26 minute read

5777 9165 met vermelding van ‘cursus heidevogels 2022’. Leden van Natuurpunt €30 en niet-leden €40. Maximum deelnemers!

Europese Spin van het Jaar 2022: de trommelwolfspin

De trommelwolfspin is verkozen tot Europese spin van het jaar 2022. Dat hebben 84 spinnendeskundigen uit 27 Europese landen beslist, zo meldt de Belgische Arachnologische Vereniging ARABEL. Zijn naam dankt deze soort aan het geluid dat de mannetjes, trommelend op droge bladeren, voortbrengen om vrouwtjes te verleiden. De trommelwolfspin hoort tot de familie van de wolfspinnen. Met 47 soorten is dat een van de grootste spinnenfamilies in ons land. Zoals de meeste wolfspinnen, bouwt de trommelwolfspin geen web, maar vangt ze haar prooi overdag door passerende insecten te overvallen of zelfs kort te achtervolgen.

Advertisement

Bedreigde soort

De trommelwolfspin is in CentraalEuropa te vinden op vlaktes en in voorgebergten tot 800 m boven zeeniveau. De soort heeft een uitgesproken voorkeur voor vochtige habitats zoals veen, moeras, natte weilanden of vochtige (vallei-)bossen. Omwille van de toenemende bedreiging en vernietiging van deze habitats, wordt de trommelwolfspin in veel landen op de Rode Lijst van bedreigde soorten opgenomen. Zo kreeg ze bv. de status van ‘met uitsterven bedreigd’ in Oostenrijk en is ze ‘bedreigd’ in Duitsland en België. Het zwaartepunt van haar verspreiding in België ligt in het noordoosten van het land, waaronder Meanderland in de Kempen. Daar zijn vooral vochtige heideterreinen met voldoende droog bladafval (vaak berkenbladeren) de geliefkoosde habitat.

Liefdestrommel

De lichaamslengte van de trommelwolfspin bedraagt 5 à 6 mm. Het verschil tussen mannetjes en vrouwtjes is niet zozeer af te leiden uit een verschil in grootte (bij veel spinnen is het vrouwtje groter), maar eerder uit een verschil in kleur en tekening. Tijdens het paarseizoen in de lente trommelen de mannetjes met hun achterlijf op droge bladeren, waarbij ze een geluid produceren dat zelfs voor de mens hoorbaar is als een ‘snorrend’ trommelgeluid (voorbeeld van opname: https://waarnemingen. be/sounds/123023/). De trommelwolfspin is de enige spin bij ons die daarin slaagt. Logischerwijs heeft de soort hieraan haar Nederlandse naam te danken. De vrouwtjes horen het geroffel via speciale organen (‘slit sensilla’) die alleen bij spinachtigen voorkomen. Onderzoek toonde aan dat mannetjes die het meest trommelen uiteindelijk de voorkeur krijgen van de vrouwtjes. Volwassen trommelwolfspinnen kunnen gevonden worden van maart tot november. Mannetjes sterven doorgaans na de paring, maar vrouwtjes overleven vaak nog de winter.

Waarom werd de trommelwolfspin verkozen tot Europese spin van het jaar?

Deze sterk bedreigde soort, die in landen als Oostenrijk bijna is uitgestorven, moet onze aandacht vestigen op de effecten van het verdwijnen van haar habitat, in dit geval het verdrogen van venen en moerassen. Dit is bijzonder relevant in het kader van de klimaatverandering, onder meer omdat aangetoond is dat deze omgevingen erg belangrijk zijn voor koolstofopslag. Daarnaast is het natuurlijk gewoon bijzonder en vreemd tegelijk om een spin effectief te horen drummen. Ook het gedrag van de pas uitgekomen jongen, namelijk het feit dat ze zich vastklampen aan de lege cocon i.p.v. aan hun moeder, is het noteren waard.

KOEN VAN KEER

DE PUTTER,

  een vogeltje met      een verhaal

Putters zie je zomaar langs de kant van een weg, een weide of een akker. Daar peuteren ze behendig zaden uit stekelige distels. Vroeger heetten deze kleurrijke vogels niet voor niets ‘distelvinken’. Een van de vroegste vermeldingen van deze distelzaden etentje vogeltjes vinden we in ‘Der naturen bloeme’ (1278) van Jacob van Maerlant, een Vlaams dichter uit de dertiende eeuw en een van de belangrijkste Middelnederlandse auteurs.

Legenden

Over de mooie kleuren van de putter bestaan aardige legenden. Toen God bij de schepping elke vogel een kleurtje wilde geven, ging hij wat te kwistig om met zijn tuben verf. Toen het de beurt was aan de putter bevatte geen tube genoeg verf om hem een kleur te geven. Maar de goede God zag dat in alle tuben nog wel iets over was. En toen kreeg het puttertje van elke kleur toch een penseelstreekje… Of… de putter zou ooit een stekel uit de doornenkroon van Christus verwijderd hebben, waarbij een druppel van het bloed van Jezus’ voorhoofd zorgde voor de knalrode kop van het vogeltje.

Distelvink

De distelvink heeft een zwarte staart en als hij zijn staart spreidt, toont hij een mooie reeks van witte velden. De kop heeft een rood gezicht met witte wangen, zwarte kruin en nek. Hij vertoont okerkleurige vlekken op de zijborst en verder langs de flanken, de buik is wit. De gele kleuren vallen sterk op als de putter voorbijvliegt. Aan de goudgele kleur in de vleugels heeft hij zijn Engelse naam ‘goldfinch’ te danken. Onze goudvink noemen de Engelsen ‘bullfinch’ vanwege zijn gedrongen houding. Zijn Duitse naam ‘Stieglitz’ is een klanknabootsing. Vooral in de zomer wanneer de bomen in blad staan, wordt hij daar vaak ontdekt door een vrolijk, snel ‘stick-ke-lit’. Met zijn pincetvormige snavel haalt hij de zaden uit de zaadkoppen van distels, klit en kaardenbol. Ook de zaden van uitgebloeide paardenbloemen staan op zijn menu. In het najaar en winter zwerven groepjes rond van het ene naar het andere uitgebloeide distelveld.

Putter

De putter werd vroeger massaal gehouden in kooien. De soort liet zich gemakkelijk allerlei trucs aanleren. Eén truc, voornamelijk bekend bij onze noorderburen, was het met een emmertje (vingerhoedje) aan een touwtje water uit een bakje putten om te kunnen drinken. Vandaar zijn naam! Omdat de putter zo lang als kooivogel gehouden werd, komt hij al eeuwenlang op oude schilderijen voor. In het boek ‘Het puttertje’ van Donna Tartt staat het schilderij ‘Het puttertje’ van de Nederlandse 17de -eeuwse schilder Carel Fabritius centraal. Het puttertje zit op een aan de muur gehangen voederbakje. Het arme dier is met een dun kettinkje aan een zitstok vastgemaakt. Van water putten met een emmertje is op dit schilderij - waarvan het origineel in het Mauritshuis in Den Haag te bewonderen is - echter niets te merken.

Het Puttertje, schilderij van Carel Fabritius.

Putters of distelvinken doen het goed

Distels, zonnebloemen en kaardenbollen zaaien en ook de paardenbloemen laten doorbloeien is een methode om de putters naar je tuintje te lokken. Bovendien vormen de bladeren van de kaardenbol rond de stengel een waterkommetje dat na de regen lang gevuld blijft en waar de vogels uit drinken. De putters doen het goed, ze gaan in aantallen vooruit. Gelukkig maar, niets maakt zo vrolijk als een groepje putters in de struiken.

RENÉ DUCASTEL

DOVENETEL, een netel die niet prikt

Het mag in april nog zó guur zijn, de buien nog zó hevig, toch beginnen de witte en paarse dovenetel al te bloeien langs heggen en op ruige plaatsen.

‘Doven’

Als jong plantje lijkt de witte dovenetel verbazend op de brandnetel. Net zoals bij de brandnetel is de stengel vierkantig en zijn de getande bladeren kruisgewijs geplaatst. Maar als dovenetels opgroeien en er witte bloemen verschijnen zie je dat ze geen brandnetels zijn. Herinner je uit je jeugd nog de regel dat de brandnetel niet prikt als er witte bloemen aanzitten? Alhoewel de bladeren behaard zijn, is er van een ruwe beharing zoals bij de brandnetel geen sprake. Het zijn geen brandharen. Sterker nog, het sap uit de bladeren van de dovenetel dooft het prikkelend gevoel van de brandnetel. Om die reden kreeg de plant de naam ‘dovenetel’.

Aangepast aan hommels

Het meest opvallend aan de dovenetel zijn de grote, witte lipbloemen. De bovenlip vormt een afdakje boven de bloemopening. De meeldraden lopen hiermee evenwijdig, dicht onder de bovenlip. Alles aan de plant is aangepast aan bestuiving door hommels want zij zijn de eerste insecten die vroeg in de lente uitvliegen. Op de onderlip vormen gele vlekken en strepen een honingmerk dat de bezoeker de weg wijst naar de nectar. De hommel gaat op de onderlip zitten om de overvloedige nectar onder uit de bloem te halen en intussen wordt haar rug bedekt met stuifmeel . Als ze dan een volgende bloem bezoekt, wordt er stuifmeel achtergelaten en is er kruisbestuiving mogelijk. De nectar bevindt zich echter zo diep in de bloem dat alleen hommels met een roltong van een centimeter of meer er bij kunnen. Een aardhommel met een 8mm lange tong kan niet bij de nectar. Ze heeft echter wel een oplossing gevonden voor het probleem : zij ‘breekt in’ door een gaatje te bijten in de kroonbuis, vlak boven de kelk. Van dat gaatje maakt ook de honingbij dankbaar gebruik. De ‘inbrekers’ verhinderen zo de kruisbestuiving, want zij passeren niet langs de bovenlip met het stuifmeel.

De witte dovenetel vind je vooral op een iets vochtige, voedselrijke bodem. Hij wordt niet hoger dan 45cm. De bloemen van de witte dovenetel worden in thee verwerkt. Deze is bloedzuiverend en werkt verzachtend bij mond- en keelontsteking. De bloemen kunnen ook rauw gegeten worden en je kan ze verwerken in salades. Een ander bloempje van dezelfde familie is de paarse dovenetel. Maar die is veel kleiner dan de witte. Zoals bij alle lipbloemigen is de stengel vierkant en staan de bladeren kruisgewijs tegenover elkaar.

MIRELLA BRUYNSEELS

DENNENAPPELS,

  natuurlijke    vochtmeters

Dennenappels kunnen iets wat helemaal niet zo eenvoudig is voor dood materiaal: bij zonnig weer openen ze zich om terug toe te gaan bij vochtige weersomstandigheden. Welk mechanisme zorgt hiervoor?

Waarom?

Op regenachtige dagen sluiten dennenappels hun schubben om te verhinderen dat de zaden zich gaan verspreiden. Ze zouden namelijk te dicht bij de moederboom terechtkomen, wat een doelmatige verspreiding belemmert. De schubben openen zich opnieuw bij droog weer zodat de wind de zaden zo ver mogelijk kan verspreiden.

Als bimetaal

Het zich openen en sluiten van een dennenappel is vergelijkbaar met de werking van een bimetaal. Een bimetaal bestaat uit twee metalen strips die op elkaar geklonken zijn of gesoldeerd. Beide metalen reageren verschillend bij een temperatuursverandering, waardoor de ene helft meer uitzet of krimpt dan de andere. Hierdoor trekt het bimetaal krom. Bimetalen bevinden zich onder andere in thermostaten. Elke schub van een dennenappel bestaat uit twee lagen van verschillende weefsels die niet met het blote oog te onderscheiden zijn. In tegenstelling tot bij een thermostaat reageren deze lagen niet op de temperatuur maar op de vochtigheid. Beide weefsels hebben dezelfde chemische samenstelling maar hebben een andere structuur. De cellen aan de buitenkant zijn in de breedte omwonden door microvezels en kunnen daardoor alleen in de lengte uitzetten of krimpen. Aan de binnenkant omwikkelen de microvezels de cellen spiraalsgewijs waardoor deze amper van vorm kunnen veranderen. De cellen van de buitenkant nemen water op en zwellen in lengte als de vochtigheid stijgt, terwijl die van de binnenkant dan bijna onveranderd blijven. De buitenkant wordt langer terwijl de binnenkant bijna niet vervormt. Zo kromt de schub zich, wordt tegen de kegel gedrukt waardoor deze zich sluit. Bij en lage vochtigheid verliezen de buitenste cellen water. De buitenkant van de schub krimpt en de dennenappel opent zich. Een verandering van 1 procent in de vochtigheid leidt tot 33 procent meer uitzetting van de buitenkant dan van de binnenkant. Daarmee is het geheim opgelost. Omdat de dennenappel uit dood materiaal bestaat zal hij bij het openen en sluiten van de schubben geen energie verbruiken. Het openen en sluiten van de dennenappel zal zich blijven herhalen ook als de zaden al een lange tijd zijn verspreid; het kost namelijk niets aan energie.

Dennenappels. © René Ducastel

Weersvoorspeller en ventilerend textiel

Je kan dit verschijnsel ook thuis uitproberen: je hoeft een geopende dennenappel alleen maar onder water te houden en je ziet dat hij zich sluit. Als je een dennenappel aan een touwtje hangt, heb je een eenvoudige weersvoorspeller. Zijn de schubben dicht dan is de kans groot dat het gaat regenen. Uit de natuur kunnen we dus veel leren en soms leidt dit tot praktische toepassingen. Voor ventilerend textiel werd de dennenappel als voorbeeld gekozen; dit weefsel is helemaal bedekt met minuscule flapjes van ‘bimateriaal’. Als de persoon die de kleding draagt zweterig is, openen de flapjes zich om koele lucht binnen te laten.

RENÉ DUCASTEL

Gezien! © Frans Emmerechts

STEENMARTERS of FLUWIJNEN

‘In de donkerste diepte onder de hooimijt heeft Wele, de moeder van Floere, haar nest gebouwd. De hooimijt ligt in het jachtgebied van Wele, dat zich uitstrekt langs de baan van Zichem naar Averbode, ten noord- en oostkant begrensd door de beek die buigend door de beemden sliert, en naar het zuiden toe, achter het akkerland, door de steenweg op Oxlaar.’ Het zijn de eerste zinnen van ‘Floere het fluwijn’, een streekroman van Ernest Claes uit 1950, over de avonturen van een jonge steenmarter in de buurt van Zichem. Net als mensen kenden fluwijnen voor- en tegenspoed en net als bij mensen betekende elke dag ook voor hen een nieuwe strijd… Floere het fluwijn wordt vaak bestempeld als het belangrijkste dierenverhaal uit de hedendaagse Nederlandse letterkunde.

Roofdier

Het fluwijn of de steenmarter is een marterachtige, net als de otter, de das, de boommarter, de bunzing, de hermelijn en de wezel. Zo groot als een kat, maar slanker, en lager op de poten. Hij heeft een vaalbruine vacht met een witte, gevorkte bef die uitloopt tot op de voorpoten. Daarin verschilt hij van de boommarter die een boven de poten afgeronde, vaak gelige bef heeft. Kenmerkend voor beide marters is de lange, ruige pluimstaart. De steenmarter is een roofdier dat zowel plantaardig als dierlijk voedsel eet. De samenstelling van zijn menu is afhankelijk van de plaats waar hij leeft en van het voedsel dat in verschillende jaargetijden beschikbaar is. Hij is een uitstekend vanger van ratten en muizen en verder voedt hij zich met vogels, vruchten, wormen, wespen- of hommelbroed, brood, kaas, vleesresten enz. Een steenmarter jaagt niet snel op kippen, maar het kan wel. Vaak is hij opzoek naar eieren in een kippenhok en laat hij de kippen met rust, tenzij die in paniek raken en daardoor een jachtreactie uitlokken. Overdag rust de steenmarter onder een takkenhoop, in een holte in de grond, een oud schuurtje, op een zolder of in een kruipruimte; ’s nachts gaat hij op pad.

Cultuurvolger

Steenmarters kwamen vroeger algemeen voor in Vlaanderen, maar in de jaren 1960 waren ze bijna uitgestorven. Ze hadden een slechte naam en een waardevolle pels, reden genoeg voor een felle bejaging door de mens. Al sinds de jaren 1970 mogen ze niet meer bejaagd worden. Toch duurde het nog twintig jaar voor de soort zich opnieuw begon te verspreiden. Nu komen steenmarters weer in heel Vlaanderen voor, en niet alleen in landelijk gebied. Je kan ze ook in dorpen en steden aantreffen. Ze schuwen het leven vlakbij mensen niet; steenmarters zijn zogenaamde cultuurvolgers geworden.

Steenmarter springt uit bosuilenkast. © Paul Helsen

In en om het huis

Steenmarters in en om het huis zal je meestal niet opmerken, tenzij met een wildcamera in je tuin. Maar soms hoor je ze wel: ze kunnen een stommelend geluid maken, zodat het net lijkt alsof er een inbreker binnen zit. Soms is er stankoverlast (latrines), en klachten over doorgebeten rubberonderdelen van auto’s komen ook voor. Maar het vangen of doden van steenmarters, zoals met muizen en ratten vaak gedaan wordt, is wettelijk verboden en ook niet efficiënt om het overlastprobleem op te lossen. Over wél goede oplossingen bestaat een interessante brochure die je kan vinden op www.natuurpunt.be/steenmarter. Onder dit artikel vind je de referentie.

In bosuilenkasten

Maar de meeste steenmarters zijn geen ‘huisfluwijnen’. Zoals Floere en zijn familie ‘horen ze bij de woeste wind en het vrije veld’. Daar krijgen ook bosuilen al eens een steenmarter op bezoek. Een fluwijn is immers lenig en kan uitstekend klimmen, ook op boomstammen. Bij controles van uilennestkasten in Meanderland trof Herman Berghmans marteruitwerpselen en -prooiresten aan en enkele keren al, ook een nest met marterjongen.

FRANS EMMERECHTS

Drie jonge steenmarters in een bosuilenkast. © Paul Helsen

Referentie: Vercayle D., Van Den Berge K., Vandegehuchte M. & Criel D., Steenmarter op bezoek, Natuurpunt vzw en Agentschap Natuur en Bos, Mechelen en Brussel, 2015.

Over HUISJESSLAKKEN en NAAKTSLAKKEN

De enige weekdieren die op het land leven zijn slakken. Het merendeel van de slakken leeft in zee of in zoet water. Wereldwijd zijn ongeveer 60.000 tot 75.000 soorten slakken bekend. Slakken zijn koudbloedige dieren en hebben geen poten, maar bewegen zich traag voort door een spier onderaan de voet (kruipzool). Een klier vooraan in de voet scheidt slijm af, zodat slakken zich makkelijk kunnen voortbewegen en zonder problemen over scherpe voorwerpen kunnen kruipen.

Levenswijze

Huisjesslakken dragen hun huisje (schelp) mee op de rug, terwijl naaktslakken het zonder huisje moeten stellen. Het lichaam van een slak bestaat voor het grootste deel uit water en bij landslakken zorgt de slijmerige huid ervoor dat ze niet uitdrogen. Slakken houden van vochtige plaatsen en leven vaak verscholen tussen planten, afgevallen bladeren, dood hout, onder stenen of in composthopen. Verschillende soorten zijn vooral ’s nachts actief of komen pas tevoorschijn na een regenbui. Bij een lange droge periode gaan de meeste slakken in rustpauze en verstoppen zich tussen spleten, onder hout of in de bodem.

Hermafrodiet en nuttig

Verreweg de meeste slakken zijn tweeslachtig (hermafrodiet). Van zodra twee slakken van dezelfde soort elkaar gevonden hebben, kunnen ze paren en elkaar bevruchten.

Slakken worden vaak als pestsoort beschouwd, maar de meeste slakkensoorten in onze streken verrichten juist heel nuttig werk, als opruimers van dode bladeren, schimmels, zwammen en dode dieren. Het strooien van gif voor slakken is te allen tijde te vermijden, want daardoor sterven ook veel vogels en egels.

Zelf op het menu van vogels en zoogdieren ...

Het overgrote deel van de slakken staat namelijk zelf op het menu van vogels, zoogdieren, kikkers, padden, reptielen, alsook sommige insecten. Zo kent haast iedereen wel de zanglijster, die op een smidse (harde steen of stuk hout), gretig de buitgemaakte huisjesslakken stukslaat en verorbert. Ook de egel lust graag slakken en kan er op één nacht wel 40 verorberen. Via een ‘egelwegel’ in je omheining en een paar schuilplekken, komt de egel graag op bezoek in je tuin en houdt hij de slakkenpopulatie onder controle.

... en van andere slakken

De tijgerslak is onze grootste naaktslak (tussen 15 en 20 cm) en heeft het liefst andere slakken op het menu staan. Deze slak zorgt er mee voor dat de slakkenpopulatie in je tuin onder controle blijft.

Pestsoort

De segrijnslak is een grote slakkensoort, die van oorsprong uit Zuid-Europa afkomstig is en via transport van planten is meegekomen. Deze soort eet vooral tuinplanten en wordt als pestsoort beschouwd.

Zoetwaterslakken

Zoetwaterslakken zoals de ovale poelslak voeden zich meestal met algen en waterplanten, maar ook dode waterdieren staan op hun menu.

Heb je last van slakken in je tuin, lok dan natuurlijke vijanden, zodat de slakkenpopulatie onder controle blijft. Hoe natuurlijker je tuin, des te beter moeder natuur alles zelf in evenwicht kan houden.

TEKST & FOTO'S: PAUL WOUTERS EN MARIANNE HOREMANS

Bronnen: www.onzenatuur.be / Veldgids Slakken en Mossels, KNNV / Land- en zoetwatermollusken van de Benelux, JNM.

Zwartgerande tuinslak detail copula.

Zanglijstersmidse van tuinslak.

Segrijnslak.

De WATERLELIEMOT of WATERLELIEVLINDER

Pop aan een stengel van gele lis.

De waterleliemot is een ongewoon en interessant vlindertje met een spanwijdte van 2 à 3 cm. Het is een algemene soort bij vijvers met drijvend fonteinkruid, waterlelies en andere planten met drijfbladeren. Het vlindertje is overwegend in het donker actief. De activiteit begint in de schemering. Overdag verbergt de vlinder zich aan de onderzijde van bladeren, steeds met de kop naar beneden. De mannetjes zijn krachtig geelbruin getekend met donker gerande vlekken. De vrouwtjes zijn iets groter en hebben een lichtere kleur. Er zijn twee generaties met een vliegpauze in juli.

De eitjes worden onder water afgezet op bladranden. Na het uitkomen mineert het rupsje eerst in het blad, bij voorkeur van drijvend fonteinkruid. Kleine jonge rupsjes overwinteren in met water gevulde kokertjes en plantenstengels onder water. Later, wanneer de rupsen opgroeien tot een lengte van ongeveer 2 cm, snijden ze ovale stukjes blad uit de bladeren van het fonteinkruid. De ovale gaten in de bladeren verraden de aanwezigheid van de soort. In de eerste twee stadia neemt de rups zuurstof op uit het water door de huid. In het derde stadium ademt ze met tracheeën (adembuisjes) atmosferische lucht uit de luchtbel in haar behuizing. De gelige tot groenige rupsen verbergen zich onder de ovale stukjes blad. Vaak spinnen ze ook twee ovale stukjes blad aan elkaar tot een soort verplaatsbaar kokertje of huisje, waarmee ze over de blaadjes van fonteinkruid rondkruipen. De rups verpopt onder water in haar huisje, vastgehecht aan een stengel van een waterplant, ongeveer 5 à 10 cm onder water. Bij het uitkomen is de mot door lucht omgeven en wordt ze zo direct naar het wateroppervlak getransporteerd. Daarna kunnen de vleugels zich strekken.

Een vrouwtje van de waterleliemot.

Mooie natuurwaarnemingen

Blauwe reiger

We zijn nog altijd aan het monitoren in Breeven. Tussen Kerst en Nieuw dus ook. Het leverde leuke beelden op van een blauwe reiger die zich schudt tot een pluimenbal.

PETER STROOBANTS

Europese rode eekhoorn

Een eekhoorn in je tuin is misschien niet zeldzaam maar o zo mooi als het even gesneeuwd heeft. Eekhoorns hebben oorpluimen in de winter en een grote pluimstaart die dient voor het evenwicht bij het springen en de regeling van de lichaamstemperatuur.

RENÉ HOSKENS

Gaffelaar

In De Vloyen kreeg ik op 30 december deze reebok voor de lens van mijn wildcamera. Het (bast)gewei heeft nog maar twee einden. Daarom noemen we hem een gaffelaar.

PETER LEYSEN

Kopjesbekermos

Op 6 februari gezien op wandel in Bel tussen de vlagen door. Klein maar fijn op een boomstronk. Het kopjes-bekermos is een korstmos uit het geslacht Cladonia. Het groeit op steen, op bomen, op hout en op de grond.

Ooievaars

Deze foto van overwinterende, paaldansende ooievaars heb ik op 28 januari genomen aan de kijkhut achter de Straalmolen in Balen. Dat er twee dagen voordien een nestpaal voor hen werd geplaatst in De Vloyen wisten ze allicht nog niet!

PETER STROOBANTS

Gekraagde aardster

Deze gekraagde aardster ontdekte ik op 27 januari tijdens een wandeling aan het Zilvermeer in Mol.

GUIDO BOONS

Bosmestkever

Bij een van onze wandelingen kwamen we, begin januari, deze bos- of voorjaarsmestkever tegen, een grote donkere blauw/ zwarte glanzende kever, die vaak een paars en groene gloed over zich heeft. Hij is overdag actief.

GILBERT COOLS

Spechtinktzwam

Deze zeldzame spechtinktzwam komt elk jaar weer tevoorschijn in een bos nabij het Prinsenpark bij mijn grootmoeder. De paddenstoel wordt voornamelijk alleenstaand aangetroffen in de buurt van beuken.

Reegeit

Op 31 december om 14.10 u werd deze volwassen reegeit door mijn wildcamera geflitst in De Vloyen.

PETER LEYSEN

Wilde zwanen en kleine zwaan

Wilde zwanen komen bij ons overwinteren. Ze broeden in IJsland, Scandinavië en het noorden van Rusland. Kleine zwanen komen van nog veel verder. De wilde zwaan (op het water) heeft geel op de snavel dat uitloopt in een punt naar voor toe. Bij de kleine zwaan (vliegend) is dat geel afgerond. Eind januari zaten ze op de Kleine Hooibeekvijver, op de grens Geel-Retie!

RONY VAN HOUT

‘Witte reiger of zilverreiger’

‘Regelmatig zie ik witte reigers in Geel-Ten Aard, aan de molen, dicht bij de Zegge’ (Magda), en ‘Deze zilverreiger kwam vlakbij een landing maken, zodat ik hem goed kon fotograferen’ (Jaak). We zien dat de linkse een gele snavel heeft en de rechtse een zwarte. Dat wijst op verschillende soorten: de linkse van dicht bij de Zegge is de grote zilverreiger, de rechtse met de zwarte bek is bij ons zeldzamer, het is de kleine zilverreiger.

MAGDA GOOSSENS EN JAAK GEYS

Keep

Een keep lijkt sterk op een vink maar heeft een witte stuit. Het mannetje heeft een oranje borst en schouder en een donkergrijze kop. De keep broedt in naald- en berkenwouden in het noorden van Europa en Azië maar overwintert o.a. in België. Dit jaar waren ze niet met vele, maar deze zag ik toch op mijn voederplaats!

RUDI MEYLEMANS

Ransuil

Op de ransuilenroestplaats in Geel-Bel zaten deze winter op de beste momenten weer zeven vogels, net zoveel als vorig jaar. Fijn dat er dit jaar eens geen achteruitgang in aantal is te melden. Mooi vrij poseren voor de foto in die zeedennen doen ze wel niet gauw…

MAARTEN WILLEMS

Gewone grootoorvleermuis

In het najaar had ik enkele dagen een gewone grootoorvleermuis te gast op mijn overdekt terras in Geel-Sint-Dimpna. Aangenaam en leerrijk gezelschap. Ze heeft een vleugelspanwijdte van 240285 mm en is met deze brede vleugels in staat tot een fladderende vlucht, waardoor ze insecten van de vegetatie kan plukken.

NICO SCHRANS

Carolina-eend

Op 14 november zag ik deze twee mooie mannetjes Carolinaeend ter hoogte van de Mosselgoren in Geel op het kanaal zwemmen. Carolina-eenden horen thuis in Amerika maar worden hier gehouden in verzamelingen. Soms ontsnappen ze of worden ze vrijgelaten zodat ze in de natuur terechtkomen. Ze kunnen hier goed overleven.

Honingbijen vieren nieuwjaar op Helleborus

Enkele foto’s van bijen op Helleborus-bloemen in de tuin op 31 december (bij Fons in Mol) en op 1 januari (bij Guido in Geel). Een beeld dat je niet verwacht in de winter! Ook de bijen vierden nieuwjaar met een lekker hapje! Niet verwonderlijk… bij temperaturen rond 14°C.

FONS LOMMELEN EN GUIDO LAENEN

Rode ibis

Tijdens onze wandeling langs een visvijver hebben we deze foto kunnen maken van een rode ibis, een exoot die normaal voorkomt van noordelijk en oostelijk Colombia en oostelijk Ecuador tot noordoostelijk Brazilië.

MARIA VAN GENECHTEN

Winterpracht

Deze foto heb ik genomen tijdens een winterwandeling in de Most. Als het daar een beetje vriest veranderen de Most en ook de Keiheuvel in een sprookje…

JAAK GEYS

Brilduiker

Op 20 november ben ik nog maar eens gaan kijken aan het kanaal Bocholt-Herentals in Geel-Ten Aard en ik had geluk. Er zwom een mannetje brilduiker. Een grote, compacte eend uit noordelijker streken die in de winter o.a. naar ijsvrije binnenwateren trekt en zo ook in Meanderland belandt.

RONY VAN HOUT

Knopbok

Op 28 december in de namiddag stond ik oog in oog met deze mooie reebok ( knopbok) in natuurgebied Scheps in Balen. Deze bok liet zich uitgebreid bekijken en fotograferen om daarna zonder al te veel geluid, gezwind de dichte dekking in te springen.

PETER VAN DEN BROECK

Huismus

De huismus behield haar eerste plaats bij de telling van het Grote Vogelweekend 2022 van Natuurpunt. Ook in mijn tuin in Geel-Rauwelkoven was ze goed vertegenwoordigd deze winter!

RUDI MEYLEMANS

Gaai

De wetenschappelijke naam van de gaai, Garrulus glandarius, is te vertalen als ‘voortdurend krassende eikelzoeker’. Dat typeert de gaai alleen in de winter, want tijdens het broedseizoen is hij juist opvallend stil. Van oorsprong een vrij schuwe bosvogel, maar inmiddels ook volop tussen de mensen te vinden. Gaaien hebben in het bos de functie van indringer-alarm; veel dieren reageren op hun alarmroep en verbergen zich.

RUDI MEYLEMANS

Oproep!

Voor deze rubriek roepen we al onze lezers op om actief mee te werken. Zag u zelf iets moois of speciaals in de natuur in onze regio of in gebieden waar onze afdelingen of werkgroepen op uitstap gaan, laat het ons weten. Bedoeling is om ons tijdschrift nog meer een tijdschrift van alle leden te laten zijn. Stuur je interessante waarneming naar frans.emmerechts@gmail.com en misschien verschijnt ze dan wel in de volgende Meander!

WILDE voor 4 - 12 j BUITENDAGEN

7 mei - Meerhout

Op bezoek bij Totterman (13 u -18 u) 8 mei - Mol

Grijp zeker deze unieke kans! Kom op bezoek bij Totterman op het Totterpad. Hij ziet er misschien wat wild uit, maar in feite is hij superlief. Oefen alvast enkele dierengeluiden, want Totterman spreekt enkel de dierentalen. Locatie Bezoekerscentrum Grote Netewoud, Watermolen 7, Meerhout Praktisch Afstand wandeling is 2 km, speelkledij en waterdichte schoenen zijn geen overbodige luxe. Vrije start van de wandeling tussen 13 u en 16.30 u Einde activiteit: 18 u

Reserveer je plaats via www.grotenetewoud.be Meer info bc.grotenetewoud@natuurpunt.be of 014 21 34 50 Natuurbeleving met een grote N (14 u -17 u)

Tijdens de opening van het overstromingsgebied kunnen gezinnen met kinderen zich gaan uitleven in Mol-Gompel. Wandel op eigen houtje mee in het nieuwe opengestelde Gompelbroek vanaf 14 u. Gratis topnatuurbeleving voor jong en oud gegarandeerd! Locatie Afspraak aan de fi etsparking langs Gompeldijk, Mol. Volg de parkeerpijlen ter plaatse. Volg de parkeerpijlen ter plaatse. Praktisch Start vanaf 14 u, einde is voorzien om 17 u. Meer info luc.de.groof@live.be of 0494 29 79 49

This article is from: