Rapport
‘White Paper mediawijsheid’ Aanbevelingen op basis van een sectoranalyse
Colofon ‘White Paper mediawijsheid’ auteur(s): Laure Van Hoecke © 2014 Een publicatie van Mediawijs.be. Pleinlaan 9, 1050 Brussel mediawijs@iminds.be www.mediawijs.be !! verwijder het navolgend sectie-einde niet !!
Voorwoord Deze White Paper is gebaseerd op een sectoranalyse uitgevoerd binnen het Kenniscentrum voor Mediawijsheid. Deze sectoranalyse omvat een survey-gebaseerde veldtekening waarin 1) actoren in het veld van mediawijsheid werden geïdentificeerd en opgelijst, 2) deze actoren werden bevraagd op hun doelstellingen, werking en financiering. Dit werd aangevuld met focusgroepen met vertegenwoordigers van organisaties uit het werkveld en de brede sector van mediawijsheid. Deze White Paper vormt mee de basis van onze eigen Visietekst 2015-2017 waarin we de werking en prioriteiten van Mediawijs.be voor de volgende drie jaar uitzetten. De aanbevelingen opgenomen in deze White Paper gaan echter breder dan enkel onze eigen werking. We hopen dat de nieuwe Vlaamse Regering op basis van deze aanbevelingen inspiratie vindt voor haar beleid rond mediawijsheid in de komende regeringsperiode. In deze paper hanteren we dezelfde definitie als de conceptnota Mediawijsheid uit 2012: ‘Mediawijsheid is het geheel van kennis, vaardigheden en attitudes waarmee burgers zich bewust en kritisch kunnen bewegen in een complexe, veranderende en gemediatiseerde wereld. Het is het vermogen tot een actief en creatief mediagebruik dat gericht is op maatschappelijke participatie.’
Leo Van Audenhove Directeur Mediawijs.be
‘White Paper mediawijsheid’
3
Inhoud Voorwoord ................................................................................................................................. 3 Werken aan mediawijsheid. Veldtekening mediawijsheid 2013 ................................................ 5 Inzetten op ‘mediawijsheid’ op het snijvlak tussen werkveld, industrie en onderzoek ........... 5 Aanbevelingen voor media, innovatie en algemeen regeringsbeleid ............................... 5 Mediawijze actoren zijn dynamisch maar financieel onstabiel ............................................... 7 Aanbevelingen voor algemeen regeringsbeleid, media, cultuur, onderwijs, welzijn en armoede ....................................................................................................................... 7 Integratie van mediawijsheid binnen het onderwijs ................................................................ 8 Aanbevelingen voor onderwijs .......................................................................................... 8 Het realiseren van een mediawijs inclusief beleid ................................................................ 10 Aanbevelingen voor welzijn, armoede en bestuurszaken ............................................... 10
Bijlage: Deelnemende organisaties Focusgroepen ................................................................. 14
‘White Paper mediawijsheid’
4
Werken aan mediawijsheid. Veldtekening mediawijsheid 2013 Het onderzoek ‘Werken aan mediawijsheid. Veldtekening mediawijsheid 2013’ (Bens J. & Segers K.) vormt de basis voor deze White Paper. Deze tweede veldbeschrijving, een update en uitbreiding van de eerste veldbeschrijving uitgevoerd in 2011-12 (Vermeersch et al. 2012) analyseert de verschillende actoren die anno 2013 mediawijze activiteiten opzetten in Vlaanderen. De bevraging is gebaseerd op een online survey. Het resultaat van dit onderzoek was een analyse van 222 organisaties, 132 landelijke of bovenlokale en 90 lokale organisaties. De veldtekening brengt de beleidsdomeinen in kaart waar deze actoren zich binnen situeren. De aspecten van mediawijsheid die deze activiteiten behelzen, de doelstellingen die ze willen realiseren en de geografische spreiding in Vlaanderen van de actoren werd bevraagd. Op basis van deze bevraging kwamen een aantal sterktes, zwaktes, bedreigingen en opportuniteiten naar voren. De meest opvallende bevindingen werden voorgelegd aan de brede sector tijdens vier focusgroep gesprekken op 1 en 3 april 2014. Op basis van zowel de analyse van veldtekening als de resultaten van de focusgroep gesprekken werden onderstaande aanbevelingen geformuleerd. Inzicht in het werkveld draagt immers bij tot een meer gericht mediawijsheidsbeleid.
Inzetten op ‘mediawijsheid’ op het snijvlak tussen werkveld, industrie en onderzoek Aanbevelingen voor media, innovatie en algemeen regeringsbeleid Uit de studie ‘Werken aan mediawijsheid. Veldtekening mediawijsheid 2013’ en de focusgroepgesprekken blijkt dat mediawijsheid als thema aan bekendheid en aandacht wint bij diverse organisaties in Vlaanderen. We merken wel dat momenteel vooral gefocust wordt op digitale media omdat hier heel wat vragen en noden rond bestaan. Deze media zijn immers voortdurend in evolutie en betekenen een grote uitdaging voor diverse domeinen in de samenleving zoals media, cultuur, welzijn, armoede en onderwijs. Een belangrijk aandachtspunt voor organisaties is inspelen op de toenemende digitalisering van de overheid. De overheid moet blijven inzetten op klassieke media. Doordat deze media minder ‘nieuw’ zijn, is hier vanuit het beleid en de diverse sectoren niet steeds genoeg aandacht voor. Anderzijds zien we een evolutie naar verstrengeling van klassieke en digitale media, zodat in de toekomst waarschijnlijk sterker zal ingezet worden op content dan op het soort medium. Door de verstrengeling van deze diverse media wordt het opzetten van acties vanuit het brede concept ‘mediawijsheid’ steeds belangrijker en evidenter. Het mediawijsheidsveld omvat een breed scala aan actoren uit verschillende beleidsdomeinen, zoals media, cultuur, onderwijs, welzijn en armoede. Afstemming tussen deze beleidsdomeinen is
‘White Paper mediawijsheid’
5
noodzakelijk om een gestroomlijnd mediawijsheidsbeleid te ontwikkelen waarbij de expertise en activiteiten van actoren uit het werkveld optimaal wordt gebundeld en op elkaar afgestemd. Vanuit beleidsstandpunt is het daarom belangrijk om de acties rond mediawijsheid af te stemmen met andere beleidsacties rond aanleunende concepten en deelconcepten, zoals (beeld)geletterdheid, informatiegeletterdheid, prozageletterdheid en e-inclusie. Het mediawijsheidveld is een breed veld en omvat diverse actoren van verschillende niveaus, inhoudelijke invalshoeken, soorten media en sectoren. Hierdoor is het veld zeer rijk en divers, maar werken heel wat organisaties naast elkaar. Informatiedoorstroom, kennisdeling en samenwerking zijn dan ook cruciaal. Mediawijs.be heeft hier de voorbije twee jaar een cruciale rol opgenomen en dient voluit te blijven inzetten op deze coördinerende, ondersteunende rol. Enerzijds door kennismaking te creëren over diverse sectoren en niveaus heen. Mediawijs.be blijft werken aan een breed netwerk waarbij actoren uit industrie, onderzoek en werkveld elkaars werking aftasten, noden detecteren en gezamenlijke opportuniteiten ontdekken. Tegelijk is het belangrijk om concrete projecten te realiseren om de mogelijkheden van sectoroverschrijdende samenwerkingen te benutten. Zo kunnen bijvoorbeeld bedrijven geresponsabiliseerd worden door middel van concrete projecten en het ontwikkelen van incentives. De projectoproep van Mediawijs.be, waarin het mediawijsheidsveld gestimuleerd werd om in samenwerking met de brede media-industrie nieuwe mediawijsheidsinitiatieven uit te bouwen, dragen bij tot deze doelstelling. Het is belangrijk om ruimte te geven aan pioniers van lokale, bovenlokale en Vlaamse organisaties. Dit kan door leernetwerken te creëren, train the trainers op te zetten, en specifieke financiele/materiële incentives of ondersteuning aan te bieden. Het is belangrijk dat deze pioniers een ‘mandaat’ krijgen om informatie en ervaringen te laten doorsijpelen binnen hun organisatie en sector én over de verschillende sectoren en (beleids)niveaus heen. Daarom moet in kaart gebracht worden welke activiteiten, projecten en materialen er al bestaan. Deze kennis moet vervolgens ontsloten worden naar een brede groep van intermediairen. Hierbij moet er rekening gehouden worden met het niveau van de professional en zijn profiel op vlak van nieuwe media. Afhankelijk van hun competenties en interesses zullen professionals op een verschillende manier benaderd en geprikkeld moeten worden. Tenslotte is het belangrijk om niet enkel aandacht te besteden aan het ondersteunen en opleiden van mensen op de werkvloer, maar eveneens om leidinggevenden voldoende te sensibiliseren rond de problematiek van mediawijsheid en hen de nodige instrumenten aan te reiken om mediawijsheid structureel in hun organisatie te verankeren. Vanuit deze vaststellingen bevelen wij aan om:
●
In de beleidsplannen voluit in te zetten op mediawijsheid als een geheel van klassieke en digitale media en de onderlinge verhouding tussen mediawijsheidsacties en andere gerelateerde beleidsplannen en -acties rond geletterdheid, beeldgeletterdheid, prozageletterdheid, informatiegeletterdheid en e-inclusie, enz.
●
De opdrachten van Mediawijs.be af te stemmen op de doelstellingen van de diverse expertisecentra en steunpunten die een nauwe verwantschap hebben met het thema mediawijsheid.
‘White Paper mediawijsheid’
6
●
Mediawijs.be een ondersteunende en coördinerende rol te laten opnemen om een breed netwerk te creëren van partners uit industrie, onderzoek en werkveld waarbij actoren elkaars werking kunnen aftasten, noden detecteren, gezamenlijke opportuniteiten ontdekken en samenwerkingen creëren.
●
Mediawijsheid op alle niveaus en binnen alle domeinen te laten doorsijpelen door stimuleringsmaatregelen te voorzien voor sensibilisering en vorming voor alle actoren, actieve professionals uit het werkveld, professionals in opleiding, docenten aan hogescholen en universiteiten, inhoudelijke coördinatoren, leidinggevenden, actoren uit de industrie en beleidsmakers.
Mediawijze actoren zijn dynamisch maar financieel onstabiel Aanbevelingen voor algemeen regeringsbeleid, media, cultuur, onderwijs, welzijn en armoede Uit de veldtekening blijkt dat het mediawijsheidsveld bestaat uit een zeer divers veld aan spelers, zoals actoren uit onderwijs, sociaal-cultureel werk, welzijn en media. Bij organisaties die mediawijsheid als centraal onderdeel in hun organisatie beschouwen zijn de sociaal-culturele organisaties sterk vertegenwoordigd. Opvallend is echter dat één derde van de landelijke/bovenlokale organisaties aangeeft niet onder een bepaald decreet te opereren. Dit betekent dat zij zeer sterk afhankelijk zijn van projectmatige steun. Bij 26% van de landelijke/bovenlokale organisaties bedraagt de projectfinanciering meer dan de reguliere middelen, vooral bij vzw’s is dit het geval. Projecten hebben uiteraard hun voordelen. Ze brengen dynamiek en vernieuwing binnen organisaties. Maar de resultaten van de veldtekening én de organisaties die deelgenomen hebben aan de focusgroep gesprekken geven duidelijk aan dat het aantal projectmiddelen momenteel vaak uit balans is. Té veel projectmatig werken geeft heel wat nadelige effecten. Mogelijke gevolgen zijn het verlies van opgedane kennis, een zeer groot personeelsverloop, weinig structurele implementatie van projectresultaten binnen de huidige werking en een algemene onzekerheid binnen de organisaties. Bovendien vraagt het indienen van projecten heel wat tijdsinvestering die misschien beter besteed zou worden aan het verhogen van de kwaliteit van bestaande projecten. Daarnaast biedt het voorzien van structurele middelen de overheid meer mogelijkheden voor kwaliteitscontrole. Naast het Vlaams en federaal niveau zet men ook op lokaal niveau duidelijk in op mediawijsheid en e-inclusie. Zo bepaalt het decreet lokaal cultuurbeleid dat een gemeente een bibliotheek moet hebben die inspeelt op de maatschappelijke uitdagingen zoals de digitalisering van de samenleving. Het moet mogelijk zijn om informatie te raadplegen en te ontlenen op een zeer laagdrempelige manier en in het bijzonder moeilijk bereikbare doelgroepen en mensen met een beperkt inkomen op dit vlak te bedienen.1 Vlaamse bibliotheken nemen in het veld van mediawijsheid duidelijk initiatief. De helft van de lokale initiatieven die geregistreerd zijn binnen de veldtekening van 2013 waren bibliotheken. Meer dan 1 op 3 van de bibliotheken geeft hierbij aan dat mediawijsheid een wezenlijk onderdeel uitmaakt van hun werking. Voor meer dan 25 % is mediawijsheid zelfs één ____________________ 1
Decreet van 6 juli 2012 betreffende het Lokaal Cultuurbeleid, 3.
‘White Paper mediawijsheid’
7
van de kerntaken van de bibliotheek. Bibliotheken hebben diverse snelheden met betrekking tot het thema mediawijsheid. Enerzijds heb je bibliotheken die duidelijk een trekkersrol opnemen en een coördinerende lokale rol opnemen met betrekking tot het thema mediawijsheid. Anderzijds zijn er bibliotheken die nog sterk zoekende zijn hoe ze deze rol kunnen realiseren. Rekening houdende met deze diverse snelheden is er nood aan met betrekking tot visieontwikkeling en competentiebeleid en aan samenwerkingsverbanden met externe partners. Mediawijs.be kan hier de nodige ondersteuning bieden in samenwerking met andere cruciale actoren in de bibliotheek- en brede sociaal-culturele sector. Vanuit deze vaststellingen bevelen wij aan om:
●
Vanuit de diverse beleidsdomeinen (cultuur, jeugd, welzijn, armoede, agentschap sociaalcultureel werk, lokaal cultuurbeleid, onderwijs, …) te werken aan een gepaste structurele subsidiëring, zoals een structurele thematische lijn ‘mediawijsheid’.
●
Bij het opstellen van projectoproepen rekening te houden met de implementatie van de projectresultaten binnen de werking van deze organisaties.
●
Middelen ter beschikking te stellen om bepaalde onderdelen van projecten verder te implementeren of te verdiepen als de projecttermijn is verstreken.
●
In te zetten op de bibliotheken als potentiële lokale coördinerende actoren. Expertiseontwikkeling en –deling rond mediawijsheid kan hier tot stand komen in samenwerking met andere cruciale spelers in het werkveld.
Integratie van mediawijsheid binnen het onderwijs Aanbevelingen voor onderwijs Leerlingen zijn hét publiek bij uitstek die baat hebben bij mediawijsheid. Ze zijn vingervlug met digitale media, hebben een groot aantal tools ter beschikking en hebben over het algemeen een zeer positieve houding ten opzichte van media. Uit het Apestaartjaren-onderzoek 2014 blijkt dat ze sociale media zoals Facebook zeer actief inzetten om overleg te plegen over school en huistaken. Leerlingen ontberen echter vaak een aantal kritische vaardigheden waar het onderwijs net een belangrijke bemiddelende rol kan opnemen. Het onderwijs heeft de finaliteit om deze rol op te nemen omwille van de eindtermen van het secundair onderwijs ‘kritisch denken’ en ‘mediawijsheid’ en de ontwikkelingsdoelen lager onderwijs en de eindtermen eerste graad secundair onderwijs ‘ICT-geletterdheid’. In het kleuter- en lager onderwijs komen media ook aan bod tijdens muzische vorming. In realiteit zijn er echter een aantal obstakels die de vlotte implementatie van (digitale) mediawijsheid in het onderwijs bemoeilijken. Enerzijds bevinden deze drempels zich op het niveau van de infrastructuur en de snelle evolutie van digitale tools en dragers. Naast de tijdsinvestering om deze evoluties bij te benen, moeten ze vaardig zijn in het afwegen van de mogelijkheden van deze media voor het realiseren van pedagogische doeleinden. Uit de MICTIVO-monitor 2012 blijkt dat slechts 35% van de leerkrachten secundair onderwijs regelmatig digitale media inzetten in de klas. Dit cijfer spoort volledig met de resultaten van het Apestaartjarenonderzoek 2014 waaruit blijkt dat 3 op 4 jongeren aangeeft dat leerkrachten meer digitale media moeten gebruiken in de klas. Bovendien vindt meer dan een
‘White Paper mediawijsheid’
8
derde (35%) van de leerlingen dat ze (helemaal) niet goed leren hoe ze naar bronnen kunnen zoeken op het internet. Een belangrijke vereiste voor de implementatie van digitale media in het onderwijs is voldoende technische en didactische ondersteuning voorzien voor de leerkrachten. Uit MICTIVO blijkt echter dat de taakbelasting van de ICT-coördinator gevoelig gestegen is. Tegelijk is het aantal ICT-uren gelijk gebleven. Bovendien wordt er van deze ICT-coördinator vaak verwacht dat hij/zij naast zijn technische taken ook een pedagogische rol op vlak van ICT opneemt. Hier is vaak niet de tijd voor. Bovendien vraagt deze pedagogische rol ook meestal om een ander competentieprofiel. Uit het MICTIVO-onderzoek blijk dat in 1/3 van de secundaire scholen geen didactische steun wordt geboden door de ICT-coördinator. In de overige 69% is dit slechts mondjesmaat. Hier is duidelijk nood aan meer inzet op het didactisch vlak naast het technische aspect. Leerkrachten geven aan dat ze door de bomen het bos niet meer zien. Ze hebben dus nood aan een soort ‘richtingaanwijzer’ en een duidelijk beleid. Goede tools en up to date lespakketten, maar ook de nodige ondersteuning van een pedagogische ICT-coördinator of mediacoach is hier noodzakelijk. Uit het MICTIVO-onderzoek blijkt namelijk eveneens dat leerkrachten die de kwaliteit van het ICT-beleid van hun school hoger inschatten meer gebruik maken van digitale media in de les. Hiernaast zou een structurele samenwerking met externe partners, zoals bibliotheken, sociaalculturele en welzijnsorganisaties een uitkomst kunnen bieden. Het curriculum zelf moet eveneens de nodige hefbomen bieden voor het realiseren van de eindterm mediawijsheid in het onderwijs. Uit het onderzoek ‘Het beeld in beeld’ blijkt dat er een plotse en sterke afname is van het aantal ontwikkelingsdoelen en eindtermen met betrekking tot beeldgeletterdheid in het kerncurriculum vanaf de eerste graad secundair onderwijs. Bovendien zijn er opvallende verschillen tussen A- stroom en B-stroom en tussen ASO en BSO. De onderzoekers stellen vast dat de overheid moet aangeven welke norm inzake het competent omgaan met beelden zij wenselijk vindt. Mediawijs.be kan vanuit zijn expertise met betrekking tot het begrip mediawijsheid hieraan zijn bijdrage leveren. Onderwijs kan ten slotte een belangrijke rol opnemen in het bereiken van kwetsbare doelgroepen door de nodige sensibilisering en vorming rond het thema te voorzien voor ouders. Dit kan bijvoorbeeld gerealiseerd worden door samenwerking tussen het leerplichtonderwijs en de Centra voor Basiseducatie, welzijns- of sociaal(-culturele) organisaties die inzetten op dit thema en ervaring hebben met het begeleiden van volwassenen. Vanuit deze vaststellingen bevelen wij aan om:
●
Een competentiemodel mediawijsheid te laten ontwikkelen door Mediawijs.be i.s.m. het Agentschap voor Kwaliteitszorg in Onderwijs en Vorming.
●
Scholen te stimuleren om voldoende ruimte te creëren voor technische en inhoudelijke ondersteuning.
●
Koepels en GO! te stimuleren om leernetwerken op te zetten rond mediawijsheid aangestuurd door leerkrachten die een voortrekkersrol opnemen in hun school(gemeenschap)
‘White Paper mediawijsheid’
9
●
Sensibilisering en vorming te voorzien op Vlaams niveau voor zowel leerkrachten (in opleiding), pedagogische en technische coördinatoren, directies, lerarenopleiders en pedagogische begeleidingsdiensten.
●
Om een leerlijn mediawijsheid te creëren waarbij er voldoende aandacht is voor de overgangen van kleuter naar lager onderwijs, lager naar secundair onderwijs, secundair naar hoger onderwijs, en hoger onderwijs naar de arbeidsmarkt. Na toetreding tot de arbeidsmarkt moet er voldoende aandacht zijn voor levenslang leren en mogelijke leerlijnen zowel binnen een informele context als formele context, zoals het volwassenenonderwijs.
●
Om vanuit het onderwijs opportuniteiten te benutten voor het bereik van kwetsbare doelgroepen, zoals (alleenstaande) ouders.
Het realiseren van een mediawijs inclusief beleid Aanbevelingen voor welzijn, armoede en bestuurszaken Het realiseren van een mediawijs beleid vraagt aandacht voor kwetsbare doelgroepen. Uit de focusgroepen bleek dat er meer digitale mediawijze activiteiten worden opgezet omdat hier meer noden worden gedetecteerd vanuit het werkveld. Digitale media evolueren immers razendsnel. Specifieke doelgroepen, zoals jongeren, ouderen, mensen met functiebeperkingen, … hebben verschillende vaardigheden, zodat er een doelgroepgerichte aanpak vereist is. Ook binnen doelgroepen zelf zijn er vaak verschillen. Zo wees onderzoek van Mediawijs.be uit dat binnen de doelgroep kwetsbare jongeren verschillende profielen aanwezig zijn. Deze subdoelgroepen moeten daarom op een andere manier benaderd worden in functie van het verwerven van mediawijze vaardigheden.2 Uit recente cijfers met betrekking tot de toegang en het gebruik van internet blijkt dat inkomen nog steeds een zeer grote discriminerende factor is voor de laagste inkomensklasse. De aanwezigheid van kinderen is dan weer een gunstige factor voor toegang tot internet. Maar de kwetsbare groep hierbinnen zijn de eenoudergezinnen (een alleenstaande volwassene met één of meer kinderen). Hiernaast zien we dat bij de groep ‘trouwe gebruikers’ - personen die het internet dagelijks of bijna dagelijks gebruiken - de 65-plussers, laaggeschoolde vrouwen en gezinnen met een laag inkomen duidelijk minder vertegenwoordigd zijn.3 Uit recente cijfers van het Programme for the International Assessment of Adult Competencies (PIAAC) blijkt dat ouderen het significant moeilijker hebben dan jongeren om probleemoplossend gedrag te stellen in een technologierijke omgeving.4 Bij het stimuleren van activiteiten rond mediawijsheid en meer specifiek e-inclusie is het dus belangrijk om in te zetten op mensen met een lager inkomen, alleenstaande vrouwen en 65-plussers. Een belangrijke voorwaarde voor het realiseren van een e-inclusie beleid is dat lokale actoren erkend worden in hun expertise en dat op vlak van kennisontwikkeling en kennisdeling ondersteuning wordt voorzien op het Vlaams, provinciaal en bovenlokaal niveau.
____________________ 2
Schurmans, D. en Mariën, I. Naar gebruikersprofielen van jongeren in maatschappelijk kwetsbare situaties. Over digitale media, sociale context en digitale ongelijkheden, 33-34.
3
Brotcorne, P. en Valenduc, G. Voorstellen voor een nationaal actieplan voor e inclusie tegen 2020, 8-11.
4
Programme for the International Assessment of Adult Competencies, 2013
‘White Paper mediawijsheid’
10
Uit de veldtekening mediawijsheid blijkt dat er op lokaal niveau sterk wordt ingezet op toegang tot digitale media en een laagdrempelig vormingsaanbod voor kwetsbare doelgroepen. Deze toegang neemt meestal de vorm aan van een (Openbare) Computerruimte ((OC)R). Deze computerruimtes worden vaak ingebed in een ruimte waar specifieke doelgroepen reeds over de vloer komen, zoals een dienstencentrum, OCMW, bibliotheek, vereniging waar armen het woord nemen, … . De doelgroepen die gebruik maken van dit aanbod worden vaak begeleid door vrijwilligers of een professional binnen een specifiek doelgroepenstatuut. Binnen deze (openbare) computerruimtes is er ruimte voor leervragen op maat. Aangezien dit aanbod vaak op lokaal niveau wordt ontwikkeld, zijn er verschillende lokale spelers die dezelfde aspecten los van elkaar realiseren, zoals de ontwikkeling van materiaal, de ondersteuning van de (vrijwillige) begeleiders, de aankoop van materiaal. Sommige computerruimtes hebben ook geen begeleiding voorzien of slechts mondjesmaat. Gezien de grote diversiteit in dit veld is er nood aan coördinatie op Vlaams niveau en kwaliteitscriteria voor alle openbare computerruimtes. Hier kan inspiratie gevonden worden bij de modellen die nu reeds ontwikkeld zijn, zoals ‘Digidak’ in de provincie Antwerpen, ‘Webpunt’ in stad Antwerpen en ‘Digitaal talent punt’ in stad Gent. Om een algemene kwaliteitsverhoging te realiseren zouden de lokale voortrekkers een mandaat en middelen moeten krijgen om andere steden en gemeenten te begeleiden in het opzetten van kwaliteitsvolle computerruimtes. Op Vlaams niveau zou ondersteuning rond vorming van begeleiders, ontsluiting van educatief materiaal en samenaankoop van infrastructuur moeten worden voorzien om deze computerruimtes efficiënter en kwaliteitsvol te maken. In het kader van de OCR’s is er eveneens nood aan afstemming op federaal niveau. Hiernaast kunnen steunpunten als Bibnet en LOCUS een rol, opnemen, aangezien heel wat openbare computerruimtes binnen een bibliotheek worden opgericht. Ten slotte moet er gewerkt worden aan een goede, mogelijke doorstroom tussen deze openbare computerruimtes - en bij uitbreiding het volledige aanbod aan sociaal-culturele initiatieven rond mediawijsheid - en het aanbod van Basiseducatie en CVO’s. Een andere belangrijke bevinding met betrekking tot de veldtekening mediawijsheid is dat momenteel slechts weinig organisaties de klemtoon leggen op een vormingsaanbod rond e-diensten, zoals e-banking, e-government en e-commerce. Uit de veldtekening en de focusgroepgesprekken blijkt dat veel organisaties dit echter wel als een lacune ervaren en hierop willen inzetten in de toekomst. Het ontwikkelen van e-diensten vanuit het beleid biedt zeker voordelen voor de bredere bevolking en moet absoluut verder worden ontwikkeld. Er moet echter tegelijk aandacht zijn voor de technische en analytische mediavaardigheden van kwetsbare doelgroepen met betrekking tot deze diensten. Dit dient in consideratie genomen te worden bij zowel de technische en inhoudelijke ontwikkeling van de dienst zelf, zoals het ontwikkelen van eenvoudige toepassingen en het gebruik van ‘klare taal’, als op gebied van vorming en het voorzien van de nodige toegang. Op vlak van e-commerce dient het beleid in te zetten op de bescherming van de consument, bijvoorbeeld door de ondersteuning van een kwaliteitslabel voor e-shops. De privésector onderneemt hier al initiatieven die door de overheid breder uitgedragen kunnen worden en meer bekendmaking kunnen krijgen. Een laatste belangrijke bevinding met betrekking tot kwetsbare doelgroepen die naar voren komt in de veldtekening mediawijsheid is dat er weinig projecten worden gerealiseerd voor mensen met
‘White Paper mediawijsheid’
11
functiebeperkingen, zowel mentale als fysieke functiebeperkingen. Uit de focusgroep gesprekken blijkt dat dit vooral te maken heeft met de diversiteit van de doelgroep(en) en het feit dat er weinig contacten zijn tussen de actoren die deze doelgroepen begeleiden en de actoren die mediawijsheidsactiviteiten opzetten. Kennismaking tussen de sector, bewustmaking rond de connectie tussen dit thema en de doelgroep mensen met functiebeperkingen, het opzetten van gerichte projecten en verspreiden van good practices zijn dus noodzakelijk om een aanbod te ontwikkelen dat deze doelgroep ten goede komt. Mediawijs.be ondersteunt in dit kader momenteel al enkele gerichte projecten in samenwerking met de (media)industrie. Naar de toekomst toe is het aangewezen om in kaart te brengen welke noden er binnen deze twee doelgroepen zijn. Mediawijsheid en een online hulpaanbod kan en moet ook een belangrijk facet zijn van de transitie binnen de hulpverlening naar integrale hulp en meer zelfstandigheid van de cliënt. Binnen de uitvoering van het M-decreet is het eveneens aangewezen dat de opportuniteiten van (digitale) media benut worden om ondersteuning te bieden aan mensen met beperkingen en hun begeleiders in onderwijscontext. In dit kader moet het aspect mediawijsheid de nodige aandacht krijgen. Belangrijk is bijvoorbeeld dat begeleiders van deze doelgroepen bewust worden gemaakt van de mogelijkheden van digitale media, infrastructuur ter beschikking hebben, de nodige opleiding krijgen en dat er tools op maat worden gecreëerd of bestaande tools worden aangepast aan de behoeften van deze doelgroepen. Bij de doelgroep van mensen met een mentale functiebeperking is het gebruik van ‘klare taal’ langs de aanbodszijde, bijvoorbeeld de taal en structuur van websites, apps, …, eveneens belangrijk om optimaal gebruik te kunnen maken van media. Voor mensen met een fysieke functiebeperking moet dan weer verder ingezet worden op toegankelijk materiaal en content, zoals het stimuleren van het Any surfer label. Aangezien deze doelgroepen op een zeer unieke manier media beleven biedt co-creatie van materiaal en tools met subsegmenten van de doelgroepen een mogelijke opportuniteit. Vanuit deze vaststellingen bevelen wij aan om:
●
Voldoende aandacht te besteden aan de ondersteuning van lokale actoren met betrekking tot kwetsbare doelgroepen omdat zij deze het best bereiken. Er moeten mogelijkheden zijn voor lokale actoren om hun kennis onderling te delen. Steden, gemeenten en lokale organisaties moeten hierrond gesensibiliseerd en gestimuleerd worden.
●
In te zetten op een Vlaamse coördinatie van openbare computerruimtes (OCR’s) op vlak van kwaliteitscriteria, vorming van begeleiders, samenaankoop infrastructuur en ontwikkeling van educatief materiaal in samenwerking met lokale partners, Bibnet, LOCUS en in afstemming met de Centra voor Basiseducatie.
●
In te zetten op een e-governmentbeleid en een verdere ontwikkeling van de e-diensten waarbij oog is voor de toeleiding en begeleiding van kwetsbare doelgroepen en een toegankelijk aanbod in klare taal.
●
Samen te werken met de industrie met het oog op de bescherming van de consument in het kader van e-commerce, bijvoorbeeld m.b.t. de toekenning van kwaliteitslabels.
●
In te zetten op meer mediawijsheidsprojecten en – aanbod voor de doelgroep mensen met een functiebeperking, zowel mentaal als fysiek. Begeleiders van deze doelgroepen moeten bewust gemaakt worden van en vorming krijgen over de mogelijkheden van digitale media
‘White Paper mediawijsheid’
12
om hun doelgroepen te ondersteunen. Inspirerende projecten en experimenten kunnen hier een voedingsbodem voor vormen. Hiernaast er nood aan tools op maat voor de doelgroep, een aanbod in klare taal en een aangepaste infrastructuur. ●
Af te stemmen met het federale beleid, met name ‘het nationaal actieplan voor e‐inclusie tegen 2020’ om middelen m.b.t. e-inclusie efficiënt te besteden, kennisdeling te stimuleren en elkaar te versterken waar mogelijk.
‘White Paper mediawijsheid’
13
Bijlage: Deelnemende organisaties Focusgroepen •
Agentschap voor Kwaliteitszorg in Onderwijs en Vorming
•
Bibliotheek Dilbeek/St. Pieters Leeuw
•
BLM Genk vzw
•
Bon vzw
•
CANON Cultuurcel
•
College ten Doorn Eeklo
•
Digipolis Gent
•
FARO
•
Filemon vzw
•
Gezinsbond
•
GO! Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap
•
iMinds SMIT
•
Katholieke Hogeschool Limburg - departement Sociaal-agogisch werk
•
KU Leuven - Instituut voor Mediastudies
•
LOCUS vzw
•
Maks vzw
•
Medialaan
•
Mediaraven vzw
•
SPK vzw
•
Stad Antwerpen - Algemeen Onderwijsbeleid
•
Thomas More - onderzoekscentrum Memori
•
Thomas More – K-point, onderzoekcentrum inclusie en ICT
•
Tonuso vzw
•
VRT
•
Wablieft vzw
•
WAI-NOT
‘White Paper mediawijsheid’
14
‘White Paper mediawijsheid’
15