Een analyse van het hydrologisch meetnet in
‘t Merkske
Halsche Beemden-west
H2O-meetnetbeheer
Opdrachtgever
J.P.A.M. Backx J. J.E.M. van Wesel
STAATSBOSBEHEER Regio-Zuid
Voorwoord: In ‘t Merkske beheert Staatsbosbeheer een aantal natuurreservaten met een gezamenlijke oppervlakte van 800 ha. Een deel daarvan bestaat uit beek begeleidende en grondwaterafhankelijke vegetatie waarvoor een hydrologisch meetnet is ingericht. Eens in de 10 jaar vindt er een interne kwaliteitsbeoordeling plaats waar onder andere aan de hand van vegetatie- en broedvogelkarteringen, en in dit geval wateranalyses de kwaliteit vande terreinen wordt bepaald en gekeken wordt of de geplande doelen worden gerealiseerd. Van Staatsbosbeheer Regio-Zuid heeft H2O-meetnetbeheer de opdracht verkregen om een hydrologische analyse te vervaardigen van het bestaande meetnet, dit voor diverse aspecten betreffende de waterkwaliteit en -kwantiteit, de relatie water/vegetatie en het goed functioneren van het meetnet. Wij hopen dat dit rapport, wat aan de hand van het uitgevoerde veldwerk en door diverse toegepaste onderzoeksmethoden tot stand is gekomen, een antwoord geeft op de gestelde vragen. Wij bedanken hierbij Theo Bakker, Anton van Haperen van Staatsbosbeheer en DaniĂŤl Koenders van Waterschap Brabantse Delta, voor hun begeleiding tijdens het traject van het gehouden onderzoek.
H2O-meetnetbeheer, Augustus 2013
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
2
Inhoud 1. Inleiding................................................................................................................................. 5 a. Algemeen ........................................................................................................................ 5 b. Het Merkske, een korte beschrijving.............................................................................. 5 c. Natuurwaarden ............................................................................................................... 7 d. Doelstelling studie .......................................................................................................... 7 2. Werkwijze en methoden ...................................................................................................... 9 a. Meetnetoverzicht ............................................................................................................ 9 c. Grondwaterkwaliteit ..................................................................................................... 12 3. Resultaten ............................................................................................................................ 14 a. Grondwaterstanden ....................................................................................................... 14 b. Correlaties waterpeil tussen de peilbuizen ................................................................... 20 c. Verloop van de grondwaterstanden op lange termijn. .................................................. 22 d. Grondwaterkwaliteit ..................................................................................................... 28 e. Grondwatertypering ...................................................................................................... 33 f. Historische vergelijking van de waterkwaliteit............................................................. 37 g. Relatie tussen vegetatie en hydrologie ......................................................................... 38 h. Samenvoeging peil en kwaliteit ................................................................................... 41 i. Betrouwbaarheid resultaten/meetnet ............................................................................. 42 4. Discussie .............................................................................................................................. 51 1. Grondwater ................................................................................................................... 51 2. Potenties voor de vegetatie ........................................................................................... 52 5. Verdere Aanbevelingen...................................................................................................... 54 6. Literatuur ............................................................................................................................ 56 7. Bijlagen ................................................................................................................................ 57 1a. Meetnetgegevens ........................................................................................................ 58 1b. Ligging van de peilbuizen in de percelen. .................................................................. 60 2a. Aantal metingen per peilbuis per jaar; ondiepe aquifer.............................................. 61 2b. Aantal metingen per peilbuis per jaar; diepe aquifer ................................................. 62 3. Correlaties tussen de peilbuizen per perceel .............................................................. 63 4a. Resultaten grondwaterkwaliteit .................................................................................. 68 4b. Resultaten grondwaterkwaliteit - ionenbalans ........................................................... 69 5. Stiff-diagrammen ....................................................................................................... 70
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
3
Peilbuis met drukopnemer voor meting peil van ’t Merkske bij Halsche Beemden-west (Foto; J.v.Wesel)
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
4
1. Inleiding a. Algemeen Beekvalleien behoren tot de karakteristieke elementen van het Noord-Brabantse landschap. Deze beekvalleien werden gekenmerkt door een hoge biodiversiteit. Dit komt omdat in beekvalleien verscheidene abiotische gradiënten aanwezig waren (bijvoorbeeld van nat tot droog; van zuur tot gebufferd) maar ook omdat van oudsher de mens er op een kleinschalige, extensieve manier actief was. Hierdoor ontstond een afwisselend landschap waarin voor veel soorten een geschikte biotoop te vinden was. Tegenwoordig is in veel Noord-Brabantse beekdalen nog maar weinig over van deze hoge biodiversiteit. Halverwege de vorige eeuw werd de landbouw sterk geïntensiveerd waarbij grootschalige ruilverkavelingen en drainage hun intrede deden en kunstmest en bestrijdingsmiddelen royaal werden toegepast. Fijnmazige, kleinschalige abiotische gradiënten verdwenen, waardoor voor veel soorten hun geschikte habitat verloren ging. Een zeer soortenarm, monotoon agrarisch landschap was al dat resteerde. Als gevolg hiervan zijn veel karakteristieke beekdalplanten in Noord-Brabant zeer zeldzaam geworden of zelfs helemaal verdwenen (Caspers, 1992; Cools, 1989; Cools et al, 2006).
b. Het Merkske, een korte beschrijving
Figuur 1. Schematische Ligging Merkske, Marksen en Noordermark. (Hendriks en van Ek, 2009).
Een van de weinige beekdalen die aan de grootschalige intensiveringen zijn ontsnapt is het Merkske. Het Merkske is een zijbeek van de Mark en ligt tussen Baarle-Nassau en het Belgische Hoogstraten. Het Merkske zelf kent twee brongebieden: één op Nederlands en één op Belgisch grondgebied. In Nederland ligt dit brongebied ten zuiden van Baarle-Nassau. Hier begint de waterloop als het Marksken waarna deze verder loopt in westelijke richting. In België ontspringt het Merkske in de gemeente Merksplas als de Noordermark. Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
5
De Noordermark komt ten noordwesten van Ginhoven Nederland binnen en vloeit dan samen met het Marksken. Vanaf dit punt wordt de beek het Merkske genoemd. De regio waar het Merkske in ligt wordt gekarakteriseerd door de aanwezigheid van een enkele meters dik freatisch watervoerend pakket (dekzanden) dat tienduizenden jaren geleden is afgezet op een circa 30-40 meter dikke laag bestaande uit klei en fijne zanden. Onder dit slecht doorlatende, grotendeels kalkloze, pakket bevinden zich watervoerende lagen die, omdat ze door de zee zijn afgezet, veel schelpkalk bevatten. Het Merkskedal is in het Pleistoceen ontstaan, doordat ongeveer 12.000 jaar geleden er een nieuwe, smalle dalinsnijding plaatsvond tot ongeveer plaatselijk 8-10m diep. Tijdens het Holoceen is deze insnijding gevuld met veen. Vermoedelijk werd in de 15e eeuw gestart met het ontginnen van deze venen. Broekbossen en moerassen werden ontwaterd en omgevormd tot beemden (hooilanden). Ook de hogere gelegen droge gebieden werden door de mens in gebruik genomen, met uitgestrekte heidegebieden als resultaat. Hiermee ontstond het karakteristieke beekdalbeeld waarbij op de hogere gebieden heiden en heischrale graslanden aanwezig waren die in de lagere, vochtige/natte delen over gingen in hooilanden (o.a. Cools et al, 2006). Door de structuur van het beekdal ontstond ook een karakteristieke hydrologie. De hogere gronden functioneerden als een infiltratiegebied waardoor er een grondwaterstroom werd gegenereerd van de hogere naar de lagere delen in het beekdal. In de lagere delen van het beekdal was dus altijd een hoge kweldruk aanwezig, waardoor de bodem een hoog grondwaterpeil kende. Dit natte karakter werd nog eens versterkt door langdurige inundaties die optraden tijdens het natte seizoen. Deze situatie bleef gehandhaafd zolang de ontginningen door de mens niet te ingrijpend waren. Voor het Merkske was dit tot ongeveer halverwege de vorige eeuw het beeld; regelmatige inundatie vond nog plaats tot in de jaren ’60. Niet alleen qua waterpeil zijn specifieke zones te onderscheiden in een beekdal, dit geldt ook voor de waterkwaliteit. Tijdens het transport door de bodem verandert de chemische samenstelling van grondwater. Dicht bij het punt van infiltreren lijkt het grondwater nog veel op regenwater. Dat betekent dus een lage pH en veel ionen met (zeer) lage concentraties. Dit geldt ook voor bufferende ionen zoal bicarbonaat. Wanneer het water door de bodem naar lager gelegen delen wordt getransporteerd vindt verrijking met verschillende ionen plaats (bijvoorbeeld: calcium, ijzer, bicarbonaat magnesium etc.). Hiermee ontstaat de typische kwel. In welke mate deze verrijking optreedt, hangt af van de bodemtypen waar het grondwater zich door verplaatst en de afstand die hierin wordt afgelegd. In het Merkske komt in de beek en in de zone langs de beek vooral “diep” kwelwater aan het oppervlakte. Dit watertype is duizenden jaren oud en rijk aan calcium (Everts et al, 2002). In een beekdal wordt op de hogere gronden dus vooral zuurder grondwater aangetroffen terwijl dit in de lagere delen vooral basenrijk water is. Tegenwoordig is deze gradiënt echter flink aangetast door menselijk handelen. Grote delen van de hogere delen werden gebruikt als intensieve landbouwgronden waardoor de kwaliteit van zowel het grondwaterpeil (algehele verlaging) als de waterkwaliteit (verrijking met nutriënten en sulfaten) werden verlaagd. Omdat in de lagere delen het grondwaterpeil daalde en inundaties in de winterperiode achterwege bleven kreeg regenwater de kans om ook hier in de bodem te infiltreren; hierdoor ontstonden zgn. regenwaterlenzen en werd het oorspronkelijke basenrijke, gebufferde water vervangen door een zuurder watertype. Deze verandering van waterkwaliteit heeft uiteraard zijn gevolgen op de natuurwaarden.
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
6
c. Natuurwaarden In delen van het Merkske is het kleinschalige landschap behouden gebleven en zijn nog veel karakteristieke elementen van de diverse beekdalnatuur aanwezig. Zo komen in verschillende bossen nog soorten van de voorjaarsflora voor zoals slanke sleutelbloem, dalkruid en bosanemoon. In verschillende zandpadbermen komen soorten van heide en heischrale graslanden voor. Dit zijn bijvoorbeeld: struikhei, klein tasjeskruid, vroege haver, zilverhaver en tormentil. Het grootste deel van het Merkske bestaat nog uit vochtige tot natte, kleine graslandjes/beemden; hier thuishorende soorten zijn dan ook met een hoge mate van diversiteit aanwezig. Zo worden er soorten aangetroffen die kenmerkend zijn voor vochtige tot natte, (zwak) zure standplaatsen (klein glidkruid, moerasviooltje, dophei, grondster, moeraswolfsklauw, moeraskartelblad), maar ook soorten van meer gebufferde vochtige tot natte standplaatsen (moesdistel, knolsteenbreek, brede orchis, kleine valeriaan, grote pimpernel) ontbreken niet. Deze beschrijving moet worden gezien ”als de top van een ijsberg” en voor uitgebreidere beschrijvingen van de flora/fauna wordt verwezen naar bijv. Cools et al, (2006). Wel is hopelijk duidelijk geworden dat de hoge natuurwaarde van het Merkske het gevolg is van een hoge diversiteit en door de aanwezigheid van verschillende (zeer) zeldzame soorten.
d. Doelstelling studie Natuurbehoud is een belangrijke doelstelling en een deel van het beekdallandschap van het Merkske is in het kader van de Relatienota aangewezen als reservaat- en natuurontwikkelingsgebied (zie o.a. Everts et al, 2002). Staatsbosbeheer bezit hier verschillende percelen en om de natuurwaarden voor een lange termijn te waarborgen is kennis over de hydrologie dan ook een ”conditio sine qua non” aangezien veel natuurwaarden (in)direct afhankelijk zijn van het waterpeil en de waterkwaliteit. Kennis hierover en monitoring van de kwaliteit hiervan is dan ook van groot belang. Om hier in te voorzien heeft Staatsbosbeheer een hydrologisch meetnet opgezet. Dit meetnet wordt gebruikt om de kwaliteit van de natuurterreinen (vanuit hydrologisch standpunt) te bekijken. Het doel van deze studie is dan ook om de volgende vragen te beantwoorden: Grondwaterpeil Welke kenmerken heeft het grondwaterpeil? Is het grondwaterpeil veranderd in de periode 1983-2013? Waar liggen de kwel en infiltratiegebieden (gebaseerd op de duurlijnen)? Grondwaterkwaliteit Wat is de hedendaagse kwaliteit van het grondwater? Is het grondwater karakteristiek voor kwel- of infiltratiegebieden? Is de kwaliteit veranderd ten opzichte van de jaren ’80? Relatie grondwater/vegetatie Is er een relatie tussen de grondwaterkarakteristieken en de vegetatie? Zijn eventuele veranderingen in de vegetatie te relateren aan veranderingen in het grondwater? Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
7
Functionaliteit meetnet Zijn de resultaten representatief voor het hele perceel? Zijn de grondwaterresultaten te gebruiken op een grotere schaal?
Deze vragen zullen in de vorm van conclusies worden beantwoord. De conclusies worden als afsluiting van een hoofdstuk gegeven. De resultaten/conclusies worden kort bediscussieerd waarna nog enkele aanbevelingen worden gegeven voor eventueel vervolgonderzoek en voor een manier van aanpak.
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
8
2. Werkwijze en methoden a. Meetnetoverzicht In bijlage 1a. is een totaaloverzicht van het meetnet weergegeven, waarvan de data voor de analyse zijn gebruikt. De ligging in het terrein ziet u in figuur 2. (geclusterd), met in tabel 1. een verkort overzicht. Een groot aantal peilbuizen uit het meetnet wordt tevens ook gebruikt voor het verkrijgen van data t.b.v. het Beleidsmeetnet Verdroging van de Provincie Noord-Brabant. (BMV-meetnet). Opname van waterstanden van het oppervlaktewater d.m.v. 2 peilschalen, geplaatst in het Merkske bij de Halsche Beemden –west en De Broskens hebben nooit of nauwelijks plaatsgevonden en waren dus niet beschikbaar voor de analyse. In het kader van onderhoud aan het BMV-meetnet zijn deze peilschalen in het voorjaar van 2013 voorzien van drukopnemers, zo dat in het vervolg ook oppervlaktewaterstanden kunnen worden meegenomen in te maken analyses. Alle peilbuizen zijn in het kader van dit BMV- meetnetonderhoud schoongepompt, filterstelling gecontroleerd en opnieuw gewaterpast. Uit deze waterpassing bleek dat bij 3 locaties er aanzienlijke meetverschillen waren in maaiveldhoogte en hoogte van het referentiepunt, t.o.v. de gegevens die door Staatsbosbeheer / TNO-Dino databank worden gehandhaafd. Het betreft hier de locaties: B015A en B015B, B044A en B044B, B054A en B054B. In dit rapport zijn wij bij de berekeningen/grafieken/interpretatie uitgegaan van de data gebruik makend van de laatst bekende maaiveld en referentiepuntaanpassingen. De overige locaties bevatten kleinere afwijkingen die aanvaardbaar zijn om de historische datareeksen te gebruiken. De nieuwe waterpassing-gegevens worden verstrekt aan SBB/TNO-Dino databank zodat bij deze instellingen de datareeksen/grafieken kunnen worden gewijzigd. Het meetnet bestaat uit peilbuizen/filters afgewerkt met beschermkokers of straatpotten. Straatpotten hebben het voordeel dat ze niet opvallen en minder kwetsbaar zijn bij terreinwerkzaamheden. Omdat er veel locaties aanwezig zijn, waar sprake is van kwel, hebben straatpotten wel het nadeel dat indien de kweldruk zodanig is dat dit (incidenteel) boven het maaiveld uittreed, er geen zuivere meting meer kan plaatsvinden (afvlakking). Ook kan er neerslag via het maaiveld in de straatpot stromen, wat zowel het niveau in de buis als de waterkwaliteit bij bemonstering kan beïnvloeden. Aangezien de drukopnemers 2 x per jaar worden uitgelezen, en de daarbij horende handpeiling als controlemeting wordt gebruikt, is het aan te bevelen om de handpeiling bij de straatpotten uit te voeren met een zogenaamde kwelmeter (doorzichtige slang met stop). Men kan ook overwegen om de straatpotten te verwijderen, de peilbuizen te verlengen en deze te beschermen met een beschermkoker.
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
9
Figuur 2. Ligging van de percelen met clusters van peilbuizen die in deze studie zijn gebruikt. 1. Halsche Beemden-west; 2. Halsche Beemden –oost; 3. Kromme Hoek; 4. De Broskens; 5: Manke Gooren. Voor de situering van de peilbuizen, zie Bijlage Ib.
Tabel 1. Meetpunten per perceel. Een * geeft aan welke filters zijn bemonsterd. Perceel Halsche Beemden-west
Veldcode
X-coord
Y-coord
B50D0064
B001a
115528
381662
B001b
115528
381662
1468
210
*
B003a
115552
381698
1429
n.b.
B003b
115552
381698
1427
n.b.
* *
B004a
115565
381709
1408
102
B004b
115565
381709
1405
210
B50D0105
B056
115533
381706
1478
1985
B50D0073
B011a
115820
381545
1529
107
*
B011b
115820
381545
1527
232
*
*
*
B013a
115835
381630
1439
75
*
*
B013b
115835
381630
1435
178
*
*
B015a
115825
381670
1390
124
*
*
B015b
115825
381670
1399
203
* * * *
*
*
B052a
116460
381530
1565
120
*
*
*
B052b
116460
381530
1563
490
*
*
*
B042a
119690
381075
1863
189
*
B042b
119690
381075
1862
703
*
B044a
119680
381010
1811
141
B044b
119680
381010
1805
155
B054a
119700
380975
1855
155
B50D0066 B50D0067 * Halsche Beemden-oost
B50D0075 B50D0077 Kromme Hoek
B50D0096
De Broskens
B50D0089 B50D0091 B50D0098 *
Manke Gooren
Hoogte Filterdiepte peil water -w (NAP) (cm) 1469 136 *
Peilbuis
B054b
119700
380975
1844
330
B50D0234
B057
119677
380889
1842
200
B50G0150
B049a
120020
381460
1831
75
B049b
120020
381460
1830
197
10
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
* * * *
*
* * *
* *
*
*
*
*
*
*
*
*
W: winter; Z; zomer * Buis B056is alleen bemonsterd, geen tijdreeksen beschikbaar. * Buis BO57 is ter vervanging van defecte buis BO55, wel in monstername meegenomen, geen tijdreeksen beschikbaar.
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
water -z
b. Grondwaterstanden Voor deze studie heeft Staatsbosbeheer/TNO de grondwaterstanden van verschillende peilbuizen aangeleverd. Deze peilbuizen liggen verspreid op vijf verschillende percelen (zie figuur 2 en tabel 1). Per meetpunt is zowel een diepe als een ondiepe peilbuis aanwezig. Van deze peilbuizen zijn gegevens van drukopnemers (type Diver) beschikbaar vanaf begin 2011; hieraan voorafgaand zijn de peilstanden handmatig gemeten. Het aantal metingen dat per peilbuis beschikbaar is staat vermeld in bijlage 2.
Verwerking grondwaterstanden In deze studie worden vooral de Diver-gegevens gebruikt. Dit zijn de meest recente gegevens en geven, dankzij het grote aantal metingen, een goed beeld van het peilverloop. Om inzicht te krijgen in het peilverloop worden de metingen van één “hydrologisch jaar” gebruikt. Een hydrologisch jaar loopt van één april tot en met 31 maart in het opvolgende jaar (zie o.a. www.natuurkennis.nl voor nadere informatie). In deze studie zijn dus de divergegevens van 1 april 2011 t/m 31 maart 2012 gebruikt. De resultaten zijn gebruikt om tijdstijghoogtegrafieken en duurlijnen te maken. Een tijdstijghoogtegrafiek laat zien hoe het peil fluctueert in de tijd, duurlijnen geven aan welke tijdsperiode binnen een jaar een bepaalde grondwaterstand wordt overschreden. Verder geeft de vorm van een duurlijn informatie over de positie van de standplaats in het hydrologisch systeem. In een infiltratiegebied treedt alleen aanvoer van water op tijdens regenbuien. De grondwaterstand is dus een korte tijd hoog en zakt daarna weer weg. De duurlijn wordt hierdoor concaaf (hol). Bij kwel blijft de grondwaterstanden langdurig ondiep en daalt pas bij langdurige droogte. Dit uit zich in een convexe (bolle) duurlijn. De methode is vergelijkbaar met de methode gebruikt door van Giesen en Geurts (2007). Verder zijn nog enkele afgeleide parameters berekend. Dit zijn: GWG:gemiddelde grondwaterstand. Dit is de gemiddelde grondwaterstand van een jaar. GHG: gemiddelde hoogste grondwaterstand. Dit is het gemiddelde peil van de drie hoogste peilstanden. GLG: gemiddelde laagste grondwaterstand. Dit is het gemiddelde peil van de drie laagste peilstanden. GVG: Gemiddeld voorjaarspeil. Het gemiddeld peil van de peilstanden op 14 maart, 18 maart en 14 april. Ten slotte zal worden nagegaan hoe het peilverloop is op langere termijn. Er zijn peilgegevens beschikbaar vanaf 1985. Deze gegevens zullen worden gebruikt om te zien hoe het gemiddelde peil in de loop der tijd is veranderd. Er wordt echter alleen een gemiddelde berekend wanneer er voldoende metingen binnen een jaar aanwezig zijn en wanneer van alle maanden resultaten beschikbaar zijn. De gegevens in de lange termijnreeks worden ook gebruikt om duurlijnen te maken. Hierbij is gekozen om gemiddelde duurlijnen te maken die telkens een periode van 8 jaar beslaan. Het voordeel hierbij is dat zeer sporadisch optredende extreme waarden minder zwaar meewegen en er dus een beter “gemiddeld” beeld wordt verkregen.
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
11
c. Grondwaterkwaliteit Om de grondwaterkwaliteit te bepalen is in de periode oktober-november 2012 en mei-juni 2013 het grondwater uit de peilbuizen verzameld voor analyse. Hierbij wordt bij voorkeur als eerste de peilbuis leeggepompt waarna het vers toegestroomde grondwater voor de analyses wordt gebruikt. Het grondwater wordt zodanig gewonnen zodat er geen contaminatie optreedt met zuurstof. Een deel van het grondwater werd gebruikt om ter plekke de pH en de EGV te bepalen. Hiervoor is een Ph-Egv meter, type 18.50.01 fa. Eijkelkamp gebruikt. De monsters met grondwater zijn binnen 24 uur na het nemen naar het lab ( Aqualab-Zuid te Werkendam, geaccrediteerd * sterlaboratorium) gebracht waar ze onmiddellijk zijn geanalyseerd. In het laboratorium zijn de volgende parameters bepaald: Na+, Ca2+, Mg+, K+, Al3+, Fe, Cl, SO42-, HCO3-, NO22-, NO3- en PO43-. Verwerking grondwaterkwaliteit De parameters zullen worden gebruikt om de verschillende peilbuizen te typeren. Hierbij zullen enkele methoden worden gebruikt. * De eerste is via Stiff-diagrammen. Een stiff-diagram is gebaseerd op de procentuele aandelen van bepaalde macro-ionen in de som van de kationenconcentraties (Ca, Mg Na+K; meq/l), dan wel anionenconcentraties (HCO3, SO4, Cl; meq/l). Deze percentages worden in een diagram uitgezet, met links de kationen en rechts de anionen. Aan de hand van de vorm van het diagram en de lengte van de balk kan een watermonster worden ingedeeld. Op basis van de vorm van het diagram kan dan worden bepaald of het water typerend is voor kwelgebieden of voor infiltratiegebieden (zie verder bijvoorbeeld http://www.natuurkennis.nl voor verdere uitleg). * De tweede methode is via het gebruik van een IR-EGV-Diagram. De IR-waarden worden berekend met de volgende formule (Van Wirdum, 1991): IR = Ca2+/ Ca2++Cl- (concentraties in meq l-1) De punten worden daarna in een IR-EGV-Diagram geplaatst. Hierin zijn altijd drie referentiepunten opgenomen:
At - atmoclien water: water dat chemisch lijkt op regenwater. Li - lithoclien water: gerijpt grondwater - door bodempassage verrijkt met mineralen, met name calcium en bicarbonaat. Th - thallasoclien water: ‘zeeachtig water' - water dat nog verder is verrijkt met vooral zouten, meestal afkomstig uit de grote rivieren en uit het kustgebied, waar vermenging met zoet grondwater of oppervlaktewater heeft plaatsgevonden. Standplaatsen onder invloed van thalassoclien water zijn over het algemeen voedselrijk, en hebben een brak of licht brak karakter.
Door de resultaten van de peilbuizen te vergelijken met de referentiepunten wordt duidelijk naar welk bovenstaand type water ze het sterkste neigen. De bovenstaande analyses worden gebruikt om de waterkwaliteit in de afzonderlijke peilbuizen te typeren. Als laatste zal een analyse worden gemaakt waarin wordt onderzocht of er een zekere mate van “verwantschap” is in het grondwater op en tussen de verschillende percelen. Hiervoor wordt een PCA (Principal Component Analysis) gebruikt. Dit is een zogenaamde multivariate techniek waarbij alle waterkwaliteitgegevens van een peilbuis Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
12
worden herberekend tot een set van coĂśrdinaten in een grafiek. Wanneer verschillende peilbuizen een zelfde waterkwaliteit hebben krijgen ze dezelfde coĂśrdinaten; wanneer peilbuizen sterk verschillen komen ze ver van elkaar af te liggen (voor meer achtergrond, zie o.a. Kent & Coker, 1995). Dit legt de basis om groepen te onderscheiden. Ten slotte zal, per perceel, de waterkwaliteit van nu worden vergeleken met die 1983 (voor zover dat mogelijk is). Hierbij wordt gebruik gemaakt van de gegevens van Bijlmakers en Buskens (1983).
Halsche Beemden-oost, raai van peilbuizen 11a en b,13a en b,15a en b (foto:J.v.Wesel)
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
13
3. Resultaten a. Grondwaterstanden In de analyse is gebruik gemaakt van Diver-gegevens. Voor het grootste deel lijken de resultaten “reëel“ te zijn en zijn dus betrouwbaar. In enkele peilbuizen is hier en daar een enkele meetwaarde vervangen. Dit waren plots optredende “uitschieters” die beduidend hoger of lager lagen dan de aangrenzende meetwaarden. Wellicht trad erop dat moment een zeer kortstondige verstoring op, mogelijk in de Diver zelf, die de peilmeting even stoorde. Deze waarnemingen zijn vervangen door de gemiddelde waarde van de waarneming die er aan voorafging en de eerstvolgende waarneming te nemen. Dit trad echter nauwelijks op en deze procedure is slechts enkele keren uitgevoerd. Langdurige foutieve metingen zijn ook enkele keren aangetroffen. Dit geldt zeker voor de resultaten van de ondiepe aquifer (052, figuur 3) in de Kromme Hoek. De grafiek laat een uiterst regelmatige daling zien en lijkt volledig onafhankelijk te zijn van de diepere aquifer. Dit laatste wordt verder nergens aangetroffen aangezien bij de andere peilbuizen toch enige mate van correlatie te vinden is tussen de ondiepe en diepe aquifer (zie ook verderop in deze rapportage). Op basis van het ontbreken van deze correlatie en het te stabiele patroon wordt dit resultaat als onbetrouwbaar en als foutief geaccepteerd; de grafiek wordt nog wel weergeven (figuur 7) maar deze gegevens worden niet gebruikt bij verdere analyses. Mogelijk andere fouten zijn de eerste waarnemingen (figuur 9, Halsche Beemden-oost) in de ondiepe aquifer bij peilbuis 013, en de plotselinge kortstondige peildaling die optreedt in de diepe aquifer bij peilbuis 004 (figuur 11, Halsche Beemden-west) terwijl deze daling in de ondiepe aquifer ontbreekt. De kans is waarschijnlijk dat ook dit fouten zijn maar er kan ook niet worden uitgesloten dit deze waarden binnen de natuurlijke variatie vallen van de peilschommelingen. Daarom zijn deze waarden niet aangepast en verder gebruikt. Een apart geval is het peilverloop in de peilbuis 054 op De Broskens, (figuur 6). Qua “peilbeeld” lijkt er niks mis mee te zijn maar wanneer het peil met de waterkwaliteit en de vegetatie wordt vergeleken worden duidelijke afwijkingen gevonden. Hierover zal verder in de rapportage meer worden vermeld.
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
14
 Manke Gooren Van de Manke Gooren zijn gegevens beschikbaar van zowel een ondiepe als een diepe peilbuis. De resultaten voor beide aquifers zijn identiek. Het grondwaterpeil varieert tussen de 80 cm onder maaiveld en het maaiveld waarbij het laagste peil in de periode van april tot juli wordt aangetroffen. De rest van het meetjaar ligt het peil rond het maaiveld. De duurlijnen zijn karakteristiek voor kwelgebieden.
1-3-12
1-2-12
1-1-12
1-12-11
1-11-11
1-10-11
1-9-11
1-8-11
1-7-11
1-6-11
1-5-11
peil onder mv (cm)
peil (cm onder mv)
-20
1-4-11
Overschrijdingsduur (%) -20 0
0 20 40
ondiep
60
diep
80
20
40
60
80
100
0 20 40
ondiep
60
diep
80 100
100 120
120
049
049
-80
-80
-60
-60
-40 -20
049
0 20 40 60
Peil (cm onder mv)
peil (cm onder mv)
Figuur 3. Tijdstijghoogtegrafieken en duurlijnen van de aquifer in Manke Gooren.
GHG GLG GWS GVG
80
-20 0 20 40 60
049
GHG GLG GWS GVG
80 100
100 120
-40
120
ondiep
diep
Figuur 4. Afgeleide parameters van de ondiepe (1) en diepe(2) aquifers in Manke Gooren. GHG: Gemiddelde hoogste peilstand; GLG: Gemiddelde laagste peilstand: GWS: Gemiddelde peilstand: GVG: Gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand.
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
15
overschrijdingskans (%)
1-3-12
1-2-12
1-1-12
1-12-11
1-11-11
1-10-11
1-9-11
1-8-11
1-7-11
1-6-11
1-5-11
-20
1-4-11
 De Broskens Het grondwater in De Broskens heeft in beide meetpunten duidelijk de karakteristieken van een kwelgebied (gebaseerd op de duurlijnen). Wel verschillen beide meetpunten sterk in het grondwaterpeil. In peilbuis 044 is het peilverloop voor beide aquifers identiek terwijl in peilbuis 054 deze duidelijk verschillen. De hoge peilstand in de diepere aquifer wijst waarschijnlijk op de aanwezigheid van een hogere kweldruk. In peilbuis 044 wordt een uitzonderlijk hoge grondwaterstand gemeten. Hierin staat het peil, op een kleine daling in het voorjaar na, nagenoeg het hele jaar boven het maaiveld. Ook is er nauwelijks verschil tussen beide aquifers. Dit staat in sterk contrast met het peilverloop in de andere peilbuis; het peil ligt hier duidelijk dieper en komt niet boven het maaiveld uit. Gezien het feit dat dit afwijkt van het grondwatertype en de aanwezige vegetatie (zie verderop in de rapportage) is de kans aanwezig dat dit foute metingen zijn. In het voorjaar trad in beide putten een kortstondige daling op van het grondwaterpeil. Dit patroon is ook waargenomen in de Manke Gooren.
-20 0
20 40
ondiep
60
diep
80 100
60
80
100
20 40
ondiep
60
diep
80 100
044
overschrijdingskans (%) 0 0
20
20
peil onder mv (cm)
0
40 60 ondiep
80
diep
100 120 140
054
160
044
120
1-3-12
1-2-12
1-1-12
1-12-11
1-11-11
1-10-11
1-9-11
1-8-11
1-7-11
1-6-11
1-5-11
1-4-11
120
peil onde rmv(cm)
40
0 peil onder mv (cm)
peil onder mv (cm)
0
20
20
40
60
80
100
40 60
ondiep
80
diep
100 120 140
054
160
-80 -60 -40 -20 0 20 40 60 80 100 120 140 160 180
044
042
054
Peil (cm onder mv)
peil (cm onder mv)
Figuur 5. Tijdstijghoogtegrafieken en duurlijnen van de aquifers in De Broskens.
GHG GLG GWS GVG
ondiep
-80 -60 -40 -20 0 20 40 60 80 100 120 140 160
044
042
054 GHG GLG GWS GVG
diep
Figuur 6. Afgeleide parameters van de ondiepe (1) en diepe(2) aquifer in De Broskens. GHG: Gemiddelde hoogste peilstand; GLG: Gemiddelde laagste peilstand: GWS: Gemiddelde peilstand: GVG: Gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand.
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
16
Overschrijdingskans (%)
1-3-12
1-2-12
1-1-12
1-12-11
1-11-11
1-10-11
1-9-11
1-8-11
1-7-11
1-6-11
1-5-11
1-4-11
 Kromme Hoek Het grondwaterpeil van de ondiepe aquifer fluctueert voor een groot deel van het jaar tussen 40 en 120 cm onder het maaiveld en is dus laag te noemen. Het peilniveau is wel hoger tijdens de winterperiode en het vroege voorjaar; ook dan bereikt het echter het maaiveld niet. Wanneer naar de duurlijn wordt gekeken blijkt dit de karakteristieken te hebben van een infiltratiegebied. Op basis van de peilkarakteristieken lijkt dit dus geen kwelgebied te zijn. De peilkarakteristieken van de diepere aquifer wijken sterk af van die van de ondiepere aquifer. Dit is niet het geval bij de andere resultaten waar een zekere mate van correlatie aanwezig is tussen de diepe en ondiepe aquifer. Verder ontbreken peilschommelingen, iets wat ook volledig afwijkt van de andere peilresultaten. De metingen van de diepere aquifer zijn dus niet betrouwbaar en zullen uitgesloten worden bij verdere besprekingen.
0
peil onder mv (cm)
peil onder mv (cm)
40
60
80
100
0
0 20 40 60
ondiep
80
diep
100 120 140
20
20 40 60
ondiep
80
diep
100 120 140
052
052
Figuur 7. Tijdstijghoogtegrafieken en duurlijnen van de aquifers in Kromme Hoek.
-80
-80 -60
-40 -20
052
0 20 40 60
Peil (cm onder mv)
Peil (cm onder mv)
-60
GHG GLG GWS GVG
80
-20 0 20 40 60
052
GHG GLG GWS GVG
80
100 120
-40
100 120
ondiep
diep
Figuur 8. Afgeleide parameters van de ondiepe (1) en diepe(2) aquifer in Kromme Hoek. GHG: Gemiddelde hoogste peilstand; GLG: Gemiddelde laagste peilstand: GWS: Gemiddelde peilstand: GVG: Gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand.
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
17
1-3-12
1-2-12
1-1-12
1-12-11
1-11-11
1-10-11
1-9-11
1-8-11
1-7-11
1-6-11
1-5-11
overschrijdingskans (%) 0
0
0
20
20
peil onder mv (cm)
peil onder mv(cm)
1-4-11
 Halsche Beemden-oost In het oostelijk deel van de Halsche Beemden zijn gegevens van drie peilbuizen beschikbaar. De drie peilbuizen verschillen duidelijk wat betreft het peilregime. De peilbuis die het verste van het Merkske afstaat ( 011) kent de diepste grondwaterstand t.o.v. het maaiveld. De peilstand in peilbuis 013 is hoger en ligt voor een groot deel van het jaar dicht tegen het maaiveld aan. Opvallend is het gebrek aan correlatie tussen de ondiepe en diepe aquifer in de periode april- mei, iets wat tijdens de rest van de meetperiode wel duidelijk aanwezig is. Waarschijnlijk is dit een fout in de Diver. In de peilbuis die het dichtste bij het Merkske ligt (015) is het peil het hele jaar door hoog te noemen ( > 40cm onder het maaiveld) waarbij in de zomerperiode een lichte daling optreedt. Wanneer naar de duurlijnen wordt gekeken heeft de verst van het Merkske afgelegen peilbuis de karakteristieken van een infiltratiegebied terwijl dat voor de twee anderen dat van een kwelgebied is.
40 60
ondiep
80
diep
100 120 140
20
80
100
60
ondiep
80
diep
100 120 140
011
011
overschrijdingskans (%)
-60
-60
0
peil onder mv (cm)
1-3-12
1-2-12
1-1-12
1-12-11
1-11-11
1-10-11
1-9-11
1-8-11
1-7-11
1-6-11
1-4-11
-20
1-5-11
-80
-40
Peil onder mv (cm)
60
40
-80
ondiep diep
20 40 60 80
-40 -20 0
20
40
60
80
100
0
ondiep diep
20 40 60 80
100
100
013
overschrijdingskans (%)
1-3-12
1-2-12
1-1-12
1-12-11
1-11-11
1-10-11
1-9-11
1-8-11
1-7-11
1-6-11
1-5-11
-20
1-4-11
013
-40
-30
0
-20 peil onder mv (cm)
peil onder mv(cm)
40
20 40
ondiep
60
diep
80 100
-10 0
20
40
60
80
100
0 ondiep
10
diep
20 30 40
120 140
50
015
015
-80
-80
-60
-60
-40 -20
011
013
015
0 20 40 60
Peil (cm onder mv)
Peil (cm onder mv)
Figuur 9. Tijdstijghoogtegrafieken en duurlijnen van de aquifers in Halsche Beemden-oost.
GHG GLG GWS GVG
80
-20 0 20 40 60
011
013
015
GHG GLG GWS GVG
80
100 120
-40
100
ondiep
120
diep
Figuur 10. Afgeleide parameters van de ondiepe (1) en diepe(2) aquifer in Halsche Beemden-oost. GHG: Gemiddelde hoogste peilstand; GLG: Gemiddelde laagste peilstand: GWS: Gemiddelde peilstand: GVG: Gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand.
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
18
Halsche Beemden-west In het westelijke deel van de Halsche Beemden wordt voor het grondwaterpeil een beeld gevonden dat overeenstemt met het oostelijke deel. Er geldt dus dat het peil t.o.v. het maaiveld hoger wordt naarmate de peilbuis dichter bij het Merkske ligt. Bij de twee verder gelegen peilbuizen (001 en 003) treedt in de zomerperiode een duidelijke daling op. Bij peilbuis 004 treedt in de diepere aquifer een kortstondige maar sterke daling van het grondwaterpeil op (november). Gezien het plotselinge karakter van deze daling, en het ontbreken van een daling bij de ondiepe aquifer is de kans reëel dat er sprake is van een meetfout. Voor de duurlijnen geldt ook in dit deel van de Halsche Beemden dat ver van het Merkske sprake is van een infiltratiegebied terwijl op de rest van het perceel sprake is van een kwelgebied.
1-3-12
1-2-12
1-1-12
1-12-11
1-11-11
1-10-11
1-9-11
1-8-11
1-7-11
1-6-11
overschrijdingskans (%) -20 -10 0
0 10 20
ondiep
30
diep
40 50
peil onder mv (cm)
peil onder mv (cm)
-10
1-5-11
-20
1-4-11
.
60
60
80
100
20
ondiep
30
diep
40 50 70
-40 -20 0
0 20 ondiep
40
003
Overschrijdingskans (%)
1-3-12
1-2-12
1-1-12
1-12-11
1-11-11
1-10-11
1-9-11
1-8-11
1-7-11
1-6-11
1-5-11
1-4-11
003
diep
60 80
peil onder mv (cm)
Peil onder mv (cm)
-20
40
60
70
-40
20
0 10
100
20
40
60
80
100
0 20 ondiep
40
diep
60 80 100
120
120
004
004
Figuur 11. Tijdstijghoogtegrafieken en duurlijnen van de aquifers in Halsche Beemden-west.
-80
-80 -60
-40 -20
001
003
004
0 20 40 60
GHG GLG GWS GVG
Peil (cm onder mv)
Peil (cm onder mv)
-60
80
-20 0 20 40 60
001
003
004
GHG GLG GWS GVG
80
100 120
-40
100 120
ondiep
diep
Figuur 12. Afgeleide parameters van de ondiepe (1) en diepe(2) aquifer in Halsche Beemden-west. GHG: Gemiddelde hoogste peilstand; GLG: Gemiddelde laagste peilstand: GWS: Gemiddelde peilstand: GVG: Gemiddelde voorjaarsgrondwaterstand.
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
19
b. Correlaties waterpeil tussen de peilbuizen Om na te gaan in hoeverre het grondwater in de verschillende peilbuizen met elkaar “verbonden” is wordt de correlatie tussen deze getest. Wanneer blijkt dat de correlatie hoog is kan de waterstand in een peilbuis worden afgeleid uit de resultaten van een andere peilbuis. Om de manier van werken te illustreren is hier een voorbeeld verder uitgewerkt waarbij de correlatie in de ondiepe aquifer tussen peilbuis 001 en peilbuis 003 op de Halsche Beemdenwest wordt toegelicht. Als eerste stap zijn de gemiddelde 1 vs. 3 2011 2012 waterstanden per maand bepaald (figuur 13a). Dit is gedaan voor de twee peilbuizen -20 in kwestie. Voor iedere maand worden zo 0 twee waarden gegenereerd (een voor iedere 20 40 peilbuis). Deze twee waarden (per maand) 60 leggen de basis voor de correlatieve toets. 80 april
maart
februari
januari
december
november
oktober
september
augustus
juli
juni
mei
april
ondiep
peil (cm onder mv)
maart
ondiep
1ondiep 3ondiep
100
y = 0,48x - 13,1 R 2 = 0,85
peil (cm onder mv), 3
ondiep
1 ondiep vs. 3 ondiep 40 30 20 10 0 -10
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
-20 peil (cm onder mv), 1ondiep
Als volgende stap wordt beide waarden (gemiddeld peil per maand) tegen elkaar geplot (figuur 13b). Hiermee ontstaat een functie (y= ax+b) die aan geeft hoe met de waarden van een peilbuis de waarden van de andere peilbuis worden berekend. Ook wordt een correlatie gekregen, namelijk de r2. Dit is als het ware een maat die aangeeft hoe “sterk” de relatie in de gevonden functie is. In deze studie varieert de waarde van de r2 tussen 0 en 1.
Figuur 13a en b. Maandgemiddelde waarden (a) en Correlatie tussen de maandgemiddelden (b).
Wanneer de r2 0 is, is de relatie zoals weergeven via de functie, uiterst zwak; als r2 1 is, is de relatie zeer sterk. De functie is dan als zeer betrouwbaar te beschouwen om waarden van een peilbuis te bereken met de resultaten van een andere peilbuis. De correlatie tussen beide peilbuizen is dus sterk. In het voorbeeld is de correlatie tussen peilbuizen een en drie (ondiepe aquifer) heel sterk te noemen. In dit hoofdstuk worden verder de functies en de r2 weergeven; beide bijbehorende grafieken staan vermeld in de bijlagen. Hierbij is geen correlatie uitgevoerd in Kromme Hoek. Dit komt omdat de resultaten van de diepere aquifer onbetrouwbaar zijn. Voor de grafieken wordt verwezen naar Bijlage 3. Tabel 2. Relatie (functie) en Correlatie tussen peilbuizen en aquifers in Manke Gooren.
Gebied peilbuis peilbuis Functie r2 correlatie Manke Gooren 049ondiep 049diep y = 1,1x - 8,3 0.82 sterk In Manke Gooren kon alleen de relatie en correlatie tussen de diepe en ondiepe aquifer van peilbuis 049 worden onderzocht. Deze blijkt sterk te zijn met een correlatie van 0.82.
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
20
Tabel 3. Relatie (functie) en Correlatie tussen peilbuizen en aquifers in De Broskens.
Gebied peilbuis peilbuis Functie r2 correlatie De Broskens 044ondiep 054ondiep y = 0,69x + 47,0 0.92 sterk 044diep 054diep y = 0,70x + 19,5 0.84 sterk 044ondiep 044diep y = 1,1x - 10,5 0.94 sterk 054ondiep 054diep y = 1,2x - 43,7 0.91 sterk In De Broskens is een sterke correlatie aanwezig tussen de peilbuizen aangezien bijna alle r2waarden hoger zijn dan 0.9. Dit geld zowel binnen de peilbuizensets (“ondiep vs. diep”) maar ook binnen de verschillende peilbuizensets (“044 vs. 054”). Tabel 4. Relatie (functie) en Correlatie tussen peilbuizen en aquifers in Halsche Beemden-oost.
Gebied peilbuis peilbuis Halsche beemden-oost 011ondiep 013ondiep 011ondiep 015ondiep 013ondiep 015ondiep 011diep 013diep 011diep 015diep 013diep 015diep 011ondiep 011diep 013ondiep 013diep 015ondiep 015diep
Functie y = 0,22x - 8,16 y = 0,17x + 13,1 y = 0,30x + 21,1 y = 0,21x + 7,2 y = 0,14x - 1,4 y = 0,50x - 3,7 y = 0,80x + 23,5 y = 0,63x + 16,6 y = 1,3x – 22,9
r2 0.14 0.69 0.27 0.20 0.24 0.85 0.64 0.21 0.94
correlatie zwak matig zwak zwak zwak sterk matig zwak sterk
In de Halsche Beemden-oost is de correlatie tussen de peilbuizen nagenoeg overal matig of zwak. Alleen bij peilbuis 015 is er een sterke relatie tussen beide aquifers. Ook voor de diepere aquifer tussen peilbuis 013 en 015 is een sterke correlatie aanwezig. Tabel 5. Relatie (functie) en Correlatie tussen peilbuizen en aquifers in Halsche Beemden-west.
Gebied peilbuis peilbuis Halsche beemden west 001ondiep 003ondiep 001ondiep 004ondiep 003ondiep 004ondiep 001diep 003diep 001diep 004diep 003diep 004diep 001ondiep 001diep 003ondiep 003diep 004ondiep 004diep
Functie y = 0,48x - 13,1 y = 0,19x + 4,8 y = 0,33x + 10,2 y = 0,49x - 5,3 y = 0,29x - 2,8 y = 0,56x + 0,32 y = 0,93x + 0,18 y = 1,0x + 6,9 y = 1,7x - 12,6
r2 0.85 0.81 0.64 0.78 0.33 0.39 0.95 0.98 0.52
correlatie sterk sterk matig matig zwak zwak sterk sterk matig
Ook in de Halsche Beemden-west zijn de meeste correlatieve waarden matig of zwak maar er worden, in vergelijking met de oostelijke Halsche Beemden, ook enkele sterkere correlaties gevonden. Deze worden met name in de ondiepere aquifer aangetroffen. Dit is tussen peilbuizen 001 en 003 (voor beide aquifers). Op basis van het peilregime kan een van deze peilbuizen dus worden opgeheven. Concreet betekent dit dat in Manke Gooren en De Broskens een Diver in principe voldoende is. De overige waterstanden kunnen dan betrouwbaar worden berekend vanuit deze resultaten. Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
21
In de Halsche Beemden-west is dankzijde sterke correlatie tussen peilbuizen 1 en 3 voldoende om in een van deze peilbuizen de waterstand te blijven meten.
c. Verloop van de grondwaterstanden op lange termijn. Ten slotte is nagegaan of het peil op lange termijn is veranderd. Hiervoor wordt het jaargemiddelde gebruikt. In Manke Gooren steeg het peil duidelijk, dit in beide aquifers. De sterkste stijging vond plaats aan het begin van de jaren ’90 (figuur 14). In beide aquifers zijn de duurlijnen karakteristiek voor kwelgebieden. De vorm blijft in beide aquifers identiek door de tijd maar komt steeds hoger te liggen (figuur 15).
jaar 1985
1990
1995
2000
2005
2010
2015
peil onder mv (cm)
0 20 ondiep
40
diep
60 80 100
049
Figuur 14. Gemiddeld grondwaterpeil in Manke Gooren.
overschrijdingskans
overschrijdingskans 0
0,2
0,4
0,6
0,8
-20 0
1
20 40
1987-1994
60
1995-2002
80
2003-2010
peil onder mv (cm)
peil onder mv(cm)
0,4
0,6
0,8
1
0
0
100 120
0,2
20 40 60 80 100
1987-1994 1995-2002 2003-2010
120 140
049 ondiep
160
049 diep
Figuur 15. Duurlijn in Manke Gooren.
In De Broskens wordt eveneens een sterke peilstijging waargenomen in peilbuis 044. Tussen 2000 en 2005 stijgt het peil spectaculair waarna dit voor de rest van de meetperiode zo hoog blijft. Ook hier geven de duurlijnen aan dat het gebied bij peilbuis 044 al die tijd als kwelgebied kan worden beschouwd in alle perioden. Van de andere peilbuis op De Broskens zijn minder gegevens beschikbaar. Hierbij moet worden opgemerkt dat voor de ondiepere aquifer een deel van de gemiddelden (periode1993-1995) niet is weergegeven. De reden hiervoor is dat deze punten geen enkele relatie toonden met de diepere aquifer, iets wat bij de latere peilgemiddelden en zowat bij alle andere peilbuizen wel het geval was. Wel wordt duidelijk is dat beide aquifers sterk verschillen in peilniveau en dat dit minimaal vanaf 2000 het geval is. Het peil steeg vanaf 1995 sterk maar, in tegenstelling tot peilbuis 044, bleef dit hoge peil niet gehandhaafd (figuur 16 en 17).
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
22
jaar
jaar 1985
-40 1990
1995
2000
2005
2010
1995
2000
2005
2010
2015
0
2015
0
peil onder mv (cm)
peil onder mv (cm)
-201985
1990
20 ondiep
40
diep
60 80 100
044
120
20 40 ondiep
60
diep
80 100 120
054
Figuur 16. Gemiddeld grondwaterpeil in De Broskens . overschrijdingskans
overschrijdingskans
-100
-50 0
0,2
0,4
0,6
0,8
peil onder mv(cm)
peio onder mv (cm)
0 -50
1
0
1987-1994
50
1995-2002 2003-2010
100 150
44 ondiep
200
0,2
0,2
0,4
0,6
0,8
1
1987-1994
50
1995-2002 2003-2010
150
44 diep
200
overschrijdingskans 0,8
1
0
0
0,2
0,4
0,6
0,8
1
0
20
peil onder mv(cm)
peil onder mv (cm)
0,6
100
overschrijdingskans -20 0
0,4
0
40 60
1995-2002
80
2003-2010
100 120 140
54 ondiep
160
50 100
1995-2002
150
2003-2010
200 250
54 diep
Figuur 17. Duurlijnen in De Broskens.
Het jaargemiddelde grondwaterpeil in de Kromme Hoek is consistent laag maar kent wel grote schommelingen tussen de jaren. Of hier ook een stijging van het peil aan het begin van de jaren ’90 optrad kan niet met zekerheid worden gezegd wegens te weinig gegevens maar dit lijkt wel het geval te zijn. In deze periode gevende duurlijnen aan dat hier sprake is van een infiltratiegebied (figuur 18 en 19).
jaar 1985
1990
1995
2000
2005
2010
2015
peil onde mv (cm)
0 20
?
40
ondiep diep
60 80 100
052
Figuur 18. Gemiddeld grondwaterpeil in Kromme Hoek
overschrijdingskans 0
0,2
0,4
0,6
overschrijdingskans 0,8
1
0
20 40 60
2003-2010
80 100 120 140
peil onder mv(cm)
peil onder mv (cm)
0
10 ondiep
Figuur 19. Duurlijnen in Kromme Hoek.
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
23
0 20 40 60 80 100 120 140 160 180
0,2
0,4
0,6
0,8
1
2003-2010
10 diep
In de Halsche Beemden varieert het peilverloop. In de peilbuizen die het verst van het Merkske staan blijft het peil consistent laag of treedt slechts een beperkte stijging van het peil op. In de overige peilbuizen is het peil duidelijk is gestegen. Net als bij de andere percelen trad de sterkste stijging aan het begin van de jaren ‘90 op. Wat betreft de duurlijnen wordt duidelijk dat in de peilbuizen die het verst van het Merkske staan er in de gemeten periode sprake is van een infiltratiegebied terwijl dicht bij het Merkske sprake is van een kwelgebied. De tussenliggende peilbuizen nemen een intermediaire positie in. Uit deze resultaten wordt duidelijk dat in de meeste percelen het peil duidelijk is gestegen. Hierbij valt het “plotselinge” karakter van deze stijging op die nagenoeg altijd in de vroege jaren ’90 optreedt. Hoe dit komt kan niet uit deze gegevens worden afgeleidt. Mogelijk is er in die periode een verhoging van het waterpeil in het Merkske opgetreden waardoor afvoer van kwelwater wordt gestagneerd. Een andere optie kan zijn dat de ontwatering door demping, verlanding en/of het achterwege blijven van onderhoud aan sloten en greppels, is veranderd. (figuur 20 en 21). Wat betreft de duurlijnen zijn de gebieden nauwelijks veranderd. Of een gebied dus als kwelgebied of als infiltratiegebied functioneert, is dus al sinds de jaren ‘80 stabiel. (figuur 22 en 23).
jaar 1985
1990
1995
2000
jaargemiddelde 2005
2010
2015
1985
1990
1995
2000
2005
2010
2015
0
20 ondiep
40
diep
60 80 100
peil onder mv (cm)
peil onder mv (cm)
0
20 40 ondiep
60
diep
80 100
011
013
jaar 1985
1990
1995
2000
2005
2010
2015
peil onder mv(cm
0 20 ondiep
40
diep
60 80 100
015
Figuur 20. Gemiddeld grondwaterpeil in Halsche Beemden-oost.
jaar 1990
1995
2000
jaar 2005
2010
2015
-20 1985
peil onder mv(cm)
20 ondiep
40
diep
60 80
peil onder mv (cm)
1985 0
100
2000
2005
2010
2015
20
ondiep
40
diep
60 80 100
003
jaar
peil onder mv (cm)
1995
0
001
-20 1985
1990
1990
1995
2000
2005
2010
2015
0 20 40
ondiep diep
60 80 100
004
Figuur 21. Gemiddeld grondwaterpeil in Halsche Beemden- west. Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
24
overschrijdingskans 0
0,2
0,4
0,6
overschrijdingskans
0,8
1
0
20 40
1997-1994
60
1995-2002 2003-2010
80 100
011 ondiep
120
0,8
1
50 1987-1994 1995-2002 150
2003-2010
200
011 diep
250
0,2
0,4
0,6
overschrijdingskans 0,8
1
20 1987-1994
40
1995-2002 60
2003-2010
80
peil onder mc(cm)
0 peil onder mc (cm)
0,6
100
overschrijdingskans -20 0
100
013 ondiep
120
-20 0 0 20 40 60 80 100 120 140 160 180
0,2
0,6
0,8
1
1995-2002 2003-2010
013 diep
overschrijdingskans -40
0,2
0,4
0,6
0,8
1
1987-1994 1995-2002 2003-2010
peil onder mv (cm)
-20 -10 0 0 10 20 30 40 50 60 70 80
0,4
1987-1994
overschijrdingskans
peil onder mv (cm)
0,4
0 peil onder mv (cm)
peil onder mv (cm)
0
0,2
-20 0
0,2
0,4
0,6
0,8
1
0 1987-1994
20
1995-2002 40
2003-2010
60 80
015 diep
100
015 ondiep
Figuur 22. Duurlijnen in Halsche Beemden-oost.
overschrijdingskans 0,2
0,4
0,6
overschrijdingskans 0,8
1
-20 0
0
0
20
20
40
1987-1994
60
1995-2002
80
2003-2010
100
peil onder mv
peil onder mv
-20 0
120
0,2
1
40
1987-1994
60
1995-2002
80
2003-2010
100
001 diep
160
overschrijdingskans 0,0
0,2
0,4
0,6
overschrijdingskans 0,8
1,0
0 20
1987-1994
40
1995-2002 2003-2010
60 80
peil onder mv (cm)
peil onder mv (cm)
0,8
140
001 ondiep
160
003 ondiep
100
-60 -40 -20 0 0 20 40 60 80 100 120 140
0,2
0,6
0,8
1
1995-2002 2003-2010
003 diep
overschrijdingskans -30 -20
0,2
0,4
0,6
0,8
1 1987-1994 1995-2002 2003-2010
peil onder mv (cm)
-30 -20 -10 0 0 10 20 30 40 50 60 70
0,4
1987-1994
overschrijdingskans
peil onder mv (cm)
0,6
120
140
-20
0,4
0 10 20 30
0,2
0,4
0,6
0,8
1 1987-1994 1995-2002 2003-2010
40 50
004 ondiep
60
Figuur 23. Duurlijnen in Halsche Beemden-west.
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
-10 0
25
004 diep
Conclusies grondwaterpeil Kwaliteit gegevens De meeste peilresultaten zijn betrouwbaar. Alleen de resultaten van de ondiepe aquifer in Kromme Hoek is fout. Gebaseerd op de waterkwaliteit en de vegetatie lijken de resultaten van peilbuis 054 in De Broskens ook niet te vertrouwen maar alleen op basis van het peil kan dat niet worden gezegd. Mogelijke andere fouten zijn korte meetreeksen in de ondiepe aquifer in peilbuis 013 (Halsche Beemden-oost) en de diepe aquifer in peilbuis 004 (Halsche Beemden–west) maar dit is niet met zekerheid te bepalen. Manke Gooren Het huidige grondwaterpeil in Manke Gooren is hoog en ligt voor de grootste deel van het jaar net onder het maaiveld.
Uit de lange termijnanalyse blijkt dat dit iets recentelijk is; in de jaren ‘80 van de vorige eeuw lag het peil duidelijk lager maar sindsdien is het gemiddelde grondwaterpeil duidelijk gestegen.
De Manke Gooren is een kwelgebied. Dit is het al sinds de jaren ’80.
Tussen het peil in beide aquifers wordt een zeer hoge correlatie aangetroffen. Dit betekent dat het meten van een aquifer meting voldoende peilinformatie kan leveren voor beide aquifers. Het maakt niet uit welke je blijft meten.
De Broskens Het grondwaterpeil in De Broskens varieert sterk en verschilt ongeveer 60cm, waarbij het diepere grondwater wordt aangetroffen in het perceelsdeel dat dichter bij het Merkske ligt.
Uit de lange termijnanalyse blijkt dat het peil tijdens de jaren ’80 hoog was (net onder maaiveld), maar dat daarna een daling inzette die aanhield tot begin 2000. Sindsdien is het peil weer gestegen en is het hoge peilniveau van de jaren 80 weer bereikt.
De Broskens is een kwelgebied. Dit is het al sinds de jaren ’80.
Het peil in de verschillende meetputten en aquifers kent een zeer hoge correlatie. Dit betekent dat het meten van een aquifer meting voldoende peilinformatie kan leveren voor beide aquifers. Het maakt niet uit welke je blijft meten.
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
26
Vervolg Conclusies grondwaterpeil Kromme Hoek De gegevens van de ondiepe aquifer in de Kromme Hoek zijn onbetrouwbaar en worden buiten beschouwing gelaten. Het peil in de dieper aquifer ligt diep voor het grootste deel van het jaar.
Ook de lange termijngegevens zijn beperkt. Uit de beschikbare periode blijkt dat het grondwaterpeil laag ligt.
De Kromme Hoek is een infiltratiegebied.
Halsche Beemden-oost/west Beide deelpercelen van de Halsche Beemden vertonen min of meer dezelfde resultaten en worden dus samen besproken.
Het grondwaterpeil binnen de Halsche Beemden varieert sterk en varieert van laag (ongeveer een meter onder maaiveld voor het grootste deel van het jaar) tot hoog (net onder maaiveld). Hierbij wordt de laagste grondwaterstand aangetroffen in het deel van het perceel dat het verst van het Merkske afligt.
Uit de lange termijndata blijkt dat het grondwaterpeil in het perceel dat het verste van het Merkske afligt consistent laag is. In de delen die dichter bij het Merkske heeft een stijging plaats gevonden die optrad rond 1995. Deze stijging is vooral sterk in het perceel dicht tegen het Merkske aan.
Binnen de Halsche Beemden zijn zowel infiltratiegebieden als kwelgebieden aanwezig. Het kwelgebied ligt dicht tegen het Merkske aan, het infiltratiegebied ver van het Merkske. Deze gebieden zijn al langere tijd als zodanig aanwezig.
Wat betreft de correlatie is er veel variatie in de Halsche Beemden waarbij het peil tussen veel peilbuizen matig tot zwak is gecorreleerd. Om de kwaliteit van de peilgegevens te waarborgen is het nodig om in nagenoeg alle peilbuizen de peilstand te blijven meten.
Alleen tussen peilbuizensets 001 en 003 is een zeer sterke correlatie te vinden; het is dus voldoende om het peil in een van deze peilbuizen te blijven meten.
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
27
d. Grondwaterkwaliteit Monstername en weggevallen monsters Om op een betrouwbare manier watermonster te krijgen moet via een bepaald protocol worden gewerkt. Zo moet de peilbuis eerst leeg worden gepompt waarna het vers ingestroomde grondwater wordt bemonsterd. Met deze methode wordt de kans dat men representatief grondwater in handen krijgt verhoogd. Helaas blijkt vaak in de praktijk dat aan deze theoretische voorwaarden niet exact kan worden voldaan; dit was ook het geval in deze studie. Sommige peilbuizen bleken na het leegpompen zich niet of slechts uitermate traag weer te vullen (Halsche beemden, buis 011A en 001A). In enkele gevallen beschikten wij dus niet over voldoende toegestroomd vers grondwater om alle parameters te kunnen bepalen. Ionenbalans Als eerste stap is de “kwaliteit” van de monsters nagegaan door een ionenbalans te op te stellen. Deze balans geeft de verhouding weer tussen de positieve en negatieve lading binnen een monster en bij ideale condities is deze 1. De resultaten hiervan staan in Bijlage 4 evenals de waarden van de verschillende parameters. Hieruit blijkt dat voor het merendeel van de watermonsters een hoge mate van evenwicht wordt aangetroffen (tussen 0.8 en 1.2) en dat de monsters dus “te vertrouwen”zijn. Enkelen weken hiervan af namelijk Halsche Beemdenwest; de ondiepe aquifer bij peilbuis 001 in de zomer, de diepe aquifer bij peilbuis 004 in de winter, en in Kromme Hoek de ondiepe aquifer van peilbuis 052 in zowel de winter als de zomer. Bij nadere beschouwing bleken deze monsters echter geen afwijkende ionenconcentraties te vertonen. Als verder het lage aantal watermonsters in ogenschouw wordt genomen is besloten om ook deze monsters mee te nemen in de verdere analyse. Stiff-diagrammen Voor ieder afzonderlijk watermonster is een stiff-diagram gemaakt, dit voor zowel de zomerals de winterresultaten. Voor deze diagrammen, zie Bijlage 5. De stiff-diagrammen bleken tot ruwweg vier categorieën te kunnen worden gegroepeerd (zie figuur 24 voor een voorbeeld van elk type). Het eerste type is karakteristiek voor gebieden waar het grondwater relatief recentelijk in de bodem is geïnfiltreerd. Het water heeft nog niet de tijd gehad om significant verrijkt te worden met bufferende ionen zoals calcium- en bicarbonaat. De concentratie van deze ionen zijn dus laag en nemen een relatief klein aandeel in het stiff-diagram in. Het tweede type is vergelijkbaar met type I maar kent een relatief hoog aandeel aan chloridenionen. Ook de sulfaatconcentraties zijn duidelijk hoger De verrijking met zowel chloriden- als sulfaationen duidt op beïnvloeding door de landbouw. Het vierde type is kenmerkend voor oude kwel die reeds lang door de bodem heeft gestroomd. Het grondwater is hierdoor sterk verrijkt met o.a. calcium- en bicarbonaationen. De calciumconcentraties van het watermonster liggen grotendeels boven de 45 mg/l, die van bicarbonaat boven de 140 mg/l. Dit zijn duidelijk hogere concentraties als bij de andere watertypen. Type drie is een overgangvorm tussen type een en type vier en is dus als matig oude kwel te beschouwen.
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
28
Figuur 24. Voorbeelden van de vier verschillende stiff-diagramtypen (voor de stiff-diagrammen per peilbuis, zie bijlage V). Van links naar rechts: a. infiltratiegebied; b. infiltratiegebied met verhoogde chloridengehaltes; c. kwelgebied met matig oud grondwater; d. kwelgebied met ouder grondwater. Tabel 6. Overzicht van waar de verschillende stiff-diagrammen worden aangetroffen (a t/m d, zie figuur 24). Verder staan de concentraties (mg/l) van de hiervoor relevante ionen vermeld, evenals de pH. 2+
Perceel Manke Gooren
buis Aquifer Seizoen a. b. c. d. pH Ca 049 O w 6,6 49 z 7,0 42 049 D w 6,6 54 z 6,9 41 042 O z De Broskens 7,0 61 D z 7,2 48 044 O w 6,7 82 D w 7,1 83 054 O w 6,9 85 z 7,2 82 D w 6,7 68 057 D w 7,1 54 z 7,3 54 052 O w Kromme Hoek 6,0 16 z 5,4 10 D w 6,9 24 z 6,4 26 O z Halsche Beemden-oost 011 6,5 14 D w 6,1 26 z 6,1 27 013 O w 6,5 28 z 6,5 17 D w 7,0 14 z 6,6 17 015 O w 7,2 22 z 6,8 21 D w 7,4 22 z 7,4 22 O z Halsche Beemden-west 001 6,3 18 D w 6,9 19 z 6,5 18 004 O w 6,8 17 z 7,4 14 D w 6,8 16 z 6,8 16 056 D w 7,1 16 z 6,7 19

Verspreiding verschillende grondwatertypen
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
29
Mg
+
+
+
-
2-
HCO3 SO4
-
Na
K
Cl
1,6
3,7
0,2
156
0,5
2,2
5,1
1,3
141
0,5
7
2,2
5,7
0,05
194
0,5
10
2,1
4,5
1,6
180
0,5
3
6,2
5,7
1,1
226
0,5
6
5,3
5,8
2,2
187
0,5
8
9,1
7,1
0,1
317
0,5
6
9,1
6,8
0,4
317
0,5
7
8,1
6,9
0,2
328
0,5
3
7,5
6,6
0,9
310
0,5
5
6,6
6,8
0,6
260
0,5
8
5,6
0,3
0,8
204
0,5
11
1,7
7,2
0,9
209
0,5
11
4,5
5,2
3,7
36
16
13
1,2
3,6
0,4
23
0,5
6
3,8
7,2
1,3
100
0,5
15
3,9
7,3
1,1
99
0,5
15
1,8
2,5
0,6
39
10
4
4,9
19
3,2
3
57
51
4,9
18
2,6
23
64
48
4,4
3,3
0,7
81
9
5
3,6
7
1,7
85
1
8
3,7
8,3
1,1
92
1
10
10
4
8,1
0,9
94
0,5
10
4,4
6,4
0,2
99
0,5
8
4,2
6,6
1
99
0,5
9
4,1
6,3
0,7
98
0,5
9
3,8
6,3
1,2
101
0,5
9
4,5
7
0,9
50
10
15
4,4
8,6
1,2
49
17
26
4,6
9
1,9
63
21
26
4,8
6,6
0,05
107
0,5
9
4,2
6,6
0,2
74
0,5
9
4,3
6,6
0,6
77
2
8
4,3
7,2
2,1
85
0,5
10
4,9
7
1,1
132
0,5
9
5,5
7,5
1,3
104
0,5
10
In tabel 6 staat vermeld waar de verschillende grondwatertypen zijn aangetroffen. Opvallend is dat, uitgezonderd in de ondiepe aquifer in de Kromme Hoek, de watertypen geen verschil tonen tussen de winter- en zomerperiode. De grondwaterkwaliteit in het Merkske is dus constant en bij eventuele latere kwaliteitsmetingen kan er worden volstaan met 1 meting per jaar. Het grondwater in De Broskens en Manke Gooren behoort tot het vierde type, dus oud en sterk met calcium- en bicarbonaatconcentraties verrijkt. Dit geldt voor beide aquifers. In beide percelen komt dus goed gebufferd grondwater tot dicht aan de oppervlakte, iets wat kansen biedt voor soorten van gebufferde, vochtige tot natte standplaatsen. In de Kromme Hoek worden er in de ondiepe aquifer twee verschillende watertypen aangetroffen. In de zomerperiode is dit matig oude kwel, wat overeenstemt met de diepere aquifer, terwijl in de winter het stiff-diagram kenmerken heeft van een infiltratiegebied. Een mogelijk verklaring kan worden gegeven door het lage grondwaterpeil in dit perceel. Deze is ook niet hoog in de winterperiode, wanneer er sprake is van een hogere neerslag. Dit regenwater kan dan ongestoord de bodem infiltreren waarbij het de aanwezige, matig oudere kwel zodanig verdunt dat het de kenmerken van een infiltratiegebied krijgt. In de diepere aquifer is het type kwel consistent (matig oude kwel). In het oostelijke deel van de Halsche Beemden varieert het grondwatertype duidelijk en zijn twee grondwatertypen aanwezig. In het grootste deel van dit perceel duidt het stiff-diagram matig oud grondwater aan. Er moet wel worden opgemerkt dat op basis van het stiff-diagram dit grondwater van minder diep komt als het grondwater in De Broskens/Manke Gooren (zie het lagere aandeel van bicarbonaat en calcium in de Halsche Beemden). Het grondwatertype dat verder van het Merkske af in dit perceel aanwezig is, is typisch voor infiltratiegebieden maar wel de variant waarbij verrijking door chloride (en sulfaat) heeft plaatsgevonden. Dit kan beteken dat landbouwinvloeden deze zone van dit perceel beĂŻnvloeden. Het patroon in het westelijke deel van de Halsche Beemden is hier min of meer gelijk aan. In een groot deel van het perceel wordt oud grondwater aangetroffen (in beide aquifers) terwijl in het deel dat het verste van het Merkske ligt grondwater wordt aangetroffen dat meer kenmerken van infiltratiewater heeft. In tegenstelling tot de oostelijke Halsche Beemden is dit water niet verrijkt met sulfaat en chloride.
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
30
1,2 1,0
Li Br
IR (%)
0,8
Mg
0,6
Kh HbO
0,4
HbW
0,2
Th
At
0,0 1
10
100
1000
10000
EGV (µs. m -1)
Figuur 25. IR-EGV-diagram. Weergeven staan de waarden van de verschillende meetpunten (HbW; Halsche Beemden-west; HbO: Halsche Beemden-oost; Kh: Kromme Hoek; Br: De Broskens; Mg: Manke Gooren, en drie karakteristieke punten. Li: Lithoclien (grondwater); At: Athmoclien (regenwater); Th: Thallassoclien (zeewater).
IR-EGV In figuur 25 staan de resultaten weergeven in een IR-EGV diagram. Hiermee kan, in aanvulling op de stiff-diagrammen, worden nagegaan in hoeverre een bepaald punt overeenkomt met de drie karakteristieke punten. Duidelijk wordt dat het grondwater van alle percelen dicht bij het lithocliene type liggen. Het grondwater van de Halsche Beemden en Kromme Hoek liggen wel dichter bij het athmocliene watertype in vergelijking met het grondwater van De Broskens en Manke Gooren. Relatief gezien hebben deze punten dan ook een hoger aandeel van regenwater. Is er invloed van vervuiling? In gebieden waarin geen zout of zilt water mag worden verwacht kan de chloridenconcentratie als een indicator voor vervuiling worden gebruikt (Kemmers & van Wirdum, 1988; zie voor gebruik van deze methoden ook bijvoorbeeld Geurts en Giesen, 2005). Hierbij worden de volgende klassen gehanteerd:
Schoon: Matig vervuild: Vervuild:
0-17.5 mg/l chloride 17.5-35 mg/l chloride > 35 mg/l chloride
Wanneer deze klassen worden aangehouden worden er op twee plaatsen (matig) vervuild water aangetroffen, dit zowel in de zomer als in de winter. Dit geldt voor beide delen van de Halsche Beemden. Het wordt echter alleen aangetroffen in de peilbuizen die het verst van het Merkske afliggen. Dit houdt dus mogelijk in dat de landbouwinvloeden de rand van deze percelen hebben bereikt.
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
31
Figuur 26. PCA . HbW; Halsche Beemden- west; HbO: Halsche Beemden -oost; Kh: Kromme Hoek; Br: De Broskens; Mg: Manke Gooren . De ovalen duiden de verschillende groepen aan.. Rood: infiltratiewater: lichtblauw: matig oud grondwater; donkerblauw: oud grondwater.
Tabel 7. Gemiddelde waarden voor de drie onderscheiden watertypen in figuur 22.
pH/Buffer
Nutriënten
Overige
pH HCO3 (mg/l) Ca (mg/l) Mg (mg/l) K (mg/l PO4 (mg/l) NH4 (mg/l) NO3 (mg/l) -1 EGV (µs.m ) SO4 (mg/l) Cl (mg/l) Na (mg/l) Fe (mg/l)
Infiltratie
matig Oud
6,3
6,8
6,9
34,5
86,2
233,0
21,2
18,6
61,8
4,7
4,0
5,2
2,5
0,9
0,8
0,1
0,3
0,2
0,3
0,2
0,1
0,9
2,7
1,5
296,3
221,3
528,6
35,0
2,1
0,5
32,8
9,4
7,2
12,0
6,4
5,6
6,4 5,4 Aantal waarden per groep: infiltratie = 5; matig oud =19 en Oud II = 13.
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
32
Oud
2,9
Figuur 27. Grove afbakening van de gebieden waar de drie verschillenden grondwatertypen worden aangetroffen. Voor de details per perceel, zie tabel 8. Rood: infiltratiewater: lichtblauw: matig oud grondwater; donkerblauw: oud grondwater.
e. Grondwatertypering Tot nu toe zijn de waterkwaliteitresultaten per peilbuis afzonderlijk besproken. In deze paragraaf wordt nagegaan in hoeverre de waterkwaliteit overeenstemt op een grotere schaal. Dit kan van nut zijn wanneer men een beter beeld wil krijgen van de grootschalige hydrologische processen en aanverwante landschapecologische processen. Hiervoor wordt een PCA-test (Principle Component Analysis) gebruikt. Het resultaat hiervan staat in figuur 26. In tabel 7 staan de gemiddelde waarden van de gemeten grondwaterparameters, terwijl tabel 8 aangeeft waar de punten in de beekvallei liggen.
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
33
Tabel 8. Ligging van de verschillende watertypen Perceel Manke Gooren
De Broskens
Kromme Hoek
Peibuis Aquifer Seizoen Infiltratie Matig oud Oud * 049 O w * z * D w * z * 042 O z * D z * 044 O w * D w * 054 O w * z * D w * 057 D w * z 052
O
w z w z z w z w z w z w z w z z w z w z w z w z
D Halsche Beemden--oost
011
O D
013
O D
015
O D
Halsche Beemden-west
001
O D
004
O D
056
D
* * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * *
Aquifer: O: Ondiep: D: Diep Seizoen: Z: zomer; W: Winter
Er zijn drie groepen te onderscheiden. Het grondwater in de meest rechts liggende groep (donkerblauw omcirkelt) is de zogenaamde oude kwel en heeft de hoogste bicarbonaat- , calcium-, en magnesiumconcentraties. Verder hebben de meeste nutriënten in dit grondwatertype een lage concentratie. Alleen nitraat is hier een uitzondering op (ook bij matig oud grondwater is de concentratie hoger). Hoe dit komt is niet geheel duidelijk maar nitraten kunnen ontstaan uit ammonium wanneer dit door zuurstofrijke zones in de bodem wordt getransporteerd (de omzet verloopt via bacteriële processen). Wat betreft de andere parameters valt de duidelijk lagere sulfaat-, natrium-, en chloridenconcentraties op. Dit water heeft alle kenmerken van oud grondwater (zie ook de stiff-diagrammen van de afzonderlijke Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
34
peilbuizen). Dit water heeft een lange baan door de bodem afgelegd waardoor verrijking met bufferende ionen heeft kunnen plaatsvinden terwijl het sulfaat door reductieprocessen juist is verminderd. Oud grondwater wordt alleen in het oostelijk deel van het studiegebied aangetroffen, dit in beide aquifers. Jong grondwater wordt links in de grafiek gevonden (rood omcirkeld). Dit grondwater heeft de laagste bicarbonaatconcentraties en de hoogste sulfaat-, natrium en chloridenconcentraties. Wat betreft de nutriënten worden met name hoge kalium- en ammoniumconcentraties aangetroffen. Het “infiltratietype”wordt in het westelijk deel van het Merkske aangetroffen. In de Kromme Hoek is het in de ondiepere aquifer aanwezig, in de Halsche Beemden in de diepere aquifer (van de ondiepe aquifer waren geen kwaliteitsgegevens voorhanden maar er mag worden aangenomen dat ook hier een zelfde type aanwezig is). Dit watertype wordt dus vooral in de randzone van de percelen aangetroffen, relatief ver van het Merkske. De derde groep (lichtblauw omcirkelt) neemt tussen de twee andere groepen een intermediaire positie in, iets wat ook blijkt uit waarden van verschillende parameters. Wel valt de hoge gemiddelde nitraatconcentratie op. Dit watertype wordt alleen in het westelijk deel aangetroffen. In de Kromme Hoek is dit in de diepere aquifer, in de Halsche Beemden in beide aquifers dichter tegen het Merkske aan.
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
35
Tabel 9. Vergelijking van de grondwaterkwaliteit tussen 1983 en 2013. Resultaten uit 2013 zijn uitgedrukt zoals in 1983 (meq/l). Oranje: waarde in 2013 duidelijk lager als in 1983; blauw; waarde in 2013 hoger als in 1983. n pH Ca (meq/l) Mg (meq/l) alkal (meg/l) NO2/3 (meg/l) or.P (mg/l) K (meq/l) Na (meq/l) CL (meq/l) Fe (mmol/l) SO4 (meq/l) De Broskens
Halsche Beemden-oost
Halsche Beemden-west
1983 4 7,2 2013 5 7,1 ondiep 1983 5 6,7 2013 4 6,9
2,7 3,1
0,6 0,5
3,9 3,9
0,03 0,01
0,13 0,14
0,06 0,05
0,39 0,23
0,49 0,26
0,07 0,05
0,43 0,01
3,5 3,9
0,8 0,6
3,9 4,8
0,04 0,06
0,04 0,05
0,12 0,03
0,52 0,29
0,68 0,14
0,11 0,12
1,19 0,01
1983 6 6,7 2013 6 6,8 ondiep 1983 5 6,6 2013 3 6,7
1,8 1,1
0,5 0,3
2,2 1,1
0,02 0,01
0,02 0,09
0,04 0,08
0,39 0,48
0,50 0,65
0,14 0,04
0,25 0,43
1,6 1,0
0,4 0,3
2,0 1,3
0,01 0,03
0,01 0,08
0,05 0,04
0,35 0,22
0,34 0,20
0,05 0,04
0,32 0,09
1983 8 6,6 2013 6 6,8 ondiep 1983 5 6,5 2013 3 6,8
1,3 0,9
0,4 0,4
2,0 1,4
0,02 0,11
0,02 0,23
0,03 0,07
0,33 0,33
0,29 0,43
0,17 0,19
0,33 0,14
1,1 0,8
0,3 0,4
1,9 1,3
0,04 0,02
0,02 1,03
0,02 0,02
0,21 0,29
0,15 0,31
0,18 0,16
0,30 0,08
diep
diep
diep
Data uit 1983 afkomstig uit Bijlmakers en Buskens, 1983. Van de Kromme Hoek en Manke Gooren waren er geen gegevens uit 1983 ter beschikking.
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
36
f. Historische vergelijking van de waterkwaliteit Aangezien er voor enkele percelen (De Broskens en Halsche Beemden) resultaten van 1983 ter beschikking waren (Bijlmakers en Buskens, 1983) was het mogelijk om de waterkwaliteit in twee tijdsperioden met elkaar te vergelijken. Door de beperkte overlap in peilbuizen die in beide tijdsperioden zijn gebruikt is een vergelijking op perceelsniveau gemaakt; voor de desbetreffende tijdsperiode zijn de waarden dus gemiddeld. Peilbuizen die wel in beide perioden zijn bemonsterd geven dezelfde resultaten als tabel 9, wat aannemelijk maakt dat de resultaten dus ook geldig zijn op perceelsniveau. Ammonium werd in 1983 niet overal gemeten en is dus buiten de vergelijking gelaten. De Broskens In de Broskens zijn de resultaten redelijk stabiel. De belangrijkste veranderingen in de waterkwaliteit zijn de hogere bicarbonaatwaarden en lagere chloride- en sulfaatwaarden in de ondiepe aquifer. Ook in de diepe aquifer zijn de chloride- en sulfaatwaarden gedaald ten opzichte van 1983. Dit kan erop duiden dat het aandeel van oud grondwater is toegenomen, en dat het aandeel van grondwater met landbouwinvloeden is afgenomen. Halsche Beemden In de Halsche Beemden zijn de calcium- en bicarbonaatconcentratie juist gedaald ten opzichte van 1983 terwijl de chloridengehalten duidelijk zijn gestegen, dit in beide aquifers. Ook de fosfaat- en kaliumgehalten in het grondwater zijn in verschillende aquifers toegenomen. Dit lijkt aan te duiden dat het aandeel van oudere kwel is afgenomen en dat het aandeel van oppervlakkig jong grondwater is toegenomen. Verder valt op dat de sulfaatgehalten ook zijn gedaald (behalve in de diepere aquifer van de oostelijke Halsche Beemden) terwijl deze vaak worden geassocieerd met verrijking door de landbouw. Wellicht wordt dit verklaard doordat het aandeel oppervlakkig stromend grondwater is toegenomen en dat verrijking van sulfaat hier nog niet heeft plaatsgevonden.
Concluderend kan worden gezegd dat de waterkwaliteit dus is veranderd. Uit de resultaten blijkt dat in de Broskens het aandeel van ouder grondwater is toegenomen terwijl in de Halsche Beemden het aandeel ouder grondwater is afgenomen.
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
37
g. Relatie tussen vegetatie en hydrologie In deze studie zijn geen vegetatieopnamen gemaakt. Om na te gaan in hoeverre de vegetatie is gerelateerd aan de lokale hydrologie moet gebruik worden gemaakt van andere studies. De meest recente kartering is door Inberg et al, (2012) gedaan. Verder worden de studies van Bijkerk et al, (1992) en Bijlmakers en Buskens (1984) gebruikt. Omdat er verschillende studies, die elk hun eigen methoden hanteerden, worden gebruikt zal dit in deze studie beschrijvend gebeuren. Hierbij moet ook in gedachten worden gehouden dat bij de vertaling van die studies naar deze studie, er een generalisatie heeft plaatsgevonden. Voor gedetailleerde beschrijving wordt naar de betreffende studies verwezen. Er is geen gebruik gemaakt van de soortgegevens. Dit komt omdat de gekarteerde soorten sterk varieerden tussen de studies en omdat gemeenschappen meer representatief zijn voor de milieukwaliteit op een grotere schaal. Immers, een soort kan in een perceel op een plaats groeien waarvan het abiotisch milieu sterk afwijkt van de rest van het perceel. Manke Gooren Op de Manke Gooren werd in 1984 geen vegetatieonderzoek uitgevoerd. In 1992 werd in de nabijheid van de peilbuis een vochtig graslandtype aangetroffen dat was geclassificeerd als een ”gemeenschap van gestreepte witbol en echte koekoeksbloem”. Dit is een relatief productief grasland type met een vrij open structuur. Kenmerkend is het voorkomen van Molinietalia-soorten als echte koekoeksbloem, lidrus, holpijp, moerasrolklaver, kale jonker, veldlathyrus en moerasspirea. Deze gemeenschap is te beschouwen als een rompgemeenschap van de Molinietalia en indiceert vochtige toe natte standplaatsen. Ze worden op plaatsen aangetroffen waar verschraling plaats vindt of waar Molinietella-gemeenschappen aan het verruigen zijn. Verder werden ook moerasspirearuigten in de nabijheid aangetroffen. In 2013 was hier een lichte verschuiving in opgetreden, aangezien dit nu als Dotterbloemgrasland werd geclassificeerd. Hierbij werden twee varianten onderscheiden, een met een aandeel zwarte zegge en de andere was het veldrustype. Het lijkt er dus op dat in dit perceel de vegetatie een lichte verschuiving heeft ondergaan namelijk van een rompgemeenschap naar enkele dotterbloemgraslandtypen. Uit de hydrologische resultaten bleek dat hier het grondwaterpeil is gestegen en dat hier oudere kwel aan de oppervlakte komt. De verschuiving van de plantengemeenschappen is hiermee in overeenstemming. De Broskens Van De Broskens zijn vegetatiegegevens van drie perioden aanwezig. In 1984 werden in een groot deel van het perceel afwisselend witbolgrasland en witbolgrasland/moeraszegge gemeenschappen aangetroffen. Het zuidelijke deel van het perceel werd volledig in beslag genomen door een brandnetelruigte. In 1992 werd de vegetatie gedomineerd door twee typen; aan de noordelijke kant van het perceel was dit een droog graslandtype (Gemeenschap van herfstleeuwentand, gewoon struisgras en reukgras) terwijl dit in het zuidelijk deel een brandnetelruigte was. Verder waren o.a. enkele kleine fragmenten witbolgrasland aanwezig. In 2013 was de vegetatie anders. In het noordelijke deel werd een biezenknoppengemeenschap aangetroffen, in het centrale deel een ruige variant van een dotterbloemgemeenschap (met een hoog aandeel van moeraszegge en moerasspirea). In het zuidelijke deel had verruiging voortgezet en werd een mozaïek van struwelen (met o.a. wilg) en een mannagrasvegetatie aangetroffen. Deze resultaten stemmen goed overeen met de lange termijnveranderingen in het grondwaterpeil. Tussen de jaren ‘80 en 1994 daalde het peil waarbij een drogere variant van de witbolgraslanden zich vestigde. Vanaf 2000 steeg het peil weer waarna vernatting van het perceel optrad. De drogere graslanden in 1992 zijn vervangen door wat ruigere Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
38
dottergraslanden terwijl de brandnetelruigte zijn vervangen door struwelen van natte standplaatsen en mannagrasvegetaties. Deze laatste is een gemeenschap die kenmerkend is voor zeer natte standplaatsen. Dit stemt deels overeen met de veranderingen die het grondwaterpeil laten zien. Dit geldt voor peilbuis 044 maar niet voor peilbuis 054. Hier wordt bijvoorbeeld een mannagrasvegetatie aangetroffen wat een gemeenschap is voor zeer natte standplaatsen. Uit de peilgegevens blijkt echter dat het peil nauwelijks hoger komt te liggen dan 60 cm onder het maaiveld. Dit stemt dus niet met elkaar overeen! Verder komt de goede kwaliteit van het grondwater nog niet helemaal in de vegetatie tot uiting. Weliswaar wordt er een dottergrasland aangetroffen maar wel de verruigde variant. Mogelijk is dit het gevolg van eutrofiëring van de bodem wat plaats vond toen het peil lager stond. Kromme Hoek Wanneer naar de meest recente kartering van de Kromme Hoek wordt gekeken (Inberg et al, 2013) wordt duidelijk dat er een verschil is tussen de aangetroffen vegetatie (vooral Dotterbloemgraslanden) en de grondwaterresultaten. De waterkwaliteit duidt op een infiltratiegebied, maar daar worden dottergraslanden niet aangetroffen. Het watertype in de diepere aquifer is wel karakteristiek voor dotterbloemgraslanden maar het peil is te diep (langere tijd van het jaar meer dan één meter onder het maaiveld). De peilgegevens zijn niet dus te koppelen aan de huidige vegetatie. Immers de vegetatie, en de kwaliteit van de diepere kwel, indiceert een kwelgebied terwijl de peilgegevens en de waterkwaliteit gegevens in de ondiepe aquifer een infiltratiegebied indiceert. Waarschijnlijk is de peilbuis die de ondiepe aquifer bemonstert defect. Halsche Beemden Van de Halsche Beemden-oost zijn alleen vlakdekkende gegevens beschikbaar van 1992 en 2013. In 1992 werd het overgrote deel van het perceel gekarteerd als een grasland gemeenschap (de gemeenschap van gestreepte witbol en echte koekoeksbloem, met een relatief hoog aandeel van kenmerkende Molinietalia-soorten). Dichter tegen de beek werd een dotterbloemgrasland (met een hoog aandeel van scherpe zegge) aangetroffen. Ver van de beek, bij de ingang van het perceel was een klein witbolgrasland aanwezig. In 2013 waren hier enkele veranderingen in getreden. Bij de ingang van het perceel (het verst van het Merkske afgelegen) is nog steeds een witbolgrasland aanwezig. Waar in 1992 het grasland met een hoog aandeel aan Molinietalia-soorten werd aangetroffen werd nu veldrusvegetatie aangetroffen (verder van het Merkske) en witbolgrasland (met relatief veel holpijp). Dichter tegen het Merkske was een dotterbloemgrasland (met echte koekoeksbloem) aanwezig. Deze vegetatieverandering is een mooie weerspiegeling van de veranderingen in de hydrologie; Molinietalia-soorten worden vooral aangetroffen in sites waar kwel met een hoog basengehalte aanwezig is. Uit de resultaten is gebleken dat dit vroeger ook in deze site het geval was. Tegenwoordig wordt een deel van deze standplaat nu als veldrusgemeenschap getypeerd. Veldrusvegetaties groeien vooral op plaatsen waar jonge zuurdere kwel aanwezig is. Dit is vaak oppervlakkig stromende kwel en is wellicht in het perceel zelf de bodem ingezakt (aangezien een deel van het perceel als infiltratiegebied is getypeerd. In het lager gelegen deel tegen het Merkske komen nog typische kwelsoorten/-gemeenschappen voor maar hier is het peil al weer wat langer verhoogd en komt nog relatief goede kwel aan de oppervlakte. In de westelijke Halsche Beemden werden in 1984 verschillende gemeenschappen aangetroffen. Bij de ingang van het perceel was dit een witbolgrasland (met daarin moeraszegge). Verder werd een groot deel ingenomen door soortenrijke Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
39
veldrusgemeenschappen. Deze werden dichter tegen het Merkske aan vervangen door grote zeggengemeenschappen (met als dominante soort scherpe zegge) en ruigten met moerasspirea en valeriaan. In 1994 stemde dit nog redelijk overeen, alhoewel er ook kleine stukken als “echte dotterbloemgrasland” werden beschouwd, terwijl in 2013 het overgrote deel van het perceel als een veldrusgemeenschap werden gekarteerd. Ook in dit perceel laat de vegetatie in grote lijnen een verzuring zien. Weliswaar werd in 1984 geen dottergraslanden aangetroffen maar wel scherpe zeggengemeenschappen. Scherpe zegge is een soort van relatief basenrijke standplaatsen ( Weeda et al, 1994). Deze gemeenschap werd in 2013 niet meer aangetroffen en was vervangen door een veldrusgemeenschap. Dit is een gemeenschap die kenmerkend is voor zuurdere standplaatsen. De vegetatie is dus een weerspiegeling van de veranderingen in hydrologie. Dit laat nog eens zien hoe belangrijk deze is voor de natuurwaarden.
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
40
h. Samenvoeging peil en kwaliteit Wanneer de tot nu toe verkregen resultaten op een rijtje worden gezet (tabel 10) valt op dat er enkele verbanden zijn te leggen. Zo is er een duidelijke relatie te vinden tussen grondwaterkwaliteit en peilkarakteristieken. Waar de duurlijn een infiltratiegebied indiceert wordt ook het bijhorende type water aangetroffen. Verder lijkt dat deze gebieden ook meer gevoelig zijn voor vervuiling vanuit het nabije landbouwgebied (waarbij moet worden opgemerkt dat dit summier, op een indirecte manier is aangetoond). Tabel 10. Overzicht grondwaterkarakteristieken peilbuis
Peiltype
Gem. peil o.m.
% tijd > 20cm(1)
% tijd > 40 cm(1)
waterkwaliteit
Manke Gooren
049
kwelgebied
23
62
85
oud grw
De Broskens
044
kwelgebied
29
68
79
oud grw
Kromme Hoek**
052
kwelgebied
??
??
??
??
Halsche Beemdenoost
011
67
12
27
infiltratie *
013
Infiltratiege bied kwelgebied
7
76
94
matig oud grw
015
kwelgebied
25
37
99
matig oud grw
001
34,2
37
64
infiltratie*
003
Infiltratiege bied kwelgebied
3,5
87
97
matig oud grw
004
kwelgebied
12
90
100
matig oud grw
Perceel
Halsche Beemdenwest
* In principe staan in deze tabel alleen resultaten van de ondiepe aquifer. Bij enkele peilbuizen waren hier geen gegevens van beschikbaar en zijn de resultaten van de diepere aquifer gebruikt. ** Gebaseerd op basis van de vegetatie. Deze parameter is afgeleid uit de duurlijnen en geeft het percentage van de totale tijd weer dat het peil hoger is dan 20cm of 40cm onder het maaiveld. Dit is gedaan met het oog op de potentie voor vegetatietypen.
In deze studie wordt gebruik gemaakt van momentopnamen en met gegevens op een beperkte schaal. Er moet dus worden opgelet met het leggen van algemene verbanden. Desalniettemin maken de resultaten duidelijk dat er een correlatie is tussen peilkarakteristieken en grondwaterkwaliteit. Bij een laag gemiddeld peil wordt een waterkwaliteit aangetroffen dat karakteristiek is voor infiltratiegebieden, bij een hoog peil is dit oude(re) kwel. Wanneer het peil daalt in een gebied, of de kweldruk afneemt, mag dan ook worden verwacht dat het water in de bodem zal veranderen. Doordat infiltreren van regenwater wordt vergemakkelijkt zal dit dieper de bodem in kunnen dringen en het (nog) aanwezige grondwater zal van karakter veranderen. Een ander alternatief is dat er jonger, oppervlakkiger grondwater van elders het gebied kan binnendringen. Het “gevaar” hierbij is dat dit in een nabijgelegen landbouwgebied gebeurd. Waarschijnlijk is dit ook het geval in de Halsche Beemden. Dit wordt al geïndiceerd door de chloridenconcentraties. In hoeverre er jonger grondwater binnen kan dringen hangt hoogst waarschijnlijk sterk af van waterpeil van het Merkske. Door een lage ligging van het Merkske (ten opzichte van het maaiveld) vindt drainage van deze percelen plaats. De kwelstroom wordt dus afgebogen richting het Merkske waardoor de kwel nog maar in delen van het perceel de oppervlakte bereikt. Wanneer het peil in het Merkske hoger zou zijn, zal meer kwelwater de toplaag van de natuurterreinen bereiken en zal minder kwelwater rechtstreeks het Merkske instromen.
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
41
vervuiling
j
j
Conclusies grondwaterkwaliteit Algemeen De waterkwaliteit van de meeste monsters waren betrouwbaar. Het lukt niet om bij alle peilbuizen grondwatermonsters te nemen. Waarom dit niet lukte is niet altijd duidelijk. Mogelijk wijst dit op een defect in de peilbuis en/of slechte doorlatendheid. Manke Gooren De hedendaagse waterkwaliteit in de Manke Gooren is oude, basenrijke kwel. Dit geldt zowel voor de ondiepe als diepere aquifer. Een historische vergelijking van de waterkwaliteit was niet mogelijk. De Broskens De hedendaagse kwel in De Broskens is oude basenrijke kwel. Dit geldt zowel voor de ondiepe als diepere aquifer. Een vergelijking met het 1984 laat zien dat bicarbonaat- en calciumconcentraties in het grondwater is toegenomen terwijl de chloride- en sulfaatconcentraties zijn afgenomen. Dit duidt erop dat het aandeel oudere kwel is toegenomen. Kromme Hoek De hedendaagse kwel in de Kromme Hoek varieert tussen beide aquifers. In de ondiepe aquifer wordt jonge zure kwel aangetroffen dat kenmerkend is voor infiltratiegebieden. In de diepe aquifer wordt matig oude kwel aangetroffen. Dit is kwel die al is verrijkt met bufferende ionen, en ander ionen zoals ijzer, maar nog niet in die mate zoals de kwel die aanwezig is bij De Broskens en Manke Gooren. Een historisch vergelijking van de waterkwaliteit was niet mogelijk. Halsche Beemden In de Halsche Beemden varieert de grondwaterkwaliteit. In het deel van het perceel dat ver van het Merkske af ligt wordt grondwater aangetroffen met lage calcium- en bicarbonaatconcentraties; dichter bij het Merkske heeft het grondwater hogere calcium- en bicarbonaatconcentraties. Deze concentraties zijn echter niet zo hoog als die in het grondwater van de Manke Gooren en De Broskens. Wanneer een vergelijking met 1984 wordt gemaakt wordt blijkt dat de bicarbonaat- en calcium gehalten zijn gedaald en chloride gehalten zijn gestegen. Dit lijkt aan te duiden dat het aandeel van oudere kwel vroeger groter was.
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
42
Vervolg conclusies grondwaterkwaliteit
Relatie vegetatie-grondwatertypen Het aanwezige vegetatietype is in het algemeen goed te koppelen met het type grondwater. Basenminnende vegetaties (zoals dotterbloemgraslanden, scherpe zeggengemeenschappen) komen voor waar oude kwel aanwezig is; zuurminnende gemeenschappen (zoals veldrusgemeenschappen) op sites waar minder gebufferde kwel voorkomt. Bij de Kromme Hoek is de vegetatie niet in overeenstemming met het kweltype in de ondiepe aquifer. Op het perceel worden vooral dottergraslanden aangetroffen terwijl het watertype het karakter van een infiltratiegebied heeft. Ook voor een deel van De Broskens (peilbuis 054 komt de vegetatie niet overeen met het grondwaterpeil (mannagras vs. een diep grondwaterpeil). De historische resultaten duiden aan dat vegetatietypen mee veranderen wanneer de waterkwaliteit veranderd. Dit is het meest duidelijk op de Halsche Beemden waar vegetaties die kenmerkend zijn voor wat meer basenrijke condities zijn vervangen door vegetaties die kenmerkend zijn voor zuurdere standplaatsen. Relatie grondwaterkwaliteit-grondwaterpeil Grondwatertypen en grondwaterpeil zijn duidelijk gerelateerd. Regenwaterachtig grondwater, karakteristiek voor infiltratiegebieden, wordt in deze studie aangetroffen wanneer het gemiddelde peil minimaal 34 cm onder het maaiveld is. Oud en matig oud grondwater wordt aangetroffen wanneer het gemiddelde grondwaterpeil niet lager komt dan 25 cm onder het maaiveld.
Definitieve typering percelen
Manke Gooren: De Broskens: Kromme Hoek: Halsche Beemden
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
Kwelgebied Kwelgebied Kwelgebied (op basis van de vegetatie) Infiltratiegebied (verder van het Merkske) Kwelgebied (dichter bij het Merkske)
43
i. Betrouwbaarheid resultaten/meetnet Op basis van de tot nu toe besproken resultaten kan de betrouwbaarheid van de resultaten worden afgeleid en hiermee tevens worden nagegaan in hoeverre het meetnet functioneert.
Peilgegevens en waterkwaliteit Tijdens het verzamelen en verwerken van de gegevens is gebleken dat bij enkele peilbuizen defecten aan het licht zijn gekomen. Dit uitte zich met name in de peilstanden. Van één peilbuis (042) op Broskens hield de Diver er in 2011 mee op.(verdwenen, teruggevonden in 2013, red.). Ook peilbuis 54 moet goed worden nagekeken. Deze geeft consistent een laag peil aan. Het rare hierbij is dat de grondwaterkwaliteit hier oude kwel is en dat aanwijzingen voor het infiltreren van regenwater volledig ontbreken. Dit laatste zou zeker wel het geval moeten zijn. Ook de vegetatie van 2013 lijkt natte condities aan te geven (o.a. een mannagrasgemeenschap). Dit stemt niet met elkaar overeen. Tabel 11. Overzicht van de betrouwbaarheid van de peilresultaten Perceel Manke Gooren De Broskens
Peilbuis 049 042 044 054
Kromme Hoek
057 052
Halsche Beemden-oost
011 013 015
Halsche Beemden-west
001 003 056 004
Aquifer o d o d o d o d d o d o d o d o d o d o d d o d
Kapot
mogelijk mogelijk kapot
mogelijk
mogelijk
De diver in de ondiepe aquifer op de Kromme Hoek lijkt ook onbetrouwbare gegevens te leveren. Dit is duidelijk geworden door de kwaliteitsgegevens met de aanwezige vegetatie te vergelijken (zie verderop in deze studie) en uit het eigenaardige peilverloop. Ook op de Halsche Beemden zijn mogelijk enkele peilbuizen defect (001 en 011). De peilstanden in deze peilbuizen stemmen goed overeen met wat te verwachten is en zijn dus waarschijnlijk te vertrouwen maar na leegpompen duurde het erg lang voordat ze weer met grondwater waren gevuld grondwater. Waarschijnlijk is dit het gevolg van een defect in de peilbuis. Immers, volgens de peilgegevens van deze peilbuizen stond het grondwaterpeil altijd boven het laagste punt van de peilbuis. Dit was het hele voorgaande jaar het geval. Dit betekent dus dat de buis weer binnen een relatief korte tijd vol zou moeten stromen met vers aangevoerd grondwater. Dit gebeurde niet en er mag worden aangenomen dat het zich weer Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
44
volstromen met grondwater iets in deze peilbuizen wordt belemmerd. Dit kan bijvoorbeeld zand in de peilbuis zijn of dat het verstopt raken van het filter. Dit in combinatie van plaatsing in een slecht doorlatende laag? Perceelsniveau Het is gebleken dat in verscheidene percelen een sterke variatie in de waterkwaliteit aanwezig is. Deze studie kan dit echter alleen maar aangeven; het begrenzen van de watertypen in een perceel is niet mogelijk. Toch is het raadzaam hier inzicht in te krijgen. Vanzelfsprekend hoeft hier niet een heel perceel vol te worden geplaatst met peilbuizen. Dit kan worden opgelost door bijv. percelen door te meten met een prikstok. Dit is een lange buis die in de bodem gestoken waardoor op verschillende diepten de pH wordt gemeten. Hiermee wordt een profiel gemaakt. Door dit binnen een perceel regelmatig te herhalen wordt een duidelijk beeld geschapen van de variatie in de bodem. Ook is het aan te raden dit regelmatig (bijv. twee keer per jaar over een bepaalde tijdsperiode) te herhalen. Hiermee kan bijvoorbeeld worden nagegaan of er een correlatie is tussen de verdeling van de waterkwaliteit in een perceel en het peil in het Merkske. Deze techniek is door Professor R. van Diggelen (Universiteit van Antwerpen) in verschillende gebieden in de praktijk gebruikt en blijkt een goed beeld te geven. Verder kan van de oppervlakte relatief gemakkelijk de EGV worden gemeten. Dit is dan goede aanvullende informatie op de pH van de toplaag. Deze methode zou in eerste instantie getest moeten worden in enkele percelen. Indien dit een goed beeld geeft moet dit in zoveel mogelijk percelen worden herhaald; ook in percelen zoals Manke Gooren en Kromme Hoek waar slechts 1 peilbuisset staat. Een peilbuis geeft natuurlijk een heel beperkt beeld over de grondwaterkwaliteit van een volledig perceel. Deze methode kan dan ook de kennis nuanceren en kan het beheer hierop nauwkeuriger worden afgestemd. Landschapsniveau Het merendeel van de resultaten kwam van de noordelijke flank van het Merkske terwijl slechts een klein gedeelte hier ten zuiden van lag. Het grondwater in een beekdal komt (deels van ) de hoger gelegen flanken afgestroomd. Dat betekent dus dat zowel het zuidelijke deel als het noordelijke deel van het Merkske een “eigen”grondwaterstroom heeft, elk met zijn eigen karakteristieken en problemen. Deze studie mag dan ook als niet meer dan het tipje van de ijsberg worden beschouwd en mag zeker niet een basis zijn voor beekdaldekkende conclusies.
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
45
Figuur 28. Overzicht van de kennishiaten bij de Halsche Beemden. De pijl geeft aan waar de waterkwaliteit niet bekend is en in hoeverre dit gebied al infiltratiegebied functioneert.
Figuur 29 .Potentiële uitbreiding van het grondwatermeetnet bij de Halsche Beemden. Weergeven is een hoogtekaart waarbij een hoogte gradiënt van hoog (lichtgeel naar laag (groen) loopt. Bruin zijn bossen. De pijl geeft een grondwaterstroom aan.
Juist de wat grootschalige processen kennen nog belangrijke hiaten. Ter illustratie is figuur 27 nog eens weergeven maar dan aangevuld met een schematische weergave van de hiaten in de kennis bij de Halsche Beemden (figuur 28). Uit de resultaten werd duidelijk dat bij de Halsche Beemden de het verst van het Merkske afgelegen delen als infiltratiegebied functioneren. Maar geldt dit dan voor de hele hogere valleiflank die ten zuiden van deze percelen liggen of zijn de infiltratiegebieden in de Halsche Beemden lokale infiltratiegebieden, die mogelijk zijn ontstaan doordat het peil van het Merkske is gedaald? Als dat zo is kunnen er ook kwelgebieden op de hogere flanken aanwezig zijn, en ook, wat is dan de kwaliteit van de kwel hier? Waarschijnlijk is dat dan jongere kwel, maar het kan ook zijn dat er zones zijn waar matig oude kwel voorkomt. Of is heel de valleiflank ten zuiden van de Halsche Beemden één groot infiltratiegebied? Dat er vennen liggen zegt hier niets over, dat is lokaal stagnerend water op de hier voorkomende weerstandbiedende lagen.
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
46
Het zou interessant zijn, en vanzelfsprekend nuttig, om hier meer kennis van te genereren. Er wordt dan ook duidelijker hoe de waterkwaliteit evolueert wanneer het vanaf de hogere flanken door de bodem naar de lager gelegen gebieden wordt getransporteerd. Wanneer er enkele peilbuizen zouden worden bijgeplaatst (of weer in gebruik zouden worden genomen indien ze er al staan), in het verlengde van de peilbuizen, reeds aanwezig op de Halsche Beemden, zou hier een mooie gradiëntstudie kunnen worden uitgevoerd (figuur 29). De nieuwe peilbuizen zouden bijvoorbeeld langs de paden op de Castelreesche Heide kunnen worden geplaatst zou en langs of op het grasland dat tussen de Halsche Beemden en de Hoogstratense Baan ligt. Naast kennis van de grondwaterstroming, levert het ook nog eens kennis op, of het grondwater op de hogere gebieden nog wordt beïnvloed door het voormalige landbouwgebruik (nalevering nutriënten, sulfaten etc.). Ook bij de Manke Gooren / De Broskens zou een vergelijkbare gradiëntstudie kunnen worden opgezet. Worden de natuurwaarden van het Merkske goed gemonitord? In de meeste percelen waar peilbuizen staan zijn de natuurwaarden hoog of zijn de potenties hoog. Wat wel opvalt, is dat er enkele percelen met uitzonderlijke hoge natuurwaarden in het gebied liggen die in deze studie ontbreken. Een goed voorbeeld hiervan is het grasland “De Waterbeemden”, een perceel dat in vogelvlucht gezien dicht bij de Kromme Hoek ligt. Cools et al, (2006) schrijft dat hier een van de meest fraaie dotterbloemhooilanden van NoordBrabant wordt aangetroffen, iets wat een recente kartering (Inberg et al, 2013) nog eens bevestigde. Enkele van de vele soorten die hier worden aangetroffen zijn: slanke sleutelbloem, knolsteenbreek, brede orchis en kleine valeriaan. Verder is dit perceel de laatste groeiplaats in Noord-Brabant voor de karwijselie. Deze natuurwaarden stemmen niet overeen met het grondwatertype en grondwaterpeil dat in de meest nabije peilbuis werd aangetroffen (Kromme Hoek). Dit betekent dus dat de grondwatergegevens niet zomaar naar een grotere schaal mogen worden geëxtrapoleerd (wat ook al duidelijk werd van de resultaten op de Halsche Beemden). Juist voor zulke natuurwaarden is het van groot belang om te weten wat de waterkwaliteit en het grondwaterpeilverloop is. Het is dus sterk aan te bevelen om in percelen met zulke hoge natuurwaarden een peilbuis te plaatsen, of als deze er al reeds staat weer te gaan monitoren. Binnen de vallei van het Merkske zijn meer van zulke percelen (zie bijv. de recente kartering van Inberg et al, (2013) waarin percelen worden aangeduid die wat de natuurwaarden betreft, moeilijk te vervangen zijn, en het is aan te bevelen om deze percelen met de hierop grondwaterafhankelijke natuur mee te nemen in het meetnet. Baarlebrug, met o.a. klein glidkruid is hier een goed voorbeeld van. Potenties voor vegetatie De natuurwaarden zijn sterk afhankelijk van de hydrologie (plus aanvullend beheer, historie etc.). In deze laatste paragraaf zal een korte schatting voor de natuurwaarden op een rijtje worden gezet. Vanzelfsprekend kan dit gezien de beperkte resultaten alleen op een grove manier plaatsvinden (zie ook overzichtstabel 12). In nagenoeg alle percelen zijn zones aanwezig waar het grondwaterpeil hoog is met verder een (zeer) goede waterkwaliteit. Verder treedt tijdens de zomerperiode een daling van het peil op. Dit schept goede kansen voor dotterbloemgraslanden. Wel variëren de potenties voor het type dotterbloemgrasland binnen de bestudeerde percelen waarbij met name in het oostelijke deel de potentie hoger is voor soorten die sterk gebonden zijn aan een sterk gebufferd milieu. Gezien de zeer goede waterkwaliteit en het hoge peil in delen van Broskens en Manke Gooren mag hier de lat wellicht zelfs hoger worden gelegd. Wanneer er binnen deze percelen zones aanwezig zijn waar het peil slechts oppervlakkig daalt in de zomerperiode is er ruimte voor blauwgrasland. Deze uiterst kwetsbare gemeenschap vereist een permanente voeding van Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
47
basenrijk grondwater en een grondwaterstand die voor de grootste deel van het jaar zich in de wortelzone bevind (of hoger). Een oppervlakkige verdroging tijdens de zomerperiode is wel een vereiste voor deze gemeenschap (Schaminée et al, 1996). Wanneer het peil constant hoog is ontstaan er mogelijk kansen voor kalkrijke venen met soorten als ronde zegge.
1
2
Foto1 en 2. twee typische soorten van het heischrale grasland op hogere delen van de Halsche Beemden. Links: kruipganzerik. Rechts: kruipwilg (Foto’s; H. Backx).
In de Halsche Beemden zijn er andere potenties aanwezig. In de drogere delen van deze percelen, die het verst van het Merkske afliggen, kunnen schrale graslanden en wellicht zelfs heischrale graslanden zich vestigen. Typische soorten hiervoor worden al op enkele drogere delen van de Halsche beemden aangetroffen (zie foto’s). Hoge nutriëntenconcentraties kunnen dit echter belemmeren. In de nattere delen van de Halsche Beemden zijn er vanzelfsprekend ook hoge potenties voor een waardevolle natuur (die er overigens al grotendeels te vinden is). Wanneer het peil tijdens de zomerperiode licht daalt, is er ruimte voor de zuurdere variant van het dotterbloemgrasland. Wanneer in deze zones het peil permanent hoog is, worden kansen gecreëerd voor zuurdere kleine zeggengemeenschappen. Soorten die hierin aanwezig kunnen zijn, zijn o.a. zwarte zegge, zompzegge, draadrus, sterzegge, schildereprijs en wateraardbei. In de Halsche Beemden zou men de basis kunnen leggen van een gradiënt van matig basenrijke naar zuurder grondwater naarmate men verder van het Merkske komt. Juist zulke gradiënten zijn vaak erg soortenrijk omdat er voor veel soorten geschikte standplaatscondities aanwezig zijn. Wanneer dus het peil in deze zone van het beekdal verhoogd kan worden (plus wat aanvullende maatregelen neemt, zoals het verwijderen van de verrijkte toplaag) lijken de potenties hier dus goed te zijn!
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
48
Tabel 12. Overzichtstabel deze richt zich op de ondiepe aquifer in verband met potenties voor de vegetatie. Door de onbetrouwbaarheid van de resultaten in de Kromme Hoek staat deze er niet bij. Gebied Manke Gooren
Buis 049
Kweltype oude kwel
De Broskens
042 044
oude kwel
011
Halsche Beemdenoost.
Halsche Beemdenwest.
Peilregime hoog, stabiel
Kwaliteit meetnet goed
Potentiële vegetatie Nat: basenrijk veen/ kleine zeggen Vochtig: blauwgrasland-dottergr.
hoog, stabiel
goed goed
Nat: basenrijk veen/kleine zeggen Vochtig: blauwgrasland-dottergr.
jonge kwel
laag
goed
013
matig oud kwel
hoog, stabiel
goed
Droog: Heischrale graslanden Vochtig: veldrusgrasland Nat: matig zure veen/kleine zegge Vochtig: dottergraslanden
015
matig oud kwel
hoog, stabiel
goed
001
jonge kwel
laag
004
matig oude kwel
hoog, stabiel
005
matig oude kwel
hoog, stabiel
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
Droog: Heischrale graslanden Vochtig: veldrusgrasland Nat matig zure veen/kleine zegge Vochtig: dottergraslanden
49
Bottleneck * Nalevering nutriënt uit veraarde toplaag bodem * Regelmatig beheer vereist * Nalevering nutriënt uit veraarde toplaag bodem * Regelmatig beheer vereist * Nalevering nutriënten uit bodem; * Invloed landbouw grondwater * Regelmatig beheer vereist
* Nalevering nutriënten uit bodem; * Invloed landbouw grondwater * Regelmatig beheer vereist
Conclusies betrouwbaarheid/opzet meetnet Betrouwbaarheid peilbuizen De Divers in de peilbuizen 054 (diepe en ondiepe aquifer), moeten worden gecontroleerd. In peilbuis 054 (De Broskens) stemt het lage grondwaterpeil niet overeen met de grondwaterkwaliteit (oude kwel) en de natte vegetatie. Waarschijnlijk geeft de Diver een te lage stand aan. Het grondwaterpeil in de ondiepe aquifer in de Kromme Hoek is erg vreemd en stemt niet overeen met het peilverloop in de diepe aquifer. Ook de grondwaterkwaliteit wijkt sterk af van de aanwezige vegetatie Om een goed beeld te krijgen van het ondiepe grondwater moet de peilbuis worden vervangen Peilbuizen 010 en 011 (Halsche Beemden) stromen na leegpompen erg langzaam vol met grondwater. Dit kan betekenen dat dit wordt belemmerd (bijvoorbeeld door het ophopen van zand). Dit moet worden nagekeken en indien nodig hersteld. Perceelsniveau In enkele percelen verschilt het grondwatertype binnen het perceel (Halsche Beemden). Hoe deze verschillende watertypen precies over een perceel zijn verdeeld kan echter niet worden bepaald. In deze studie is gebruik gemaakt van puntmetingen waardoor er dus geen scherpe grenzen kunnen worden getrokken. Met behulp van een prikstok kan dit wel; hiermee kan relatief snel en gemakkelijk een pH-profiel worden gemaakt op een punt; wanneer dit verspreid over een heel perceel wordt gedaan wordt een goed beeld gevormd van de verdeling van de verschillende watertypen. Ter aanvulling kan van de toplaag de EGV worden bepaald met een handmeter. Met deze methoden kan een vlakdekkende kaart worden geconstrueerd en kunnen grenzen scherper worden getrokken. Landschapsniveau Deze studie geeft geen kennis over de evolutie van het grondwater op een grotere schaal. In het gebied zijn zones die zich er prima toe lenen om dit ten uitvoer te brengen. Bij de Halsche Beemden zou men door het plaatsen van enkele peilbuizen op de hogere gronden, en deze aan te laten sluiten op de raai van de al bestaande peilbuizen., een goed gradiëntonderzoek kunnen worden uitgevoerd, waarbij een goed beeld van de grondwaterstroming van hoog naar laag kan worden verkregen. Dit levert niet alleen theoretische kennis op maar ook praktische. Het is niet bekend hoe de grondwaterkwaliteit is op de hogere gronden. Zijn in het grondwater nog effecten te vinden van de vroegere, intensieve, landbouw? Dit kan zijn gevolgen hebben voor de natuur in de lager gelegen delen, met name voor de Halsche Beemden waarvan delen worden gevoed door oppervlakkig, jong grondwater. Relatie meetnet en natuurwaarden De peilbuizen zijn geplaatst in percelen met een hoge natuurwaarde. Er zijn echter nog meer percelen met zeer hoge natuurwaarden waarvan (nu) de hydrologie niet wordt gemonitord. In verscheidene van deze percelen is de natuur sterk afhankelijk van het grondwater (naast beheer). Voorbeelden hiervan zijn de Waterbeemden en Baarlebrug. Monitoring van deze percelen met grondwaterafhankelijke natuur wordt aanbevolen. Voor een verdere selectie kan SBB de vervangbaarheid kaart gebruiken in Inberg et al, (2013).
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
50
4. Discussie 1. Grondwater De resultaten maken duidelijk dat in de meeste percelen kwelgebieden aanwezig zijn terwijl aan de randen van de percelen in het oostelijk deel van het Merkske infiltratiegebieden voor komen. Wat verder op viel is de plotselinge peilverhoging die in veel percelen optrad in het begin van de jaren ‘90. Wat de reden hiervan is, is niet helemaal duidelijk. Mogelijk is er toentertijd een ingrijpende maatregel uitgevoerd die er toe heeft geleid dat het peil sterk is verhoogd. Wanneer dit het geval is, wordt duidelijk dat ingrepen zin hebben en dat bij toekomstige maatregelen het peil nog verder zal kunnen stijgen. Verder is er een duidelijk verschil in grondwaterkwaliteit tussen het westelijke deel en het oostelijke deel van het beekdal. In het oosten is het grondwater typische oude kwel terwijl in het westelijke deel de kwel minder oud is en er grondwater wordt aangetroffen dat kenmerken heeft van infiltrerend water. Dit is een resultaat dat in tegenstelling is met de gangbare theorie over de ligging van grondwatertypen in beekdalen. Immers, in het stroomgebied van het Merkske is er sprake van een algemene helling van 30 m + NAP in het oosten naar 10 m + NAP in het westen (Everts et al, 2002). Grofweg betekent dit dat het water van oost naar west stroomt. Dit houdt dus ook in dat grondwater door de langere transportbaan sterk wordt gebufferd naarmate het verder naar het westen stroomt. Nu is dat natuurlijk geen “harde wetenschap” aangezien binnen beekdalen veel geneste systemen aanwezig zijn met een locale kleinschalige hydrologie (zo stroomt er ook grondwater van de hogere flanken naar de beek). De dataset was beperkt dus dergelijke grootschalige verbanden kunnen niet worden gemaakt. Waarschijnlijk is de meest belangrijke reden achter de grondwatertypen in de westelijke percelen een sterke beïnvloeding door de landbouw, het lage peil in het Merkske en waterwinningen in de nabije omgeving. Dit vermindert de kweldruk waardoor dieper kwelwater niet of in mindere mate tot de toplaag van de bodem kan doordringen. Waar nog verder in het lage deel van de beekvallei diepe kwel aanwezig is, kan niet worden gezegd. Tussen het oostelijke en westelijke deel van de beekvallei zit immers een groot hiaat in de beschikbaarheid van peilgegevens. Dit betekent dat onduidelijk is tot hoever effecten van de landbouw en grondwaterwinning naar het oosten reiken. Verdere opschaling van de resultaten is sowieso niet mogelijk omdat het meetnet (ten minste, de aangeleverde data) te klein en is de spreiding van de peilbuizen over de vallei niet goed genoeg. Vanzelfsprekend is het van belang om te weten hoe de hydrologische condities van een bepaald perceel zijn, zodat de kansen voor de natuur beter kunnen worden in geschat. Er moet worden beseft dat deze condities vaak afhankelijk zijn van ontwikkelingen en processen die ver weg kunnen plaatsvinden. Om de hydrologie daadwerkelijk te begrijpen is onderzoek nodig op een veel grotere schaal. Hierbij zijn ook de hogere flanken (zowel ten noorden als ten zuiden van het Merkske) ook van belang en verder moet ook over de grenzen heen worden gekeken. Relatie grondwater en waterpeil van het Merkske Naast het grondwater is ook kennis van het oppervlaktewater van groot belang. Beken hebben in het algemeen een sterk drainerende werking op het grondwater. Dit geldt met name wanneer de beek een stuk lager ligt dan de aangrenzende gronden. Dit is ook het geval bij het Merkske. Er zijn in deze studie geen oppervlaktewaterstanden van het Merkske ter beschikking gesteld, maar bij het veldbezoek in de winterperiode werd geschat dat, ter hoogte van de Halsche Beemden, het peil ongeveer 0.5- 1m lager stond dan het maaiveld. Dit is vanzelfsprekend veel te laag voor dit natte seizoen. Voordat de grote landbouwkundige Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
51
ingrepen werden uitgevoerd moet het beekwater een veel hoger peil hebben gehad. Zo vermeldde Burny (1999) dat in de Limburgse Kempen (België) nog tot in de vorige eeuw het waterpeil in de zomer(!) periode standaard tot op perceelsniveau reikte. In de winterperiode was het een normaal beeld dat grote delen van de lagere delen van het beekdal blank stonden. Dat dit ook in Noord-Brabant het geval was wordt duidelijk uit Everts et al, (2002). Hierin wordt vermeldt dat het peil in het Merkske ten opzichte van 1778 maar liefst 75 cm is gedaald. Het zal duidelijk zijn dat bij een terugkeer naar dit oorspronkelijk beekpeil ook het grondwaterpeil met enkele decimeters zal worden verhoogd.
Het peil in het Merkske in het vroege voorjaar (2013). Duidelijk is te zien dat het peil lager staat dan de aangrenzende percelen (Foto; H.Backx).
2. Potenties voor de vegetatie Het grondwater is van een goede kwaliteit en de potenties voor de vegetaties zijn hiermee goed. Afhankelijk van het peil in de percelen lijken er potenties te zijn voor dotterbloemgraslanden, blauwgraslanden en verschillende typen zeggenvegetaties. Er zijn echter ook belemmeringen. Zo blijkt uit de langjarige peilgegevens dat in de meeste percelen het peil gedurende een lange periode duidelijk lager heeft gestaan. Dit heeft grote gevolgen gehad voor de toplaag van de bodem. Door het drogere karakter heeft zuurstof de bodem kunnen binnendringen wat de activiteiten van bacteriën heeft gestimuleerd. Hierdoor is aanwezig organisch materiaal afgebroken waardoor nutriënten vrij zijn gekomen. Er heeft dus waarschijnlijk eutrofiëring plaatsgevonden. Daarnaast heeft ook neerslag de bodem dieper kunnen binnendringen wat ook verzuring tot gevolg heeft gehad. Uit de lange termijn reeks blijkt dat dit verschillende jaren heeft geduurd en er moet dus rekening gehouden worden met de erfenis hiervan, namelijk een (matig) verzuurde en geëutrofieerde toplaag. In hoeverre dit heeft plaatsgevonden en tot welke diepte, zou verder onderzocht moeten worden. Het zou immers zonde zijn om de hydrologie weer te herstellen (iets wat waarschijnlijk al moeizaam genoeg zal verlopen) zonder aan dit aspect te denken. Bij handhaving van de voedselrijke toplaag zal de vegetatie zich ontwikkelen tot hoog productieve ruigten met ongetwijfeld verder weinig doelsoorten. Uit eerdere studie is gebleken dat veel doelsoorten nog in het gebied voorkomen (bijv. Cools et al, 1996).Veel doelsoorten, met name die van het blauwgrasland ontbreken echter. Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
52
Zeer zeldzame soorten hebben in het algemeen ook kortlevend zaad dus vestiging vanuit de zaadbank is waarschijnlijk niet reëel. Aan de andere kant kan de natuur ook verrassen. Een doelsoort voor schrale graslanden is klein glidkruid ( Schaminée et al , 2010). Verder vermeld deze auteur ook dat deze soort vrijwel uit de Nederlandse beekdalen is verdwenen, iets wat ook voor het Merkske het geval was (Cools, 2006). Het is dan ook verheugend te melden dat het klein glidkruid weer in het Merkske is aangetroffen. Dit duidt dus aan dat ook “moeilijke soorten” zich toch weer onverwacht kunnen vestigen. Ook venen van een gebufferd milieu wordt als potentiële vegetatie genoemd. Dit is een ambitieus doel maar in de Manke Gooren en De Broskens is het grondwater geschikt voor dit vegetatietype. Wanneer aan de andere randvoorwaarden wordt voldaan (weinig beschikbare nutriënten, een constant hoog waterpeil) zijn er zeker potenties voor dit vegetatietype. De ronde zegge is al enkele malen in de omgeving aangetroffen (zie bijv. Govaerts, 2007). Een ander soort van dit type venen is de groenknolorchis. De vestiging van deze soort is waarschijnlijk verre toekomstmuziek, maar aan de andere kant kan wel worden vermeld, dat deze internationale beschermde soort op de meest onverwachte plekken kan opduiken. Hiertoe behoren bijvoorbeeld havens, zoals de haven van het relatief dichtbij gelegen Antwerpen. Hier verscheen de soort al vroeg in de vorige eeuw op plaatsen waar ophoging met kalkrijk zand had plaats gevonden. In lagere delen had zich daar een moslaag gevormd waarop deze soort zich kon vestigen. Ook vandaag de dag komt de groenknolorchis nog in de haven van Antwerpen (en ook Rotterdam) voor. Wanneer de andere standplaatseisen aanwezig zijn (open vegetatie, pioniercondities) is er in dit deel van het Merkske mogelijk ook kans voor vestiging van deze soort. Uiteindelijk geldt voor alle hoogwaardige doelgemeenschappen, dat men met het herstellen van de juiste abiotische condities, en de uiteindelijke vestiging van deze soorten, er niet is. Men zal dan ook daarna actief moeten blijven beheren, want veel van deze zeldzame doelsoorten zijn vooral soorten van een schrale open leefomgeving. Ook in voedselarme en basenrijke condities gaat de successie echter verder, iets wat de uitbreiding van berken/wilgen/elzen in het basenrijke veenmoerassen van de Biebrzavallei in Polen duidelijk maakt (persoonlijke waarneming van H Backx). Regelmatig zal er extensief beheerd moeten worden (hooien) zodat opslag van bomen en struiken wordt voorkomen.
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
53
5. Verdere Aanbevelingen
Van de volgende peilbuizen moeten worden onderzocht of ze nog intact zijn. Deze zijn: De Broskens: Peilbuis 044. Ondiepe en diepe aquifer Kromme Hoek: Peilbuis 052. Ondiepe aquifer Halsche beemden: Peilbuis 001. Ondiepe aquifer Peilbuis 011. Ondiepe aquifer Wanneer deze niet meer intact blijken te zijn, moeten ze worden vervangen.
De volgende peilbuizen correleren sterk wat betreft het peil. Het meten van het peil in één van deze buizen levert dus voldoende informatie op. Manke Gooren: 049 diep en 049 ondiep Halsche Beemden: 001 en 003, zowel diep en ondiep Ook op De Broskens wordt een sterke correlatie tussen het peil in de peilbuizensets 044 en 054 aangetroffen maar aanbevolen wordt om eerst na te kijken in hoeverre de resultaten van peilbuis 044 te vertrouwen zijn.
Om beter de grondwaterstand (kwel) te kunnen meten in dit gebied, de metingen bij die buizen voorzien van een straatpot te meten met een kwelmeter, of de straatpot vervangen door een verlengde peilbuis met een mantelbuis.
Gezien het belang van de grondwaterkwaliteit voor natuurwaarden wordt aanbevolen om de grondwaterkwaliteit in zoveel mogelijk peilbuizen te meten. Wel blijkt dat de waterkwaliteit per buis/aquifer nauwelijks varieert binnen een meetjaar. Een monstername per jaar is dus voldoende om de kwaliteit in het oog te blijven houden.
Het is gebleken dat de waterkwaliteit in percelen kan variëren. (Halsche Beemden in deze studie) Er wordt aanbevolen om van deze percelen met een prikstok een aantal EGV- en pH- profielen te maken, dit het liefst twee keer per jaar, en dat voor meerdere jaren. Dit geeft inzicht in de kleinschalige verdeling van watertypen in een perceel. Verder wordt hiermee de rol van het peilniveau in het Merkske op de kwaliteit en niveau van het grondwater sterker in beeld gebracht en wordt een duidelijk beeld geschapen van de potenties in deze percelen.
Wanneer dit mogelijk is, wordt aanbevolen de prikstoktechniek toe te passen in meer percelen. Idealiter in alle percelen die in deze studie zijn gebruikt, plus percelen met zeer hoge en lage natuurwaarden. Verder moeten de percelen verspreid in het beekdal liggen en zowel natte als droge terreindelen bevatten. Dit legt ook de basis voor een eventuele verdere uitbreiding van het grondwatermeetnet, aangezien al een beeld is verkregen van de variatie binnen en tussen de percelen.
Het is aannemelijk dat het huidige peil van het Merkske het grondwaterpeil in de vallei verlaagt. Aanbevolen wordt, het peil in deze beek op verschillende plaatsen regelmatig te gemeten (zo frequent mogelijk, op zoveel mogelijk plaatsen) zodat hiervan een goed beeld wordt verkregen. De peilgegevens van het Merkske kunnen dan worden gekoppeld aan de peilgegevens van het grondwater.
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
54
Dit zal zonder twijfel de stelling ondersteunen dat voor een langdurige, duurzame natuurbescherming het peil sterk zal moeten worden verhoogd.
Aanbevolen wordt om ter hoogte van de Halsche Beemden de grondwaterkarakteristieken langs een hoogtegradiënt te meten. Dit geeft inzicht in de waterkwaliteit op de hogere gronden. Aangezien dit relatief recentelijk nog intensieve landbouwgronden waren is de kans reëel dat de grondwaterkwaliteit hier nog steeds door wordt beïnvloed (hoge sulfaat- en nutriëntenconcentraties). Dit kan effect hebben op de natuur ter plekke, maar ook op die van de lager gelegen delen wanneer jong, oppervlakkig grondwater vanuit de hogere gronden naar lagere delen stroomt.
Aanbevolen wordt om percelen met hoge natuurwaarden, en daar waar de natuurwaarden afhankelijk zijn van grondwater, het grondwaterpeil en grondwaterkwaliteit te meten. De basis voor de selectie kan worden gevonden in Inberg et al, (2013) maar De Waterbeemden en Baarlebrug mogen hier zeker niet in ontbreken. Dit geeft een “vinger aan de pols” en maakt dat op tijd kan worden ingegrepen wanneer veranderingen in het grondwater zich openbaren.
Uit de resultaten blijkt dat in alle percelen de grondwaterstand een stuk lager is geweest, en dit voor een lange tijd. Waarschijnlijk is door deze peilverlaging de nutriëntenbeschikbaarheid in de toplaag van de bodem zodanig verhoogd dat, zelfs wanneer kwel van een goede kwaliteit weer langdurig tot aan het maaiveld zal staan, de potenties voor doelvegetaties en -soorten laag zullen blijven. Dit kan betekenen dat de toplaag van de bodem afgevoerd zal moeten worden. Er wordt aanbevolen om te onderzoeken in hoeverre dit de nutriëntenstatus en de bodem-pH in de toplaag heeft beïnvloed.
Kwel en/of neerslag in straatpot van peilbuis 49 a en b (Foto; J.v.Wesel)
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
55
6. Literatuur Bijkerk, W., F.H. Everts & N.P.J. de Vries (1992). Vegetatiekartering Merkske (Noord-Brabant). Everts en De Vries. Bijlmakers, L. en R. Buskens. Bodem, vegetatie en waterhuishouding van enkele hooilanden in het stroomdal van het Merkske. Staatsbosbeheerrapport nr.20-848-6 Burny, J. (1999). Bijdrage tot de historische ecologie van de Limburgse Kempen (1910-1950); tweehonderd gesprekken samengevat. Natuurhistorisch Genootschap in Limburg, Maastricht (Publicaties van het Natuurhistorisch Genootschap in Limburg 42-1) Caspers, T. (1992). De hand van de mens in het landschap. Stichting het Noord-Brabantse landschap. Cools, J.M.A. (1989). Atlas van de Noord-Brabantse flora. Utrecht/Tilburg. Cools, J. , H. Runhaar & R. Stuurman (2006). Herstel- en ontwikkelplan schraallanden. TNO/EAC/Alterra-rapport. Everts, H., N. de Vries, P. de Louw, R. Stuurman en G. Stoker (2002). … van Moesdistel tot boomkikker. Visie van Staatsbosbeheer op het behoud en herstel van natuur- en landschapswaarden in het beekdallandschap van het Merkske. Everts & De Vries/ TNO-NITG. Giesen & Geurts (2005). Kwaliteit van grond- en oppervlaktewater in de Staatsbosbeheerreservaten Diefdijk en Lieskampen. Giesen en Geurts, Ulft Giesen & Geurts (2007). De hydrologische toestand van de Staatsbosbeheerreservaten Gastels laag en Kelsdonk. Giesen en Geurts, Ulft. Govaerts, J. (2007). Ronde zegge aangetroffen in natuurreservaat ’de Halsche Beemden’. Antenne 11. Hendriks, D.M.D & R. van Ek (2009). Naar een (KRW)-methodiek voor het bepalen van de kwantitatieve interactie tussen grondwater en oppervlaktewater. Casestudie ’t Merkske. Deltares. Inberg, H., R van de Haterd en H. Backx (2012) Vegetatie- en plantensoortenkartering Regio Zuid 2012. 871 Merkske. Bureau Waardenburg bv. Kemmers, R.H. & G. van Wirdum (1988). De betekenis van de chemische samenstelling van het grondwater voor het milieu van wilde planten. Biovisie magazine 2: 2-6 Kent, M. & P. Coker (1995).Vegetation description and analysis: A practical approach. CRC Press. Van Wirdum, G. (1991). Vegetation and hydrology of floating rich-fens. Proefschrift Universiteit van Amsterdam, Amsterdam. Weeda, E.,R. Westra, Ch, Westra en T. Westra (1994). Nederlandse Oecologisch Flora. Wilde planten en hun relaties 5. IVN.
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
56
7. Bijlagen
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
57
Bijlage 1a. Meetnetgegevens
tno-code
sun-code
bijzonderheden veldcode bmv-code
xcoord.
ycoord
start meting
REFERENTIEPUNT nap ref.punt
sbb
h2o
meting
1468
1469
1469
1469 1467 1467 28-7-2003
128
1465
1468
1468
1469 1467 1467
233
tno
MAAIVELD h2o sbb
tno
laatste datum
lengte stijgbuis
waterpas.
Halsche Beemden west B50D0064001 B50D0064002 B50D0066001 B50D0066002 B50D0067001 B50D0067002 B50D0105001
20550508B001A
B001A
BMV09PK3f1 115528 381661
20550508B001B
B001B
BMV09PK3f2 115528 381661
20550508B003A niet gemeten door sbb, 20550508B003B niet gemeten door sbb, 20550508B004A
B003A
BMV09PK4f1 115552 381691
1429
1430
1388 28-7-2003
B003B
BMV09PK4f2 115552 381691
1427
1426
1388
B004A
BMV09PK5f1 115565 381709
20550508B004B
B004B
BMV09PK5f2 115565 381709
20550508B056
niet gemeten door sbb
B056
BMV09PV3
P50D0002001
20550508L057
weg
115532 381706
BMV09SV2
28-72003 28-72003
28-72003 28-72003 1-12003
1411
1408
1405
1370 1369 1369 28-7-2003
122
1408
1405
1405
1370 1369 1369
208
1465
1478
nb
1532
1529
1529
1533 1533 1533 22-6-1999
107
1531
1527
1527
1533 1533 1533
233
1435
1439
1439
1438 1444 1444 22-6-1999
1437
1435
1435
1438 1444 1444
178
1389
1390
1390
1344 1362 1362 22-6-1999
125
1385 1389
nb
1985
28-72003
Halsche Beemden oost B50D0073001 B50D0073002 B50D0075001 B50D0075002 B50D0077001
20550508B011A
B011A
115820 381523
20550508B011B
B011B
115820 381523
20550508B013A
B013A
115834 381613
20550508B013B
B013B
115834 381613
20550508B015A
B015A
115836 381673
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
58
22-61999 22-61999 22-61999 22-61999 22-61999
75
B50D0077002
20550508B015B
B015B
115835 381673
22-61999
1401
1399
1399
1346 1362 1362
202
20550508B052A
B052A
116485 381570
1563
1565
1565
1565 1569 1569 22-6-1999
120
20550508B052B
B052B
116485 381570
22-61999 22-61999
1557
1563
1563
1565 1569 1569
490
20550508B042A
B042A
1863
1863
1869 1869 21-6-1999
20550508B042B
B042B
1862
1862
1869 1869
20550508B044A
B044A
BMV09PK2f1 119673 381040
1811
1854
1854
1811 1775 1775 28-7-2003
141
20550508B044B
B044B
BMV09PK2f2 119673 381040
1805
1845
1845
1811 1775 1775
120
B055
BMV09PK1
Kromme Hoek B50D0096001 B50D0096002 De Broskens B50D0089001 B50D0089002 B50D0091001 B50D0091002 B50D0104001 B50D0234001 B50D0098001 B50D0098002 P50D0003001
20550508B055
buis afgebroken, alternatief
B057
119677 380889
20550508B054A
B054A
119672 380980
20550508B054B
B054B
119672 380980
20550508L058
weg
BMV09SV1
21-61999 21-61999 28-72003 28-72003 28-72003
xxx
1-12013 22-61999 22-61999 28-72003
1842
22-61999 22-61999
1794
1855
1817
1817
1800 1788 1788 22-6-1999
155
1844
1826
1826
1795 1788 1788
330
1830
1831
1831
1830 1833 1833 22-6-1999
1828
1830
1831
1830 1833 1833
Manke Gooren B50G0150001 B50G0150002
20550508B049A
B049A
120047 381459
20550508B049B
B049B
120047 381459
grote afwijking in waterpassing grote afwijking in maaiveld Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
59
75 197
Bijlage 1b. Ligging van de peilbuizen in de percelen.
49
44 54 55
Manke Gooren (49) en De Broskens (44, 54 en 55, 57 niet aangegeven)
52
Kromme Hoek (52)
4 3
15
1 13
11
Halsche Beemden-oost (11, 13 en15) en Halsche Beemden-west (1, 3 en 4) Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
60
Bijlage 2a. Aantal metingen per peilbuis per jaar; ondiepe aquifer Gebied
De Broskens
Manke Kromme Halsche Beemden-oost Halsche Beemden-west Gooren Hoek B50D0098 B50D0089 B50D0091 B50D0150 B50D0096 B50D077 B50D0075 B500073 B50D0067 B50D0066 B50D0064
1983
16
11
11
9
16
16
16
1984
18
8
5
19
19
19
19
19
19
1985
20
20
20
21
21
21
21
21
21
1986
24
24
24
24
24
24
24
24
24
1987
24
24
24
24
24
24
24
24
24
1988
22
22
19
24
25
23
24
24
24
1989
20
22
21
23
23
23
23
23
23
1990
25
24
24
24
25
24
24
24
24
1991
20
20
17
20
15
16
20
17
10
1992
18
4
18
18
18
18
18
18
17
1993
21
22
22
22
22
22
22
22
22
22
1994
23
23
23
21
23
23
23
23
23
23
1995
23
17
23
19
23
22
19
23
23
23
1996
22
22
22
22
22
21
22
21
22
22
1997
18
19
19
18
19
19
19
15
19
17
1998
22
22
23
8
22
22
22
22
18
21
1999
23
12
23
23
12
23
23
23
23
12
23
2000
21
21
21
21
21
21
21
21
21
21
21
2001
11
12
11
12
16
12
12
12
12
12
12
2002
22
22
22
22
24
22
22
22
22
22
22
2003
22
24
24
24
24
24
24
24
21
21
22
2004
13
14
15
17
17
17
17
17
13
12
17
2005
18
24
24
24
24
24
24
24
18
24
2006
10
14
14
14
14
14
14
14
10
14
2007
18
18
18
18
18
18
18
18
18
18
2008
24
24
24
24
24
24
24
24
24
2009
24
24
24
24
24
24
24
24
24
174
2010
21
14
21
14
21
21
21
21
21
365
21
2011
365
76
365
351
365
365
365
365
365
365
365
2012
108
108
108
108
108
105
108
108
269
108
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
61
24 24
Bijlage 2b. Aantal metingen per peilbuis per jaar; diepe aquifer Gebied
De Broskens
Manke Kromme Halsche Beemden-oost Halsche Beemden-west Gooren Hoek B50D0098 B50D0089 B50D0091 B50D0150 B50D0096 B50D077 B50D0075 B500073 B50D0067 B50D0066 B50D0064
1983
16
11
8
11
16
16
16
1984
19
8
1985
20
20
5
19
19
18
19
19
19
20
21
21
21
21
21
1986
24
24
21
24
24
24
24
24
24
1987
24
24
24
24
24
24
24
24
24
1988
24
22
22
22
24
25
16
24
24
24
1989
21
21
30
23
23
8
14
23
23
1990
24
24
24
24
24
24
24
1991
17
20
19
20
20
20
20
1992
18
4
18
18
18
18
18
1993
21
22
22
22
22
22
22
22
1994
23
23
23
23
23
23
23
23
1995
23
22
23
23
23
23
23
23
1996
22
22
22
22
22
22
22
22
1997
18
19
19
19
19
19
19
17
1998
21
22
21
22
22
22
22
22
1999
23
12
24
23
22
23
23
23
12
23
23
2000
21
21
21
21
19
21
21
21
21
21
21
2001
11
12
12
12
16
12
12
12
16
12
12
2002
22
22
22
22
23
22
22
22
24
22
22
2003
22
24
24
24
24
24
24
24
21
21
22
2004
13
14
17
17
17
17
17
17
13
64
17
2005
18
24
24
24
24
24
24
24
18
361
24
2006
10
14
14
14
14
14
14
14
10
365
14
2007
18
18
18
18
18
18
18
18
18
356
18
2008
24
24
24
24
24
24
24
24
24
301
24
2009
24
24
24
24
24
24
24
24
24
357
24
2010
21
14
21
14
21
21
21
21
21
365
21
2011
365
76
365
351
364
365
365
365
365
365
365
2012
108
108
108
108
108
111
108
91
273
108
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
62
4
Bijlage 3. Correlaties tussen de peilbuizen per perceel Manke Gooren 49 ondiep vs. 49 diep
0 20 49ondiep
40
49diep
peil (cm onder mv), 49 diep
april
maart
februari
januari
december
november
oktober
september
2012
augustus
juli
juni
mei
april
maart
2011
peil onder mv (cm)
y = 1,1x - 8,3 R 2 = 0,82
49ondiep vs. 49diep 80 60 40 20 0
60
0
10
20
30
40
50
60
70
peil (cm onder mv), 49ondiep
80
De Broskens
peil (cm onder mv)
april
maart
februari
januari
december
november
oktober
september
2012
augustus
juli
juni
mei
april
maart
2011
0 30 44ondiep
60
54ondiep
120 100 80 60 40 20 0
90
0
10
20
30
44 ondiep vs. 44 diep
70
80
90
y = 1,1x - 10,5 R 2 = 0,94
0 44ondiep
30
44diep
60
peil (cm onder mv), 44 diep
april
maart
februari
januari
december
november
100
oktober
september
augustus
juli
juni
mei
april
maart
peil (cm onder mv)
60
2012 80 60 40 20 0 -20 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
-40 peil (cm onder mv), 44ondiep
90
april
maart
februari
januari
december
november
oktober
2012
september
augustus
juli
juni
mei
april
maart
2011
0 30 54ondiep
60
54diep
90
90 80 70 60 50 40 30 20 10 0 0
20
40
60
80
100
120
peil (cm onder mv), 54ondiep
120
44 diep vs. 54 diep
44 diep vs. 54 diep
y = 0,70x + 19,5 R 2 = 0,84
0 30 60
44diep 54diep
100
peil (cm onder mv), 54 diep
april
maart
februari
januari
december
november
oktober
2012 september
augustus
juli
juni
mei
april
maart
2011
-30
y = 1,2x - 43,65 R 2 = 0,91
54 ondiep vs. 54 diep peil (cm onder mv), 54 diep
54 ondiep vs. 54 diep
peil (cm onder mv)
50
44 ondiep vs. 44 diep
2011
peil (cm onder mv)
40
peil (cm onder mv), 44ondiep
120
-30
y = 0,69x + 47,0 R 2 = 0,92
44 ondiep vs. 54 ondiep peil (cm onder mv), 54 ondiep
44 ondiep vs. 54 ondiep
80 60 40 20 0 -40
0
20
40
peil (cm onder mv), 44diep
90
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
-20
63
60
80
100
Vervolg Bijlage 3. Halsche Beemden-oost 11 ondiep vs. 13 ondiep
11 ondiep vs. 13 ondiep
0 20 40
11ondiep
60
13ondiep
20 15 10 5 0
80 -5
100
0
20
40
peil (cm onder mv )
april
maart
februari
januari
december
november
oktober
september
2012
augustus
juli
juni
mei
april
maart
2011
0 20 40 60 80
11ondiep 15ondiep
y = 0,17x + 13,1 R 2 = 0,69
30 25 20 15 10 5 0 0
20
40
60
80
100
120
peil (cm onder mv) 11ondiep
april
maart
februari
januari
december
november
oktober
september
augustus
juli
juni
mei
april
maart
y = 0,3x + 21,1 R 2 = 0,27
13 ondiep vs. 15 ondiep 2012
13ondiep 15ondiep
peil (cm onder mv) 15 ondiep
peil (cm onder mv )
120
35
13 ondiep vs. 15 ondiep 40 35 30 25 20 15 10 5 0 -5
0
5
10
15
20
25
peil (cm onder mv) 13ondiep
april
maart
februari
januari
december
november
oktober
september
2012
augustus
juli
juni
mei
april
2011
maart
y = 0,80x + 23,5 R 2 = 0,64
11 ondiep vs. 11 diep
0 20 40 60 80
11ondiep 11diep
peil (cm onder mv) 11diep
11 ondiep vs. 11 diep
peil (cm onder mv )
100
40
100 120
2011
120 100 80 60 40 20 0 0
100 120
20
40
60
80
100
120
peil (cm onder mv) 11ondiep
0 10 20
13ondiep
30
13diep
40
50 40 30 20 10 0 -5
50
0
5
10
15
peil (cm onder mv) 13ondiep
60
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
60
peil (cm onder mv) 13 diep
april
maart
februari
januari
december
november
oktober
2012
september
augustus
juli
juni
mei
april
maart
y = 0,63x + 16,6 R 2 = 0,21
13 ondiep vs. 13 diep
13 ondiep vs. 13 diep 2011
peil (cm onder mv )
80
11 ondiep vs. 15 ondiep peil (cm onder mv) 15 ondiep
11 ondiep vs. 15 ondiep
-10
60
peil (cm onder mv) 11ondiep
120
-5 0 5 10 15 20 25 30 35 40
y = 0,22x - 8,16 R 2 = 0,14
25
april
maart
februari
januari
december
november
oktober
september
augustus
juli
juni
mei
april
2012
peil (cm onder mv) 13ondiep
peil (cm onder mv )
-20
maart
2011
64
20
25
Vervolg Bijlage 3 Vervolg Halsche Beemden-oost
april
maart
februari
januari
december
november
oktober
september
augustus
juli
juni
mei
april
maart
2012
15ondiep 15diep
peil (cm onder mv) 15 ndiep
peil (cm onder mv )
-10 -5 0 5 10 15 20 25 30 35 40
30 25 20 15 10 5 0 -5 0
5
10
0 20 40
11diep
60 80
13diep
peil (cm onder mv) 13 diep
april
maart
februari
januari
december
november
oktober
september
augustus
juli
juni
mei
april
maart peil (cm onder mv )
2012
30
35
40
y = 0,21x + 7,2 R 2 = 0,20
60 50 40 30 20 10 0 0
100
20
40
60
80
100
120
peil (cm onder mv) 11diep
120
peil (cm onder mv) 15 diep
30
april
maart
februari
januari
december
november
oktober
september
2012
augustus
juli
juni
mei
april
maart
y = 0,14x - 1,4 R 2 = 0,24
11 diep vs. 15 diep
2011
peil (cm onder mv )
25
11 diep vs. 13 diep
11 diep vs. 15 diep
0 20 40
11diep
60
15diep
80
25 20 15 10 5 0 -5 0
20
40
60
80
100
120
-10
100
peil (cm onder mv) 11diep
120
13 diep vs. 15 diep
peil (cm onder mv) 15 diep
30
april
maart
februari
januari
december
november
oktober
2012
september
augustus
juli
juni
mei
april
maart
y = 0,5x - 3,7 R 2 = 0,85
13 diep vs. 15 diep
2011
peil (cm onder mv )
20
peil (cm onder mv) 15ondiep
2011
-10
15
-10
11 diep vs. 13 diep
-20
y = 1,3x - 22,9 R 2 = 0,94
15 ondiep vs. 15 diep
15 ondiep vs. 15 diep 2011
0 10 20
13diep
30
15diep
40
20 15 10 5 0 -5 0
10
20
30
-10
50
peil (cm onder mv) 13diep
60
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
25
65
40
50
60
Vervolg Bijlage 3. Halsche Beemden-west 1 ondiep vs. 3 ondiep ondiep
april
maart
februari
januari
december
november
oktober
september
augustus
juli
juni
mei
april
maart
2012
0 20 1ondiep
40
3ondiep
60
peil (cm onder mv), 3
peil (cm onder mv)
-20
80
40 30 20 10 0 0
-10
10
20
30
april
maart
februari
januari
december
november
oktober
september
augustus
juli
juni
mei
april
maart
20 1ondiep
40
4ondiep
60
peil (cm onder mv), 4 ondiep
peil (cm onder mv)
2012
0
y = 0,19x + 4,8 R 2 = 0,81
10 5 0 10
20
30
40
50
60
70
80
90
peil (cm onder mv), 1ondiep
0 20 3ondiep
40
4ondiep
60
25
peil (cm onder mv), 4 ondiep
april
maart
februari
januari
december
november
oktober
september
2012
augustus
juli
juni
mei
april
maart
y = 0,33x + 10,2 R 2 = 0,64
3 ondiep vs. 4 ondiep
3 ondiep vs. 4 ondiep
peil (cm onder mv)
90
15
0
2011
20 15 10 5 0 -10
80
-5
0
5
10
15
20
25
30
35
peil (cm onder mv), 3ondiep
100
1 ondiep vs. 1 diep 80
0 20 1ondiep
40
1 diep
60
peil (cm onder mv)
maart
april
70
februari
januari
december
november
oktober
september
2012
augustus
juli
juni
mei
april
maart
y = 0,93x + 0,18 R 2 = 0,95
1 ondiep vs. 1 diep
2011
peil (cm onder maaiveld)
80
20
100
60 50 40 30 20 10 0 -10 0
80
10
20
30
40
50
60
70
80
90
peil (cm onder mv)
100
3 ondiep vs. 3 diep
3 ondiep vs. 3 diep
y = 1,0x + 6,9 R 2 = 0,98
0 20 40 60
3ondiep 3diep
peil (cm onder mv), 3 diep
50
april
maart
februari
januari
december
november
oktober
2012
september
augustus
juli
juni
mei
april
maart
2011
peil (cm onder mv)
70
25
80
-20
60
1 ondiep vs. 4 ondiep
1 ondiep vs. 4 ondiep
-20
50
peil (cm onder mv), 1ondiep
2011
-20
40
-20
100
-20
y = 0,48x - 13,1 R 2 = 0,85
1 ondiep vs. 3 ondiep
2011
80
30 20 10 0 -10
-5
-10
0
5
10
15
peil (cm onder mv), 3ondiep
100
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
40
66
20
25
30
35
Vervolg Bijlage 3. Vervolg Halsche Beemden-west
50
april
maart
februari
januari
december
november
oktober
september
augustus
juli
juni
mei
april
maart
2012 peil (cm onder mv), 4 diep
peil (cm onder mv)
-20 0 20
4ondiep
40
4diep
60 80
40 30 20 10 0 -10
0
5
10
0 20 1diep
40
3diep
60 80
30 20 10 0 -10
-10
0
10
20
30
40
50
60
70
peil (cm onder mv), 1diep
0 20 1diep
40
4diep
60
peil (cm onder mv), 4 diep
50
april
maart
februari
januari
december
november
oktober
2012 september
augustus
juli
juni
mei
april
maart
y = 0,29x - 2,8 R 2 = 0,33
1 diep vs. 4 diep
1 diep vs. 4 diep 2011
peil (cm onder mv)
y = 0,49x - 5,3 R 2 = 0,78
40
100
80
40 30 20 10 0 -10
-10
0
10
20
30
40
50
60
70
peil (cm onder mv), 1diep
100
peil (cm onder mv), 4 diep
50
april
maart
februari
januari
december
november
oktober
2012
september
augustus
juli
juni
mei
april
maart
y = 0,56x + 0,32 R 2 = 0,39
3 diep vs. 4 diep
3 diep vs. 4 diep 2011
peil (cm onder mv)
25
50
april
maart
februari
januari
december
november
oktober
september
augustus
juli
juni
mei
april
2012 peil (cm onder mv), 3 diep
peil (cm onder mv)
maart
2011
-20
20
1 diep vs. 3 diep
1 diep vs. 3 diep
-20
15
peil (cm onder mv), 4ondiep
100
-20
y = 1,7x - 12,6 R 2 = 0,52
4 ondiep vs. 4 diep
4 ondiep vs. 4 diep 2011
0 20 40
3diep 4diep
60 80
30 20 10 0 -10
-5
-10
0
5
10
15
20
25
peil (cm onder mv), 3diep
100
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
40
67
30
35
40
45
Bijlage 4a. Resultaten grondwaterkwaliteit Alle gemeten parameters staan weergeven als mg/l behalve de pH (geen eenheid) en tenzij aangegeven. Filter: Seizoen: Gebieden:
o: ondiep; d: diep. Z: zomer; W: Winter Br: De Broskens; HbO: Halsche Beemden-oost; HbW: Halsche Beemdenwest; KH: Kromme Hoek; MG: Manke Gooren S
Perceel
Code
filter seizoen
Br
B042A
o
Z
B042B
d
Z
B044A
o
W
6,65
B044B
d
W
B054A
o
B054A B054B
HbO
HbW
KH
MG
pH
EGV (Âľs)
NH4
Ca
Cl
PO4
Fe
K
Mg Na
NO3O4
6,96
0,21
61
5,6
0,12
0,92
1,1
6,2 5,7
10,7
0,5
226
7,17
0,48
48
8,3
0,42
0,61
2,2
5,3 5,8
0,3
0,5
187
1063,2
0,015 82
5,7
0,07
1,5
0,1
9,1 7,1
4,7
0,5
317
7,13
521,4
0,015 83
6,9
0,06
0,39
0,4
9,1 6,8
0,2
0,5
317
W
6,92
529,4
0,015 85
3,3
0,005
1,7
0,2
8,1 6,9
0,1
0,5
328
o
Z
7,18
738,6
0,04
82
4,6
0,01
1,1
0,9
7,5 6,6
0,4
0,5
310
d
W
6,66
473,6
0,12
68
8,1
0,12
12
0,6
6,6 6,8
0,1
0,5
260
B057
o
W
7,08
368,7
0,03
54 11,1
0,05
0,72
0,8
5,6 0,3
0,1
0,5
204
B057
o
Z
7,29
622,1
0,05
54 10,5
0,05
1,1
0,9
1,7 7,2
0,9
0,5
209
B011A
o
Z
6,53
154,5
0,015 14
4,4
0,01
2
0,6
1,8 2,5
2,7
10
39,4
B011B
d
W
0,54
26 50,7
0,03
0,005
3,2
4,9
19
2,8
57
2,5
B011B
d
Z
6,1
425,9
0,17
27 48,2
0,12
0,55
2,6
4,9
18
1,5
64
22,8
B013A
o
W
0,12
28
5,1
0,06
0,08
0,7
4,4 3,3
2,3
9
B013A
o
Z
6,53
185,2
0,16
17
8
0,05
1,9
1,7
3,6
3,7
1
84,8
B013B
d
W
6,96
198,5
0,22
14
9,7
0,27
5,6
1,1
3,7 8,3
0,1
1
91,9
B013B
d
Z
6,6
199,2
0,22
17 10,1
0,07
7,9
0,9
8,1
0,1
0,5
94,1
B015A
o
W
7,22
160,9
0,015 22
8,4
0,27
6,2
0,2
4,4 6,4
0,1
0,5
99
B015A
o
Z
6,8
187,1
0,05
21
9,3
0,03
0,88
1
4,2 6,6
0,6
0,5
98,7
B015B
d
W
7,35
182,5
0,06
22
8,7
0,02
0,05
0,7
4,1 6,3
0,2
0,5
97,8
B015B
d
Z
7,39
222,8
0,03
22
9,4
0,04
0,52
1,2
3,8 6,3
0,4
0,5
101
B001A
o
Z
6,3
488
0,15
18 14,8
0,1
10
0,9
4,5
0,4
10
49,6
B001B
d
W
6,9
209,4
0,3
19 26,1
0,02
5,2
1,2
4,4 8,6
0,1
17
48,5
B001B
d
Z
6,47
255,5
0,5
18 26,1
0,16
14
1,9
4,6
0,1
21
62,6
B004A
o
W
6,77
176,8
0,015 17
8,9
2,3
13
0,05 4,8 6,6
0,1
0,5
107
B004A
o
Z
7,44
195,7
0,015 14
8,7
0,69
3,8
0,2
4,2 6,6
0,1
0,5
74
B004B
d
W
0,12
16
8,4
0,02
0,02
0,6
4,3 6,6
37
2
76,7
B004B
d
Z
6,84
257,7
0,12
16 10,3
0,15
1,9
2,1
4,3 7,2
1,8
0,5
84,5
B056
d
W
7,07
227,5
1,89
16
9
0,005
28
1,1
4,9
0,1
0,5
132
B056
d
Z
6,65
461,8
0,3
19
9,5
1
13
1,3
5,5 7,5
0,1
0,5
104
B052A
o
W
5,98
165,9
0,06
16
13
0,02
12
3,7
4,5 5,2
0,1
16
36
B052A
o
Z
5,36
108,1
0,07
10
5,9
0,1
0,37
0,4
1,2 3,6
0,6
0,5
23,2
B052B
d
W
6,88
170,6
0,36
24 14,6
0,07
2,5
1,3
3,8 7,2
0,4
0,5
99,6
B052B
d
Z
6,43
186,7
0,58
26 15,1
0,18
4,8
1,1
3,9 7,3
0,3
0,5
99,1
B049A
o
W
6,57
557,8
0,04
54
9,8
0,99
9,2
0,05 2,2 5,7
0,3
0,5
194
B049A
o
Z
6,96
300,8
0,06
42
6,8
0,27
1,8
1,3
2,2 5,1
0,9
0,5
141
B049B
d
W
6,62
309,5
0,015 49
9,9
0,04
0,42
0,2
1,6 3,7
0,8
0,5
156
B049B
d
Z
6,86
388,2
0,04
3,4
0,94
6,5
1,6
2,1 4,5
0,1
0,5
180
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
41
68
4
7
7 9
7
HCO3
Bijlage 4b. Resultaten grondwaterkwaliteit - ionenbalans Perceel
Code
filter
seizoen
plus
min
balans
De Broskens
B042A
ondiep
zomer
3,9
4,0
1,0
B042B
diep
zomer
3,2
3,3
1,0
B044A
ondiep
winter
5,2
5,4
1,0
B044B
diep
winter
5,2
5,4
1,0
B054A
ondiep
winter
5,3
5,5
1,0
B054A
ondiep
zomer
5,1
5,2
1,0
B054B
diep
winter
4,7
4,5
1,0
B057
ondiep
winter
3,2
3,7
0,9
B057
ondiep
zomer
3,2
3,8
0,9
B011A
ondiep
zomer
1,1
1,0
1,0
B011B
diep
winter
2,7
2,7
1,0
B011B
diep
zomer
2,7
3,1
0,9
B013A
ondiep
winter
2,0
1,7
1,1
B013A
ondiep
zomer
1,6
1,7
1,0
B013B
diep
winter
1,6
1,8
0,9
B013B
diep
zomer
1,9
1,8
1,0
B015A
ondiep
winter
2,0
1,9
1,1
B015A
ondiep
zomer
1,8
1,9
0,9
B015B
diep
winter
1,8
1,9
0,9
B015B
diep
zomer
1,8
1,9
0,9
B001A
ondiep
zomer
2,0
1,5
1,4
B001B
diep
winter
2,0
1,9
1,0
B001B
diep
zomer
2,3
2,2
1,0
B004A
ondiep
winter
2,0
2,0
1,0
B004A
ondiep
zomer
1,5
1,5
1,0
B004B
diep
winter
1,5
2,1
0,7
B004B
diep
zomer
1,6
1,7
1,0
B056
diep
winter
2,7
2,4
1,1
B056
diep
zomer
2,3
2,0
1,1
B052A
ondiep
winter
2,0
1,3
1,6
B052A
ondiep
zomer
0,8
0,6
1,4
B052B
diep
winter
2,0
2,1
1,0
B052B
diep
zomer
2,2
2,1
1,1
B049A
ondiep
winter
3,5
3,5
1,0
B049A
ondiep
zomer
2,6
2,5
1,0
B049B
diep
winter
2,8
2,9
1,0
B049B
diep
zomer
2,7
3,1
0,9
Halsche Beemden-oost
Kromme Hoek
Manke Gooren
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
69
Bijlage 5. Stiff-diagrammen Manke Gooren Winter
Zomer
Kromme Hoek Winter
Zomer
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
70
De Broskens Winter
Zomer
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
71
Halsche Beemden-oost Winter
Zomer
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
72
Halsche Beemden-west Winter
Zomer
Een analyse van het hydrologisch meetnet in ‘t Merkske
73