609 cultuur en media #2

Page 1

cultuur en media

#02, oktober 2009

Gesproken Woord: Martin Šimek, Stephan Sanders – Radio en Ik Hans Maarten van den Brink – Feest voor het oor Gawie Keyser – Over Ollie B. Bommel Jan Donkers – In de Verenigde Staten Geert Lovink – De Vrije Radio en het internet Altijd de Geschiedenis: Frank van Vree – Televisie schrijft en herschrijft het verleden Ad van Liempt – Opnieuw De Oorlog Koen Kleijn – De Ware Willem Dick Tuinder – Animatie en het Oneindige Verhaal Dana Linssen – One Night Stands Arjen Davidse – Drie jaar TAX-videoclipfonds


Colofon Een uitgave van het Mediafonds Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties Herengracht 609 1017 CE Amsterdam T 020 623 39 01 F 020 625 74 56 info@mediafonds.nl www.mediafonds.nl

ISSN-nummer 1878-4992 Jaargang 1 nummer 2, oktober 2009 Samenstelling en redactie: Koen Kleijn en Titia Vuyk Beeldresearch: Rosetta Senese Ontwerp: Mannschaft Drukwerk: Calff & Meischke, Amsterdam Disclaimer: De uitgever van 609 heeft zijn best gedaan alle rechthebbenden op hier gepubliceerd beeldmateriaal te achterhalen.

Alle in dit blad gepubliceerde artikelen zijn geschreven op persoonlijke titel. Zij zijn niet de weerslag van de opvattingen van het fonds, zijn staf, bestuur of adviseurs. Dit tijdschrift wordt u op verzoek kostenloos toegestuurd. Gelieve daarvoor een e-mail te sturen aan: 609@mediafonds.nl

Radio en Geschiedenis Het verschijnen van dit tweede nummer van 609 valt samen met een bijeenkomst die gewijd is aan de positie van het gesproken woord in de media, met name op radio-gebied. Muziek heeft over belangstelling niet te klagen (twaalf nieuwe publieke themazenders zijn in de maak), en nieuws, sport en verkeersinformatie blijven vanzelfsprekend overeind. Maar heeft het andere gesproken woord nog toekomst? Kan het internet uitkomst bieden? Is de dood van radio nabij? Wij reiken hier een pakket van acht artikelen en twee columns aan, om de gedachten te verzetten. Dit televisieseizoen beleven twee prominente historische programma’s hun première. De Oorlog treedt in de voetsporen van Loe de Jongs beroemde De Bezetting. En De Troon toont, in dramavorm, de onbekende historie van de drie 19de-eeuwse koningen van Nederland. Belangstelling voor geschiedenis is altijd goed, alleen al omdat de definiëring van ‘onze nationale identiteit’ zo’n actueel onderwerp van gesprek is. Televisie is uitermate geschikt voor ‘geschiedenis’. Maar is ‘geschiedenis’ ook zomaar geschikt voor televisie? Redactie 609

Omslag: TU Delft, akoestische dode ruimte Foto: Nadine Stijns Met dank aan Diemer de Vries Deze pagina: Kleurbeeld uit De Oorlog A. Hustinx, NIOD


Inhoudsopgave Altijd de Geschiedenis: Frank van Vree – Een historische beweging. Televisie schrijft en herschrijft het verleden – 2 Ad van Liempt – Opnieuw De Oorlog. De Oorlog opnieuw – 4 Auke Kranenborg – 13 in de Oorlog – 6 Koen Kleijn – De ware Willem. Historisch drama – 8 Gesproken Woord: Hans Maarten van den Brink – Feest voor het oor. Renaissance voor de radio – 10 Martin Šimek – Hoge Hakken, Echte Radio. Column – 12 Rob Savelberg – Over Levende Radio. Duitsland: Geen Dudelfunk! – 13 Jan Donkers – Over Levende Radio. De VS: Communities – 14 Patrick van IJzendoorn – Over Levende Radio. De UK: Someone still loves you! – 15 Klaas Kuitenbrouwer – Spreekweb. Techniek biedt nieuwe kansen – 17 Dries Muus – Duizend Woorden. Literaire radio – 18 Stephan Sanders – Kopschuw. Column – 20 Gawie Keyser – Heer Bommel en de Verdwenen Beelden. Analyse van een hoorspel – 21 Geert Lovink – Golven van Dagelijks Leven. De Vrije Radio en het internet – 23 Dick Tuinder – Het Oneindige Verhaal. De grenzen van animatie – 25 Dana Linssen – Fabrieksschoorstenen. One Night Stands – 28 Jos van der Burg – Perspectief zoekt publiek. De artistieke film – 31 Arjen Davidse – 54 Gelukkigen. Het TAX-videoclipfonds – 33 Mediafonds Mededelingen – 36 Bekroonde programma’s – 37

Reacties naar: www.denieuwereporter.nl Op verschillende artikelen in het vorige nummer van ‘609’ is gereageerd via De Nieuwe Reporter, een groepsweblog over nieuwe en oude media. Die vorm van crossmedialiteit zetten wij uiteraard voort. De meeste reacties werden uitgelokt door het puntige artikel van Hans Beerekamp (Wordt kunstkritiek een zorg van de overheid?). De schrijver stelde dat de teloorgang van de onafhankelijkheid en het gezag van de criticus een probleem oplevert voor instanties die een cultureel beleid moeten voeren. De expertise en het oordeel van critici zouden door de overheid beschermd moeten worden, zei Beerekamp. ‘Nooit.’, schreef Henk van Gelder terug, op DNR: recensenten moeten altijd buiten het door hen beschreven kunstgenre blijven staan, en zich nooit laten annexeren door sectorinstituten.

‘Ze behoren immers niet bij een sector, maar bij het publiek.’ ‘Nationale sectorinstituten’ deden ook Maarten Doorman huiveren, maar de overheid zou wat hem betreft wel een rol kunnen spelen ‘in de algemene bevordering van de kunstkritiek’, bijvoorbeeld door de stichting van een ‘instituut voor kunstkritiek’ dat zich bezighoudt met ‘scholing, onderzoek, prijzen en andere stimulerende initiatieven.’ Of dat zal helpen? Van Gelder, nogmaals: ‘Als de recensent werkelijk zou uitsterven, moet dat maar. Als de podia voor zijn recensies werkelijk zouden wegvallen, is zijn beroep blijkbaar niet langer relevant. De lezer heeft, hoe dan ook, het laatste woord.’

Mediafonds oktober 2009 609 – cultuur en media 1


Televisie schrijft en herschrijft het verleden

Een historische beweging Niet schoolboeken of wetenschappelijke werken – laat staan de Canon – maar de televisie, films, foto’s en in toenemende mate internet zijn voor de meeste mensen de voornaamste bron van historische kennis en historisch besef. Met name de televisie als klassiek massamedium speelt nog altijd een sleutelrol, al is er sinds de uitzending van Loe de Jongs serie ‘De Bezetting’, de ‘moeder’ van alle Nederlandse historische televisieprogramma’s, begin jaren zestig veel veranderd. Er worden meer programma’s over het verleden gemaakt dan ooit, maar ze hebben een ander karakter dan vroeger. Daarmee weerspiegelen ze de ingrijpende veranderingen die zich de laatste decennia in de historische cultuur hebben voltrokken.

Door Frank van Vree In de geschiedenis van de Nederlandse televisie neemt de documentaire serie De Bezetting, uitgezonden in eenen­ twintig delen tussen mei 1960 en mei 1965, in velerlei opzichten een sleutel­ positie in. Zo was de serie niet alleen de grootste productie die tot dan toe in Nederland was gemaakt, maar ook de best bekeken en hoogst gewaardeerde. De uitzendingen, die plaatsvonden in een tijd waarin de televisie de Nederlandse huiskamer veroverde, hielden de mensen letterlijk thuis. Dr L. de Jong, presentator en samen­ steller, directeur van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, groeide in de loop van de uitzendingen uit tot een van de eerste televisiepersoonlijkheden, met een gezag dat hij tot ver in de jaren tachtig kon laten gelden. Tenslotte droeg de serie heel direct bij aan de herwaardering van het nieuwe medium: De Bezetting, zo heette het, bewees dat het nieuwe medium niet per definitie op­ pervlakkig was, maar ook een positieve, opvoedende rol kon vervullen. Harde feiten

De betekenis van De Bezetting voor de ontwikkeling van de Nederlandse televi­ sie kan uiteraard niet worden losgezien van haar inhoud, als historisch pro­ gramma. Elders heb ik de serie al eens aangeduid als ‘het enige echte nationale oorlogsmonument’: niet het laffe com­ promis op de Dam, onthuld in de jaren veertig, maar de serie van De Jong wist de Nederlanders werkelijk te verenigen. Vanaf de allereerste uitzending waren de reacties positief, niet alleen in de media, maar ook in de honderden brie­ ven die na afloop van iedere uitzending binnen stroomden. ‘Dit is de beste wijze waarop ons volk en vooral de jeugd in kennis kan worden gebracht van de volledige waarheid en rijk gedocumen­

teerde weergave van vaak harde feiten’, zo schreef de voormalige (christelijke) verzetskrant Trouw, daarin bijgevallen door vrijwel alle andere kranten. Alleen het dagblad van de communistische partij, De Waarheid, en de spreekbuis van nationaal-conservatief Nederland, De Telegraaf, waren aanvankelijk nogal kritisch – maar na enkele afleveringen stelden ook zij hun mening bij. Schoolmeester

De enorme impact van De Bezetting kan worden verklaard uit een aantal omstan­ digheden, te beginnen met de relatieve nieuwheid van het medium. De serie bezat daarnaast onmiskenbare kwalitei­ ten, door de duidelijke verhaallijnen, het afgewogen gebruik van archiefmateriaal en getuigenverklaringen, en, uiteraard, de presentatie van De Jong, die zich liet kennen als een geëngageerde verteller, een begeesterde schoolmeester die ook zijn eigen ervaringen en emoties liet meeklinken en daarmee aan het nationale epos een bijzondere dramati­ sche lading wist te geven. En ook hier telde de inhoud van de documentaire: de serie kon als een ‘waarachtig beeld van de bezetting’ worden ervaren, omdat De Jong de lijnen, gedragen door de 169 getuigen die in de serie – vaak meer dan één keer – aan het woord kwamen, zo overtuigend wist samen te binden. De Bezetting smeedde individu­ ele herinneringen om tot een nationaal verhaal, een monumentale voorstelling van onderdrukking en verzet, van een land dat vertrapt werd maar gezuiverd uit die worsteling tevoorschijn kwam, van een lijden dat – naar de woorden van Wilhelmina – ‘niet tevergeefs was geweest’. Dynamiek van de historische cultuur

In de halve eeuw die is verstreken sinds

2 609 – cultuur en media oktober 2009 Mediafonds

Het Mediafonds financierde de ontwikkeling van de serie In Europa, gepresenteerd door Geert Mak. Ook droeg het fonds bij aan de totstandkoming van de door Charles Groenhuijsen gepresenteerde documentaireserie Het verleden van Nederland.

de eerste aflevering van De Bezetting, is de televisie een cruciale rol blijven spelen in de historische cultuur. Dat gebeurde niet alleen in de vorm van documentaires, maar ook van nieuws en actualiteiten, series, herdenkings­ programma’s, televisiedrama, speelfilms en culturele uitzendingen. Daarbij was vaak sprake van concurrerende visies op het verleden, vertolkt door de verzuilde omroepverenigingen en gebaseerd op politieke en religieuze inzichten – wat niet weg neemt dat er sprake was van een min of meer gemeenschappelijk referentiekader: de programma’s werden massaal bekeken en besproken en riepen dikwijls heftige emoties op – zeker wanneer het ging om de Tweede Wereldoorlog of het Nederlandse kolonialisme. Juist die heftige botsingen vormden het bewijs dat er een gemeenschappelijk referen­ tiekader bestond. Daarin ligt een belangrijk verschil met de huidige situatie. Sinds de jaren tachtig, toen de kabel en later de com­ merciële omroepen een einde maakten aan de monopoliepositie van de twee publieke televisiekanalen, is het aantal historisch georiënteerde programma’s


Loe de Jong in het decor van het programma De Bezetting, 1960 / Beeld en Geluid

weliswaar explosief gegroeid, maar van een gemeenschappelijk referentiekader is nauwelijks meer sprake. De kijkdicht­ heid per programma haalt het niet bij die in vroegere decennia, omdat het kijkerspubliek versnipperd is geraakt. Dat zien we ook terug in de enorme variëteit in het aanbod: in hun stijl en keuze van thema’s richten de program­ ma’s zich op specifieke doelgroepen en minder op een algemeen publiek. Tegen die achtergrond vormt een televisieserie als Verleden van Nederland een even veelzeggende als markante uitzonde­ ring: deze serie richtte zich op een breed publiek, en het is dan ook niet toevallig dat juist hier een duidelijke – zij het milde – nationale oriëntatie is terug te vinden, zowel in de vormgeving en de verhaalstructuur als in de teksten van de opgevoerde personages. Supermarkt

De meeste documentaires, series, speel­ films en journalistieke programma’s gaan echter niet over het verleden van de Nederlandse natie, zelfs niet over de geschiedenis van een religieuze of politieke groepering dan wel hun representanten, maar over specifieke gebeurtenissen, individuele ervaringen en herinneringen, lokale of juist interna­ tionale historische thema’s. Het schap met de historische televisieprogramma’s

heeft het karakter van een kast in de supermarkt: weliswaar veel producten van eigen bodem, maar tegelijk een ruim en gevarieerd assortiment, met programma’s voor nostalgici, avontu­ riers, spanningzoekers, nieuwsgierigen, kritische kijkers en liefhebbers van leed en ellende. Dit rijke en veelzijdige aanbod van programma’s, waarin vrijwel alle aspecten van het verleden aan bod kunnen komen, van microhistorie en individuele verhalen tot de geschiedenis van verre culturen, weerspiegelt in al zijn verbrokkeldheid de veranderingen die zich sinds de jaren zeventig in de his­ torische cultuur hebben voorgedaan, in Nederland en een groot deel van de rest van Europa. De nationale geschiedenis vormt in deze programma’s niet langer het natuurlijke kader, zomin als de sterk ideologische, politieke en religieuze visies op het verleden. De historische thema’s zijn oneindig gevarieerd, van de geschiedenis van Europa tot aan de getuigenis van een bombardement door een toevallige passant, van de geschie­ denis van de mode tot een portret van de vrouwen van Hitler.

brengen, vandaag de dag is dat niet goed meer mogelijk. Daarvoor is het aanbod te groot en ook te divers. Dat neemt niet weg dat onze voorstellingen van het verleden nog steeds – ik zou zelfs willen zeggen: meer dan ooit – worden gevormd door de audiovisuele geschiedenis. Wie daaraan twijfelt zou om te beginnen eerst zijn of haar eigen hersens kunnen laten werken, door wil­ lekeurig historische namen en situaties te laten passeren. Daarbij komen de beelden vanzelf eerst – geheel volgens de regels van de psychologie – of het nu gaat om het Romeinse Rijk, de Franse Revolutie, Lenin of Stalin of Mei ’68. Sommige beelden zitten zo diep, dat zelfs professionele historici moeite zullen moeten doen los te raken van deze beelden. Het realiteitseffect ervan is – doorgaans – immers zoveel sterker dan dat van geschreven teksten. Juist die kracht wordt geëxploiteerd, niet alleen op de televisie en in de film, maar evenzeer in andere culturele instellingen die zich met het verleden bezig houden, zoals musea en herdenkingsplaatsen. Ook deze richten zich meer en meer op een enscenering van het verleden, met het doel een historische sensatie bij de toeschouwer te wekken, het gevoel van een directe ervaring met het verleden zelf. Als in een tijdmachine wordt de bezoeker meegezogen, geconfronteerd met ‘authentieke’ scènes, geluiden, beelden en objecten, in het museum van de Eerste Wereldoorlog in Ieper bijvoorbeeld, of het Holocaust Memorial in Washington. Daarmee komen we op een laatste opvallende tendens in de historische cultuur. Er is niet alleen sprake van een verbrokkeling in het aanbod en de consumptie van beelden, maar ook van een vervloeien van de grenzen tussen de verschillende media in de overdracht van kennis van het verleden. Beeld en geluid rukken overal op, niet alleen in musea maar ook in het onderwijs, van de lagere school tot de universiteiten. Het web heeft een niet te bevatten rijk­ dom aan beelden toegankelijk gemaakt, die het mogelijk maakt om beeld, geluid en tekst parallel aan te bieden. Zo bezien vormt het groeiende aanbod van historische programma’s op de televisie niet meer dan een onderdeel van een breder, dynamisch proces binnen de historische cultuur. Frank van Vree is historicus en als hoogleraar Journalistiek verbonden aan de Universiteit van Amsterdam.

De enscenering van het verleden

Was het in de jaren zestig mogelijk om de directe effecten van een serie als De Bezetting min of meer in kaart te Mediafonds oktober 2009 609 – cultuur en media 3


TUSSEN SCHOOLMEESTER EN DOCUDRAMA

Opnieuw De Oorlog De Oorlog opnieuw In ‘De Oorlog’ wordt het verhaal van de bezetting verteld met nieuw materiaal en nieuwe inzichten – maar zonder acteurs, want Nederlanders zweren bij authenticiteit.

Door Ad van Liempt Presentator Rob Trip doet de deur open, zet een paar stappen in het lege huis en kijkt licht verbaasd in het rond, zonder tekst. Ook geen muziek. Pas na een halve minuut legt hij uit waar hij is: het huis van voormalig commandant Albert Gemmeker van doorgangskamp Westerbork in Drente. Het staat leeg, het ziet er nog net zo uit als het er in 1945 moet hebben uitgezien, toen Gemmeker eruit wegvluchtte bij de nadering van de geallieerden. Rob Trip zegt vervolgens dat hij het een raar idee vindt dat er maar een paar handenvol Duitsers in Westerbork rondliepen; het waren vooral Nederlanders die er de orde bewaakten en de massale joden­ deportaties organiseerden. Het is een typerende scène uit deel 5 van de serie De Oorlog die de NPS dit najaar uitzendt. Typerend bijvoorbeeld, omdat de presentator op de plek is waar het allemaal gebeurde. In de moeder van alle oorlogsseries, De Bezetting van dr Loe de Jong uit de jaren zestig, zat de presentator achter een tafel en gaf hij les, als de nationale geschiedenisleraar. Hij vertelde zijn verhaal, in zijn zeld­ zaam nadrukkelijke dictie, met grote stelligheid. Ook dat is bij Rob Trip heel anders. Hij is weliswaar de verteller, en ook de gids die de kijker langs de verhalen van de oorlog leidt, maar hij wekt niet de indruk alles te weten. Hij vraagt zich soms ook wel eens dingen af, bijvoorbeeld waarom er maar zo weinig Duitsers in Nederland vuile handen maakten bij de vervolging van de joodse bevolkingsgroep. Presentator als gids

Aan zo’n gidsrol is de Nederlandse televisiekijker inmiddels al enigszins gewend. In korte tijd heeft hij Charles Groenhuijsen in actie kunnen zien

Rob Trip in De Oorlog / Foto: Jorne Tielemans

in Verleden van Nederland en Geert Mak in In Europa. Allebei waren ze gids in historische tv-vertellingen. Groenhuijsen reisde daarvoor langs nagenoeg alle plekken die in de vaderlandse geschiedenis van belang waren, Geert Mak kwam meestal niet verder dan het station van Haarlem, maar omdat hij zelf de voice-overs in de serie voor zijn rekening nam, leek het er toch sterk op dat hij de kijker bege­ leidde op diens reizen langs historische gebeurtenissen in dit werelddeel. Die presentator als gids door de geschiede­ nis is een internationaal verschijnsel in televisieland. Simon Schama liep zestien afleveringen lang door de Britse geschiedenis voor History of Britain. De voormalige Newsnight-presentator Peter Snow trok samen met zijn zoon Dan (een jonge historicus) langs de

4 609 – cultuur en media oktober 2009 Mediafonds

beroemdste slagvelden uit de geschiede­ nis om uit te leggen wie daar de veldslag won en waarom. En ook in Amerika, Duitsland en Frankrijk is de rondtrek­ kende historicus/presentator niet van het scherm te slaan. Het is een geschikte vorm: een betrouwbare, geloofwaardige presentator houdt de aandacht beter vast dan in de meeste klassiek opge­ bouwde historische documentaires mogelijk is, dat moet de reden zijn van deze duidelijke trend. Andere Tijden

Dat de NPS twintig jaar na de remake van De Bezetting het verhaal van de Tweede Wereldoorlog opnieuw gaat ver­ tellen heeft een aantal achtergronden. Er is veel belangstelling voor, dat weten we uit de kijkcijfers van Andere Tijden. Dat programma haalt tegenwoordig wel


tegen de 600.000 kijkers per uitzending, en als er een verhaal uit 1940-1945 wordt verteld zijn de cijfers meestal boven het gemiddelde. En er is ook wat te mélden: er is de laatste decennia ongelooflijk veel onderzoek gedaan naar minder bekende aspecten van de oorlogsperiode, zowel internationaal als regionaal en lokaal. Het merendeel van de nieuwe inzichten die daardoor zijn ontstaan, is niet verder gekomen dan een beperkte kring van wetenschap­ pers en specialisten. Tot het collectieve geheugen van het Nederlandse volk zijn die nieuwe ideeën niet of nauwelijks doorgedrongen. De nieuwe serie De Oorlog gaat een poging doen dat te veranderen. En dan was er bovendien nog het project Erfgoed van de Tweede Wereldoorlog, bedacht en uitgevoerd door het departement van VWS, dat een groot project als dit als partner kon faciliteren. Fantastische verteller

Alle goede bedoelingen ten spijt zal De Oorlog nooit zoveel impact kunnen heb­ ben als in de jaren zestig De Bezetting heeft gehad. Destijds gebruikte Loe de Jong, directeur van het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, de serie onder andere om greep te krijgen op de ongekend brede en veelomvattende stof. Hij legde er eigenlijk de basis mee voor zijn grote geschiedwerk. De Jong deed ongeveer drie maanden over het schrijven van een tekst, die hij de wat overdreven titel ‘scenario’ meegaf: het was een tekst waarbij regisseur Milo Anstadt de beelden zocht. De Jong verzorgde in feite een lezing met lichtbeelden. Zodra er een aflevering klaar was, belde De Jong naar program­ macommissaris Rengelink van de toenmalige NTS en bestelde de zendtijd voor de uitzending van zijn epos, op het enige televisienet dat Nederland toen had. Zo maakte hij in een periode van vijf jaar 21 uitzendingen, die een uur mochten duren maar soms wel drie kwartier uitliepen. Dat was niet zo erg, de belangstelling was immens, elk deel

Vanaf zondag 25 oktober om 20.25 uur zendt de NPS wekelijks de negen­ delige televisieserie De Oorlog uit. De serie wordt gepresenteerd door Rob Trip. Voor meer informatie zie: http://deoorlog.nps.nl. Naast De Oorlog zendt de NPS de kinderserie 13 in de Oorlog uit. Deze is vanaf 25 oktober om 18.15 uur te zien bij de NPS.

leidde tot enorm veel publiciteit, vaak ook tot heftige discussies. De hele serie leidde tot veel meer kennis over de oorlog. Talloze Nederlanders hoorden het verhaal voor het eerst. De betekenis van de serie kan moeilijk overschat worden. De laatste maanden zijn De Jongs programma’s opnieuw te zien ge­ weest op het digitale televisiekanaal Geschiedenis24. Je zag daar de oude De Jong, een fantastische verteller, alles live zonder hapering, met veel pathos, en ook met een duidelijk kader: collaboratie contra verzet, goed contra fout. In de jaren zestig is De Jong daarin veel uitgesprokener dan in zijn grote werk, dat bij herlezing oneindig veel genuanceerder blijkt te zijn. Egodocumenten

Zulke televisie kan nu niet meer. In De Oorlog ligt veel meer nadruk op het beeld, er is verbazend veel nooit eerder vertoonde archieffilm te zien (opgespoord door filmresearcher Gerard Nijssen). Met opmerkelijk veel kleurenmateriaal, dat het verleden nóg veel dichterbij brengt. In de nieuwe serie komen ook ooggetuigen aan het woord. Dat gebeurde bij De Jong ook al. Zij legden, in het stoomtijdperk van de tv, destijds verklaringen af, moesten van De Jong vaak ook in de camera kijken: hij zette ze als het ware op een spreekgestoelte. In De Oorlog gaat het veel informeler toe – ooggetuigen bladeren in fotoalbums, of bekijken bonkaarten – interviews zijn veel meer tot scènes geworden. Het zijn er ook niet zo veel, veel ooggetuigen zijn dood of te oud. In De Oorlog wordt die functie van de ooggetuigen vaak overgenomen door citaten uit dagboeken, meestal voorgelezen door acteurs of mensen met een stem die past bij het dagboek. Daarvoor is gekozen omdat dagboeken uit de Tweede Wereldoorlog zo’n rijke bron vormen. Duizenden mensen begon­ nen op 10 mei op te schrijven wat ze meemaakten, en naarmate de geschied­ schrijving zich meer gaat bezighouden met het dagelijks leven en met de beleving van gewone burgers, worden die dagboeken waardevoller. Er zitten trouwens schitterende exemplaren tussen, en er worden nog geregeld heel bijzondere egodocumenten ontdekt. Zoals kort geleden, door een researcher van De Oorlog: het woedende dagboek van een joodse vrouw die bericht vanuit de deportatiemachine. Geen docudrama

Wat er in de serie De Oorlog ontbreekt zijn gedramatiseerde scènes, en andere middelen uit de gereedschapskist van de speelfilmregisseur. En dat is eigenlijk wel opmerkelijk. Want in de meeste landen wordt er geen historische

documentaire meer gemaakt zonder nagespeelde scènes. Zelfs de Duitse tv-makers hebben op dat punt alle remmen los gegooid – de serie Die Deutschen (het equivalent van Verleden van Nederland) wemelt van de acteurs. En in De Oorlog zijn ook geen archief­ beelden nagemaakt, zoals tegenwoordig overal heel gewoon geworden is. Op een congres over geschiedenis op televisie heb ik enige jaren geleden een gelau­ werde regisseur glimmend van trots horen vertellen hoe hij met zijn eigen super 8-camera opnamen maakte die in de computer van de juiste beschadi­ gingen en jaren veertig-kleuren werden voorzien. Niemand protesteerde. In Nederland doen we dat niet. We zouden de documentaire politie op ons dak krijgen: een paar jaar geleden zette Matthijs van Nieuwkerk tijdens zijn talkshow op het Nederlands Film Festival in Utrecht geregeld een politie­ pet op, als hij over het in scène zetten van gebeurtenissen in een documentaire begon. Wij, hier in Nederland, zweren bij authenticiteit. Wij zijn als de dood dat de kritische kijker ons helemáál niet meer gelooft als we hem bij sommige scènes in het ootje nemen. Belangrijker is misschien nog wel dat we weinig er­ varing hebben met docudrama’s en er al helemaal geen geld voor hebben, maar dat punt van de authenticiteit speelt wel degelijk een rol. Calvinistisch standpunt

Ik ben heel benieuwd hoe lang we dit calvinistische standpunt kunnen volhou­ den. De hele wereld speelt scènes na, alleen wij niet. En naarmate we meer historische programma’s gaan maken uit de tijd dat er nog helemaal geen film wás, zal de verleiding groter worden. En dan gaan we dat vak vanzelf leren. Voor het jeugdige publiek zijn dit soort overwegingen niet van belang. Tegelijk met De Oorlog lanceert de NPS de serie 13 in de Oorlog, bedoeld voor kinderen van tien jaar en ouder. Daarin worden, ter onderbreking van het documentaire macro-verhaal, steeds micro-scènes nagespeeld, met jonge én volwassen acteurs. Het is, naar mijn idee, bijzonder goed gedaan en het wérkt. Bij testver­ toningen voor schoolklassen bleek niemand met deze mengvorm moeite te hebben. Vandaar mijn voorspelling: het historische docudrama komt eraan… Ad van Liempt is eindredacteur van De Oorlog. Hij is de bedenker van Andere Tijden en oudhoofdredacteur van NOVA.

Mediafonds oktober 2009 609 – cultuur en media 5


Geschiedenis om te voelen

13 in de Oorlog Door Auke Kranenborg Stel, het is 1940, je bent tien jaar oud. Je hebt je broers, zussen en moeder verloren, maar je weet dat je vader nog leeft. Terwijl je naar hem op zoek bent in het gebombardeerde Rotterdam raak je verdwaald in een gangenstelsel. Een gewonde Duitse soldaat is bereid je te helpen, maar alleen als er een dokter voor hem wordt geregeld. Wat doe je in zo’n geval? Help je de soldaat, waarmee jij ook geholpen bent, of laat je hem stikken? Pak je hem ook nog eens z’n medicijnen af? Die kunnen in een oorlogssituatie immers altijd van pas komen.

Het internetspel 13 in de Oorlog is ontwikkeld met een e-cultuursubsidie van het Mediafonds. De game zal op 24 oktober tijdens Cinekid worden gepresenteerd.

De spelers van het internetspel 13 in de Oorlog zien zichzelf voor dit soort dilemma’s geplaatst. Omdat er weinig interessante multimediale projecten voor jongeren over de oorlog te zijn besloten de NPS en IJsfontein Interactive Communication de handen ineen te slaan en een televisieserie en een internetspel over de Tweede Wereldoorlog te ontwikkelen. De televisieserie 13 in de Oorlog gaat op 25 oktober in première; de game wordt op 19 oktober op Cinekid gepresenteerd. Het spel bestaat net als de televisieserie uit dertien episodes. De personages uit de serie komen voor een deel ook terug in de game. Na iedere aflevering op televisie komt er een episode van het spel vrij. Judith van de Graaf ontwikkelde het internetspel met – onder anderen – haar collega Paul de Jong en scenarioschrij­ ver Maarten van der Duin. Ik sprak haar in het kantoor van IJsfontein, in de

Amsterdamse Westergasfabriek. Waarom een game over de Tweede Wereldoorlog? Is het zo slecht gesteld met het historisch bewustzijn van de jeugd? Van de Graaf vertelt dat gebrek aan historisch bewustzijn niet zozeer het probleem is: “Kinderen zullen de belangrijkste feiten over de Tweede Wereldoorlog ongetwijfeld zonder problemen op kunnen dreunen. Maar ze zullen zich niet realiseren hoe het geweest moet zijn om in de Tweede Wereldoorlog op te groeien. Ik behoor tot de generatie die nog verhalen te ho­ ren kreeg van opa’s en oma’s. Zij konden invoelbaar maken hoe het was om de oorlog aan den lijve te ondervinden. De huidige generatie kinderen hoort echter nauwelijks nog verhalen uit de eerste hand. In de televisieserie, die zowel fictieve als documentaire elementen bevat, gaat het meer om de feiten; in het spel proberen we kinderen te laten voelen hoe het geweest moet zijn om in de oorlog te leven. Er heerst vaak een simplistisch beeld van de begrippen goed en fout. Wij hebben geprobeerd dat beeld te nuanceren.” Fatale consequenties 13 in de Oorlog is een spel waarbij kinderen zich voor ingewikkelde morele dilemma’s zien geplaatst. Goed en fout zijn geen eenduidige begrippen: han­ delingen die in eerste instantie moreel juist lijken kunnen fatale consequenties hebben en vice versa. De speler bevindt zich in het begin van het spel in het ge­ bombardeerde Rotterdam. Hij krijgt de opdracht zijn vader te zoeken. Hij reist van stad tot stad en komt onderweg verschillende personen tegen die hem verder kunnen helpen om zijn vader te vinden, maar die hem ook juist kunnen dwarsbomen. Onderweg vindt de speler allerlei spullen, die hem op een zeker moment van pas kunnen komen in de zoektocht. Zaak is om deze spullen op het juiste moment in te zetten. De samenwerking tussen de interactieontwerpers van IJsfontein en scena­ rioschrijver Maarten van der Duin, die vooral voor film en televisie schrijft, was ongebruikelijk, maar lag volgens

6 609 – cultuur en media oktober 2009 Mediafonds

Van de Graaf toch voor de hand. Ze typeert de game namelijk als ‘interactief drama’, waarbij het verhalende element dominant aanwezig is. Van de Graaf vond de samenwerking met Van der Duin uitdagend: “Een scenario voor een televisieserie is iets totaal anders dan een scenario voor een game. Je probeert elkaars werk te vertalen. Een belangrijke overeenkomst tussen de scenarioschrijver en de makers van IJsfontein: we willen met de game een verhaal vertellen.” Beperkte vrijheid Het maken van interactief drama lijkt ingewikkeld. Hoe zorg je ervoor dat er een dramatische spanning in het spel zit, terwijl je de spelers ook de ruimte geeft om hun eigen weg te zoeken in het virtuele universum? Van de Graaf: “Dat is inderdaad een pro­ bleem. Als je de speler te veel vrijheid geeft creëer je een soort virtuele zand­ bak, maar als je hem te weinig vrijheid geeft blijft er niks te spelen over. Wat wij hebben gedaan is de speler de suggestie geven dat hij alle vrijheid heeft, terwijl we die in feite hebben ingeperkt. De speler moet in iedere episode van punt A naar punt B zien te komen, en dat kan maar op een beperkt aantal manieren. De route die de speler doorloopt wordt bepaald door de keuzes die hij maakt, waardoor verschillende verhalen worden gecreëerd.” Van de Graaf hoopt dat de game kinderen op een speelse manier aanzet tot nadenken. “We willen niet met de morele vinger wijzen, maar we hopen dat de kinderen inzicht krijgen in de ingewikkelde keuzes die tijdens een oorlog gemaakt moeten worden. Ik denk dat het spel interessante discussies kan opleveren. Het is heel eenvoudig om te zeggen: ik had tijdens de oorlog zus of ik had zó gedaan. Met het spel laten we zien dat consequenties niet altijd te voorzien zijn.” Auke Kranenborg werkt bij het Mediafonds.


Stills 13 in De Oorlog / IJsfontein / NPS Nieuwe Media

Mediafonds oktober 2009 609 – cultuur en media 7


Koningsdrama met een bijzonder accent

De ware Willem De publieke omroep zet de verwachte troonswisseling volgend jaar luister bij met onder meer historisch drama over de eerste drie koningen van Nederland. Het beeld dat daarmee wordt geschapen maakt vermoedelijk meer indruk op het collectieve geheugen dan alle geschiedenisboekjes samen.

Door Koen Kleijn Was Koning Willem II (1792-1849) homo­ seksueel? Zo ja, maakt dat wat uit? Is het zelfs wel een relevante vraag? Ja, zult u zeggen, want in onze 21ste eeuw is de identiteit van een man naadloos verbonden met zijn seksualiteit. Wie homoseksueel is en daar niet voor uitkomt ontkent zijn ware aard, leidt een beklagenswaardig onvolledig leven en is, au fond, een bange leugenaar. Als hij daar zelf vrede mee heeft, dan heeft hij pech, want het is 2009, en nieuwsgie­ righeid regeert de aarde. Wij, burgersmediaconsumenten, hebben er recht op te weten wat onze elite doet, denkt en voelt. Wij mogen ze fotograferen op het strand of tijdens het boodschappen doen. Zij moeten dat verdragen. Zij mogen niet tegen ons liegen, niet over hun affaires, niet over hun inkomsten, niet over hun declaraties en zeker niet over hun ware ik. En dus richten wij onze pijlen op George Clooney (homo!) of Lady Gaga (hermafrodiet!). Boulevardgeschiedenis

De vraag of Koning Willem II homo­ seksueel was lijkt irrelevant. Met zijn regering had het niets te maken. Hij is al anderhalve eeuw dood. Toch is er gerede kans dat de kwestie dit jaar de gemoederen zal bezighouden. De AVRO presenteert in 2010 De Troon, een grote dramaserie over het koningshuis in de negentiende eeuw, geregisseerd door Erik de Bruyn (Wilde Mossels) en geschreven door Ger Beukenkamp, die eerder de Zorreguieta-affaire zo kundig verwerkte in De Kroon. De Troon is (zegt het AVROpersbericht) ‘geïnspireerd’ op het boek Voor de troon wordt men niet ongestraft geboren van de journalistenhistorici Daniela Hooghiemstra en Dorien Hermans. Dat is een interessant boek. Het is een biografische schets van

de drie 19de-eeuwse koningen, Willem I, II en III, aan de hand van brieven, ambtsberichten en ooggetuigenver­ slagen van diplomaten, hofartsen, ministers en leden van het Koninklijk Huis. De auteurs hadden toestemming het Koninklijk Huisarchief te raadple­ gen – wat een zeldzaamheid is – maar zij maakten uit dat bronnenmateriaal een zeer eigenzinnige keuze. Toen het boek uitkwam, bleek de Majesteit not amused. Dat leek op bekrompenheid te duiden. Toch was er veel voor te zeggen. Uit de rijkdom aan gegevens bleken de twee schrijfsters vooral dát materiaal te hebben geselecteerd dat hen grof gezegd meteen bij RTL Boulevard zou doen belanden. ‘Er is geringe belangstelling voor de drie 19de-eeuwse koningen’, schrijven Hooghiemstra en Hermans in hun inleiding, maar dat vinden zij onterecht. ‘De levensverhalen van Willem I, Willem II en Willem III staan bol van samenzweringen, bloed­ vergieten, machtsstrijd, (hopeloze) liefdes, overspel en waanzin.’ Hier spitst Albert Verlinde de oren. Hij wordt op zijn wenken bediend: ‘Willem I ging ten onder aan zijn eigen koppigheid, Willem II leidde een dubbelleven vanwege zijn biseksualiteit en Willem III was half waanzinnig.’ Tegennatuurlijk gedrag

Biseksualiteit, waanzin: de auteurs hebben verder maar weinig oog voor politieke, religieuze, staatsrechtelijke of dynastieke aspecten. De Willems worden daardoor geen historische figuren met eigen diepgang en context, maar van de werkelijkheid losgezongen celebrities, gemeten naar de maatsta­ ven van nu. Willem II werd door twee louche officieren gechanteerd, kennelijk vanwege ‘tegennatuurlijk gedrag’ en hij schijnt wel eens arm in arm met een

8 609 – cultuur en media oktober 2009 Mediafonds

man in een park gewandeld te hebben. Meer feiten zijn er niet. Maar wat op de ene pagina nog ‘geruchten over homo­ seksuele activiteiten’ worden genoemd is twee hoofdstukjes verder al ‘het schandaal omtrent diens homoseksuele activiteiten’. Dat Willem II vijf kinderen en een dozijn bastaards verwekte, dat zijn echtgenote volkomen idolaat van hem was en dat het enkele feit dat iemand wordt gechanteerd nog niet betekent dat die chantage ook ergens op gebaseerd is, dat is van ondergeschikt belang. Zo gaat dat in boulevardjourna­ listiek vaker. Bevlogen en vooruitstrevend?

Dat geeft allemaal niks, natuurlijk. Op Voor de Troon… volgt ongetwijfeld een beter boek, dat weer een heel ander beeld geeft van Willem II en zijn tijd. De 19de eeuw is razend interessant. Het is een permanente ‘geboorte van een natie’, waarin cultuur, economie, religie en het politieke systeem sterk in ontwikkeling waren. Net als Thorbecke, Alberdingk Thijm, Potgieter of Schaepman was Willem II daar een hoofdrolspeler in. Hij was, om te beginnen, een echte oorlogsheld, die tijdens de Britse campagnes in Spanje en in de Slag bij Waterloo gewond raakte. Zijn kranige manoeuvres bij Quatre Bras, daags voor die slag, zouden Napoleon misschien zelfs de uiteindelijke zege hebben gekost. Hij was echt een bevlogen bevorderaar van de kunsten, die een grote verzameling aanlegde (Rubens, van Dijck, Rembrandt, Schelfhout, Koekkoek) en in Den Haag een eigen neo-gotisch gebouwencomplex ontwierp. Hij was ook opmerkelijk vooruitstrevend in religieuze kwesties, en ijverde voor het verminderen van het overheidstoezicht in kerkelijke zaken.


Een van zijn beste vrienden was de pastoor van Tilburg, Zwijsen, die in 1853 de eerste Aartsbisschop van Utrecht zou worden. Vriendelijke omgang met prominente katholieken gold in Willems tijd zo ongeveer als hoogverraad. Een interessante kerel, dus. Stof genoeg. Maar helaas: in onze tijd telt mi­ litair succes niet meer mee. Wat Quatre Bras was, weet bijna niemand meer. Van die schilderijenverzameling vermelden wij liever dat die na Willems dood om de schulden te delgen werd verkocht aan Rusland, en van religie hebben wij al helemaal niets meer begrepen. Hooghiemstra en Hermans zien in de goede verstandhouding met pastoor Zwijsen vooral een vingerwijzing voor, jawel, een homoseksuele liaison. Dat kan best zo zijn geweest, al is het erg vergezocht; het is hoe dan ook opmerke­ lijk dat zij dat hele scala aan activiteiten en belangstellingen reduceren tot één aspect, het vermeend seksuele. Alsof een biografie van Churchill alleen zijn verdiensten als aquarellist vermeldt. Blufferige ophef

Nu denk ik niet dat De Troon het boek naadloos zal volgen. Ik heb niets van het scenario gelezen en niets van de opnames gezien. Ger Beukenkamp is een zeer gedegen, zelfs wat behoedzame auteur, die er niet van beschuldigd kan worden dat hij te weinig achtergrond­ informatie in zijn scenario’s stopt. Zelfs als de serie de oppervlakkige celebrityteneur van het boek zou volgen, en de drie Willems zou reduceren tot despo­ ten, halve krankzinnigen en biseksue­ len, dan hoeft niemand daar – zeker niet op Paleis Noordeinde – over te klagen. Zo’n oneerbiedige benadering heeft een goede traditie. Multatuli rekende in 1865 al snoeihard af met ‘de blufferige ophef’ rond de postume verheerlijking van de ‘held van Waterloo’. Bovendien: gedegen historischwetenschappelijk onderzoek is niet per se een basis voor een goede dramaserie. In 1984 produceerde de AVRO Willem van Oranje, een tiendelige serie van Walter van der Kamp, samen met de VOO en de BRT. Door de betrokkenheid van de Belgen werd er uitzonderlijk grondig over de inhoud gedelibereerd. Het scenario werd zesmaal herschreven. De serie veranderde van een dramati­ sche reeks met historische achtergrond, in een historisch-wetenschappelijk programma, gebracht in dramatische vorm. Het gevolg was dat de dappere Jeroen Krabbé, in de huid van Willem, nauwelijks bewegingsruimte had. Door de kijkers werd de rol van Alva (Willem Nijholt) zelfs hoger gewaardeerd: dat was tenminste een echt dramatisch personage, een fijne slechterik van vlees en bloed.

Moderne figuren

In veel hooggeprezen Britse historische series en films is de geschiedenis eigenlijk bijzaak: in The Tudors, Charles II – the Power and the Passion, Elizabeth, Her Majesty Mrs Brown, Young Victoria enzovoorts. Cate Blanchett’s Elizabeth of Jonathan Rhys Meyers’ Henry VIII zijn in feite moderne figuren en de schrijvers gaan ervan uit dat mensen toen in hun elementaire impulsen (liefde, machtshonger, sex, doodsangst) niet wezenlijk anders handelden dan mensen nu. Zij spreken dan ook hedendaags Engels: “Fuck off”, zegt Hendrik tegen zijn hofhouding. Het documentaire-karakter van zo’n serie wordt vooral gewaarborgd door het weergaloze production design, niet door de academische accuratesse van het scenario. Dat is niet zo’n bezwaar, te meer omdat het historisch drama in Groot-Brittannië zodanig breed is dat de ene historische visie wordt gecom­ penseerd door een andere. Tegenover de Elizabeth van Cate Blanchett staan die van Helen Mirren (Elizabeth I, 2005) en Anne-Marie Duff (The Virgin Queen, 2005).

Wordt De Troon ook een krans voor het achtereind van een paard? Op de website van de AVRO wordt de serie trots aangekondigd, met drie portret­ ten van de Willems. Dat wil zeggen: portretten van Willem II en Willem III, want die derde, dat is toch echt Willem de Zwijger (1533-1584), niet Willem I (1772-1843). Ach, een kniesoor die daar wat van zegt. De Troon wordt vast een succes, want Willem II leidde een dub­ belleven en Willem III was gek. En dat genenmateriaal wordt meegetorst door de man die, naar verluidt, volgend jaar koning Willem-Alexander gaat worden. Gelukkig weten wij alles van hem. Koen Kleijn is kunsthistoricus en journalist.

Opportunistisme

In Nederland is het referentiekader smaller en dus weegt de interpretatie van een Beukenkamp zwaarder, en niet alleen uit het oogpunt van suc­ cesvol drama. De verbeelding van het verleden en de invloed daarvan op de definiëring van onze ‘nationale’ iden­ titeit is een serieuze zaak geworden. De socialistische voorman Marijnissen gaf de aanzet tot een nieuw Nationaal Historisch Museum, om het historisch bewustzijn van de jeugd te vergroten. De filosofe Rita Verdonk stelde dat ‘de Nederlander’ zich niet verantwoordelijk hoefde te voelen voor de slavenhandel. De minister-president sprak van ‘VOCmentaliteit’, toen hij ‘ondernemingslust’ bedoelde. Hij zal daarbij hebben gedacht aan kranige scheepsjongens en doortastende kapiteins, niet aan het uitmoorden van de bevolking van Banda om de nootmuskaatproductie in handen te krijgen – neem ik aan. In hun slecht-geïnformeerde en politiek-opportunistische visies op de geschiedenis doen zulke politici sterk denken aan Van Kooten en De Bie als de heren Jacobse en Van Es van de Tegenpartij, die aan de kijkers hun vaderlandslievende papieren afgeven: zij gaan kransen leggen bij Haagse standbeelden. Op het Buitenhof staan zij aan de áchterkant van het ruiterstand­ beeld van Willem II. Eerbiedig zien zij op naar de kont van het bronzen paard. Zij lezen de naam op het voetstuk en zeggen plechtig: “Quatre Bras, dat was ook een hele grote!”.

Ger Beukenkamp is als scenarioschrijver hofleverancier op het gebied van historisch drama. Op dit moment is de dramaserie Droomland in productie. Deze serie wordt geregisseerd door Theu Boermans en verhaalt over het bewogen leven van Ayaan Hirsi Ali. Beukenkamp schreef tevens het scenario voor De Kroon, een televisiedrama gebaseerd op de gebeurtenissen in de aanloop naar het huwelijk van kroonprins Willem-Alexander en prinses Maxima. Ook De prins en het meisje werd geschreven door Beukenkamp. Hierin staat de tumultueuze verloving tussen Mabel Wisse Smit en prins Friso centraal. Beide televisiedrama’s werden geregisseerd door Peter de Baan. De relatie tussen historisch drama en de identiteit van omroepen is onderzocht door dr. Sonja de Leeuw in Televisiedrama: Podium voor identiteit (1995). Ook haar oratie aan de Universiteit Utrecht (Hoe komen wij in beeld? Cultuurhistorische aspecten van de Nederlandse televisie, 2003) is voor geïnteresseerden zeer aan te bevelen.

Mediafonds oktober 2009 609 – cultuur en media 9


GESPROKEN WOORD

Renaissance voor de radio

Feest voor het oor Er is meer radio dan ooit – maar de grote zenders lijken steeds meer op elkaar. Zijn bewerkelijke genres als de radiodocumentaire en het radiodrama daarom ten dode opgeschreven? Of staan we aan de vooravond van een miraculeuze wederopstanding van het elektronisch verspreide en kunstzinnig verantwoorde gesproken woord?

Door Hans Maarten van den Brink Er is iets merkwaardigs aan de hand met de verzameling van geluiden die vroeger radio werd genoemd. Een kleine halve eeuw geleden had je er niet zoveel van – en het leek ook nog al­ lemaal heel erg op elkaar. Totdat ergens in de jaren zestig de rust en de stilte werden doorbroken door de piraten van Veronica en de dekselse kwajongens van de VARA en de VPRO. Muziek krijgt in de geschiedschrijving van die radiorevolutie meestal de meeste aandacht, maar minstens zo belangrijk waren de stemmen – en wat je ermee kon doen. Niet alleen maar aankon­ digen en informatie verstrekken. Ook schreeuwen, lachen, boeren, kreunen, opjutten, zeuren, zuigen, schelden en vooral eindeloos uitweiden en afdwalen. Toen pas is de gepasteuriseerde om­ roepstem van voor de oorlog definitief verdwenen, met medeneming van de complete Hoorspelkern en achterlating van nog slechts twee kleine hoekjes waarin plaats was voor droge galm en rollende r, namelijk de Waterstanden van Hedenmorgen voor de binnenvaart­ schippers en Mr. G.B.J. Hiltermann voor wie zichzelf graag rekende tot de (inmiddels trouwens ook spoorloos verdwenen) Hogere Burgerij. Toeters en reclames

Radiostemmen bleken heel uiteenlo­ pend te kunnen klinken, zodat je er een karakter bij kon verzinnen en een afkomst, ze kregen zomaar een sociaal of een regionaal accent. Dat alles werd bovendien gelardeerd en versterkt met toeters en reclames, met achtergrond­ geluiden die volgens de makers een plaats op de voorgrond verdienden. Er ontstonden nieuwe uitzendvormen, zoals het totaalprogramma, al of niet gepresenteerd vanaf een exotische locatie maar vooral vaak van buiten­

gewoon lange duur, en er was plaats voor absurdistisch radiodrama of zelfs puur geluid op de zender. Bijvoorbeeld in de vorm van angstaanjagende stilte. Toegegeven: dit is een wel heel korte en subjectieve samenvatting van vijftig jaar omroephistorie. Maar de herinnering laat op dit punt geen ruimte voor twijfel: die nieuwe mondigheid was een feest voor het oor. Ontploffende Kruitfabrieken

Nu, aan het begin van de eenentwintig­ ste eeuw is er ontzaggelijk veel meer radio – en het lijkt weer allemaal heel erg op elkaar. Het geklaag daarover duurt inmiddels ook alweer twee decennia. Al aan het eind van de jaren tachtig stelden bezorgde omroepmedewerkers de steeds beperktere ruimte en de steeds geringere middelen voor lange buiten­ landse documentaires aan de orde, ze hekelden het steeds grotere belang dat aan luistercijfers werd gehecht, ze ergerden zich aan de plotselinge meldingen betreffende files en ontplof­ fende kruitfabrieken wanneer die een inbreuk vormden op een met veel zorg gemonteerd klankspel of een grondig voorbereid twistgesprek. De concur­ rentie van commerciële zenders en de komst van coördinatoren maakten het er allemaal niet beter op. Serieuze radiomakers leken de afgelopen jaren op een bedreigde diersoort, bewoners van een steeds sneller smeltende en afbrokkelende ijsschots of een door overmatige houtkap nauwelijks nog bewoonbare jungle. En zo gedroegen ze zich vaak ook: kermend, protesterend, grommend zonder indruk te maken, ten slotte vaak moedeloos op zoek gaand naar een reservaat in de vorm van een nachtelijk kwartiertje of een nauwelijks beluisterde frequentie op

10 609 – cultuur en media oktober 2009 Mediafonds

de middengolf, in de hoop daar dan misschien weer even met rust te worden gelaten. De publieke omroep, die zijn bestaansrecht toch ontleent aan dat wat zij anders en beter doet dan de louter op geld beluste concurrenten, bleek als het om het programmeren van radiozenders ging louter bevolkt door slechte mensen die er op uit waren iedere vorm van kwa­ liteit en journalistiek of artistiek vernuft te beknotten en in een hoek te drijven, alwaar het – al naar gelang het humeur van de slechterik van dienst – langzaam mocht sterven of meteen voorzien werd van een genadeschot. Zo hebben tenmin­ ste veel radiomakers het beleefd. Van iedereen

Maar is het ook zo? Om een genu­ anceerder en ook iets opbeurender antwoord op die vraag te vinden heeft het zin om nog eens te bekijken hoe die veelheid aan geluid tegenwoordig wordt verspreid. Radio is allang niet meer het juiste woord daarvoor. Natuurlijk wordt er nog veel de ether ingestraald en via antennes door de luisteraar opgevangen, maar de mogelijkheden om iets te horen zijn door de komst van kabel, computer, mobiele telefoon, digitale compressie enzovoorts enorm toegenomen en van die mogelijkheden wordt ook volop gebruikt gemaakt door publieke omroeporganisaties, zowel landelijk als regionaal als plaatselijk, en door commerciële stations, maar ook door telefoonmaatschappijen, computerfabrikanten, kranten, muziek­ producenten en liefhebbers over de hele wereld – want wie wil, kan zonder al te veel kosten en moeite op internet zijn eigen zendertje beginnen. Wat radio was, is van iedereen geworden. Wat audio is, valt nu ruwweg uiteen in drie categorieën, die elk eigen eisen stellen en zich anders gedragen.


Smaakpatroon

De eerste categorie is die van de muziek. De vrijwel onbeperkte beschikbaar­ heid van distributiekanalen heeft de producenten van platen en cd’s, maar ook de artiesten, gedwongen om hun hele industrie op nieuwe leest te schoeien. Verdiend wordt er nu eerder met nummers dan met albums, vaak meer met een concerttournee dan met een cd. Voor traditionele radio – dat is: het achter elkaar uitzenden van liedjes of muziekstukken – betekent het dat er streng moet worden geformatteerd. De luisteraar die bij het omdraaien van de knop iets hoort dat meer dan enkele graden afwijkt van zijn muzikale smaak kan immers met een kleine, en steeds kleiner wordende moeite omschakelen naar de stijl van zijn keuze. Via zijn mp-3-speler bijvoorbeeld. Of via een dienst als Last.fm, die het smaakpatroon van de luisteraar analyseert en er steeds het passende geluid bij levert. De Arbeidsvitaminen kunnen niet meer zoals vroeger na de Selvera’s de Stones programmeren, op straffe van massale desertie van het luisterpubliek. Voor traditionele radiostations komt daar nog eens bij dat een flink publieksbereik, net als in de politiek, alleen te realiseren is in het midden, in de buurt dus van de grootste muzikale gemene deler. Dit verklaart waarom ondanks een flinke toename van het aantal zenders de muzikale bandbreedte van het geheel nauwelijks groter is geworden. Melodieuze rock uit de jaren tachtig en negentig geeft de toon aan, zelfs op de nieuwszenders, en de twaalf themaka­ nalen die de publieke omroep onlangs in het leven riep zijn vooral veilige variaties op de Mega Top Vijftig. Er is werkelijk niks buitenissigs aan. Nieuws en achtergronden

De keuze voor ingewikkelde mu­ ziek mag dan steeds lastiger zijn geworden, voor nieuws is en blijft de radio onbedreigd het snelste en minst gecompliceerde medium. Nieuws en de achtergronden bij het nieuws vormen de tweede grote categorie. Door zijn betrekkelijk eenvoudige techniek buigt radio zich moeiteloos naar de actuali­ teit, kan er direct geschakeld worden tussen verslaggeving en reflectie, is radio altijd bij de tijd. Die mogelijkhe­ den zijn als het om nieuws gaat tegelij­ kertijd ook eisen. Toen Veronica tot het Bestel toetrad en ‘de wereld in een half uur’ als nieuws-format introduceerde, werd er schamper op gereageerd. Maar een half uur wachten is veel te lang als er werkelijk iets gebeurt. Dan moet de radio er onmiddellijk bij zijn. Tijdens het ongestoord beluisteren van een ma­ rathoninterview kan de beurs zelfs wel twee keer instorten, kan het warenhuis om de hoek in brand gevlogen zijn en

geblust en is men wellicht reeds met de wederopbouw begonnen. Er is geen excuus voor levende radio om niet zo actueel mogelijk te zijn. Diepgravend en artistiek

Maar er is ook geen enkele reden om het marathoninterview, de audiodocu­ mentaire, het audiodrama en nog heel veel andere al of niet met geluidsdecors aangeklede manieren om verhalen te vertellen als afgedaan te beschouwen. Er zijn, integendeel, nogal veel redenen om daar juist nu meer aandacht aan te besteden. Dezelfde techniek die de tra­ ditionele zenders een strakker keurslijf heeft aangelegd, biedt namelijk bijzon­ dere kansen aan andersoortig, bijzon­ der, diepgravend en artistiek bedoeld gesproken woord. Voor programma’s die erbij gebaat zijn dat de luisteraar ze van begin tot eind hoort en die dus maar het beste kunnen beginnen wanneer dat die luisteraar goed uitkomt – bijvoorbeeld op het moment dat de kinderen naar bed zijn, de trein vertrekt, de auto start – en niet op het moment dat er ruimte is in een zendschema dat aan heel andere eisen moet voldoen. On demand is het jargonwoord daarvoor. Technisch is het allemaal mogelijk en het is een zegen, geen vloek voor de elektronische verspreiding van gesproken woord. Waarbij aangetekend moet worden dat lineair uitzenden en zelf kiezen elkaar vooral niet moeten uitsluiten. Een radio-expert vertelde me onlangs dat één van de meest gewaardeerde eigenschappen van radio is, dat de luisteraar met een simpele druk of draai van de knop ergens is waar hij graag wil zijn. Dat betekent voor deze categorie dat hij moet kunnen vertrouwen op een goede redactie, een club van mensen die een waarborg biedt voor kwaliteit en wel verrassingen in petto heeft maar niet al teveel teleurstellingen – en kan doorverwijzen naar een enorm bestand van gemakkelijk beschikbaar soortgelijk materiaal. Goed nieuws

Er is meer goed nieuws voor radioma­ kers die dachten dat ze verdwaalde zeehondenbaby’s of zelfs al bijna dodo’s waren. De belangstelling voor gespro­ ken woord was nog nooit zo groot. Niet alleen klept de hele wereld dag en nacht via mobiele telefoons, in de muziek wordt er gerapt bijna zonder ademha­ len, in het theater is het al cabaret en stand-up comedy wat de klok slaat, de literatuur wordt steeds meer hardop en vanachter een microfoon bedreven of via een luisterboek verkocht, terwijl de talkshow het regerende genre op de te­ levisie is. Het vertellen van verhalen lijkt terug van eigenlijk nooit weg geweest. Een even willekeurig als inspirerend voorbeeld: in de Verenigde Staten is

het huiskamerinitiatief The Moth in een paar jaar uitgegroeid van een hit in theaters via een internet­platform naar een uitzending op National Public Radio. Die drie heel verschillende platforms versterken elkaar en en passant hebben ze aan het gesprek over tegenstellingen als die tussen hoge en lage cultuur of amateurkunst versus professionalisme een hele nieuwe en interessante draai gegeven. Stoute dromen

Ik realiseer me, op dit punt aangeko­ men, dat de analytische beschouwing van het radiolandschap dreigt om te slaan in een manifest. Een pamflet. Een oproep, niet zozeer aan de burgers als wel aan de radiobestuurders en de cul­ tuurkardinalen, de radiomakers en de schrijvers, acteurs, geluidskunstenaars, theatermakers en wat dies meer zij. Want ik denk dat er iets moet gebeuren. En dat het ook kan. Misschien is dat iets een plek op internet waar de mooiste uitzendingen zowel live gestreamd als opvraagbaar te vinden zijn, maar waar­ op ook het gedicht van de dag en een kort verhaal, de documentaire en het audiodrama, een theaterexperiment en een lang gesprek, een gesproken column en een twistgesprek, een geselecteerd stukje oral history en de waargebeurde belevenis van een luisteraar onder de aandacht worden gebracht, desgewenst voorzien van schriftelijke toelichting en commentaar. Een plek waar al die verschillende auteurs van gesproken woord elkaar ontmoeten, in het belang van een geïnteresseerd publiek en van elkaar. Het kan niet alleen technisch, het kan ook financieel, want audio is niet duur en dankzij het beperkte bereik van de Nederlandse taal zijn ook rechten­ kwesties overzichtelijker en makkelij­ ker te regelen dan bij film en televisie het geval is. Het kan, maar alleen als de publieke omroep als organisatie bereid is over zijn eigen schaduw heen te springen en zoiets mogelijk te maken. Want een dergelijk iets is, wil het geen duur reservaat worden, afhankelijk van de dagelijkse interesse van traditionele radiozenders die voor promotie zorgen op de manier die hun eigen is: door het uitlichten van hoogtepunten, het wijzen op tegenstellingen, het kiezen tussen wat belangrijk en wat minder belangrijk is. Maar misschien ziet het ‘iets’ wat hierboven omschreven is er wel heel anders uit en klinkt het nog veel beter dan in mijn stoutste dromen. Het woord, jawel, het woord is namelijk hopelijk en uiteindelijk niet aan de financiers en de bestuurders maar aan degenen die werkelijk iets te zeggen hebben.

Hans Maarten van den Brink is directeur van het Mediafonds.

Mediafonds oktober 2009 609 – cultuur en media 11


GESPROKEN WOORD

Radio en Ik

Hoge hakken, echte radio Column Martin Šimek Het woord ‘radio’ maakt in mij een stroom aan herinneringen en emoties los, die nauwelijks met anderen te delen zijn. Zo dicht zitten ze op mijn huid. Als ik het voor het kiezen had, dan zou mijn eerste herinnering aan mijn vader bijvoorbeeld zijn: hij, op zijn paard, springend over een omgevallen boom in het monumentale Mitteleuropese woud. Of: mijn vader, elegant duikend naar een moeilijke bal om de zwaar bevochten slagenwisseling tenslotte in zijn voordeel te beslissen. Of: mijn vader in jacquet, in Stockholm, dansend met mijn moeder in een lange avondjurk, op het bal van de Nobelprijs voor zijn poëzie. Maar je hebt het lang niet altijd voor het kiezen in het leven. En zeker niet je eerste herinnering. Die is: mijn exceptioneel getalenteerde jonge Tsjechische vader, gekluisterd aan de radio met de uitdrukking van een patiënt die met weinig hoop op de uitslag van de röntgenfoto wacht. Het is een beklemmend beeld. Het was station Radio Free Europe of de Deutsche Welle, waar hij naar luisterde. Of het kon ook Voice of America zijn. Vanaf het jaar van mijn geboorte in 1948 tot 1981, het jaar van zijn dood, zat hij zo bij de radio. In 1948 kwamen in mijn vaderland de communisten aan de macht. En in 1981 hadden ze hem nog steeds. Uit de krakende radio had het bericht over onze miraculeuze bevrijding moeten komen. Maar het kwam niet, tenminste niet bij zijn leven. Pas acht jaar later, in 1989, viel De Muur. Toch ben ik de radio ontiegelijk dankbaar. Daar was al onze hoop op gevestigd. De radio was de boodschapper die het verlossende woord zou spreken, dwars door alle stoorzenders heen. En het feit dat de westerse zenders voortdurend door de communisten werden verstoord, bevestigde ons alleen maar in de overtuiging dat dáár, in het westen, de vrijheid, waarheid en het geluk huisden. Toen ik in december 1994 in Nederland zelf radio begon te maken, had ik die ene luisteraar voor ogen, die op die ene, speciale, uitzending, net zo zat te wachten als mijn vader destijds. Het was meteen raak. Mijn eerste gast was een jonge vrouw met dertien mislukte zelfmoordpogingen achter de rug. Ik interviewde haar vanuit een zwaar bewaakte psychiatrische inrichting. “Ik ben blij u te ontmoeten. Ik ben een tenniscoach, moet u weten, en ik heb mijn hele carrière gewacht op een leerling die wist wat hij wilde. U weet wat u wilt. U wilt dood. Nu moet u mij alleen nog uitleggen waarom”, zei ik. Dat was mijn eerste zin op de radio en de inleiding op mijn stijl van vragen. Vragen die ook 40 seconden konden duren en waarin ik mezelf bloot gaf. Natuurlijk heb ik die 40 seconden niet zelf gemeten. Daar had ik mijn bazen voor: “Waar ben je mee bezig? Het gaat om de geïnterviewde, niet om jóu!”

Wat de toekomst van radio zal zijn in het nieuwe mediatijdperk? Als we dat wisten, was de radio dood. Want alleen het gedrag van een dode is voorspelbaar. Een dode maakt geen geluid, radio wel. Geluid is mysterieus. En als iets het eeuwige leven heeft, dan is het mysterie. In het Oostblok waren we uit nood op onze fantasie aangewezen. Godzijdank, zeg ik achteraf. En wat wakkert de verbeelding aan? Geluid, beeld, geur, tast, smaak. De nieuwe media hebben geluid én beeld tot hun beschikking. De radio loopt dus achter op tv en internet, zou je zeggen. Ik bestrijd dat. De radio is in het voordeel. Radio eist medeplichtigheid van zijn luisteraars, juist omdat het beeld ontbreekt. Bij televisie hebben de maker noch de kijker elkaar echt nodig. De maker denkt: wie niet wil zien en horen wat ik maak, is mijn uitzending niet waard. En de kijker kan zonder bij het gebodene stil te staan makkelijk zeggen: is dit alles? De presentator is te dik, de gast is kaal, en er gebeurt niks. Klopt. Zichtbaar gebeurt er altijd veel minder dan onzichtbaar, zelfs tijdens een voetbalwedstrijd. Alleen een geweldige radioverslaggever kan een spectaculaire wedstrijd garanderen, hoe saai die in werkelijkheid ook is. De tv-weergave vermoordt iedere illusie. Radioverslaggevers als wijlen Theo Koomen laten zelfs de luisteraars in een rolstoel meevoetballen, boven zichzelf uitstijgen. De beelden die ze samen oproepen, verslaggever en luisteraar, overtreffen met gemak het op het veld geboden spektakel. Nog anders: stelt u zich voor dat u alle dieren in het echt hebt ontmoet in de natuur. Wilt u ze dan in de dierentuin terugzien? Of trakteert u zich liever op een radio-uitzending met hun geluiden? De beelden die u daarbij zult zien, zullen u de treurnis van de zoo besparen. Is alles dan illusie? Ja. Geef mij dan maar de hoogstpersoonlijke illusie die bij iedere radioluisteraar ontstaat, in plaats van de dwaling ‘zo-is-het-echt-gebeurd’ van de passieve tv-kijker. Radio vraagt meer van ons dan tv. Als dat teveel gevraagd is, heeft de radio geen toekomst. Dan heeft de luiheid het gewonnen van de fantasie, maar dat lijkt me onwaarschijnlijk. Terwijl ik dit schrijf, verschijnt op mijn laptop een porno-pop-up en op tv belooft Demi Moore nog één keer uit de kleren te gaan. Van buiten klinkt het geluid van hoge hakken op het trottoir. Ik haast me zo snel als ik nog kan naar buiten.

Martin Šimek is radio- en televisiepresentator, cartoonist en columnist.

Vertederend, dat iedere generatie weer, in dit geval van radiomakers, denkt te weten hoe het moet. Die naïviteit ontroert me. Het is gestolde onmacht.

12 609 – cultuur en media oktober 2009 Mediafonds


GESPROKEN WOORD

Radio in dUitsland, de verenigde Staten en Groot-BritTannië

Over Levende Radio Ook in het buitenland heeft radio het niet makkelijk. Maar er zijn krachten die hoop bieden.

Geen Dudelfunk! De publieke radio in Duitsland is een ‘meneer’.

Door Rob Savelberg “Bijna een half miljoen mensen luisteren elke dag naar onze zender. Dat is de hoogste quote ooit”, zegt Karl-Heinz Stamm niet zonder trots. “Wij hebben tot tachtig procent gesproken woord, het hoogste aandeel in de Duitse ether. Wij bieden nog features en hoorspe­ len aan en zijn conservatief in onze muziekkeuze.” Stamm, voorlichter van Deutschlandradio Kultur, de belang­ rijkste culturele radiozender bij onze oosterburen, kent de waarde van zijn luisterwaren, maar gevraagd naar het marktaandeel moet hij even slikken. Het betreft slechts 0,6 procent van de Duitsers. “Wij zijn geen massapro­ gramma, dat kun je alleen bereiken met muziek.” Ook de Berlijnse radiojournalist Ole Schulz (42) is dankbaar dat hij de macht van de quote niet hoeft te volgen. Hij maakt exotische reportages voor de Duitse kwaliteitszenders. Een half uur radio over een grensrivier in Nicaragua, over het succes van Jamaicaanse sprin­ ters, over Cubaanse dissidenten of de jeugdopleiding van FC Barcelona. En de programma’s worden niet onderbroken door vervelende reclames voor hypo­ theken of autofinanciering. Herhalingen zijn er nauwelijks. Geen domme deuntjes

Deutschlandfunk, de nationale zender voor actualiteit en achtergrond, en Deutschlandradio Kultur hebben dit jaar samen een federaal budget van 210 miljoen euro. Er is volop ruimte voor het ‘feuilleton’, zoals zegsman Stamm het noemt. Daaronder valt gevari­ eerde en soms experimentele radio, afgewisseld met ‘classic’ en de betere

popmuziek. “Maar we draaien alleen muziek als een componist gestorven is of een zanger een nieuw album uitbrengt. Bij ons hoor je niet de hele tijd een muzikaal tapijt, dat overal onder wordt gelegd”, zegt Stamm beslist. Geen domme deuntjes van de ‘Dudelfunk’ dus. Ook de programma’s die meer op de jeugd zijn gericht voldoen aan de hoogste kwaliteitseisen. Maar de jongeren worden niet getutoyeerd. “Dat past niet in onze zenderfamilie”, zegt Stamm streng. “Daarmee onderscheiden we ons van de commerciële radio, die ultrakorte bijdrages leveren en gasten continu onderbreken.” De rol van Deutschlandfunk in het Duitse publieke debat valt niet te onderschatten. Alle opinieleiders zetten ’s ochtends vroeg hun lievelingszen­ der aan. Bij het ontbijt of in de auto luisteren ze naar de maatschappelijke thema’s, die in het grootste EU-land uitvoerig bediscussieerd worden. Stamm: “Onze luisteraars zijn afkomstig uit de politieke partijen, de journalis­ tiek, het hogere management in het bedrijfsleven, de kerken, de bonden en de academici.” De status van de lande­ lijke zenders is zeer hoog. Volgens een opiniepeiling hebben de twee nationale zenders de grootste geloofwaardigheid in Duitsland. Bijna zeventig procent van de ondervraagden vindt dat de publieke radio het best informeert. In de enquête volgen daarna respectievelijk de publieke tv-zenders ARD en ZDF, gevolgd door de landelijke kranten en de regionale zenders. “Wij zijn het meest diepgaand en betrouwbaar”, oordeelt Stamm. Droog en saai

Ook de ervaren radioreporter Jacques Schmitz (62) beaamt dat de impact van de Duitse radio buitengewoon groot is. Een zo breed mogelijk spectrum wordt afgedekt. “Maar de Duitsers maken wei­ nig gebruik van radiofonische middelen, zoals sfeer en klank. Het is enerzijds degelijk en serieus, en anderzijds droog en saai”, vindt Schmitz. De Nederlander woont sinds begin jaren negentig in Berlijn en werkte jarenlang als corres­ pondent voor het Radio 1 Journaal. Hij

vindt de Duitse radioverslaggeving aan de ene kant ‘weinig gekleurd’, aan de andere kant worden zendercoör­ dinatoren en de hoofdredacteuren meestal door politici in achterkamertjes benoemd. Ook de publieke zenders in de deelstaten – WDR, NDR, MDR, RBB, HR, SWR en BR – zijn bekend en be­ rucht vanwege politieke beïnvloeding. De WDR in het westen van Duitsland was bijvoorbeeld decennialang een ‘rode’ omroep. Nu is de sociaaldemocratische vernislaag iets minder zichtbaar, nadat de conservatieve deel­ staatpremier Jürgen Rüttgers (CDU) in Noordrijn-Westfalen de macht van de SPD heeft overgenomen. En de RBB heette in Berlijn vroeger SFB (Sendes Freies Berlin) en daarvoor RIAS (Rundfunk im amerikanischen Sektor). Het was logisch dat de anticommunis­ ten in het westen van de gedeelde stad veel in de melk te brokkelen hadden. Radiokunstwerkjes

De verschillende deelstaten hebben ook na de Koude Oorlog nog vrijwel allemaal hun eigen inforadio, waar nieuws en sport op te horen is. Verder heeft elke regio een eigen familiezen­ der, voor muziek en infotainment, en een cultuurzender, betaald door het kijk- en luistergeld van de Gebühreneinzugszentrale (GEZ), een overheidsorganisatie die met rigoureuze methoden in woningen kijkt of elke burger wel netjes betaalt. ‘GEZtapo’, zo noemt Schmitz de ongeliefde controleurs. Maar van het miljoenen­ budget kunnen de Duitsers wel prach­ tige radiokunstwerkjes maken. Hun typische programma’s zijn in Nederland uit de mode geraakt. “Hoorspelen zijn bijvoorbeeld in ons land vanaf de jaren zeventig zo’n beetje afgeschaft. Ook hoor je op de Duitse radio nog lange reportages in de uitzendingen”, licht Schmitz toe. Het werk van de Duitse collega’s is wel veel stijver dan de ‘soepele en flexibele Nederlandse bijdragen’. Een verspreking is een doodzonde, dat hoor je dan ook nauwelijks: “Logisch, want de gedegen Duitse journalisten­opleidingen zijn vooral op de inhoud, en minder op de

Mediafonds oktober 2009 609 – cultuur en media 13


vorm gericht. Je leert er het métier van radio niet, dat wil zeggen: met geluid en emoties een verhaal vertellen”, zegt Schmitz. Hij hekelt de Duitse neiging om zelfs in een reportage over een derdewe­ reldland als achtergrondgeluid slechts autoverkeer op te nemen, en later in de studio een geschreven tekst van een manuscript hoorbaar in te spreken. Ole Schulz is het daar niet mee eens. Zijn buitenlandse features bestaan uit veel bouwstenen. “Het zijn eigenlijk radiodocumentaires, met citaten, atmosfeer en muziek.” Maar het kan nog gecompliceerder. Bij hoorspelen, een Duitse specialiteit, is er sprake van echte audiokunst. In de studio bevinden zich een regisseur, montagespecialisten, professionele sprekers en geleerde to­ neelspelers. Daar blijkt dat de Duitsers nog vertrouwen en geld hebben voor het gesproken woord in de ether. Rob Savelberg is correspondent in Berlijn.

Communities Avontuurlijke radio in de VS is in hoog tempo aan het verdwijnen.

Door Jan Donkers Over de Amerikaanse tv weten wij in Nederland heel wat, denken we, vanwege de series en de talkshows die hier worden overgenomen. Over de Amerikaanse radio weten we veel minder, om voor de hand liggende redenen. Wát we ervan weten wordt in ruime mate bepaald door wat we horen over het fenomeen talk radio. Dat is inderdaad een niet te verwaarlozen factor wanneer het gaat om de menings­ vorming en het propageren van wat wel de paranoïde stijl in de Amerikaanse politiek is genoemd. Intimiderende neanderthalers die hun banvloeken de ether in bulderen over alles wat vies en voos is, tegen de goddeloze pinko homo’s, tegen de massamoordenaars in de abortusklinieken, tegen de com­ munist Obama die... Probeer er eens een halve dag naar te luisteren en je moet jezelf tegenhouden om niet meteen het vliegtuig naar huis te nemen. Prullenbak

Iets anders dat aan Nederland niet voor­ bij is gegaan is hoe het medium in de VS in luttele decennia zijn avontuurlijke ka­

A Praire Home Companion, radio­programma met van links naar rechts Fred Newman, Tim Russel, Sue Scott en Garrison Keillor / Foto: Dana Nye

rakter vrijwel is kwijtgeraakt. Nog maar een halve generatie geleden droeg het in belangrijke mate bij aan de sensatie van met de auto door Amerika rijden: als je een nieuwe stad naderde pikte je weer een nieuw signaal op, elke streek had zijn eigen typische lokale zenders, met lokale presentatoren, muziek die eigen was aan stad of streek. Al dat avontuur is in hoog tempo aan het verdwijnen met de concentratie van steeds meer stations in conglomeraten als Clear Channel, Citadel en Cumulus (nomen est omen) die stations over­ nemen, het format van de ene dag op de andere in de prullenbak gooien en uitzenden wat je overal elders ook al hoort. Zes jaar geleden controleerden drie conglomeraten de helft van de zendtijd in Amerika, en dat kan al­ leen nog maar erger zijn geworden. Winstmaximalisatie is het enige wat telt. Van Seattle tot Miami, van Bangor tot San Diego, overal meer van hetzelfde, DJ’s en presentatoren zijn vervangen door computers, die een geestdodende mix de ether insturen van wat dankzij een raar misverstand voor AOR (adult oriented rock) moet doorgaan. Er is geen levend mens meer te horen, het is de Amerikanisering van Amerika ten voeten uit. Een tendens om je bezorgd over te maken? Als je uitgaat van het dictum van wijlen Prof. Den Hollander, de grondlegger van de Amerikanistiek in Nederland, dan is dat zeker zo. Alles wat ons in Amerika ergert, zo schreef hij, ergert ons omdat we, al dan niet terecht, vermoeden dat het zich in de toekomst in ons land ook zal gaan manifesteren. Welnu, die toekomst is allang aangebro­ ken, al ligt de oorzaak van de gelijkscha­ keling hier wat anders. National Public Radio

Maar laat ik eens een hoopvoller toon aanslaan, want ook dit kan je in Amerika overkomen, op veel plekken zelfs: je loopt door de gangen van een Universiteitsgebouw en hoort vanuit het kantoortje van een collega die werkstukken zit na te kijken zachtjes klassieke muziek. Een gang verder

14 609 – cultuur en media oktober 2009 Mediafonds

zelfde situatie, zelfde muziek. Als je wat later in de auto van een andere collega stapt die je een lift geeft hoor je de presentator van hetzelfde station een volgend programma aankondigen, waarin de auteur en voedseldeskundige Michael Pollan geduldig uitlegt waarom wij minder vlees moeten eten. De boekwinkel waar je even later binnen­ stapt heeft diezelfde zender aanstaan, waarop, na het interview met Pollan, een lokaal orkestje bijna uitgestorven muziek uit de Appalachians te horen brengt, live in de studio. Dit is NPR, National Public Radio, een netwerk van 860 stations verdeeld over heel Amerika, met een sterke concentratie in de grote steden aan de oost- en westkust en (veelal) univer­ siteitssteden verspreid over de rest van het land. Nationwide luisteren er meer dan 27 miljoen Amerikanen op enigerlei tijdstip naar hun NPR station. Elk station heeft zijn eigen regionale programmering met aandacht voor lokale kwesties en lokale cultuur, maar heeft doorgaans enkele uren per dag een link met Washington waar het centrale nieuwsprogramma vandaan komt, inclusief commentaar. Er is tijd, er zitten levende mensen achter microfoons, er wordt (soms iets te) geroutineerd gepresenteerd. Syndication

Succesvolle programma’s van indivi­ duele NPR-stations krijgen al snel een nationale status via het syndication systeem. Zo kan het gebeuren dat een heerlijk programma als Fresh Air, gepresenteerd door Terry Gross vanuit Philadelphia, in bijna het hele land te beluisteren valt. Terry heeft een talkshow waarin ze, tussen enkele kleinere items en goede muziek door, elke dag een auteur, film- of theaterma­ ker interviewt, rustig en geïnformeerd, een weldaad om naar te luisteren. Zoals dat ook vroeger het geval was met de talkshow van wijlen Studs Terkel vanuit WFMT in Chicago, die nog meer een persoonlijkheid was dan Terry maar zijn onder­werpen al even respectvol en geïnformeerd tegemoet trad.


En dan misschien wel het grootste suc­ ces, Garrison Keillors A Prairie Home Companion dat nu al 35 jaar wekelijks wordt uitgezonden en een hit is op zichzelf, met als ingrediënten Keillors verhalen over Lake Wobegon, geestige fake-commercials en optredens van niet de geringste muzikanten in allerlei genres. Keillors programma wordt door meer dan 500 NPR stations overgeno­ men, en is na al die tijd nog steeds zo succesvol dat het regelmatig on the road gaat en de inspiratie vormde voor een film van Robert Altman. Gemeenschapsgevoel

Wat de NPR stations creëren, en ik aarzel het woord te gebruiken, is een sense of community voor iedereen die zich niet tevreden voelt binnen de oor­ verdovende Amerikaanse massacultuur, die zoveel moois heeft opgeleverd maar je ook kan doodslaan met zijn gecom­ mercialiseerde alomtegenwoordigheid. NPR-luisteraars zijn een soort gemeen­ schap, uitgestrooid over dat immense land. Miljoenen van hen hebben nooit een ander station aan staan; in de auto die ik vorig jaar van mijn huisbazin leende stonden alle zeven voorkeurs­ zenders op KPFA ingesteld. En denk niet dat dit allemaal het soort mensen is waar in Nederland de omroep MAX zich op richt, waar men lijkt te denken dat de geschiedenis van de radio eindigt bij Ome Keesje. Ook diverse rockmuzi­ kanten die ik onder mijn vrienden reken verklaren met grote vanzelfsprekend­ heid dat ze nooit ergens anders naar luisteren. Dat mag smug klinken, maar wie dat vindt gaat zijn gang maar. Vogelvrije uren

WBAI in New York, KPFA in Berkeley, KUT in Austin, ze hebben allemaal hun af en toe eindeloos lijkende problemen gehad. In de jaren zeventig en tachtig bittere ideologische strijd over wie de zeggenschap had over de airwaves, met als resultaat in sommige gevallen een onappetijtelijke vergaarbak van radicale feministes, veganisten, maoïsten, zwarte separatisten en wat al niet, die al lang van het idee waren afgestapt dat ze samen met een station bezig waren. Die tijden zijn grotendeels voorbij. Omdat NPR listener sponsored radio is en geen reclame maakt zijn ze afhankelijk van sponsors, zowel indivi­ duele luisteraars als (doorgaans lokale) bedrijven. Dat houdt in dat de stations minstens twee keer per jaar dagenlang de programmering opzij gooien en aan fondsenwerving doen, uren en uren achter elkaar, en dat levert op papier nu niet bepaald boeiende radio op. Maar ik kan, als ervaringsdeskundige, zeggen dat het prettige vogelvrije uren zijn waarin je muziek hoort die je anders nooit hoort. Ik heb zelfs vrienden in

Amerika die beweren dat ze eigenlijk deze dagen de leukste vinden. Waarom? Omdat het ze, inderdaad, een gevoel van verbondenheid geeft met het station en de andere luisteraars, waar ook in de stad, waar ook elders in Amerika. Wat kunnen we hier in Nederland mee? Om te beginnen ons realiseren dat de situatie onvergelijkbaar is, qua schaal en uitgangssituatie van de publieke omroep. Vervolgens kunnen we gerust constateren dat we kwalitiatief beslist niet voor NPR onder hoeven te doen. Een van de boegbeelden van NPR is het reportageprogramma This American Life op zondagochtend. Maar toen ik in 2003 aan de Universiteit van Texas les gaf in audio narrative had ik moeite een aflevering te vinden die met vindingrijkheid en creativiteit in elkaar was gezet. De onderwerpen zijn vaak goed, maar wij Nederlanders zijn verder in het vinden van oplossingen om een reportage verrassend te houden. En ik vind Terry Gross geweldig, maar kan hier best enkele presentatoren beden­ ken die het vergelijkbaar goed doen. Ze zouden alleen, onder de gegeven omstandigheden, onvindbaar zijn in het immer veranderende oerwoud van de ether. In Nederland?

Ik zou vooral inzetten op dat gemeen­ schapsgevoel dat NPR sterk houdt. Er zijn in Nederland enkele programma’s die dat ook om zich heen hebben gecreëerd, en ze worden dikwijls, niet toevallig denk ik, in het weekend uitgezonden; OVT, Vroege vogels, de TROS Nieuwsshow, De Avonden, hoe gemarginaliseerd ook. Programma’s die, ook al niet toevallig, al lange tijd op hetzelfde tijdstip en op dezelfde zender worden uitgezonden. Decennia lang had je iets vergelijkbaars met VPRO Vrijdag, dat helaas aan luistercijfer-fetisjisme en horizontaliseringsdwang ten onder is gegaan. Dat al die kleine communities ook samen één community zouden zijn is natuurlijk een illusie, zoals ook het denkbeeld dat er een aparte zender voor zoveel moois zou moeten zijn naar NPR-voorbeeld onhaalbaar is. Maar: creëer een aantal herkenbare blokken met culturele programmering in de brede, sociologische zin van het woord, trek er talent voor aan en vooral: garandeer continuïteit en herkenbaar­ heid. Maak een vereniging met een blad, laat mensen voor €5 lid worden en geef ze toegang tot speciale uitzendingen. Zorg vanaf dag één dat alle programma’s makkelijk on demand te vinden zijn, want wij liefhebbers van kwaliteitsradio zijn drukbezette mensen. Zorg dat... Mijn tijd is op. Maak het beeld niet te mooi, spreek ik mezelf nu bestraffend

toe, NPR is niet altijd een lichtend baken. Er zijn ook onverteerbare programma’s die je zuchtend naar een van de betere commerciële stations doen overschakelen. En PBS, de televisiependant van NPR, blijkt terwijl ik dit opschrijf massaal gevallen voor de edelkitsch van onze eigen André Rieu. Ze vinden dat waarschijnlijk very European. Als de radio daar op korte termijn in meegaat ben ik alweer een illusie armer, maar zover is het nog niet. Nog niet. Jan Donkers is radiomaker en schrijver.

Someone still loves you! De Britse radio is een vrijplaats.

Door Patrick van IJzendoorn De heilzame werking van thee was on­ langs het onderwerp van een vierdelige radioserie: Tea and Biscuits. De meeste koppen thee per persoon binnen Europa worden gedronken in Oost-Friesland, maar het zijn nog altijd de Engelsen die bekend staan om hun liefde voor heet water, gedroogde bladeren en een wolkje melk. Van krakers, huisvrou­ wen, fabrieksarbeiders en politici tot de koningin: iedereen houdt van een ‘cuppa’. Cricketwedstrijden worden tegen vieren onderbroken voor ‘tea’. Dat het oplossen van een probleem begint met het koken van water – al is het maar om adequaat handelen zo lang mogelijk uit te stellen – is meer dan een mythe over de Engelse samenleving. Een radioverslaggever bezocht een inburgeringsceremonie, Londense volkstuintjes, een hospice en een bloed­ bank om te laten zien hoe thee mensen bijeenbrengt, troost biedt of gewoon rust geeft. Het programma had even­ goed een halve eeuw geleden kunnen worden gemaakt, toen deze radiozender nog ‘Home Service’ heette en de radio de ‘wireless’. Vluchtheuvel

Honderdduizenden mensen volgden de miniserie, tijdens het strijken, uitzieken of verrichten van kantoorwerkzaamhe­ den. Net zo goed trokken programma’s over de luit, over het schrijven van een gebruiksaanwijzing en over bijzondere stenen in het door oorlog geteisterde

Mediafonds oktober 2009 609 – cultuur en media 15


Afghanistan genoeg luisteraars om het gelijk van Freddy Mercury te bewijzen, de zanger van Queen die begin jaren tachtig in Radio Ga Ga zong dat er nog altijd iemand van de radio houdt. Ondanks de honderden televisiekana­ len en het oneindige internetlandschap gaat het niet slecht met de radio, in ieder geval niet in Engeland. Of mis­ schien wel ‘dankzij’, want de radio lijkt de rol te vervullen die het internationale treinverkeer inneemt in de tijd van EasyJet, een vluchtheuvel waar oude waarden als traagheid, rust en verbeel­ dingsvermogen heersen. Dat laatste geldt niet voor Radio One, het domein van de popmuziek, gedraaid door DJ’s die dagelijks met hun koppen op de roddelpagina’s van de kranten staan. Dit is de best beluisterde radio­ zender en cijfers wijzen uit dat steeds meer jongeren hier op hun iPod naar luisteren. Van de BBC mogen hier, ten bate van de luistercijfers, de ‘artistieke’ grenzen worden opgezocht. Een jaar geleden veroorzaakten Jonathan Ross en Russell Brand grote commotie door vulgaire berichten achter te laten op het antwoordapparaat van Andrew Sachs, beter bekend als Manuel uit Fawlty Towers. Het leidde tot duizenden klach­ ten, een schorsing van Ross en ontslag van Brand. Bovendien klonken er steeds meer stemmen die voorstelden het spe­ ciaal voor de staatsomroep bestemde kijk- en luistergeld te minderen, of zelfs stop te zetten. Dat zou dramatische gevolgen hebben voor Radio 4, kwalitatief gezien de beste radiozender ter wereld, welke zelfs zou moeten doorgaan in geval van oorlog (het was dan ook Radio 4 die ontplofte tijdens een fameuze Monty

John Humphrys in de Today studio / BBC

Python-sketch). Vlaggenschip is het ochtendprogramma Today, dat de politieke agenda bepaalt. Voor een politicus kan een dag niet onaangena­ mer beginnen dan met een interview met anchorman John Humphrys, die net als zijn televisiecollega Jeremy Paxman zich niet zozeer afvraagt of een bestuurder liegt, als wel waarom hij dat doet. Hoe gezaghebbend Today is, bleek in het voorjaar van 2003 na een repor­ tage van Andrew Gilligan, die in een bijzin had gemeld dat het Irak-dossier ‘opgesekst’ was. Het leidde tot een grote crisis waardoor uiteindelijk zowel Blair’s spindoctor Alastair Campbell en de BBC-top moesten opstappen, alsmede de brutale verslaggever zelf. Charmant gestotter

Op deze zender is ruimte voor achter­ grondreportages, bijvoorbeeld over de financiële crisis waar de flamboyante televisieverslaggever Robert Peston, niet gehinderd door een charmant gestotter, een radioserie over maakte. Tevens zijn er discussies te horen met bisschoppen, humanisten en ver­ pleegkundigen over ‘assisted suicide’, zoals euthanasie eufemistisch wordt genoemd. Er is ook ruimte om afstand te nemen van het nieuws middels lange series over de Amerikaanse geschiede­ nis of over de revolutiejaren 1968 en 1989. Een succes bleek de satirische serie Bigipedia, waarin internet in het algemeen en Wikipedia in het bijzonder wordt geparodieerd. De makers surfen al associërend over het world wide web, zetten artikelen op Wikipedia of passen bestaande inzendingen aan. Alle internetproblemen – van pop-ups tot het hengelen naar persoonlijke gegevens – komen voorbij. Niet alleen humor doet het goed in belabberde tijden, maar ook klassieke muziek, en wel om dezelfde reden: ontsnappen aan de ellende. De klassieke zender bloeit zoals ze in geen jaren heeft gedaan. Bach, Beethoven en Bruckner worden als troostend, inspirerend en afleidend ervaren door zo’n 2.02 miljoen Britten per week, waar de 5.7 miljoen wekelijkse luisteraars van Classic FM nog bijkomen. Klassieke zenders zijn een oase van kalmte in een tijd waarin de buitenwereld een gespannen plek is, en dat geldt eigenlijk voor de radio in het algemeen, zijnde een vrijplaats in een wereld waar ‘attention deficit disorder’ volksziekte nummer één is. Radio vereist aandacht, televisie stoot het af. Er is meer ruimte voor diepgang dan op de televisie en meer ambitie daartoe dan op het internet. Voor programma­ makers biedt radio het voordeel dat er minder nervositeit bestaat omtrent het aantal luisteraars. Zo kan Stephen Fry er dingen doen waar hij op de televisie,

16 609 – cultuur en media oktober 2009 Mediafonds

de toneelplanken en twitter geen ruimte voor heeft, zoals de serie Fry’s English Delight over de staat van de Engelse taal. Zo belicht hij in alle rust de door taalpuristen verafschuwde mode om werkwoorden te splijten, bijvoorbeeld in ‘to boldly go’. Op zijn beurt kreeg een andere televisiegrootheid, Sir David Attenborough, de gelegenheid om verhalen te vertellen over flora en fauna, onder meer over zijn affiniteit met een herkauwende, drievingerige luiaard. Een blinde commentator

Ver weg van de actualiteit speelt ook The Hybernaculum zich af, een hoorspel over de 18e-eeuwse schrijver van The Natural History of Selborne, de naturalist Gilbert White die door een verslechterend gehoor en tinnitus langzaam verwijderd raakt van de akoestiek in zijn tuin. “Het was zo goed gedaan dat ik midden in de nacht wakker werd, denkend aan de luchten en geluiden in het stille Selborne, terwijl buiten de dronkelappen, sirenes en alarmen van 21-eeeuws Londen klon­ ken,” schreef Gillian Reynolds in The Daily Telegraph. Het past in de rijke hoorspeltraditie van de BBC. Meer dan vroeger zijn dat tegenwoordig echter non-fictie drama’s. Zo werd er een hoorspel uitgezonden dat zich zeventig jaar geleden afspeelde aan de voor­ avond van de Tweede Wereldoorlog. De huidige oorlog in Afghanistan kwam de huiskamers in middels een radiodrama van ex-commando en bestsellerschrij­ ver Andy McNab. Het langstlopende ‘hoorspel’ is echter Test Match Special, waarbij gedurende de zomer de cricketwedstrijden worden uitgezonden. Dit is het enige programma waarvoor nieuwsuitzendingen kunnen wijken (maar de scheepsberichten niet). TMS, zoals het in de volksmond heet, profiteert ervan dat het edele spel alleen nog maar op de betaaltelevisie te zien is en daardoor voorbijgaat aan het grote publiek. Hoewel puristen erover klagen dat er ‘dumbing down’ plaatsvindt in het commentaarhok, zijn de verslagen, veelal van voormalig cricketsterren, van hoge kwaliteit. Tijdens zo’n uitzending was er onlangs een interview met een blinde Zimbabwaanse commentator wiens oren zo scherp zijn dat hij kan ho­ ren wat er op het veld gebeurt. Hij moet in extreme mate een beroep doen op twee kwaliteiten die een radioluisteraar moet bezitten: verbeeldingsvermogen en een bereidheid om goed te luisteren. Het zijn a-modieuze verschijnselen in een communicatiemaatschappij, waar een kakofonie heerst waaruit mensen druppelsgewijs proberen te ontsnappen.

Patrick van IJzendoorn is correspondent te Londen.


GESPROKEN WOORD

Techniek biedt nieuwe kansen

Spreekweb Wat kan het internet voor het gesproken woord betekenen? Aan welke eisen zou een nieuw platform moeten voldoen?

Door Klaas Kuitenbrouwer Een nieuwe plek voor gesproken woord – Spreekweb?– zou drie rollen moeten vervullen. Het moet een online archief zijn waar bijzonder Nederlands gesproken woord uit verschillende perioden goed te vinden en te beluiste­ ren is. Verder moet het een permanent kanaal worden, dat nieuw, ouder en historisch materiaal uitzendt via de meest geëigende dragers. Tenslotte zou Spreekweb een magazine-achtige rol moeten krijgen, dat op gezette tijden thematisch gebundeld, van goed redactioneel commentaar voorzien materiaal presenteert. Luisteraars van Spreekweb zullen on demand willen luisteren. Daarvoor moeten ze kunnen vinden wat ze zoeken, en het gevondene in hun eigen tijd kunnen beluisteren. De hedendaagse vup (viewer/user /player) zal meer verwachten: die zal ook verrast willen worden, terwijl hij naar iets anders zoekt, en dat kunnen bewaren of delen met anderen. En hij wil er zeker geen extra apparaten voor kopen. Wat is daar voor nodig? Archief

Om te beginnen: het archief. De kelders van Beeld & Geluid bevatten eindeloos veel materiaal, dat gedeeltelijk is gedigitaliseerd. Een deel daarvan wordt online, streambaar bewaard als mp1 bestand. Technisch gezien is er dus geen enkel bezwaar tegen direct linken naar deze bestanden in het Beeld & Geluid archief. Als de rechtensituatie het toelaat zou je het materiaal als podcast kunnen aanbieden. Maar daarmee zijn we er nog niet. Je zou willen dat er nog veel meer online beschikbaar was, en je zou dat materiaal ook beter vindbaar willen maken, op een web-eigen manier. Daarvoor is er veel werk te verzetten in het toevoegen en standaardiseren van metadata. Kanaal

Dan: het (permanente) kanaal. Het ligt voor de hand om daar een perma­ nente audio stream van te maken, die te beluisteren is via de computer, maar ook via mobiele telefoons. Elk mobiele

telefoon-platform heeft tegenwoordig een applicatie die je toestaat internet radiokanalen te selecteren van over de hele wereld. Verder zou je kunnen overwegen of je dit gesproken woord kanaal niet ook digitaal de ether in zou moeten sturen, in het DAB of het nieu­ were DAB+ format, waarmee volstrekt ruisvrije radio ontvangst mogelijk is. De publieke omroep doet dit met alle nationale radiokanalen. Voorlopig wordt daar echter niet veel extra publiek mee gewonnen want de marktpenetratie van de vereiste ontvangers is nog niet erg hoog. Bovendien is het digitale ether signaal ook niet in het hele land te ontvangen, dus met Spreekweb in de digitale ether kan wellicht beter gewacht worden. Magazine

De magazine rol van Spreekweb zal technisch gedragen moeten worden door een geschikt content management systeem (CMS) dat ook de implemen­ tatie kan ondersteunen van nieuwe interfaces voor het zoeken en vinden van interessant materiaal en onderlinge verbanden. Voor dit project zal het nodige geprogrammeerd moeten gaan worden, en omdat het hier gaat om publiek geld verdient het de voorkeur om met open source code te werken. Voor het ‘kaal’ online beschikbaar maken van gesproken woord-radio zijn er technisch nauwelijks belemmeringen. Geld en hard werk zijn de belangrijkste vereisten. De standaard manier waarop een gesproken podcast online wordt aangeboden is met een titel, een maker, een productiedatum, één of enkele zinnen over de inhoud, en een knopje dat je kunt aanklikken om de stream of download te starten. Zo doet Radiocast het, de Uitzending gemist van de radio. Deze praktijk voldoet niet om een pro­ ject als Spreekweb zich te laten nestelen in de huidige webcultuur. Uitwisseling

Om een succes te worden zou Spreekweb zou zijn best moeten doen

Het Mediafonds heeft Virtueel Platform/Klaas Kuitenbrouwer gevraagd de technische randvoorwaarden van een eventueel nieuw op te richten platform voor woordcultuur te onderzoeken. Op 12 oktober presenteert Kuitenbrouwer de resultaten van dit onderzoek op een bijeenkomst van het fonds in de Brakke Grond in Amsterdam.

om zijn inhoud tot sociaal object te maken, een object van uitwisseling tus­ sen gebruikers en van slimme, subtiele vormen van interactie. Je zou gebrui­ kers de online bestanden willen kunnen laten taggen met voor hen en voor anderen relevante keywords, die ook in de navigatie van het Spreekweb kunnen worden ingezet. Dat ligt voor de hand, maar het is bij podcasts en streams nog niet gebruikelijk. Als gebruiker zou je je ook via RSS kunnen abonneren op bepaalde tags, zodat je telkens direct weet of er nieuw voor jou interessant materiaal beschikbaar is gekomen. Een andere verdergaande optie om het audio­materiaal te ontsluiten lijkt vooral van belang voor bepaalde (sub) genres of categorieën, zoals interviews, documentaires en langere bestanden. Spreekweb zou inhoudelijke metadata van bestanden niet alleen doorzoekbaar, maar ook klikbaar moeten maken. Er zouden dan links naar gedeeltes van bestanden gecreëerd moeten kunnen worden. Hiervoor is nodig dat de bestanden van inhoudelijke, tijdge­ markeerde metadata voorzien worden – mensenwerk. Die metadata moeten zichtbaar en doorzoekbaar zijn op de website, maar moeten ook in de stream zijn opgenomen, mogelijk met mp3. En verder zou de server waarop Spreekweb draait url’s moeten kunnen genereren die naar een tijdgemarkeerd fragment

Mediafonds oktober 2009 609 – cultuur en media 17


linken, waarop de geselecteerde metadata van toepassing zijn. De interfaces om deze mogelijkheden handzaam en helder aan de gebruiker aan te bieden, moeten nog ontworpen worden – een fijne uitdaging voor een ambitieuze webontwerper. Maar zo zou je als gebruiker alle plekken kunnen beluisteren waar over bepaalde onderwerpen gesproken wordt, zonder dat je daarvoor alle bestanden hoeft af te luisteren, of in de stream hoeft te zoeken naar de juiste plek. Zo zou je uitspraken in je eigen blog kunnen opnemen, zo zou je uit een poëziepro­ gramma een gedicht kunnen selecteren en de url erheen naar je moeder kunnen mailen. Zo zou je clausen uit een theatervoorstelling kunnen vergelijken met uitspraken van een politicus. Zo zou je playlists kunnen samenstellen voor je vrienden met geselecteerde fragmenten, die zij op hun treinreis op hun mobiel kunnen afluisteren. Hiermee zou, kortom, het gesproken woord bijna net zo flexibel worden als het geschreven woord, en zou het op eindeloos veel spannender, rijker en veelzijdiger manieren deel kunnen uitmaken van de informatie-stofwis­ seling in de digitale media. En dat zou Spreekweb niet alleen tot een waar­ devolle en vernieuwende aanvulling van het aanbod aan platforms kunnen maken, maar vooral tot een succes. Klaas Kuitenbrouwer is expert in interactieve media op het raakvlak van cultuur, media en techniek. Hij werkt bij Virtueel Platform.

GESPROKEN WOORD

het waarom van literaire radio

Duizend Woorden Wat heeft literaire radio dat internet en tv niet hebben?

Door Dries Muus Sinds augustus 2008 werk ik voor de radio. Ik ben redacteur van Duizend Woorden, een live-workshop korte verhalen schrijven, bedacht en gepre­ senteerd door Lotje IJzermans. Iedereen kan een verhaal van maximaal duizend woorden insturen. Uit alle inzendingen selecteer ik een winnaar. De winnaar mag zijn verhaal in de studio voorlezen en krijgt commentaar van twee profes­ sionele schrijvers. Een van mijn taken is ook: de winnaar en zijn gevolg ontvangen in de studio. Winnaar en gevolg stellen veel vragen, over Duizend Woorden en over radio in het algemeen. Een wekelijks terugkerende vraag is: “Ik zei de hele familie dat ze moesten luisteren, maar ze konden de zender nergens vinden. Hoe zit dat?” ‘Geen idee, ik heb geen verstand van radio’, zei ik de eerste keer. De producer legde uit dat Duizend Woorden onderdeel is van De Avonden, en dat De Avonden uitgezonden wordt op Radio 6. Radio 6 is alleen op internet of via de kabel live te beluisteren. “Je kunt het dus bijvoorbeeld niet in de auto luisteren.” De winnaar knikte. Ik onthield de speech, en dreunde ‘m sindsdien wekelijks op, inclusief “je kunt het dus bijvoorbeeld niet in de auto luisteren”. Dat maakte altijd veel indruk. “Waarom zitten jullie niet in de ether?”, vroeg een andere gast een paar weken later. “Geen idee, ik heb geen verstand van radio”, zei ik de eerste keer. De producer legde uit dat De Avonden op Radio 5 te beluisteren was, maar sinds een paar jaar als het ware gedegradeerd is naar Radio 6. Ik weet niet meer precies waarom, maar ik meen dat het iets met luistercijfers en budget te maken had. Als iemand me later vroeg waarom we op Radio 6 zaten, zei ik met zoveel mogelijk overtuiging: “Gedoe met luistercijfers en budget”. Soms voegde ik daar nog ‘andere prioriteiten’ aan toe. De andere prioriteiten deden het altijd goed.

18 609 – cultuur en media oktober 2009 Mediafonds

De inzendingen voor Duizend Woorden blijven binnenkomen. Soms zijn het er vijftien in een week, soms loopt het tegen de honderd, bij speciale uitzendingen. Al drie seizoenen lang is er elke aflevering een nieuwe winnaar. In 2008 verscheen er een bloemlezing, met korte verhalen van winnaars en van de schrijvers die aan het programma meewerken. Een stuk of vier, vijf winnaars hebben naar aanleiding van hun optreden in Duizend Woorden een contract aangeboden gekregen bij een uitgeverij. Elke Geurts, winnaar van de

eerste uitzending, debuteerde vorig jaar met de verhalenbundel Het besluit van Dola Korstjens. Lovende recensies. Als ik op feestjes vertel dat ik voor Duizend Woorden werk, een literair radioprogramma, is de reactie vaak: “Ken ik, leuk. Ik heb ook wel eens gestemd.” “Gestemd?” “De Top 1000 zei je toch?”


Of: “Een literair programma? Ken ik niet. Is dat een soort Arbeidsvitaminen?” Dan zijn er twee opties: uitleggen wat Duizend Woorden inhoudt, dat het onderdeel is van De Avonden, een met verschillende prijzen bekroond cultu­ reel programma, dat er goede, respecta­ bele schrijvers aan meewerken, en dat het een heel toegankelijke springplank is voor literair talent. De andere optie is: “Ja, dat is een soort Arbeidsvitaminen.” Die wint het meestal. Tref ik iemand met iets meer belang­ stelling voor, laten we het maar literaire radio noemen, dan gaat het gesprek al gauw over de hopeloosheid van literaire radio. “Jullie zijn naar Radio 6 verban­ nen hè? Tja, ergens ook wel logisch. Op tv werken boekenprogramma’s al niet. Laat staan op de radio. Vroeger had je nog Reve die integraal voorlas. Een paar jaar terug was er dat hoorspel van Het Bureau. Dat was uniek. Zoiets is er nu niet meer. Luisterboeken en hoorspelen kun je heel simpel downloaden. Waarom zou je nu nog naar literaire radio luiste­ ren? Wat heeft het voor zin om radio te maken over literatuur?” Mijn antwoord is dan: “Wil je nog een biertje?” Eigenlijk zou ik moeten antwoorden: De vraag moet niet zijn: heeft literaire radio zin? Voor je het weet heb je het over de vraag of literatuur zin heeft. Of, nog erger, de vraag of het leven zin heeft. De vraag moet zijn: voegt literaire radio iets toe? Wat heeft literaire radio wat internet en tv niet hebben? Ik heb geen verstand van radio. Als de paar programma’s die ik wel ken goed en uniek zijn, voegt literaire radio al iets toe – en dan is er nog het veel grotere deel waar ik bijna niks van weet. Het is op zijn minst aannemelijk dat er ook daar goede programma’s gemaakt worden. Het zou erg toevallig zijn als ik net het enige deel van de Nederlandse radio heb getroffen waar wel iets bijzonders gebeurt. Alsof je met een blinddoek om een dartpijl gooit en meteen de roos raakt. Goed. De vraag is nu: zit er tussen de paar programma’s die ik wel ken iets wat uniek, vermakelijk en interessant is? Zeker. De Avonden, onder andere. Marjoleine de Vos wijdde in maart haar NRC-column aan De Avonden. Ze noemde het ‘een verrukkelijk en verras­ send cultureel programma.’ Aanleiding voor de column was de uitreiking van de G.H. ’s-Gravesande-prijs, ‘voor grote ver­ diensten op het gebied van literatuur’. “(De prijs) ging naar het radiopro­ gramma De Avonden en meer in het bijzonder naar Wim Noordhoek, de uitvinder en jarenlang ook uitvoerder van dat programma”, schreef De Vos. In De Avonden is er aandacht voor alles wat onder ‘cultuur’ verstaan kan

worden. Het is geen exclusief literair programma, maar veel schrijvers krijgen er de tijd om over hun werk te praten. En dan zijn er nog de wekelijkse, vrolijk makende telefoongesprekken tussen Arnon Grunberg en Wim Noordhoek, en Grunbergs korte autobiografische verhalen, die hij van over de hele wereld voorleest. Uitsluitend op de radio. Alleen al die gesprekken (Grunberg en Noordhoek doen het al jaren) zijn ‘grote verdiensten op het gebied van de literatuur.’

Radioboeken: meer dan één miljoen downloads Afgelopen zomer zond De Avonden een maand lang, elke werkdag, Radioboeken uit. Radioboeken zijn verhalen die auteurs exclusief in opdracht van Huis deBuren, een Vlaams-Nederlandse culturele organisatie, hebben geschreven. Verhalen van onder anderen Tommy Wieringa, Kristien Hemmerechts en Dimitri Verhulst. Wie de afgelopen zomer niet bij de radio heeft doorgebracht, en wie ook de eerdere uitzendingen heeft gemist, kan de Radioboeken terugvinden op de bijzonder toegankelijke site www.radioboeken.eu. Daar staan ze alle honderd. Bijzonder aan Radioboeken is dat je er auteurs kunt beluisteren die je niet snel op de radio tegen zult komen en al helemaal niet met nieuw werk. De Radioboeken bewijzen dat internet en radio elkaar heel goed kunnen aanvullen. Al in oktober 2007, toen de site zo’n anderhalf jaar in de lucht was, werd voor de tweehonderdduizendste keer een radioboek gedownload. Inmiddels zijn dat meer dan één miljoen downloads. In samenwerking met Radio Nederland Wereldomroep worden de Radioboeken o.a. in het Frans, Engels en Spaans vertaald en ingelezen. De vertaalde Radioboeken worden wereldwijd uitgezonden door de Wereldomroep en zijn ook via de site beschikbaar.

Er is nog meer. Duizend Woorden dus. Het is niet alleen een opstapje voor literair talent, het is ook een soort proeflaboratorium voor de deelnemende schrijvers. Die lezen er werk in uitvoering voor: nieuwe korte verhalen, exclusief voor de radio geschreven, fragmenten uit nog te verschijnen romans, deleted scenes uit al verschenen romans. Als we even verder kijken dan De Avonden: op Kink FM – alleen via de kabel te beluisteren – presenteert Leon Verdonschot wekelijks Oeverloos. Dat gaat niet uitsluitend over literatuur. Wel vaak. Twee uur lang interviews met een schrijver, waarin de schrijver ook nog eens zijn favoriete muziek laat horen. Inderdaad, een formule die doet denken aan dat veelbejubelde, unieke tv-programma. Wat opvalt in al deze programma’s, is de rust, de souplesse. Met een nog vager en tegelijkertijd aansprekender woord zou je het ‘het losse’ kunnen noemen. Er is meer tijd voor de interviews, er wordt minder gestreefd naar sound­ bytes en oneliners. Gesprekken kunnen uitwaaieren. Schrijvers lijken meer op hun gemak dan bij tv-interviews. Logisch, als ze weten dat ze hun werk niet samen hoeven te vatten in twee zinnen. Ze heb­ ben de tijd om in het gesprek te groeien, om aan de interviewer te wennen, over hun woorden na te denken. Voor veel schrijvers – niet de meest mediage­ nieke beroepsgroep – zal dat een grote geruststelling zijn. Het levert vaak interessante, diep­ gaande gesprekken op. Zulke gesprek­ ken, op zo’n ongedwongen manier, kom je alleen op de radio tegen. De presentatoren zijn vrijwel allemaal ervaren, ze doen het al jaren. Radio maken is vaak hun belangrijkste bezigheid. Wat ze ernaast doen – schrij­ ven, dichten, recenseren – lijkt meer iets voor erbij. Voor veel tv-presentatoren, ook voor de literaire, is het andersom. Dus ja, literatuur op de radio? Dat is zoiets als Arbeidsvitaminen. Dries Muus (1985) studeerde sociologie en filosofie in Amsterdam. Hij was redacteur van Propria Cures en schreef o.a. in De Groene Amsterdammer en Vrij Nederland over literatuur.

Vooral in België is geprobeerd om vergelijkbare literaire podcasts (een podcast is, simpel gezegd, een radio-uitzending op het internet) aan de man te brengen: de stadsdichterpodcast en de Boekencast. Beide sites zijn inmiddels niet meer te bezoeken. Jammer, want, zoals de Radioboeken laten zien: het kán wel.

Mediafonds oktober 2009 609 – cultuur en media 19


GESPROKEN WOORD

Radio en Ik

Kopschuw Column Stephan Sanders Iemand gaat achter een radiomicrofoon zitten, om dezelfde reden waarom iemand schrijft. Zo iemand wil wel te verstaan zijn, maar niet te zien. Waarom is het zo essentieel om geen beeld te zijn (hooguit woordbeeld), maar gesproken of geschreven tekst te vertegenwoordigen? Omdat een zeker narcisme niet te vermijden is, zodra er camera’s aan te pas komen, en dat is niet per se goed of slecht, maar hooguit nuttig of storend voor wie aan het werk is. Ja, zo iemand ben ik dus, als ik werk. Die camera’s storen me, ik word er onzeker van, en dat zal weer te maken hebben met het idee dat ik het woord wel kan controleren, maar mijn eigen beeld niet. Ik ben dus het soort mannequin of model, dat zich graag kleedt met woorden. Dit maakt me niet minder ijdel dan de andere modellen, hooguit wat nuffiger of gecompliceerder. Er zijn hele goede redenen om geen christen te zijn, en een daarvan is de gedachte, dat het Woord vlees is geworden. Dat vind ik om een heleboel redenen een huiveringwekkend idee. Ik snap wel wat er mee bedoeld wordt: een tekst (bijvoorbeeld de bijbel of een geloofsverkondiging) kan zo krachtig zijn, zo doordringend, dat het woord als het ware tot leven komt, als de spreekwoordelijke ‘dode letter’ die plotseling opstaat en wegloopt uit het graf van het alfabet. Eigener beweging. Maar ik hou juist van letters die niet bewegen. Ik hou van letters die je hooguit ziet op een vel papier, van letters die uitgesproken worden, maar die geen armen en benen hebben, geen gezicht. Al die dingen verzin ik er zelf wel bij, en dat is geloof ik wat we ‘verbeelding’ noemen. (Grappig trouwens, dat we ook kunnen zeggen: “Die verbeeldt zich heel wat”– en dat is nooit zo gunstig.) Iemand die zichzelf een radioman noemt, zegt eigenlijk twee dingen: “Ik ben onzeker over mijn fysieke presentatie, de manier waarop anderen mij zien” (oh, zo bescheiden) maar stiekem zegt zo’n man of vrouw ook nog: “En eigenlijk is dat ook beter, want die fysieke presentatie, da’s een kwestie van goeie genen of goeie God, wat je ook wilt geloven, maar mijn stem, mijn geschreven woord, dat is echt eigen verdienste, eigen werk”. We hebben hier dus te maken met een valse bescheidenheid, die des te meer irriteert, omdat ze zich superieur acht aan de gewone bescheidenheid (niet schrijven, niet voor de radio werken), en ook aan de gewone ijdelheid (ik moet met mijn kop op tv.) Als ik een psychiater was zou ik liever een tv-persoonlijkheid in behandeling nemen dan een radioman of -vrouw. Die laatste groep wil wel van zich laten horen, en doet dus net zo hard mee aan het circus der ijdelheden, maar zich laten zien – ho maar. Daar kan je nog een hele nobele draai aan geven ook: “Ik wil niet dat mijn fysieke verschijning afleidt van de boodschap die ik verkondig”. Onzin. Leer mij een radioman kennen, een radiovrouw die geen striptease uitvoert met de stem, die niet gaat flemen en schmieren als het nodig is (en het is altijd nodig!). Ook stemmen kunnen ronde borsten hebben, biceps, getrainde kuiten en wat dies meer zij, en al die attributen worden ingeschakeld zodra het radiolichtje op rood springt en de uitzending begint. Live.

20 609 – cultuur en media oktober 2009 Mediafonds

Want we willen niet dat het woord gaat leven voor andermans ogen, maar werkelijk, wij van de radio kunnen niet wachten tot onze stemmen binnendringen in andermans’ oren, om daar hun verleidelijke werk te verrichten. We willen dus amuseren, beleren, doceren, charmeren en wat je zoal nog meer hebt, zonder dat we enig moment ons lichaam op het spel zetten. Voeger, op het schoolplein noemden we dat soort mensen lafaards. Later, eenmaal puber, werden dat soort mensen redacteur van de schoolkrant, en soms ook klassenvertegenwoordiger (maar nooit meedoen aan een openbare verkiezingsronde: ze moesten ‘gevraagd’ worden, en zeiden dan genadiglijk ja.) En nu, zo rond de middelbare leeftijd zijn die types uitgegroeid tot echte radiomensen of heuse schrijvers. Kopschuw, heet dat in het Nederlands zo mooi, maar vergeet nooit dat het hier om een schuwheid gaat, die oorverdovend is, letterlijk. Er is eigenlijk maar één goede reden om voor de radio te werken en niet voor tv: je praat beter dan dat je eruit ziet. Zo simpel is het.

Stephan Sanders is schrijver en columnist.


GESPROKEN WOORD

Analyse van een hoorspel

Heer Bommel en de Verdwenen Beelden Marten Toonder’s Bommel lijkt geknipt voor het hoorspel. Maar kan radiodrama ook een venster op de wereld bieden, op de cultuur van vandaag, en doordringen tot in de iPhones van de tieners in de trein?

Door Gawie Keyser Een veel geciteerde uitspraak van de Amerikaanse romanschrijver en radio­ maker Garrison Keillor luidt: “There’s no romance in television; it’s just the Wal-Mart of the mind. Radio is infinitely sexier.” Wie dit terrein een beetje volgt, moet vaststellen dat Keillors adagium evenzeer voor Nederland geldt, waar men meestal saaie films zonder roman­ tiek maakt en televisiedramaseries veel te vaak iets weg hebben van producten uit een goedkope supermarkt. Maar een blik op wat er de afgelopen jaren bij ons werd geproduceerd aan radiohoor­ spelen en -documentaires, suggereert dat de artistiek meer gewaagde, en daardoor interessantere, zeg maar sexy producties vaker op de radio waren dan in de bioscoop of op televisie. Deze opwaartse curve blijft niet onopge­ merkt. In 2006 schrijft Rob Heukels, programmaleider radio bij de NPS, dat het hoorspel Het Bureau het bewijs heeft geleverd dat ‘het radiodrama in ons land springlevend is’, getuige de ‘vele honderden enthousiaste reacties opgeteld bij een verheugend kijkcijfer’. Voor herhaling vatbaar, en dus: Bommel. Een binnenwereld

Dit lijkt, op z’n Engels, een no-brainer. Met zijn episodische structuur, boven­ natuurlijke setting, unieke plaats in de Nederlandse cultuur en herkenbare, eigenzinnige personages lijkt Bommel gemaakt voor radio. Bommel heeft een eigen, unieke psychologie. Om producent en regisseur Peter te Nuyl te citeren: “Bommel en Tom Poes zijn twee aspecten, twee krachten van dezelfde mens. Het handelen en het denken bevechten elkaar voortdurend, maar kunnen niet zonder elkaar. Een dialoog van twee innerlijke stemmen, een bin­ nenwereld, dat is de ideale arena voor radio.” Maar wat voor soort radio dan?

Krijn ter Braak, Jacob Derwig en Mark Rietman, de cast van de Bommel-hoorspelen NPS

Traditioneel of gewaagd? Hoe sexy is Bommel, het hoorspel, geworden? Hoe sexy moet Bommel proberen te zijn? Of is Bommel, gewoon Bommel, al sexy genoeg? Gesproken woord is hot

Deze vragen, en antwoorden, zijn be­ palend voor de plaats van een hoorspel als Bommel in het huidige radioklimaat, waarin het er in de laatste jaren tamelijk broeierig aan toe gaat, met afwisselend vernieuwende, bijna avantgardistische stukken als Het hoofd van Ferdinand Cheval (2004) en rechttoe rechtaan werk als Het Bureau. Natuurlijk, het kán allemaal, in het radiomedium; of er geld is om alles te realiseren, is vraag twee. Vast staat in ieder geval dat er geld zou moeten zijn, hoe dan ook. Want er kan geen twijfel over bestaan: het gesproken woord is hot. Zie alleen al het straatbeeld, waarin bijna niemand meer zich zonder oordopjes laat zien. En waar luisteren ze naar? Oké, iTunes. Maar ook, durf ik te wedden: gesproken boeken of gestreamde radiozenders. Wie bijvoorbeeld het app’je Radiobox op z’n iPhone (of wat dan ook) instal­

leert, kan kiezen uit streaming radio van over de hele wereld. Ook Radio 4 of Radio 7 van de BBC, wat bij uitstek betekent: het gesproken woord. Bij Radio 7 kun je bijvoorbeeld niet alleen terecht voor klassiek radiodrama, maar ook voor moderne hoorspelen en voorgelezen boeken. Dat laatste blijkt enorm populair. Een voorgelezen boek presenteren alsof het een vervolgver­ haal is. Simpel. En niet duur! Maar alleen het gesproken woord is nog geen kunst. En daar gaat het om bij het maken van een hoorspel: het ma­ nipuleren van de vorm en het medium, om een onzichtbare wereld als het ware tastbaar te maken door geluid. Voor deze uitdaging kwamen ook de makers van Bommel te staan. De vraag hoe je een complete fictieve wereld zichtbaar maakt, hield ook Marten Toonder bezig, wat aangeeft dat radio sterker aan literatuur gekoppeld is dan aan film of toneel. Want dezelfde ‘truc’ komt in het spel, hetzelfde mechanisme, met minimale middelen iets uit niets maken om het maximale te bereiken, dat wil zeggen: met een woord, een zin, of een

Mediafonds oktober 2009 609 – cultuur en media 21


Bommel zoals gebruikt op de dvd van de hoorspelen / Beeld: Marten Toonder, Toonder Compagnie

geluid, een hele wereld of een reeks diepe emoties zichtbaar te maken. Poespas

In een van zijn laatste grote interviews vertelde Toonder over de ontstaansge­ schiedenis van Bommel, en hij zei iets wat het oor ving: ‘Ik zat als kind die verhalen te vertellen aan mijn broer, en dan moest ik altijd lange uitweidingen houden over de achtergrond, de sfeer, hoe de bomen bewegen, dat het koud was en zo meer. Op den duur dacht ik, wat een onzin om daar nou woorden aan vuil te maken, want het is iets wat je moet zien. Waar het verhaal over gaat is: wat drijft de figuren? Wat zit ewr achter die karakters? En dat kun je opschrij­ ven. Maar dan moet ik niet die poespas eromheen hebben.’ Marten Toonder gooide dus die ‘poespas’ weg en bracht zijn illustraties daarvoor in de plaats. Dit heeft wel iets ironisch, want die ‘twee-eenheid’ van taal én beeld, zoals hij het noemt, vormt het hart van Bommel. Zonder taal geen Bommel, zonder beeld geen Bommel. Het lijkt dan ook essentieel dat die twee-eenheid intact blijft als Bommel bewerkt wordt, omgevormd tot film of televisie. Maar bij radio kan dat niet, en bij een radiobewerking van Bommel rijst dus de vraag: als de taal van Toonder blijft, wat dan te doen met de ‘poespas’, met de verdwenen beelden van Bommel? De uitdaging, de ‘poespas’ van Marten Toonder vervangen door een eigen soort ‘poespas’, heeft evenwel een voordeel, omdat Toonders ‘poespas’, zijn beelden, zo iconisch zijn, zo geworteld in het collectieve bewustzijn, dat ze automa­ tisch verschijnen, op magische wijze, wanneer Toonders taal klinkt. Zelf zei Toonder daarover: “Woord, beeld en klank zijn de oudste vormen van magie.” Om te slagen, moeten de makers van Bommel, het hoorspel dus kunnen toveren, ze moeten er iets ‘magisch’ van maken. Woord is er al, maar beeld moet klank worden, op fantastische, bovennatuurlijke wijze, want Bommel is uiteindelijk een soort fantasy fiction. Zo valt er veel Tolkien te lezen in de

verhalen van Toonder, bijvoorbeeld in de wijze waarop heer Ollie, net als de hobbits, verlangt naar een goede maal­ tijd om zijn angsten de baas te blijven. Elektronische piepjes

Hoe die bovennatuurlijke wereld te verklanken? Opvallend is dat Peter te Nuyl in de voorbereiding van meet af aan in visuele termen dacht. Was Het Bureau een foto, schreef hij, Bommel moest een tekening worden. Met andere woorden: artificialiteit. Deze benadering keert terug in de scripts, waarin dikwijls fysieke aanwijzingen te vinden zijn. Bijvoorbeeld: hij zegt iets ‘schouderophalend’, of hij ‘fronste de wenkbrauwen’. Ook in het beschrijven van het klankbeeld sijpelde het visuele door: ergens staat dat er ‘elektronische piepjes’ en ‘SF-geluiden uit de jaren veertig en vijftig’ moeten worden toege­ voegd. Ook zijn er visuele compositieaanwijzingen in de scripts, zoals een close-up van een geluid (‘flapper-waai­ ende bankbiljetten’). En dan weer wijd: geluiden die ‘uit de verte’ komen. Deze ‘diepte’ is duidelijk waarneembaar. Er is sprake van een complexe – in positieve zin – auditieve mise-en-scène. Daarnaast valt op dat elementen uit het klassieke hoorspel, zoals de windmachine en de grindbak, bewust worden gecombineerd met moderne middelen als het geluid van echte kraaien, echt water en een echte Oude Schicht. Conflicterende visies?

Hier rijst een vraag die bepalend is voor de analyse van vorm en inhoud van dit moderne hoorspel: in hoeverre is er sprake van een conflict tussen oud en nieuw, tussen vernieuwing en traditie? Deze vraag geldt voor Bommel in het bijzonder, maar de makers zitten er ook mee in een bredere context: er lijkt in Nederland een weerzin te zijn ontstaan tegen het klassieke hoorspel. Waarom eigenlijk? Je zou kunnen zeggen dat stabiliteit van vorm misschien juist gewenst is. Of bestaan er conflicterende visies op het hoorspel, een traditionele en een progressieve? Is Bommel een

22 609 – cultuur en media oktober 2009 Mediafonds

doodlopende weg, als je besluit om zo dicht bij de originele teksten en verhalen van Toonder te blijven? Wat voor publiek luistert er trouwens naar? Witte Nederlanders, omdat het nu eenmaal hun cultuur is? Er zijn tekenen dat de makers iets progressievers in gedachte hadden, zie bijvoorbeeld de suggestie, in een van de treatments, om Rita Verdonk als verteller te gebruiken. Dat is dus nooit gebeurd, maar het idee intrigreert. Want het zou nieuwe mo­ gelijkheden op tafel brengen, om maar iets te noemen: een verteller met een Marokkaans accent. Het is een beetje op de stoel van de maker zitten – en dat is nooit gewenst – maar de verleiding is in dit geval groot: radiodrama als culturele vorm biedt nou eenmaal mogelijk­ heden om een beeld van de tijdgeest te creëren. Immers, radio is en blijft een massamedium. Hoorspelmakers zouden hierop kunnen inspelen met, theoretisch, een nieuw, gedroomd Bommel, een Bommel voor een breed publiek. Of iets anders, andere verhalen die onze tijd en wereld weerspiegelen. Zo zou radio zich middenin het leven, in de wereld, kunnen vestigen en een weg vinden naar de iPhones van de tieners in de trein. Identiteit

Daar zit het ’m in: radiodrama als ven­ ster op de wereld, op onze huidige cul­ tuur, en dat is een boeiend vooruitzicht. Om terug te keren naar Keillor: radio wordt in zijn handen een soort auditieve krant, of je eigen vertrouwde dagblad – inderdaad, een home companion – met actuele onderwerpen, soms gesatiri­ seerd, maar altijd vermengd met opinie en local colour in de vorm van sketches. Wie naar hem luistert, ziet Amerika, nu, maar hij ziet ook de psychologie van mensen, gewone mensen die alledaagse dingen doen, net als de luisteraar op het moment van luisteren. Dat kan radio zijn, ook het hoorspel. Juist nu, terwijl ‘identiteit’ steeds scherper moet worden gedefinieerd vanwege toenemende spanning in de multiculturele maatschappij, komen er meer mogelijkheden voor gedurfd radiodrama, en zeker in de vorm van het hoorspel als spiegel van actuele ontwik­ kelingen. Dat is wat Keillor bedoelt en dat laten ook veel afleveringen van Bommel zien: sexy radio, fictie zonder poespas, zonder het plastic van de Wal-Mart (zeg maar: Hema), maar wel met het elastiek en de romantiek van de verbeelding, van het verhaal dat je dank­ zij de auditieve kunst van de radiomaker zelf in je hoofd in elkaar zet.

Gawie Keyser schrijft over film en (populaire) cultuur in De Groene Amsterdammer en De Filmkrant.


GESPROKEN WOORD

De Vrije Radio en het internet

Golven van Dagelijks Leven Nederland kent een rijke radiogeschiedenis, maar de dood van de radio is nabij, zo prediken de evangelisten van de podcast. Wat betekent dat ‘samen alleen’ surfen van de ene soundscape naar de andere? Ontstaan er nieuwe sociale structuren? Wat is radio na radio?

Door Geert Lovink De doemscenario’s over de ondergang van het medium ten spijt blijft de belofte van radio als imaginaire lokale audio-extase zijn aantrekkingskracht behouden. Stel je voor hoe de FMgolven neerstralen op de stad. Zie ze kaatsen en dansen. Dat is een krachtig beeld. In de afgelopen decennia kwam deze energie samen in een rijke ecologie van vrije radiozenders, die nu vrijwel is opgedroogd. Nederland kent een rijke geschiede­ nis van vrije radiozenders. Van piraten als Radio Veronica en Radio Mokum in de roerige jaren zeventig loopt een directe lijn naar de vrije radiozenders die in de jaren tachtig en negentig vanuit kraakpanden uitzonden. Daarnaast waren er talloze meer of minder com­ merciële dance- en popzenders actief. Hoewel zulke lokale zenders overal bestonden, van Rotterdam en Den Haag tot Nijmegen en Groningen, beperk ik me hier, uit biografische redenen, tot Amsterdam. Een van de mogelijke beginpunten van die geschiedenis ligt bij Radio De Vrije Keyser die begin 1980 begon uit te zenden vanuit het gebar­ ricadeerde pand De Groote Keyser. Uit deze activistische fase ontstond een hele stamboom aan vrije radiozenders die gekenmerkt werden door een grote experimenteerlust met muziekstijlen en formats. De ultieme radiovrijheid

Begin jaren tachtig werd ik nog opge­ slorpt door een studie politicologie en het Weekblad Bluf!, maar vanaf 1987 begon ik de Bilwet Portrettengalerij op Radio 100, een serie van 130 interviews met de gepassioneerde intelligentsia die in de Nederlandse media niet aan het woord kwam. Een van de onderwerpen was het filosoferen over de Amsterdamse radiotechnieken.

Tezamen vormden De Vrije Keyser, Radio 100, Radio Dood en Radio Patapoe, met nog wat (etnische) programma’s her en der op de legale SALTO frequenties, op de kabel en in de ether, een hechte scene van 120 tot 150 makers. Men luisterde naar elkaars pro­ gramma’s en ontwikkelde het medium radio verder. Anders gezegd: toen er een kritische massa bereikt was, ontstond er een zelf-referentiële dynamiek, een geïntegreerde radiocultuur. Het karakteristieke van het Amsterdamse geluid was de cut-up en de live mix. Deze techniek was vele malen radicaler dan het mixen door de DJ’s, zoals dat ook toen al in het uit­ gaansleven te horen was. Het ging hier juist niet om het onhoorbaar aan elkaar lassen van twee tracks. Kenmerkend is de onderbreking, de scratch, het knarsende contrast tussen de genres. Giuseppe Verdi crashing into Crass. De Amsterdamse sound ging verder dan het mixen van muziek. Het ging ook om het remixen van informatiestromen. De vrije radiomaker nam alle tijd. Hij schiep eigen geluidsuniversums, die zich in de lengte en de breedte oneindig ver uitstrekten. De liefde voor het mixen gaf de overgang aan van alternatieve media, die een lacune in het bestaande aanbod wilden aanvullen, naar soeverei­ ne media, die zich hadden losgemaakt van het luisterpubliek. Dit ging verder dan democratisering: dit was ultieme radio-vrijheid. Sluiting

Eind jaren negentig, als het internet commercieel doorbreekt, is de vrije radiobeweging over zijn hoogtepunt heen. Het doek voor de vrije radio in Amsterdam viel symbolisch in juli 2003 met de dood van de technicus Rob van Limburg. Deze alleskunner was de enige

die zonder hoogtevrees de wiebelende masten van de legale en illegale radio­ zenders beklom om antennes op te hangen, te repareren of te vervangen. Elke keer als er een zender een nieuwe frequentie vond moest de antenne worden aangepast. Bij de uitstervende groep radiovrijwilligers was de exper­ tise en durf om zulke stunts uit te halen niet meer aanwezig. Tegenwoordig kan iedereen voor bijna geen geld zijn eigen webradio beginnen, maar voor een scene heb je ontmoetingsplekken nodig – een studio, kantoor of een café als de Patapoe Bar in een kraakpand bij de Zeedijk, waar wilde zondagavonden voor vrije radiomakers en publiek Radio Patapoe op de been hielden. Voormalig Patapoeradiomaakster Josephine Bosma beaamt dit: “Met de sluiting werd radio

Mediafonds oktober 2009 609 – cultuur en media 23


ineens weer onzichtbaar. Toen daarna de kabelradio de standaard werd, nog voor internetradio en Mp3-downloads, vergaten mensen hoe ze een etherzen­ der konden vinden.” Een bijkomend probleem van het verdwijnen van plekken om samen te komen was dat de kennis van radiotechnieken niet meer werd doorgegeven. Josephine Bosma: “Steeds minder mensen weten hoe mákkelijk radiomaken of het maken van soundscapes is. Daardoor is er minder vers bloed en minder vernieuwing. Het knutselen met techniek en geluid heeft zich verplaatst naar de dance- en technoscene.”

individuele ervaring. Radio gaat voor mij om het behouden van pluriformiteit in het medialandschap en wat dat betreft is er niets veranderd. Ik zie de oude situatie als een verzameling ‘radioblogs’ avant-la-lettre. Het dondert niet dat er minder mensen luisteren, men gaat gewoon door, omdat ze altijd radio hebben gemaakt op die manier: als kunstwerk of dagboek.”

Naar het internet

De radiofanaten kunnen niet be­ schuldigd worden van monomediaal fetisjisme. Al sinds eind jaren tachtig be­ stonden er banden met hackersgroepen als Hacktic en werden geluidsbestanden online via bulletinboards uitgewisseld. Experimenten met internet en radio gaan terug tot 1996, toen de Real Player software werd gelanceerd die het mogelijk maakte via het internet een radiostation te beluisteren. De Real Player luidde het tijdperk van ‘streamen’ in. VPRO Digitaal was er vroeg bij, net als de groep DFM (DeForMatie) die een belangrijke rol speelde binnen Radio 100. Bijgestaan door De Balie, xs4all en De Waag werd de kennis ook ingezet voor de solidariteitscampagne voor het Servische radiostation B92, dat naar het internet moest uitwijken. De internet­ data uit Belgrado werden uitgezonden via een piratenzender boven De Waag op de Nieuwmarkt in Amsterdam. De uitgaande capaciteit van de zogenaamde streaming servers was overigens be­ perkt. Het was al heel wat als een online zender een paar honderd luisteraars kon bedienen. Nostalgie De vrije radiocultuur anno 1989 was een radicaal locale mythe; een gift à la Baudrillard aan de bewoners van de stad. Niemand had het besteld. Gouden geluiden voor het grote Niets. Wat rest is een doos vol cassettes, een folder met files. Dat maakt niets uit. Radio is een vluchtig, vergankelijk medium. Vrije radiomensen zijn van huis uit niet nos­ talgisch ingesteld – allemaal produceren zij voor het Universele Archief – maar de passie is onmiskenbaar verschoven van het waanzinnige live mixen naar het distributiepotentieel van het internet en de bijbehorende sociale rituelen van het netwerken. Radio Patapoe zendt nog steeds uit, zij het met een kleiner bereik, aangevuld door een live stream op het internet. Josephine Bosma: “Ik denk dat radio net als andere media veranderd is door de nieuwe media, en wel in een meer

Dialogen en kakofonie

De functie van actiezenders als De Vrije Keyser als alternatieve bron van informatie voor activisten en de kraak­ beweging is voortgezet op het internet door sites als Squat.net, kraken-post. nl, kraakforum.tk en indymedia.nl. Josephine Bosma ziet het werk van De Vrije Keyser voortgezet in M2M Radio (Migrant to migrant) dat uit de herden­ kingen van de Schipholbrand is voort­ gekomen. M2M radiomaker Jo van der Spek noemt het ‘kampvuur radio’. “Het motto is: de maaltijd is de uitzending. Het stijve interview format is passé. Waar het om gaat is de conversatie, dialogen en kakofonie.” De grenzen van wat radio is worden bewust opgezocht. Van der Spek: “De kracht van het live streamen is het beschikbaar maken van intieme omgevingen die wereldmarkten bedienen.” Het basismateriaal van M2M is niet zozeer muziek maar gesproken woord uit het meertalige globale sociale leven. Als M2M trainingen geeft wordt bewust geen radioapparatuur meege­ nomen. Van der Spek: “Mensen hebben al een opnameapparaat in hun zak, namelijk hun mobiele telefoon. Verdere investeringen zijn niet nodig. Ontdek de potentie van de hardware die je met je meedraagt: het gaat om de skills. Met de meeste mobieltjes kan je tegenwoordig in de meest rare omgevingen opnames maken. Zo nam ik een keer mijn ar­ restatie op. Dat was op Schiphol Plaza. Vervolgens kan je dat ook weer op je mobiel afluisteren, hetzij via internet, hetzij als gedownloade podcast.” Mp3 recorders gaan overal mee naar toe. We horen gedetineerde migranten opbellen vanuit hun cel die van buitenaf door M2M voorzien worden door beltegoed. Binnen het Amsterdamse radio­ landschap neemt DFM nog altijd een

24 609 – cultuur en media oktober 2009 Mediafonds

bijzondere plaats in. De mediakunste­ naar Toek, die begin jaren tachtig met radio begon, is de spil van DFM. Na zich jaren te hebben ingezet voor Radio 100, transformeerde hij de DFM website succesvol in een globaal netwerk van luisteraars en soundmakers. Stan Rijven noemde het (Trouw, 12 sept 2009): “… de enige erflater van het alternatieve radiocircuit, dat in de jaren tachtig nog volop meetelde. DFM brengt de kracht terug van wat radio vermag: illusionair theater voor het oor. Precies datgene wat onze publieke zenders al jaren vergeten te doen.” Er is nog een onverwachte impuls voor radiomaken: de 3D-internetomgeving Second Life. Mediakunstenaar Mauzz bestudeert al 2,5 jaar lang Second Life en verzamelt daar non-commerciële livestreams: “Mensen en scenes die ik anders nooit had verwacht ooit te gaan ‘streamen’ of radio maken, zie ik nu live Mp3 streams uitzenden vanuit hun huis, café of feest, voor een gemeenschap­ pelijke virtuele ruimte in Second Life. Ieder stukje land in Second Life kan een bijbehorende Mp3 stream hebben. Ook zijn er virtuele ‘radiotoestellen’ te koop waarmee je kan kiezen tussen ontelbare radiostations en je eigen favorieten kan toevoegen. Vooral het live aspect is belangrijk: het gaat om de gedeelde ervaring en interactie van luisteraars met de DJ’s en andere radiomakers.” Dit alles komt niet voort uit het instituut radio. De tendensen die hier worden opgesomd zijn het gevolg van ontwikkelingen op het gebied van hardware, software, bandbreedte en de spectaculaire daling van de telecommu­ nicatiekosten. Dit maakt het mogelijk dat we van het audio mixen overgaan naar het tijdperk van het media mixen. Tal van technologische kruisbestuivin­ gen blijven nog onbesproken. Denk aan de tactische inzet van derde generatie mobiele telefoons. Denk aan Skype en andere gratis online telefoondiensten, die het mogelijk maken een discussie te hebben tussen vier of vijf locaties, wereldwijd, die als live stream kan worden uitgezonden. Vergeet niet het kraken van de leegstaande frequenties op de AM en FM. Maar zover is het nog niet. Dat zien we wel als ook deze technologie is vergeten. Tot dan. Geert Lovink (1959) is mediatheoreticus en universitair hoofddocent aan het Institute of Network Cultures van de Universiteit van Amsterdam. De Bilwet Portrettengalerij en andere programma’s en interviews gemaakt door Lovink zijn vanaf oktober 2009 beschikbaar via de website van het instituut voor netwerkcultuur www.networkcultures.org.


De grenzen van animatie

Het Oneindige Verhaal Kunstwerken zijn vreemdelingen in onze wereld. Zij tonen openingen naar compleet andere horizonten.

Door Dick Tuinder Alle kunsten die wij kennen worden in hun verschijningsvorm bepaald door het medium dat als drager dient. Het schilderij heeft een kader vanwege de eindigheid van het canvas en de menselijke schaal van de gebouwen waarin schilderijen zich ophouden. Het verhaal heeft een eind vanwege de ein­ digheid van het boek en dit artikel heeft een conclusie vanwege de beperkte ruimte die er binnen de opmaak is voor meanderende gedachten. In die fysieke beslotenheid ligt iets definitiefs. Een fysieke grens van de materie die bepaalt dat het verhaal of het beeld op een bepaald moment af is. Onsterfelijkheid

Dit gegeven heeft, sinds het ontstaan van de verbeelding, het karakter van die verbeelding bepaald. Enerzijds heeft het

haar een soevereine majesteit gegeven, die regeert over onze persoonlijke, ongekaderde en plotloze levens en herinneringen. Deze soevereiniteit maakt echter ook dat er altijd een bepaalde afstand blijft tussen ons en de verbeelding. Niet alleen de godheid of de schoonheid die op het schilderij is afgebeeld wordt nieuwsgierig bewon­ derd, maar ook het gegeven dat het, gekaderd en wel, in alle eeuwige stilte, zo kan bestaan. Zo anders dan wij, die vluchtig leven en uiteindelijk, zonder punchline of premisse, weer tot stof vergaan. Kunstwerken zijn vreemde­ lingen in onze wereld. En niet alleen dat, het zijn ook nog eens, in al hun carnavaleske kwetsbaarheid, superi­ eure vreemdelingen. Het boek is een vergankelijk lichaam, maar het verhaal een in principe onsterfelijke geest.

Indien de eigenschappen van de drager mede de psyche van de verbeelding bepalen dan zal die gelijk met de eigen­ schappen van de drager veranderen. Dat die eigenschappen veranderen is evident. De podia waarop moderne beel­ den en verhalen ons bereiken, DVD’s, games, YouTube, bepalen in belangrijke mate welke verhalen wij zien en hoe we ze zien. Dat deze technische vernieu­ wing een radicale breuk is met het verle­ den is zeker, maar dat het ook een effect op de inhoud zal hebben is een besef dat slechts langzaam doordringt, ook al omdat die verandering ons door haar volkomen vanzelfsprekende karakter grotendeels ontgaat. Zoals mobiele tele­ fonie, kortgeleden nog science-fiction, een vanzelfsprekendheid is geworden, en die goede oude telefoondraad die in zoveel films, verhalen en grappen een rol speelde, bijna geheel vergeten is. Ook de verenpracht van de kunst is onderhevig aan deze Darwinistische principes. Soorten waarvoor geen voe­ dingsbodem meer is zullen zich aanpas­ sen of uitsterven, en nieuwe dominante soorten zullen ontstaan. Onze aandacht gaat, in dit Darwinjaar, met name uit naar een van die specifieke mutanten: het oneindige verhaal. Welkom op de digitale Galapagos. Ghost in a Shell

De Boerenbruiloft, Pieter Breughel, 1568 / Kunsthistorisch Museum Wenen

Een van de meest interessante fragmen­ ten op de DVD van Ghost in a Shell 2, komt uit een interview met de regisseur van de film, Mamoru Oshii. Oshii is in de wereld van de bewegende Manga een grootheid. Ghost in a Shell is, zegt hij bijna verontschuldigend, een Manga voor volwassenen. De film, die zich in een apocalyptische nabije toekomst af­ speelt, handelt over medium-specifieke vraagstukken als de menselijkheid van machines, en het machinale in de mens. Mediafonds oktober 2009 609 – cultuur en media 25


Stills uit Ghost in the Shell 2

26 609 – cultuur en media oktober 2009 Mediafonds


Er is uitzichtloze liefde en er is som­ berheid. Gelachen wordt er niet veel. Wat bovenal opvalt is het uitzinnige karakter van sommige van de animaties. Stijlvast is de film niet. Een houterige manga-dialoog met bevroren hoofden en motorisch bewegende Thunderbirdslippen, wordt afgewisseld door high definition 3D-animaties met een Riefenstahlse aandacht voor belichting, drama en detail. De stijlloosheid stoort geen moment. Even contrastrijk is de making of. Een genre waarbinnen we gewoon zijn te kijken naar decors, lampen, camera’s, scriptgirls, filmsterren en een actief communicerende regisseur omgeven door een dynamische crew, samen met hem in heroïsch gevecht met de vierdi­ mensionale elementen. In vergelijking met deze epische sfeerbeelden verhoudt de making of van Ghost in the Shell zich nog het best tot een provisorische huis­ kamervoorstelling tijdens de bezetting. Alles is interieur. Alles is daglicht­ loos. Er zijn geen sterren. Er zijn enkel over hun bureaus gebogen, vaak uiterst merkwaardig gekapte tekenaars. Rokend. Koffie drinkend. Ploeterend. Dit is geen crew die vecht tegen de elementen, dit zijn de overwonnenen. Niet de makers van het verhaal, maar degenen met wie het verhaal gemaakt wordt. Ze lijken zich in houding en spraak ervan bewust dat ze een monster hebben geschapen en dat na het succes van de eerste film de rollen zijn omge­ draaid. Zij zijn de geest en de schelp houdt hen bij elkaar. Kraanvogels

In het interview komt misschien wel de meest complexe van alle scènes ter sprake. De befaamde carnavals­ optocht. Drie minuten lang (of kort) verbijsterende animatie. Je komt ook na meerdere keren kijken steeds weer ogen te kort. Je ziet steeds meer. De uitvoerend producent herinnert zich de productiefase: “Dertig procent van het beeld moest bewegen. Kleine poppetjes in de verte ook. Ik zei tegen Oshii: maar dat zie je helemaal niet! Maar hij wilde toch dat het bewoog. Dat niet alleen, het moest ook nog eens in slowmotion, wat mijn werk vier keer zo zwaar maakte.” Van de drie jaar die men nodig had om de film te animeren, werd een jaar besteed aan die ene scène van iets meer dan 3 minuten. Een scène waarin bovendien, dramatisch gezien, niets gebeurt. En toch. Met vechtstokken zwiepende Chinese reuzen, honderden kraanvogels die zwiep-zingend langs de wolkenkrabbers scheren, talloze figuranten en toeschouwers. Dat en de muziek. Het is, ondanks de afwezigheid van enig plotgericht menselijk drama, de meest ontroerende scène van de film.

De regisseur, als altijd in gezelschap van zijn hond Gabriel, die ook in de film een belangrijke rol speelt (‘Een mens heeft dieren nodig om mens te zijn’), geeft uitleg. “Dit is de sequel. De eerste Ghost in a Shell was in het Westen boven ver­ wachting succesvol (met onder andere een misgelopen nominatie in Cannes). We hadden dus middelen en een flink budget. Als je budget niet groot genoeg is moet je de film interessant maken met het verhaal, actie enzovoorts. Maar als ik tijd en geld heb, wil ik een verhaal alleen visueel vertellen.” Bijkomstig voordeel is dat het misverstanden voorkomt bij de vertaling, hoewel Oshii dat laatste juist lijkt toe te juichen: “Pas als er misverstanden ontstaan wordt het interessant. Uit het misverstand komt de nieuwe gedachte.” Planeten en decors

Ooit was dat verhaal de aanleiding om een landschap te laten zien. In de loop der jaren heeft echter het landschap steeds meer aandacht gekregen bij de productie van films, en lijken de rollen omgedraaid. Het landschap wordt gebruikt om het verhaal te vertellen. De wereld die Oshii voor zijn films heeft gecreëerd staat niet op zich. Ook hier werd de wil in belangrijke mate gedreven door de technische moge­ lijkheden. Het werkelijke verhaal van de Star Wars saga is niet de kinderlijk overzichtelijke strijd tussen Goed en Kwaad. Het werkelijke verhaal is de aanblik van al die planeten en decors en schepen en de eindeloze detaillering van al die werelden. Wie zoveel tijd heeft gestoken in het scheppen van een landschap, neemt daarvan, alleen al om economische redenen, moeilijk afstand. Mamoru Oshii: ‘ Het is moeilijk om je exact het verhaal van Bladerunner of Aliens3 te herinneren. Maar je vergeet nooit hoe mooi die stad was gemaakt, en hoe prachtig die wezens waren.’ Boerenbruiloft

Wie de recente filmhits van Pixar en Disney bekijkt herkent het patroon onmiddellijk. In de eerste film wordt een aantal karakters neergezet en een wereld ontworpen. Het verhaal is feitelijk inwisselbaar. Het gaat om de personages, de achtergronden, de stijl, de muziek en tenslotte de spin offs in games en themaparken. Dit is niet meer een kunstwerk om naar te kijken, of een verhaal om tijdelijk in meegesleept te worden, dit is een complete schaduw­ wereld. Met een in principe tot in het oneindige uitstelbaar begin en einde van het verhaal. Zie hoeveel moeite het kost om lang­ lopende dramaseries te beëindigen, en hoe dit einde altijd iets geforceerds heeft. Wanneer een verhaal vijf of zes

Van 4 tot en met 9 november vindt het Holland Animation Film Festival plaats in Utrecht.

seizoenen lang bestaat wil het niet meer eindigen, en de karakters die er in leven willen niet meer dood. Althans niet op een dramatisch gewenst moment. Zij zijn als de gasten van De Boerenbruiloft, wereldberoemd geworden als placemat. Die gaan ook nooit meer dood. Waarmee we uitkomen bij de grote vijftiende-eeuwse cineast en meestersetdresser Pieter Breughel waarmee Oshii een aantal opvallende, helaas niet door hemzelf genoemde, zaken deelt. Waar Oshii streeft naar een schilder­ kunstige sensatie bij het kijken naar film, hebben veel van Breughels grote werken, zo lijkt het, hun bestaan juist te danken aan het gemis van een camera, waardoor alle informatie, in hoge concentratie moest worden samenge­ perst binnen de grenzen van het doek. Meer dan een eenduidig verhaal tonen zij openingen naar een complete andere wereld. Een gegeven dat aangaande De Boerenbruiloft letterlijk wordt uitgewerkt in Het Spaanse Spook van Willy Vandersteen. Het schilderij is een deur. Een geest in de schelp. Aan de buitenkant begrensd, strekt zij zich naar binnen toe oneindig uit. Het verhaal is een plotloos lichaam gewor­ den. En alles zou goed en mooi zijn als ik mij niet op het laatste moment voor had genomen nog even te geuren met mijn citatenkennis en Shakespeare’s ‘bounded in a nutshell’ google. Alles zou goed zijn en Hamlet als koning regerend over de oneindigheid van een innerlijke noot, waarmee ik nogmaals mijn verhaal zou hebben onderstreept, ware het niet dat de punchline mij ontschoten was. Nu dan hier als cliffhanger: “Were it not that I have bad dreams.” Dick Tuinder is beeldend kunstenaar, essayist en filmmaker. Hij publiceert regelmatig in De Groene Amsterdammer en overige tijdschriften over kunst, muziek en het wereldraadsel. Tijdens het Nederlands Film Festival ging zijn film Winterland in première.

Mediafonds oktober 2009 609 – cultuur en media 27


One Night Stands aan de rand van Nederland

Fabrieksschoorstenen die onvervalste Ruisdaelwolken uitstoten De nieuwe reeks One Night Stands speelt zich af in de uitlopers van Nederland Stadstaat. Met aan de horizon de bedrieglijk overzichtelijke landschappen van Escher, Mondriaan en Ruisdael.

Door Dana Linssen Er staan steeds meer windmolens aan de rand van Nederland. Dat is geen landschappelijke observatie, maar een cinematografische. En het is een goed teken. Want het betekent dat we niet langer als lagelandse Don Cine-Quijotes tegen windmolens hoeven te vechten. We kunnen ze filmen. Ze zijn gefilmd. Een nieuwe generatie filmmakers is de straat op gegaan. In de nieuwe, vierde serie One Night Stands van de publieke omroep, waarin dit jaar voor het eerst het VPRO-project De nieuwe Lola’s is geïntegreerd, zodat we in het vervolg steeds jaarlijks een reeks middellange tv-films van nieuwe makers in première kunnen zien gaan, duiken die windmolens op de meest on­ verwachte plekken op. In Amsterdam. In Rotterdam. In alle uithoeken van de Delta-Metropool. In de toekomst. In een geanonimiseerd heden waarin Nederland een en al Stadstaat is gewor­ den. En vanuit een ziekenhuisraam dat waakt over leven en dood. Woest en ongetemd talent

De negen nieuwe One Night Stands zijn dit jaar geproduceerd door drie verschil­ lende productiehuizen: IJswater Films, KeyFilm en Waterland Film. Gewoonlijk zou dat ons niet zoveel kunnen schelen. Wij maken nu eenmaal geen producen­ tencinema. Voor zover we geen au­ teurscinema of publiekscinema maken, maken we consensuscinema en daarin speelt de producent een belangrijke, maar bepaald niet doorslaggevende rol. Allerlei superproducenten in de vorm van fondsen en eindredacteuren kijken mee. Daarmee zeg ik niets nieuws en niets controversieels, maar wel iets wat tijdens het achter elkaar bekijken van deze negen nieuwe films weer helemaal overnieuw opvalt. Samen vormen ze een

corpus, een staalkaart. En dat moet ook. Ze zijn bedoeld als talentontwikkeling en om al dat woeste en ongetemde ta­ lent in Nederland enigszins te kanalise­ ren en in te polderen wordt van de films bijvoorbeeld verlangd dat ze niet langer dan 40 minuten zijn en “geworteld zijn in de hedendaagse, multiculturele samenleving.” Maar als nieuwe maker zou ik het wel weten. Als ik film-film wilde maken ging ik naar Keyfilm, die met De ander, Zara en Maite was hier hun regisseurs hebben begeleid in het maken van films waarin de echte taal door beelden wordt gesproken. Waterland Film is bedreven in het afleveren van televisie-formats. De Tangoman en Johnny Bingo zijn overzichtelijke en verdienstelijke ‘one trick pony’s’: een plot met een mop, suspense en een onverwachte wending, keurig verfilmd en dan zijn die veertig televisieminuten zo voorbij. Verrassender en ongrijpbaarder is Lynn, waarvan je je zelfs voor z’n eigen best­ wil moet afvragen of de impressionisti­ sche stijl op het kleine scherm overeind zal blijven. IJswater kiest voor genres: Alex in Amsterdam is een variant op Le fabuleux destin d’Amélie Poulain, Anvers doet Aanrijding in Moscou na en Barbosa is, juist door z’n ongewone mix van Amsterdamse penose meets Hong Kong-gangsterfilm weer een film waarbij je van plezier je wenkbrauwen optrekt. Kan dit? Ja, dit kan. En voor de rest zou je het als filmmaker natuurlijk niet moeten willen. Films maken die aan andere films doen denken. Maar dan weet je in ieder geval bij welke produ­ cent je moet zijn. Escheriaans

Terug naar de windmolens. Het zijn niet alleen windmolens natuurlijk. Maar ook de contouren van havens en hoogspan­

28 609 – cultuur en media oktober 2009 Mediafonds

De nieuwe One Night Stand films zijn vanaf 9 oktober iedere vrijdagavond op Nederland 2 te zien.

ningsmasten. De verkeerspleinen en Escheriaanse constructies van wegen en viaducten. Geometrische patronen van glas, staal en beton. Het grijs van de ondoordringbare winterlucht, weerspie­ geld in ramen en ogen van hoofdperso­ nen. En de fabrieksschoorstenen die onvervalste Ruisdael-wolken uitstoten. Zo komt Nederland dankzij deze nieuwe serie One Night Stands aan zijn horizon. Dat is het landschap waardoorheen Aziz, Perry en Nazanin dwalen in De ander van Rolf van Eijk (1983; in 2007 aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht afgestudeerd met de bekroonde film Hemel boven Holland). Tegen de achtergrond van de Amerikaanse aanval op Irak laat hij hun levens elkaar kruisen in het Rotterdamse havengebied, of net niet kruisen. In een estafettezoektocht. Op een avond. In de regen. Mensen in transit aan de randen van de stad. Net als Robbie en Marius in Barbosa van Iván López Núñez (1978; in 2009 aan de Nederlandse Film en Televisie Academie afgestudeerd met de be­ kroonde film Pijn). Robbie en Marius, fulltime losers, parttime gouden hartjes. De een moet iets van de ander. Zo gaat dat nou eenmaal in dat milieu. Het regent. Ook al. Iedereen heeft natte haren. Een mistroostige wasem slaat op de wereld neer. En maar sjacheren. Michiel ten Horn (1983; HKU lichting


De Tangoman

Lynn

Johnny Bingo

De Ander / Foto: Jaap Vrenegoor

Anvers / Foto: Victor Arnolds

Barbosa / Foto: Victor Arnolds

Zara / Foto: Dinand van der Wal

Maite was hier / Foto: Dinand van der Wal

Mediafonds oktober 2009 609 – cultuur en media 29


2007) probeert het met humor. Alex in Amsterdam is ingekleurd met Mondriaan-tinten, de wereld is strak, glad en overzichtelijk. Wel zo prettig. Amsterdam is het ingekaderde Sodom en Gomorra waar een Limburger nou eenmaal direct wordt aangevallen door een stelletje corpsballen, de politie ook al niet te vertrouwen is en een lesje ‘informele economie’ op de straathoek waarschijnlijk informatiever is dan de officiële versie in de collegebanken. Drie oh zo verschillende films, en ik had hier ook de sciencefiction-dansfilm De tangoman en het vervreemdend sociaal-realistische Anvers kunnen noemen, want voor al deze films is het vanzelfsprekend dat de architectuur van Nederland het decor voor hun verhalen kan zijn. Soms wat opgepoetst (Alex in Amsterdam), soms wat afgeschuurd (De tangoman). Maar als je je moet afvragen in hoeverre al deze films voldoen aan de eis om “geworteld te zijn in de hedendaagse multiculturele samenleving”, dan moet je misschien wel een veel belangrijkere conclusie trekken. Over de multiculturele samen­ leving zeggen ze niet zo veel. Verhalen zijn verhalen. En als je al teveel je best doet om een verhaal met een bedoeling of een boodschap te vertellen, dan val je vanzelf wel door de mand. Doolhoven

Dwalend door het landschap van deze negen One Night Stands, denkend aan het Holland van Rolf van Eijk, Anna van der Heide, Remy van Heugten,

Michiel ten Horn, Boudewijn Koole, Hesdy Lonwijk, Martijn Maria Smits, Iván López Núñez en Margot Schaap zie ik (en wat is het vaak mooi gefilmd) de gevolgen van een troosteloze planologi­ sche wanorde. Ik zie wegen die nergens heen leiden. Werelden die belicht worden door verkeerslichten en straat­ lantaarns. Doolhoven van rijtjeshuizen en verkeerspleinen. Geen wonder dat al deze films op een of andere manier gaan over mensen die de weg kwijt zijn. Ontheemding is de grondtoon van hun bestaan. Er schuilt een diepe somber­ heid in. Die misschien wel schrijnender wordt, naarmate de boventonen van de films lichtvoetiger klinken. Het is geen hoopgevende conclusie voor de topografie van Nederland. We moeten het er cinematografisch maar mee doen. Met die uitzichten die ons nog steeds aan Ruisdael, Escher en Mondriaan doen denken. Of aan de luchten van Bert Haanstra en Herman van der Horst, waaronder de mens niets en nietig was. Drukt die visuele erfenis zo sterk op deze jonge filmmakers? Of is het de vertroepte topografie van het heden? Veruit de meest intrigerende film van het stel is Lynn van Margot Schaap (1986; in 2008 afgestudeerd aan de NFTA met de bekroonde film Gaandeweg). Deze film gaat nog een stapje verder. Lynn bewandelt niet het fysieke landschap van postindustrieel Nederland, maar het mentale. Lynn is een eindeloze fietstocht van een meisje van hier naar nergens. Ze is steeds

Alex in Amsterdam, foto: Victor Arnolds

30 609 – cultuur en media oktober 2009 Mediafonds

onderweg en nergens thuis. Soms lijkt ze met haar omgeving te vervloeien, en wordt ze net zo’n kleurvlek, bloemblad, vlinder, als de rest van de onscherpe wereld. Intimiderende close-ups willen in haar hoofd kruipen, maar we zitten al daarbinnen natuurlijk, in die hersenpan, die met grachten en parken is uitgerust. Soms snijdt ze zich aan de harde con­ trasten van de stad. Lynn is een studie in minimalisme. In impressionisme. In impliciet een hoop vertellen. In film. De meisjespsyche leent zich blijkbaar goed voor geestelijke wandelingen. Wat er omgaat in het hoofd van Zara van Anna van der Heide (1978) moeten we maar aan het landschap van haar onbewogen gelaat aflezen. Nimf, Lolita, slachtoffer met voorbedachten rade? Ze zit op de schommel in de tuin bij haar lievelingsleraar. En schommelt maar. Net zoals ook in Maite was hier van Boudewijn Koole (1965), het relaas van een doodziek meisje dat voor het leven kiest. Maar soms kun je naar deze film kijken en alleen maar het langzaam verblekende palet van ziekenhuisgroen, herfstluchtblauw en lijkgrijs zien. Alsof het leven ook langzaam uit die beelden van onwelkome gangen en liftdeuren wegtrekt. Met uit het raam de wind­ molens en de eeuwig flakkerende vlam. Geen wonder dat ze liever naar buiten gaat om te sterven. Dana Linssen is dichter, filosoof en filmcriticus. Zij is al meer dan tien jaar vaste filmmedewerker van NRC Handelsblad en daarnaast hoofdredacteur van de Filmkrant.


Speelruimte voor de artistieke film

Perspectief zoekt publiek De Nederlandse artistieke film wordt (inter)nationaal gewaardeerd, maar trekt weinig publiek. Het Nederlands Film Festival besteedde er dit jaar aandacht aan onder de naam Dutch Angle. Er vonden discussiebijeenkomsten plaats en er werd een dvd box uitgebracht met vijf auteursfilms. Hoe gaan de Nederlandse omroepen met dit filmgenre om?

Door Jos van der Burg Lada-imago

Tien jaar geleden nog had de Nederlandse publieksfilm volgens velen geen toekomst. Een in opdracht van het Filmfonds uitgevoerd marketingon­ derzoek stelde vast dat de Nederlandse publieksfilm een slecht imago had en zelfs vergeleken werd met het Russische automerk Lada. Volgens het publiek onderscheidden de Nederlandse publieksfilms zich van Amerikaanse films “doordat ze saai, voorspelbaar en banaal zijn, en seks te bieden hebben”. Inmiddels zijn we een Zwartboek en een Alles is liefde verder en kunnen we stellen dat het imago flink verbeterd is. Dat niemand de Nederlandse publieks­ film meer associeert met het beruchte Russische koekblik geeft misschien hoop voor de Nederlandse artistieke film, want ook die worstelt met zijn imago. De artistieke film zou per defini­ tie moeilijk, zwaar op de hand en elitair zijn. Ook is er vaak geen duidelijke verhaallijn, de film wordt gestuurd door associaties en sfeer. Vorig jaar trokken slechts een paar Nederlandse artistieke films tienduizend bezoekers of meer, waaronder het regiedebuut van Esther Rots Kan door huid heen. Voor de door critici eveneens goed ontvangen films Het zusje van Katia van Mijke de Jong en Calimucho van Eugenie Janssen kochten niet meer dan een paar duizend mensen een kaartje. Bij Winterstilte van Sonja Wyss bleef het zelfs bij een paar honderd. De desinteresse van het publiek staat in schril contrast met de positieve filmkritieken en internationale waardering. Zo waren alle vier films geselecteerd voor het filmfestival in Berlijn. Identiteit

Frans van Gestel, die met Jeroen Beker veel artistieke films (co)produceerde,

waaronder Langer licht en Shanghai trance, merkte in een recent interview in Vrij Nederland op dat het door de slechte bezoekcijfers voor de artistieke film vijf voor twaalf is. Hij zoekt de oor­ zaak in het gebrek aan ‘maatschappe­ lijke relevantie’. Nederlandse artistieke films zijn volgens hem ‘vrij sombere, beschouwende films’. De producent wil dat artistieke filmmakers een voorbeeld nemen aan maatschappelijk betrokken regisseurs als Michael Haneke en de gebroeders Dardenne. Hans Beerekamp noemt in een artikel in de catalogus van het Nederlands Film Festival ‘onwennig­ heid over de combinatie van modernis­ me en film’ als mogelijke reden dat het publiek het laat afweten bij Nederlandse artistieke films. Anderen wijten de gebrekkige publieksbelangstelling aan het ontbreken van een gemeenschap­ pelijke identiteit. Een vierde verklaring kwam tijdens een discussiedag op het Nederlands Film Festival aan bod: zijn Nederlandse artistieke films wel goed genoeg? Stienette Bosklopper, de producent van Calimucho en Het zusje van Katia, constateerde bij veel filmmakers een gebrek aan ambitie om zich te ontwikkelen. “Ze willen lekker hun eigen ding doen.” Het leidde bij regisseur David Lammers (Langer licht) tot enige zelfkritiek: “Wat staat er in onze films echt op het spel? Hoe heftig is dat?” Met de introductie van het label Dutch Angle heeft het Nederlands Film Festival een poging gedaan om de Nederlandse artistieke film zichtbaar­ der te maken. Het festival vertoonde onder die titel een overzicht van de Nederlandse artistieke film van de laatste jaren. Ook moet het uitbrengen van een dvd box bijdragen aan een herkenbaar label voor vernieuwende Nederlandse auteursfilms.

Ook de fondsen doen er veel aan om de Nederlandse artistieke film te stimuleren. Maar soms loopt het wel eens anders dan gewenst. Een adviescommis­ sie van het Mediafonds zag bijvoorbeeld niet zo veel in het script van de film Nothing personal van Urszula Antoniak. Nadat de aanvraag voor aanvullende subsidie was afgewezen vond producent Rinkel Film aanvullende financiering bij een coproducent in Ierland, zodat Antoniak de film toch kon maken zoals haar voor ogen stond. Producent Edwin van Meurs van Rinkel Film is mild voor het Mediafonds. “Het is altijd moeilijk om een script te beoordelen.” Op het festival in Locarno was de film dit jaar de grote winnaar met zes prijzen, waaronder die voor het beste debuut. Op het Nederlands Film Festival won de film vier Gouden Kalveren. De omroepen

Gelukkig is publieksbelangstelling niet het enige criterium voor filmsucces, want de artistieke film heeft de laatste jaren beleidsmatig de wind juist mee. De klacht van filmregisseurs dat de publieksfilm alle aandacht opslokte van beleidsmakers, leidde in 2004 tot de Pressiegroep Auteursfilm (PAF).

Dutch Angle verwijst naar een filmtechniek waarbij de camera onder een schuine hoek wordt gehouden in plaats van horizontaal, zodat een vervreemdend effect ontstaat. www. filmfestival.nl/nl/festival/dutch-angle

Mediafonds oktober 2009 609 – cultuur en media 31


Het zusje van Katia Mijke de Jong NPS

Zelden boekte een lobbygroep zo snel succes, want nauwelijks twee jaar na de oprichting trok de rijksoverheid voor een periode van drie jaar 7,5 miljoen euro extra uit voor de artistieke film. Verder zorgde de NPO voor enige zekerheid door vast te leggen dat de omroepen jaarlijks in zes artistieke films zullen participeren. Drie daarvan zitten in het door het Filmfonds en VPRO geïnitieerde project De Oversteek, dat jonge filmmakers in staat stelt om een speelfilm voor 750.000 euro te maken. Hoe zit het met de overige drie films? Niet iedere omroep staat te trappelen om ze te maken. Hoofd drama bij de NCRV Gemma Derksen heeft andere prioriteiten. “De NCRV richt zich van oudsher op grote dramatische films, zo­ als Bride Flight en De Storm. Daarnaast zijn we geïnteresseerd in cross-over films, zoals Alles stroomt van Danyael Sugawara. In de minder toegankelijke artfilm stappen wij niet.” Toch ligt het allemaal niet zo eenduidig, meent Derksen. “De ene artistieke film is de an­ dere niet. Ik had best Langer licht wil­ len coproduceren. Dat is een prachtige film die goed bij de NCRV past.” Ze vindt dat de makers van artistieke films zich niet blind moeten staren op de televisie. “Televisie is toch een massamedium. Je kunt bij kleine artistieke films ook denken aan distributie via internet en dvd.” Hoofd drama bij de AVRO Simone van den Ende ziet het anders: “Ik vind het de taak van de AVRO om ook kleine artistieke films te ondersteunen. Wij willen het publiek bedienen dat van groot amusement houdt én liefhebbers van artistieke films.” Hoofd drama bij de VPRO Joost de Wolf is tevreden over de bijdrage van zijn omroep aan de artistieke film. “Ik denk niet dat wij veel meer kunnen doen. Wij knokken om de artistieke speelfilm omarmd te krijgen

bij omroepdignitarissen, maar het is een moeizaam gevecht. We doen wat we kunnen, maar laten filmmakers vooral ook hun zegeningen tellen. Het perspec­ tief voor de artistieke film is positief. Het veld is in beweging. Er is groei.”

Ik zag een mooie film voor me, maar de directie vond het onderwerp niet universeel genoeg en had moeite met het niet-lineaire verhaal.” Blok spreekt van een incident. “Er wordt mij zelden iets in de weg gelegd. Ach, dit komt bij iedere omroep wel eens voor. Soms moet je doen wat je gezegd wordt.” Hoop

Het in 2008 ingevoerde Deltaplan Talent, waarin het Filmfonds, Mediafonds, CoBO-fonds, Binger Filmlab en de VARA, VPRO en NPS samenwerken, biedt artistieke filmmakers een steun in de rug. In het Deltaplan zijn bestaande filmprojecten en -initiatieven samengebracht. Het doel is overbodige barrières op te ruimen, regelingen op elkaar af te stemmen en talentvolle filmmakers beter te begeleiden. Het Deltaplan omvat de jaarlijkse productie van acht One Night Stand drama’s, tien KORT! films, zes Telefilms, twee jeugdfilms en zes artistieke films (inclusief drie projecten in het kader van De Oversteek).

De positieve stemming doet vermoeden dat er weinig mis is met de relatie tussen de artistieke filmwereld en de omroe­ pen. Filmfondsintendant artistieke film Jan Eilander zorgt voor enige ontnuch­ tering. “Ik zie geregeld films stuklopen bij omroepen. Steeds vaker stokt de financiering.” Hoofd drama bij de NPS Marina Blok erkent dat het wel eens mis gaat. Ze ondervond het zelf toen zij enthousiast was over een project van Marco van Geffen, maar door de directie werd teruggefloten. “Dat was pijnlijk.

32 609 – cultuur en media oktober 2009 Mediafonds

Terugkijkend op de afgelopen vijf jaar kunnen we toch vaststellen dat een flinke sprong voorwaarts is gemaakt. De Pressiegroep Auteursfilm (PAF) riep in 2005 alle hens aan dek, omdat het draagvlak voor de auteursfilm bij de publieke omroep steeds verder afbrokkelde. Nog geen vijf jaar later stelt Marina Blok het omgekeerde vast: “Films als Het zusje van Katia en Kan door huid heen zag ik tien jaar geleden niet. De moeilijke artistieke film wint juist steeds meer terrein. Authenticiteit wordt steeds belangrijker gevonden.” Ook beleidsmedewerker Martijn Mewe van het Dutch Directors Guild, dat aan de wieg stond van de PAF, erkent dat er iets is bereikt. “Het speelfilmbeleid van de omroepen is ondanks de verschraling en vervlakking bij de televisie redelijk overeind gebleven.” Als een vakbond die de omroepen op de huid zit een compliment uitdeelt, hebben deze toch iets goed gedaan. Nu het publiek nog overtuigen. Jos van der Burg is filmhistoricus, redacteur bij de Filmkrant en filmjournalist bij Het Parool.


Het TAX-videoclipfonds

54 Gelukkigen Arjen Davidse zat drie jaar in de commissie van het TAX-fonds, dat de kwaliteit van Nederlandse videoclips wil verhogen. Is dat gelukt? Een paar conclusies.

Door Arjen Davidse Vier jaar geleden schreef ik met Tweede Kamerlid Arda Gerkens (SP) een ‘pop­ nota’, die in de Kamer werd ingediend. Het stuk, gebaseerd op het Canadese Factor-model, was een plan voor een breed nieuw programma, dat poparties­ ten zou ondersteunen bij plaatopnames, live-tournees, videoclips, internationale residency-programma’s, et cetera. De ambitie spatte er van af. De hele pop­ sector zat op de publieke tribune op de dag dat de Kamer het plan met de staats­ secretaris – op dat moment Medy van der Laan – besprak. De staats­­secretaris ging helaas niet mee in alle ambities. Er was geen budget beschikbaar. Maar als een konijn uit de hoge hoed komt Van der Laan echter met het plan voor een videoclipfonds, dat zal worden op­ gezet met een tweetal fondsen waar de popsector nog nooit van heeft gehoord: BKVB en Stifo. Beeldende Kunst en Omroepproducties? In verwarring en achterdocht wordt het nieuws ontvan­ gen. Snappen die highbrow artistiekelin­ gen bij die Fondsen eigenlijk wel hoe de low key popsector in elkaar zit? Zevenhonderd aanvragen

Waarschijnlijk vanwege mijn eigen grote mond wordt mij door Lex ter Braak, directeur Fonds BKVB, gevraagd mijn verantwoordelijkheid te nemen en toe te treden tot de eerste commis­ sie van het TAX-videoclipfonds. Mijn zittingsperiode zit er nu op: drie jaar ben ik commissielid geweest. Zesendertig keer ontving ik post, met gemiddeld twintig aanvragen van ieder zo’n twintig pagina’s. Plus bijlagen. Bij elkaar een kleine 15.000 pagina’s. Plus de ruim zevenhonderd bijbehorende audio-CD’s en DVD’s, veelal in de meest ongeluk­ kige zelfbrand-kwaliteiten… Alle ruim zevenhonderd aanvragen werden in de commissie besproken,

gewogen en beoordeeld. Resultaat na drie jaar: 54 gehonoreerde videoclips. Minder dan 8% van de ingediende verzoeken. Ik weet niet of dat laag is. Het lijkt me wel. Tegelijkertijd werd het beschikbare budget wel elk jaar netjes voor de volle 100% besteed: in drie jaar bij elkaar ongeveer een miljoen euro, oftewel een kleine 20.000 euro per videoclip. Me dunkt: een serieus budget voor een mooie videoclip, hoger dan de gemiddelde Nederlandse platenmaat­ schappij ooit van zins zal zijn geweest te besteden aan één enkele clip. Maar goed, daarom was het niveau natuurlijk ook altijd – met de nodige welwillend­ heid – ‘matig’ te noemen – die enkele positieve uitschieter uitgezonderd. En daarom werd tenslotte ook dit fonds in het leven geroepen. Met als doelstelling: ‘de kwaliteit van Nederlandse videoclips een impuls te geven en de samenwer­ king tussen beeldmakers en (pop) artiesten te stimuleren en te versterken’. En is dat gelukt? Daarover zeggen bovenstaande cijfers natuurlijk niets. Wat valt er te zeggen over die 54 clips en hoe verhouden die zich tot de totale clipproductie in Nederland in die zelfde drie jaar? Een paar conclusies. Club van 54

De 54 dankzij TAX tot stand gekomen clips zijn uiteraard niet de enige clips die de afgelopen jaren zijn verschenen – verre van, waarschijnlijk. Sterker nog, een heel groot deel van de afgewezen 650 clips is uiteindelijk toch gewoon gemaakt, blijkbaar alsnog anderszins gefinancierd. Wel is praktisch elke clip die er de afgelopen jaren in artistieke zin meer dan gemiddeld toe deed, ‘er eentje van TAX’. Deze Club van 54, of althans het meer geslaagde deel daarvan heeft daarom een aantoonbaar positief effect gehad op de gemiddelde kwaliteit

van de Nederlandse clip gedurende de afgelopen drie jaar. Waarmee voorzich­ tig kan worden geconcludeerd dat het doel bereikt is. Punt. Maar er is meer over te zeggen. Is het gemiddelde artistieke niveau van de 54 clips dan weliswaar beargu­ menteerbaar hoger dan wat er daarvoor, en tijdens de afgelopen drie jaar buiten TAX om is verschenen, het aantal echte uitschieters is uiteraard veel lager dan 54. Wat dat betreft kan er gesproken worden van een – gelukkig – klein aantal simpelweg mislukte TAX-clips, een groot contingent redelijk aan de verwachtingen voldoende clips (maar echt wild-enthousiast word je er nou ook weer niet van…), een uiteindelijk toch nog heel behoorlijk aantal posi­ tieve verrassingen, tot zelfs diverse absolute juweeltjes met wellicht zelfs eeuwigheidswaarde. Kamervragen

Dat begon al snel, met één van de eerste gehonoreerde clips, A Good Year For The Robots van regisseurs Wouter Stoter en Daniel Bruce, voor de band Coparck. Deze clip, in feite een soort minispeel­ film, valt al gauw internationaal op en verdient verschillende nominaties en prijzen op film- en videofestivals rond de wereld. Dat succes wordt later nog eens fors overtroffen door de clip Grip voor de band zZz, gemaakt door Roel Wouters. Deze clip wordt wereldwijd overladen met positieve kritieken en wint diverse prijzen. Uiteindelijk koopt een autofabrikant zelfs het concept voor de clip van Wouters en maakt een bijna identieke remake als commercial voor een nieuw type auto. Clips als Het Land Van… van Salah Edin, gemaakt door Eelko Ferwerda (kamervragen door de SGP!) , Money in the Bag van Kraak & Smaak, door

Mediafonds oktober 2009 609 – cultuur en media 33


Ghost Trucker – Under The Stars

Racoon – Clean Again

34 609 – cultuur en media oktober 2009 Mediafonds


André Maat en Modern World van Anouk, door Melina Matsoukas (in de US opgehemeld door Amerika’s meest toonaangevende ‘blogger’ Perez Hilton, wat voor beide artiesten uiteindelijk een enorme publicitaire steun in de rug blijkt) veroorzaken om wellicht andere dan artistieke redenen ook flink wat reuring. Altijd leuk… Wat te zeggen van de clips die weliswaar fantastisch mooie pareltjes geworden zijn, maar die de anonimi­ teit helaas toch nauwelijks weten te ontstijgen? Voorbeelden hiervan zijn White Swan van Lolly Jane Blue, door Sil van der Woerd, en No Place Like Home van Thee Wreckers, door Rosto. Je zou willen schreeuwen: “Bekijk die clips toch alsjeblieft!” – wat dus kan, via www.videoclipfonds.nl. Scoutingclips

Dan zijn er nog de zogenaamde ‘scouting’-clips: clips waarvoor niet een aanvraag bij de commissie werd ingediend, maar die het resultaat zijn van het initiatief van één van de commissieleden, om doelbewust een tot de verbeelding sprekend artiest en een potentieel interessante clipmaker met elkaar in contact te brengen, in de verwachting dat daar iets bijzonders uit zal ontstaan. Deze clips leiden eigenlijk nooit tot een doorsnee-clip: het resul­ taat is vrijwel altijd bijzonder – Grip van zZz is de allereerste scoutingclip – ofwel het project loopt uit op een jammerlijke mislukking dan wel een knallend con­ flict. In dat geval was de geforceerd tot stand gebrachte combinatie van twee vaak (te) grote ego’s – zowel artiest als clipmaker – kennelijk te veel van het goede. Een voorbeeld hiervan is de door beeldmaker Remco Schuurbiers voor Aux Raus gemaakte clip, waarvoor hij minutieus, tot in Noord-Korea toe (!), beelden schiet van allerhande zoge­ naamd communistische architectuur, waarna later ook nog eens bij elkaar vele honderden uren beeldanimatie vol­ gen. Aux Raus distantieert zich echter van het eindresultaat, als gevolg van de nodige miscommunicatie tussen artiest en maker. De clip verdwijnt letterlijk in de prullenbak. Een gemiste kans – de clip is nog altijd te zien via de site van het videoclipfonds en via YouTube. Risicovol

Samenvattend kan gezegd worden dat dit soort clips weliswaar risicovol zijn, maar ook vaak leiden tot de meest bij­ zondere resultaten. Wel zijn ze frustre­ rend, tijdrovend, makkelijk mislukkend en vaak ook extra duur, omdat er nu eenmaal geen andere externe financiers bij betrokken zijn. In mijn drie jaar TAXfonds zijn er uiteindelijk niet meer dan tien van dergelijke projecten daadwer­ kelijk voltooid.

De TAX-clips zijn te bekijken op www.videoclipfonds.nl en YouTube. Deze zomer waren er presentaties van de clips tijdens onder meer Lowlands en het ASZUIDAS Urban Screen Festival. Ook het Shoot Me Film Festival, van 15 t/m 25 oktober in Den Haag, vertoont enkele TAX-clips.

Overigens blijken de TAX-clips door de jaren heen niet vanzelfsprekend de meest succesvolle, in de zin van het aantal YouTube-hits en de mate van roulatie op de bekende clipkanalen. Diverse hiphop-clips, maar ook de clip van gelegenheidsduo Armin van Buren en Within Temptation-zangeres Sharon den Adel, bereikten in de afgelopen jaren uiteindelijk onvoorstelbaar hoge aantallen ‘hits’, zonder dat TAX daar ook maar enige betrokkenheid bij heeft gehad, of althans: niet in positieve zin. Genoemde clips werden namelijk in eer­ ste instantie wel bij het fonds ingediend, maar door de commissie afgewezen. Om artistieke redenen wel te verstaan, en niet vanwege hun zogenaamde hitpotentie… De grootste winst

Wie zijn dan uiteindelijk die 54 geluk­ kigen geweest? Wat is daar nog aan analyse op los te laten? Opvallend is de ongelofelijke diversiteit aan artiesten: van volstrekt onbekend en obscuur tot nationale rockdiva Anouk; maar ook van hiphop, dance, pop, rock, folk, singer-songwriter tot uiterst ondefini­ eerbare kunstmuziek. Zelfs de grootste criticaster zal na bestudering van de lijst van met een clip gehonoreerde arties­ ten moeten toegeven dat vrijwel elke popartiest die er de afgelopen jaren in Nederland een beetje toe deed verte­ genwoordigd is. Voor mij persoonlijk, vanwege mijn achtergrond in diezelfde popsector, is dat wel de grootste winst, en daarmee een meer dan bevredigend antwoord op mijn aanvankelijke angst dat dit fonds wel eens ver af zou kunnen staan van de popmuziekrealiteit van alle dag. Dat is allerminst het geval geble­ ken: het TAX-fonds heeft clips mogelijk gemaakt die er in de popsector absoluut toe doen, die wezenlijk hebben kunnen bijdragen aan de huidige bloeiperiode van de Nederpop in al haar genres en stijlen. Waarvan akte. Zorgelijker is het als je kijkt naar de lijst gehonoreerde beeldmakers. Hier is de eenvormigheid helaas veel groter: de meesten waren van origine sowieso al videoclipmaker en zijn dus niet zozeer

een vernieuwing en verrijking voor de discipline. Zij hebben eens met een wat ruimer budget mogen werken, ook mooi – maar we hadden toch gerekend op wat meer fris bloed: beeldend kunstenaars, speelfilmregisseurs, anderszins (audio) visueel gerichte artiesten. Het is er in de eerste drie jaar, ondanks diverse acties om toch wat meer los te krijgen, nog in onvoldoende mate van gekomen. Tenslotte

Wat is er verder te memoreren? De vele prachtige discussies. De hilariteit toen de al voorspelde aanvraag voor een schaamteloze ‘blote tieten en snelle auto’s’-clip daadwerkelijk voor ons lag. Het zou zeker niet de laatste cliché-opcliché-aanvraag zijn. Soms moedeloos makend, vaak een vrolijke noot. Legendarisch was ook de terugkerende discussie over ‘de platenmaatschappij’. In de ogen van commissieleden die wat verder afstonden van de popmuziek­ realiteit waren het veelal dubieuze, commerciële molochen, met rijkbe­ taalde patsers in dure auto’s, die zich te buiten gingen aan sex ‘n’ drugs ‘n’ rock ‘n’ roll… Waarop ik moest uitleggen dat platenmaatschappijen in Nederland, zeker die waar Nederlandse artiesten op aangewezen zijn, vaak niet meer zijn dan eenmansbedrijfjes van gedreven muziekfreaks, die de eindjes aan elkaar weten te knopen door naast het uitgeven van mooie plaatjes er ook een fietskoerierbedrijfje op na te houden. Toen dat tot de gehele commissie min of meer was doorgedrongen, was er gelukkig wat meer begrip voor de vaak bedenkelijk lage ‘eigen bijdrage’ op het aanvraagformulier. Een slotopmerking betreft die­ zelfde platenmaatschappijen, waar het vertrouwen in het TAX-fonds fors lijkt te zijn afgenomen, door de 92% afwijzingen (“Ik kan indienen wat ik wil, maar alles wordt door jullie standaard afgewezen!”). Hier moet heel helder en duidelijk en met grote nadruk opnieuw worden ge­ steld dat er bij het TAX-fonds maar één criterium is dat werkelijk hout snijdt bij de beoordeling: kwaliteit, kwaliteit, kwaliteit. Als bij toekomstige aanvra­ gers vaker de ambitie zou blijken om serieus boven het maaiveld uit te treden, als de beeldmakers ook eens buiten de bekende kringetjes gezocht zouden worden – dan kan er in de toekomst nog heel veel meer moois uit het TAX-fonds verwacht worden. Arjen Davidse is senior projectleider beleid bij Muziek Centrum Nederland.

Mediafonds oktober 2009 609 – cultuur en media 35


Mediafonds Mededelingen

Over het fonds Het Mediafonds stimuleert de totstandkoming van cultureel mediaaanbod via radio, televisie en internet voor de landelijke en regionale publieke media-instellingen. Het fonds verstrekt productiesubsidies en maakt de ontwikkeling mogelijk van veelbelovende programmaconcepten. Naast de beoordeling van ingediende subsidieverzoeken, organiseert het Mediafonds activiteiten op het gebied van kwaliteitsverbetering en talentontwikkeling. Voorbeelden daarvan zijn het uitreiken van prijzen, het (mede) organiseren van masterclasses, workshops en conferenties, het uit­geven van publicaties en het evalueren van programma’s waaraan subsidie is verstrekt. Subsidie aanvragen Informatie over subsidieregelingen is te vinden op onze website: www.mediafonds.nl. Daar staat informatie over inleverdata, criteria en budgetten plus alle handleidingen en aanvraagformulieren. Informatie over het Gamefonds en TAX-videoclipfonds is te vinden op www.gamefonds.nl en www.videoclipfonds.nl. Kijk en luister Elke week verzendt het Mediafonds digitaal een weekoverzicht waarin staat welk aanbod aan gesubsidieerde programma’s er die week wordt uit­ gezonden. Voor een abonnement mail naar weekoverzicht@mediafonds.nl. Op digitale kanalen als Holland Doc 24, /Geschiedenis 24 en Cultura 24 zijn veel programma’s te bekijken en voor een deel ook al on demand beschikbaar.

woord.nl Op 12 oktober, de verschijningsdatum van dit blad, organiseert het Mediafonds een bijeenkomst over de verspreiding van gesproken woord. Radio is allang niet meer de enige manier om gesproken verhalen te verspreiden. Hoe kunnen de makers van radiodrama en radiodocumentaires, maar ook van marathoninterviews en luisterboeken, profiteren van media als de mobiele telefoon en internet? Welke rol kunnen de publieke omroepen en het Mediafonds spelen bij het tot stand komen van een nieuw platform voor woordcultuur?

Mediafonds@Sandberg – Innovatielab voor culturele mediaproducties De afgelopen negen jaar hebben het Mediafonds en het Sandberg Instituut samen de masterclass Stifo@Sandberg georganiseerd. Programmamakers en ontwerpers zochten samen naar nieuwe vormen van vertellen. De samenwerking wordt voortgezet onder de naam Mediafonds@Sandberg Innovatielab. Ieder jaar wordt een hoofdthema gekozen met maatschappelijke urgentie. Het thema van de eerste editie is Follow the Money. De opmars van Excel sheets en Databases (van iTunes tot Icesave, van betalen met je mobiel tot de kredietcrisis) heeft het afgelopen decennium geleid tot de opkomst van nieuwe verhoudingen in economie en cultuur. Kunnen mediamakers de opmars van deze databasecultuur gebruiken om greep te krijgen op nieuwe financiële stromen en verschuivende machtsverhoudingen? Ontstaan er door de analyse van deze digitale gegevens nieuwe inzichten die om een andere verbeelding vragen? Kan datavisualisatie – een belangwekkend nieuw genre in de kunst- en ontwerpwereld – worden ingezet om machtsverhoudingen bloot te leggen of gecompliceerde economische processen te illustreren? Welke mogelijkheden biedt deze nieuwe esthetiek programmamakers? De deelnemers worden bijgestaan door de Faculteit Economie van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Het innovatielab start met een publieke conferentie in januari 2010. Cinekid – Film, televisie en nieuwe Mediafestival voor de jeugd 14 tot en met 23 oktober 2009 • Kids & Docs Het Mediafonds organiseert elk jaar de Kids & Docs workshop in samenwerking met Cinekid en IDFA, met steun van Z@pp en de publieke omroepen. De deelnemers werken aan jeugddocumentaires voor televisie, met de belevingswereld van kinderen als uitgangspunt. Op Cinekid gaan nieuwe Kids & Docs films in première van Jaap van Heusden, Michiel Brongers, Anneloor van Heemstra, Tomas Kaan, Billy Pols en Nienke Eijsink. In september is een nieuwe editie Kids & Docs begonnen onder leiding van Boudewijn Koole en Coco Schrijber. De deelnemers zijn geselecteerd in overleg met de betrokken omroepen: Eelke Bokelman/AVRO, Camiel Zwart/BOS, Helmie Stil/EO, Sarah Sylbing/Joodse Omroep, Lieza Röben/KRO/RKK, Hilt Lochten/KRO/RKK, Stephane Kaas/NCRV, Elsbeth van Noppen/NPS, Renée Wilna Span/OHM, Willem Baptist/VPRO. • Kind en Kleur Kind en Kleur is een project van het Mediafonds gericht op het opleiden van cultureel divers scenarioschrijftalent en het ontwikkelen van scenario’s voor korte kinderfilms die geworteld zijn in de multiculturele samenleving. Vier Kind en Kleur premières op Cinekid: Bente wil een vader scenario: Mariëlle van Sauers; regie: Ties Schenk Hammada scenario: Roslin Prager; regie: Nathalie Alonso Casale Koning Aap scenario: Tjyying Liu; regie: Floris-Jan van Luyn Nat scenario: Gert Altena; regie: Remy van Heugten

36 609 – cultuur en media oktober 2009 Mediafonds

• 1 Minuutjes De 1 Minuut makers (VPRO Radio), Cinekid en het Mediafonds slaan de handen ineen voor een experiment met korte ware verhalen in geluid. Speciaal voor Cinekid worden tien Minuutjes gemaakt die te horen zijn in het Medialab, in de bioscoop, via www.cinekid.nl/ festival/1minuutjes en via de kinderwebradio van de NPS. Makers: Chris Bajema, Katinka Baehr, Catherine van Campen, Maartje Duin, Bente Hamel, Marije Schuurman Hess, Tjitske Mussche, Stef Visjager. IDFA 19 tot 29 november 2009 • IDFA Media Talks Net als vorig jaar ondersteunt het Mediafonds de IDFA Media Talks, een programma vol informatie, uitwisseling en debat dat het IDFA filmprogramma omlijst. • IDFA documentaire workshop Dit jaar nemen deel aan de workshop onder leiding van John Appel: Martijn Blekendaal, Jenneke Boeijingk, Denise Janzé, Chai Locher, Annelies Kruk, Susan Koenen en Halil Ibrahim Özpamuk. Tijdens IDFA pitchen zij hun plannen. Het beste plan uit de workshop wordt bekroond met de Mediafondsprijs Documentaire. IDFA organiseert de workshop i.s.m. het Mediafonds. Regio ontwikkelingssubsidie De eigen bijdrage van de regionale omroep bij een aanvraag voor ontwikkelingssubsidie voor drama en documentaire projecten vervalt wanneer de omroep de aanvrager is. Deze wijziging gaat in op 5 november en is voorlopig één jaar van kracht. Het Mediafonds gaat op drie locaties documentaireworkshops organiseren voor eindredacteuren, makers en producenten van de regionale omroepen. Makers ontwikkelen onder begeleiding van gerenommeerde regisseurs een filmidee. Voor de hieruit volgende filmplannen kan door een omroep een reguliere aanvraag voor ontwikkelingssubsidie worden ingediend. DELTAPLAN Talent In het kader van de ontwikkeling van filmtalent, een samenwerkingsproject van fondsen en omroepen staan de volgende projecten op stapel: • KORT! 2010 KORT! geeft jonge en gevestigde regisseurs en scenarioschrijvers uit Nederland en Vlaanderen de kans om korte fictiefilms te maken. Nieuwe inzenddatum: 2 december 2009. • De Oversteek De Oversteek biedt jonge regisseurs de kans een eerste of tweede speelfilm te realiseren. Daartoe worden producenten, auteurs en regisseurs uitgenodigd uiterlijk in februari 2010 een voorstel in te dienen. • One Night Stand Een nieuwe One Night Stand editie ging in september in première tijdens het NFF. De negen films zijn vanaf 9 oktober elke vrijdag te zien op Nederland 2. In maart 2010 is er weer een nieuwe inzenddatum. • Tweede en derde speelfilm De deadline voor het indienen van een aanvraag voor de tweede of derde artistieke speelfilm van bewezen toptalent is 2 november. Voorjaar 2010 is er een nieuwe ronde.


Bekroonde programma’s Alles stroomt NCRV / IDTV Film Scenario: Marieke van der Pol; regie: Danyael Sugawara Nederlands Film Festival (Utrecht, oktober 2009) Film1 Publieksprijs

I Wanna Be Boss VPRO / Submarine Filmplan en regie: Marije Meerman Nederlands Film Festival (Utrecht, oktober 2009) Gouden Kalf voor Beste korte documentaire

Nederlands Film Festival (Utrecht, oktober 2009) Gouden Kalf voor Beste scenario

Boris Ryzhy VPRO / Zeppers Film & TV Filmplan en regie: Aliona van der Horst Nederlands Film Festival (Utrecht, oktober 2009) Prijs van de Nederlandse filmkritiek

Kan door huid heen NPS / Rots Filmwerk Scenario en regie: Esther Rots Nederlands Film Festival (Utrecht, oktober 2009) • Gouden Kalf voor Beste montage voor Esther Rots • Gouden Kalf voor Beste actrice voor Rifka Lodeizen • Speciale juryprijs voor het hele team Duska NPS / Egmond Film and Television Scenario en regie: Jos Stelling Binational Film Festival (El Paso, januari 2009) Best Feature Film Europe-US

De laatste dagen van Emma Blank VARA / Graniet Film Scenario en regie: Alex van Warmerdam Venice Days (Venetië, september 2009) Europa Cinemas Label

Kikkerdril KRO / Lemming Film / BosBros. Film-TV Productions Simone van Dusseldorp Divercine International Film Festival for Children & Youth (Montevideo, april 2009) • Juryprijs • Special Mention van de kinderjury

Last Days of Shishmaref Llink / Miroir Film Filmplan en regie: Jan Louter ONFilm Festival indie films (Norfolk, maart 2009) • Best Documentary • Best Environmental Film

Seoul International Youth Film Festival (Seoul, juli 2009) Siyff eyes award Kristiansand International Children’s Film Festival (Kristiansand, Noorwegen, mei 2009) Audience Award

El Olvido IKON / Cobos Films Filmplan en regie: Heddy Honigmann Festival de Lima (Lima, augustus 2009) Special Jury Award

EuroDok (Oslo, maart 2009) Eurodokprisen

Minoes* AVRO / BosBros. Film-TV Productions Scenario: Tamara Bos; regie: Vincent Bal Jakarta Indonesian Children’s International Film Festival, KidsFest (Jakarta, juli 2009) Beste film * alleen ontwikkelingssubsidie One Night Stand IV: Anvers NPS VARA VPRO / IJswater Films Scenario en regie: Martijn Maria Smits Nederlands Film Festival (Utrecht, oktober 2009) Gouden Kalf voor Beste televisiefilm

Cinéma sud-américain (Marseille, juli 2009) Meilleur film 16 Mostra de Cinema Llatinoamerià de Catalunya (Lleida, april 2009) Premio Radio Exterior de España

Foto: Melle van Essen

Foto: Victor Arnolds

Kort! 2009: Sunset From a Rooftop NPS / LEV Pictures Scenario: Marinus Groothof en Niels Pieterse; regie: Marinus Groothof Nederlands Film Festival (Utrecht, oktober 2009) Gouden Kalf voor Beste korte film

Het Zusje van Katia NPS / Keyman Film Scenario: Jan Eilander en Jolein Laarman; regie: Mijke de Jong Cinema City (Novi Sad, Servië, juni 2009) Best Actress voor Betty Qizmolli

Voor updates zie: www.mediafonds.nl Mediafonds oktober 2009 609 – cultuur en media 37



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.