teruggebracht. Bij het laatste avondmaal had Jezus niet een brood in de vorm die het bij ons heeft maar in de vorm van een platte koek, een brood zo groot als een pannenkoek. Jezus brak er voor elk van zijn leerlingen een brok van af, en gaf het hem. In latere tijden werden de broden al voor de communie in brokken gebroken. De tijd daarvoor werd door de gelovigen zelf opgevuld met het zingen van het Agnus Dei, zo vaak als nodig was, maar altijd eindigend met 'Geef ons de vrede'. Het breken gaf nogal wat kruimels natuurlijk. Die werden opgevangen op een extra dwaal, de corporale. Men liet ze vervolgens in de kelk vallen, uit eerbied. En 'opdat niets verloren zou gaan'. Maar later begon men de hosties al uit te snijden bij het bakken ervan, een grote hostie en veel kleintjes. Trouwens in de tijd van de privé missen gebruikte men alleen een grote hostie, helemaal voor de priester alleen. Met die voorgesneden hosties zijn er geen echte kruimels meer, alleen nog maar stofjes, die scrupuleus met de pateen bij elkaar werden geschraapt. Nu er geen kruimels meer zijn,heeft de corporale geen zin meer en zou best weggelaten kunnen worden. Maar wat doet men nu? Om toch maar een kruimel te hebben, breekt de priester de grote hostie in tweeën, en breekt dan nog een stukje af om die in de kelk te laten vallen. Alsof het om die kruimel gaat en niet om het breken van het brood voor velen. Men vond daarbij een vrome uitleg: het mengen van het brood en de wijn, het verenigen van het Lichaam en Bloed van Jezus, was een beeld van de verrijzenis. Heel vroom. Maar klopt dat beeld wel? De dood is dat de ziel het lichaam verlaat, en de verrijzenis is dat de ziel opnieuw het nu verheerlijkte lichaam bezielt, en niet dat het lichaam met het verloren bloed zou verenigd worden. Soms leest men de woorden: Dit is mijn lichaam gebroken voor U. Het staat zo in een Engelse vertaling. Maar het woord gebroken vind ik niet terug in de Griekse tekst. Daar staat: Dit is mijn lichaam voor U. Alleen Matthëus voegt eraan toe: voor de vergeving van de zonden.
Zeer geachte Lezers, Elk jaar ervaren we de komende lente als een tijd vol verwachting. Onze locatie manager, Robert Jan, schrijft over deze lente. We worden allemaal een dagje ouder. We kunnen niet overal meer heen vliegen. Reizen wordt lastiger en moeilijker. Maar wat we wel kunnen is onze fantasie gebruiken. We kunnen ontsnappen aan onze geografische begrenzingen, want onze geest is nog steeds frank en vrij. Onze geest ligt niet verlamd. Wij kunnen dromen, we kunnen schilderen, vertellen en schrijven. Probeer het maar. Zelf geef ik daar een voorbeeld van in mijn “Spannend Verhaal’ in deze uitgave. Ik nodig jullie uit om ook op stap te gaan en het onmogelijke voor mogelijk te houden. Met uiteraard heel veel dank aan alle schrijvers van deze editie en aan Harry Reusen voor de vormgeving. Geniet van de ontluikende lente.
Piet Korse
DE GOLVEN Eindeloze rijen schuimend water beuken steeds weer op het strand om dan weer in elkaar te zakken en rustig te verdwijnen uit het zicht
Hoe brengen we het breken van het brood weer terug in de mis?
Laten we allereerst niet denken dat de grote hostie eigenlijk voor de priester is. De grote hostie is er om gebroken en gedeeld te worden. Zo breken sommige priesters de twee helften bij het Agnus Dei in tweeën. Dat is prijzenswaardig. Anderen vinden een vierde deel van de grote hostie te klein om van verre gezien te worden. Houden ze daarom de twee helften tegen elkaar wanneer ze de hostie voor de communie aan de gelovigen tonen met de woorden: Zie het Lam Gods dat de zonden van de wereld wegneemt? Sommigen breken dan alsnog een of twee helften doormidden. Maar dan versmelt het breken van het brood met de communie van de priester en krijgt het niet de aandacht die het verdient. Nog anderen nuttigen zelf een of twee helften van de grote hostie. Dan is het delen wel minimaal of nul. Het gaat toch om het breken en delen, en het vieren dat allen leden van de ene gemeenschap te zijn. De eerste Christenen noemden de Eucharistie het breken van het brood. Zo voornaam was het breken voor hen. Het mooiste zou zijn dat we grotere grote hosties zouden gebruiken. De Trappistinnen hebben grote hosties waarin de breuklijn al is aangebracht en meegebakken voor twaalf hosties. Men denkt meteen aan de twaalf apostelen. Met zo'n grote hostie komt het breken ven het brood weer helemaal terug. Mogen het breken en het delen van het Eucharistisch Brood ons brengen tot het breken en delen van onze rijkdom met de minderbedeelden. Ben Jorna
Heel in de verte, op het water verschijnen al weer witte lijnen groeiend in omvang en in kracht bevlekt met tinten groen en grijs
Ze nemen toe in omvang en geweld en worden steeds dreigender en sterker alsof ze met meer kracht en snelheid de aanval voorbereiden op het strand
Eindeloze rijen blijven binnenrollen steeds weer veranderend op hun weg soms kolkende massa's bruisend schuim om dan weer deel te worden van de zee Henk Riesthuis
24
1
Vervolg van artikel van Ben Jorna
Nieuwjaarsgedachte. Voor ons ligt weer een geheel nieuw jaar. We vragen ons af wat dit jaar ons weer te bieden heeft. Laatst hoorde ik twee mannen tegen elkaar zeggen: “Zullen wij wedden wie het volgend jaar het langst volhoudt?” Het was duidelijk als grap bedoeld. Maar er zat ook een diepere laag in deze boodschap. Veel ouderen leven met de dag. Wat voor ons ligt daar weten we nog niets van. En deze twee mannen weten dat hun laatste jaren eraan komen. Met hun relativeringsvermogen leggen ze bloot dat ze misschien het einde van het jaar niet eens halen. Maar misschien leven zij nog een aantal jaren, wie weet. Dit geldt trouwens voor iedereen, alleen jonge mensen zijn daar over het algemeen niet mee bezig. De één is er meer mee bezig dan de ander. Zulke gedachten kunnen je beperken of misschien wel benauwen. Maar als mens ben je meer dan dat, meer dan jouw situatie waarin je je bevindt, meer dan de beperkingen van lichamelijke ongemakken. Want door teveel bezig te zijn met zulke gedachten vergeet je intussen te leven. Vaak leven we in wat geweest is of in wat er nog komen gaat. En zo’n jaar voor de boeg laat onze gedachten gaan naar wat er mogelijk allemaal nog gebeuren gaat. Is het niet beter, net als die twee mannen relativeren, elke nieuwe dag laten komen zoals het komen wil. Toon Hermans schreef een mooi gedichtje dat hierbij past.
Harry Reusen.
Geluk Hij zocht het geluk, het grote, hèt, Hij zocht, maar vond het niet en vele malen stond hij met een kluitje in het riet.
Hij zocht het geluk in het dal, aan de top, maar werd het zoeken moe.
Op die manier kwam men tot een tweevoudige offerande, een tweevoudige consecratie en een tweevoudige communie. En dat is de hoofdstructuur van onze huidige mis. Elk hoogtepunt heeft zijn plaat en tijdstip in het geheel, en krijgt de aandacht die elk verdient. De Kerk toont zich een ware pedagoog, door voor elke handeling op zijn beurt aandacht te vragen. Tussen de hoogtepunten is er is er tijd en plaats voor bijkomende gebeden of handelingen, zoals de prefatie, het Onze Vader, de vredeswens. Het breken van het brood is niet vergeten, het is in zijn geheel vóór de communie geplaatst. Daardoor krijgt het nog meer de aandacht die het zozeer verdient. Jammer dat er privégebeden voor de priester tussen zijn geplaatst, want die verzwakken enigszins de band tussen breken en delen. Maar er is iets heel merkwaardigs gebeurd: de Kerk heeft er voor gekozen de woorden die in de verhalen na de handeling staan, aan die handeling vooraf te laten gaan. Onze consecratie komt daarom vóór onze communie. Waarom? De woorden doen iets heel voornaams, ze consacreren, van con of cum en sacrare, ze maken het brood en de wijn en de handelingen heel heilig, ze wijden ze. Ze maken het brood tot lichaam en de wijn tot het bloed van Jezus. Zo maken zij de betekenis duidelijk van wat er gebeurt. Pas veel later gaat men in de dogmatiek spreken van de transsubstantiatie. Woorden leggen bij de sacramenten altijd de betekenis van de handeling uit, van het onderdompelen of van het zalven. Zo belichten ook de woorden van de consecratie wat het breken en delen van het brood en van de wijn betekenen. Zetten we eens de twee delen van de verhalen van het avondmaal naast elkaar. Dan zien we nog beter de overeenkomst en de parallelen. Men ziet dan vooral drie activiteiten.1* Jezus prijst of dankt God voor a) het brood, en b) de wijn. 2*a) Hij breekt een brok van het brood en geeft die, hij geeft de Beker, en de leerling neemt er een slok uit. 3* Hij voegt tenslotte de woorden toe, die duiden wat de betekenis is van a)brood en b)wijn. Herkennen wij daarin de grote momenten van onze huidige mis? Het prijzen en danken van de tweevoudige offerande, de woorden van de tweedelige consecratie, het geven van brood en wijn bij de communie? Welnu, de Kerk heeft die verschillende handelingen gescheiden en uit elkaar getrokken. Zo komen er twee series handelingen: rond het brood en rond de beker. Vervolgens heeft de Kerk die twee series in elkaar geschoven. Zo kwam men tot de structuur van de huidige mis: de tweevoudige offerande van het brood en van de wijn, de tweevoudige consecraties van het brood en van de wijn, en de tweevoudige communie van het brood en van de wijn. Elke handeling of rite heeft zijn eigen plaats en tijd en krijgt de aandacht die ze verdient. Tussen de riten is er plaats voor bijkomende gebeden of handelingen, zoals de prefatie, of het Onze Vader en de vredeswens. Daarbij werd ook het breken van het brood losgemaakt van het uitdelen van het brood. Tussen het breken en het delen zijn twee gebeden ingevoegd waar de priester er een van kiest. De band tussen breken en delen van het brood blijft bewaard. Het breken van het brood hoort dus niet thuis bij de consecratie. De consecratie is eigenlijk het verhaal van het laatste avondmaal. Dat verhaal wordt verteld, het wordt niet geacteerd. Wij doen wat Jezus heeft gedaan. Maar we doen Jezus niet niet, we apen hem niet na. Het verhaal wordt dus alleen verteld. Eeuwenlang nam de voorganger het brood niet eens in zijn handen. De opheffing werd ingevoerd in de tijd dat men begon te twijfelen of Jezus echt tegenwoordig was in het gewijde brood en de gewijde wijn.
Eerst toen hij zei: ik geef het op Toen kwam het naar hem toe. Toon
Wat is er gebeurd met het breken van het brood? Het is vaak tot een minimum 2
23
iedereen twee vissen gepakt heeft en blij als blik naar zijn hut is teruggekeerd, geef ik de fietser het verschuldigde bedrag en een sigaret toe. Op een dag komt er een man naar me toe die Ludama spreekt. Hij wil dat ik bij hem kom voor zijn zieke zoon. Zij wonen ver weg en bovendien kan ik met de auto niet dicht bij hun huis komen. We gaan erheen. In de hut zit een jongen van veertien of vijftien die erg ziek is. Maar erg ziek ziet hij er niet uit. Zijn vader houdt vol en smeekt mij hem naar het ziekenhuis te brengen. Ik zeg: ‘Vervoer hem dan maar eerst naar de auto.’ Meteen neemt hij zijn zoon op zijn rug en gaat zo hollend naar de auto. Onderweg kan ik de zieke in mijn binnenspiegel bekijken en het enige dat ik opmerk is dat hij af en toe een raar gezicht trekt. In het ziekenhuis wordt me verteld dat dit aangeeft dat hij de duivelsziekte heeft, dat is tetanus. De jongen sterft daar. Tetanus komt daar veel voor, vooral na geboortes, wanneer de navelstreng met een smerig mesje doorgesneden wordt. (wordt vervolgd).
Grapjes: 11.
Er zitten 2 papegaaien in een kooi; zegt de ene papegaai tegen de andere: ‘Zielig hè, al die mensen achter de tralies!’ 12.
In het winkelcentrum in Oosterbeek vroeg de Kerstman aan een klein meisje wat haar naam is. Hij kreeg enkel een boze blik toegeworpen. De Kerstman herhaalde de vraag. Tenslotte zei het meisje verontwaardigd: 'Dat heb ik je vanmorgen op school al verteld en nu ben je het al vergeten!'
13.
Een jonge verslaggever stormt binnen bij zijn hoofdredacteur en zegt: “Het spijt me dat ik u lastig moet vallen, maar ik zou graag nog iets veranderen in mijn artikel.” “Ja, dat kan, maar dan moet je wel snel zijn. De prullenmand wordt zo geleegd.”
Het wordt altijd weer lente Plotseling lag er weer sneeuw in Nederland. Overal was het weer helemaal wit. Niet verwacht en toch gekomen. De sneeuw bleef ook best nog lang liggen. In Rietmolen en in Oosterbeek zelfs bijna veertien dagen. ’s Nachts was het koud. Tot wel min 10 graden in het oosten en noorden van het land. De mensen dachten al aan schaatsen op het open water. En sommigen aan nog veel meer. Ik dacht zelf aan winterbanden. Het aanschaffen van winterbanden is eigenlijk niet nodig in Nederland, maar als het dan toch begint te sneeuwen en te vriezen, dan wordt het rijden van Rietmolen naar Oosterbeek wel wat ingewikkeld. Ik heb dan ook na enige aarzeling besloten om nieuwe winterbanden te bestellen en vorige week vrijdag zijn ze gemonteerd. Een dag later meldde de weerman dat de winter voorlopig voorbij is en dat de temperaturen fors gaan stijgen. Zo gaat het in het leven. Ik ga er maar van uit dat we deze winter nog wel wat sneeuw gaan krijgen. En als het niet zo is, dan heb ik alvast winterbanden voor het volgend jaar. Een mens wikt en weegt en neemt besluiten. Soms pakt het goed uit en soms wat minder en soms gaat het helemaal niet goed. Soms weten we dat meteen en soms duurt het een tijdje en soms weten we het na een tijdje nog steeds niet. Zo gaat het in het leven. Afwachten is dan ons lot. De tijd zal het leren. Eén ding is voor mij zeker in het leven. Het wordt altijd weer lente. De blaadjes komen aan de bomen en de zon gaat weer lekker schijnen. Het wordt weer langer licht en de donkere dagen zijn weer voorbij. De lente voelt als een nieuw begin. De natuur laat ons zien dat het nooit voorbij is. Er is steeds een nieuw begin. Het leven wordt steeds doorgegeven en ook dat vind ik zo mooi aan de lente. Ook dat is het leven. Ik heb altijd zin in de lente. De lente geeft veel positieve energie. En deze energie hebben we ook dit nieuwe jaar weer nodig om er samen in het Missiehuis het beste van te maken. Het afgelopen jaar hebben we veel goede resultaten bereikt. Het mooiste resultaat is dat de bewoners erg tevreden zijn over de zorg en dienstverlening. Dit geeft ons allemaal veel positieve energie. Ik ben dan ook erg blij met de inzet en toewijding van alle medewerkers. In het afgelopen jaar hebben zij weer veel bereikt. De kwaliteit van de dienstverlening is heel goed, de bewoners hebben het naar hun zin en de medewerkers zijn graag in het Missiehuis. Ook hebben we een nieuw certificaat voor het kwaliteitssysteem behaald. Mooie resultaten waar we trots op en dankbaar voor kunnen zijn.
Ik denk dan ook dat wij blij kunnen zijn met elkaar. Samen staan we open voor de lente. De lente van weer een nieuw begin. Met voor jullie allemaal veel mooi weer en ook af en toe regen. Ja, ook regen behoort bij het leven. Robert Jan Paas, locatiemanager
22
3
Gespreksstarter Sjan Boekhorst werkt in Missiehuis Vrijland als verzorgende. Zij woont in Duiven met haar man Theo. Zij heeft twee zonen en drie kleinkinderen, twee jongens en één meisje. Door de volgende vragen zullen wij Sjan nog een beetje beter leren kennen.
Welk huisdier vind je het intelligentste, katten of honden? Honden. Wij hebben 12½ jaar een hond gehad uit het asiel “het Hof van Ede”. Het was een heel lief dier, echt een schatje. We hebben hem helaas in moeten laten slapen. Hij was 14½ geworden.
gemakkelijker verplaatst worden naar waar de bisschop omhoogzit. Daarom word ik af en toe naar een ander taalgebied benoemd. De pastoor in Dabani, Wil Joosten, kan goed koken. Zijn ouders hebben een restaurant in Weert. Binnen enkele maanden weeg ik over de honderd kilo. Deze missie kent vijf streken, elk met een eigen taal. Waar ons huis staat spreekt men Lugwe, een aanverwante taal met Lugisu. Er is een groot gebied waar Ateso gesproken wordt, een ander gebied met het Ludama. In Busia, een druk handelscentrum op de grens met Kenia, wordt Kiswahili gesproken. Lugwe is een Bantoetaal, dus daar wordt in de kerk Luganda gesproken. Als ik naar Tororo rij, pik ik enkele doopleerlingen op die naar huis gaan. Die
gevens van iedere patiënt. Hij deelt ook de medicijnen uit. Op deze kaart staan de lijnen van het lichaam getekend. De aangetaste plekken staan daarop genoteerd. De patiënten krijgen tabletten volgens een systeem. Het aantal tabletten dat ieder moet slikken, wordt geleidelijk opgevoerd totdat de melaatse deze niet meer kan verdragen en begint over te geven. Dan wordt er van het begin af aan weer met de kuur begonnen. Als de melaatsen genezen verklaard zijn, mogen zij terug naar hun familie. Familieleden zijn echter vaak niet van plan hun genezen verklaarde zieke op te vangen, bang als ze zijn voor besmetting. Daarom wordt er elk jaar een dag georganiseerd waarop allerlei overheden worden uitgenodigd om het ontslag van iedere melaatse bekend te maken zodat men weet dat deze absoluut niet besmettelijk meer is, ondanks het feit dat hij of zij geen vingers of zelfs geen handen meer heeft. In het kamp ontstaan echtparen. Dit is heel goed te begrijpen. Op een dag vind ik een ontslagen echtpaar met een kind. Zij huizen onder een grote bundel gras. Ik heb op veertien plaatsen een Legioen van Maria. Elke week komen de leden bijeen. Als ik aanwezig ben, moet ik hun na een geestelijk woordje een taak geven voor de komende week. Ik vraag hun een goede hut te bouwen voor dit paar. Zij doen dit keurig, met enige onderbreking, want de kampverpleger beweert dat dit tegen de regels is. Hij zegt: ‘Dismas en zijn gezinnetje mogen als ex-patiënten niet op het kampterrein wonen.’ Volgens de wethouder mag het echter wel. De hut wordt afgebouwd. Op een middag zit ik tussen een groep melaatsen in Masafu kamp. Alle ogen zijn gericht op het zakje van mijn overhemd. Dan komt er een pakje sigaretten tevoorschijn. Het doet de ronde. Het is koddig om te zien hoe sommigen zonder handen toch een sigaret weten te hanteren. Terwijl we dan gezellig zitten te praten, komen er fietsers langs met achterop een mand vis uit het Victoriameer. Dan roep ik één van hen. Iedere melaatse mag twee vissen uitzoeken. Ze hebben dan de grootste lol. Want het is niet eenvoudig om met vingerstompjes of zelfs zonder handen gladde vissen te pakken. Als
Als je één ding aan je ouders kon veranderen, wat zou dat dan zijn? Ik zou niets willen veranderen. Ze waren niet de makkelijksten, maar ik ben helemaal tevreden met mijn ouders.
Vind je dat elk menselijk DNA zou moeten worden geregistreerd in een database? Nee, het is niet goed om alles te weten van iedereen. Het is alleen goed om misdadigers op te kunnen sporen, maar verder niet. Ben je ooit beschaamd geweest om het gedrag van landgenoten, als je die tegenkomt op vakantie? Nee, dat ligt aan de landen waar ik heen ga. In Noorwegen, Engeland, Schotland Ierland en Wales gedragen de Nederlanders zich netjes. Zouden er meer of minder echtscheidingen zijn als mensen elkaars gedachten konden lezen? Ik verwacht meer echtscheidingen, maar aan de andere kant worden er misschien minder huwelijken gesloten. Welke naam zou je geven aan je biografie? Het leven van Sjanneke. Welk product, dat vandaag gebruikt wordt, zal volgens jou over 500 jaar nog steeds gebruikt worden? Water.
4
praten heel druk, maar ineens begint er één zachtjes te praten, want “de pater verstaat alle talen!” Dit is prettig om te horen, maar ik weet wel beter! In deze parochie dopen de pastoor en ik heel veel mensen. De jongetjes worden veelal Benedikto genoemd naar de minister van justitie. De DP is heel sterk vertegenwoordigd in Dabani. De Democratic Party is voor de katholieken en de UPC (The Uganda People’s Party) is hoofdzakelijk protestant. Benedikto Kiwanuka is een praktiserende katholiek en als Amin de regering overneemt, blijft hij minister van justitie. Hij wijst Amin op zijn wreedheden met het gevolg dat hij verdwijnt. Niemand hoort nog ooit van hem. Langs de evenaar loopt een band dwars door Afrika waar veel melaatsen zijn. In Masafu melaatsenkamp controleert een opgeleid iemand elke week de kaarten met ge-
21
Welke plek vind je dat iedereen ten minste één maal zou moeten bezoeken voor hij/zij sterft?
Cees Koning vertelt verder:
aan welke ziekte hij lijdt. Zij geeft hem drie dagen neppillen. Hij is daarna weer zo gezond als een vis. In dit gebied terroriseert een meneer Walubende de bewoners. Hij is de leider van een bende die op rooftocht gaat, vooral als de koffie geoogst wordt. Als iemand een zak vol koffiebonen klaar heeft staan, komt Walubende met zijn kornuiten en neemt dan de zak mee zonder dat er weerstand geboden wordt. De mensen zijn zo intens bang van hem. Op een dag weten ze door een vensterraampje (zonder glas) een touw om zijn nek te krijgen als hij aan het bier drinken is. Ze laten hem drie dagen dood midden op straat liggen. Ik vraag: waarom? Zij zeggen dat ze hem al eerder eens gedood hadden, maar hij krabbelde weer op. Voor alle zekerheid laten ze hem drie dagen liggen. Om de twee jaar wordt een besnijdenisritueel voor de jongens uitgevoerd. Een groep mensen met bellen aan de enkels komen overal dansen. Ze trekken door de dorpen. Ze wuiven takken terwijl ze dansen en zingen. Dat jaar hoor ik hen zingen over Walubende. Er wordt gezongen hoe ze hem eindelijk te pakken kregen en dat hij daar drie dagen te kijk lag. Wij hebben als enige in de hele streek een missiekliniek. Elke week overhandigt de zuster de inkomsten aan de pastoor. Zij moet dan telkens aanhoren hoe weinig deze zijn en bovendien wordt haar verzoek om dit of dat medicijn telkens afgewezen. Op zekere dag is er post voor me. In de envelop zit een envelop en daarin nog een. Ik moet het geheim houden dat ik benoemd ben tot biechtvader van de zusters. Dit wordt een onhoudbare situatie. Ik ga naar de bisschop. Hij is bereid om mijn pastoor te verplaatsen. Ik vraag hem om mij over te plaatsen. Zo krijg ik een benoeming voor Dabani. Ik ben twee jaar in Magale geweest.
Magale Na twee jaar vindt de bisschop dat het beter voor me is om in de bergen te werken, want dan moet ik veel lopen. Daar zou ik van opknappen. Ik word naar Magale benoemd. Hier wonen Bagisu. De taal die gesproken wordt, is het Lugisu, maar de bisschoppen zijn overeengekomen dat onder alle stammen waar een Bantu taal gesproken wordt, alleen Luganda gebruikt mag worden in de kerk en op de missieschool. Weer zoiets als in Lango en Acholi. Zo wordt het je niet gemakkelijk gemaakt om de plaatselijke taal te leren. In Magale word ik meerdere keren bij een zieke geroepen die er helemaal niet ziek uitziet. Sommige jonge mensen willen sterven en kiezen voor autosuggestie. Altijd als ik geroepen word, staan er veel mensen om de zieke heen en houden vol dat de jongen erg ziek is. Maar een erg ziek iemand ziet er ook echt ziek uit. Bij een zieke jonge man zie ik meteen dat hij niet echt ziek is. Ik kan praten als Brugman, maar hij geeft geen kik, totdat ik hem een por in zijn maag geef en hij zijn ogen opendoet. De familieleden springen op en geven blijk van hun ongenoegen. Dat hij hen zó voor de gek gehouden heeft, wordt hem zeer kwalijk genomen. Ik moet hen kalmeren, want iemand die dit een paar weken volgehouden heeft, diens hart tikt heel langzaam en moet langzaam weer op gang komen. Een andere zieke ziet eruit als Hollands glorie, maar wat ik ook zeg of vraag, hij geeft geen krimp. Ik ga bij de familie zitten om te vragen wat de rede kan zijn dat hij sterven wil. De meest voor de hand liggende reden is dat hij en zijn vrouw pas, na enige jaren wachten, een baby hadden gekregen. Ze waren dolgelukkig met de jongen. Na een paar maanden sterft de baby plotseling, zonder ziek geweest te zijn. Ik vermoed dat de vader dit niet kan verdragen en hij daarom sterven wil. Ik ga weer bij hem zitten en praat vlak bij zijn oor over zijn groot verdriet. Hij reageert daarop. Men brengt hem naar mijn auto om hem in de missiekliniek te laten behandelen. Ik vertel de zuster
Dabani Bisschop Greif wil dat zijn missionarissen, zolang ze nog jong zijn, zoveel mogelijk talen leren. Daarom worden ze vaak ver-
plaatst. Later kunnen de paters en broeders 20
Zijn/haar geboorteplaats. In mijn geval zou dat Geldrop zijn, naar de Fleskensstraat. Ons huisje bestaat nog, het plaatsje achter het huis ook. We gingen vroeger met de bus naar school. Ik weet nog dat juf Appelboom trakteerde op appeltaart. En de laatste dag mocht je een pop meenemen naar huis om te logeren. Ik was geen poppenkind; voor de pop het wist, lagen armen en benen eraf, maar deze pop bleef wel heel. Je wint de loterij en wordt meteen miljonair. Wat doe je met het geld? Samen genieten met man, kinderen en kleinkinderen. Maar ik blijf wel werken! Dank je wel, Sjan, voor het gezellige gesprek! Simone
‘n
Neij Kientje gekògt
In de zestiger jaren werd na de nachtmis groot nieuws gebracht: er is vannacht ’n neij kientje gebòrre. We vroegen wér en wòr ? In Uden op buurtschap Zoggel, in aanwezigheid van Herder, dokter Helwegen. Met mijn jongere broer besloot ik op weg te gaan, om het kind en ouders te bezoeken. Het was duchtig koud en we kleedden ons stevig aan, belaadden de sleej met het benodigde, het kon wel eens uren duren voor we de geboorteplaats bereikten. We besloten om de kettinghond, indien nodig, voor het vervoermiddel te spannen. Voor verwarming en verlichting vulden we de petroleum stallantaarn en de rijtuiglantaarn. We namen de kortste weg binnendoor via ons Aardse Paradijs. We vroegen ons af: 'Hoe treffen we het kind aan, in een stal ?!' We waren aangewezen op onze eigen oriëntatie, want aan de hemel was geen ster te bekennen, laat staan een engel! We baanden een weg tussen de hoog opgewaaide sneeuwduinen; in Den Hof stond het ondergesneeuwde Boerenmoes. Dit was toch een te zware stamppot voor het pasgeboren kind ? De grensafscheiding van prikkeldraad tussen den Kersenbogerd en de Zoggelpad meden we via het veld van Grard Verkuilen en zo bereikten we de geboorteplaats. We bewonderden het kind, liggend in de kribbe, gewikkeld in warme doeken en een waterkruik. In onze kromme arm de kurf, geen goud, wierook of mirre, màr balkebrij, piperkoek en een Brabantse krintemik en wensten de ouders Maria en Jozef veel geluk mit ‘t Jungske. We vertrokken voor de duisternis inviel snel huiswaarts. En om het geluk te delen, zouden we de Drie Koningen nog tegenkomen? We keken even achterom en zagen St. Jozef naar de pastorie haasten om het kind te laten dopen en in te laten schrijven, doch de pastoorsmeid was onverbiddelijk: "Vandaag wordt 5
We keken even achterom en zagen St. Jozef naar de pastorie haasten om het kind te laten dopen en in te laten schrijven, doch de pastoorsmeid was onverbiddelijk: "Vandaag wordt er niet gedoopt”. Hierop antwoordde de gelukkige vader: "Geen probleem, thuis is ook water. Dan doop ik het kind toch zelf, in het bijzijn van mijn vrouw”!! Daarop kwam de bediende in gewetensnood en herinnerde zij zich nog het voorval van vroeger. Ook toen werden mensen afgewezen, omdat er geen plaats was in de herberg. Dit wilde zij niet en zeker niet vandáág op haar geweten hebben en bedacht zich. Er werd een afspraak in de middag na het 'Kindje Wiegen' van de plechtige kerstviering gemaakt. Na de laatste orgelklanken betrad een grote schare vandaag voor de derde maal het kerkgebouw gevuld met wierook, kaarsen en dennengeur. Kapelaan Ling doopte het kerstkind. Het kreeg de naam Reinie, de naam van zijn opa Reinier de Groot. Ik bemerkte een glimlach bij vader en moeke, geschaard rondom de doopvont. Daarna werd in het kerkgebouw een bezoek aan de kerststal gebracht, waaraan moeke bij de aanschaf van de beeldengroep had bijgedragen. De knikkende engel werd bedacht; die knikte heel voldaan. Terug naar het geboortehuis, niet per ezel en ook niet zoals het gebruikelijk was op de terugweg het drinken van een borreltje in de herberg, want thuis wachtte Maria op het kind en wij op de beschuit met muisjes. Dit verhaal is geen sprookje, het is waar gebeurd. Ik was één van de herders.
.
Acht zaligheden van de humor Gelukkig zij die nadenken alvorens te handelen; zij zullen veel dwaasheden vermijden. Gelukkig zij die niet kwaad worden, wanneer men hen tegenspreekt, want dan begint het evangelie in hun hart te leven. Gelukkig zij die in alle mensen de Heer herkennen, want zij hebben het ware licht gevonden. Gelukkig zij die luisteren naar de wensen van anderen, want zij zullen vreugde zaaien. H. Philippus Neri (1515-1595).
Wist u dat:
sommige mensen zo voorzichtig leven dat ze als nieuw sterven?
In Oeganda een kookpot pas geprezen wordt, als hij kapot is?
dat oude mensen zo ongeduldig worden, omdat ze nog weinig tijd in het vooruitzicht hebben?
Vraagje: 1.
“In welke tijd had je willen leven?” “In deze”. “Waarom doe je dat dan niet?”
Bij de pentekeningen: (1) Vanuit de Uitkijkpost. Ons Aardse Paradijs (kersenbogerd) met op de voorgrond de bijenhal van Marinus ; op de achtergrond, geboorteplaats, Huize Zoggel.
2.
“Waarom leggen kippen eieren?” “Als ze ze gooien zijn ze kapot.”
(2) Pentekening; rechts de prikkeldraad afscheiding
Hoewel Belgische frietjes in het Engels ‘French fries’ genoemd worden, is er aan frietjes niets Frans. Ze zijn wel degelijk Belgisch. De kunst om goede frieten te bakken ligt in het feit dat de juiste aardappel (bintje) gebruikt moet worden en dat frieten twee keer worden gebakken. Een legende over het ontstaan van de friet: lang geleden bakten de vissers op Driekoningen aan de Maas visjes in grote potten. Maar op een bepaalde dag was de rivier dichtgevroren. Toen besloot men aardappelen in lange repen te snijden. De vorm moest die van een visje voorstellen.
Enkele jaren geleden kwam deze boreling in Amerika Abraham tegen; dàt was de Verlosser niet overkomen ! Rini de Groot
6
Geschiedenis: Belgische frieten.
19
Kisumu Kroniek 70
23 December 2016
Cor Schilder vertelt verder.
Beste Vrienden, Het jaar, eens nieuw, loopt ten einde. Tijd om elkaar geluk en vooral sterkte toe te wensen. Bij jullie sluit het weer zich aan bij die gevoelens van eind en begin; hier valt de rol van de natuur weg. Het is loeiheet en kurkdroog. De kerken doen hun best om de Kerstsfeer op te roepen. Vanmiddag was ik in het kerkje van Nyalenda waar de kerstgroep van onze Art School komt te staan. Een pracht van een boom stond er al getooid met talloze lichtjes en dikke proppen watten. Ik vroeg wat die daar deden. Tja, dat wisten ze ook niet. Ik heb hun dus een korte uiteenzetting over sneeuw gegeven; maar ik betwijfel of dat veel indruk maakte. In de kranten en de supermarkten zie je natuurlijk geen kerstkindje meer, alleen maar een witbebaarde Kerstman die met een arrenslee achter twee rendieren over de sneeuw glijdt. Ik moet de mensen hier uitleggen dat in Europa godsdienst net zoiets geworden is als ondergoed: je mag het wel aan hebben, maar je loopt er niet mee te koop. De mensen hier vinden het wel sneu voor Europese kinderen dat ze niet meer het verhaal horen zingen over de herdertjes die bij nachte in het veld lagen en daar engelen hoorden zingen. Deze week deed de BBC een dappere poging om de Kerstman tot een spannend verhaal te maken. Ja zeg, hoe lief die rendiertjes door de winterse bosjes draafden, oh, oh, wat leuk. Pandipieri heeft het jaar waardig afgesloten met een feest voor alle medewerkers. Ik was uitdrukkelijk uitgenodigd. Terwijl wij op het onbestemde begin uur wachtten, kuierde ik wat met enkelen van de 120 aanwezigen. De man van de straatkinderen vertelde me dat ze dit jaar 120 straatkinderen met hun families herenigd hadden. De dag er voor vertelde de man van het OMA-project me dat ongeveer 300 van de 600 AIDS-wezen nu officieel geadopteerd waren door plaatselijke families. Met die OMA-mensen praatte ik toen ook over akelige toestanden van vroeger, toen ze bijvoorbeeld in Pandipieri de zwakkere van een tweeling lieten doodgaan, of een jonggetrouwde vrouw terugstuurden naar huis, omdat ze niet het gewenste kroost baarde, of dat iemand seks moest hebben met het lijk van een jonge vrouw die ongehuwd was gestorven. “Die gebruiken zijn hier allemaal verdwenen sinds jullie hier kwamen om de Goede Geest te verspreiden,” zeiden ze. Jullie zelf vragen mij wel eens wat voor goede gevolgen ons werk heeft gehad. Zo nu en dan pik ik hier een vleugje op. Dat komt niet in de (financiële) verslagen te staan. Een auto arriveerde om de grote pannen overvloedig voedsel te brengen. Ik vroeg welk cateringbedrijf daar voor gezorgd had. “Dat komt van onze eigen meisjesopleiding,” was het antwoord. Weer een vleugje succes. Binnen in de prachtige Father Hans Burgman Community Hall (nog een vleugje) barstte het feest los. Ze hadden geen plaatjesmuziek willen hebben, maar een live band. Ik zat er vlak voor. Ik heb nooit geweten dat muziek zo luid kon zijn. Je kreeg er gegarandeerd tinnitus van; nou heb ik dat al, dus dat maakte niet veel uit. Het was alsof je met een onderzeeër door een oceaan van lawaai voer. Alle praten hield op. Het ritme sloeg me tegen de ribben. Iedereen die rondliep, begon zich in danspassen voort te bewegen, glimlachend. Buiten dansten de wolken en de zon mee. Na een paar uur kwam er even stilte om mij een woordje te laten spreken. Dit was mijn woordje. “KUAP/Pandipieri is een leerzaam verhaal; zorgt ervoor dat het verhaal doorgaat. Het is ook een heilzaam mirakel; zorgt ervoor dat het mirakel doorgaat. Het is uiteindelijk ook een geschenk; zorgt ervoor dat het geschenk doorgaat”. Mag ik jullie ditzelfde als Kerstwens en Nieuwjaarsgroet aanbieden: Dat jullie het komende jaar allemaal van het leven een mooi verhaal mogen maken, dat het de smaak van een mirakel moge hebben, en dat de geschenken van geen ophouden mogen weten. En dat het Kerstkindje jullie in deze materie nieuwe ideeën mag geven. Tot de volgende keer.
Hans Burgman
ik wam terug met dezelfde boodschap. Hij was heel teleurgesteld, werd heel boos en zei: “Ga je gang dan maar”. Twaalf jaar later werd ik priester gewijd in diezelfde kerk en hij was er nog steeds pastoor, maar nu ziek en oud. De kapelaan deed al het werk. Hij zat in een stoel bij het altaar en was nog steeds teleurgesteld!
Toch zou dat nog een heel verhaal worden en door verschillende stadia heengaan. Tegen het einde van de lagere school wilde ik eigenlijk geen missionaris meer worden, maar wat dan wel? Ja, boer worden? Dat lag vroeger eigenlijk voor de hand ware het niet dat het boerenwerk me ook tegen begon te staan, want mijn vader was de baas op de boerderij. Maar ik had nog vier andere broers boven me ook op de boerderij. Wel was mijn broer Lou “op studie” gegaan naar het Bonifacius missiehuis in Hoorn. Die drie andere broers werden langzamerhand ook mijn “bazen” en zo werd ik van hot naar haar gestuurd. Ik wist er geen eind meer aan! Ik wist wel één ding: geen boer worden! Maar ja, wat dan? Eerst ging ik nog een jaar naar de “VGLO” (Voorgezet Lager Onderwijs) in Blokker. Ik wilde eigenlijk wel timmerman worden, maar dat vond mijn vader maar niets. Dan toch maar boer worden? Ik ging daarna eerst een jaar naar de tuinbouwschool in Zwaag. Tijdens dat jaar begon ik weer te denken om missionaris worden. Eigenlijk wilde ik het niet, maar ik meende dat God het wilde en hoe kon ik dan weigeren? Ongelooflijk hoe God kan schrijven met kromme pennen! Ik kreeg de volle medewerking van mijn ouders, die waren er heel blij mee. Inmiddels was mijn broer Lou al weg van het seminarie. Hij ging economie studeren. Dat zou helemaal ideaal zijn: vijf zonen en wel: drie boer, een econoom en een priester. Zo is het uiteindelijk dan ook geworden, maar het had nog heel wat voeten in de aarde, hoor.
Hoorn (1956-1959) Ja, toen naar het missiehuis in Hoorn. Wat zal ik er over zeggen? We kennen de verhalen wel hoe die plaatsen waren: straffe discipline, sober in alle opzichten, hard werken, toegewijde leraren, die wel echt met ons begaan waren en goed voor ons waren. In die tijd ben ik ineens heel snel gaan groeien en werd ik lang. Toen ik vijftien was, zat ik in de eerste klas van het seminarie. Ik was toen 1.86 meter en ben daarna nooit meer gegroeid, althans niet in de lengte! Dat was toen echt een probleem, omdat ik stukken groter was dan alle anderen van mijn klas en daar voelde ik me heel rot bij. Uiteindelijk besloot de rector dat ik dan met recreatie en sporten bij de derde klas mee mocht doen. Dat ging een stuk beter.
Ik moest de pastoor gaan zeggen dat ik missionaris wilde worden. Die was er heel erg op tegen: “Het is heel mooi als je priester wilt worden, maar dan voor het diocees, wereldheer. Dat missionaris worden is niets gedaan en past niet bij je familie. Je vader is een “gezeten boer”. Daar past een wereldheer bij; missionaris worden is alleen voor domme mensen!” Ik hield vol dat ik missionaris wilde worden. Toen stuurde hij me weg om erover na te denken. Ik moest na een week terugkomen. Ik deed dat en
W at ik me ook heel duidelijk herinner uit die tijd is dat ik altijd honger had, ongeacht hoeveel ik at. Ik at alles op wat ik maar kon krijgen. Maar hierin was ik niet de enige. Veel jongens waren toen aan het
“doorschieten”. Voor het ontbijt ’s morgens 18
7
kregen we havermoutpap en brood met genoeg boter voor twee sneeën. Ik nam altijd twee diepe borden pap en tien sneeën brood. Het stukje boter deed ik in de pap en doopte het brood in de pap om het door mijn keel te kunnen krijgen! Dan kregen we om tien uur een beker melk. Met het middageten soep en aardappelen. Het “geheim” was eigenlijk om met de eerste ronde niet zoveel te nemen, zodat je snel klaar was om anderen voor te zijn in de tweede ronde, want dan raakte alles op. Je nam hierbij wel een risico, want als anderen je voor waren, had je het nakijken. Dit was alleen het geval met het middageten. Met het avondeten kon je zoveel eten als je wilde, als er tenminste tijd genoeg was. Ik heb dat altijd bewonderd en gewaardeerd hoe de “surveillant” dat toeliet. We mochten altijd weer brood bijhalen bij de zusters in de keuken en eindeloze kannen thee met suiker en melk erin. De zusters, die in de keuken werkten, maakten het brood zelf en die moeten hele nachten aan het bakken geweest zijn, denk ik. Dit was allemaal ook nog buiten het vier uurtje om. Dan was er voor iedereen nog een dubbele snee brood met goede boter. Ik vond die altijd zo heerlijk dat geen gebakje van vandaag daaraan kan tippen. Drie jaar waren we in Hoorn en daarna gingen we naar Tilburg waar we aansloten in de vierde klas daar. Daar was de volle zes jaar opleiding. Ik herinner me hoe trots we wel waren, toen we naar Tilburg gingen. We voelden alsof we al aardig op weg waren naar het priesterschap.
Bouma, Piet de Ruiter, Peer van Wetten, Kees Eestermans, Gilles Doene, Cor Kamps, Tinus Keizer en anderen. Het resultaat met mijn klas was 100% geslaagd! Wat een feest was dat. Mijn eerste rector toen was Father Piet Jacobse. Hij was zeer ascetisch en eenvoudig voor zichzelf en ook voor ons! Ik was toen 18 jaar geworden en ik wilde graag rijlessen nemen en mijn rijbewijs halen. Daar kwam bij hem niets van in. Hij zei: ”Je benen breken, dat zul je doen. Als je later in de missie komt, heb je geen rijbewijs nodig; ga maar weer studeren”. Toen nam ik zelf het initiatief om op vrije middagen lessen te nemen. Ik maakte een afspraak met de rijschool. Dat liep echter de eerste de beste lesdag al mis. Ik had de tijd afgesproken en dacht gewoon naar de rijschool in de stad te gaan. Dat deed ik dus. Tezelfdertijd kwam de rijinstructeur naar de “Rooie Pannen” om me op te halen. Iedereen ging mij zoeken. Ik viel dus lelijk door de mand. Toen ik thuis kwam, riep de rector me en laten we zeggen: “Hij was niet blij!” Later werd Piet Grimbergen rector en vroeg ik weer of ik rijlessen mocht nemen. Hij was er onmiddellijk voor. Toen heb ik achter elkaar een rijbewijs gehaald voor auto en motor. Roosendaal (1962-1964) Roosendaal was weer heel anders! De studies vond ik eigenlijk wel interessant en ook de contacten met niet-Nederlanders. Toch heb ik daar niet zulke goede herinneringen aan. Ik vond het er een enigszins bedompte sfeer: oude gebouwen, de kou die we daar geleden hebben! Ouderwetse gebruiken en gewoontes. Nee, dat beviel me niet zo.
Tilburg (1959-1962) In Tilburg gingen de dingen professioneler, want we moesten klaargestoomd worden voor het “staatsexamen”. Het was heel belangrijk dat een goed percentage daarvoor slaagde, want daar hing ook weer de “erkenning” van de school van af. De “erkenning” was weer heel belangrijk om financiële redenen. Het jaar voordat ik staatsexamen zou doen, werd de school erkend en werd ons examen dus gewoon “schoolexamen”. Nu moesten wij bewijzen dat we die erkenning ook waar konden ma
Mill Hill (1964-1968) Toen naar Engeland. Dat vond ik veel fijner, avontuurlijk! Het was ook wel vrij behoudend, maar de nieuwe rector Jimmy Cowan probeerde daar verandering in te brengen, wat niet gemakkelijk was met de staf die er toen was. We namen zelf ook heel veel vrijheden en er werd veel door de vingers gezien. Toen we in het laatste jaar waren, begonnen ze ons te vragen wat onze voorkeur zou zijn voor een benoeming na onze wijding. Ik vroeg de overste om verder
ken. Er werd ontzettend hard gewerkt door zowel de leraren als de studenten. Grote namen waren toen: Piet Grimbergen, Sjaak 8
De Revue. Het was toentertijd een ongeschreven wet dat bij een feest, zij het een speciale verjaardag, een bruiloft of een jubileum, een revue werd opgevoerd. Die gaf een levensschets van de feesteling in vers- en liedvorm. Toen in 1952 mijn ouders hun zilveren bruiloft zouden vieren, moesten wij, de kinderen, aan het werk. De taken werden verdeeld. De vier zusjes zouden de feestgids samenstellen en ik kreeg de Revue als mijn taak. Ik had al eens eerder zoiets gedaan voor feesten bij kennissen en vrienden, maar voor mijn eigen vader en moeder.... ja, dat was toch iets anders. Een andere moeilijkheid was dat ik in Roosendaal in ons Missiehuis studeerde en dus een heel jaar van huis weg was. Pas half juli zou ik met vakantie komen en de bruiloft was op 3 augustus. In Roosendaal ging ik aan het werk, probeerde me liedjes te herinneren die mijn zusjes ook kenden. Vragen per post werden nodig. "Kennen jullie lied dit en lied dat? Laat het gauw weten". Hun antwoord: "Dat vierde liedje kennen we niet". Ik weer: "Het staat in ‘Kun je nog zingen, zing dan mee.’ Ergens achterin". En ook: "Stuur me nog een paar aardige gebeurtenissen of gezegdes van vader en moeder". Brieven gingen over en weer. Langzaam kreeg de Revue vorm en inhoud. De teksten begonnen bij de melodieën te passen en na een massa veranderingen en verbeteringen vond ik dat hij gereed was. Met zes beschreven vellen papier kwam ik met vakantie. Amper drie weken hadden we om te repeteren en ermee vertrouwd te raken. Het was, zeker voor de twee jongste zusjes, hun eerste ervaring van een openbaar optreden. De tekst moest worden uitgetypt. Zus Betty had een kantoorbaan. Zij kon dus zeggen dat ze moest overwerken en de schrijfmachine daar gebruiken. Maar repeteren! Thuis kon dat natuurlijk niet. Zus Nellie had een idee: "We kunnen de tantes vragen of we bij hen mogen repeteren, want zij hebben een piano". Dat waren drie ongetrouwde dames, al jarenlang heel goede vrienden van onze ouders. Wij noemden hen tantes. De lieve dames vonden het natuurlijk goed, gezellig zelfs. De piano stond in de voorkamer, lang niet meer bespeeld, maar nog goed op toon. Vijf keer repeteerden we er. De piano maakte het zeker dat de melodie vertrouwd en onthouden werd en dat de juiste toonhoogte en het ritme op het gewenste peil zouden blijven. De tantes moedigden ons aan, lachten af en toe om geestige teksten en verwenden ons met thee en koekjes tussendoor en erna. Op het feest kreeg de Revue een speciaal moment. Iedereen ging plechtig zitten, klaar voor het grote moment dat de vijf kinderen hun optreden zouden beginnen. Even waren we in paniek: in de zaal van het restaurant was geen piano! Onvoorstelbaar. Zo'n feestzaal moet toch op zijn mist een piano hebben! Hoe kun je anders zingen, dansen en feestvieren?.... Daar ging mijn zorgvuldig gecomponeerde begeleiding. Ik kon alleen de eerste toon aangeven. De zusjes begonnen en sloegen zich er kranig en foutloos doorheen. Werkeloos zat ik erbij en luisterde er naar. Ouders en familieleden waren enthousiast, vonden het prachtig, feliciteerden en bedankten ons. Een paar dagen later hadden vader en moeder onze pastoor/deken uitgenodigd. Die was niet op het feest geweest, maar de uitnodiging voor een avondvisite, speciaal voor hem, had hij bereidwillig aanvaard. Volgens afspraak zei Moeder na de koffie met gebak tegen ons: "Doe de Revue nog eens, dan hoort Meneer de Deken het ook". Dit keer wel met pianobegeleiding. Voor een gehoor van drie kreeg de Revue zijn integrale uitvoering. Voor de eerste keer en ook de laatste. Zo ontstond mijn Opus 1, numero 1 en zo verdween het in de vergetelheid. Tekst en muziek zijn niet bewaard gebleven. De Revue bestaat niet meer, maar blijft een fijne herinnering. Eddy Karhof
17
Joodse Wijsheid Rijkdom is als zout. Het geeft smaak aan het eten, maar als er teveel van is, krijg je dorst.
Ouderdom ‘Hoe voel je je vandaag?’ vraagt de pastoor aan oude Gerrit, die in een gemakkelijke stoel van de zon zit te genieten. ‘Het gaat’, antwoordt Gerrit, ‘maar ik word geplaagd door reuma in mijn linkervoet.’ ‘Ja, maar toch mogen we niet klagen, Gerrit’, zegt de pastoor. ‘Het komt door de ouderdom.’ ‘Ouderdom?’, moppert Gerrit. ‘Ouderdom heeft daar niks mee te maken, meneer pastoor. Mijn rechtervoet is even oud als mijn linker en daar mankeert niks aan.’
Grapjes
te studeren in Deventer voor tropische landbouw. Dat werd me aanvankelijk toegezegd, maar later werd het weer teruggedraaid. Ik koos toen voor Borneo. Toen ik de benoeming kreeg, ging ik naar ons seminarie in Tilburg! Tot zover de ‘vrije’ keuze!
van alle priesters, zusters en broeders van onze parochie. De parochie telde toen 700 katholieken. Hoeveel priesters en zusters en broeders waren er? Tweeënvijftig. Bijna ieder jaar was er wel een feest van een wijding of intreding. Maar ik was de laatste in de rij! Het is nu bijna 50 jaar geleden en er is niemand meer gevolgd! Wel nog “op studie” gegaan, maar ze zijn allemaal weer “teruggekomen”.
Priesterwijding (1968)
Ja, en uiteindelijk was het dan zover: de priesterwijding. Het was nu voor het eerst dat (wordt vervolgd). de wijdelingen in de thuisparochie gewijd zouden worden. En zo gebeurde het in Westwoud in 1968. Het was bisschop Vos die me wijdde. Wat een prachtige dag was dat toch. 6 of 7 kleine uien in ringen gesneden
7.
Een Limburger en een Antwerpenaar kijken samen naar het nieuws. Daar verschijnt een wanhopige man in beeld die van de vijfde verdieping wil springen. De Antwerpenaar wil met de Limburger wedden. Antwerpenaar, "ik wed dat hij springt." Limburger, "ik wed dat hij niet springt." De man springt uit het raam, morsdood. Antwerpenaar, "Eigenlijk heb ik vals gespeeld, ik had het al gezien op het nieuws van 6 uur." Limburger, " Ik heb dat ook gezien maar ik had niet gedacht dat hij een tweede keer zou springen."
Ofschoon de tekenen van de veranderende kerk al wel zichtbaar werden, gebeurde op die dag alles nog met de traditionele pracht en praal. Wat waren mijn ouders trots! Kort na mijn wijding was er een reünie
1.
Wat is het toppunt van lef ? Een spookrijder inhalen en voorbijsteken.
2.
Ken je een woord met meer dan honderd klinkers ? "Oprit" !
3.
De les gaat over koalabeertjes. "Die dieren kunnen goed klimmen." vertelt de meester. "Wat mist de mens om vlug in een boom te kunnen klimmen ?" Antwoordt Frits: "Een ladder, meester."
4.
Een oud stel ging naar een voorstelling. Halverwege stootte de vrouw de man aan. Hij vroeg, “Vrouw, wat is er aan de hand?” Zij antwoordde, “Kijk, die man voor ons zit te pit ten!”. Hij antwoordde, “Moet je me daarvoor wakker maken?”
5.
Zegt de klant tegen de ober in het restaurant: ,,De biefstuk was prima; ik ben een ken ner" Zegt de ober , ”O, bent u een slager?" "Neen", zegt de klant, "Een schoenmaker".
6.
Een vrachtwagen chauffeur staat voor een tunnel en ziet dat zijn wagen hoger is dan de toegelaten hoogte in de tunnel. Een voorbijganger merkt hem op terwijl hij staat te denken wat te doen en geeft hem de raad wat lucht uit zijn banden te laten ontsnappen. Zegt de chauffeur daarop: "Allé jong, 't is niet van onder dat ie er niet ingaat. Het is van boven?!"
9. Na een ruzie tussen man en vrouw spreken ze niet meer tegen elkaar. Ze zijn allebei koppig en geen van beiden wil het eerste woord zeggen. Plots herinnert de vrouw zich dat zij de volgende dag om 5 uur op moet staan voor een heel belangrijke vergadering. Zij neemt een stukje papier en schrijft: ‘Maak me morgen wakker om 5 uur. Heb belangrijke vergadering’. Ze legt het goed zichtbaar op zijn nachtkastje. De volgende dag wordt ze wakker om 9 uur. Ze is razend. Op haar nachtkastje ligt een briefje: ‘Het is 5 uur. Opstaan!' 10. ‘Hans’, zei ze zacht, ‘ik heb besloten om deze winter geen nieuwe kleren te kopen. Het geld dat ik ermee uitspaar, kunnen we gebruiken om mijn moeder uit te nodigen om enkele dagen bij ons te komen logeren’. ‘Maar schatje toch’! Riep hij opgewonden uit, ‘ik vind het een vreselijk idee jou de hele winter in die oude kleren te zien. Je moet zeker iets nieuws kopen!’ En ze had wat ze wenste.
1 fles tomatenketchup (Heinz)
Grapjes
8.
Waarzegster: ‘Uw hand voorspelt niets goeds, mevrouw. U zult niet ouder worden dan 34 jaar.’ Dame: ‘Maar ik ben er al 36!’ Waarzegster: ‘Zo, dan raad ik u aan u erg stil te houden en het aan niemand te vertellen, want u moest eigenlijk al twee jaar dood zijn!’
2 bakken champignons gesneden
’
16
9
KORTE LEVENSLOOP VAN ZUSTER DORA SLOT Geboren als 7e kind op Achthoven. We waren met acht jongens en zeven meisjes en er moest door ons allemaal hard gewerkt worden om het hoofd boven water te houden. De eerste vijf klassen van de lagere school heb ik gevolgd bij St. Carolus in Montfoort, maar omdat mijn broer Herman in zijn maag zat met een krantenwijk tussen Achtersloot en IJsseldijk, ging ik voor de zesde klas naar IJsselstein. Op de terugweg bezorgde ik dan de krant. Ook de huishoudschool volgde ik in IJsselstein en daarna werkte ik acht jaar bij slager Kees Vendrig in Montfoort. Voornamelijk in de huishouding, maar ook moest ik wel eens helpen met worst maken of een kalf vasthouden als het gedood werd voor de slacht. De belangstelling om naar het klooster te gaan werd gewekt doordat ik van jongs af aan al geld ophaalde voor de missie en mijn oudste broer Johan een pater van Mill Hill was. Met mijn 18e wilde ik al naar het klooster en vooral naar de missie. Mijn vader vond dat ik te jong was voor zo’n beslissing. Pas toen ik 23 was, gaf hij zijn toestemming. Tweede Kerstdag 1954 bracht Kees Vendrig mij naar het klooster in Roosendaal. Bij de zusters van Mill Hill werd ik vriendelijk ontvangen en bij hen heb ik me aangesloten. Ik heb vooraf nog wel een spoedcursus Engels gehad van de Montfoortse onderwijzer van Tellingen, omdat de voertaal in het klooster Engels was. In mei 1955 ging ik met de boot naar Engeland, de zee over die ik nog nooit gezien had. Ik was zo zeeziek dat ik bij aankomst in Engeland niet eens kon kijken naar de zee. Mijn noviciaat duurde 2 jaar, waarna ik op 6 januari 1957 mijn geloften aflegde en benoemd werd als kokkin in Tilburg. Het leek erop dat de missie een droom zou blijven.
Na drie jaar werd ik benoemd om de opleiding voor verpleegster en vroedvrouw te volgen in Engeland. Dat was wel even schrikken, want ik sprak alleen maar “klooster-Engels” en dat was eigenlijk niet voldoende om de opleiding te volgen. Ik werd toch toegelaten, omdat ze dachten dat ik het wel aan zou kunnen. Al gauw leerde ik dat er een verschil was tussen patiënten van het continent en incontinente patiënten!!. Daarna volgde ik in Manchester een opleiding tot vroedvrouw en deed het praktische gedeelte in de wijk: een ervaring die me later goed van pas kwam. En zo kwam de dag dat ik mijn benoeming kreeg voor Borneo (Oost-Maleisië) waar ik heb mogen werken en vooral proberen de armen te helpen. Ik moest wel weer even wennen aan een nieuwe taal en ook me aanpassen, waar nodig, aan de cultuur. De kraamkliniek was altijd druk. Gelukkig waren er Zusters die veel ervaring hadden. Want in mijn opleiding had ik niet geleerd dat een zwangere vrouw een tweeling zou krijgen als ze twee bananen at die aan elkaar vast zaten!! We hadden ook de zorg voor de polikliniek en verder huisbezoeken. Onze pastoor, een Mill Miller, hield ons op het rechte pad en er was een heel goede samenwerking. Heel jammer was het voor mij dat ik gekozen werd in het hoofdbestuur en dus terug moest naar Engeland. Daarbij kon ik wel een taak opnemen in de zorg en als plaatselijke overste in Manchester. Na 12 jaar kreeg ik de kans om in Guayaquil (Ecuador) een nieuwe missie op te zetten. Na zes maanden op de talenschool in Bolivia, begonnen we in een krottenwijk. Het was pure armoede daar. We hadden weinig en toch is dat de mooiste tijd van mijn leven geweest. Veel heb ik geleerd van de mensen daar. Vooral de eerste maanden bezochten we veel gezinnen. En al gauw konden we meehelpen aan het vormen van basisgemeenschappen. Zo ontdekten we hoe hard het nodig was om een polikliniek op te zetten. Met de hulp van veel mensen uit Holland is dat gelukt.
Spannend verhaal.
De treinreis verloopt zoals gepland. Om 9 uur ’s morgens vertrek ik vanuit Hoorn naar Oosterbeek. In Zaandam overstappen op de trein die vanuit Den Helder naar Nijmegen rijdt. Ik stap over in Ede-Wageningen. Het boemeltje brengt me naar Oosterbeek. Als ik uitstap, check ik uit en ga de trap op. Het is bewolkt weer. Er staat een straffe oostenwind. Het voelt koud aan. Het is tenslotte net februari. Ik ben de enige die in Oosterbeek uitgestapt is. Er heerst een vreemde stilte op het perron. Ik maak me wat ongerust uit de voeten. Er hangt een dreiging boven de omgeving. Wat het is weet ik niet, maar de sfeer voelt niet goed aan. Ik kijk schichtig om me heen. Geen kip te zien. Alleen het verkeer over de Dreyensebrug raast verder, alsof vluchtend voor een onbekend gevaar. Buiten adem kom ik boven. Ik had wat langzamer de trap moeten nemen. Ja, waarom die haast? Maar de sfeer heeft me aangezet om flink door te lopen. Ik blijf even staan om uit te puffen. Ik besluit verder te lopen. Ik ben bijna op tijd voor het middageten. Ik neem het weggetje naar Vrijland. Vandaag komt er geen auto achterop rijden. Anders had ik wel een lift gevraagd. Een paar zwarte kraaien draaien enkele rondjes boven mijn hoofd. Is dat een veeg voorteken van iets dat ik niet wil? Ik kijk een ogenblik naar de vliegende kraaien terwijl ik doorloop. Een duizeling bevangt me en doet me bijna struikelen. Verschrikt blijf ik even staan. Ik kom weer tot mezelf en loop langzaam verder. Boven bij het gebouw aangekomen, neem ik de voordeur. Bij mijn vertrek twee dagen geleden, heb ik mijn sleutelbosje in mijn postvakje gelegd. Ik wilde de sleutels onderweg niet kwijtraken of ergens vergeten. Er is niemand bij de balie. Dus ik bel aan en meld me bij een vriendelijke stem. De deur gaat open. Ik open mijn postvakje en strek mijn hand uit om de sleutels te pakken. Er liggen een paar brieven in, maar geen sleutels. Ik doe het postvakje dicht om te kijken of ik me niet vergist heb en het verkeerde vakje te pakken heb. Nee, het is toch het juiste postvakje. Maar wat gek dat mijn sleutels er niet in liggen. Dit is mij nog nooit overkomen. Wie kan die sleutels eruit gepakt hebben? Ik heb geen idee. Maar hoe open ik nu mijn kamerdeur? Ieder personeelslid heeft een loper. Maar zowel bewoners alsook het personeel zijn nu met hun maaltijd bezig. Ik besluit te kijken of mijn deur toevallig open is. In plaats van de trap te nemen, pak ik de lift. De lift blijft halverwege haperen. Ook dit is me nog nooit overkomen. Wat is er toch aan de hand? Als ik op de bovenste verdieping aankom, is het daar akelig stil. Ik ga de hoek om naar mijn kamer. De deur is toe. Trillend leg ik mijn hand op de klink. Voorzichtig voel ik of de deur op slot is. Nee, de deur is los. Wie heeft de deur vergeten vast te doen?, schiet er door mijn hoofd. Aarzelend steek ik mijn hoofd naar binnen. Ik weet net een schreeuw te onderdrukken. Ik zie een vrouwelijke figuur op de grond liggen. Zij ligt half op het tapijt, half op het laminaat. Een plas bloed komt onder haar vandaan. In een flits zie ik dat ik haar niet herken. Ze heeft een beige-achtig kledij aan: een jasje en een lange broek met witte sportschoenen. Blonde haren zijn gedeeltelijk door het bloed aaneen geplakt. Wie moet ik bellen? 112 of Arie Braak of misschien de locatie manager of Simone aan de balie? Ik raak de kluts kwijt. Ik voel me flauw worden. Mijn knieën knikken en ik ga onderuit. Ik moet half op de dode vrouw gevallen zijn. Er zit bloed op mijn trui. Een onbekende man kijkt me bezorgd aan. Is dat iemand van de brandweer of is dat de nieuwe dokter? Of iemand van de recherche? Er is me teveel volk om me heen. De dode vrouw is verdwenen. Of heb ik slechts gedroomd? Iedereen stelt me vragen die er niet toe doen. Willen zij zich belangrijk maken? Ik vraag naar mijn sleutels. Anneke vraagt dan: “Maar hoe ben je dan binnengekomen?” Lig ik hier te dromen? Zijn zij het spoor bijster of ben ik de weg kwijt? Iemand helpt me om mijn trui uit te trekken. Ik en ook de anderen willen weten of ik misschien gewond ben. Ik vraag me af of de aanwezigen de spanning bij het spoor dan niet gevoeld hebben. Hebben ze de akelige stilte niet ervaren? Hebben zij de zwarte kraaien niet zien vliegen? Hebben zij de haperende lift niet voelen trillen? Vinden zij de dode vrouw dan niet belangrijk? Wie heeft er in Gods naam in mijn kamer een moord gepleegd? Piet Korse
In 1993 werd ik benoemd tot algemeen overste van onze congregatie. Het tweede 10
15
jungle in. Na een uur houden we halt tussen de bomen en de wilde ondergroei. Ik zegen de omgeving. De tocht gaat verder, maar niet terug naar de kampong zoals ik dacht. Na vijf minuten staan we weer in een toekomstig rijstveld. Weer planten we er een kruis en zegenen we het land. En zo gaat het door, tot veertien maal. Nu maar afwachten op hoop van zegen.
NIEUWE BAAS De nieuwe baas wil luie werknemers aan de deur zetten. Hij doet zijn ronde in de fabriek en ziet iemand tegen de muur leunen. Hij vraagt: "Hé, jij daar, hoeveel verdien je per week?" "400 euro, mijnheer." "Goed", zegt de nieuwe baas: "blijf staan waar je
Als je dan urenlang door een gebied loopt dat helemaal tot één kampong behoort, vraag je jezelf af: waarom zijn deze mensen zo arm dat ze maar met de grootste moeite de bijzonder lage belasting kunnen betalen of het kleine beetje schoolgeld voor hun kinderen? Een feit is dat ze rijk zouden zijn, wanneer ze energie genoeg hadden om modernere landbouwmethodes aan te nemen. Straks trekt het dorp erop uit met bijlen en lange messen om hier alles wat groen is om te hakken, af te kappen en dan in brand te steken, tot er niets over is dan een zwarte massa met hier en daar een overeind staande verkoolde plek: overblijfsel van jonge bomen. De grofste stukken houtskool worden verzameld en op een hoop gegooid. De grond ligt nu klaar om met de ‘sjankol’, een soort hakschop, omgewroet te worden. Maar daar denken de mannen nog niet aan. Ze nemen nu liever hun geweren om te gaan jagen op de enkele herten en wilde zwijnen die nog in dit gebied ronddwalen. Ik baan me weer een weg tussen bomen, struiken en laag groeiende palmen met gemene scherpe doorntjes. Deze rimboe zal weldra veranderen in een breed en zonnig rijstveld. Ferdinand Vergeer.
staat." De baas snelt naar zijn bureau en keert ijlings terug met enkele bankbiljetten.
Vaticaanse concilie was juist achter de rug en de kappen werden kleiner en de rokken werden korter. In die tijd bezocht ik alle communiteiten van onze orde. Mijn familie noemde me in die tijd “de vliegende non”. Van 1999 tot 2006 heb ik nog gewerkt voor en met de bejaarden in het Mill Hill rusthuis in Freshfield, Engeland . Nu ben ik zelf rustend hier in Oosterbeek. Het was wel even wennen maar ik geniet van het leven en de sfeer hier. Door de jaren heen had ik verschillende bewoners al eens ontmoet als student in Tilburg, Roosendaal of Mill Hill, maar ook tijdens mijn reizen in de missielanden. Ik ben nu in de laatste etappe van mijn leven en ben zo in de gelegenheid om God te danken voor Zijn Goedheid en Liefde. Op 8 januari 2017 heb ik mijn zestigjarig professiefeest in de kerk van Montfoort gevierd. Mijn broer Hennie ging voor. Ik ben veel dank verschuldigd aan allen die mij tijdens die zestig jaar op zoveel manieren hebben bijgestaan.
Hij zegt: "Neem deze 1.600 euro en hierna wil ik je hier niet meer zien." De jongeman neemt het geld aan en maakt zich uit de
Hete Kip, gerecht van Juananda
voeten. Triomfantelijk kijkt de baas naar de
Kipfilet (of kippenpoten doormidden) 2 à 2½ kilo
werknemers die getuige waren van het
6 of 7 kleine uien in ringen gesneden
incident en zegt: "Kan iemand me vertellen wat die luie kerel hier precies deed?" Een klein stemmetje antwoordt: "Hij wachtte op zijn centen voor de pizza's die hij had gebracht ..." NAAR DE KAPPER Een giraf komt terug in de dierentuin. “Wat kijk je chagrijnig?” vraagt de bewaker.
2 bakken champignons gesneden 1 fles tomatenketchup (Heinz) Silvo pikante kipkruiden 1 zakje Zout / peper / 3 teentjes knoflook, sambal, kerrie
3 maggiblokjes, ketjap manis Olie 1 klein potje sperziebonen BEREIDING
“Vind je het gek? zegt de giraf: ik kom net bij de kapper vandaan.
Verhit de olie in de pan en bak de kip aan, ondertussen de knoflook en alle kruiden toevoegen,
Alleen mijn nek uitscheren kostte al 150 euro
de volgorde maakt niet uit. De uienringen meebakken, daarna de champignons. Vervolgens de fles ketchup erbij gieten. Deze lege fles vullen met water en ook toevoegen met een scheut
Vermist Jantje van zes jaar is in paniek, omdat zijn kat weggelopen is. Zijn moeder oppert: ‘Zet maar een oproepje in de krant, bij de rubriek Vermist’. ‘Ja maar, mama, hij kan toch niet lezen’, roept Jantje daarop verontwaardigd.
DIERENZAAK
ketjap manis. Alles rustig laten sudderen, ongeveer 2 à 2½ uur. Dan mag de sambal erbij 5 à 6
Op haar eerste werkdag kreeg de winkelbediende meteen met een lastige klant te maken. De man had klachten over een doosje muizengif. “Waarom is dat zo duur? Wat zit er in vredesnaam in,” vroeg hij sarcastisch. “Biefstuk of zo?” “U moet maar zo denken,” zei de winkelbediende: “Het is wel hun galgenmaal!”
theelepels en als laatste de sperziebonen zonder sap.
14
De hete kip kan met brood, rijst, patat en/of een salade gegeten worden. Eet smakelijk !!!
11
Het breken van het brood. Eens schoof ik aan een tafeltje aan waar men een toost nam. Men praatte over de mis. (Ik houd van dat korte krachtige woordje mis). Men vroeg zich af of het breken van het brood tijdens de consecratie wel zo'n goed idee was. Ze vroegen mij wat ik er van dacht. Ik had er geen antwoord op. Maar de vraag liet me niet meer los. Ik ging terug naar het begin: het laatste avondmaal van Jezus met zijn leerlingen. Het verhaal daarvan lezen we in de mis bij de consecratie. Maar dat is opgebouwd uit de verhalen in het Nieuwe Testament. Die staan in Paulus en in Lukas, in Markus en Matthëus. Ze bestaan uit twee gedeeltes of helften; de eerste spreekt over het brood, de andere over de wijn. Heel letterlijk vertaald uit het Grieks zegt Paulus van het brood: (Jezus) nam brood, en dankgezegd hebbend, brak (het) en zei: dit is mijn lichaam voor u. Doet dit tot mijn gedachtenis. Lukas heeft: 'brak en gaf en zei:.. Het lijkt wel of bij Paulus het woordje brak al het woordje gaf insloot. Markus zegt van het brood: terwijl zij aten, brood nemend, gegeven hebbend, brak en gaf hij hen en zei: neemt, dit is mijn lichaam. Matthëus zegt: brak en gegeven hebbend aan de leerlingen zei: neemt, eet, dit is mijn lichaam. Het trof mij dat het breken drie keer samengaat met geven, en een keer het geven veronderstelt en insluit. Dat lijkt me al een heel sterk argument dat het breken samenhangt met de communie, en niet met de consecratie. Laten we kijken naar het tweede gedeelte van het avondmaalverhaal, het deel dat over de beker met wijn spreekt. Paulus heeft: evenzo ook de beker na de maaltijd, zeggende: deze beker is het nieuwe verbond in mijn bloed: doet dit zo vaak ge drinkt, tot mijn gedachtenis. Lukas zegt praktisch hetzelfde. Markus: en nemend de beker, dankgezegd hebbend, gaf hij (die) hun en zij dronken allen eruit. En Hij zei hun: Dit is mijn bloed van het verbond dat vergoten wordt voor velen. Matthëus heeft: hij zei: drinkt hier allen uit, in de gebiedende wijs. Er is bij de wijn natuurlijk geen breken zoals bij het brood. Maar is er iets dat er op lijkt? Jezus gaf hun een brok van het brood. En hij geeft hun de beker en zij nemen een slok van de wijn. Een brok van het brood, een slok van de wijn. De woorden brok en slok rijmen. Jezus brak het brok af van het brood. Zij “breken” een slok wijn af van de gehele hoeveelheid wijn in de beker. Beide keren krijgt de leerling een deel van een groter geheel, zoals hijzelf een deel is van een groter geheel, een lid is van de groep leerlingen. Is dit niet beide keren echt communie: vieren dat men een gemeenschap, commune, is? Het brok en de slok rijmen met elkaar, ook in hun betekenis, lijkt mij. Maak ik mezelf duidelijk? Het is maar een gedachte van mij. Maar denkt wel aan wat Paulus schrijft in I Cor,10,16-17: 'Geeft niet het brood dat wij breken, gemeenschap met het lichaam van Christus? Omdat het brood een is, vormen wij allen tezamen één lichaam, want allen hebben wij deel aan het ene brood.' Dat is de diepe betekenis van het breken van het brood . Hoe is de Kerk vanuit deze verhalen tot de huidige mis gekomen? Die is toch heel anders! We kunnen het ons als volgt voorstellen. De avondmaalverhalen waren heel kort en compact, maar ze bestaan allemaal uit twee delen. Het ene deel speelt zich af rond het brood, de tweede rond de beker. Als men die twee delen naast elkaar zet en vergelijkt, komen de overeenkomsten nog beter te voorschijn. We zien dan in elk deel drie hoogtepunten: Jezus prijst of dankt God; hij breekt en deelt het brood en geeft de beker; hij spreekt woorden die de betekenis duiden van wat hij doet. Zo komen er twee series te voorschijn van elk drie duidelijk onderscheiden hoogtepunten, respectievelijk rond het brood en rond de beker. Die twee series zijn daarop in elkaar geschoven, zoals rijen auto's op de snelweg en auto's komend van de oprit in elkaar ritsen. . Vervolg op pagina 23
Ferdinand Vergeer vertelt verder: In een hoek van de kamer is de moeder van Dabot (de ouders worden vernoemd naar hun oudste kind) al bezig het vuur aan te maken. Daarna bindt ze een vracht dikke stukken bamboe op haar rug om die vol te gaan scheppen met water uit de rivier. Dabot, haar lieveling van een jaar of drie, moet ook mee en vindt een plaatsje in de draagdoek, die van moeders schouder af naar beneden hangt. Zo begint er weer een dag van sjouwen. Intussen komt ook de vader uit zijn klamboe en gaat de varkens voeren en de kippen loslaten. Deze vogels zijn de avond tevoren ieder of met z’n tweeën in een rieten mandje gestopt en veilig opgeborgen in het kippenhokje, ook op palen gebouwd. Die veiligheidsmaatregelen stammen nog uit de tijd, toen men reden had om bang te zijn voor de Zee-Dayaks, die eropuit trokken om te plunderen en koppen te snellen. Het is buiten nu licht genoeg om zonder gevaar het smalle trapje naar beneden te nemen en een weg te banen door de grote laag afval, die iedereen zomaar van de veranda af omlaag gooit. De varkens en de kippen moeten toch ook wat spul hebben om in te scharrelen. Heb je genoeg balanceervermogen om op de schaarse stenen te blijven lopen, dan bereik je tenslotte de rivier, waar de mannen een bad aan het nemen zijn; anderen poetsen hun tanden. Verder stroomafwaarts doen vrouwen hetzelfde en meer stroomopwaarts scheppen ze hun bamboes vol water, dat daar nog niet besmet is door zeep en tandpasta. Ik was en scheer me in het frisse water en probeer een praatje te maken in mijn gebrekkig Dayaks. Ze durven gerust ronduit te vertellen dat ik er nog maar weinig van ken. We kunnen deze morgen geen Mis lezen, daar de misgewaden en andere benodigdheden nog niet aangekomen zijn; het laatste stuk van de Mayan-rivier was te moeilijk bevaarbaar. De boot komt pas tegen de middag aan. We gaan dus weer op de mat zitten en gebruiken het ontbijt – zoals elke maaltijd: rijst, deze keer met wat gekookte komkommer en gezouten vis.
Het volgend punt van het
programma is medicijnen uitdelen. Er komen patiënten met wormziekten, met koorts (malaria?), met huidziekten en met honderd kleinigheden. Flesjes worden uitgestald, aspirientjes en ingewanden tabletjes worden gegeven, lepels vol drankjes worden geslikt, door de kleintjes vaak onder hevig protest. De mensen waarderen dit beetje medische hulp bijzonder; de ‘dresser’ (een Chinees die als dokter fungeert) woont ver weg. Men denkt er alleen in ernstige gevallen over om een patiënt daarheen te brengen. Als iedereen tevreden is, komen een paar mannen vragen of we hun toekomstig padiveld willen zegenen, want de duivel zit erin, vertellen ze. De vorige keer dat dit stuk grond gebruikt werd, was een jaar of tien geleden; de Dayaks bebouwen de grond maar ongeveer eens in de tien jaar; daarna neemt de jungle er weer bezit van. Toen was de rijst prachtig, tot vlak voor de oogst. Toen stierf de rijst op alle plaatsen zomaar af. En wat erger was: er stierven ook mensen. Men is op het eerste gezicht geneigd om zulke verhalen te beschouwen als een overblijfsel van hun heidense ideeën over boze geesten, die het leven tot in bijzonderheden beheersen. Tenslotte, deze mensen zijn pas enkele jaren geleden met een hele groep tegelijk christen geworden. Maar van de andere kant, heeft de duivel hier al vaker de stommiteit begaan om zich te vereenzelvigen met de “mindu”, de geesten. En waarom zou het ook nu weer niet kunnen zijn? In elk geval is er niets verkeerds in het zegenen. Gewapend met stool en wijwater trek ik dus met een legertje van een dozijn mannen de
12
13