstype: Dorpen, landelijk gebied Veel van de veranderingen die nu van invloed zijn op de leefsituatie van de bewoners in het landelijk gebied van Zuid-Holland zijn al in het verleden ingezet. Denk aan de vergrijzing en ontgroening, de toegenomen automobiliteit, afname van het gebruik van het openbaar vervoer, de verstedelijking en de schaalvergroting van de landbouw en voorzieningen. Van recentere datum is het anticiperen op een structurele bevolkingsdaling in delen van Zuid-Holland.
Schaalvergroting van landbouw en landschap De liberalisatie van de markt voor landbouwproducten heeft tot gevolg dat de schaal van landbouwbedrijven moet toenemen om de concurrentie het hoofd te bieden. Het landschap krijgt een eenzijdiger op landbouw gerichte structuur: de kapitaalintensieve Nederlandse bedrijven krijgen nog meer een industrieel karakter en ook de schaal van het agrarisch landschap in Zuid-Holland neemt toe. Door de schaalvergroting komt de biodiversiteit in dit gebied verder onder druk door de emissies in water, bodem en lucht die met deze schaalvergroting gepaard gaan. De grote investeringen in kapitaal die nodig zijn en de hoge kosten van energie en nieuwe milieubesparende maatregelen zullen het voor kleine bedrijven moeilijk maken. Vele landbouwbedrijven zullen daarom hun activiteiten verbreden met energiewinning als mestvergisting, zonne-energie en windturbines, met toerisme en bijvoorbeeld
Terug naar inhoud
Deel 2: Doorwerking basistrends in Zuid-Holland
Trendpublicatie Zuid-Holland
met (caravan)stalling en opslag. Boeren in de omgeving van de grote steden en in goed bereikbare plattelandsgebieden zoals in Zuid-Holland kunnen tegemoet komen aan de groeiende stedelijke vraag naar landelijk wonen, zorg en buitenrecreatie, mede omdat door de schaalvergroting agrarisch vastgoed vrijkomt. (LEI Wageningen UR, 2011; LEI Wageningen UR 2012c; PBL, 2013f) Dorpen in Zuid-Holland De economische dynamiek zal zich steeds meer in steden en hun netwerken voordoen. Veel dorpen en kleinere steden in Zuid-Holland liggen op relatief korte afstand van de grootstedelijke agglomeraties. Deze bieden op hun beurt mogelijkheden voor werk en vooral banen waarvoor een hoger opleidingsniveau vereist is. Het platteland rond de stad is deel gaan uitmaken van stedelijke netwerken, waarbij het platteland voorziet in functies die gedijen bij ruimte. Daarbij biedt een stad een scala aan grootstedelijke voorzieningen zoals een hoogwaardig cultuuraanbod, sportvoorzieningen, speciaalzaken, opleidingsinstituten en ziekenhuizen. Tegelijkertijd wordt in verder afgelegen dorpen het proces van
schaalvergroting steeds meer gevoeld: winkels, zorginstellingen, scholen en andere publieke voorzieningen verdwijnen uit de dorpen. De situatie van verschraald aanbod in het dorp is voor de mobiele bevolking vaak ‘slechts’ een bereikbaarheidsprobleem. De minder mobiele bevolking moet zich echter neerleggen bij de beperkingen of – in geval er informele hulp wordt geboden – bij de afhankelijkheid van anderen. (RPB, 2007; SCP, 2013a) De komende decennia wordt voorzien dat de plattelandsbevolking in het noorden en westen van Zuid-Holland nog groeit, terwijl de krimp zich vooral in het zuiden en oosten voordoet. Er zijn zes anticipeergebieden in Zuid-Holland (Voorne-Putten, Alblasserwaard-Vijfheerenlanden, Rijnstreek, Hoeksche Waard, Krimpenerwaard en Goeree-Overflakkee). Dankzij de woningmarktcrisis is de bevolkingsgroei aan de ‘randen’ van ZuidHolland weer wat toegenomen: de vinexbouw is weggevallen ten gunste van de goedkope nieuwbouw. Tot 2025 wordt er in de provinciale Bevolkingsprognose 2013 bevolkingsgroei berekend in de anticipeerregio’s. Maar vanaf 2025 is het afgelopen met de bevolkingsgroei buiten de Zuidvleugel, mede door de sterk toenemende sterfte in die regio’s. Per saldo groeit de bevolking van de provincie Zuid-Holland met 286.000 personen tot 2030 (8%). In de anticipeerregio’s bedraagt de groei in die periode 6.000 personen (1%).
kleine dorpen afgelegen grote dorpen afgelegen kleine dorpen bij de stad grote dorpen bij de stad stad
2.2.5 Gebiedstype: Veenweidegebied De veenweidegebieden in het Groene Hart van ZuidHolland lenen zich bij uitstek voor de melkveehouderij, doordat de grond vooral geschikt is voor grasteelt. Uit gegevens van het CBS blijkt dat in 2012 het westelijke veenweidegebied binnen Nederland het hoogste percentage beweiding heeft, namelijk 90%. Het gemiddelde voor Nederland is 70%.(CBS, 2012b)
Figuur 8: Verdeling postcodegebieden naar dorpen en stad.(bron: SCP, 2013a, p.32). Onder dorpen bij de stad worden postcodegebieden gerekend van waaruit bewoners binnen 15 minuten over de weg (buiten de spits) minimaal 150.000 personen kunnen bereiken.
Verdroging en verzilting Verdroging kan in de veenweidegebieden tot een extra maaivelddaling leiden en een versnelde afbraak van het veen. Het grondwaterpeil dat nodig is om dit landschap in stand te houden, zal steeds meer
Terug naar inhoud
29
Trendpublicatie Zuid-Holland
Deel 2: Doorwerking basistrends in Zuid-Holland
investeringen gaan vergen. Het Veenweidegebied bestaat uit verschillende gebieden waarin de gevolgen van bodemdaling sterk verschillen. In het afremmen van de bodemdaling zijn er verschillende manieren denkbaar, zoals: opzet van peilen, gebruik van onderwaterdrainage of besproeien. Het gebruik van deze methodes om de bodemdaling af te remmen heeft wel een substantiĂŤle toename van de watervraag tot gevolg. In tijden van droogte concurreert dit met andere functies die zoetwater nodig hebben (zoals drinkwaterproductie, industrie en natuur). In sommige diepe polders dreigt zout grondwater omhoog te komen, waardoor verzilting optreedt. Op andere plekken is er juist behoefte aan waterberging. Het huidige peilbeheer is belangrijk voor de grondgebonden melkveehouderij in het veenweidegebied. (Royal Haskoning, 2011; PBL & CPB, 2013) Landbouw in transitie Het Veenweidegebied krijgt te maken met landbouw in transitie. Momenteel is er in Zuid-Holland sprake van een afname van het aantal landbouwbedrijven. In een groot deel van de landbouw zet de schaalvergroting door om internationaal concurrerend te blijven. Daarmee nemen de productiviteit en de gewasopbrengsten toe, maar komen ook door de klimaatverandering het milieu, de natuur en het landschap sterker onder druk te staan. In een dichtbevolkte provincie als Zuid-Holland zal bij intensivering in de landbouw eisen gesteld worden vanuit volksgezondheid, milieuhinder en recreatieve beleving. Toekomstige technologische ontwikkelingen zullen mogelijkheden geven om de neerwaartse trend op de rentabiliteit van de landbouw af te remmen of zelfs te keren. Onder meer bij het Veenweiden Innovatiecentrum vindt onderzoek plaats naar mogelijkheden voor gemengde landbouw, waarin andere dan klassieke melkveehouderij een aandeel van de agrarische activiteit voor zijn rekening neemt. Bijvoorbeeld toepassing van natte landbouw, maar ook de ontwikkeling van de melkveesector zelf (rassen en gewassen). Een andere oplossing wordt gezocht in het zoveel mogelijk lokaal sluiten van kringlopen. (Arcadis, 2014) Nevenactiviteiten De recente ontwikkeling van een toenemende vraag van consumenten naar gezond en duurzaam 30
geproduceerd voedsel zal doorzetten. Productie van gezond voedsel vanuit de landbouw voor de directe woonomgeving is daarom een kansrijk alternatief. Ook zal de verbreding van de landbouw met nevenactiviteiten zoals recreatie, zorg, energieproductie, landschapsbeheer nog verder doorzetten. De vraag naar verschillende vormen van dag- en verblijfsrecreatie in het Groene Hart vanuit het aangrenzende stedelijke gebied in Zuid-Holland zal toenemen. (PBL, 2011a; SCP, 2013b)
2.2.6 Gebiedstype: Kust en Zuidwestelijke Delta De kust is van grote waarde voor de leefbaarheid van Zuid-Holland en daarmee ook het vestigingsklimaat voor (internationale) bedrijven. Het economische potentieel van de Zuid-Hollandse kust is groot. Jarenlang zijn de zwakke schakels versterkt voor de bescherming van Zuid-Holland tegen het water. De toekomstige kustontwikkeling in Zuid-Holland geeft naast veiligheid kansen voor verbreding naar ruimtelijke kwaliteit, ecologie en economie.
Ondanks de stijgende zeespiegel kan de veiligheid tegen overstromingen ook in de toekomst behouden blijven door de kust te laten meegroeien door middel van zandsuppleties. Kustontwikkeling was de afgelopen decennia vooral gericht op waterveiligheid, maar de focus heeft zich verbreed met thema’s als economische ontwikkeling, bereikbaarheid, recreatie en natuurontwikkeling. Daarnaast is er een toename van activiteiten langs de kust en op zee, zoals windmolens, bouwen met natuur zoals de Zandmotor en ontwikkeling van havens. Hierdoor wordt een goede ruimtelijke ordening op zee en langs de kust steeds belangrijker. (Provincie Zuid-Holland, 2011; Wageningen UR, 2010; Deltaprogramma, 2014) Door de deltawerken is de veiligheid tegen overstromingen in de Zuidwestelijke Delta sterk verbeterd. Maar de deltawerken hebben ook schaduwkanten die zich steeds nadrukkelijker manifesteren. Door het abrupt verdwijnen van de natuurlijke dynamiek doen zich in de verschillende waterbekkens in Zuid-Holland
Terug naar inhoud
Deel 2: Doorwerking basistrends in Zuid-Holland
Trendpublicatie Zuid-Holland
problemen voor in de ecologie en waterkwaliteit. In de Grevelingen uit zich dat in zuurstofloosheid en het afsterven van bodemleven in steeds grotere delen van het meer, in het Volkerak-Zoommeer vormen blauwalgen het probleem. De problemen met de waterkwaliteit hebben hun weerslag op de recreatieve ontwikkeling in het gebied. De Grevelingen dreigt haar recreatieve functie te verliezen, langs het Volkerak-Zoommeer heeft recreatie zich vanwege de slechte waterkwaliteit nooit goed ontwikkeld.
Deze schaduwkanten van de deltawerken vormen de aanleiding voor innovaties op het gebied van waterveiligheid, zoals het bouwen met de natuur en energiewinning uit getij (Tidal Testcentrum Grevelingen). Deze innovaties dragen bij aan het evenwicht in de driehoek waterveiligheid-ecologieeconomie. Door klimaatverandering kunnen – zonder dat er maatregelen worden genomen – de gevolgen van verzilting in de Zuidwestelijke Delta toenemen. Daarnaast biedt de verzilting ook kansen, bijvoorbeeld voor de aquatische landbouw. (Deltaprogramma, 2014)
Terug naar inhoud
31
Trendpublicatie Zuid-Holland
3. Tot slot Met de trendpublicatie “Met het oog op overmorgen” is een overzicht geboden van relevante trends en ontwikkelingen die op de provincie Zuid-Holland afkomen. Daarnaast is een eerste uitwerking gemaakt hoe deze trends doorwerken op thema’s waarvoor de provincie verantwoordelijkheid draagt en voor verschillende gebieden binnen de provincie. Wij zijn nieuwsgierig of het beeld dat hierbij wordt geschetst wordt herkend. Deze trendpublicatie is nadrukkelijk bedoeld als startpunt voor het debat hoe we op deze trends kunnen anticiperen en inspelen. We hopen dat deze trendpublicatie hierbij een nuttig instrument zal vormen.
32
Terug naar inhoud
Trendpublicatie Zuid-Holland
4. Bronnen • Accenture (2010) Information 2015: Reforming the paradigm, Accenture and Z_punkt The Foresight Company. • Alterra Wageningen UR (2011) Stadsklimaat in Rotterdam; Eerste analyse van het meteorologische meetnet, Wageningen. • Arcadis (2014) Verkenning van de ontwikkelingen in de veehouderij en akkerbouw, Schets huidige situatie provincie Zuid-Holland. • Buck Consultants International, Wageningen UR, Amsterdam Consultants (2013) Toegevoegde waarde Netwerk Greenports en Mainports in opdracht van: ministerie van Infrastructuur en Milieu, ministerie van Economische Zaken, provincie Zuid-Holland, Nijmegen/Wageningen/IJmuiden. • CBS (2012a) Bevolkingsprognose 2012-2060: Langer leven, langer werken, Den Haag/Heerlen. • CBS (2012b) In 2012 nauwelijks minder koeien in de wei, webmagazine september. • CBS (2013a) Huishoudensprognose 2013–2060: sterke toename oudere alleenstaanden, Den Haag/ Heerlen. • CBS (2013b) Kernprognose 2013–2060:Tijdelijk minder geboorten, Den Haag/Heerlen. • CBS (2014) Bevolkingsgroei concentreert zich in de 30 grootste gemeenten, webmagazine april. • CBW-MITEX (2010) Re’Structure; Onderzoek Retail 2020, Doorn/Zeist. • CE Delft (2014) STREAM Personenvervoer 2014; Studie naar TransportEmissies van Alle Modaliteiten Emissiekentallen 2011, in opdracht van van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, Nederlandse Spoorwegen, KpVV, Stichting Stimular, SKAO en Milieu Centraal, Delft. • CPB (2011) The rise of the BRIC countries and its impact on the Dutch economy, CPB Background document, The Hague. • CPB (2005) De vraag naar ruimte voor economische activiteit tot 2040. Bedrijfslocatiemonitor, Den Haag. • CPB (2010a) Stad en Land, Den Haag. • CPB (2010b) The Netherlands in 2040, CPB Bijzondere Publicaties 88, Den Haag. • CPB (2012a) Juniraming 2012, De Nederlandse economie tot en met 2017, inclusief Begrotingsakkoord 2013, CPB Policy Brief 2012/01, Den Haag. • CPB (2012b) Kantorenmarkt in historisch en toekomstig perspectief, Den Haag. • CPB (2013), Is er nog Hoop, CPB Notitie, april 2013. • CPB, MNP & RPB (2006) Welvaart en Leefomgeving, een scenariostudie voor Nederland in 2040, Den Haag. • Deltaprogramma | Kust (2013) Nationale Visie Kust; Kompas voor de kust, ministerie van Infrastructuur en Milieu, Den Haag. • Deltaprogramma 2012 (2012) Werk aan de delta; Maatregelen van nu, voorbereiding voor morgen; ministerie van Infrastructuur en Milieu en het ministerie van Economische Zaken, Den Haag. • Deltaprogramma 2014 (2014) Werk aan de delta; Kansrijke oplossingen voor opgaven en ambities; ministerie van Infrastructuur en Milieu en het ministerie van Economische Zaken, Den Haag. • Deltares (2012) Schades door watertekorten en -overschotten in stedelijk gebied. Quick scan van beschikbaarheid schadegetallen en mogelijkheden om schades te bepalen. • DHL (2011) DHL Global Connectedness Index 2011: Analyzing global flows and their power to increase prosperity, Bonn, Germany. • EC (2012) Global Europe 2050, Report EUR 25252, Publications Office of the European Union, Luxembourg. • ECN (2008) Effecten en kosten van duurzame innovatie in het wegverkeer. Een verkenning voor het programma ‘De auto van de toekomst gaat rijden’, Rapport ECN-E--07-106, Energie Centrum Nederland, Petten. Terug naar inhoud
33
Trendpublicatie Zuid-Holland
4. Bronnen
• Economisch Instituut voor de Bouw (2011) Succesvol binnenstedelijk bouwen. Een onderzoek naar maatschappelijke kosten en baten en mogelijkheden tot optimalisatie van binnenstedelijk bouwen, Amsterdam. • Economisch Instituut voor de Bouw (2010) Kantorenleegstand; Probleemanalyse en oplossingsrichtingen, Amsterdam. • ESPON en NIDI (2010) DEMIFER Demographic and Migratory Flows Affecting European Regions and cities, Luxembourg. • EU Institute for Security Studies (2014) Energy moves and power shifts: EU foreign policy and global energy security, European Union, Paris. • European Council on Foreign Relations (2011) Four scenarios for the reinvention of Europe, London. • European Environment Agency (2011) The European Environment - state and outlook 2010. Assessment of global megatrends, Copenhagen. • Eurostat (2013)a Renewable energy - Share of renewable energy up to 13% of energy consumption in the EU27 in 2011, Eurostat Newsrelease, 26 april 2013. • Eurostat (2013)b Share of renewable energy in gross final energy consumption, april 2013 ingezien. • Fouré, J., A. Bénassy-Quéré & L. Fontagné (2012) The great shift – Macroeconomic projections for the world economy at the 2050 horizon, Centre d’Etudes Prospectives et d’Informations Internationales, EPII Working paper 2012-03. • Franklin, D. & J. Andrews (eds.) (2012) Megachange. The world in 2050, The Economist in association with Profile Books Ltd., London. • Groot, H. de (2012) ‘Pieken in de polder?!’, TPEDigitaal 6 (3/4): 94-115. • Havenbedrijf Rotterdam (2011) Havenvisie 2030, Rotterdam. • Havenbedrijf Rotterdam (2013) Voortgangsrapportage Havenvisie 2030, Rotterdam. • International Energy Agency (2012) Golden Rules for a Golden Age of Gas. World Energy Outlook Special Report on Unconventional Gas, International Energy Agency, OECD/IAE, Paris. • International Energy Agency (2013) World Energy Outlook 2013, OECD/IEA, Paris. • IPPC (2013) Climate Change 2013; The Physical Science Basis. • KiM (2012), Mobiliteitsbalans 2012, Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Den Haag. • KiM (2013), Mobiliteitsbalans 2013, Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Den Haag. • LEI Wageningen UR (2012a) Landbouw in een veranderende delta. Toekomstscenario’s voor zoetwatergebruik, LEI-rapport 2012-032, Den Haag. • LEI Wageningen UR (2012b) De economische waarde en het investeringspotentieel van het biobased cluster in Zuid-Holland, LEI-rapport 2012-016, Den Haag • LEI Wageningen UR (2012c) Landbouw-Economisch Bericht 2012. LEI-rapport 2012-038, Wageningen UR, Den Haag. • Maddison, A. (2010) Statistics on World Population, GDP and Per Capita GDP, 1-2008 AD, University of Groningen. • McKinsey (2013) Disruptives Technologies: Advances that will transform life, business and the global economy. • National Intelligence Council (2012) Global Trends 2030: Alternative Worlds. • Netbeheer Nederland (2013) Jaarverslag 2013, Den Haag. • NIDI (2012a) ‘Bevolkingsgroei in de grote steden’, DEMOS, maart:1-3. • NIDI (2012b) Bevolkingsvraagstukken in Nederland anno 2012; Actief ouder worden in Nederland, Boek 86, Werkverband Periodieke Rapportage Bevolkingsvraagstukken, Den Haag. • NIDI (2013) ‘Arbeidsmigratie en vergrijzing, geen simpele oplossing’ , DEMOS, april:1-4. • Norwegian University of Science and Technology (2013) Comparative Environmental Life Cycle Assessment of Conventional and Electric Vehicles, Trondheim. • NSOB (2010) De boom en het rizoom – Overheidssturing in een netwerksamenleving, i.o.v. Ministerie van VROM, Den Haag. • NSOB (2013) Pop-up publieke waarde Overheidssturing in de context van maatschappelijke zelforganisatie, Den Haag. 34
Terug naar inhoud
4. Bronnen
Trendpublicatie Zuid-Holland
• NSOB (2014) Ja, maar…; Reflecties op de participatiesamenleving, Den Haag. • OECD (2009) Regions Matter; Economic recovery, Innovation and sustainable growth, OECD Publishing. • OECD (2011) Divided We Stand. Why Inequality Keeps Rising, OECD Publishing. • OECD (2012) Environmental Outlook to 2050: The Consequences of Inaction, OECD Publishing. • OECD (2013) The Competitiveness of Global Port-Cities: The Case of Rotterdam/Amsterdam – the Netherlands, OECD Regional Development Working Papers, 2013/06, OECD Publishing. • OECD (2014a) OECD Territorial Reviews: Netherlands 2014, OECD Publishing. • OECD (2014b) OECD Reviews of Innovation Policy; Netherlands 2014,OECD Publishing. • PBL (2008) Woon-werkdynamiek in Nederlandse gemeenten, Den Haag. • PBL (2009) De toekomst van bedrijventerreinen: van uitbreiding naar herstructurering, Den Haag/ Bilthoven. • PBL (2011a) De energieke samenleving. Op zoek naar een sturingsfilosofie voor een schone economie, Den Haag. • PBL (2011b) Ruimtelijke opgaven in beeld, Den Haag. • PBL (2012a) Balans van de leefomgeving 2012, PBL, Den Haag. • PBL (2012b) De internationale concurrentiepositie van topsectoren, Den Haag. • PBL (2012c) Effecten van klimaatverandering in Nederland 2012, Den Haag. • PBL (2012d) Elektrisch rijden in 2050: gevolgen voor de leefomgeving, Den Haag. • PBL (2012e) Natuurverkenning 2010-2040: Visies op de ontwikkeling van natuur en landschap, Den Haag. • PBL (2012f) Bedrijven en terreinen: de voorspelling van het werkgelegenheidsaandeel op bedrijventerreinen, Den Haag. • PBL (2013a) Ruimte en energie in Nederland. Een korte verkenning, Den Haag. • PBL (2013b) Vergrijzing en woningmarkt, Den Haag. • PBL (2013c) Nu al voorsorteren op uitstroom oudere huishoudens, in: Tijdschrift voor de Volkshuisvesting, nummer 1, februari: p.26-29. • PBL (2013d) De ruimtelijke impact van hernieuwbare energie:een verkenning, PBL-Notitie, Den Haag. • PBL (2013e) Wissels omzetten: 21e eeuw vraagt om robuust milieubeleid. • PBL (2013f) Leren van het energieke platteland; Lokale en regionale coalities voor duurzame plattelandsontwikkeling, Den Haag. • PBL (2014a) Trends in de regionale economie, Den Haag. • PBL (2014b) Windenergie; Argumenten bij vijf stellingen, PBL policy brief, Den Haag. • PBL en ASRE (2013) Gebiedsontwikkeling en commerciële vastgoedmarkten; een institutionele analyse van het (over)aanbod van winkels en kantoren, Den Haag. • PBL en CBS (2010) Regionale prognose 2009-2040: Vergrijzing en omslag van groei naar krimp, Den Haag/Voorburg/Heerlen. • PBL en CPB (2013) Welvaart en Leefomgeving, Horizonscan, Den Haag. • PBL en ECN (2011) Naar een schone economie in 2050: routes verkend, Den Haag. • PBL en RIVM (2010) Grootschalige stikstofdepositie in Nederland. Herkomst en ontwikkeling in de tijd, Den Haag. • Provincie Zuid-Holland (2011) Strategische Agenda Kust Zuid-Holland, Den Haag. • Provincie Zuid-Holland (2012a) Weerbare Regio; Hoofdrapport Ruimtelijk economisch beleid in de ZuidHollandse kenniseconomie, Den Haag. • Provincie Zuid-Holland (2012b) Weerbare Regio; Deelrapport Skill-gerelateerdheid in de arbeidsmarkt van de provincie Zuid-Holland, Den Haag. • Provincie Zuid-Holland (2013) Zuid-Holland op S(t)room; Ruimte voor de energietransitie, Den Haag. • PwC (2013), The economic impact of small scale LNG. • Rabobank, Kennis en Economisch Onderzoek (2012) Minder groei; Van de Grote Recessie naar de Lange Stagnatie, Utrecht. • Rathenau Instituut (2012) Overal robots, Automatisering van de liefde tot de dood, Den Haag. • RIVM (2013) Grootschalige concentraties en depositiekaarten Nederland, Bilthoven. • Rli (2012a) Essays toekomst van de stad, (01) De zelforganiserende stad: 5-13, Den Haag. Terug naar inhoud
35
Trendpublicatie Zuid-Holland
4. Bronnen
• Rli (2012b) Essays toekomst van de stad, (02) De werkende stad; De economie van de stad in de mondiale economie: 20-24, Den Haag. • Rli (2012c) Essays toekomst van de stad, (08) De digitale stad: 82-85, Den Haag. • Rli (2012d) Jaarverslag 2012, Den Haag. • Rli (2013) Ruimte voor duurzame landbouw, Den Haag. • Rli (2014) De toekomst van de stad; De kracht van nieuwe verbindingen, Den Haag. • ROB (2013) Met Europa verbonden. Een verkenning van de betekenis van Europa voor gemeenten en provincies, Den Haag. • Royal Haskoning (2011) Droogtebestendig West-Nederland; Gevolgen van klimaatverandering voor de watervraag en bouwstenen voor vervolgtrajecten, Rotterdam. • RPB (2007) Het nieuwe ommeland; Veranderingen in stad-landrelaties, Den Haag. • Salverda, W. (2013) ‘Inkomen, herverdeling en huishoudvorming 1977–2011: 35 jaar ongelijkheidsgroei in Nederland’, TPEdigitaal 7 (1): 66-94. • SCP (2011) Actuele maatschappelijke ontwikkelingen 2010. Een bijdrage aan het waarderen en selecteren van informatie ten behoeve van toekomstige archieven, Den Haag. • SCP (2012)a Dichter bij elkaar? De sociaal-culturele positie van niet-westerse migranten in Nederland, Den Haag. • SCP (2012)b Jaarrapport Integratie 2011, Den Haag. • SCP (2013a) Dorpenmonitor 2013, Den Haag. • SCP (2013b) Met het oog op de tijd; een blik op de tijdsbesteding van Nederlanders, Den Haag. • Stichting Toekomstbeeld der Techniek (2007) Horizonscan, naar een toekomstgerichte beleids en kennisagenda, Den Haag. • Stichting Toekomstbeeld der Techniek (2011) Samen slimmer. Hoe de ‘wisdom of the crowds’ onze samenleving zal veranderen, Den Haag. • Stichting Toekomstbeeld der Techniek (2013) Het vervoer van morgen begint vandaag, Den Haag. • Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (2010) Intelligente Transportsystemen (ITS) en verkeersveiligheid, SWOV-factsheet, Leidschendam. • Strategieberaad Rijksbreed (2013), Rijksbrede trendverkenning, Ministerie van Binnenlandse Zaken, Den Haag. • The Economist (2012) ‘ A third industrial revolution. Special report Manufacturing and Innovation. • The Hague Centre for Strategic Studies (2013) De Toekomst in alle Staten, Den Haag. • The Shell Scenario Team (2011) Signals & signposts. Shell Energy Scenarios to 2050, Shell International, Den Haag. • The Shell Scenario Team (2013). New lens scenario’s, Shell International, Den Haag. • TNO & CE Delft (2012) Brandstoffen voor het wegverkeer; Kenmerken en perspectief, in opdracht van het ministerie van Infrastructuur en Milieu. • TNO (2012) Schone en duurzame bussen in het openbaar vervoer: wat is de route?. • TNO (2013) Artikel SolaRoad: Zonne-energie uit de weg. • TU Delft (2012) Scheepvaartscenario’s voor Deltaprogramma, 100 jaar later…, Delft: Rijkswaterstaat, Dienst Verkeer en Scheepvaart. • Vakblad Verkeerskunde (2013) Trends 2014: open data, nieuwe spelers, nummer 7. • Wageningen UR (2010) Europa breidt uit op zee, Kennis Online 7, p.3-5. • Wageningen UR (2011) Toekomstverkenning transities tot 2040 voor de topsectoren AgroFood en Tuinbouw vanuit logistiek perspectief, in opdracht van Raden voor de Leefomgeving en Infrastructuur, Wageningen. • Wetenschap 24 (2013), De meetbare mens. • World Bank (2011) Global Development Horizons 2011. Multipolarity: The New Global Economy, Washington. • World Bank (2013) http://data.worldbank.org/indicator/NY.GDP.MKTP.CD, ingezien april 2014. • WRR (2012) In betere banen; De toekomst van arbeidsmigratie in de Europese Unie, Den Haag. • WRR (2013) Naar een lerende economie. Investeren in het verdienvermogen van Nederland, Den Haag. • WRR (2014) Policy brief 01 Roemeense en Bulgaarse arbeidsmigratie in betere banen, Den Haag. 36
Terug naar inhoud
Trendpublicatie Zuid-Holland
Colofon Dit is een uitgave van de provincie Zuid-Holland Provincie Zuid-Holland Postbus 90602 5209 LP Den Haag www.zuid-holland.nl Ontwerp, fotografie en productiebegeleiding Bureau Mediadiensten, provincie Zuid-Holland Met dank aan Jan Schuur, Planbureau voor de Leefomgeving: voor zijn advies en reflectie Website Deze publicatie is terug te vinden op staatvan.zuid-holland.nl 254125 Terug naar inhoud
37
254308