R AA
R.J Se inmcipennincldaan 3
0
2517
JN Den 1 laag
Postbus 61243
C 13 £1 JIJ R
2506 AE Den haag t 070 3106686 fo o 3614727 7 info,cultuur.n1
www.cuhiiur.nh
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw M. van Bijsterveidt Vliegenthart Postbus 16375 2500BD Den Haag -
Datum: 4 mei 2012 Kenmerk: med-2on.o6328/6
Onderwerp: Advies samenvoeging Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties en Stirnuleringsfonds voor de Pers
Geachte mevrouw Van Bij sterveidt, Op uw verzoek heeft de raad onderzocht hoe de door het kabinet aangekondigde samenvoeging van het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties (Mediafonds) en het Stimuleringsfonds voor de Pers het beste gestalte kan krijgen.’ Een consultatieronde in het mediaveld, waaronder uiteraard gesprekken met de beide fondsen, was onderd eel van dit onderzoek. 2 Mede op basis hiervan is de raad tot onderstaand advies gekomen. De raad is voorstander van samenvoeging van de twee fondsen. In voorliggend advies doet hij u hiertoe een aantal aanbevelingen. Het advies begint met deze aanbevelingen; daarna volgen de overwegingen die er aan ten grondslag liggen.
Over het nieuwe fonds, de aanbevelingen •
De kwaliteiten die beide fondsen bezitten, moeten behouden blijven , maar het is noodzakelijk dat het nieuwe fonds meteen van start gaat als een nieuw fonds. De fusie moet aangegrepen worden om juist ook de innovatie op aanpalende en/of overlappende terreinen te stimuleren.
•
Het fonds stimuleert en organiseert, al dan niet in samenwerkingsverband, activiteiten en projecten die mede tot doel
Adviesaanvraag sanienvoeging niediafondsen van 30 novem ber 2011, met referentie Deze is bijgevoegd. 2 Bijlage 1 bevat een overzicht van cle geconsulteerde partije n en personen. 1
325279.
RAA
«no
CULTUUR hebben innovatieve journalistieke en culturele producties zeker te stellen en te bevorderen, zowel op landelijk als regionaal/lokaal niveau. 1-let nieuwe fonds staat open voor initiatieven van journalisten, die een beperkt budget nodig hebben; naast subsidiering, is ook begeleiding van de subsidieontvanger een belangrijke taak. Met de focus op de beroepsgroep, gaat liet fonds allianties aan met (journalistieke) opleidingen. •
De aanvragen vanuit de journalistiek worden door het fonds op hun journalistieke waarde beoordeeld, niet op hun inhoud.
•
Private partijen kunnen ook een aanvraag indienen bij het nieuwe fonds, mits die met liet project voorzien in een belangrijke publie ke functie.
•
De samenvoeging van Mediafonds en Stimuleringsfonds voor de Pers is een eerste stap richting een integraal mediafonds. De versch illende fondsen in liet audiovisuele en journalistieke veld, inclusief eventueel de aanverwante in het kunst- en cultuurveld, dienen wel al nauwe samenwerkingsverbanden aan te gaan. De overheid formuleert hiertoe een heldere opdracht aan de verschillende mediaen cultuurfondsen.
•
De zorg van de landelijke perssector wordt voor een belangrijk deel weggenomen wanneer de overheid de door hem zelf gecreëerde obstakels, die de perssector ervaart, opheft. De raad adviseert in ieder geval een verlaging van de Btw op online-informatie.
Hieronder volgen nu de constateringen en overwegingen waarop voorgaande aanbevelingen zijn gebaseerd. Innovatie
Technologische en maatschappelijke ontwikkelingen vragen om een nieuwe benadering van media en mediabeleid. Waar mediabeleid (regelg eving en financiering) nu vooral gericht is op de publieke omroep dient dit eigenlijk voor het gehele mediaveld te gelden. Met de convergentie van media doen de afscheidingen tussen platforms er namelijk minder toe. Wat er wel toe doet zijn de publieke functies die de overheid (via de fondsen) wil waarborgen. Een samenvoeging op termijn van meerdere fondse n ligt hierom voor de 3 hand. Gezien de convergentie en de innovaties die al plaatsvinden is de samenvoeging van het Mediafonds en het Stimuleringsfonds voor de Pers een mooie eerste stap.
Hieronder, bij ‘Rol overheid bij stimulering nieuws & inform atievoorziening en kunst & cultuur’, gaat de raad verder in op de vorming van een integra al mediafonds.
2
RAA inO CULTUUR Innovatie die verschillende sectoren beslaat, vindt al plaats dankzij verschillende, meestal jonge, mediaproducenten die volop gebruik maken van de huidige technologische mogelijkheden. Dankzij digitalisering en samenwerkingsverbanden tussen verschillende sectoren ontstaan nieuwe journalistieke en artistieke (meng)vorrnen. De VJ-movement, transmedia storytelling, de (on) mogelijkheden van het web en twitter, zijn hier slechts enkele voorbeelden van. Nieuws en informatie kunnen dus via verschillende al dan niet crossover vormen naar de samenleving worden gebracht. Aan dit proces gaat veelal experiment en innovatie vooraf. De voorzieningen hiervoor moeten, in het geval publieke functies in het geding zijn, door de overheid worden gecreëerd. Het nieuw te vormen fonds heeft hier een belangrijke taak. De raad is dan ook van mening dat een samenvoeging van de fondsen niet moet leiden tot behoud van louter exact dezelfde functies en verdeling binnen één gebouw. De samenvoeging van de fondsen dient aangegrepen te worden om juist de innovatie op aanpalende en/of overlappende terreinen te stimuleren. Vooral op dat vlak zit de winst van deze stap. -
-
Voordat in detail wordt gesproken over de taken van het nieuwe fonds, gaat de raad kort in op de rol van de overheid bij de ondersteuning van bepaalde publieke waarden of functies, die media kunnen vervullen. Mediabeleid op basis van functies
Hoewel niet alle partijen die de raad bij de totstandkoming van dit advies heeft gesproken nut en noodzaak zien van de samenvoeging van juist en alleen deze fondsen, is men het er in het algemeen over eens dat het mediabeleid van de overheid zich niet meer op de afzonderlijk mediumtypen moet richten. Het mediabeleid zou namelijk gericht moeten zijn op de functie die media hebben. Een samenvoeging van fondsen die zich richten op publieke waarden in hetzelfde veld, is in een tijd van digitalisering en het loslaten van platforms en vormen onvermijdelijk. Nadat de WRR in zijn rapport Focus op functies (2005) zes functies van media onderscheidde (nieuwsvoorziening, opinievorming & achtergrond, vermaak, kunst & cultuur, specifieke informatievoorziening, reclame & voorlichting), maakte de Raad voor Cultuur een soortgelijk onderscheid in het advies De publieke omroep voorbij (2005). De raad onderscheidde daarin de maatschappelijke functies van media: nieuwsvoorziening, opinievorming & achtergrond en kunst & cultuur. Beide adviesraden waren van mening dat het overheidsbeleid niet langer gericht moest zijn op mediatypen, maar op mediafuncties die maatschappelijk en politiek het meest relevant worden geacht. Uit een risicoanalyse die de WRR in zijn rapport maakte bleek dat de drie functies die de raad onderscheidde het kwetsbaarst waren. 4 In een veranderend medialandschap zouden deze Focus opfiuiicht’s, WRR, Amsterdam University Press, Amsterdam/Den Haag, e.v.
2005, p.90
RAA
ÂŤno
CULTUUR functies onder druk komen. U schrijft in uw adviesaanvraag dat het daarom noodzakelijk is dat er fondsen bestaan die, wanneer de functies onder druk komen, met gericht subsidiÍren de risico’s beperken. De raad is het hier vanzelfsprekend mee eens. In De publieke omroep voorbij schreef hij dat bovengenoemde maatschappelijke functies nieuwsvoorziening, opinievorming & achtergrond en kunst & cultuur via een publiek mediafonds zeker gesteld zouden moeten worden. Dit herhaalde de raad in zijn reactie op de consultatie over de toekomst van de publieke omroep. 5 Ook hierin pleitte hij voor een mediafonds dat de ad hoc financiering van belangrijke, innoverende initiatieven regelt. Hierbij gaat het om initiatieven die private partijen links laten liggen omdat ze commercieel niet interessant of te riskant zijn, maar wel een maatschappelijk belang (kunnen) dienen. Dat geldt met name voor zowel bijzondere culturele, artistieke en journalistieke producten als voor technologische innovaties die investeringen vergen die te risicovol zijn voor een private onderneming. -
-
Voor een groot deel draagt de overheid al zorg voor bepaalde maatschappelijke functies via de publieke omroep en het Mediafonds. Daarnaast zijn er natuurlijk nog de verschillende fondsen en kennisinstituten op het gebied van de beeldende kunst, film, letteren, podiumkunsten en de creatieve industrie, die met overheidsgeld instellingen in die sectoren ondersteunen. Dit gebeurt omdat de overheid maatschappelijk belang toekent aan deze sectoren die niet (alleen) met privaat geld kunnen bestaan. Ook de perssector ontvangt, vanwege het maatschappelijke belang van de sector, via het Stimuleringsfonds voor de Pers indirect steun van de overheid. In tegenstelling tot de cultuur- en omroepsector ondersteunt de overheid de perssector verder vrijwel niet. Gelet op de belangrijke maatschappelijke functies die de pers als waakhond van de democratie vervult, is overheidsbeleid vooral gericht op het behouden en bevorderen van de externe pluriformiteit van een voorheen relatief statisch medialandschap. Inmiddels is de private dagbladpers in een situatie gekomen waarin investeringen risicovoller zijn dan enkele jaren geleden, voor de komst van internet, voor de komst van gratis kranten, en voor de economische crisis. Bovendien is de afgelopen jaren het medialandschap radicaal veranderd: verschillende mediumtypen convergeren, media commercialiseren en het mediagebruik van burgers verandert. Het huidige medialandschap is veel dynamischer dan voorheen en het is nog moeilijk te voorspellen welke invloed de huidige ontwikkelingen precies zullen hebben op de pluriforiniteit, kwaliteit en onafhankelijkheid van de verschillende media en journalistiek. -
-
Het pers- en omroepbeleid is per traditie vooral gebaseerd op de bescherming van de externe pluriformiteit van het medialandschap. Gezien de ontwikkelingen, bijvoorbeeld op het gebied van bedrijfsovernames en de 5Toekomstverkenning Landelijke publieke Omroep,
30
maart
2010,
kenmerk mcd-
200 9.05386/7
4
RAA CULTUUR concurrentie tussen media, zijn de risico’s op dit vlak zeker niet verdwenen. Juist in de huidige dynamiek van media en nieuws- en informatieaanbod is liet van belang dat de overheid nauwlettend toeziet op plekken waar de plu riformi teit, kwaliteit en onafhankelijkheid van nieuws, opinie en achtergrond in liet geding komen. Wanneer deze functies in liet gedrang komen moet de overheid niet schromen te interveniëren ook wanneer liet om de perssector gaat. De steun moet dan, naar de mening van de raad, in beginsel niet bestaan uit generieke steun aan bedrijven, maar uit steun aan producties en activiteiten. 1-let Stiniuleringsfonds voor de Pers, heeft in de onlangs uitgebrachte notitie ‘Positie kiezen’ al aangegeven dat de steun aan noodlijdende organisaties niet meer de enige pijler is waarop het fonds steunt. Het fonds schrijft: “De vraag vanuit de journalistiek is fundamenteel veranderd en behelst de ondersteuning die we kunnen bieden bij de zoektocht naar nieuwe modellen waarmee de innovativiteit en pluriformiteit in Nederland kan worden gestimuleerd en gewaarborgd. Daarmee is de innoverende rol van het fonds een belangrijke tweede pijler geworden.” 6 De raad ondersteunt dit van harte; het nieuw te vormen fonds dient deze belangrijke rol ook te vervullen. —
De taken van het nieuwe fonds komen verder in het advies aan de orde. Hieronder beschrijft de raad eerst de wijze waarop de overheid zijn zorgplicht ten aanzien van nieuws & informatievoorziening en kunst & cultuur kan vervullen. Rol overheid bij stimulering nieuws & informatievoorziening en kunst & cultuur
Samenwerking en samengaan van media- en cultuurfondsen Vanuit de gedachte van een integraal op functies gebaseerd mediabeleid, heeft de raad in het verleden geadviseerd alle fondsen in het mediaveld op te laten gaan in één mediafonds. Naast de nu samen te voegen fondsen, zouden ook het Nederlands Filmfonds, het CoBO-fonds en het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten daarin samen moeten komen. Dit fonds zou als kernopdracht hebben te zorgen voor ontwikkeling en vernieuwing van mediacontent in welke vorm, voor welke drager dan ook. De raad ziet de voorgenomen samenvoeging tussen Mediafonds en Stimuleringsfonds voor de Pers als een eerste stap richting een dergelijk fonds. Mede omdat er nog geen mediabeleid op basis van functies is en omdat uw adviesaanvraag alleen de samenvoeging van Mediafonds en Stimuleringsfonds voor de Pers betreft, acht de raad een bredere fusie, met andere fondsen, nu niet opportuun. Dit neemt niet weg dat het vanzelfsprekend is wanneer die verschillende fondsen, inclusief eventueel de aanverwante in het kunst- en cultuurveld, zoals bijvoorbeeld het fonds voor de creatieve industrie, wel al (nauwe) samenwerkingsverbanden aangaan.
6
‘Positie kiezen. (Een koerswijziging voor liet Stimuleringsfonds voor de Pers.)’, april
2012
5
RAA
CULTUUR In zijn artikel Overheid, media en openbaarheid verwoordt Frank van Vree de nieuwe mogelijkheden van journalistiek als volgt: “De ‘objectiviteit’ van de professionele journalistiek ligt primair in haar werkwijze, haar onbevangenheid en onafhankelijkheid, en in haar streven een veelzijdig beeld van de samenleving te creëren. In het ene geval zal dat neerkomen op een streven naar een zo genuanceerd en afgewogen interpretatie van de gebeurtenissen in de wereld, in het andere op een eigenzinnige, met artistieke middelen gecreëerde en diepsnijdende uitvergroting daarvan, zoals in een auteursfilrn, als een doelbewuste bijdrage aan de veelvormigheid. Maar beide hebben het zelfde doel: de wereld, de samenleving, begrijpelijker en transparanter te maken, voor de burger, de consument, de bedrijven, de wetenschap.”7 Vanuit de overheid zal een heldere opdracht moeten komen aan de verschillende media- en cultuurfondsen om deze samenwerking te bewerkstelligen. Die samenwerkingsverbanden kunnen zowel ten goede komen aan de verschillende kunst-, cultuur- en mediasectoren, als aan kwalitatief hoogwaardige mediaproducti es (van culturele én journalistieke aard!).
Overheidssteun voor de pers Overheidsbemoeienis met de pers is een heikel punt. Ondanks dat, of juist daarom, staat buiten kijf dat een goede nieuwsvoorziening, op landelijk, lokaal en regionaal niveau van groot belang is voor de democratie. Met het Stimuleringsfonds voor de Pers probeert de overheid, vanwege het democratisch belang, de pluriformiteit van de pers te handhaven en te bevorderen, voor zover van belang voor de informatie- en opinievorming. Het Stimuleringsfonds voor de Pers constateert in ‘Positie kiezen’ dat het begrip pluriformiteit toe is aan herziening: “Waar dit begrip tot nu toe door het Stimuleringsfonds vooral werd gebruikt om de verscheidenheid aan titels in onderscheiden nieuwsdragers (kranten, huis-aan-huis bladen, radio, televisie en later internet) aan te duiden, is er nu meer dan ooit behoefte aan een kwalitatieve invulling van het begrip; ook al omdat dragers van nieuws en informatie in toenemende mate uit dezelfde bron putten. Het is om die reden zuiverder om te spreken over pluriformiteit van de journalistiek (ongeacht de drager) dan pluriformiteit van de pers. Pluriformiteit wordt gedefinieerd door ‘kwaliteit, diversiteit/ verscheidenheid en onafhankelijkheid’.” De raad is het eens met deze herziening. —
—
Uit de gesprekken die de raad heeft gevoerd, blijkt dat men zonder uitzondering van mening is dat de effecten van het Stimuleringsfonds voor de Pers op de landelijke perssector gering zijn. De raad is het eens met de dagbiadsector die stelt dat de overheid met belemmerend beleid een wond creëert die met de aangereikte pleister, i.c. het Stimuleringsfonds voor de Pers, niet is te genezen. De overheid zou er beter aan doen de door hem zelf gecreëerde obstakels, die de perssector ervaart, weg te nemen. Die obstakels ‘Overheid, media en openbaarheid’, Frank van Vree, Mediafonds,
2012.
6
RAA g O CLJL UUR hebben alle te maken met de distributie. 8 Met name de problemen rondom de gezamenlijke bezorgorganisatie en de hoge Btw op online nieuws kwamen telkens ter sprake.9 Het eerste lijkt inmiddels uit de wereld: de vier Nederlandse dagNaddistributiebedrijven hebben een intentieovereenkornst getekend om uiteindelijk tot één gezamenlijke bezorgorganisatie te komen. Dit is een belangrijke stap; de raad gaat er vanuit dat de voorwaarden waaronder dit gebeurt op goedkeuring van de Nederlandse Mededingingsautoriteit kunnen rekenen. Het tweede obstakel, het Btw-verschil tussen informatie die in druk verschijnt en informatie die online wordt gedistribueerd, is nog wel aan de orde. Met de tijdelijke commissie Innovatie en Toekomst Pers is de raad het eens dat in het domein van het internet een afbakening op basis van distributiernedium niet langer een optie is. De raad beveelt dan ook aan het verlaagde Btw-tarief dat van toepassing is op gedrukte informatie, ook te laten gelden voor informatie die online of elektronisch verschijnt.’° Hoewel de landelijke nieuwspers zegt weinig effect te ondervinden van het Stimuleringsfonds voor de Pers, geldt het tegendeel voor de lokale en regionale nieuwsbladpers. Het fonds biedt deze sector veel mogelijkheden voor onderzoek, experiment en innovatie. De budgetten waar de lokale en regionale pers mee werkt sluiten bovendien veel meer aan bij de budgetten van het fonds. Hierdoor heeft een aanvraag bij het fonds, door de lokale/regionale pers, een veel groter effect dan wanneer de landelijke perssector dat doet. De regionale nieuwsmedia hebben dus veel baat bij het fonds, tegelijkertijd geldt ook voor die sector dat de effecten van een huipvaardig fonds niet zijn opgewassen tegen negatieve maatschappelijke (bijv. ontiezing) en economische ontwikkelingen (bijv. teruglopende advertentie-inkomsten). U heeft al kenbaar gemaakt dat u zich zorgen maakt om de journalistieke verschraling in de regio.” De raad ondersteunt uw voornemen om de mediawettelijke belemmeringen voor bundeling van journalistieke krachten in de regio weg te nemen. Meer specifiek wilt u meer ruimte creëren voor Uit een overzicht van de European Newspaper Publishers’ Association, blijkt dat dc verschillende Europese overheden, naast steun t.b.v. de pluriformiteit, ook direct of indirect steun bieden t.b.v cle distributie. 9 Daarnaast, zo constateerde de raad, zijn er nog generieke maatregelen die slecht uitpakken voor de perssector en meer specifiek voor cle dagbiadsector, zoals de Wet arbeid vreemdelingen, en dan in het bijzonder de ketenaansprakelijkheid die er in is opgenomen, en de Overeenkomst van opdracht. De financiële gevolgen van deze maatregelen voor de dagbiadsector zijn van dien mate, dat een groot deel van de zorg om de perssector weggenomen kan worden met de aanpassing ervan. ‘° De commissie voorzag echter wel afbakeningsproblernen in de uitwerking van een eventuele maatregel: “Een eventuele wet zal inhoudelijk moeten specificeren en in criteria vastleggen welke diensten op basis van welke overweging in aanmerking komen voor een lager tarief.” De volgende eclitie, rapport van de tijdelijke commissie Innovatie en Toekomst Pers, 2009. Pag. 44 “Antwoord op de vragen van de leden Van Dijk en Gesthuizen over ontslagen bij uitgeverij Wegener, 12 maart 2012, referentie 385700.
7
RAA
«no
CULTUUR publiek-private samenwerking tussen (met name) regionale omroep en regionale krant. Deze samenwerkingsruimte, tezamen met de intrekking van 2 zijn, naar de mening van de raad, de Tijdelijke wet mediaconcentraties’ noodzakelijke stappen om de druk voor de pers te verlichten. Een fonds dat (innovatieve) projecten op het terrein van cultuur en journalistiek in de regio ondersteunt blijft evenwel noodzakelijk. Het Mediafonds vervult deze taak al zeer succesvol. Er zijn meerdere voorbeelden te noemen, maar een recent voorbeeld van een project op het terrein van cultuur en journalistiek e eeuw’. Dit samenwerkingsproject in de regio is ‘1-lollandse meesters in de 21 van vijf regionale omroepen en een aantal beeldende kunst-instellingen 13 Het nieuwe fonds dient de kwam tot stand met hulp van het Mediafonds. ondersteuning van dit soort projecten ook tot zijn taken te rekenen. De veranderde beroepsgroep De raad is van mening dat het nieuw te vormen fonds het mediaveld op alle niveaus moet ondersteunen; dus ook op het niveau van de individuele maker. De journalistieke beroepsgroep is de afgelopen jaren veranderd. De economische omstandigheden hebben er voor gezorgd dat er minder journalisten in vaste dienst zijn. In 2001 waren nog 4.429 dagbiadjournalisten in vaste dienst; in 2011 bedroeg dat aantal 3.052.’4 Daarbij hebben ook de veranderde technologische mogelijkheden er mede aan bijgedragen dat een nieuw soort journalist ontstaat. Terwijl het aantal zzp’ers in de journalistiek toeneemt, komen van de verschillende opleidingen (journalistiek, media) journalisten die kennis van het vak hebben opgedaan in een digitale omgeving, zonder de aanwezigheid van de ‘ouderwetse’ schotten. Nu de beroepsgroep verandert, dienen ook de fondsen waar die mee te maken heeft, daarop te worden ingericht. In de audiovisuele sector zien we al dat het verschil tussen het kleine en grote scherm steeds meer wegvalt. Inmiddels is er een nieuwe generatie makers die is opgegroeid en opgeleid in een geconvergeerde mediaomgeving. Voor deze groep hebben grenzen tussen media bij wijze van spreken nooit bestaan. Dat geldt veelal ook voor de grenzen tussen vormen of genres; een bepaalde inhoud kan in verschillende vormen gepubliceerd worden. Naast het wegnemen van eerder genoemde belemmeringen, zou het mediabeleid van de overheid de perssector dan ook vooral ruimte moeten bieden om in te spelen en te reageren op ontwikkelingen en stappen te zetten buiten de eigen grenzen. Zoals gezegd is er tenslotte een groep makers voor wie het vanzelfsprekend is op deze wijze te werken. De overheid kan (via een fonds) verschillende activiteiten stimuleren: van innovatie en Per 1januari 2011. Met de opheffing hebben uitgevers meer ruimte gekregen om zich als multimediaal bedrijf te ontwikkelen. 1: Iedere aflevering is een kort geflimd portret van een hedendaagse beeldend kunstenaars in zijn atelier of 01) zijn werkplek. liet project moet uitgroeien tot een serie van circa ioo portretten waarin een generatie belangrijke kunstenaars in Nederland wordt vastgelegd. 14 In 2011 waren in totaal 4.458 freelancejournalisten ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. In 2001 waren 534 freelance journalisten lid van de NVJ; in 2011 was dat toegenomen tot 1905. (Cijfers van Nederlandse Vereniging van Journalisten en Kamer van Koophandel.) 12
8
RAA iöO CULTUUR crossmediale activiteiten, tot het aanspreken van nieuwe doelgroepen en de nieuwsvoorziening voor de regio, bijvoorbeeld in samenwerking met de regionale omroepen. De raad is van mening dat het nieuwe fonds hierbij gebruik kan maken van zowel ervaring die is opgedaan met de extra taken en gelden die het Stimuleringsfonds voor de Pers in het kader van de Tijdelijke regeling persinnovatie heeft gekregen, als van de ervaring met de stimuleringsregeling Digitale Pioniers. Deze laatste was een regeling voor innovatieve maatschappelijke internetinitiatieven, en werd van 2002 tot 2010 met steun van het ministerie van OCW uitgevoerd door Kennisland.’5 Digitale Pioniers bood zowel financiële als inhoudelijke ondersteuning aan makers en kenmerkte zich door snelle procedures en een selectie op kwaliteit. Met deze werkwijze, in combinatie met relatief kleine bijdragen van maximaal €32.000, wist Digitale Pioniers een breed publiek te bereiken, en zorgde het ervoor dat veel makers van innovatieve maatschappelijke internetinitiatieven profijt hadden van de regeling.1 6 Een dergelijke onderzoek-stimulerende en ondersteunende taak, met name op het gebied van journalistiek, is erbij uitstek een die het nieuwe fonds zou moeten uitvoeren. Het Stimuleringsfonds voor de Pers schrijft in het koersdocument ‘Positie kiezen’ al dat het een dergelijke taak voor zichzelf ziet weggelegd. Omroep beleid In tegenstelling tot de perssector, is de betrokkenheid van de overheid bij het beleid van de publieke omroep (-verenigingen) groot: via het concessiebeleidsplan, de omroeperkenningen, de meerjarenbegroting en de prestatieovereenkomst wordt het beleid van de NPO en de omroepverenigingen vastgesteld en beoordeeld. Dat gebeurt mede omdat de overheid wil dat de publieke omroep zijn publieke opdracht vervult. In een ontschot mediabeleid worden publiek waardevolle functies niet per se (alleen) door de publieke omroep ingevuld, zo meent de raad. Daarom moet het voor de publieke omroep mogelijk zijn allianties aan te gaan met zowel instellingen en fondsen uit de verschillende sectoren, als met private partijen die een bijdrage leveren aan de eerder genoemde functies.
Een mediabeleid gericht op functies en een toegenomen ruimte voor private partijen om publiek waardevolle functies te vervullen, betekenen niet dat de publieke omroep versmald kan worden. De raad is geen voorstander van een smalle of aanvullende publieke Omroep: de publieke omroep moet breed blijven, zonder oog te verliezen voor zijn toegevoegde waarde. Dat gebeurt enerzijds door de specifieke invulling van de publieke functies, en anderzijds door middel van innovatie, originaliteit en creativiteit. De digitale activiteiten van de publieke omroepen werken vernieuwing en talentontwikkeling in de hand. In uw brief van 17juni 2011 noemt u de publieke omroep dan ook een ‘kraamkamer van innovatieve ideeën en ‘Zie www.digitalepioniers.nl voor (Ie specifieke aanvraagvoorwaarden. Digitale Pioniers kende gemiddeld drie rondes per jaar. Het programma ondersteunde in negentien rondes en drie edities van de Digitale Pioniers Academie 211 pioniersprojecten met financiële steun en coaching. ‘
9
RAA
CIJLTUUR nieuwe technologische ontwikkelingen’ en een ‘aanjager van creatieve competitie’. De raad is van mening dat, om deze functie te kunnen blijven vervullen, het wel noodzakelijk is dat de (landelijke en regionale) publieke omroep gebruik kan maken van verschillende media. Hieronder beschrijft de raad hoe bovenstaande ontwikkelingen, ideeën en constateringen zijn beslag krijgen in de taken, de instrumenten en het werkveld van het nieuw te vormen fonds. Het nieuwe fonds
Publiek -privaat Met de samenvoeging tussen de fondsen komen de publieke (omroep) en private (pers) sector samen. De eerste tekenen van deze ontmoeting waren vanwege de convergentie van media al zichtbaar. Zo begeeft de publieke omroep zich door de digitalisering meer en meer op een veld waar ook de private (nieuws)bedrijven acteren. Dit zal in de toekomst alleen maar sterker worden. Naar de mening van de raad ondersteunt dit een mediabeleid dat uit gaat van publiek waardevolle functies die door het gehele mediaveld en dus niet hoofdzakelijk door de publiek gefinancierde media ingevuld kunnen worden. Ook private partijen moeten door de overheid ondersteund kunnen worden als ze publiek belangrijke functies willen en kunnen vervullen. De raad is dan ook van mening dat het nieuw te vormen fonds open moet staan voor deze partijen, mits die met een project voorzien in een belangrijke publieke functie. Uiteraard dient hierbij een weging gemaakt te worden met het oog op de concurrentieverhoudingen. —
-
Taken In De Publieke Omroep voorbij heeft de raad geschreven dat een mediabeleid gebaseerd op functies, niet zonder een integraal publiek mediafonds kan, dat openstaat voor allerlei soorten partijen die via media een publieke functie willen invullen. De raad is het eens met Van Vree die een dergelijk fonds en de taken daarvan ook beschrijft in zijn eerder genoemd artikel. Dit fonds kan naar analogie van andere instellingen op het gebied van cultuur (en onderwijs en wetenschap) middelen inzetten voor de ondersteuning “van experimenten en kwaliteitsverhogende initiatieven, in het bijzonder op het gebied van multimedialiteit, informatieverzameling, distributie, Organisatie en professionele vernieuwing.”17
Het uitgangspunt is wel dat de kwaliteiten die nu bij beide fondsen zijn, behouden blijven. Niettemin is het noodzakelijk dat het nieuwe fonds meteen van start gaat als een nieuw fonds. Dat wil zeggen: niet belemmerd door de oorspronkelijke budgetverdeling van de beide fondsen, from scratch opnieuw de taken en doelstellingen bepalen. Het huidige grootteverschil (in bureau en budget) tussen beide fondsen mag daarbij uiteraard geen rol spelen; het is niet de bedoeling dat de grote de kleine opslokt. Er zal een ’‘ 7 Overheid, media en openbaarheid’, Frank van Vree, Mediafonds,
2012.
10
RAA i0 CIJL UUR goed evenwicht gevonden moeten worden tussen (meestal duurdere) bijdragen aan bijzondere culturele producties en veel kleine bijdragen aan bijzondere innovatieve journalistieke activiteiten. Het spectrum van het nieuwe fonds beslaat zowel de ondersteuning van bijzondere culturele producties, zoals bijvoorbeeld drama en documentaire ook die gericht op kinderen’ , als de ondersteuning van initiatieven in de 8 plaatselijke journalistiek. Een belangrijke taak hierbinnen betreft daarnaast het stimuleren en organiseren van activiteiten die mede tot doel hebben innovatieve journalistieke en culturele producties zeker te stellen en te bevorderen, zowel op landelijk als regionaal/lokaal niveau. Dit kan op verschillende manieren gebeuren. Mediafonds en Stirnuleringsfonds voor de Pers organiseren al debatten, symposia en andere activiteiten op het gebied van cultuur en journalistiek; het nieuwe fonds zal dit voort moeten zetten. Dat geldt ook voor de uitgave 609 cultuur en media. Dit maandblad van het Mediafonds is een, naar de mening van de raad, uitermate goed ingericht platform waarop vrijwel alle genres een plek hebben en waar kruisbestuiving plaatsvindt. Relevante artikelen uit 609 worden bovendien op het weblog De Nieuwe Reporter geplaatst; hier kan ook gereageerd worden op artikelen en is ruimte voor discussie. 19 T-let nieuwe fonds levert vanzelfsprekend ook financiële bijdragen aan de ontwikkeling van media-aanbod van bijzondere journalistieke en culturele aard. Daarnaast dient het fonds onderzoeks- en innovatieve journalistieke projecten te ondersteunen en initiëren, al dan niet in samenwerkingsverband, en waarvoor een beperkt budget nodig is. Met dit laatste voorkomt het nieuwe fonds dat grote bedrijven/concerns grote happen nemen uit het budget en blijft er ruimte voor de initiatieven van een groeiende groep zzp’ers en nieuwe, jonge journalisten. Met de focus op deze nieuwe groepen, zal het nieuwe fonds allianties aangaan met (journalistieke) opleidingen.20 —
-
Instrumentarium Over een aantal elementen van het nieuwe fonds, wil de raad zich niet tot in detail uitspreken. Die moeten naar bevind van zaken worden bepaald. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de subsidievormen (revolving, matching, etc.) die het fonds zal kunnen hanteren. De ervaringen uit de beginperiode zullen benut worden om later te kunnen bepalen in welke mate en op welke wijze de middelen over de taken en steun- en stimuleringsregelingen eventueel anders verdeeld moeten worden. De raad merkt hierbij wel op dat de ervaring met financiering en begeleiding die is opgedaan met het project IS In deze categorie is het Mediafonds al zeer succesvol met Kids & Doc.s, Kind en Kleur en Cinema Junior. 19 De Nieuwe reporter werkt ook samen met Persinnovatie.nl, een website over innovatie in de perssector van het Stimuleringsfonds voor de pers, aan de productie en publicatie van artikelen. 21) liet Mediafonds werkt bijvoorbeeld al samen met het Sandberg Instituut (dit jaar is onderzoeksjournalistiek het thema van de masterclass). Het Smuleringsfonds voor de Pers schrijft in ‘Positie kiezen’ dat het zal onderzoeken of het een stimulerende rol kan spelen hij dc opleidingen journalistiek.
11
RAA
«no
CULTUUR Digitale Pioniers gebruikt dient te worden hij het nieuwe fonds. Dit betekent: open staan voor initiatieven van nieuwe makers, die een beperkt budget nodig hebben; snelle en heldere besluitvorming over de toekenningen; korte 1ijnen met subsidiegever en begeleiding bieden. Ook de invulling van de Organisatie 5 aan beide fondsen. Het spreekt voor zich dat de diverse expertise van het bureau ook zichtbaar is bij het bestuur. De invulling van de gehele Organisatie moet in lijn zijn met de taken en werkterreinen van het nieuwe fonds. De raad adviseert de beoordeling van projecten/initiatieven door adviescommissies te laten plaatsvinden. Die leggen de preadviezen voor aan het bestuur die in beginsel de argumentatie van het advies beoordeelt. Uiteraard dienen journalistieke producties niet op hun journalistieke inhoud of perspectief beoordeeld te worden, maar op de kwalitatieve criteria die het fonds vaststelt. Aanvragen worden beoordeeld op hun journalistieke waarde, niet op hun inhoud. Aigst voor inhoudelijke bemoeienis van de overheid met journalistieke inhoud is begrijpelijk, maar niet reëel. Ook bij de cultuurfondsen geldt het Thorbecke-principe: de overheid stelt middelen ter beschikking, die via fondsen na een kwaliteitstoets worden verdeeld over de culturele productiehuizen. Waarom zou een dergelijke constructie bij een nieuw te vormen fonds, dat onder andere journalistieke innovatie stimuleert, niet mogelijk zijn? —
—
Tot slot
Publieke omroep en perssector, op landelijk en regionaal niveau, zijn niet alleen mogelijke opdrachtgevers voor de creatieve en culturele industrie, maar ook potentiële samenwerkingspartners. Voor alle partijen geldt dat ze in zwaar weer verkeren. Om de journalistieke kwaliteit en de culturele mediaproducties van animatie en drama tot documentaire en games te waarborgen ligt samenwerking en vernieuwing onder begeleiding van het nieuwe fonds voor de hand. —
-
De raad stelt zich beschikbaar om te zijner tijd het beleidsplan van het nieuwe fonds te beoordelen. Tevens licht hij u graag voorliggend advies toe en ziet hij uw reactie erop graag tegemoet.
Joop Daalmeijer Voorzitter
Jeroen Bartelse Algemeen secretaris
12
RAAR CIY&?JUR Bijlage
1
De geconsulteerde belanghebbenden Co BO-fonds Jeanine 1-lage -
Commissariaat voor de Media SandraAerts Edmund Lauf -
-
Kennisland Paul Keller -
Nederlandse Dagbladpers -
-
-
Tom Nauta
Frank Volmer Herman Wolswinkel
Nederlands Filmfonds Doreen Boonekamp -
Nederlandse Nieuwsbladpers Jan van der Hoeven Herman Smorenberg -
-
Nederlandse Publieke Omroep 1-lenk Hagoort Anne-Lieke Mol Shula Rijxman -
-
-
Nederlandse Vereniging van Journalisten Thomas Bruning Thom Meens -
-
Onafhankelijke Televisieproducenten Laurence de Hon Roei Kooi -
-
Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties T-lans Maarten van den Brink Jacob Kohnstamm -
—
Stirnuleringsfonds voor de Pers Rick van Dijk Erik van Erp Wim Noomen Ram Ramlal Mir Wermuth RenĂŠ van Zanten -
-
-
-
-
-
13
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
>
Retouradres Postbus 16375 2500 0) Den Haag
Raad .‘oor Cultuur Raad voor Cultuur Postbus 61243 2506 AE Den Haag
NGEKOMEN -
EC 2Dî’
Rijnstraat 50 Den Haag Postbus 16375 2500 OJ Den Haag www.rijksoverheid.ni
Contactpersoon AD. Reljnders T +31-70-4124243 a4.reijnders@minocw.ni IPC 3400
Nr Oereterentie
Datum Betreft
30 NOV. 2011
sijlagen
Adviesaanvraag samenvoeging mediafondsen
Advesaanvraag
Geachte Raad, In mijn brief van 17juni 2011 aan de Tweede Kamer over het mediastelsel’ ben Ik kort ingegaan op de toekomst van de beide mediafondsen: het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties en het Stimuleringsfonds voor de Pers. Het kabinet constateert dat een herbezinnirig op de inzet en Organisatie van de twee fondsen nodig is, in het licht van de ontwikkelingen in het medialandschap. Het kabinet heeft aangekondigd om een voorstel te doen voor samenvoeging van deze beide fondsen en de inzet ervan op een manier die beter past bij de huidige maatschappelijke ontwikkelingen in het algemeen en die in het medialandschap in het bijzonder. Voorafgaand aan dat voorstel vraag ik uw Raad mij hierover advies uit te brengen. In de bijlage treft u een nadere concretisering aan van mijn Adviesaanvraag. Een concept daarvan heb ik voorgelegd aan het bestuur van beide fondsen. Hun reacties zijn verwerkt in mijn Adviesaanvraag aan uw Raad, met uitzondering van één specifieke reactie van het Stimuleringsfonds voor de Pers. Dat betreft de bedenkingen van dit fonds tegen het kabinetsvoornemen om beide mediafondsen samen te voegen; in plaats daarvan pleit het fonds voor samenwerking. Daar ben ik het niet mee eens. Ik meen dat eventuele risico’s van samenvoeging van beide fondsen niet opwegen tegen de synergetische voordelen daarvan. Bovendien is mijn Adviesaanvraag aan uw Raad er juist op gericht om de door het kabinet gewenste samenvoeging van beide mediafondsen zorgvuldig te doen geschieden. Op die manier kunnen eventuele risico’s tijdig worden onderkend en ondervangen. Daarom houd ik vast aan het kabinetsvoornemen tot samenvoeging van deze twee fondsen.
1
Kamerstukken II, 2010-2011, 32827 nr
1. Pagna 1 an S
Graag ontvang ik uw advies uiterlijk In april 2012. Deze ruime termijn stelt de Raad naar ik hoop in staat om een zorgvuldig advies uit te brengen. Ik ga er van uit dat u daarbij alle relevante stakeholders zult betrekken: uiteraard het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties en het Stimuleringsfonds voor de Pers, maar ook (koepel)organisatles die actief zijn op de convergerende werkterreinen van beide fondsen, zoals publieke en commerciĂŤle omroep, onafhankelijke producenten (OTP), Nederlands Uitgevers Verbond (NUV), Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), Nederlandse Nleuwsbladpers (NNP), Stichting Kennisland en het Commissariaat voor de Media.
Datum Onze referentie 325279
Met vçdetiike groet, de
Inister van
nderwijs, Cultuur en Wetenschap
Mda van Bijstedt-VNegentha
Pagina 2 van E
Adviesaanvraag van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aan de Raad voor Cultuur met betrekking tot de voorgenomen samenvoeging van het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties en het Stimuleringsfonds voor de Pers. -
Datum Onze referentie 325279
1. Inleiding De doelstelling van het mediabeleid luidt in het kort: Waarborgen van een onafhankelijk, gevarieerd en kwalitatief hoogwaardig media-aanbod, bestaan de uit radio, televisie, kranten en intemetdiensten, dat toegankelijk en betaalb aar is voor alle lagen van de 2 bevolking. Een van de instrumenten om die doelstelling te realiseren is het stimuleren van de kwaliteit en innovatie in de mediasector door middel van 3 subsidies. Deze subsidies worden hoofdzakelijk via twee fondsen toegekend: het Stimuleringsfonds voor de Pers en het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties. Het Stimuleringsfonds voor de Pers is opgericht in 1974. De taak van het fonds is het handhaven en bevorderen van de pluriformiteit van de pers, voor zover die van belang is voor de informatie- en opinievorming. Het fonds richt zich van oudsher op printmedia maar heeft zich de afgelopen jaren ook gericht op internet en innovatie in de pers en journalistiek (art. 8.3 Mediawet). Het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties is opgericht in 1988 en heeft als taak het verstrekken van financiĂŤle bijdragen voor de ontwikkeling en vervaardiging van media-aanbod van bijzondere Nederlandse culturele aard ten behoeve van de landelijke en regionale publieke media-instellingen en de Wereldomroep (art. 2.125 Mediawet). In de junibrief over de toekomst van de media 4 heeft het kabinet het volgende geschreven over deze fondsen: In het mediastelsel blijft er ruimte voor de fondsen. De in de Mediawet vastgelegde fondsen zijn het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties voor de publieke Omroep, en het Stimuleringsfonds voor de Pers voor de journalistieke functie. Een herbezinning op de inzet en Organisatie van deze twee fondsen is nodig, in het licht van bovenstaande ontwikkelingen. Het kabinet komt daarom met een voorstel voor samenvoeging van de fondsen
2 Beleldsdoorlichting artikel 15 (Media) van de Rijksbegroting, brief van minister OCW aan Tweede Kamer, 10 juni 2010. [let mediabeleid kent een aantal instrumenten, waaronder financiering en wetgeving publieke en commerciĂŤle omroep, wetgeving voor distributie van electronische media, voor financiĂŤle steun voor persorganen en aanmoediging van zelfregulerlrig door media. Be)eidsdoorlichting artikel 15 (Media) van de Rijksbegroting, brief van minister OCWZie aan Tweede Kamer, 10juni 2010. Uitwerking Regeerakkoord Onderdeel Media, Kamerstukken II, 2010-2011, 32827 nr 1, 17 juni 2011.
Pagina 3 van 8
en de inzet ervan, op een manier die beter past bij de huidige maatschappelijke ontwikkelingen in het algemeen en die in het medialandschap in het bijzonder.
Datum Onze referentie 325279
Dit voornemen van het kabinet vloeit voort uit twee langjarige ontwikkelingen: de convergentie van twee klassieke mediatypen (omroep en print) en — mede als gevolg daarvan een omslag in het denken binnen het mediabeleid van mediatypen naar media functies. —
1.1. Advies WRR (2005)
In 2005 verscheen het WRR advies Focus op functies. Hierin onderscheidt de WRR zes functies die de media in de samenleving vervullen: nieuwsvoorziening, opinievorming & achtergrond, vermaak, kunst & cultuur, specifieke informatievoorziening, reclame & voorlichting. 5 De WRR pleit er voor dat het mediabeleid zich niet langer richt op de onderscheiden media-typen (omroep, print, internet), maar op stimulering van de media-functies dle maatschappelijk/politiek het meest relevant worden geacht. De overheid moet daarbij optreden als bewaker van zes publieke waarden: pluriformiteit, toegankelijkheid, onafhankelijkheid, sociale samenhang, kwaliteit, persoonlijke levenssfeer. De WRR heeft de functies en waarden in een overzicht tegen elkaar afgezet. Daarbij is een risicoanalyse gemaakt: per waarde en de daaraan gekoppelde functies wordt aangegeven hoe groot het maatschappelijk risico is als het medialandschap verandert, zie de onderstaande tabel: Tabel 1: rïsicoanalyse van het medialandschap in termen van waarden en functies
Nieuwsvoorziening
Pluriformiteit Toegankelijkheid v’ Onafhankelijkheid -.1v’ Sociale -.1 samenhang Kwaliteit ‘.1v’ Persoonlijke levenssfeer Legenda: ‘1V risico -v’
Opinievorming & achtergrond
Specifieke Informatie
Kunst &
Vermaak
Reclame? voorlichting
Cultuur -
v’
-.1v’
v’v’ -
‘1v’ =
‘1v’ ‘1
geen direct risico, wel reden voor aandacht
‘.1’.? V v’
-
-
-.1
-
V
-
-
‘1
-
-
=
geen risico
Bron: WRR (2005) Focus op Functies, p. 92 De WRR voorziet op de functies nieuws, opinie&achtergrond en kunst&cultuur grote risico’s als het medialandschap verandert. De analyse van de WRR onderstreept het belang van de ondersteuning van deze waarden door fondsen, om zo de functies voor het medialandschap in stand te houden. Wanneer door deze ontwikkelingen in de markten de waarden en functies van het medialandschap onder druk komen, dan kunnen de fondsen met gericht subsidiëren de maatschappelijke risico’s beperken. Dit WRR-advies ligt mede aan de basis van het kabinetsbesluit om de beide fondsen op mediagebied samen te voegen. Het Stimuleringsfonds Nederlandse
Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, Focus op functies, Den Haag 2005. Pagina 4 van 8
Culturele Mediaproducties heeft erop gewezen dat deze ‘risico-analyse’ dateert uit 2005 en geeft in overweging dat uw Raad beziet of deze nog actueel is. Ik laat dit over aan het oordeel van uw Raad.
Datum Onze reterentje 325279
1.2. Adviezen Raad voor Cultuur In diverse adviezen 6 heeft de Raad voor Cultuur gepleit voor het samenvoegen van fondsen tot een Stimuleringsfonds voor de Media. Dat fonds zou, daar waar de maatschappelijke functies van de media in het geding komen, de mediasector moeten kunnen ondersteunen. Volgens de Raad zou het moeten gaan om waardevolle initiatieven op het gebied van nieuws, opinie en achtergrond en van kunst en cultuur. In zijn reactie op de consultatie over de toekomst van de publieke omroep bepleit de Raad om een mediafonds naast de publieke omroep te vormen, bijvoorbeeld uit de huidige fondsen voor pers, omroep en/of film. Dit fonds zou een multimediale werkingssfeer moeten hebben en open moeten staan voor aanvragen van zowel non-profit als profit organisaties, inclusief de publieke omroep. De Raad wil zo inhoudelijke en technologische vernieuwing in de media stimuleren. Projectsubsidies van een fonds kunnen zich ook richten op de versterking van specifieke functies zoals journalistiek of cultuur of op bedrijfsmatige vernieuwing, zoals samenwerking tussen publieke en private media. —
—
2. Werkingssfeer en focus van de fondsen Het Stimuleringsfonds voor de Pers en het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties richten zich historisch gezien vooral op het ondersteunen van organisaties binnen één type medium. Het medialandschap is echter zo in ontwikkeling dat dit achterhaald lijkt: de journalistiek beperkt zich allang niet meer tot de geschreven pers, maar begeeft zich ook op het internet. Audiovisuele producties worden niet alleen maar via de televisie uitgezonden, maar zijn ook terug te vinden op internet. De twee fondsen hebben hier cie afgelopen jaren beide op ingespeeld door in te zetten op nieuwe platformen: van pers naar internetjournalistiek en van radio/tv naar e-cultuur, games en videoclips. Het kabinet wil, juist vanwege die convergentie, beide fondsen samenvoegen. Daarbij is van groot belang dat die samenvoeging geen afbreuk doet aan de sterke punten van beide fondsen. Het nieuw te vormen fonds dient in ieder geval de huidige taken van beide fondsen voort te zetten. Beide fondsen functioneren op basis van de Mediawet 2008. Zij zijn zelfstandige bestuursorganen, waarop de Kaclerwet zbo’s van toepassing is. 7 Ook het nieuwe fonds zou als een zbo moeten functioneren, omdat daarmee zoveel mogelijk gewaarborgd wordt dat de taakuitoefening deskundig en onafhankelijk geschiedt. 2.1. Budget van de fondsen
6
Raad voor Cultuur (2005). De publieke omroep voorbij. De nieuwe rol van de overheid in het publieke mediadomein. Maart 2005. Raad voor Cultuur (2008) Advies Persbeleid, 4 augustus 2008. Raad voor Cultuur (2009). Evaluatie Stimuleringsfonds Culturele Mediaproducties, 30juni 2009. Reactie Raad voor Cultuur op toekomstverkenning Publieke Omroep. Zie resp. artikel 2.126, tweede lid en artikel 8.2, tweede lid, Mediawet 2008. Pag,na S van 8
De Mediawet bepaalt dat het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties recht heeft op minimaal een zestiende deel van de afgedragen inkomsten van de Ster van het desbetreffende jaar. De Ster-inkomsten over 2010 zijn € 214 miljoen. Dit betekent dat minimaal € 13,4 miljoen bestemd kan worden voor de dotatie. De werkelijke dotatie in 2010 was ruim C 4 miljoen hoger (€ 17,7 miljoen). Het kabinet is voornemens om de index van 2012 in te houden en de bijdrage vanaf 2015 met circa € 1,6 miljoen te verlagen. 8 De dotatie aan het Stimuleringsfonds voor de Pers bedraagt jaarlijks C 2,3 miljoen. Eind 2011 had het fonds een weerstands-vermogen van ca € 1,9 miljoen dat tevens kan worden ingezet voor het doel van het fonds. Het budgettair kader tot 2015 voor dit fonds bedraagt € 2,3 miljoen. Het kabinet is voornemens in 2015 een solidariteitskorting van 5°h op te leggen; hierdoor bedraagt het budgettair kader vanaf 2015 € 2,2 miljoen voor dit fonds. 9
Datum Onze reterentie 325279
2.2. Taak en instrumentarium van de fondsen Het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties heeft tot taak het verstrekken van financiële bijdragen voor de ontwikkeling en vervaardiging van media-aanbod van bijzondere Nederlandse culturele aard ten behoeve van de landelijke en regionale publieke 0 media-instellingen.’ Het fonds heeft de beschikking over drie instrumenten: financiële bijdragen voor de ontwikkeling en de vervaardiging van media-aanbod van bijzondere Nederlandse culturele aard ten behoeve van de landelijke en regionale publieke media-instellingen; financiële bijdragen voor de samenwerking tussen enerzijds de landelijke publieke media-instellingen en anderzijds de instellingen op het terrein van de cultuur; stimuleren en organiseren van activiteiten die tot doel hebben de artistieke kwaliteit van media-aanbod te verhogen en het verstrekken van financiële bijdragen daarvoor.” -
-
-
Het Stimuleringsfonds voor de Pers heeft tot taak het handhaven en bevorderen van de pluriformiteit van de pers, voor zover die van belang Is voor de Informatieen 2 opinievorming.’ Het fonds beschikt over de volgende instrumenten”: verstrekken van subsidies; dat kan in kredietvorm maar ook als uitkering; die steun kan verleend worden aan persorganen en journalistieke intemet informatieproducten; het (doen) verrichten van onderzoek met betrekking tot het functioneren van de pers; uitvoering van overige taken die hem zijn opgedragen bij of krachtens de Mediawet 2008.’ -
-
-
Uitgangspunt van het kabinet is dat de nieuw te vormen entiteit in ieder geval de huidige taken van beide fondsen overneemt.
8 Uitwerking regeerakkoord onderdeel media, 17 juni 2011. Dit vraagt wetswijziging, waarmee naar schatting 1,5 2 jaar gemoeid zal zijn. Brief van 17juni 2011, Kamerstukken II, 2010-2011,32 827, nr. 1. 10 Artikel 2.125 Mediawet 2008. —
12 13 ‘
Statuten van het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties.
Artikel 8.3 Mediawet 2008. Artikel 8.3, tweede lid, Mediawet 2008. Bijv. de Innovatieregeling, de regeling voor Jonge Journalisten.
Pa9tna 6 van 8
2.3. Afbakening met andere fondsen
Datum
Naast deze twee fondsen is er nog een aantal fondsen actief op mediaterrein: het COBO fonds en het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten (Fonds BJP). Deze vallen buiten de reikwijdte van deze adviesaanvraag. Het kabinet heeft besloten om de samenvoeging van fondsen te beperken tot de twee fondsen, die op basis van de Mediawet 2008 functioneren. Dat laat uiteraard onverlet dat de nieuwe entiteit kan samenwerken met de andere fondsen op terrein van media en cultuur, zoals het Filmfonds en het Fonds voor de Creatieve Industrie.
Onze referentie 325279
3. Adviesvragen
Gelet op de aankondiging in de juni-brief over samenvoeging van de twee mediafondsen en het bovenstaande kader (taken, budget) in aanmerking nemend, verzoek ik u om mij van advies te dienen. Uitgangspunt daarbij is dat de huidige taken van beide fondsen overgaan naar het nieuwe fonds, waarbij indachtig de eisen van de Kaderwet zbo’s die taken zo doelmatig en doeltreffend mogelijk uitgevoerd blijven worden. Uw advies dient in ieder geval antwoord te geven op de volgende vragen: —
—
1. Op welke wijze kan het kabinet gelet op de hiervoor aangegeven kaders en rekening houdend met het accent dat beide fondsen de afgelopen jaren gelegd hebben op kwaliteit en innovatie het beste vorm geven aan zijn intentie om de functies van nieuws- & informatievoorziening en kunst & cultuur in het Nederlandse medialandschap te stimuleren? Zijn er buitenlandse voorbeelden binnen de Europese Unie, danwel daarbuiten van stimulering van deze media-functies, die ter inspiratie kunnen dienen? —
-
-
-
2. Op welke wijze kunnen de huidige taken van het Stimuleringsfonds voor de Pers en het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties in de nieuwe entitelt worden ondergebracht? Welke kansen en voordelen biedt dat ten opzichte van de huidige wijze waarop beide fondsen hun taken uitoefenen? 3. Welk instrumentarium (zie 2.2) is daartoe het meest geschikt? 4. Welke overige taken en instrumenten zou de nieuwe entiteit moeten krijgen? 5. Op welke wijzen zou het nieuwe fonds zijn budget (zie 2.1) en reserves moeten verdelen over de diverse taken, instrumenten, steun- en stimuleringsregelingen? Fondsen kunnen budgetten onder verschillende voorwaarden toekennen: matching, revolverend fonds, stimuleringsgeld, financiering (krediet en/of uitkering) , noodvoorziening. Op welke wijzen zou het nieuw te vormen fonds het budget moeten toekennen? 6. Hoe dient het nieuwe fonds zich te verhouden tot c.q. hoe kan het samenwerken met de publieke mediadiensten van de publieke omroep op lokaal, regionaal en landelijk niveau? En hoe tot de activiteiten van commerciële aanbieders? En hoe tot de andere (cultuur)fondsen? 7. In de periode 2002-2010 is er de stimuleringsregeling Digitale Pioniers geweest. Welke mogelijkheden ziet de raad om de kennis en ervaring die Pagina 7 van 8
is opgedaan met maatschappelijke mediaproductie te benutten voor innovatie en versterking van de journalistieke infrastructuur bij het nieuw te vormen fonds?
Datum Onze referentie
325279
4. Tenslotte Bij financiĂŤle stimulering van (media)sectoren door de overheid komen Europeesrechtelijke aspecten aan de orde; ik denk met name aan vragen inzake staatssteun. Ik verzoek u om hiermee zo goed mogelijk rekening te houden bij het opstellen van uw advies. Zowel het Stimuleringsfonds Nederlandse Culturele Mediaproducties als het Stimuleringsfonds voor de Pers zijn recentelijk geĂŤvalueerd, respectievelijk in 2009 en 2011. Ik geef u graag in overweging om de aanbevelingen van deze evaluaties te betrekken bij uw advies. Wellicht ten overvloede wijs ik er op dat mijn directie Media, Letteren en Bibliotheken beschikbaar is voor tussentijds overleg en ondersteuning.
Pagina 8 van 8