Merkflo 96887

Page 1

Stroomgebied ‘t Merkske Ecotopenkartering in onderzoeksblokken de Hoekbeemden en de Schrans

The image part with relationship ID rId11 was not found in the file.

21-06-2012 Maartense, Kirsten Mil van, Carli Molenaar, Merel


Stroomgebied ’t Merkske Ecotopenkartering in onderzoeksblokken de Hoekbeemden en de Schrans

Maartense, Kirsten Mil van, Carli Molenaar, Merel Toegepaste Biologie HAS Den Bosch Den Bosch, 21 juni 2012 Opdrachtgevers: Hogeschool HAS Den Bosch E-mail: L.Bakermans@hasdb.nl Telefoon: 31 73 692 36 00 Fax: 31 73 692 36 99 Staatsbosbeheer Breda E-mail: t.bakker@staatsbosbeheer.nl Telefoon: 076 5646640


Inhoudsopgave Samenvatting........................................................................................................................................... 4 1.Inleiding ................................................................................................................................................ 5 2.Materiaal en Methode ......................................................................................................................... 6 2.1 Voorbereiding ................................................................................................................................ 6 2.2 Veldonderzoek............................................................................................................................... 6 2.3 Pq beschrijving............................................................................................................................... 7 2.4 Dataverwerking ............................................................................................................................. 9 3.Resultaten .......................................................................................................................................... 10 3.1. Ecotopenkartering ...................................................................................................................... 10 3.2. Determinatie natuurgraslanden ................................................................................................. 11 4.Discussie ............................................................................................................................................. 12 5.Conclusie ............................................................................................................................................ 12 6.Literatuurlijst ...................................................................................................................................... 13 Bijlagen .................................................................................................................................................. 15


Samenvatting In dit onderzoek is gekeken welke macro ecotopen voorkomen in de gebieden de Hoekbeemden en de Schrans in het Stroomgebied van ’t Merkske. Er werd gekeken naar de volgende macro ecotopen: grasland, akkers en bossen. Dit werd gedaan in opdracht van Staatsbosbeheer. De visie van Staatsbosbeheer is om zoveel mogelijke voedselrijke graslanden en akkers te laten verdwijnen uit het stroomgebied van ’t Merkske. Deze landen verrijken het grondwater doordat de meststoffen, die aanwezig zijn in de bodem, wegspoelen naar de beek. In de plaats hiervan wil Staatsbosbeheer voedselarme graslanden ontwikkelen, zoals natte hooilanden. De macro ecotopen zijn ingedeeld met behulp van de luchtfoto’s van Google Maps. Hiervan werd met behulp van ArcGis een overzichtskaart gemaakt. Bij de akkers werd er genoteerd welk gewas er groeide. Op de aanwezige natuurgraslanden in de Hoekbeemden werden de plantengemeenschappen geïnventariseerd met behulp van de Braun-Blanquet en de Tansley methode om te bepalen of het om een voedselrijk of voedselarm grasland ging. Deze werden verwerkt met behulp van Turboveg en SynBioSys. Hierbij werd naar de voedselrijkdom en het vochtgehalte gekeken. De vegetatie die voorkomt in het gebied geeft aan dat de bodem matig tot voedselrijk is en het vochtgehalte droog tot zeer nat. Uit de overzichtskaart van de macro ecotopen is gebleken dat de perceelgrenzen van Google Maps niet geheel overeenkomen met de huidige grenzen. Waarschijnlijk omdat Google Maps verouderd is (DigitalGlobe Inc., 8 juni 2012). Hieruit blijkt ook dat er in de Schrans vooral akkers voorkomen waar mais op wordt verbouwd. Mais verbruikt veel water en heeft een grotere uitspoeling van meststoffen die wegvloeien naar de beek. Dus, op basis van de verdeling van de macro ecotopen kan gezegd worden dat er meer akkers in de Schrans voorkomen dan in de hoekbeemden. Op het merendeel wordt mais verbouwd, dit zorgt voor grote uitspoeling van meststoffen in de beek. Om een overzicht te krijgen van de voedselrijke graslanden en akkers is het van belang om van het hele stroomgebied de macro ecotopen in kaart te brengen. Een tweede aanbeveling zou kunnen zijn om de voedselrijke graslanden te plaggen zodat er voedselarme graslanden ontstaan, zoals natte hooilanden.


1.Inleiding Dit onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van Staatsbosbeheer. Staatsbosbeheer is een natuur beherende organisatie en zet zich, in opdracht van de Rijksoverheid, in voor mens en natuur. Zij beheren zo’n 262.171 hectare Nederlandse natuur (Staatsbosbeheer, 6 maart 2012). Dit onderzoek richt zich op het gebied rondom de beek ’t Merkske, wat beheerd wordt door Staatsbosbeheer regio Zuid (Breda). Het stroomgebied van het ’t Merkske ligt in het zuiden van de provincie Noord-Brabant. De beek vormt de grens tussen Nederland en België (Bunk en Kelf, 2008). De visie van Staatsbosbeheer over het hele stroomgebied van t ’Merkske is het in stand houden van natte hooilanden, die voedselarm zijn, en het ontwikkelen van natte heide op de Castelresche Heide (figuur 1). Verder is het voor Staatsbosbeheer van belang om een overzicht te krijgen waar voedselrijke gronden en akkers zich bevinden in het stroomgebied (Bakker, 26 maart 2012). Deze ‘landen’ verrijken het grondwater door de mest die er op uitgereden wordt. Hierdoor sijpelen vervuilde stoffen via het grondwater naar de beek (Cools et al., 2006). Om de waterkwaliteit te kunnen verbeteren moeten er zoveel mogelijk akkers verdwijnen uit het stroomgebied van ’t Merkske en voedselrijke graslanden moeten plaats maken voor voedselarme graslanden (Bakker, 26 maart 2012). Daarnaast probeert Staatsbosbeheer een goede samenwerking te realiseren met de natuur beherende organisatie het Agentschap voor Natuur en Bos (ANW) in België. Dit omdat een deel van het stroomgebied gelegen is op Belgisch grondgebied. Verder werkt Staatsbosbeheer samen met Waterschap Brabantse Delta om de waterkwaliteit van de beek in stand te houden (Weel, 27 februari 2012). Het stroomgebied van ’t Merkske is door Staatsbosbeheer ingedeeld in onderzoeksblokken (Nieuwsbrief Staatsbosbeheer, 2011). Voor het onderzoek worden de verschillende macro ecotopen van de onderzoeksblokken de Hoekbeemden en de Schrans in kaart gebracht. Deze zijn rood omkaderd in figuur 1.

Figuur 1. Begrenzing van de onderzoeksblokken (Nieuwsbrief Staatsbosbeheer, 2011). Ecotopen worden gedefinieerd als landschappen die uit verschillende delen bestaan. Ze zijn te herkennen aan hun overeenkomsten in onder andere hoogteligging, bodemgesteldheid, vegetatie en landgebruik (Rijkswaterstaat, 27 februari 2012). Hierbij wordt alleen naar de macro ecotopen grasland, bos en akkers gekeken, die geselecteerd zijn door Staatsbosbeheer. Bij de aanwezige natuurgraslanden in de Hoekbeemden wordt de vegetatie geïnventariseerd. Dit wordt gedaan om te bepalen of het om een voedselrijk of voedselarm natuurgrasland gaat. In het onderzoeksblok de Schrans is geen natuurgrasland aangetroffen en daarom zijn hier geen pq’s uitgezet. 5


2.Materiaal en Methode In dit onderzoek werden de verschillende macro ecotopen in kaart gebracht in het stroomgebied ’t Merkske. Deze macro ecotopen zijn in samenwerking met Staatsbosbeheer geselecteerd. Er werd onderzoek gedaan in de Hoekbeemden en Schrans, deze zijn rood omlijnd in figuur 1. De gebieden liggen op Nederlands grondgebied bij de plaats Castelré (Nieuwsbrief Staatsbosbeheer, 2011).

2.1 Voorbereiding Om de deelvraag, “ Is er een verschil tussen de gevonden macro ecotopen op basis van de kaarten die met luchtfoto’s zijn gemaakt en de waargenomen ecotopen?” te onderzoeken, werden er allereerst luchtfoto’s met behulp van Google Maps bekeken van de onderzoeksblokken, de Hoekbeemden en Schrans (zie figuur 1). Dit is van tevoren gedaan zodat het gebied herkend kon worden en er een route kon werd uitgestippeld die gelopen zou worden. Er is voor Google Maps gekozen, omdat deze website de meest recente luchtfoto’s van het gebied had. Naderhand werden met behulp van deze luchtfoto’s de ecotopen ingedeeld en huidige grenzen van de velden bepaald, volgens Google Maps (zie bijlage 1). Het gebied werd verdeeld in percelen, die afzonderlijk van elkaar werden genummerd. Daarna werd er in het veld gekeken of de grenzen en de ecotopen overeenkwamen. Dit werd zo gedaan om te kijken of het veld in het echt een akker, natuur, productiegrasland of eventueel bos ecotoop was. Als er verschillen werden aangetroffen werden ze genoteerd en later verwerkt bij de resultaten. Om te beginnen zijn de percelen om het startpunt, de parkeerplaats bij de Castelresche hoeve, bekeken. Hier is begonnen, omdat dit het meest centrale punt was. Er werd bekeken en genoteerd welke ecotopen er lagen en wat de actuele grenzen waren. Uiteindelijk zijn de percelen beschreven die langs een grote zandweg lagen. De beek ‘ t Merkske kruiste dit zandpad. Er werd besloten om deze te volgen, omdat er een grotere kans zou zijn dat daar natuurgrasland kon worden aangetroffen. Dit op advies van Staatsbosbeheer. Vervolgens zijn de omliggende percelen bezocht en werd het ecotoop genoteerd.

2.2 Veldonderzoek In het veld werd gecontroleerd of de ecotopen overeenkwamen met de gegevens van Google Maps. Eventuele afwijkingen werden genoteerd op de luchtfoto’s die meegenomen waren in het veld, zodat deze later verwerkt konden worden in ArcGis., een geografisch informatiesysteem, (GIS z.j.) om zo een duidelijke overzichtskaart te creëren van de aanwezige macro ecotopen. Deze werden als volgt herkend: Akkers werden het makkelijkste herkend, ze waren omgeploegd en beplant met bv. bieten, maïs of tarwe. Er werd genoteerd welk soort gewas er groeide. Dit was belangrijk, omdat sommige gewassen meer water verbruiken dan anderen. Dit heeft gevolgen voor de afwatering naar de beek toe. De productiegraslanden werden gezien als algemeen structuur- en soortenarme graslanden. De vegetatie bestaat grotendeels uit ingezaaide grassoorten, zoals Engels raaigras en er zijn minder kruidachtige soorten aanwezig (Willems et al., 29 maart 2012). Alles wat niet aan deze beschrijving qua grasland voldeed werd ingedeeld bij natuurgraslanden. De verschillende typen bossen werden ingedeeld aan de hand van de volgende maatstaven: - Loofbos bestaat voor minimaal 80 procent uit loofbomen (Oosterbaan et al., 2006) - Naaldbos bestaat voor 80 procent uit naaldbomen (Gedragscode Bosbeheer, 24 april 2012). - Gemengd loof-/naaldbos dat voor minimaal 25 procent uit loofbomen of naaldbomen bestaat (I.A.W.M. Subwerkgroep flora en vegetatie, 10 mei 2012).

6


Deze bossen werden niet specifiek gedetermineerd, omdat het niet van belang was voor het onderzoek om te weten welke vegetatie er voorkomt in de verschillende soorten bossen. Om de deelvraag, “Welke plantgemeenschappen zijn typerend voor graslanden in het te onderzoeken gebied?” te onderzoeken werden er op de natuurgraslanden permanente quadraten (pq’s) uitgezet. Dit werd gedaan om te bepalen of het om een voedselarm of voedselrijkgrasland ging. Van drie natuurgraslanden werden er per perceel twee pq’s uitgezet om een goed beeld te krijgen van de voedselrijkdom van het desbetreffende grasland. De specifieke locatie en beschrijving van deze pq’s zijn te vinden in paragraaf 2.4 van dit hoofdstuk. Omdat een van de percelen (nr. 26) vele maten groter was dan de andere percelen, werd ervoor gekozen om in dit perceel drie pq’s uit te zetten in plaats van twee. Dit werd vastgesteld, omdat de perceelgrenzen afwijkend waren van de luchtfoto’s van Google Maps. Er zijn namelijk meerdere plantengemeenschappen op verschillende plaatsen gevonden die sterk van elkaar verschillen in hetzelfde veld, door het verschil in reliëf en vochtigheid. De grenzen van het percelen 19 en 20 en bleken andere grenzen te hebben dan te zien op de luchtfoto’s van Google Maps. De percelen zijn samengevoegd. Bij de bepaling van de plaats van de pq’s werd er rekening mee gehouden dat de pq’s niet te dicht bij elkaar lagen en een verschillend bodemvochtgehalte hadden. Het vochtgehalte werd gemeten door middel van een bodemvochtmeter. Deze werd 10 cm in de bodem gestoken in midden van het pq. Afhankelijk van de schaalverdeling was er een gradiënt vastgesteld. Geen uitslag betekende kurkdroog, de maximale uitslag betekent dat het doordrenkt was met water. Het is belangrijk dat dit gedaan werd bij droog weer, zodat het waterpeil niet verhoogd was door het regenwater (Cleassen en Griethuysen. van, 2011). Bij het determineren van de planten in de pq’s werd er gebruik gemaakt van de Braun-Blanquet en Tansley methode. Deze beiden technieken werden gebruikt zodat er een grotere hoeveelheid gegevens was, en de nauwkeurigheid van de vegetatie opnames werd vergroot. De Braun-Blanquet methode houdt in dat de vegetatie op een specifiek afgebakende plaats wordt gedetermineerd. Er is begonnen met een pq waarvan het oppervlak van één bij één meter was. Daarna zijn het aantal plantensoorten geteld. De oppervlakte van het pq werd steeds verdubbeld. Na elke verdubbeling is het aantal plantensoorten opnieuw geteld en werd het percentage nieuwe plantensoorten berekend. Er werd gestopt met het verdubbelen van de oppervlakte van het pq als de toename van het aantal soorten minder was dan 10% (Cleassens en Griethuysen. van, 2001). Uiteindelijk waren alle pq’s een bij een meter. Bij de Tansley methode wordt de vegetatie rondom het afgebakende gebied gedetermineerd. Dit is een globale methode waarbij er een meter of vijf rondom het pq naar de vegetatie gekeken wordt (Cleassens en Griethuysen. van, 2001). Er is ervoor gekozen om geen grassoorten te determineren omdat er zoveel verschillende soorten in een enkel grasland voorkwamen en deze nog niet in bloei stonden in de periode waarin er werd gedetermineerd. Bij verschillende percelen moest er toestemming gevraagd worden aan de eigenaars, meestal zijn dit boeren. Als een boer zijn toestemming gaf kon er gekeken worden wat voor gewas er groeit. Indien het perceel onder beheer is van Staatsbosbeheer moet er een vergunning worden aangevraagd voor dat specifieke gebied.

2.3 Pq beschrijving In de drie natuurgraslanden zijn pq’s uitgezet om de verschillende natuurgraslanden van elkaar te kunnen onderscheiden. In het perceel waar de plantengemeenschappen zijn gedetermineerd werden door middel van een GPS de coördinaten van die pq’s genoteerd. Hieronder volgt de beschrijving en locatie van de uitgezette pq’s in het onderzoeksblok de Hoekbeemden per perceel. Voor de locatie van de percelen zie hoofdstuk Resultaten figuur 2. 7


De pq’s zijn uitgezet in begin mei, omdat de meeste planten dan in bloei staan. De afwijking van het GPS apparaat was 30 meter.

Perceel 16 Bijzonderheden in het gehele perceel: Veel luchtgangen in de grond en veel insecten aanwezig, voornamelijk vlinders. Pq 1 Coördinaten: X112663, Y382514 Het pq ligt tien meter van een poel af, dertig meter van een weidegang en vijftien meter van een jagerswachthuisje gelegen in de bosrand. Vochtigheid: 46,6% Pq 2 Coördinaten: X112610, Y382551 Het pq ligt twintig meter van de bosrand af. Vochtigheid: 31,7%

Perceel 19 Bijzonderheden in het gehele perceel: Veel kikkers aanwezig en veel insecten die dichtbij water leven. Deze insecten betreffen voornamelijk: muggen, steekvliegen en Maartse vliegen. Het perceel wordt aan een kant helemaal omringd door de beek ’t Merkske en heeft een inham. Pq 3 Coördinaten: X112610, Y382551 Het pq ligt twaalf meter van de beek ‘t Merkske af. Het ligt qua reliëf hoger dan pq 4. Het ligt net naast de inham. Vochtigheid: 28,6% Pq 4 Coördinaten: X112610, Y382551 Het pq ligt twintig meter van de beek ‘t Merkske af. Vochtigheid: 20,6%

Perceel 26 Bijzonderheden in het gehele perceel: Veel insecten aanwezig, voornamelijk vlinders. Het wordt aan twee kanten door de beek ’t Merkske omringd. Een zijde wordt afgebakend door een houtwal van ongeveer twintig meter. Er was een bankje aanwezig in het veld. Het perceel is aan een zijde alleen toegankelijk via een brug over ’t Merkske heen. Pq 5 Coördinaten: X112313, Y382506 Het pq ligt twaalf meter van ’t Merkske af. Als er richting ’t Merkske gekeken wordt, is er duidelijk te zien dat het pq’s tussen twee bomen lijkt te liggen. Het ligt qua reliëf iets hoger dan pq’s 6 en 7. Vochtigheid: 20,6% Pq 6 Coördinaten: X112313, Y382506 Het pq ligt acht meter van het bankje vandaan en het ligt vijf meter van de houtwal af. Opvallend was dat hier veel insecten waren, voornamelijk spinnen. Vochtigheid: 16,9% Pq 7 Coördinaten: X112298, Y382432 Dit deel van het grasland ligt even hoog qua reliëf met dat van pq 2. Er is hier een houtwal, er zijn jonge bomen aanwezig. Het pq ligt er zeventien meter vanaf. Er is ook een wandelpad dat ongeveer twintig meter van het pq afligt. Vochtigheid: 21,8%

8


2.4 Dataverwerking De gevonden plantengemeenschappen in de gemeten pq’s werden verwerkt in het verwerkingsprogramma Turboveg, een databasemanagementsysteem ontworpen voor de opslag, selectie en export van vegetatiedata (The National Biodiversity Data Centre, 10 mei 2012). Vervolgens werd er in SynBioSys, een classificatiesysteem voor plantengemeenschappen (Smit et al., 2010), de plantengemeenschappen geclassificeerd. Er werd gekeken naar de meest voorkomende sleutelgemeenschappen en de voedselrijkdom die bij die omgeving hoort om te kunnen bepalen of het natuurgrasland voedselrijk of voedselarm was. Dit werd ook met het vochtgehalte gedaan. De verzamelde gegevens van de ecotopen werden systematisch in een kaart verwerkt, met behulp van het programma ArcGis. Per perceel werd de verzamelde data ingevoerd, op basis van het soort ecotoop. Bij de percelen waar pq’s zijn gedetermineerd werd de voedselrijkdom erbij vermeld. Met een bodemkaart, geïmporteerd in ArcGis, werd er ten slotte nog gekeken of het bodemgebruik overeen kwam met het bodemtype.

9


3.Resultaten 3.1. Ecotopenkartering In figuur 2 zijn, in de GIS kaart, de macro ecotopen in kaart gebracht van de Hoekbeemden en de Schrans. Hierin is te zien hoe het gebied is ingedeeld en welke macro ecotopen er voor komen. (Voor een schematisch overzicht van de volledige ecotopenlijst zie bijlage 2.

Figuur 2. Ecotopenkartering Hoekbeemden en Schrans (ArcGis, 2009).

10


3.2. Determinatie natuurgraslanden Tabel 1 geeft de plantengemeenschappen weer van de natuurgraslanden in de Hoekbeemden. De volledige vegetatieopnames van ieder pq staan in bijlage 3. Bij perceel 16 en 20 zijn er 2 pq’s uitgezet. Bij perceel 26 zijn er 3 pq’s uitgezet. Van ieder pq is per opnameschaal van de Braun Blanquet en de Tansley methode de plantengemeenschap bepaalt. De volledige tabel met syntaxon codes en wetenschappelijke namen is te vinden in bijlage 4. In bijlage 5. staan alle planten – gemeenschappen van de zeven gedetermineerde pq’s. Tabel 1. Plantengemeenschappen.

Perceel nummer 16

Pq nummer

19

3 4

26

5

1 2

6 7

Opnameschaal: BraunBlanquet Blaaszegge-associatie Associatie van gewone engelwortel en moeraszegge Rompgemeenschap pitrus Rompgemeenschap rood zwenkgras en moeras rolklaver Rompgemeenschap van de gewone braam Rompgemeenschap van Fluitenkruid Associatie van Engels raaigras en grote weegbree

Opnameschaal: Tansley Rompgemeenschap pitrus Associatie van gewone engelwortel en moeraszegge Rompgemeenschap pitrus Rompgemeenschap rood zwenkgras en moeras rolklaver Rompgemeenschap van de gestreepte witbol en echte koekoeksbloem Rompgemeenschap van de gestreepte witbol en echte koekoeksbloem Rompgemeenschap van Fluitenkruid

Tabel 2 geeft de voedselselrijkdom en vocht weer van de drie graslanden. En het gemiddelde van alle pq’s van een perceel. Voor alle enkele waarden per pq zie bijlage 6. De volledige lijst met Ellenberggetallen van ieder pq staat in bijlage 7. Tabel 2. Betekenis van de Ellenberggetallen.

Perceel nummer

Voedselrijkdom

Vocht

16

Matig tot voedselrijk

Vochtig tot nat

19

Matig tot voedselrijk

Droog tot vochtig

26

Matig tot voedselrijk

Droog tot vochtig

In bijlage 8. is de bodemkaart van de Hoekbeemden en Schrans te zien. Hierin is te zien dat er in de Hoekbeemden vooral lage enkeerdgrond voorkomt en in de Schrans hoge zwarte enkeerdgrond. Hier wordt verder op ingegaan in de discussie.

11


4.Discussie Er is een verschil opgevallen tijdens het veldwerk. De grenzen van de percelen 11, 19, 20, 26, 27 en 40 in de Hoekbeemden en de percelen 44, 49, 51, 54, 63, 66 en 83 in de Schrans kwamen in het veld niet overeen met de luchtfoto’s van Google Maps (zie bijlage 1 en figuur 2). Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de luchtfoto van Google Maps niet recent is. Volgens Google Maps (8 juni 2012) zijn de satellietbeelden grotendeels afkomstig van DigitalGlobe en MDA Federal. Google maps probeert de gegevens regelmatig bij te werken, hoewel de frequenties van de updates kunnen verschillen. De kaarten die gebruikt worden zijn van 2002-2012 (DigitalGlobe Inc., 8 juni 2012). Op de ecotopen kaart is te zien dat op het merendeel van de akkers mais wordt verbouwd. Voor Staatsbosbeheer is het van belang om te weten waar dat mais akkers zich bevinden. Mais verbruikt veel water en meststoffen (Weel, 2 maart). Dit betekent een grotere hoeveelheid opgeloste meststoffen die wegvloeit in de beek (Cools et al., 2006). Er is uit de plantengemeenschappen gebleken dat de natuurgraslanden voedselrijk zijn. Met deze informatie kan Staatsbosbeheer kijken welke voedselrijke graslanden beheerd kunnen worden zodat er voedselarme graslanden ontstaan, zoals natte hooilanden. Een manier om voedselarme graslanden te ontwikkelen is plaggen. Hiermee wordt de voedselrijke bovenlaag weggehaald. Daardoor krijgen de planten, die groeien op voedselarme bodems, een kans (Ecomare, 19 juni 2012). Een verklaring voor de verschillende vochtgehaltes die uit de ellenberggetallen zijn gekomen is dat de hoogte van de natuurgraslanden waarschijnlijk verschilde van elkaar. Het grasland dat het natste was volgens de ellenberggetallen (zie tabel 2) lag het laagst. De andere graslanden lagen iets hoger. Zoals al eerder is vernoemd in de resultaten, is het bodemtype, dat het meest voorkomt in de Schrans hoge zwarte enkeergrond (zie bijlage 8). Deze grond is goed bewerkbaar en worden nu vooral gebruikt voor gras- en maisteelt (Koopmans et al., 2007). Dit zou verklaren waarom er in de Schrans meer akkers zijn aangetroffen (zie figuur 2).

5.Conclusie Op basis van de verdeling van de macro ecotopen in de twee onderzoeksblokken kan gezegd worden dat er meer akkers in de Schrans voorkomen dan in de Hoekbeemden. Dit komt doordat hoge zwarte enkeerdgrond beter bewerkbaar is voor de akkerbouw (Koopmans et al., 2007). Op het merendeel van deze akkers wordt maïs verbouwd. Dit zorgt voor een hogere uitspoeling van meststoffen in de beek door het grotere waterverbruik van dit gewas. Uit de meest voorkomende plantengemeenschappen die gevonden zijn in de natuurgraslanden in de Hoekbeemden kan worden geconcludeerd dat deze matig tot voedselrijk zijn. Het vochtgehalte varieert hier van droog tot nat. Een aanbeveling zou zijn om de macro ecotopen van de rest van het stroomgebied van ’t Merkske in kaart te brengen. Zodat er een overzichtskaart gemaakt kan worden waarop de voedselrijke graslanden en akkers te zien zijn. Een tweede aanbeveling zou zijn om de voedselrijke graslanden te plaggen zodat er voedselarme graslanden ontstaan, zoals natte hooilanden (Ecomare, 19 juni 2012).

12


6.Literatuurlijst ArcGis. Versie 9.3.1. [programma]. 2009 Bakker, T. Interview. 26 maart 2012. Bunk,H., Kelf, L. (2008). Parels van Staatsbosbeheer. Houten: Van Reemst uitgeverij/Unieboek BV. Cools, J., Velde, Y. van der., Runhaart, H., Stuurman, R. (2006). Herstel- en Ontwikkelingsplan Schraallanden. Provincie Noord-Brabant: TNO, EAC, Alterra Wageningen UR. Claesssens, S.J.A., Griethuysen, G.A. van. (2001). Veldwerk in de tweede fase, een handleiding voor leerlingen en docenten, Utrecht/Zutphen: Thieme Meulenhoff. DigitalGlobe Inc. (1995-2012). ImageFinder. [www-document]. < http://browse.digitalglobe.com/imagefinder/main.jsp;jsessionid=0a95201130d765774c07829c41ecb aaf84d2d9b58ce0.e38QahaNahyTbO0QaxyKaNyPa3j0 >. Geraadpleegd: 8 juni 2012. Ecomare (2012). Plaggen. [www-document]. <http://www.ecomare.nl/nl/ecomareencyclopedie/mens-en-milieu/natuurbeheer/natuurbeheersmaatregelen/plaggen/>. Geraadpleegd: 19 juni 2012. Gedragscode Bosbeheer. Opnamelijsten flora- en fauna check, BBA. (2011). [pdffile].<http://www.boeve-hop.nl/files/Afbeeldingen/176.pdf>. Geraadpleegd: 24 april 2012. GIS (z.j.). What is GIS?. [www-document]. <http://www.gis.com/content/what-gis>. Geraadpleegd: 8 maart 2012. Google Maps. (2012). Kaart ’t Merkske en informatiebronen. [www.document]. < http://maps.google.nl/ >. Geraadpleegd: 21 februari en 8 juni 2012. I.A.W.M. Subwerkgroep flora en vegetatie. (2004). Interprovinciale Inventarisatie-eenheden (IPI’s) voor floristisch -, vegetatiekundig- en Hydrobiologisch onderzoek. [pdf-document]. <http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/60498CFE-24BD-437B-BB25-EC7ECF6D76B6/0/2005j66pub.pdf>. Geraadpleegd: 10 mei 2012. Koopmans, C., Bokhorst, J.,Ter Berg, C.,Van Eekeren, N. (2007). Bodemsignalen, praktijkgids voor een vruchtbare bodem. Zutphen: Roodbont Uitgeverij. Nieuwsbrief vrijwilligers ‘t Merkske (2011). Monitoringsresultaten 2011. Jaargang 2, nummer 2. Oosterbaan, A.,Tonneijck, A.E.G., Vries.de.,E.A. (2006). Kleine landschapselementen als invangers van fijnstoffen en ammoniak. Alterra-rapport 1419, Alterra Wageningen UR. Rijksmuseum voor Volkenkunde, Rijksmuseum van Oudheden en Naturalis. (2011). Naaldbomen. [www-document]. <http://www.museumkennis.nl/nnm.dossiers/museumkennis/i000665.html>. Geraadpleegd: 7 maart 2012. Rijkswaterstaat (2011). Ecotopenatlas. [www-document]. <http://www.rijkswaterstaat.nl/water/natuur_en_milieu/ecotopen/ecotopenatlas/>. Geraadpleegd: 27 februari 2012. 13


Staatsbosbeheer (2012). Over Staatsbosbeheer. [www-document]. < http://www.staatsbosbeheer.nl/over%20staatsbosbeheer.aspx >. Geraadpleegd: 6 maart 2012. Smit, N., SchaminĂŠe, Hennekens, S. (2010). Handleiding SynBioSys Nederland, versie 2.0 beta 6. Wageningen UR. VLM (2012). Beheersovereenkomst soortrijke graslanden en akkers. [pdf-file]. < http://www.vlm.be/SiteCollectionDocuments/Beheerovereenkomsten/fiches/Fiche_grasland.pdf >. Geraadpleegd: 30 maart 2012. Waterschap Brabantse Delta. (2012). Bloemrijkgrasland. [wwwdocument].<http://www.brabantsedelta.nl/algemene_onderdelen/westelijke/westelijke/toekomstig e/welke_natuur_kan/bloemrijk_grasland>. Geraadpleegd: 24 april 2012 Weel, B. Interview. 27 februari en 2 maart 2012. Willems, D., Bergwerff, J., Geilen, N.(2007). Rijkswateren - Ecotopenkartering, RWES- terrestrisch. <http://www.rijkswaterstaat.nl/images/RWES%20Terrestrisch_tcm174-260886.pdf>. Geraadpleegd: 29 maart 2012.

14


Bijlagen Bijlage 1. Hoekbeemden

Schrans Schrans

Figuur 3. De rode lijnen zijn de grenzen van het onderzoeksblokken de Hoekbeemden en de Schrans. De zwarte lijnen zijn de percelen die zijn ingedeeld volgens Google Maps.

15


Bijlage 2. Ecotopenlijst Tabel 3. Volledige lijst met perceelnummer en het daarbij horende ecotoop. perceelnummer ecotoop perceelnummer ecotoop 1 Productiegrasland 51 Akker/Maïs 2 Productiegrasland/Paardenwei 52 Akker/Maïs 3 Productiegrasland/Paardenwei 53 Akker/Maïs 4 Productiegrasland/Paardenwei 54 Productiegrasland 5 Productiegrasland 55 Productiegrasland/Tuin 6 Akker/Maïs 56 Productiegrasland/Tuin 7 Productiegrasland 57 Productiegrasland/Tuin 8 Productiegrasland 58 Productiegrasland/Tuin 9 Productiegrasland 59 Productiegrasland 10 Productiegrasland 60 Productiegrasland 11 Productiegrasland 61 Productiegrasland 12 Productiegrasland 62 Productiegrasland 13 Productiegrasland 63 Productiegrasland 14 Productiegrasland 64 Productiegrasland 15 Productiegrasland 65 Akker/Maïs 16 Natuurgrasland 66 Akker/Aardbeien 17 Loofbos 67 Productiegrasland 18 Akker/Tarwe 68 Productiegrasland 19 Natuurgrasland 69 Akker/Aardappelen 20 Productiegrasland 70 Coniferenkwekerij 21 Productiegrasland/Koeienweide 71 Productiegrasland 22 Coniferenkwekerij 72 Productiegrasland/Paardenwei 23 Coniferenkwekerij 73 Productiegrasland 24 Loofbos 74 Productiegrasland 25 Productiegrasland 75 Productiegrasland 26 Natuurgrasland 76 Productiegrasland 27 Productiegrasland 77 Productiegrasland 28 Productiegrasland 78 Productiegrasland/Tuin 29 Productiegrasland 79 Productiegrasland 30 Productiegrasland 80 Productiegrasland 31 Productiegrasland 81 Akker/Bieten 32 Productiegrasland 82 Productiegrasland 33 Productiegrasland 83 Akker/Bieten 34 Productiegrasland 84 Productiegrasland 35 Productiegrasland 85 Paardenbak 36 Productiegrasland 86 Productiegrasland 37 Productiegrasland 87 Productiegrasland 38 Productiegrasland 88 Productiegrasland 39 Productiegrasland 89 Productiegrasland/Graszaad teelt 40 Productiegrasland/Paardenwei 90 Akker/Maïs 41 Productiegrasland 91 Productiegrasland 42 Waterbasin 92 Productiegrasland 43 Productiegrasland 93 Loofbos 44 Akker/Maïs 94 Productiegrasland/Tuin 45 Productiegrasland 95 Productiegrasland 46 Productiegrasland 96 Productiegrasland 47 Productiegrasland 97 Productiegrasland 48 Productiegrasland 98 Productiegrasland 49 Akker/Maïs 50 Productiegrasland/Tuin

16


Bijlage 3. Vegetatieopnames Perceel 16, PQ 1 Gemeten vochtigheid: 46,6 % Moslaag 30%, Kruidlaag 70%, hoogte kruidlaag: 20 cm Nederlandse naam Moerasvergeetmenietje Pinksterbloem Scherpe boterbloem Moeraskartelblad Heermoes Pitrus Veldrus Holpijp Grote ratelaar Waternavel Smalle weegbree Kale jonker Watermunt

Wetenschappelijke Braun Blanquet naam 1 Myosotis scorpioides Cardamine pratensis Ranunculus acris Pedicularis palustris equisetum arvense Juncus effesus Juncus acutiflorus Equisetum fluviatile Rhinanthus angustifolius

Tansley O

1

A

1 1

A O

3 4 5 2B

CD D D A

+

S O

Hydrocotyle ranunculoides Plantago lanceolata Cirsium palustre Mentha aquatica

O O F

Perceel 16, PQ 2 Gemeten vochtigheid: 31,7 % Moslaag 40%, Kruidlaag 60%, hoogte kruidlaag: 30 cm Nederlandse naam Scherpe boterbloem Smalle weegbree Pitrus Veldrus Kale Jonker Echte koekoeksbloem pinksterbloem Heermoes Watermunt Speerdistel

Wetenschappelijke naam Ranunculus acris Plantago lanceolata Juncus effesus Juncus acutiflorus Cirsium palustre Lychnis flos-cuculi Cardamine pratensis equisetum arvense Mentha aquatica Cirsium vulgare

Braun Blanquet

Tansley

1 3 2B 3 1 R

A R D D R R

1 4 + +

A D O O 17


Gewone hoornbloem

Grote Ratelaar Moeraskartelblad Koninginnenkruid Holpijp Paardenbloem

Cerastium fontanum subsp. vulgare Rhinanthus angustifolius Pedicularis palustris Eupatorium cannabinum Equisetum fluviatile Taraxacum species

+

S

2

CD O A D F

Perceel 20, PQ 3 Gemeten vochtigheid: 28,6 % Moslaag 30%, Kruidlaag 70%, hoogte kruidlaag: 40 cm Nederlandse naam Scherpe boterbloem Paardenbloem Echte koekoeksbloem Rode klaver Zegge Kleine Kattestaart Veldrus Pitrus Veldzuring Heermoes Smalle weegbree Gewone Hoornbloem

Kale jonker Pinksterbloem Watermunt Moerasvergeetmenietje Ereprijsfamilie

Wetenschappelijke naam Ranunculus acris Taraxacum species Lychnis flos-cuculi Trifolium pratense Carex species Lythrum hyssopifolia Juncus acutiflorus Juncus effesus Rumex acetosa equisetum arvense Plantago lanceolata Cerastium fontanum subsp. vulgare Cirsium palustre Cardamine pratensis Mentha aquatica Myosotis scorpioides Veronica species

Braun Blanquet

Tansley

2 1 1 2A 1 2A

CD O A A A O

2B 2B + + +

D D S R S

+

R

R R R O O

18


Perceel 20, PQ 4 Gemeten vochtigheid: 20,6 % Moslaag 20%, Kruidlaag 80%, hoogte kruidlaag: 20 cm Nederlandse naam Ridderzuring Gewone hoornbloem

Wetenschappelijke Braun Blanquet naam Rumex obtusifolius + 1 Cerastium fontanum subsp. vulgare

Kleine klaver Kruipende zenegroen

trifolium dubium

Smalle weegbree

Plantago lanceolata Trifolium pratense Taraxacum species Betula species Salix species Veronica species Lychnis flos-cuculi

Rode klaver Paardenbloem Jonge Berk Jonge Wilg Ereprijs familie Echte Koekoeksbloem

Ajuga reptans

Tansley O F

4 1

D S

1

S

+ + + +

O S S S O O

Perceel 26, PQ 5 Gemeten vochtigheid: 20,6 % Moslaag percentage niet zichtbaar, Kruidlaag 95%, hoogte kruidlaag: 100 cm Nederlandse naam Grote brandnetel Fluitenkruid Scherpe boterbloem Hondsdraf Ridderzuring

Wetenschappelijke naam Urtica dioica Anthriscis sylvestris Ranunculus acris Glechoma hederacea Rumex obtusifolius

Braun Blanquet

Tansley

3 + + +

CD D O F

+

F

Perceel 26, PQ 6 Gemeten vochtigheid: 16,9 % Moslaag 5%, Kruidlaag 95%, hoogte kruidlaag: 40 cm Nederlandse naam Scherpe boterbloem Gewone hoornbloem

Wetenschappelijke Braun Blanquet naam Ranunculus acris 3 4 Cerastium fontanum subsp. vulgare

Tansley A CD

19


Veldzuring Paardenbloem Hondsdraf Fluitenkruid Ereprijs familie Madeliefje

Rumex acetosa Taraxacum species Glechoma hederacea Anthriscis sylvestris Veronica species Bellis perennis

2A 1 +

CD A F

+

O R S

Braun Blanquet

Tansley

3 1 3 3

D A CD CD

4 1

F O O A O S S

Perceel 26, PQ 7 Gemeten vochtigheid: 21,8 % Moslaag 5%, Kruidlaag 95%, hoogte kruidlaag: 20 cm Nederlandse naam Scherpe boterbloem Madeliefje Paardenbloem Gewone hoornbloem

Basterd klaver ereprijs Familie Fluitenkruid Akkerdistel Veldzuring Ridderzuring Smalle weegbree Rode klaver

Wetenschappelijke naam Ranunculus acris Bellis perennis Taraxacum species Cerastium fontanum subsp. vulgare Trifolium hybridum Veronica species Anthriscis sylvestris Circium arvense Rumex acetosa Rumex obtusifolius Plantago lanceolata Trifolium pratense

O

20


Bijlage 4. Codering Braun-Blanquet en Tansley Tabel 4. Codering van de vegetatie bij de Braun-Blanquet opname (Smits et al., 2010). Code Betekenis d dominant, soort overheerst cd co-dominant, soort overheerst samen met andere soorten a abudant, soort is veel aanwezig maar nooit (co)dominant f frequent, soort is minder talrijk, maar niet schaars o occasional, soort is vrij schaars, hier en daar voorkomend r rare, soort is zeldzaam (4-10, afhankelijk van grootte gebied) s sporadic, soort is zeldzaam, slechts enkele (1-3 ) exemplaren aanwezig Tabel 5. Codering van de vegetatie bij de Tansley – Methode (Smits et al., 2010). Code Betekenis R 1 exemplaar, bedekking <5% + 3-5 exemplaren, bedekking <5% 1 6-50 exemplaren, bedekking <5% 2m >50 exemplaren, bedekking <5% 2a bedekking 5 - 12.5% 2b bedekking 12.5 - 25% 3 bedekking 25 - 50% 4 bedekking 50 – 75% 5 bedekking 75 – 100%

21


Bijlage 5. Plantengemeenschappen Tabel 6. Plantengemeenschappen van de zeven gedetermineerde pq’s. Er is onderscheid gemaakt tussen Braun-Blanquet en Tansley. Methode BraunBlanquet

Meest voorkomend: Syntaxon (code) Wetenschappelijke naam

Nederlandse naam

Tansley

Pq-nummer 1

2

3

4

5

08BC03 Caricetum vesicariae

16AB06 Angelico cirsietumoleracei

16RG04 RG Juncus effesus [molinietalia/loliopotentillion]

16RG03 RG Festuca rubraLotus uliginosus [molinietalia]

39RG02 RG Rubus Fruticosus –[alnionglutinosae]

Blaaszeggeassociatie

Associatie van gewone engelwortel en moeraszegge

Meest voorkomend: Syntaxon (code) 16RG04 16AB06 Wetenschappelijke RG Juncus effesus Angelico naam [molinietalia/lolio cirsietumoleracei -potentillion] Nederlandse naam

Rompgemeensch Associatie van ap pitrus gewone engelwortel en moeraszegge

6

7

12AA01A Plantaginilolietum typicum

Rompgemeenschap Rompgemeenschap pitrus rood zwenkgras en moeras rolklaver

16RG11 RG anthriscus sylvestris[arrhenetheretalia] Rompgemeenschap Rompgemeensc van de gewone hap van braam Fluitenkruid

16RG04 RG Juncus effesus [molinietalia/loliopotentillion]

33RG02 RG anthriscus sylvestris –[galiourticetea]

33RG02 RG anthriscus sylvestris – [galio-urticetea

Rompgemeenschap van de gestreepte witbol en echte koekoeksbloem

Rompgemeensc hap van de gestreepte witbol en echte koekoeksbloem

16RG11 RG anthriscus sylvestris[arrhenetheretalia] Rompgemeens chap van Fluitenkruid

16RG03 RG Festuca rubraLotus uliginosus [molinietalia]

Rompgemeenschap Rompgemeenschap pitrus rood zwenkgras en moeras rolklaver

Associatie van engels raaigras en grote weegbree

22


Bijlage 6. Tabel 7. Ellenberggetallen van de voedselrijkdom, vocht en het vochtgehalte (%)(gemeten met de vochtmeter) van de zeven pq’s.

Braunblanquet

Tansley

pq nummer:

Voedselrijkdom

Vocht

1

5,5

7,5

Vochtgehalte % (gemeten met vochtmeter) 46,6

2

5,5

7,5

31,7

3

6,0

7,5

28,6

4

6,0

5,5

20,6

5

6,5

5,5

20,6

6

6,0

5,5

16,9

7

6,0

6,0

21,8

1

5,5

7,5

46,6

2

5,5

7,5

31,7

3

6,0

7,5

28,6

4

5,5

5,5

20,6

5

6,5

5,5

20,6

6

6,0

6,0

16,9

7

6,0

5,5

21,8

23


Bijlage 7. Codering Ellenberggetallen Tabel 8. Betekenis Ellenberggetallen voor voedselrijkdom en vocht (Smits et al., 2010). Indicatie getal Voedselrijkdom Vocht 1 Zeer stikstofarme Extreme droogte-indicator bodems Extreme droogte2 Zeer stikstofarme indicator/droogte indicator bodems/stikstofarme bodems 3 Stikstofarme bodems Droogte indicator Droogte4 Stikstofarme bodems/ indicator/droogte/vochtmatig stikstofrijke indicator bodems 5 Matig stikstofrijke Droogte/vocht- indicator bodems Droogte/vocht6 Matig stikstofrijke indicator/vocht -indicator bodems/stikstofrijke bodems 7 Stikstofrijke bodems Vocht-indicator 8 Uitgesproken stikstofrijke Vocht-indicator/natbodems indicator 9 Zeer uitgesproken Nat-indicator stikstofrijke bodems 10 Waterplant, kenmerkend voor tijdelijk droogvallen bodems 11 Waterplant, bladeren in contact met de lucht 12 onderwaterplant

24


Bijlage 8 Bodemkaart

25




Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.