Thuiscompagnie draaiboek interactief

Page 1

1

thuiscompagnie in een notendop

Thuiscompagnie ondersteunt gezinnen in armoede met minderjarige kinderen. Het wil de levenskwaliteit van mensen in armoede verhogen. Dit hoofdstuk geeft je in een notendop een overzicht van de werking van Thuiscompagnie zoals die in de praktijk vorm krijgt.

1


2

Thuiscompagnie in een notendop


1. Thuiscompagnie - een totaal project

Mensen in armoede willen net als iedereen een thuis waar het fijn is om te wonen, gelukkige kinderen met een veelbelovende toekomst, meetellen in onze samenleving. Als de moeilijke omstandigheden die hun leven tekenen hun krachten te boven gaan, moet de samenleving er zijn om hen te ondersteunen in plaats van hen met de vinger te wijzen. Thuiscompagnie is een project dat maatschappelijk kwetsbare gezinnen met minderjarige kinderen ondersteunt. Dit project wil de levenskwaliteit van deze gezinnen verhogen en zo de ontwikkelingskansen van de kinderen vergroten. Thuiscompagnie heeft drie grote krachtlijnen: • Er moet meer afstemming komen van de hulpverlening aan mensen in armoede. Niet alleen afstemming tussen hulpverleners onderling maar vooral afstemming op de levensdoelen van het gezin. We doen hiervoor onder meer een beroep op het Lokaal Cliëntoverleg (LCO). • Er moeten meer mogelijkheden komen voor praktische hulpverlening. Veel hulpverlening is vooral verbaal. Er wordt gesproken over hoe problemen aangepakt kunnen worden. Gezinnen zitten vaak met een hoop praktische problemen die ze niet opgelost krijgen. We ondersteunen gezinnen om hun huishouden op orde te krijgen. Niet door het voor hen te doen maar door het samen met hen te doen. Zo kunnen ze al doende en met kleine stappen dingen leren en meer greep op hun eigen leven krijgen. Hiervoor werken we samen met diensten voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg. Verzorgenden kunnen naast praktische vaardigheden, ook andere krachten zoals nabijheid, vertrouwen of creativiteit in het gezin binnenbrengen. Soms is er hulp nodig voor het uitvoeren van kleine herstellingen, onderhoudswerken in de tuin enz. De inzet van klussendiensten komt daaraan tegemoet. • Hulpverlening moet inzetten op sociale ondersteuning. Het sociale netwerk van gezinnen in armoede volstaat immers niet altijd om de nodige ondersteuning te bieden, hun toegang tot het sociale kapitaal is beperkt enz. Opgeleide vrijwilligers kunnen daarbij ondersteunend werken. Ze kunnen in het gezin een klankbord zijn en vormen een brug naar de samenleving. Thuiscompagnie wil de waaier van ondersteuningsmogelijkheden aan kwetsbare gezinnen vergroten. Dat betekent niet dat elk kwetsbaar gezin op al deze ondersteuningsvormen en diensten een beroep doet. De ondersteuning wordt afgestemd op de behoeften van het gezin.

3


2. Thuiscompagnie een specifieke vorm van gezinszorg

Uit het voorgaande blijkt dat Thuiscompagnie heel wat mogelijkheden biedt om maatschappelijk kwetsbare gezinnen te ondersteunen. De term Thuiscompagnie slaat zowel op de hele projectaanpak als op de specifieke, versterkende en verbindende, inzet van verzorgenden in maatschappelijk kwetsbare gezinnen met minderjarige kinderen. De term Thuiscompagnie is niet alleen een term die een plaats krijgt in de diensten gezinszorg en aanvullende thuiszorg, we hanteren de term ook om deze aanpak bekend te maken bij hulpverleners en gezinnen.

[De verzorgende van Thuiscompagnie?] Het is zo meer iemand anders die er bij komt, die erbij betrokken wordt bij het gezin. Dat vind ik dan wel fijn dat als ze hier de deur uit is, dan is dat en dat gedaan. … Het is voor het hele gezin dat ze komt. Ze is ook bezig met de kleine: spelen, tekenen, wandelen. Ze betrekt de kleine ook met de hulp die ze geeft. Het is eigenlijk meer een helpende hand. Ja, poetswerk doet die ook natuurlijk, maar meer helpend eigenlijk. De bedoeling is: zij doet iets, dat gij er dan ook bij helpt. … Ja, een heel takenpakket. Daar valt soms den afwas onder. Ze helpt dan met de afwas, den ene wast af, den andere droogt af, de boodschappen, ze helpt soms met koken, de aardappelen schillen, borstelen, dweilen, de tafel opruimen of was helpen opplooien of was helpen ophangen. Eigenlijk op alle vlak, hoe dat ge het moet aanpakken. Het is een groot takenpakket. Maar ook meer een, hoe noemen ze dat? Meer een begeleiding. Die helpt u dan ook met uw problemen. Dus meer zo een contactpersoon. Ge kunt daar tegen vertellen wat dat ge wilt, … ze helpt u dan. (vader Robert)

Verzorgenden van Thuiscompagnie worden 4 uur of meer per week ingezet in maatschappelijk kwetsbare gezinnen. Zoals in het voorgaande punt vermeld, bieden ze praktische ondersteuning en doen ze dat ‘samen met de gezinnen’, vanuit respect voor wie ze zijn. Richtvragen om die ondersteuning vorm te geven zijn: Wat vinden ze zelf belangrijk? Wat willen ze met hun leven? De ondersteuning gebeurt op hun tempo, stapsgewijs (bv. eerst rust brengen), met erkenning van hun inzet (bv. positieve zien en benoemen) en rekening houdend met hun draagkracht. Het relationele aspect is bijzonder belangrijk. Het is bepalend of de verzorgende in het gezin mag blijven komen. Door deze versterkende en verbindende aanpak, beogen we hen (terug) in verbinding te brengen met zichzelf, de anderen en de samenleving (zie Bind-Kracht), hun levenskwaliteit te verhogen, hen terug greep te geven op hun leven. Deze aanpak stelt bijzondere eisen aan de verzorgende en haar dienst.

Vijf zaken vragen bijzondere aandacht: 1. De doelstelling van het inzetten van de verzorgende. De klemtoon ligt expliciet op het ‘ontwikkelen van de mogelijkheden van het gezin’. Dit vraagt dat de verzorgende niet zomaar huishoudelijke taken uitvoert of overneemt, maar met het gezin samenwerkt. Ze ondersteunt het gezin bij de persoonsverzorging en het huishouden en biedt algemene psychosociale en pedagogische ondersteuning.

4

Thuiscompagnie in een notendop


2. De visie op armoede en oog voor de autonomie, het tempo en de evolutie van het gezin. Armoede is een structureel probleem dat zich op verschillende levensdomeinen laat voelen. De ondersteuning moet inzetten op de autonomie en krachten van het gezin. De keuze laten bij het gezin en datgene doen wat het gezin nodig heeft om die keuze te realiseren, is essentieel. 3. Het belang van de relatie en de open communicatie tussen de verzorgende en de gezinsleden. De normen en de leefwereld van de verzorgende en het gezin kunnen (sterk) verschillen. De verzorgende brengt een stuk van haar eigen leefwereld mee in het gezin. Ze is een brug naar de samenleving. Het gezin wordt met respect benaderd en niet veroordeeld voor hun anders zijn. 4. De nood aan ondersteuning is niet uitsluitend gerelateerd aan een medische problematiek of zorgafhankelijkheid. Zo deze elementen al aanwezig zijn, zijn er nog andere redenen om gezinszorg in te zetten. 5. Afstemming met andere hulpverleners. Naast de verzorgende zijn er meestal ook andere hulpverleners die het gezin opvolgen of ondersteuning bieden. Afstemming tussen al de betrokkenen is een voorwaarde opdat de hulp effectief ondersteunend kan zijn en geen bijkomende belasting vormt. De verzorgenden die in Thuiscompagnie ingezet worden, krijgen een specifieke training en intervisie in functie van het versterkend en verbindend werken met mensen in armoede. Ze worden in hun dienst intensiever ondersteund dan verzorgenden die in ‘reguliere’ situaties werken. Dat is nodig omwille van: (1) de emotionele belasting, (2) hun opdracht die afwijkt van wat verzorgenden ‘gewoon’ zijn te doen en (3) de diversiteit van vragen en moeilijkheden waarmee ze te maken krijgen. Dit draaiboek laat zien wat het concreet betekent om verzorgenden op een versterkende en verbindende manier in te zetten in maatschappelijk kwetsbare gezinnen. Doorheen het lezen zal je duidelijk worden dat de bril waardoor naar mensen in armoede gekeken wordt, bepalend is voor de kansen die kwetsbare mensen in werkelijkheid krijgen om ‘hun eigen lot in handen te nemen’. Diensten die het verschil willen maken voor de kansen van kinderen in kwetsbare gezinnen, engageren zich tot een andere manier van kijken. Ze focussen op krachten en mogelijkheden zonder problemen te ontkennen, ze verlaten de uniforme aanpak en creëren ruimte voor dialoog op alle niveaus. Deze diensten zullen hun geloof en vertrouwen in maatschappelijk kwetsbare gezinnen duidelijk moeten communiceren. Ze zijn belangrijke ambassadeurs van de versterkende en verbindende aanpak. Kortom, ze zijn een van de schakels om tot een (meer) afgestemd ondersteuningskader te komen. Dit kader bestaat uit een netwerk dat opkomt voor betere levensomstandigheden voor deze gezinnen. Het betreft toegankelijke lokale diensten wiens aanbod kwetsbare mensen ten goede komt en hulpverleningsorganisaties die inzetten op een hulpverlening die echt helpt (en bijvoorbeeld niet alleen zegt ‘wat zou moeten’). De lokale gemeenschap die dit realiseert kan dan worden ervaren als een solidaire en toegewijde gemeenschap waarin deze gezinnen terug een plek voor zichzelf kunnen zien. Deze aanpak kan de contextuele stress in arme gezinnen aanzienlijk verminderen. Versterkend en verbindend werken vraagt van de diensten gezinszorg en aanvullende thuiszorg: • verzorgenden die worden opgeleid en ondersteund om verbindend en versterkend te werken, • een medewerker die de verzorgende (en eventueel de leidinggevende van deze verzorgenden) kan ondersteunen en coachen vanuit een versterkend en verbindend kader, die de aanmeldingen opneemt, de intakegesprekken voert en het gezin en de verzorgende opvolgt, • een management dat deze werkwijze ondersteunt, het ondersteunen van kwetsbare gezinnen tot zijn opdracht rekent en daarvoor de nodige ruimte creëert. Hoe een dienst daar in de praktijk vorm aan kan geven, kan je lezen in hoofdstuk 11.

5


3. Thuiscompagnie samenwerking tussen vele partners

Het project Thuiscompagnie (www.limburg.be/thuiscompagnie) is een initiatief van de provincie Limburg. Op 31 augustus 2010 besliste het directiecomité van Limburg Sterk Merk (LSM) om het provinciebestuur van Limburg een toelage te geven voor dit project. Aanvankelijk liep de projectperiode van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2013, maar ook daarna zette het provinciebestuur verder in op dit project.

afstemming van de hulpverlening ocmw’s • Lokaal Cliëntoverleg organiseren als dat nodig is

actoren uit het brede welzijns- en hulpverleningsveld

praktische ondersteuning aan huis diensten gezinszorg en aanvullende thuiszorg (diensten van de ocmw’s, van welzijnsregio Noord-Limburg en private diensten) • verzorgenden laten opleiden in het versterkend en verbindend werken • opgeleide verzorgenden inschakelen om gezinnen te ondersteunen • instaan voor het coachen van deze verzorgenden binnen de organisatie • de verantwoordelijken van de verzorgenden laten deelnemen aan de intervisie en supervisie binnen Thuiscompagnie

klussendiensten:

• deelname aan het lerend netwerk ‘klusmaat’ van Stebo vzw • uitvoeren van klussen laten aansluiten op het versterkend en verbindend hulpverleningskader

sociale ondersteuning van gezinnen Domo Hasselt vzw • vrijwilligers opleiden en ondersteunen • vrijwilligers inschakelen om gezinnen te ondersteunen

6

Thuiscompagnie in een notendop


Voor het realiseren van de doelstellingen van Thuiscompagnie werkt de provincie Limburg samen met andere partners. Verschillende diensten staan in voor de concrete uitvoering van Thuiscompagnie. We kunnen op alle (44) Limburgse OCMW’s rekenen voor het organiseren van Lokaal Cliënt­ overleg voor kwetsbare gezinnen. 34 OCMW’s engageerden zich formeel in Thuiscompagnie: As, Alken, Beringen, Bilzen, Bocholt, Bree, Diepenbeek, Dilsen Stokkem, Genk, Gingelom, Halen, Hamont Achel, Hasselt, Hechtel-Eksel, Herk de Stad, Heusden-Zolder, HouthalenHelchteren, Kinrooi, Kortessem, Lanaken, Leopoldsburg, Lommel, Lummen, Maaseik, Maas­ mechelen, Meeuwen-Gruitrode, Neerpelt, Nieuwerkerken, Overpelt, Peer, Sint-Truiden, Voeren, Zonhoven en Zutendaal. De diensten gezinszorg en aanvullende thuiszorg bieden praktische ondersteuning aan huis. 17 Diensten Gezinszorg en Aanvullende Thuiszorg doen mee: • Familiehulp vzw Interregio Limburg & Leuven • Landelijke Thuiszorg • Solidariteit voor het Gezin vzw • Thuiszorg De Voorzorg (Thuishulp Limburg) • vzw Thuisverzorging de ‘Eerste Lijn’ • Dienst gezinszorg Welzijnsregio Noord Limburg (staat voor 8 gemeenten) • De diensten gezinszorg van OCMW Beringen, OCMW Diepenbeek, OCMW Dilsen Stokkem, OCMW Herk De Stad, OCMW Heusden-Zolder, OCMW Kinrooi, OCMW Leopoldsburg en OCMW Sint Truiden. • Thuiszorgdiensten OCMW Lummen-Halen • De dienst gezinszorg van OCMW Maasmechelen en OCMW Houthalen-Helchteren werkten in het startjaar mee. Thuiscompagnie kan voor de uitvoering van de drie krijtlijnen rekenen op de ondersteunende inzet van verschillende actoren: Team Advies & Ondersteuning Ervaringsdeskundigen in de armoede, Bind–Kracht, Stebo vzw, Domo Hasselt vzw en verschillende organisaties uit het brede welzijnsveld. Het Team Advies & Ondersteuning Ervaringsdeskundigen in de armoede (TAO) staat in voor het inbrengen van ervaringsdeskundigheid in het hele project en in de deelnemende organisaties. Samen met TAO werkt de provincie Limburg aan de volgende doelstellingen: • de methodiek van het versterkend en verbindend werken in gezinnen in armoede verder ontwikkelen, • aan heterogeen samengestelde groepen een basisvorming en verdieping geven over de binnenkant van armoede die beklijft, • verzorgenden die werken in arme gezinnen ondersteunen met advies, • de binnenkant van armoede inbrengen op de intervisies voor de coaches en de coördinatoren Lokaal Cliëntoverleg, • werken rond de binnenkant van armoede in de diensten gezinszorg en aanvullende thuiszorg, • een goede communicatie over Thuiscompagnie opzetten naar mensen in armoede Meer informatie over hun visie en aanpak kan je op hun website vinden: http://www.tao-armoede.be Bind-Kracht is onze vormingspartner. De Bind-Krachttrainers Koen Vansevenant en Yola Thienpont geven vorming aan de verzorgenden en aan de verantwoordelijken van de verzorgenden. De verantwoordelijken kunnen bij hen terecht voor supervisie. De Bind-Krachttrainers worden ingeschakeld in de vormingen en terugkoppelingsmomenten voor Lokaal Cliëntoverleg-coördinatoren, reflectiedagen voor deelnemers aan het Lokaal Cliëntoverleg en voor leidinggevenden van de diensten gezinszorg en aanvullende thuiszorg. Je leest meer over Bindkracht op de website www.bind-kracht.be.

7


Stebo vzw – Klusmaat – organiseert het lerend netwerk van klussendiensten. Een lerend netwerk rond klussen in kwetsbare gezinnen kan maar werken als klussendiensten bereid zijn om klussenmannen en ploegbazen te laten deelnemen. Volgende klussendiensten zijn aangesloten bij Klusmaat: AKSI VZW, Wellen; Alternatief VZW, Hasselt; Cordium, Hasselt; CV Ons Dak Sociale huisvestingsmaatschappij, Maaseik; De Duizendpoot vzw, Heusden-Zolder; De Wiekslag vzw,Alken; De Winning, Lummen; De Wroeter Arbeidscentrum, Kortessem; Familiehulp vzw, Halen; Goed Wonen, Brussel; Landelijke Thuiszorg, Wilsele; Natuur-en Landschapsbeheer Limburg vzw, Bilzen; OCMW Halen; OCMW Herk-de-Stad; OCMW Kinrooi; OCMW Kortessem; OCMW Zonhoven; SVK Land van Loon vzw Heers; Tuin en Klus vzw Houthalen; Vzw De Tuinklusser, Leopoldsburg; Welzijnsregio Noord-Limburg, Neerpelt. Stebo vzw en de provincie Limburg richten zich op de volgende doelstellingen: • de methodiekontwikkeling ‘klussen als element van een afgestemde en versterkende hulpverlening’ stimuleren, • klussendiensten ondersteunen om versterkend en verbindend opdrachten uit te voeren bij gezinnen in armoede, • minstens 75 klussenmannen en hun ploegbazen laten ontdekken hoe klussen uit te voeren op een waarderende manier en vaardigheden daarvoor in te oefenen, • instrumenten uitwerken om de methodiek te implementeren bij Limburgse klussendiensten, • ontwikkelen van kwaliteitscriteria voor de opmaak van lastenboeken die de uitvoering van klussen inbedden in de principes van versterkend en verbindend werken • aantonen dat het uitvoeren van klussen in arme gezinnen een werkzaam element kan zijn van een afgestemde en versterkende hulpverlening. Meer informatie en de resultaten van het lerend netwerk vind je op www.klusmaat.be. Voor de uitwerking van het sociaal ondersteuningsluik werd aanvankelijk samengewerkt met De Brug Hasselt vzw (een vereniging waar armen het woord nemen) en met Domo Leuven. Hieruit groeide Domo Hasselt vzw. Domo ondersteunt vrijwilligers in hun contacten met gezinnen in armoede. Voor meer informatie verwijzen we naar www.domovlaanderen.be. In het project Thuiscompagnie richt Domo Hasselt vzw zich op de volgende doelstellingen: • een vrijwilligerswerking volgens het model van DOMO Leuven uitbouwen in regio Hasselt, • een traject opstarten met minstens 20 gezinnen, • goede ondersteuning uitwerken voor de vrijwilligers (onthaal en opvang kandidaat-vrijwilligers, vorming, groepsbijeenkomsten, individuele feedback, enz.), • organisaties en diensten uit de brede welzijns- en gezondheidssector sensibiliseren voor het belang van sociale steun voor gezinnen in armoede en hen informeren over de vrijwilligerswerking in Hasselt. Verschillende organisaties uit de brede welzijnssector leveren via hun deelname aan de klankbordgroep een sympathieke bijdrage in het opvolgen en bijsturen van het project en het verspreiden van het ideeëngoed: Agentschap Jongerenwelzijn; AKSI; CAW Limburg; CBE Limino; Christelijke Mutualiteiten; CKG ’t Hummelhuis; Daidalos Vzw; De Brug Hasselt Vzw; Domo Hasselt vzw; Familiehulp; Kabinet Van Vlaams Minister Armoedebestrijding Ingrid Lieten; Kabinet Van Vlaams Minister van Welzijn Jo Vandeurzen; Kenniscentrum Hoger Instituut Gezinswetenschappen; Kind & Gezin; Landelijke Thuiszorg; Netwerk tegen Armoede; OCMW Bilzen; OCMW Diepenbeek; OCMW Hasselt; Open School Limburg-Zuid; Open Thuis Limburg; Opvoedingswinkel; PHL – Healthcare; Rimo Limburg Vzw; Solidariteit Voor Het Gezin; Stebo; VDAB; Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin - Team Welzijn & Samen­ leving; Welzijnsregio Noord-Limburg; Xios Hogeschool.

8

Thuiscompagnie in een notendop


4. Thuiscompagnie resultaten van de samenwerking

Samen met de verschillende partners kan Thuiscompagnie heel wat resultaten voorleggen. In de periode 2011-2013 werd met de Limburgse OCMW’s: • de methodiek van het LCO verder ontwikkeld, • de coördinatoren LCO ondersteund via intervisie, • een elektronisch registratiesysteem LCO opgezet, • reflectiedagen georganiseerd voor deelnemers aan het LCO, • beeldmateriaal rond de spelregels voor een goed LCO ontwikkeld, • het LCO toegankelijk gemaakt voor iedere Limburger die er behoefte aan heeft. De erkende diensten gezinszorg en aanvullende Thuiszorg en de Bind-krachttrainers hebben samen met TAO en de provincie: • 104 verzorgenden opgeleid in het versterkend en verbindend werken met mensen in armoede, • 20 coachen getraind en via supervisie bijgestaan om deze verzorgenden intensief te ondersteunen, • de methodiek van het versterkend en verbindend werken met mensen in armoede verder verfijnd en ontwikkeld, • 74 leidinggevenden laten deelnemen aan een basisvorming versterkend en verbindend werken met mensen in armoede • de ontwikkelde ervaring en deskundigheid na afloop binnen de organisaties verder verspreid. Thuiscompagnie en Stebo vzw bracht in de projectperiode 20 klussendiensten samen in het lerend netwerk ‘klusmaat’. Dit lerend netwerk zorgt ervoor dat het uitvoeren van klussen kan aansluiten op het versterkend en verbindend hulpverleningskader van Thuiscompagnie. De provincie wenste de aanpak van Thuiscompagnie te evalueren. Minster Lieten, bevoegd voor Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding en het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin schreven daartoe een onderzoeksopdracht uit. Van 1 november 2011 tot en met 31 oktober 2012 nam het Kennis­centrum van het Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen (HUB-KAHO) deze opdracht op. Dit onderzoek bracht onder meer de aanpak en betekenis van Thuiscompagnie voor de gezinnen in kaart. Het onderzoek leverde heel wat illustratiemateriaal voor dit draaiboek op. Het integrale onderzoeksrapport kan je terugvinden op http://www.hig.be/nl/nieuws/ evaluatie-van-de-aanpak-van-thuiscompagnie.

9


5. Thuiscompagnie rolt verder uit

Thuiscompagnie startte in januari 2011 en aanvankelijk liep de projectperiode tot 31 december 2013. December 2013 was echter geen eindpunt. De provincie en de verschillende partners zetten ook in 2014 verder in op dit project. Het is de bedoeling om de ontwikkelde methodiek verder te implementeren in het werkveld. Het draaiboek dat nu voor je ligt, is een instrument dat daartoe kan bijdragen. Het schetst vooral de mogelijkheden om gezinnen thuis praktisch te ondersteunen bij het runnen van hun huishouden. Het spreekt voor zich dat deze ondersteuning niet los staat van andere hulpverlening. Daarom besteden we in hoofdstuk 10 aandacht aan de afstemming met de andere hulpverlening. Niet alleen het project Thuiscompagnie, maar ook dit draaiboek is er maar gekomen door het samenwerken en de inspanningen van velen. Schreven en reflecteerden mee: Heidi Braekmans, Debby Brepoels, Annelies Brulmans, Silvia Creemers, Ellen Cypers, Patricia Daems, Anja Dirckx, Anneleen D’Hooge, Mieja Engelen, Lieve Festraets, Geelen Odette, Rita Colson, Hilde Genoe, Girtje Goossens, Guy Hoeven, Inge Halinec, Lieve Kavs, Inge Leurs, Els Nijs, Kristien Nys, Renilde Nulens, Cecile Peters, Ine Spreuwers, Yola Thienpont, Katrien Vandenbempt, Ronnie Vanhove, Greta Vanmeert, Koen Vansevenant, Agnes Verbruggen en Marijke Winters. De bijdragen van de geïnterviewde moeders: Lisa, Banu, Kim, Christina, Carla, Amani, Lien, Kimberly, Lelie, Femke, Jessy, Wendy; vaders: Filip, Witte, Robert, Jef en jongeren: Xena, en Joske zijn in elk hoofdstuk zichtbaar in de vorm van citaten. Hun getuigenissen hielpen om vanuit hun (verscheiden) perspectief (kritisch) te kijken naar dit draaiboek. Deze namen zijn, omwille van hun privacy, fictief maar door henzelf gekozen.

10

Thuiscompagnie in een notendop


2

visie van thuiscompagnie

Thuiscompagnie wil maatschappelijk kwetsbare gezinnen daadwerkelijk ondersteunen. Hoe we dat doen is bepaald door onze kijk op gezinnen, op hulpverlening en op de samenleving. Dit hoofdstuk geeft je een overzicht van de kaders die aan de basis liggen van ons kijken en handelen.

11


12

Visie van thuiscompagnie


1. Inleiding

In het werkveld zijn verschillende initiatieven die daadwerkelijk kansen willen scheppen voor maatschappelijke kwetsbare gezinnen. Ook Thuiscompagnie beoogt aan deze gezinnen met minderjarige kinderen kansen te bieden en hun levenskwaliteit te bevorderen. Laat duidelijk zijn dat die kansen maar ten volle benut kunnen worden als over alle beleidsdomeinen heen structurele maatregelen genomen worden. Om in het ondersteuningswerk of de hulpverlening rekening te houden met die structurele dimensie, ontbreken vaak niet alleen instrumenten, modellen en theoretische inzichten, maar ook flexibele mogelijkheden en speelruimte voor de begeleiders en hulpverleners. De vaststelling dat hulpverlening nog vaak te versnipperd, te weinig praktisch en te weinig betekenisvol is voor maatschappelijk kwetsbare gezinnen, raakt zowel de gezinnen als de hulpverleners. Gezinnen en hulpverleners geraken gedemotiveerd, voelen de druk om op korte tijd grote vooruitgang te boeken en zijn des te ontgoocheld wanneer ze niet de gewenste resultaten behalen. Sommige hulpverleners geven het op en zetten zich niet langer in voor deze gezinnen waarmee ze geen resultaten kunnen boeken. Anderen blijven geloven in deze gezinnen, maar vragen zich in alle ernst af of hun inspanningen en inzet werkelijk kansen schept en of het zogenaamde kansenbeleid wel echt kansen creĂŤert. Via een projectmatige aanpak probeert Thuiscompagnie er voor te zorgen dat de bestaande hulpverlening beter werkt voor deze gezinnen. Het inleidende eerste hoofdstuk, geeft je een overzicht van de krachtlijnen van de aanpak van Thuiscompagnie. Dit hoofdstuk geeft je informatie over de visie waarop die aanpak gestoeld is. Die visie is niet nieuw. De voorliggende verklarings- en beschrijvingsmodellen van armoede en sociale uitsluiting werden immers al meermaals door verschillende mensen beschreven. Hetzelfde geldt voor de implicaties daarvan voor de ondersteuning en de hulp die aan gezinnen geboden kan worden (cf. empowerment, versterkend en verbindend werken vanuit de Bind-Krachtvisie- en methodiek). Net omdat ons handelen gedragen wordt door de wijze waarop we naar armoede, sociale uitsluiting, gezinnen en hulpverlening kijken, is het belangrijk om die visie op scherp te stellen en de vertaalslag naar Thuiscompagnie te maken. Dat is niet alleen belangrijk voor de mensen die in en met de gezinnen aan de slag gaan (bv. de verzorgende, de coach), maar evenzeer voor al de andere betrokken hulpverleners, diensten en organisaties. Daadwerkelijk kansen geven aan maatschappelijk kwetsbare gezinnen vraagt immers een onderbouwde en breed gedragen visie.

13


2. Armoede en sociale uitsluiting1

Gezinnen in situaties van maatschappelijke achterstelling lijken altijd weer te kort te schieten. Hoeveel inspanningen ze ook leveren, wat zij ook bijleren en hoe ze zich ook aanpassen, telkens weer botsen ze tegen nieuwe muren op. Deze muren schijnen hen als het ware duidelijk te willen maken dat hun plaats onderaan de maatschappelijke ladder is en dat dit altijd zo zal blijven. Van deze muren zijn ‘modale burgers’ en hulpverleners, zich niet altijd bewust.

We zijn opgegroeid in een maatschappij en alles moest zus en alles moest zo en ge moest maar zwijgen. Alles ging perfect. Maar wat dat er in het huishouden gebeurde, daar wist ge niks van, want er mocht niks van buiten. En als ge dan zelf in de wereld stapt, dan loopt ge tegen een muur aan van alle jong, dat is mij toch niet gezegd geweest. En als ge dan durft raad vragen, dan is het van dat ligt aan u en dat is dit en dat is dat. Ge wordt dan, enfin soit, daar zijn we van af. (moeder Lelie)

De dingen die deze gezinnen wel kennen, blijven maatschappelijk ongezien en niet gewaardeerd. Hulpverlening lijkt hen soms nog afhankelijker te maken, te meer wanneer deze hulpverlening zich bevoogdend opstelt en in hun plaats beslissingen neemt. De hulpverlening concentreert zich dan op het bereiken van een doelstelling waarvan de cliënt niet snapt wat die kan bijdragen aan de oplossing van zijn problemen. Net daarom vragen onder meer de verenigingen waar armen het woord nemen respect en erkenning voor de beleving van armen en voor hun definitie van de situatie. Ze vragen om de krachten van armen te leren kennen en op te sporen. Alleen wanneer de kracht van armen zelf wordt gebruikt, hun capaciteit wordt gezien en gewaardeerd en zij ondersteund worden om hun eigen keuzes te maken en te realiseren, kan de vicieuze cirkel worden doorbroken. Meer kans op huisvesting door een hoger inkomen, kansen op een hoger inkomen door aan het werk te gaan, meer kansen op werk door het volgen van een opleiding, betere schoolresultaten door zo jong mogelijk naar de kleuterklas te gaan, op tijd te komen en de juiste thuistaal te spreken … het is een frequent aangehaald adagium. De overtuiging groeit evenwel dat kansen scheppen niet genoeg is om de vicieuze cirkel te doorbreken. Zo blijft het nog altijd een ongelijke strijd. Het komt er immers niet alleen op aan kansen te krijgen en te geven, het komt er op aan zelf keuzes te kunnen maken en die keuzes te kunnen realiseren. Sociale uitsluiting heeft vooral te maken met het niet hebben of kunnen realiseren van een aantal sociale grondrechten en vrijheden. Voor deze opvatting vinden we onder andere steun bij Amartyra Sen, de Nobelprijswinnaar economie in 1998. Hij stelt2 dat vrijheid voor iedereen de belangrijkste waarde is. Vrijheid is het middel én doel van ontwikkeling. Iedere persoon heeft zijn eigen verantwoordelijkheid, maar de overheid moet zorgen voor een stimulerende omgeving die zowel vrijheid als verantwoordelijkheid mogelijk maken. Mensen in armoede blijven ervan verstoken om in vrijheid te leven, om te leven zoals zij verkiezen en hun welzijn te verwezenlijken. Zij hebben geen vat op hun eigen situatie. Daarbij aansluitend bepleit Van Regenmortel (2002)3 dat personen in armoede keuzevrijheid moeten hebben én maatschappelijke waardering moeten krijgen voor die keuzes, ook als die keuzes niet stroken met de klassieke activeringspaden (bv. opleiding en tewerkstelling).

14

Visie van thuiscompagnie


Van Regenmortel verwoordt het in haar bijdrage voor het jaarboek armoede en sociale uitsluiting als volgt (2002, p. 83-84)4: Armoede is een netwerk van sociale uitsluiting dat zich uitstrekt over meerdere gebieden van het individuele en collectieve bestaan. Het scheidt de armen van de algemeen aanvaarde leefpatronen in de samenleving. Deze kloof kan enkel overbrugd worden wanneer de samenleving een appèl doet op het psychologisch kapitaal van personen die in armoede leven en van hun omgeving. De samenleving maakt daarbij ook de economische, sociale en culturele kapitaalvormen voor hen toegankelijk. Zo krijgt iedereen gelijke kansen op niet-kwetsende sociale en maatschappelijke interacties en op waardevolle bindingen met zichzelf, de anderen, de maatschappij en de toekomst. Deze definitie geeft ruimte voor de trots en zelfwaarde van personen die in armoede leven en wijst op de structurele veranderingen die nodig zijn. Een beleid ter bestrijding van armoede moet zorgen voor de realisatie van deze psychologische en structurele randvoorwaarden opdat personen die in armoede leven hun levenswandel naar eigen behoefte kunnen invullen op eigen maat.

15


3. Oorzaken en kenmerken van armoede en sociale uitsluiting

Verschillende mechanismen en elementen werken sociale uitsluiting in de hand of houden die in stand. We volgen hier de indeling van Vandenbempt (2001)5 die deze mechanismen beschrijft in termen van de zeven hoofdzonden die leiden tot sociale uitsluiting.

De wijze waarop de samenleving werkt, creëert uitsluiting Armoede kent een structurele dimensie en een individuele dimensie. De wisselwerking tussen het individuele en het structurele niveau is een belangrijke invalshoek om sociale uitsluiting te vatten. De verklaring van armoede en sociale ongelijkheid kan immers niet uitsluitend of bij voorrang gezocht worden in attitudes of gedragspatronen van de armen zelf. Armoede is mee het gevolg van de structuur en de inrichting van de samenleving en dat op economisch vlak, op sociaal-cultureel vlak, op psychologisch vlak en op bestuurlijk-organisatorisch vlak (Lescrauwaet, 2000)6. Op de arbeidsmarkt zijn goed betaalde jobs en werkzekerheid voor hen veelal niet weggelegd. Op sociaal-cultureel vlak verhinderen financiële drempels, taal- en communicatiebarrières de toegang tot sociaal-culturele activiteiten (bv. vrijetijdsactiviteiten). Zowel sociaal-culturele initiatieven als hulpverlenende initiatieven weten zich niet altijd (ten volle) af te stemmen op mensen in armoede. Ze erkennen bijvoorbeeld onvoldoende de psychologische dimensie van armoede (bv. schaamte en onmachtgevoelens die met armoede én hulp vragen gepaard gaan, zie ook verder). Daardoor voelt de cliënt zich onvoldoende respectvol behandeld en is effectieve hulp niet mogelijk. Op bestuurlijk-organisatorisch vlak tekent zich een uitgesproken complexiteit af. De regelgeving laat zich niet gemakkelijk vatten. Er zijn veel regels en procedures, vanuit verschillende, niet altijd goed samenwerkende instanties. Ook de organisatie en onduidelijkheden over de rol en de positie van de ondersteuning en hulpverlening (bv. ondersteunend, controlerend of beiden?) werkt uitsluiting in de hand. Bovendien kunnen maatschappelijk kwetsbare gezinnen doorgaans minder genieten van een positief aanbod. Ze worden veel meer geconfronteerd met de controlerende en sanctionerende werking van maatschappelijke voorzieningen (zie o.a. Vettenburg, 1989, p. 4)7. Door deze negatieve ervaringen staan ze wantrouwig tegenover de samenleving en verliezen ze ook vertrouwen in de hulpverlening.

armoede gaat niet alleen over een tekort aan materiële dingen Het voorgaande punt wees op verschillende structurele elementen die de maatschappelijke en individuele ontplooiing van armen kunnen belemmeren. Armen worden niet alleen geconfronteerd met een gering of onzeker inkomen, een lage scholing, een zwakke positie op de arbeidsmarkt, een slechte huisvesting, maar dikwijls ook met lichamelijke of psychosomatische klachten, conflictueuze sociale relaties, maatschappelijk isolement en ondergebruik van rechten of diensten. Ze hebben weinig sociaal, financieel, cultureel en symbolisch kapitaal (Bourdieu, 1989)8. Het gaat over (dreiging van) langdurige achterstelling en verschillende breuklijnen tussen (kans)armen en de rest van de samenleving.

16

Visie van thuiscompagnie


Naast objectieve kenmerken (zoals inkomens- en arbeidssituatie), vragen ook meer subjectieve en culturele kenmerken van armoede (o.a. levensgeschiedenissen, psychologische beleving van sociale uitsluiting, opvoedingsattitudes, communicatiestijlen en stresshantering) aandacht. De Cirkel (1996, p. 83)9 spreekt in die context over de binnenkant van de armoede, de interne wortels of ‘roots’.

Uitsluiting als domino-effect Armoede heeft een multicomplex karakter. Het is een netwerk van achterstellingen op verschillende domeinen. Soms spreekt men over een ‘armoedekluwen’. De moeilijkheden situeren zich niet alleen op verschillende levensdomeinen. Ze zijn met elkaar verweven, ze beïnvloeden en versterken elkaar continu (Driessens & Van Regenmortel, 2006)10. De situatie is meestal chaotisch, niet alleen voor de hulpvrager, maar ook voor de hulpverlener. De complexiteit van kansarmoede en de structurele dimensie, wijzen op de nood aan een integrale en inclusieve aanpak.

Niet iedereen over dezelfde kam scheren: elk leven is anders De erkenning van een grote heterogeniteit onder armen is belangrijk. Hoewel personen die in armoede leven, gelijkaardige levensomstandigheden kennen, hebben ze elk ook een uniek en uiteenlopend levensverhaal. Waar bijvoorbeeld in het ene gezin de partnerrelatie of het sociale netwerk (nog) steun of bescherming biedt, geldt dat voor een andere gezin veel minder of niet. Geen enkel gezin is met andere woorden hetzelfde. Deze diversiteit dwingt de hulpverlening tot een aanpak op maat.

Veel te weinig maatschappelijke waardering De positieve krachten, de inzet en de dynamiek van kwetsbare mensen belichten is cruciaal. Dit is een aspect dat door alle verenigingen waar armen het woord nemen sterk benadrukt wordt. Armen zijn nog te vaak ‘gekend’ door wat ze niet zijn, niet doen, niet weten of niet kunnen (bv. een moeder die haar kinderen niet kan opvoeden, een ongeschoolde, een onbemiddelbare enz.). Het zijn gezinnen die niet altijd even geliefd zijn en vaak als ongemotiveerd worden bekeken. De buitenwereld ziet hun eigen inspanningen om te overleven of om hun gezin bij elkaar te houden vaak niet. Nochtans biedt het belichten van hun mogelijkheden, inzet en creativiteit heel wat mogelijkheden om uit de negatieve armoedespiraal te geraken.

Er wordt te weinig geluisterd naar de armen De stem van de arme is onmisbaar in het armoededebat. Meer en meer wordt gewezen op het ontbrekend perspectief van de doelgroep in de hulp- en dienstverlening, in het beleid enz. Het gaat om gezinnen waarover men vaak praat maar waarmee weinig wordt gepraat. Het is niet verantwoord dat armoede gemeten, gedefinieerd, behandeld en geëvalueerd wordt zonder inspraak van de armen zelf. Bovendien groeit de overtuiging dat de inspanningen ter bestrijding van armoede hun doel missen wanneer de participatie van de betrokkenen zelf niet wordt gewaarborgd.

17


Een ongelijke machtsverdeling Ondanks veel goede wil en inzet, ervaren hulpverleners en beleidsmakers toch nog heel wat onmacht om armen daadwerkelijk te helpen. Vanuit een outsidersperspectief bekeken, is de verleiding groot om armen te typeren als moeilijk of lastig. Het zijn cliĂŤnten die men liever niet ziet komen of waarvoor men hopeloos gaat rondhollen (zonder indrukwekkende resultaten), met risico van burn-out op langere termijn. Jaren van armoedebestrijding maken duidelijk dat er een diepe kloof, een missing link, is tussen de overheid, de publieke opinie, de medewerkers van (welzijns)voorzieningen waarmee armen geconfronteerd worden en de armen zelf. Er is een fundamenteel verschil in positie tussen de arme, die in armoede leeft en de organisaties en beleidsactoren die deze realiteit niet ervaren. Beleidsmakers en -uitvoerders behoren dikwijls tot de middenklasse, onbekend met de harde realiteit van het leven in armoede in al zijn facetten. Armen kampen bijvoorbeeld met een gevoel van schaamte en vernedering omdat ze constant hulp moeten vragen. Het ontbreekt hen aan de nodige middelen om de greep over hun eigen leven te behouden of te verwerven.

18

Visie van thuiscompagnie


4. Sociale uitsluiting in de belevingswereld van gezinnen

Sociale uitsluiting laat zich op veel verschillende domeinen voelen, niet in het minst in de belevingswereld van deze gezinnen. Ook hier moeten we oog hebben voor de verscheidenheid die zich bij de gezinnen kan voordoen. Desalniettemin zijn er een aantal situaties en gevoelens die vele mensen in achterstellingsituaties zullen herkennen. Het zijn ‘kenmerken’ die een hulpverlener moet kunnen situeren om een echte hulpverleningsrelatie te kunnen aangaan. We baseren ons hier op het werk van Driessens en Van Regenmortel (2006, p. 107-109)11.

Gevoelens van machteloosheid Maatschappelijk kwetsbare gezinnen hebben het gevoel zelf weinig aan hun situatie te kunnen veranderen. Ze geloven dat wat gebeurt weinig of niets met het eigen handelen te maken heeft en schrijven de oorzaken van hun probleemsituatie eerder toe aan omstandigheden. Ze hebben het gevoel dat hun lot in de handen van anderen ligt.

Gevoelens van wantrouwen Bij armoedesituaties wordt opgemerkt dat er in de kindertijd, ten gevolge van bijvoorbeeld een plaatsing in een instelling of wisselende partners, dikwijls warme en hechte vertrouwensfiguren ontbreken (zie ook Vanhee, 2007)12. Daardoor kan er geen gevoel van basisveiligheid of basisvertrouwen ontstaan. Dat maakt het moeilijk om op latere leeftijd hechte vertrouwensrelaties aan te knopen en kan resulteren in ambivalente gevoelens van aantrekken en afstoten en in sterke affectieve stemmingswisselingen. We zien dat bijvoorbeeld tot uiting komen in de sterke, maar tegelijk ook negatieve verbondenheid tussen de familieleden. Of in vriendschappen die vaak heel hevig zijn, maar dikwijls kortstondig. Deze ambivalente gevoelens spelen ook in de hulpverleningsrelatie. Enerzijds is er een sterk appèl op de hulpverlener, een vraag om geholpen te worden en problemen op te lossen. Anderzijds stuit men op signalen dat de hulpverlener dient weg te blijven en het gezin zijn problemen zelf zal oplossen. Deze angst en vermijding worden veelal onterecht geduid als een gebrek aan motivatie om te veranderen.

Gestoorde communicatie Door een andere taal en ander gedrag komen deze gezinnen voortdurend in botsing met de maatschappij. Er is een gestoorde communicatie waardoor de gevoelens van machteloosheid en wantrouwen nog toenemen. Achter veel lawaai en stoere taal schuilt dikwijls een grote hulpeloosheid om met de buitenwereld om te gaan. Deze ‘stoere’ of ‘agressieve’ taal overschaduwt ook de taal van bezorgdheid en de enorme inzet voor het eigen gezin. Bovendien is er vaak een grote angst aanwezig om steeds opnieuw te falen. Verschillende reacties zijn dan mogelijk: verzet,

19


berusting, apathie of vluchtgedrag in bijvoorbeeld verslaving, isolement. Het negatieve etiket wordt hierdoor enkel bevestigd en versterkt.

Verbintenisproblematiek als centrale kenmerk Het centrale kenmerk van mensen in achterstellingsituaties is de verbintenisproblematiek. Deze problematiek situeert zich op diverse vlakken: met zichzelf, met de anderen, met de maatschappij en met de toekomst. Het is enerzijds een reactie op hun levensomstandigheden en anderzijds verantwoordelijk voor het voortbestaan ervan. Het ontbreken van (positieve) verbintenissen kan een bevrijdend psychologisch effect hebben. Door bijvoorbeeld de verantwoordelijkheid voor je leven buiten jezelf te leggen, gaat er daarvan ook ‘geen druk vanuit jezelf’ uit. Maar tegelijkertijd staat het verandering in de weg. Net daarom is het noodzakelijk dat hulpverleners op de verbintenisproblematiek ingaan.

Verbintenis met zichzelf Ik heb nu meer zin om wat meer dingen te presteren. Dingen waar dat ik vroeger eigenlijk geen goesting meer in had. Mijn zelfbeeld gaat nu terug omhoog. Door de positieve kritiek (lacht). Ze [verzorgende en coach van Thuiscompagnie] hebben eigenlijk niet veel gedaan. Ze hebben mij aangewakkerd en dat is vanzelf gegaan. Dus het is die duw in de rug eigenlijk. Ik moet het toch alleen doen op het laatste moment. Maar zij hebben juist mij die duw gegeven. Daar eigenlijk waar dat ik het nodig had. Ja zij hebben de bomen uit het bos gekapt zodat ik de bomen weer kon zien, dat is het. (moeder Kimberly)

Kansarmen hebben het gevoel geen greep te hebben op de eigen levensloop. Er is geen band meer met het eigen handelen: ‘wat ik ook doe, het doet er niet toe’. Dit kan gepaard gaan met machteloosheid, apathie, zelfs depressie en fatalisme. Men kan spreken van een ‘verdoving’ van gevoelens, gevoelens van onbeduidendheid, weinig zelfvertrouwen en passiviteit.

Verbintenis met de anderen De reeds beschreven ambivalente gevoelens van aantrekken en afstoten kunnen wijzen op een angst om zich te verliezen in eenzaamheid enerzijds en een angst om zich te verliezen in afhankelijkheid anderzijds. De verbintenisproblematiek met anderen kan zich op verschillende manieren tonen: • een gebrek aan verbintenis: bijvoorbeeld grote eenzaamheid en het sterk privékarakter van armoede, • een overmatige verbintenis: een hecht sociaal netwerk betekent een beveiliging bij crisissituaties en kan een overlevingsstrategie zijn, • een pathologische verbintenis: individuatie en verbondenheid geraken nooit in evenwicht.

Op sociaal vlak vind ik dat goed [de ondersteuning door verzorgende van Thuiscompagnie]. Meestal krijgt ge mij moeilijk buiten. Zelfs om boodschappen te doen, daar heb ik een hekel aan. Ik ga niet graag buiten, ik wil met geen andere mensen meer te maken hebben, niks. En dat is dan iemand die zegt, ‘kom we gaan boodschappen doen’, zonder continu kritiek op mij te geven, ja … Via de verzorgende hebben we de voedselpakketten leren kennen, en ook de vereniging waar armen het woord nemen. In het begin ging ze daar ook mee naartoe.’ (moeder Kimberly).

Verbintenis met de maatschappij De dagelijkse confrontatie met o.a. werkloosheid en woonproblemen is vernederend en onrechtvaardig. De maatschappij levert weinig positiefs op voor mensen in achterstandsituaties waar-

20

Visie van thuiscompagnie


We hadden maar 10 euro per maand over voor eten en drinken. Dat ging niet meer. We woonden in een groot huis, heel alleen. Ons huis was helemaal verwaarloosd. We waren slecht behuisd, ook nog schimmel op de muren. Dat was de huisbaas zijn fout, niet door ons. Maar we konden het ook allemaal niet klaar krijgen. We kregen een brief van de huisbaas, we moesten uit dat huis. Dat werd verhuurd aan zijn familie. Dan moesten we er uit. We hebben daar 2 jaar gewoond en ja, alles van die twee jaar dat kwam daar dan op een hoop. … De verzorgende heeft ons geholpen om orde op zaken te stellen. Ze regelde de afspraken, administratief hielp ze, ze hielp ook mee met de verhuis.’ (familie Berten).

door zij er dikwijls ook ‘gerechtigd’ wantrouwig, asociaal en negatief tegenover staan. Vooral in de contacten met de hulp- en dienstverlening wordt onmacht ervaren. Het verwondert dan ook niet zij een dichotoom wereldbeeld ontwikkelen: een ‘wij-zij’-perspectief waarbij de anderen groot en machtig zijn en het voor het zeggen hebben, terwijl ze zelf niks hebben in te brengen. De verbintenis met de maatschappij wordt gekenmerkt door gedwongen afhankelijkheid, negatief stigma en veel controle en inmenging in de privacy.

Verbintenis met de toekomst De directe leefomstandigheden eisen vaak alle aandacht op van maatschappelijk kwetsbare gezinnen. Bovendien hebben ze het gevoel de toekomst slechts in zeer beperkte mate te (kunnen) beheersen. Dit kan leiden tot een afwachtende, passieve houding die ook in de hulpverlening tot uiting komt. Deze houding maakt bijvoorbeeld het motiveren tot verandering erg moeilijk en kan tot ergernis leiden. Het bijhorende hier-en-nu perspectief staat lijnrecht tegenover de verwachtingen van de samenleving en de verwachtingen van de hulpverlening dat men moet leren uit zijn fouten, vooruit moet kijken en de toekomst moet plannen.

21


5. Sociaal netwerk en sociaal kapitaal

Het sociaal netwerk van een gezin bestaat uit alle mensen waarmee zij een min of meer duurzame relatie onderhouden. Het netwerk rond maatschappelijk kwetsbare mensen is vaak beperkt in omvang en weinig divers naar samenstelling. Het zijn zelden netwerken die een brug leggen naar de bredere samenleving. Homogene netwerken van mensen onderaan de maatschappelijke ladder geven immers geen duwtje in de rug waardoor men op die ladder kan stijgen. Het ‘sociaal kapitaal’13 dat deze homogene netwerken opleveren, is niet zo groot. Sociaal kapitaal is een algemene term voor de hulpbronnen die mensen kunnen halen uit de sociale netwerken waar ze deel van uitmaken. Sociaal kapitaal wordt m.a.w. gevormd door de bronnen en connecties waarover iemand beschikt. De term ‘hulpbronnen’ moet breed opgevat worden. Het gaat niet alleen over materiële en praktische hulp, maar ook over allerlei weetjes, toegang tot informatie, de nodige contacten om een baan of een huis te vinden, geld om een eigen zaak te starten, emotionele steun, enz. De Franse socioloog Bourdieu14 toont in zijn studies aan dat dominante groepen in de samenleving hun cultureel kapitaal, levensstijl en smaak aanwenden als argumenten om specifieke voorrechten op te eisen en te verdedigen. Hij vat die mechanismen samen met de term ‘symbolisch geweld’. Symbolisch geweld vormt een surplus op sociaal kapitaal. Symbolisch geweld is de macht die een dominante groep heeft om haar perspectief (= haar definitie van de situatie) aan anderen op te dringen als ‘de waarheid’, ook al is dat perspectief even subjectief als het perspectief van iemand anders. Structurele verschillen tussen sociaal-economische groepen op vlak van gezondheid, levensduur, het al dan niet vinden van werk, het al dan niet behalen van een diploma enz. worden op die manier uitgelegd en gerechtvaardigd als het gevolg van levensstijl en smaakverschillen. Die ‘waarheid’ wordt ook via de media verspreid. Veel mensen, ook diegenen die slachtoffer zijn van maatschappelijke achterstelling, zien niet meer dat die achterstelling structurele oorzaken heeft, maar geloven dat die achterstand te herleiden is tot individuele keuzes. Alsof iedereen, ongeacht in welke laag van de samenleving hij geboren wordt, dezelfde startkansen krijgt. Verschillen in levensstijl worden aangegrepen om ongelijke toegang tot maatschappelijke voorzieningen goed te praten. Zo horen we vandaag beweren dat jongeren het niet goed doen op de arbeidsmarkt omdat ze de verkeerde studierichting hebben ‘gekozen’ of dat migrantenkinderen het niet goed doen op school omdat ze thuis geen Nederlands praten. Dat is op zijn minst een vereenvoudiging van de werkelijke processen die zich in de samenleving afspelen. Het is duidelijk dat mensen met veel sociaal kapitaal het gemakkelijker zullen hebben in onze samenleving dan mensen met weinig sociaal kapitaal. Sociaal kapitaal vergroot de draagkracht van een gezin en vermindert de draaglast. Specifiek voor maatschappelijk kwetsbare gezinnen maakt onderzoek duidelijk dat hun sociaal kapitaal vooral fungeert als ‘overlevingskapitaal’ om rond te kunnen komen. Het helpt hen veelal niet om in de samenleving vooruit te kunnen. Belangrijkste oorzaak is dat hun sociaal netwerk bijna uitsluitend uit maatschappelijk kwetsbare mensen bestaat. Wederzijdse hulp en steun speelt zich vaak af tussen ‘ons soort’ mensen. Wil sociaal kapitaal kwetsbare mensen vooruit helpen, dan dienen bruggen geslagen te worden naar mensen buiten de eigen sociale groep. Vanuit Thuiscompagnie trachten we netwerken rond mensen te herstellen als die gebroken zijn en mensen toe te leiden tot netwerken die mogelijkheid tot groei bieden.

22

Visie van thuiscompagnie


6. Een andere hulpverlening voor maatschappelijk kwetsbare gezinnen

Hulp moet aansluiten bij het leven van maatschappelijk kwetsbare gezinnen. Dat leven is vaak onvoorspelbaar en chaotisch, maar tegelijkertijd zitten er ook krachten in verscholen. De hulpverlening moet die krachten in het vizier krijgen en daarbij aansluiten. Ze moet samen met de gezinnen mogelijkheden zoeken om de krachten die in én rond het gezin aanwezig zijn (verder) in te zetten en te ontplooien (Vanhee, 200715; Van Regenmortel, 200816). Door aan te sluiten bij die krachten, kan het gezin ook terug greep krijgen op het eigen leven. Het bevordert de zelfregulatie en het herstel van het gewone leven (Schamhart & Colijn, 2012)17. Terug invloed kunnen uitoefenen op de eigen situatie komt daarenboven de levenskwaliteit ten goede (Van Loon e.a., 2008)18. Het verhogen van de levenskwaliteit was van bij de start het doel van Thuiscompagnie (zie hoofdstuk 1). Daarom leggen we in dit project de nadruk op autonomie. Gezinnen mogen eigen keuzes maken: Waaraan willen ze werken? Wat is voor hen prioritair? Hoe willen en kunnen ze dat aanpakken? Wie kan hen daarbij helpen? Hulpverleners nemen daarbij een ondersteunende positie in. De hulp en de samenleving moet echter niet alleen een appel doen op de krachten of het psychologisch kapitaal van gezinnen en hun omgeving. Ook het economisch, sociaal en cultureel kapitaal moet voor hen toegankelijk gemaakt worden (Van Regenmortel, 2002)19. Hulpverleners, de diensten en voorzieningen, maar ook het beleid moeten daarvoor inspanningen leveren. Het is ook daarom dat Thuiscompagnie streeft naar een hulpverleningsnetwerk dat maatschappelijk kwetsbare gezinnen effectief ondersteunt en een blauwdruk wil zijn voor een versterkend en verbindend armoede- en welzijnsbeleid (Engelen, 2011)20. Hulp wordt als effectief ervaren en komt de levenskwaliteit ten goede indien: • • • • •

er afstemming is tussen de hulpverleners (gecoördineerde hulpverlening), er integrale hulpverlening is (vanuit een brede bril), systematische hulp wordt geboden (gestructureerde hulpverlening), de doelstelling van de hulpverlening betekenis heeft voor het gezin (cf. participatie), de aanpak aansluit bij de leefwereld van het gezin en bijzondere aandacht heeft voor de krachten in het gezin (versterkende en verbindende hulpverlening), • het principe van positieve hulpverlening wordt toegepast (relationele gelijkwaardigheid), • … Deze voorwaarden staan niet los van elkaar. Zo impliceert een versterkende en verbindende hulpverlening dat het gezin ook betrokken wordt bij het vastleggen van de doelstellingen (cf. participatie) en dat de hulpverleningsrelatie gekenmerkt wordt door relationele gelijkwaardigheid. De concrete vertaalslag van deze voorwaarden in de aanpak van Thuiscompagnie is in verschillende hoofdstukken van dit draaiboek terug te vinden. Zo is hoofdstuk 10 bijvoorbeeld volledig gewijd aan samenwerken met andere hulpverleners. Hoofdstuk 6 toont hoe je doorheen de verschillende fases van het ondersteuningsproces met respect voor de eigenheid en de autonomie van het gezin (cf. participatie, gelijkwaardigheid) met het gezin aan de slag kan gaan. reikt je een instrument aan - de empowermentbloem - om bijvoorbeeld met de verzorgende af te toetsen of ons handelen positief, participatief, inclusief, integraal, gestructureerd en gecoördineerd verloopt.

23


In de volgende punten tekenen we de krijtlijnen uit van een versterkende en verbindende hulpverlening. Dit versterkend en verbindend werken vindt haar oorsprong in de Bind-Krachtmethodiek zoals die werd uitgetekend door Driessens, Van Regenmortel en Vansevenant21. Deze methodiek is op haar beurt geïnspireerd op het empowermentgedachtengoed.

Empowerment op drie niveaus Als je empowerend werkt, dan ga je er van uit dat individuen, groepen en gemeenschappen over krachten, bekwaamheden en groeimogelijkheden beschikken. Je gaat op zoek naar krachten en steunbronnen op die verschillende niveaus en verbindt die met elkaar. Op die manier beoog je individuen, groepen en de samenleving (terug) greep te geven op hun situatie en omgeving. De drie sleutelbegrippen om dat te realiseren zijn ( www.bindkracht.be ): het aanscherpen van het kritisch bewustzijn, controleverwerving en participatie. Door met verzorgenden in gezinnen aan de slag te gaan op een versterkende en verbindende wijze, maken we de hulpverlening meer tastbaar en betekenisvol. De verzorgende komt in het gezin als een vertegenwoordiger van de samenleving; een samenleving die niet afwijst maar in dialoog gaat. Een samenleving die niet veroordeelt en onmogelijke dingen vraagt, maar samen op weg gaat met het gezin rond thema’s die voor het gezin betekenis hebben. Wat ze doet is concreet en positief. De verzorgende brengt rust en stabiliteit. Ze geeft mensen terug het gevoel dat ze invloed kunnen uitoefenen op hun eigen situatie. Om dat resultaat te kunnen bereiken is het noodzakelijk vanaf dag één het roer in de handen van de gezinnen zelf te laten en daar te beginnen waar ondersteuning wordt bij gevraagd.

Thuiscompagnie versterkt maatschappelijk kwetsbare gezinnen en de ontwikkelingskansen van kinderen die daar opgroeien Thuiscompagnie wil de levenskwaliteit in gezinnen te verhogen. We doen dat door gezinnen meer middelen en mogelijkheden te geven om weer greep te krijgen op hun eigen leven. Zo kunnen ze ook op termijn meer voordeel halen uit de bestaande maatschappelijke voorzieningen dan veelal het geval is. De extreme druk die samenhangt met armoede, uitsluiting en een leven in moeilijke materiële omstandigheden (= risicofactoren) werkt negatief in op de mogelijkheden van mensen om het geheel van taken die de samenleving van hen verwacht (=draaglast), goed op te nemen. Als we de draagkracht van gezinnen kunnen verhogen (= investeren in beschermende factoren), verminderen we de negatieve invloed van de risicofactoren die armoede met zich meebrengt. In gezinnen met kinderen betekent dit dat we meteen ook de kansen van de kinderen verhogen. Ouders zullen er dan immers beter in slagen hun opvoedingstaak op te nemen. We investeren m.a.w. in de toekomst van deze gezinnen en hun kinderen (zie ook verder in dit hoofdstuk).

Thuiscompagnie versterkt hulpverleners, hun organisaties en de sociale omgeving Thuiscompagnie zal de maatschappelijke oorzaken van armoede niet wegnemen. Maar Thuiscompagnie stimuleert wel een evolutie naar een meer dialooggestuurde hulpverlening. De bestaande hulpverlening wordt daardoor toegankelijker en effectiever voor maatschappelijk kwetsbare gezinnen. De inzet van verzorgenden schept meer mogelijkheden inzake intensiteit, duur en aard van de geboden hulp. Zo is de ondersteuning niet gebonden aan organisatie-eigenbepalingen (= aanbod gestuurd). Ze volgt daarentegen naar invulling, naar intensiteit en naar looptijd de ondersteuningsbehoefte van het gezin. Overheidsmiddelen die in het kader van hulpverlening regulier besteed worden, renderen ook meer. Het project doet de social return on investment stijgen. Verzorgenden fungeren immers als vertegenwoordiger van de samenleving. Als er verbinding komt met de verzorgenden, dan gaan mensen zich minder afgewezen voelen door de samenleving, waardoor ze weer wat hoop krijgen en daardoor ook (terug) meer open staan voor hulpverlening.

24

Visie van thuiscompagnie


Dialooggestuurde hulpverlening draagt bij tot afstemming. Thuiscompagnie beoogt niet alleen de hulpverlening af te stemmen op de gezinnen, maar beoogt evenzeer om afstemming tussen de hulpverleners te bereiken. In de praktijk zien we immers vaak dat in kwetsbare gezinnen verschillende hulpverleners op verschillende domeinen actief zijn (bv. budgettering, opvoeding, gezondheid). Soms blijft er een gemis aan daadkracht. Soms vormt de inzet van die verschillende hulp, een grotere belasting dan dat het als ondersteunend en versterkend ervaren wordt en werkt. Verschillende, al dan niet te hoog gegrepen, verwachtingen en doelstellingen kunnen elkaar doorkruisen, het groot aantal afspraken met de verschillende diensten kan de dagelijkse zorg voor het gezin bemoeilijken enz. Bovendien weten we dat gezinnen met problemen op 4 of meer levensgebieden een groter risico hebben om de regie over het leven kwijt te geraken (zie Hermanns in Schamhart & Colijn, 2012)22. Net het verlies van deze zelfregulatie werkt negatief in op de levenskwaliteit. Daarom is het belangrijk dat hulpverleners uit verschillende sectoren en organisaties beter samenwerken en hun krachten bundelen in functie van de noden van de gezinnen. Deze afstemming is maar mogelijk als hulpverleners ook met een brede, versterkende en verbindende bril naar gezinnen kijken en hun handelen daar op afstemmen. Hoe hulpverleners en organisaties dat concreet kunnen doen, kan je onder meer terugvinden in hoofdstuk 11. Deze aanpak moet er toe leiden dat: • hulpverleners zich beter in staat voelen om effectiever om te gaan met maatschappelijk kwetsbare gezinnen, • hulpverleners uitsluitingmechanismen leren herkennen en in beleidstermen kunnen vertalen. Thuiscompagnie versterkt gezinnen, hulpverleners en hun organisaties én de gemeenschap. Juist daarin ligt het hefboomeffect, zo blijkt ook uit de getuigenis van één van de betrokken hulpverleners.

De maatschappelijk werkers van onze sociale dienst zijn gegrepen door de werking van Thuiscompagnie en de realisaties van de verzorgenden. Ze vinden dat hun werk gemakkelijker gaat door het feit dat er een verzorgende in het gezin is. (medewerkster van een ocmw)

Thuiscompagnie versterkt de gemeenschap Thuiscompagnie verandert de wereld niet, maar werkt remediërend ten aanzien van sociale uitsluiting. Thuiscompagnie werkt in op de samenlevingsstructuur, die mede door een tekort aan beschermende structuren, (generatie)armoede verder bestendigt. Gebrek aan steun (en de gevolgen daarvan) bij gezinnen in armoede is een signaal dat de gemeenschap zijn beschermende rol voor arme gezinnen onvoldoende vervult. Thuiscompagnie investeert in beschermende factoren. De inzet van verzorgenden zorgt ervoor dat gezinnen in armoede de toewijding van de gemeenschap aan den lijve ondervinden. Concrete ondersteuning bij praktische problemen en het beschikbaar maken van informele steunende relaties maken die solidariteit zichtbaar. Gewone burgers worden aangesproken om sociale netwerken rond gezinnen te spinnen (cf. civil society). Thuiscompagnie doet daarvoor onder meer een beroep op de vrijwilligers van DOMO vzw. Het zorgen voor toegankelijke lokale diensten en een hulpverlening die echt helpt en niet alleen zegt wat zou moeten, kan de contextuele stress in arme gezinnen aanzienlijk verminderen. De lokale gemeenschap die dit realiseert kan dan worden ervaren als een solidaire en toegewijde gemeenschap waarin deze gezinnen ook terug een plek voor zichzelf kunnen zien (zie verder in dit hoofdstuk, Van der Pas, 2003 in Vanhee, 2007)23.

25


Versterkend en verbindend werken: de krachtlijnen van Bind-Kracht Ze [de verzorgende] komt mij eigenlijk aanleren en ondersteunen. Zowel emotioneel als ja, het doen zelf. Emotioneel bedoel ik dan, als ge een minder goede dag hebt van kijk dat is niet goed gegaan en dat is niet gegaan en ik kan dat niet. Ja dat ze zegt ‘Ja maar Lelie, denkt ge dat dat bij een ander allemaal op één twee drie gaat of wat? Dat is overal. Ge moogt zo een keer een dag hebben, maar kom, nu gaan we dat terug aanpakken. Waar gaan we aan beginnen? Waar wilt ge dat we aan beginnen.’ Dat wordt ook gevraagd ‘Wat wilt ge en wat wilt ge dat er gedaan wordt?’En als ge bijvoorbeeld zegt ‘Dat is te veel om aan te beginnen, vindt ge niet dat we eerst dat of dat?’. Dan vraagt ze ‘Wat vindt ge daar zelf van?’. Dus die laat u zelf ook nadenken over die dingen. Wat doet ze nog (stilte). Vooral niet moeien. (moeder Lelie)

De moeder in deze getuigenis verwijst spontaan naar verschillende elementen of krachtlijnen van het versterkend en verbindend werken binnen de Bind-Krachtmethodiek24. Moeder spreekt over de ondersteunende aanpak die aansluit bij haar belevingswereld (cf. verbondenheid, leefwereldperspectief) en die haar toelaat en aanmoedigt (cf. relationele gelijkwaardigheid, positieve basishouding) om zelf keuzes te maken (cf. autonomie, empowerment). Een eerste krachtlijn van Bind-Kracht verwijst naar de centrale rol van empowerment in de strijd tegen armoede en sociale ongelijkheid. Eerder in dit hoofdstuk kon je al lezen hoe Thuiscompagnie inzet om krachten en steunbronnen bij de gezinsleden en hun leefomgeving op het spoor te komen en die met hulpbronnen in de bredere sociale en politieke omgeving te verbinden. Verzorgenden moeten zich kunnen verbinden met de leefwereld van het gezin en ruimte scheppen voor de kracht van het verschil. Ze moeten open staan voor het ‘anders-zijn’ en over de eigen waarden en normen heen durven en kunnen kijken en bereid zijn om van de gezinnen te leren (bv. hun ingesteldheid, hun creatieve oplossingen, hun aanpak van moeilijkheden). Het spreekt voor zich dat hetzelfde geldt voor de persoon die de ondersteuning van de verzorgende en het gezin voor zijn rekening neemt (de coach). Beiden moeten oog hebben voor de invloed van psychologische processen, van de context en van ervaringen op de wijze waarop ‘hun’ gezinnen in het leven staan, op hun functioneren. Daarbij aansluitend moeten ze appel doen op de veerkracht die bij de gezinsleden aanwezig is en moeten ze kansen creëren om hen te ‘laten geven’ (bv. steun die zij aan anderen kunnen bieden, positieve betekenis die zij voor de verzorgende en voor mensen uit hun nabije omgeving kunnen hebben). De kracht van het ondersteuningstraject is gelegen in de relationele gelijkwaardigheid tussen het gezin en de verzorgende, tussen het gezin en de coach. Ze werken aan een warme, gepersonaliseerde relatie, waarin de gezinsleden zichzelf mogen zijn en waarbij nabijheid en ‘present zijn’ (eerlijk, opmerkzaam, geduldig en vrije aandacht voor de gezinsleden)25 hand in hand gaan met ‘samen doen’ (interventie). Een positieve en parti­ cipatieve basishouding is cruciaal. Concreet betekent dit dat de verzorgende, op het tempo van het gezin, met het gezin aan de slag gaat voor die zaken die de gezinsleden belangrijk vinden en die hun zelfbeeld

26

Visie van thuiscompagnie


versterken. Ze heeft oog voor de krachten van het gezin (cf. krachtenperspectief) en weet die te versterken. Kortom, ze werkt aan autonomie in verbondenheid. Dat is maar mogelijk binnen een empowerende organisatiecontext en wanneer ook andere betrokken hulpverleners vraaggestuurd werken (zie verder) en de spanningsvelden en machtsrelaties in de hulpverlening bespreekbaar en hanteerbaar maken. Voorbeelden van die spanningsvelden zijn: vertrouwen en controle, afstand en nabijheid, verafhankelijking en autonomieverhogend, organisatie- en cliëntbelangen. Daarbij aansluitend moeten de verzorgende en de coach, wederom afgestemd op het tempo en de noden van het gezin, een gepaste rol opnemen. Moeten ze het gezin terug op de sporen helpen zetten? Kunnen ze een nieuw werkpunt introduceren? Is rust en stabiliteit aan de orde? Al deze krachtlijnen leren ons dat versterkend en verbindend werken, een bijzondere, voor sommigen misschien wat ongewone of gedurfde, blik vraagt. Het legt andere grenzen en stelt andere vragen. Het vraagt zowel van de verzorgende en de coach als van al de andere betrokkenen een bijzondere inzet. Deze visie en aanpak moet ook door de verantwoordelijken, de diensten en het ruimer hulpverlenersnetwerk mee (uit)gedragen worden. De verzorgende en de coach moeten kunnen terugvallen op een stimulerende omgeving en een empowerende organisatie. De organisatie of dienst moet positief staan tegenover de aanpak van Thuiscompagnie, ze moet vertrouwen hebben in de ‘werkzaamheid’ van deze aanpak en gemotiveerd zijn om de implementatie van deze aanpak mee te ondersteunen. Op dienstniveau verdient zowel praktisch-organisatorische ondersteuning als inhoudelijke ondersteuning daarin haar plaats. Voorbeelden zijn: de dienstregeling (werktijden) van de verzorgende afstemmen op de mogelijkheden van het gezin en van de verzorgende, de verzorgende inhoudelijk ondersteunen (coachen) bij het uitvoeren van haar opdracht, in de dienst of organisatie de visie (cf. versterkend en verbindend werken) en de aanpak van Thuiscompagnie (verder) uitdragen, bereid zijn tot samenwerking en afstemming met andere diensten en hun hulpverleners enz. Dit alles vraagt een engagement van de diensten en organisaties. Wat dit engagement voor een organisatie precies kan inhouden en hoe ze dat engagement kunnen waarmaken, kan je lezen in hoofdstuk 11. Inzoomend op de inhoudelijke ondersteuning van de verzorgende, voorziet Thuiscompagnie intervisie (uitwisseling tussen de verzorgenden en terugkoppeling door een Bind-Krachttrainer en opgeleide ervaringsdeskundige in de armoede) en individuele ondersteuning of coaching (zie ). Onderzoek bevestigt het belang en de effectiviteit van coaching (zie bv. Van Rooijen - Mutsaers, Ince, & Rietveld, 2013)26. Coaching resulteert in een grotere werktevredenheid, minder stress en burn-out bij de gecoachte. Het draagt bij tot de verbetering van de vaardigheden en tot het maken van weloverwogen beslissingen. De mate waarin de gecoachte zijn relatie met de coach als kwaliteitsvol percipieert, draagt in belangrijke mate bij tot de bekomen effecten. Hoe een coach een ondersteunende relatie met de verzorgende en het gezin kan aangaan en het versterkend en verbindend werken mee kan ondersteunen, lees je in . De 10e en laatste krachtlijn van Bind-Kracht, inzetten op overlegnetwerken en een krachtig beleid, beoogt Thuiscompagnie op verschillende manieren waar te maken. Eén van de 3 pijlers is afstemming van de hulp, enerzijds tussen hulpverleners onderling en anderzijds op de levensdoelen en noden van het gezin (cf. maatzorg). Het Lokaal Cliëntoverleg is één van de pistes die daartoe mogelijkheden creëert. Thuiscompagnie probeert samen met verschillende andere diensten en organisaties een vinger aan de pols te houden. Zo maken opgeleide ervaringsdeskundigen in de armoede deel uit van de ontwikkelingsgroep die het project Thuiscompagnie inhoudelijk mee uittekent en is het brede spectrum van het welzijns-, het onderwijs-, het gezondheids- en het tewerkstellingsveld vertegenwoordigd in een klankbordgroep. Ook de vrijwilligersorganisatie DOMO vzw maakt daar deel van uit. Thuiscompagnie zou niet bestaan als er geen samenwerking was met de diensten gezinszorg en aanvullende thuiszorg. Om de ondersteuningsmogelijkheid van Thuiscompagnie ruimer bekend en toegankelijk te maken, spreekt Thuiscompagnie organisaties, diensten, hulpverleners enz. die met maatschappelijk kwetsbare gezinnen werken aan. De coaches die deel uitmaken van de eerder vermelde ontwikkelingsgroep geven, al dan niet vergezeld van opgeleide ervaringsdeskundigen in de armoede, informatierondes of vormingen over de visie en de aanpak van Thuiscompagnie.

27


Praktische ondersteuning aan huis Hulpverleners worden wel eens geconfronteerd met gezinnen die adviezen niet opvolgen. Gezondheidsadviezen worden niet opgevolgd, structuur in het huishouden en de opvoeding van de kinderen brengen lukt niet, uitgaven worden niet afgestemd op het beschikbare budget, enz. Verschillende hindernissen kunnen de opvolging van een advies in de weg staan. Bijvoorbeeld: • de verwachtingen en de redenen waarom er iets moet veranderen zijn onduidelijk, • de motivatie om iets te veranderen ontbreekt, • het is geen ‘gedeelde’ beslissing (bv. de cliënt krijgt niet de ruimte om mee te beslissen over de aanpak), • er is weerstand tegenover de voorgestelde aanpak, • de voordelen van de ‘nieuwe’ aanpak wegen niet op tegen de (vele) nadelige gevolgen, • het is niet duidelijk hoe het advies (thuis, in het dagelijks leven) opgevolgd kan worden, • de adviezen zijn onvoldoende afgestemd op de belevingswereld van de cliënt, zijn mogelijkheden (bv. zijn inzichten, basisvaardigheden), de sociaal economische omstandigheden en zijn leefomgeving, • … Het voorgaande maakt duidelijk dat krachtgericht werken meer vraagt dan gezinnen ‘op eigen kracht’ aan de slag te laten gaan. We mogen er niet van uit gaan dat cliënten zelf de transfer kunnen maken van een advies of goede raad naar concreet toepassen in de thuissituatie. Dat werkt niet bij maatschappelijk kwetsbare gezinnen. Vaak zijn de praktische problemen onoverkomelijk zonder hulp van buitenaf. Net dan kan de hulpverlening omslaan in het tegendeel: als de gezinsleden niet doen wat hen gezegd wordt, dan neemt de hulpverlener het over. Hulpverlening dreigt dan te vervallen in het moduleren van mensen zodat ze aan maatschappelijk gestelde normen voldoen, terwijl ze die samenleving zelf ongemoeid laat. Zo’n hulp werkt niet: het gezin blijft met problemen zitten en blijft afhankelijk van de hulp. De gezinsleden weten bijvoorbeeld niet hoe ze na de ‘opruiminterventie’ orde kunnen blijven scheppen in hun bezittingen of ze zien geen reden om daar (op die manier) belang aan te hechten. Na enige tijd is er dan wellicht niets meer te zien van die interventie en dringt een nieuwe interventie zich op. Door deze afhankelijkheid van hulp, verliezen ze de greep op het eigen leven en voelen ze zich (door hun omgeving) niet geaccepteerd. Het zet hun levenskwaliteit onder druk. Thuiscompagnie wil net de levenskwaliteit bevorderen en wil daarom op een versterkende en verbindende manier ondersteuning aan huis bieden. De verzorgende is in het gezin aanwezig en neemt in die specifieke gezinssituatie en context dagelijkse taken mee op (cf. ‘samen doen’). Dit biedt heel wat voordelen (zie o.a. Vandenbempt, 2001, p. 83 e.v.)27. De ondersteuning vraagt geen verplaatsing van de gezinsleden. Dat sluit evenwel niet uit dat de verzorgende met een of meerdere gezinsleden op pad gaat. Bijvoorbeeld voor het regelen van bank- of andere administratieve zaken, voor boodschappen enz. Dit zijn nu eenmaal taken die deel uitmaken van het runnen van het huishouden. Ze hebben niet alleen een praktisch nut, ze dragen ook bij tot het (opnieuw) verbinding maken met (diensten en voorzieningen in) de samenleving. … praktisch, voor de ramen te kuisen … om buiten te gaan, Aan de ene kant, op sociaal vlak vind ik dat goed. Meestal krijgt ik weet de weg niet. Ik was ge mij moeilijk buiten. Zelfs om boodschappen te doen, daar toen ziek, ik kon niets doen. Ik heb ik een hekel aan. Ik ga niet graag buiten … en dat is dan durfde niet naar buiten te gaan. iemand die zegt ‘kom, we gaan boodschappen doen’, zonder Ik had het moeilijk om mensen continu kritiek op mij te geven. (moeder Kimberly) te zien. (moeder Banu)

Door dat de verzorgende in het gezin komt, komt ze als het ware ook ‘in’ de leefwereld van het gezin te staan. Wie neemt wat al op in het gezin? Hoe staan ze tegenover de ondersteuning,

28

Visie van thuiscompagnie


tegenover haar aanwezigheid? De verzorgende ziet en ervaart hoe de (woon)omstandigheden de keuzes en de mogelijkheden van het gezin beperken (bv. kleine woonst, vochtproblemen, afgelegen, drukke of onveilige buurt). Problemen komen in de vertrouwelijke omgeving van het gezin tot uiting. Het gezin moet er niet in een onbekende omgeving over praten. De confrontatie met de dagelijkse realiteit van het gezin kan helpen om respect op te brengen voor hun leefwijze om echt te weten waarover het gaat, om te begrijpen wat er speelt. Het is ook het probleem denk ik, als moeder alleen is met de kinderen, dan kan je moeilijk iets doen. Ge moet bezig zijn met de kinderen, die vragen aandacht, en dan blijven er dingen liggen en dat is niet altijd gemakkelijk he Jessy? [moeder] … Als ge met twee kinderen hier alleen zijt, dat is vermoeiend. De lichamelijke klachten spelen ook een rol he? Dat is allemaal niet gemakkelijk. (verzorgende Mieke)

De verzorgende kan gemakkelijker inpikken op situaties die zich (onverwacht) voordoen. Er moet niet eerst een afspraak gemaakt worden, maar de verzorgende kan dit in samenspraak met het gezin en op het tempo van het gezin opnemen (bv. erkenning geven aan het verdriet van moeder, met moeder en vader zoeken naar een verklaring voor de stopzetting van de televisieontvangst, met vader een strategie zoeken om de drukte van de avond te ondervangen). Door de aanwezigheid van de verzorgende in het gezin, komen de inspanningen van de ver­ schillende gezinsleden, de positieve elementen in het dagelijks leven en de hulpbronnen uit de leefomgeving van het gezin (bv. mensen op wie het gezin kan rekenen), gemakkelijker in het vizier. Door ondersteuning thuis, in en met het gezin aan te bieden, vergroot je de mogelijkheid om de inzet en bereidheid van het gezin en van de verzorgende (en coach en dienst) direct te tonen. Het gezin ervaart dat ze de inspanningen waard zijn en voelt zich meer au sérieux genomen. De verzorgende geeft blijk van verbondenheid met het gezin. Hetzelfde geldt voor de coach die bij het gezin aan huis gaat en toont dat zij los komt van haar ‘vertrouwde werkterrein’. Kortom de aanwezigheid van de verzorgende (en de coach) in het gezin laat toe dat ze nabij is (cf. verbinding, present zijn), dat ze kan invoegen en afstemmen met het gezin, dat ze gezinsgericht kan werken. Ze kan ‘meedenken en mee doen’ met het gewone gezinsleven. Ze kan aansluiten bij de fijne momenten en krachten van het gezin en bij de vragen en problemen van het gezin. Die nabijheid creëert mogelijkheden om de draagkracht te versterken en de draaglast te verminderen of om ook nieuwe dingen toe te voegen (zie ). Samen doen, oefenen, praktisch bezig zijn in de dagelijkse situatie is immers een belangrijke katalysator voor verandering. Door nieuwe vaardigheden in en met het gezin toe te passen, verklein je de kans op transfer- of vertaalproblemen. Om wat ze doen en hoe ze dat doen op het gezin af te stemmen, moeten de verzorgenden ‘praten over wat en hoe ze dat samen doen’. Dat praten kan tijdens het samen doen (cf. zo is het concreet en minder abstract). Omdat dit voor verzorgenden, vanuit hun reguliere werk ongewoon kan zijn, moeten verzorgenden daarin onder-

Tja, dat [de verzorgende] is iemand die vooral toch ondersteunt met het huishouden, met de kinderen ook. Voornamelijk toch ook voor de tijd in te delen en tips geeft … Dus ja, ik heb er toch veel hulp aan … Ja, het is eigenlijk meer zo verlichtend, ja, (lacht) hoe moet ik dat zeggen … Ja het is toch wel fijn. Ja, ge hebt ook iemand om mee te praten, dat ook wel, tja en dan hebt ge ook als, ja, gelijk als toen met de keuken. Toen er andere keukenkasten waren geplaatst, om die keukenkasten leeg te krijgen, dat was ook een werk. En daar heb ik dan ook wel veel hulp aan gehad en dan ook tips van ja, zo zou ge dat misschien het best kunnen doen en zo. Ook voor het eigenlijk in te delen een beetje. (moeder Carla)

steund, gecoacht worden (zie ). Een belangrijke voorwaarde om tot toevoegen te komen is dat van meet af aan, van bij de aan-

29


melding en de intake, de verwachtingen van de gezinsleden, hun perspectief op vooruitgang en veranderingsdoelen, de mogelijke hulpbronnen enz. centraal staan. Participatie van de gezinnen blijft in die zin in Thuiscompagnie niet beperkt tot het samen uitvoeren van taken. Het gezin bepaalt mee de invulling van het ondersteuningstraject, het houdt zeggenschap over de onderIk kom binnen en dan vraag ik, ‘Wat moet er gebeuren?’ En dan zet zij [moeder] meestal dingen klaar. Den ene keer iets schoonmaken, dan helpen met eten maken of strijken, het varieert van week tot week. Eigenlijk een beetje waar dat ze het meeste hulp mee nodig heeft. (verzorgende Jennifer)

steuning, het bepaalt ‘hoever men kan gaan en wat gedaan kan worden’ (zie hoofdstuk 6).

De aanpak van Thuiscompagnie sluit in die optiek heel sterk aan bij de aanpak in het wraparound care-model. Dit model staat voor een geïntegreerde aanpak die door het gezin en de gezinswerker wordt georganiseerd. Een gezinswerker getuigt over die aanpak als volgt (in Schamhart & Colijn, 2012, p. 19)28: ‘Het verschil met vroeger is subtiel. We pakken nog steeds praktische problemen aan, en helpen bijvoorbeeld het huis op te ruimen, maar alleen als de gezinsleden dat nadrukkelijk willen en altijd samen met hen, zodat ze het de volgende keer zelf kunnen.’ Het gezin controle en zeggenschap geven op de situatie en de hulp, werkt in vele opzichten versterkend voor het gezin: het helpt weerstanden te doorbreken, het komt de opbouw van een werkrelatie ten goede, het draagt bij tot haalbare en werkzame veranderingen, het bevordert hun autonomie en zelfregulatie en zo ook hun levenskwaliteit. In hoofdstuk 7 vind je verschillende voorbeelden van deze vooruitgang.

Altijd afwegen tussen verschillende perspectieven Als je versterkend en verbindend wil werken, als je op maat wil werken, dan kan je niet terug vallen op een handleiding of een draaiboek dat je een ‘standaardoverzicht’ geeft van wat je (achtereenvolgens) moet doen. Ook in dit draaiboek zal je dat niet vinden. Je moet telkens opnieuw afwegen wat voor dat gezin, in die situatie en context, het meest aangewezen is, het meest passend is. Denk bijvoorbeeld aan de spanningsverhouding tussen betrokkenheid en autonomie, twee krachtlijnen van de aanpak van Thuiscompagnie. Er zijn grenzen aan de beschikbaarheid en betrokkenheid van de verzorgende. Ze moet betrokkenheid tonen, maar ze moet ook grenzen aangeven. Er zijn echter geen ‘objectieve criteria’ op basis waarvan je die grens voor eens en voor altijd op een bepaald punt kan leggen. De verzorgende zal altijd een overweging moeten maken als ze handelt. Haar professionaliteit is onder meer gelegen in het feit dat ze weet waarom ze zo handelt. Een coach kan haar helpen om daarover na te denken, om het automatisme te doorbreken, om samen met het gezin op zoek te gaan naar een aanpak (zie hoofdstuk 8).

Afwegen tussen het juiste doen, de dingen juist doen en het goede doen De confrontatie met een spanningsverhouding zoals bijvoorbeeld ‘ betrokkenheid – autonomie’, nopen je een antwoord te zoeken op de vraag: Wat laat je primeren? Is dat het juiste doen? De dingen juist doen? Of het goede doen? Als je met een juridische bril kijkt, dan focus je op ‘het juiste doen’, op ‘wat je moet doen’. Wat zeggen de regels, de proce-

30

Visie van thuiscompagnie


dures, het kwaliteitshandboek enz.? Je volgt dan de regels en de wetten. Binnen een ethisch perspectief focus je op ‘het goede doen’. Van waaruit doe je iets of kan je iets doen? Dit brengt je bij de waarden die richting geven aan wat je doet of kan doen, bijvoorbeeld: • de principes van sociale rechtvaardigheid die eigen zijn aan sociaal werk, • het principe van menselijke waardigheid dat algemeen geldend is of zou moeten zijn, • het versterkend werken dat bijvoorbeeld eigen is aan het project Thuiscompagnie Vanuit een methodisch oogpunt, staat ‘het goed doen’ centraal. Je zoekt naar mogelijkheden om de dingen goed te doen. We zijn soms teveel bezig met het ‘juiste’ te doen en te weinig met ‘het goede’ doen en ‘de dingen goed doen’. Er is echter nooit één kijk die in alle gevallen en in alle tijden geldt. Je moet steeds vanuit verschillende perspectieven kijken, vanuit de driehoek ‘het juiste doen, het goede doen en het goed doen.’ Daarbij maak je de afweging wat in die specifieke situatie, met het oog op wat je wil realiseren, het meest passende is om te doen. Daarenboven moet je rekening houden met de belangen van ‘derden’ (bv. de kinderen) en met ‘jouw rol en mandaat’ in het gezin en in de ondersteuning of hulpverlening. Dat betekent dat je ook vanuit het perspectief van de betrokken dienst(en) of het systeem zal moeten kijken.

Afwegen tussen het gezin, de verzorgende en (het systeem van) de dienst De ondersteuning in en met het gezin staat niet op zich, maar steeds in relatie tot (het systeem van) de dienst. We werken altijd binnen een driehoeksrelatie. De relatie tussen het gezin en de verzorgende wordt beïnvloedt door de relatie tussen het gezin en de dienst en door de relatie tussen de verzorgende en de dienst. De verzorgende en de persoon die haar en het gezin ondersteunt (bv. de coach) staan iets dichter bij het gezin dan bijvoorbeeld de verantwoordelijke van de dienst gezinszorg. De verzorgende staat doorgaans erg kort bij het gezin, de coach staat er iets verder van af. Maar soms kan de coach ook iets dichter komen te staan en de verzorgende iets verder af. Die afstand is soms nodig om te bewaken dat verbinding niet omslaat in verafhankelijking (zie ). Normaliter werkt de verzorgende binnen de krijtlijnen die door de dienst, het systeem en de regels, zijn opgelegd. Maar af en toe is het nodig om daar buiten te treden, is het nodig om in specifieke situaties naar specifieke ‘interpretaties’ te gaan. De verzorgende en de coach kunnen, in functie van de verbinding met het gezin, het belang van het gezin laten primeren op de belangen van de dienst. Ze hebben de ruimte om, binnen de wettelijke regels, naar eigen inzicht en beslissing te handelen (cf. discretionaire bevoegdheid). Maar ze mogen niet zomaar alles doen. Die ruimte wordt gedeeld met het team, met andere hulpverleners enz. Ze moeten daar samen met Een poetsvrouw die heeft haar vast schema: dat en dat en dat moet gedaan worden … en niets daar buiten. … Die worden daar specifiek voor betaald. … Bij Thuiscompagnie is dat niet. Die hun takenpakket dat is een veel grotere waaier en daar kunnen ze ook veel meer van afwijken. Ja, dat is meer op hun ingeving zelf. Tegen één van dienstencheques, daar kunt ge niet tegen zeggen van ‘He, let eens effen op mijne kleine, ik moet rap naar het toilet.’ Of ik zeg nu maar iets, rap naar de winkel gaan. Ja nee zeggen die van dienstencheques, want die worden daar niet voor betaald. Ja wacht zeggen die van Thuiscompagnie, we zetten de kleine in de koets, gij moet naar de winkel, de kleine gaat mee, tegelijkertijd hebt ge dan een oppas voor de kleine. (vader Robert).

anderen over nadenken en daarover terugkoppelen naar de dienst. Ze moeten uitleggen waarom ze van de regels afwijken.

De verzorgende kan bijvoorbeeld in overleg met de coach afspreken dat in dit specifieke geval, taken worden opgenomen die regulier geen deel uitmaken van haar takenpakket. De verzor-

31


gende overschrijdt geen grens omdat ze dit ter sprake brengt bij de coach. Er wordt wel een grens overschreden als de verzorgende dit niet terugkoppelt naar de coach. De verzorgende neemt dan te veel vrijheid. Dat alles vraagt dat de coach vertrouwen heeft in de verzorgende. Ze vertrouwt de verzorgende in hoe ze handelt, maar vraagt wel om op de hoogte gehouden te worden als ze afwijkt van het ‘gewone’ of reguliere. Het is belangrijk dat de verzorgende leert zien dat ze werkt in die driehoek (verzorgende – gezin – dienst) en dat iedereen daarin een ‘specifieke’ positie en mandaat inneemt en van daaruit ook een aantal dingen bewaakt. Daarenboven staat de ondersteuning die ze vanuit Thuiscompagnie biedt, niet los van ander hulp- of begeleidingswerk, van andere hulpverleners, diensten en voorzieningen. Hoe die samenwerking vorm kan krijgen en ondersteund kan worden, kan je lezen in hoofdstuk 10. In het volgende punt vind je een praktijkvoorbeeld over de verschillende ‘in te nemen’ perspectieven. Een alleenstaande vader met 2 kinderen is op stap geweest en heeft zijn auto fout geparkeerd. De auto wordt weggesleept. Als de verzorgende ’s morgens aankomt, moet hij zijn twee kinderen naar school brengen, maar hij heeft geen auto. Om de auto te kunnen halen moet hij een boete betalen. De verzorgende is mee de auto gaan halen. De man is in budgetbeheer bij het OCMW. Daar moest hij uitleggen dat hij meer leefgeld nodig had omwille van die boete. Zo kwam de sociale dienst te weten dat de verzorgende de man naar zijn auto had gebracht. De sociale dienst vond dat de verzorgende over haar grens was gegaan. De verzorgende had die man niet moeten brengen. Hij had zijn auto ook met de bus kunnen gaan halen.

Een grens overschreden? Is de verzorgende hier echt over een grens gegaan? De meningen zijn verdeeld. Voor de sociale dienst moet de man de boodschap krijgen dat hij verkeerd was: ‘Jij bent op stap gegaan. Het was jouw keuze om je auto te parkeren waar het niet mocht. Jij hebt een fout gemaakt, dus moet je op de blaren zitten.’ Ze hanteren de juridische benadering en vertrekken van ‘wat moet’, van ‘wat juist is’. Voor de verzorgende is die redenering een straf op een straf, een sanctie bovenop een andere sanctie. Zij volgt de redenering: ‘Je hebt al zoveel zorgen. Het is belangrijk dat de kinderen op tijd in school zijn. Ik breng je zodat je niet zoveel tijd verliest om die auto op te halen.’ De man is al drie keer gestraft: ’s nachts is hij thuis moeten geraken zonder auto en daarbovenop moet hij nog een boete betalen. Om die boete te kunnen betalen moet hij dan nog eens aan de budgetbeheerder toestemming gaan vragen. Als de kinderen niet op tijd in school zijn, dan krijgen ze misschien ook nog een opmerking en worden zij gestraft voor wat vader doet. Het ethische standpunt, de overweging van ‘het goede doen’, treedt hier op de voorgrond. Wat je in deze situatie laat primeren hangt af van de context. Er is al een zware draaglast. De cruciale vraag is: Verhoogt het risico op verafhankelijking als de verzorgende die man naar de auto brengt? Of kan de verzorgende, door de man naar de auto te brengen, zorgen voor spanningsreductie waardoor de man zijn andere problemen beter aan kan? Betekent deze kleine dienst dat er meer verbinding komt tussen de man en de verzorgende? Mis je dan de kans om verbinding te leggen met die buitenwereld? In plaats van zelf chauffeur te spelen, had de verzorgende bijvoorbeeld ook kunnen vragen: ‘Ken je iemand die je kan brengen?’

32

Visie van thuiscompagnie


Ja, dat [de ondersteuning van Thuiscompagnie] is een geweldig iets. Dat hadden ze eigenlijk al vroeger moeten gedaan hebben. Want ge moet zeggen, van de 10 gezinnen die ze helpen, als ze er daarvan 2 volledig op weg kunnen helpen, daar zijn ook kinderen bij, die kinderen gaat ge ook. Neemt dat elk gezin 4 kinderen heeft. Dat zijn voor 4 volwassenen al 8 kinderen die ge eigenlijk, ja, gaat helpen voor later. (moeder Lelie)

Het is hier ook een warm nest, ze is heel goed voor de kinderen ‌ Ze verzorgt de kinderen heel goed. (verzorgende Sien)

33


Ontwikkelingskansen van kinderen verhogen In Vlaanderen leeft ongeveer 10% van de kinderen (130.000 kinderen) in een huishouden met een inkomen onder de armoederisicodrempel. Onderzoek wijst uit dat leven in armoede veel stress met zich meebrengt en dat gezinnen in armoede kwetsbaarder zijn voor de invloed van stres-

Het gaat wel wat gezelliger tussen ons [moeder en haar partner]. Ook omdat ik dan minder gestrest ben omdat ja, ik moest altijd het huishouden doen. Dus als mijn partner weer thuis was, dan moest alles helemaal gedaan zijn en ja, als ge dat soms niet gedaan kon krijgen, ja dan wordt hij boos en dan word ik daar gestrest van. Tegenover als zij komt [de verzorgende], dan krijg je het voor mekaar en dan hoef je zo niet meer te stressen zeg maar. ‌ Ja, ik heb nu meer tijd voor hen [de kinderen] zeg maar. Eerst was ik meer met het huis bezig. Ja, ik was toen ook met hen bezig, maar nu toch wel veel meer. Ja, ik kan de kleintjes meer aandacht geven, ze ruimen ook wel wat beter op, dat wel. (moeder Christina)

soren (Vanhee, 2007; Geenen & Corveleyn, 2010)30. Armoedegerelateerde stress en een ‘belast psychisch welzijn’ zetten op hun beurt de opvoeding en ontwikkeling van kinderen onder druk. Vooral wanneer stress zich in de vroege kindertijd voordoet, belast dit hun fysieke gezondheid en hun intellectuele en schoolse ontwikkeling. Het geeft ook een verhoogde kans op het ontstaan van sociale, emotionele en gedragsproblemen. Adriaenssens (2013)31 stelt in dat verband dat kinderen veel kans hebben dat hun hersenen onderontwikkeld blijven, wanneer hun ouders de gevolgen van armoede niet kunnen compenseren.

34

Visie van thuiscompagnie


1. Dit stuk werd eerder al beschreven in het draaiboek Lokaal Cliëntoverleg : Engelen, M. (red.). (2004). Met de cliënt rond de tafel. Draaiboek lokaal cliëntoverleg voor coördinatoren, spilfiguren, hulpverleners en beleidsmakers. Hasselt: Provincie Limburg, Directie Welzijn. 2. Sen, A. (2009). The Idea of Justice. Cambridge: Belknap Press of Harvard University Press. 3. Van Regenmortel T. (2002). Empowerment en Maatzorg. Een krachtgerichte psychologische kijk op armoede. In: J. Vranken, K. De Boyser, D. Geldof, G. Van Menxel (eds.), Armoede en Sociale Uitsluiting. Jaarboek 2002, (pp. 71-84). Leuven/Leusden: Acco. 4. zie eindnoot 3 5. Vandenbempt, K. (2001). Op eigen kracht verder. Hulpverlening aan huis bij kansarmen. Leuven: HIVA-KULeuven. 6. Lescrauwaet, D. (2000). De (on)toegankelijkheid van sociale dienstverlening in het algemene welzijnswerk. In: J. Vranken , D. Geldof, Van Menxel Gerard & J. Van Ouytsel (eds.). Armoede en sociale uitsluiting. Jaarboek 2000.(pp. 217-230) Leuven: Acco. 7. Vettenburg, N. (1989). Jeugd en maatschappelijke kwetsbaarheid. Leuven: KULeuven, Faculteit rechtsgeleerdheid, Afdeling Strafrecht, Strafvoering en Criminologie, Onderzoeksgroep jeugdcriminologie. 8. Bourdieu, P. (1989). Opstellen over smaak, habitus en het veldbegrip. In: Pels, D. (red.). Kennis, openbare mening, politiek. Amsterdam: Van Gennep. 9. De Cirkel vzw (1996). Uit het huis, uit het hart? De innerlijke wortels van de armoede - Krachtlijnen voor een socialiserende armoedebestrijding. Berchem: De Cirkel vzw. 10. Driessens K. & Van Regenmortel T. (2006). Bind-Kracht in armoede. Boek 1. Leefwereld en hulpverlening. Leuven: LannooCampus. 11. zie eindnoot 10 12. Vanhee,L. (2007). Weerbaar en broos. Mensen in armoede over ouderschap. Een verkennende kwalitatieve studie in psychologisch perspectief. Proefschrift aangeboden tot het verkrijgen van de graad van Doctor in de Psychologie o.l.v. Prof. dr. J. Corveleyn. Leuven: KULeuven, Centrum voor Psychoanalyse en Psychodynamische Psychologie. 13. Engbersen, G. (2002). Sociaal kapitaal. In: A. Verplanke, e.a. (red.), Open deuren: sleutelwoorden van lokaal sociaal beleid. Utrecht: Nederlands instituut voor Zorg en Welzijn, Verwey-Jonker Instituut. 14. Pierre Bourdieu, een Franse socioloog, heeft veel gepubliceerd over de betekenis van sociaal kapitaal en het bestendigen (en reproduceren) van sociale ongelijkheid. 15. zie eindnoot 12 16. Van Regenmortel, T. (2008). Zwanger van empowerment. Een uitdagend kader voor sociale inclusie en moderne zorg (oratie 21 november 2008). Eindhoven: Fontyns Hogescholen Sociale Studies. 17. Schamhart, R. & Colijn, J. (2012). Greep op wraparound care. Eindrapport onderzoeksprogramma Wraparound care in de Utrechtse jeugdzorg. Utrecht: Kenniscentrum sociale innovatie, Hogeschool Utrecht. 18. van Loon, J.,Van Hove, G.,Schalock, R. & Claes, C. (2008). POS: Persoonlijke Ondersteuningsuitkomsten Schaal. Antwerpen: Garant. 19. Van Regenmortel (2002). Empowerment en Maatzorg: een krachtgerichte psychologische kijk op armoede: In J. Vranken, K. De Boyser, D. Geldof en G. Van Menxel (red.). Armoede en Sociale Uitsluiting. Jaarboek 2002. (pp. 71-84). Leuven: Acco. en zie eindnoot 12

35


20. Engelen, M. (2011). Samen de levenskwaliteit van gezinnen in armoede verhogen. 21. zie o.a.: Driessens K. & Van Regenmortel T. (2006). Bind-Kracht in armoede. Boek 1. Leefwereld en hulpverlening. Leuven: LannooCampus. Vansevenant, K., Driessens K. en Van Regenmortel, T. (2008). Bind-Kracht in Armoede. Boek 2. Krachtgerichte hulpverlening in dialoog. Leuven: Lannoo Campus. www.bindkracht.be 22. zie eindnoot 17 23. zie eindnoot 12 24. zie eindnoot 21 25. Thuiscompagnie vindt ook inspiratie bij de presentietheorie van Andreas Baart en bij Vanderlaan, zie o.a. Baart, A. (2006). Een theorie van de presentie. Den Haag: Lemma BV. 26. Van Rooijen - Mutsaers, K., Ince, D., & Rietveld, L. (2013). Wat werkt bij supervisie, intervisie en coaching? Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. http://www.nji.nl/nl/Kennis/Databanken/Databank-Wat-werkt/ Wat-werkt-bij-supervisie,-intervisie-en-coaching 27. zie eindnoot 5 28. De 10 principes van het wraparound caremodel zijn: het gezin spreekt zich uit en kiest, gebaseerd op team(werk), netwerkondersteuning, samenwerking, in de wijk, cultureel bekwaam, op maat, eigen kracht als basis, doorzettingsvermogen, resultaatgericht (zie eindnoot 16). 29. Brochure Kinderarmoedefonds (2013).Brussel: Koning Boudewijnstichting. www.kinderarmoedefonds.be 30. zie eindnoot 12 en Geenen, G. & Corveleyn, J. (2010). Helpende handen. Gehechtheid bij kwetsbare ouders en kinderen. Leuven: Lannoo campus. 31. Adriaenssens, P. (2013). Genezen van Kinderarmoede (geschreven door Nico Krols, 27/03/13). Weliswaar. http://www.weliswaar.be/nieuws/p/detail/prof-dr-peter-adriaenssens-over-kinderarmoede 32. zie eindnoot 31 33. zie ‘Tien krachtlijnen van Bind-Kracht’ (p.2) http://www.bindkracht.be/Home/OverBindKracht/ Krachtlijnen.aspx 34. zie eindnoot 12 35. zie eindnoot 12

36

Visie van thuiscompagnie


3

gezinnen in thuiscompagnie

De gezinnen die op Thuiscompagnie een beroep doen zijn heel divers. Als ‘buitenstaanders’ vallen ons veeleer de onmiskenbare verschillen en kloven met de ‘eigen’ leefwereld op. Als we met die gezinnen kijken en praten over wat hen beweegt, hen raakt en hen interesseert, dan komen we op wat we gemeenschappelijk hebben.

37


38

Gezinnen in Thuiscompagnie


1. Inleiding

Thuiscompagnie richt zich naar maatschappelijk kwetsbare gezinnen met minderjarige kinderen. De gezinnen in Thuiscompagnie hebben een praktische hulpvraag en zijn bereid om samen met de verzorgende aan de slag te gaan om samen al doende te leren. Thuiscompagnie kiest er bewust voor om de drempel tot de ondersteuning zo laag mogelijk te houden. In die zin betekent de voorwaarde ‘intentie om mee te werken’ niet meer dan dat ‘minstens één gezinslid een vage wens heeft om ergens aan te werken’. We gaan er immers van uit dat motivatie kan groeien en dat ‘werk’doelen doorheen het ondersteuningsproces verder gespecificeerd kunnen worden (zie hoofdstuk 6 en 7). Om er voor te zorgen dat gezinnen die ondersteuning krijgen die het best op hun behoeften en noden is afgestemd, moet je steeds nagaan of de inzet van een verzorgende wel het meest aangewezen is. Wat lukt voor het gezin goed en wat loopt moeilijk? Kan de verzorgende, al dan niet naast andere ingeschakelde hulpverleners, een surplus betekenen voor het gezin? Wordt zij, wanneer zich bij één van de ouders bijvoorbeeld een psychiatrische problematiek voordoet (bv. verslaving), geruggesteund door gespecialiseerde hulp? De inzet van een verzorgende biedt immers veel mogelijkheden, maar heeft ook zijn grenzen. Om je bij die afweging te helpen, ontwikkelde Thuiscompagnie een instrument voor doelgroepafbakening. Ook het toeleidingsformulier kan daarbij helpen. Beide instrumenten en de beschrijving hoe je daarmee kan werken, vind je terug in . Dit hoofdstuk over het gezin is tot stand gekomen in dialoog met twee opgeleide ervaringsdeskundigen van TAO Limburg. Het gunt je een blik in de leefwereld van deze gezinnen. Door samen met deze gezinnen aan de slag te gaan, kom je immers binnen in een, ‘voor ons’, vaak ‘vreemde’ leefwereld. Voeling krijgen met het perspectief van het gezin is nodig om bewust te worden van de mogelijke kloof tussen de verschillende leefwerelden en om elementen te vinden om deze te overbruggen. Naast verschillen in beleving en aanvoelen, zijn er heel wat gemeenschappelijke waarden, verlangens en herkenbare gevoelens die ons verbinden. Ze verlangen bijvoorbeeld net als de meeste andere mensen naar een thuis waar het fijn is om te wonen, ze hebben het beste met hun kinderen voor enz. De voorbeelden in dit hoofdstuk zijn louter illustratief. Dat wil zeggen dat ze zeker niet gelden voor alle situaties, noch tot doel hebben algemene uitspraken te doen over alle gezinnen in armoede. Ze vormen een ‘doorleefde’ aanvulling op de vanuit de literatuur aangeleverde beschrijving van armoede en maatschappelijke kwetsbaarheid in hoofdstuk 2.

39


2. Maatschappelijk kwetsbare gezinnen

Maatschappelijk kwetsbare gezinnen zijn uitgesloten van deelname aan het normale maatschappelijke leven. Ze hebben het gevoel er niet bij te horen. Dat veroorzaakt kwetsuren die de balans tussen draagkracht en draaglast nog meer uit evenwicht kunnen brengen. Ze ervaren moeilijkheden op meerdere levensdomeinen tegelijk en hebben het gevoel dat alles uit hun handen genomen wordt. De voordelen van maatschappelijke voorzieningen gaan aan hen voorbij. Ze krijgen eerder te maken met de negatieve kant van dienstverlening, worden regelmatig gestigmatiseerd en kunnen meestal niet terugvallen op een steunend en gevarieerd netwerk. Voor deze gezinnen wil Thuiscompagnie werken. De ondersteuning van Thuiscompagnie heeft oog voor de kracht en de inzet die, ondanks alle moeilijkheden, in deze maatschappelijk kwetsbare gezinnen zeker nog aanwezig is.

Kwetsuren en kloven op verschillende levensdomeinen Zoals in hoofdstuk 2 beschreven, is armoede niet enkel een financieel probleem. Armoede wordt gezien als een netwerk van sociale uitsluitingen dat zich uitstrekt over meerdere gebieden van hun leven. De uitsluitingen binnen de verschillende levensdomeinen staan met elkaar in verband en versterken elkaar. Zo vormt armoede een negatieve spiraal, waaruit het vaak moeilijk ontsnappen is.

Ja we zijn al een tijd in de armoede. Hij [partner] is zonder werk gevallen, ik kon geen werk krijgen. Dan ja, in het ziekenhuis beland, ziekenhuisrekeningen. Dan weer gezond geworden, maar ineens zwanger. Ja, wat nu. Dan nog een slechte woning, slecht behuisd. (moeder Kimberly) Ik had gene auto, ik moest alles met de bus doen en voor uw papierenwinkel te doen, van hot naar her met de bus, dan ben ik bijna de ganse dag onderweg. Met de auto is dat rapper. Ja, we hebben onze auto moeten verkopen omdat we het niet meer konden onderhouden. Het is gewoon echt waar wel een zwarte periode geweest. (vader Robert)

Die structurele sociale uitsluiting blijft niet zonder gevolgen. Dat mensen geen (goede) woning hebben, geen werk enz. is het zichtbare deel van armoede. Dat is het materiĂŤle aspect of de buitenkant van armoede. Maar de binnenkant, de manier waarop mensen armoede beleven, is nog pijnlijker om te dragen. Het is de ervaring van schaamte, stress, eenzaamheid, het is het gevoel gefaald te hebben, zich onzeker en nutteloos te voelen en de angst, de kwaadheid en het wantrouwen tegenover diegenen die het beter hebben getroffen. Armoede is een aaneengeregen schakelketting die mensen in hun zelfontplooiing tegenhoudt. Bij generatiearmoede is er sprake van een vicieuze cirkel waarbij armoede wordt doorgegeven van generatie op generatie. Kinderen worden letterlijk in armoede geboren. Daarnaast is er een grote groep gezinnen die ‘bestaansonzeker’ zijn. Hun inkomen flirt met de armoedegrens en een kleine tegenslag zoals een auto die plots stuk gaat en niet meer kan hersteld worden, veroorzaakt een cascade van negatieve gevolgen. Het gezin geraakt in een neerwaartse spiraal die niet te stoppen lijkt.

40

Gezinnen in Thuiscompagnie


’Nieuwe’ armen moeten zich, door een gebeurtenis in hun levensloop, plots afvragen hoe ze het financieel zullen beredderen terwijl dat nooit de centrale vraag in hun vroegere leven was. Als ouder alleen komen te staan, je zaak moeten opdoeken, getroffen worden door ziekte of ontslag, het kan iedereen overkomen. Als de financiële reserves op dat moment niet groot genoeg zijn, dreigen de schulden zich snel op te stapelen. Nieuwe armen moeten hun levensstijl aanpassen. Ze hebben het gevoel dat ze niet meer mee kunnen. Ook dat ligt mentaal bijzonder moeilijk, de schaamte is groot. Sommigen geraken geïsoleerd of sluiten zich op. Maar evengoed zijn er gezinnen die de schone schijn zo lang mogelijk ophouden. Daarom blijven nieuwe armen vaak lang onder de radar. Deze armoedesituatie kan van tijdelijke aard zijn als het getroffen gezin kan terugvallen op een goede, gerichte ondersteuning en hulp. Maar niet iedereen heeft iemand om op terug te vallen. Als de problemen blijven aanhouden, dan wordt het ook voor hen moeilijk om te ontsnappen aan de vicieuze armoedecirkel. Tussen het leven van de arme en dat van de niet-arme is er een ‘missing link’ die bestaat uit vijf grote kloven die op elkaar inspelen en elkaar versterken. Aan de basis van deze kloven ligt de structurele- en participatiekloof, veroorzaakt door allerlei maatschappelijke uitsluitings­ mechanismen (zie hoofdstuk 2). Deze uitsluiting heeft belangrijke gevolgen voor het gevoelsleven: een enorme drang om erbij te horen en een zwaar gekwetste binnenkant. Daaruit voortvloeiend en elkaar voortdurend beïnvloedend zijn er de gevoelskloof, de kennis- en vaardigheidskloof en de krachtenkloof. In wat volgt proberen we duidelijk te maken waarom leven in armoede leidt tot een gedrag dat afwijkt van wat doorgaans als normaal wordt gezien. Er bestaat een risico dat we hierdoor bestaande vooroordelen bevestigen. We vragen de lezer om voorbij de clichés te zien en zich open te stellen voor de realiteit die eronder ligt.

Financiën en administratie Gezinnen met weinig financiële middelen worden beperkt in heel hun doen en laten. Ze kunnen hun kinderen niet geven wat ze hen zouden willen geven. Dingen die voor anderen vanzelfsprekend zijn zoals bijvoorbeeld kleding kopen, een koffie gaan drinken kunnen niet. Ze worden afhankelijk, afhankelijk van het OCMW, van de schuldbemiddelaar, van de voedselbank enz. Keuzes worden voor hen gemaakt en dat maakt hen triest, gefrustreerd, angstig voor schuldeisers en deurwaarders. Ze voelen zich vernederd als ze geld moeten vragen bij het OCMW. Zelfs al hebben ze in het verleden een positieve ervaring met het OCMW gehad, het blijft moeilijk om terug te gaan. Hulp vragen blijft een hele stap.

We vonden dat goed dat er iemand van Thuiscompagnie kwam. [Waarom precies vond je dat goed?] Ja ik heb het al in mijne rug, en ik heb het nu terug. Dan heb ik toch een beetje hulp. Ik kan wel nog veel, maar niet alles. … Ja in het begin, ja, hoeveel gaat dat kosten, dat is altijd het eerste he. (vader Filip)

Gertie heeft 3 kinderen. Ze krijgt haar huishouden nauwelijks gebolwerkt en vraagt ondersteuning bij Thuiscompagnie om haar kinderen een rustigere omgeving te kunnen bieden. Haar man werkt voltijds en is voor zijn werk veel op de baan. Het gezin is net uit collectieve schuldenregeling bij het OCMW. Omdat het gezin een inkomen uit werk heeft, ligt de bijdrage die het gezin voor Thuiscompagnie moet betalen redelijk hoog. Te hoog voor het gezinsbudget. Gertie wil echter niet ingaan op het voorstel om een tussenkomst via het OCMW te vragen. Ze is net uit budgetbeheer en wil niet onmiddellijk terug beroep doen op het OCMW. De hulp wordt door de hoge kostprijs niet opgestart.

41


Mensen in armoede hebben, meer dan een ander, moeite om hun weg te vinden in de administratieve doolhof. Hierdoor lopen ze premies, (studie)toelagen en andere tegemoetkomingen mis en krijgen ze niet waar ze recht op hebben.

Ze helpt bijvoorbeeld ook voor de belastingsbrief. Waar moet ge daarvoor naartoe? Ze belt dan in de naam van Thuiscompagnie en dan geeft ze kort een uitleg. Er was eens een probleem, ik had een papier nodig voor een sollicitatie die ik had, maar dat was wat een ambetantere baas. Die wou dat niet, die wou die papieren niet geven. Dan heeft ze mij daar ook bij geholpen. Ze heeft dan gebeld en uitgelegd, hoe, wat, waar. Die is dan ook meer zo een, wij zijn een gezin, en zij is dan het extra er boven op. (vader Robert)

Huisvesting Paula en Maurice hebben samen 5 schoolgaande kinderen. Ze huren een woning met 3 slaapkamers, passend binnen het budget dat de schuldbemiddelaar opgelegd heeft. De jongens delen een slaapkamer en de meisjes ook. In de slaapkamers is er alleen ruimte voor de bedden en een kleine kast. Huiswerk moeten de 5 kinderen aan de livingtafel maken. Een zolder heeft het huis niet. De kelder staat onder water. In heel het huis is er chaos. Thuiscompagnie werd ingeschakeld om structuur te brengen in het huishouden en om mee te helpen alles een plek te geven. Een quasi onmogelijke opdracht in deze kleine woonst die niet in overeenstemming is met het aantal gezinsleden.

Goedkope woningen, aangepast aan de gezinssituatie, zijn zeldzaam. Juist omdat er weinig geld is, huren ze vaak oude, uitgeleefde woningen zonder comfort. Vochtproblemen, schimmels en torenhoge energiefacturen maken deze ‘goedkope’ woningen als puntje bij paaltje komt niet goedkoper. Er is geen eerlijke verhouding tussen de kwaliteit en de gevraagde huurprijs.

De wachtlijsten voor een sociale woning zijn heel lang. Dat brengt een gevoel van moedeloosheid met zich mee en maakt dat gezinnen opgeven. Het is dan een hele opluchting wanneer er een sociale woning beschikbaar voor hen is. Totdat ze erachter komen in welke wijk die woning ligt. Daar willen ze absoluut niet wonen. Ze huren dan de eerste de beste woning op de privémarkt. Vaak is het een woning ver weg van de school of het werk en zeker niet altijd passend binnen het besteedbaar budget, al dan niet opgelegd door budgetbeheer of schuldbemiddeling. Gevolg is dat ze de huur niet kunnen betalen, uit hun huis worden gezet en een nog lamentabeler huis huren. Regelmatig verhuizen om ‘niet uit huis gezet te worden’ is niet uitzonderlijk. Die angst om uit huis gezet te worden komt niet enkel voort uit de onmogelijkheid om huur te betalen, maar ook uit de angst om de huisbaas te laten weten dat iets kapot is. Als er iets stuk is, dan wachten ze lang om het te laten maken waardoor de schade soms onherstelbaar wordt.

Amani, haar man en haar 4 kinderen wonen in een huis met 2 slaapkamers. Ze hebben nu in de kelder een slaapkamertje gemaakt voor de zoon. Moeder wil graag een andere woning: Ja voor de kinderen die kunnen niet buiten, die zitten altijd binnen. Ja zij [jongste kind] die kan nooit buiten. De andere kinderen wel, maar dat is maar voor efkes. [er is enkel een stukje kiezel naast het huis, het huis ligt dicht bij een drukke straat]. Ja, ik moet hier weg. Ik zeg altijd tegen Jennifer [verzorgende], ik moet hier weg.

Hier is alles zo compact en zo klein. En dan daar een kastje bijzetten en daar een kastje bijzetten. En dan ook omdat ge niks kunt kopen, als ge dan ergens iets krijgt, ja dan zijt ge content, van ja, dat kan ik nog gebruiken. Ja, gebruiken, daar in de kelder in een doos en dat komt er nooit meer uit. Dat zijn dinges dat ge moet afleren, maar vooraleer dat ge dat, dat ge zover zijt. (moeder Lelie)

42

Gezinnen in Thuiscompagnie


Opleiding Kinderen uit maatschappelijk kwetsbare gezinnen kunnen vaak niet mee op school, niet omdat ze niet kunnen, maar omdat ze niet de nodige kansen krijgen om hun competenties te ontwikkelen. De woon- en leefomstandigheden thuis maken het hen moeilijk en / of de schoolcontext is onvoldoende op hen afgestemd. Deze kinderen komen in de klas, op de speelplaats of daarbuiten nog al te vaak onvoldoende aan hun trekken. Soms worden ze gepest omdat ze niet netjes gekleed zijn, niet de nieuwste mode dragen of niet altijd goed gewassen zijn. Er zijn leerkrachten en directies die dit niet altijd als pesten herkennen en op die manier, zij het niet bewust, deze uitsluiting laten begaan. Kwetsbare ouders komen liever niet op school uit angst om aangesproken te worden op onbetaalde rekeningen of omdat ze vrezen dat hun eigen lage scholingsgraad tegen hen gebruikt zal worden. Kleuters worden vanuit dit gevoel wel eens thuis gehouden. Dat kan een eventuele achterstand ten aanzien van kleuters die opgroeien in meer stimulerende milieus, nog vergroten. Kinderen die opgroeien in een moeilijke thuissituatie weten perfect wat er thuis aan de hand is, ook al wordt dat niet altijd uitgesproken. Als ze ‘kiezen’ voor gemakkelijke studierichtingen of voor deeltijds onderwijs, dan is het bewustzijn over de moeilijkheden thuis een belangrijke beweegreden voor die keuze. Op die manier hopen ze hun ouders niet in nog meer moeilijkheden te brengen of willen ze, in het geval van deeltijds onderwijs, zelf wat centen hebben om dingen te kopen of om hun ouders verder te helpen. Scholen blijken daarin vaak een belangrijke rol in te spelen: ze maken deze keuze gemakkelijk, ze gaan daar (te) vlug in mee of stimuleren die zelfs. Heel wat kinderen uit gezinnen in armoede gaan naar het Buitengewoon Onderwijs. Niet altijd omdat ze daar thuis horen. Soms wordt op basis van hun sociale achtergrond geoordeeld dat ze daar beter op hun plaats zitten. De resultaten van (middenklasse georiënteerde) testen bevestigen veelal dat oordeel.

Ja, ze [verzorgende] heeft me wel wat geleerd. Ja, eigenlijk alles. Ik heb het er moeilijk mee. Ik heb ook in een speciale school gezeten. Ik heb het moeilijk met nadenken. Dat is daarmee, in een gewone school kon ik niet volgen. Het is daarmee dat ik het ook moeilijk heb om de vragen te beantwoorden. Vroeger was dat nog erger, dan kon ik daar helemaal niet op antwoorden. Maar nu begint het stillekes aan, maar ik moet eerst nog goed nadenken. (vader Filip)

Tewerkstelling Wie geen diploma wist te bemachtigen, heeft weinig keuze op de arbeidsmarkt. Hij of zij komt quasi alleen in aanmerking voor jobs op de secundaire arbeidsmarkt die gekenmerkt zijn door eerder lage lonen en minder goede werkomstandigheden. Het wordt poetsen, ramen wassen of bandwerk, al dan niet via artikel 601 of interimwerk. Dat er weinig maatschappelijke waardering voor deze jobs is, spreekt uit de minimumlonen die eraan vasthangen. Het gaat meestal om uitvoerende jobs in een setting die weinig ruimte laat voor persoonlijke groei en ontwikkeling. Mensen moeten voor een paar euro meer dan hun uitkering werken. Daarbovenop betekent dit een verlies van heel wat Ze zeiden mij dat ik moet voordelen (bv. wegvallen van de verhoogde kinderbijslag) werken, maar als ik mij vergelijk en hogere kosten (bv. kinderopvang, vervoer, kleding enz.). met mijn ouders, dan heb Als mensen uit de middenklasse deze economische afweging ik nog 15 jaar te leven. Ik wil maken, dan wordt dat gezien als perfect gelegitimeerd ratioprofiteren van mijn leven. neel denken. Als mensen uit de onderste laag van de samenMijn broer die profiteert ook, leving dezelfde economische berekening maken, dan worden nog meer dan mij, die gaat ze omschreven als profiteurs en / of werkschuw. Welke midop vakantie, dat doe ik niet. denklasser zou bij een lage jobtevredenheid en dito loon, elke (vader Jef) dag fluitend naar zijn werk blijven gaan? Eens werk gevonden, is het geen evidentie om deze job te behouden. Ook al wilt men er heel graag voor gaan, de rugzak uit het verleden maakt dat er weinig energie is. De individuele en / of gezinsproblemen wegen op hen en bepalen hun functioneren. Wanneer de rugzak te zwaar

43


doorweegt, dan is de kans groot dat men het werk verliest en de zoektocht weer opnieuw kan beginnen. De arbeidsvoorwaarden, veiligheidsrisico’s en mobiliteitsproblemen kunnen maken dat het behouden van een job geen evidentie is.

Marc, een alleenstaande man met 3 kleine kinderen, is onder druk van RVA terug aan het werk gegaan. Het werk bevalt hem wel, zelfs al moet hij met zijn kinderen ’s morgens vroeg al om 6u20 de bus nemen om hen naar de opvang te brengen. Vervolgens moet hij nog 20 km fietsen om naar zijn werk te gaan. ’s Avonds is hij nooit voor 18u00 thuis met zijn kinderen. Zowel Marc als de kinderen zijn dan doodmoe. Marc heeft geen energie meer om zijn kinderen te helpen met hun huiswerk, om hen in bad te doen enz. Ook al gaat hij heel graag werken, hoe lang kan hij dit volhouden?

Partnerrelaties Relaties vragen veel energie, energie die kwetsbare mensen niet altijd hebben omdat er nog zoveel andere problemen meespelen. Ouders in diepe armoede lijden onder de enorme druk door de dagelijkse overlevingsstrijd, onder de druk vanuit de samenleving die mee naar het gezin kijkt. Hiertegenover staat hun verlangen om hun kinderen alles te geven wat ze nodig hebben. Binding en hechting kunnen hierdoor bemoeilijkt worden. Binding en hechting zijn echter de belangrijkste bouwstenen in de persoonlijkheidsontwikkeling. Ze helpen mensen om een basisvertrouwen te krijgen, zich emotioneel te uiten, open naar de wereld te durven kijken en gezonde relaties aan te gaan. Het is een belangrijke basis om te kunnen reflecteren over zichzelf en de ander. Het risico dat de kinderen van mensen die zelf nooit een veilige hechting gekend hebben, ook onveilig gehecht zijn is groot. Welke relatie mensen in armoede ook kiezen, het blijft vaak iets moeilijks in hun leven. Ze durven moeilijk zeggen wat ze denken en voelen, met alle gevolgen van dien.

Een alleenstaande moeder met 2 kinderen verloor door een ongeval 3 jaar geleden, haar vriend en de papa van haar jongste zoon. Ze heeft het moeilijk om dit verlies te verwerken. Door de ondersteuning van een aantal hulpverleners, waaronder ook een verzorgende van Thuiscompagnie, weet ze zich staande te houden en begint ze zich terug beter te voelen. Ze stapt opnieuw in een relatie. Vrij snel weet ze dat haar nieuwe partner niet de ideale partner is, maar ze blijft proberen. Ze merkt dat het plotse verlies van haar vorige partner nog te veel meespeelt. Dit zorgt voor heel wat spanningen in de relatie. Dat maakt dat haar leven, dat haar huishouden terug een chaos wordt. Uiteindelijk zet ze een punt achter deze relatie. De rust keert langzaam terug, maar haar gevoel van eigenwaarde, heeft opnieuw een serieuze deuk gekregen.

Sociaal netwerk en vrijetijdsbesteding Ook mensen in armoede hebben meestal een sociaal netwerk rondom zich. Mensen zonder sociaal netwerk vormen de uitzondering. Maar als er hulpverleners in huis zijn, dan blijven de vrienden liever een eindje uit de buurt. Zo blijft het netwerk rond deze gezinnen voor hulpverleners meestal onzichtbaar. Hun sociaal netwerk bestaat veelal uit mensen die in hetzelfde schuitje zitten (zie hoofdstuk 2). Ze vragen niet snel steun of hulp aan familieleden en vrienden omdat ze bang zijn om er nog extra miserie bij te krijgen. Het opbouwen en onderhouden van een gevarieerder netwerk kost veel geld en veel energie. Aansluiten bij een sportclub of vereniging is een kanaal om mensen te leren kennen. Maar dat kost handen vol geld dat er niet is. Mensen in armoede zijn zeker bereid hun kind te laten voetballen of te laten dansen. Het zijn die tombolalotjes tijdens de rust of de inkomprijs van een wedstrijd die hen doen afhaken. Ik ben altijd maar thuis, ik Ook mobiliteitsproblemen spelen mee. Veelal is het quasi moet koken, voor de kinderen onmogelijk om met het openbaar vervoer op een voetbaltraizorgen. Dat is weinig variatie. ning te geraken. Zelfs als activiteiten helemaal geen meer(moeder Banu) kost met zich mee zouden brengen, is deelname niet evident.

44

Gezinnen in Thuiscompagnie


Ze voelen er zich bekeken, veroordeeld, minderwaardig. Deze vorm van sociaal isolement is moeilijk te doorbreken. Op vakantie kunnen gaan is vandaag de dag in onze maatschappij eerder de regel dan de uitzondering. Op vakantie kunnen gaan is tot norm verheven. Voor veel gezinnen betekent dit even ontsnappen aan de realiteit en alle problemen even achterlaten. Vakantie kost echter veel geld en al de praktische dingen die erbij komen kijken zijn maatschappelijk kwetsbare gezinnen zo onbekend. Via het steunpunt vakantieparticipatie2 kunnen deze gezinnen wel goedkoper op vakantie, maar dat vraagt nog altijd een financiële inspanning.

Maatschappelijke diensten en voorzieningen Het is niet alleen uit bezorgdheid, maar het is ook van die [verzorgende, coach] begrijpen u, en daar wordt geen oordeel geveld. En ge weet dus, het vertrouwen daarin ook, dat is heel belangrijk. Want ik kom ook soms gezinnen tegen die dan ook dezelfde soort hulp krijgen als ik en dan hoort ge dat die toch veel meer moeite hebben. Van ja, die moeit zich met dit en die moeit zich met dat. Dan zeg ik tegen hen van nee, die moeien zich niet, die proberen u gewoon wakker te schudden. (moeder Lelie)

Hulpverlening wordt door mensen in armoede vaak als controlerend en bedreigend ervaren, zeker als er kinderen zijn. In hun ogen ondersteunen die hulpverleners hen niet, maar werken die hen tegen. Het voelt voor hen aan alsof de verkeerde mensen op de verkeerde plaats zitten. Ze hebben het gevoel dat ze niet geholpen worden maar eerder tegen een muur van onbegrip botsen. Vaak heeft dit te maken met onwetendheid, zowel bij henzelf als bij de hulpverlener. Mensen in armoede weten niet hoe de hulpverlening werkt. Dat maakt dat ze er niet voor kunnen of durven open staan. Ook de houding van de hulpverleners kan maken dat ze de hulpverlening niet toelaten. Jullie [tegen de ouders] Hulpverlening kan goed werken als er wederzijds verhebben er wel zelf aan trouwen is opgebouwd en als hulpverlening geen kwetsuren meegewerkt. Het begint bij het bijbrengt of er zich voor excuseert als dat toch zou gebeuren. vertrouwen. Als dat goed is, Mensen in armoede kunnen, als er voldoende vertrouwen is, dan ben je al half vertrokken, hun hulpverleners veel vergeven. als het niet klikt dan gaat dat niet. (verzorgende Marie)

Ongeziene krachten We zijn geneigd te denken dat door de uitsluiting op verschillende levensdomeinen er niets positiefs meer is in het leven van maatschappelijk kwetsbare gezinnen. Niets is minder waar. Het is opmerkelijk hoe groot de draagkracht en motivatie is om hun eigen situatie en die van hun kinderen te verbeteren. Een niet-arme heeft meerdere projecten in zijn leven zoals bijvoorbeeld werk, partner, kinderen, vrienden, hobby’s. Mensen in armoede hebben maar één fundamenteel project, namelijk perspectief creëren voor zichzelf, maar vooral voor hun kinderen. Er is vaak ook sprake van een sterke onderlinge solidariteit en strijdbaarheid.

Vooral de structuur, ik heb geen structuur, alle, ik weet wel hoe dat dat moet he. De praktijk, dat is met vallen en opstaan. Meer vallen en dat terug rechtstaan is heel moeilijk. Want ja, het is een chaos en dan ja, waar beginnen? … Ook de structuur naar de kinderen toe. Dus ik heb dat thuis zelf nooit niet gehad, thuis werd alles gedaan voor mij … Ja, ge zijt dan, ge wordt in de watten gelegd. En als ge dan begint te beseffen, die [kind dat groter wordt] moet ook een keer gaan beginnen, dan is het te laat. Want dan is die eigen wil daar, snapt ge? En ik wou dat dus allemaal voorkomen. Ik wil mijn kinderen mijden dat die hetzelfde probleem gaan hebben, want dat is een vicieuze cirkel. En ja, ik wil hun die problemen niet meegeven. (moeder Lelie)

45


Een andere kracht van deze gezinnen ligt in het feit dat zij in onmogelijke en chaotische omstandigheden toch het hoofd boven water kunnen houden. Indien een gezin zich in moeilijke omstandigheden weet recht te houden, dan heeft het daarvoor heel veel kracht nodig. Mensen in armoede slagen er in zich te handhaven in omstandigheden waarin de doorsnee burger mogelijks het bijltje er bij neer zou leggen. Ondanks het volledig ontbreken van structuur en overzicht, slagen ze erin om te blijven functioneren. Mensen in armoede zijn in hun gedachten continu bezig met het smeden van plannen en het bedenken van scenario’s om hun problemen opgelost te krijgen. En alhoewel deze plannen veelal niet lijken te lukken, hebben ze hen toch veel energie en kracht gekost. Laat duidelijk zijn dat in iedere mens talenten en krachten zitten. Soms laten de omstandigheden echter niet toe om er iets mee te doen of geraken mensen niet op het juiste moment op de juiste plaats. Door de situatie waarin mensen in armoede verkeren en de wijze waarop naar hen gekeken wordt, zien ze hun eigen krachten niet meer of zitten ze niet in de positie om ze te tonen. Door de buitenwereld wordt de kracht die uitgaat van mensen in armoede niet gewaardeerd en vaak zelfs niet gezien. Net zoals andere gezinnen, willen ze dat anderen hun krachten zien, die krachten erkennen en in hen geloven. Maar deze krachten zijn niet altijd onmiddellijk zichtbaar. Gezinnen komen bij hulpverleners terecht vanwege problemen. Dat maakt de verleiding groot om enkel vanuit een problemenbril naar het gezin te kijken. Met een problemenbril op de neus, is het niet evident om te zoeken naar de krachten van deze gezinnen. Het kan zijn dat de krachten van het gezin ondergesneeuwd werden of dat de kwetsingen primeren en de problemen zich opstapelen. Dat alles neemt niet weg dat de krachten er nog zijn. Je moet bereid zijn om er naar op zoek te gaan, die naar boven te brengen en die te erkennen. Ook als een gezin weet te overleven met gedragingen die niet aan de maatschappelijk normen voldoen (bv. zwartwerk is niet legaal, junkfood is geen gezond eten, je laat een kind niet met niet gekeurd speelgoed spelen enz.), dan zijn dit vaak strategieën die op een bepaalde manier ook werken. Door deze krachten naar boven te halen en te waarderen, kan je ze in het ondersteunings- of hulpverleningsproces inzetten. Weet daarbij dat krachten waarderen iets heel anders is dan alles goedkeuren. Indien je de inzet van het gezin waardeert, dan maak je tegelijkertijd een opening om lastige thema’s of ‘ongepast’ gedrag bespreekbaar te maken. Zo kan er nog altijd gekeken worden of er aan dat gedrag iets kan veranderen.

46

Gezinnen in Thuiscompagnie


Krachten kunnen overal zitten. Een moeder die ‘s avonds laat pas merkt dat ze geen brood meer heeft voor ‘s anderendaags en dat vervolgens met de kleine in de buggy in de nachtwinkel gaat halen, kan op verschillende manieren bekeken worden. Je kan haar zien als de slecht georganiseerde moeder die onverantwoord laat met haar peuter over de straat loopt of je kan haar zien als een moeder voor wie er niets te veel is om haar kind toch behoorlijk eten te geven.

Onmacht leidt tot verstoringen Wanneer problemen zich blijven opstapelen en de kloven met de ‘buiten’wereld scherp op de voorgrond treden, is een grote verstoring (bv. geweld, depressie, verslaving) niet ongewoon. Onmacht is de belangrijkste oorzaak van verstoring. Als ouders tot het besef komen dat er van alles rondom hen gebeurt zonder dat ze daar vat op hebben, dat er allerlei processen in gang zijn gestoken waardoor ze niet meer kunnen zorgen voor hun kinderen, dat ze vaststellen dat ze hun ouderrol kwijt zijn enz. dan kunnen de stoppen doorslaan. Ze kunnen het niet meer aanzien dat hun leven wordt overgenomen en willen iets ondernemen. Als er op dat moment onvoldoende kracht en energie gevonden wordt om voor zichzelf op te komen en de situatie om te buigen, dan kan dit voor het gezin grote gevolgen hebben. Er kan bijvoorbeeld geweld, een depressie of een verslaving bij een of meerdere gezinsleden ontstaan. Wanneer er zich een grote verstoring zoals geweld voordoet in een gezin, dan zien de gezinsleden dit veelal op een andere manier dan de buitenwereld. Kinderen die met geweld opgroeien, vinden het na verloop van tijd vanzelfsprekend. Eigen grenzen worden verlegd, het wordt steeds makkelijker om te ondergaan. De graad waarin geweld als bedreiging ervaren wordt, vermindert naarmate de frequentie toeneemt. Geweld went als het ware, het wordt een stukje van het leven, maar het bedreigend karakter verdwijnt nooit helemaal. Zowel kinderen als volwassenen weten precies waarom het gebeurt. Ditzelfde geldt voor een verslaving of depressie. Het hoort bij het gezin. Ze vinden het bedreigend dat anderen in hun gezin willen binnendringen en het (dreigen) kapot (te) maken.

De eerste keer dat Sofie haar moeder een overdosis medicatie ziet nemen, slaat ze tilt. Het heeft een hele impact op haar. De 50e keer dat ze dit ziet, belt Sofie geen dokter meer. Ze weet wel dat haar moeder morgen gewoon weer uit haar roes wakker wordt. Op den duur denkt en hoopt Sofie dat haar moeder maar genoeg gepakt heeft, ook al weet ze dat ze als kind zo niet mag denken.

Het is niet omdat de normen rond geweld en medicatiegebruik anders liggen, dat de gezinsleden (inclusief de pleger) er zelf niet onder lijden. Niemand wil gewelddadig, verslaafd of depressief zijn. Het is de onmacht die het van hen overneemt. Verstoringen binnen het gezin maken dat gezinnen uiteenvallen door bijvoorbeeld plaatsingen of relatiebreuken. Kinderen komen hierdoor in loyaliteitsconflicten: ze moeten kiezen of er wordt voor hen gekozen. De verstoringen kunnen zorgen voor een rolverschuiving. Je krijgt een rol in het gezin die niet eigen is aan je persoon (bv. een kind dat de moederrol opneemt). Deze verdeeldheid zit door de situatie, ingebakken in het leven. Het kan bijna niet anders. Hulpverleners moeten weten dat elk gezinslid de onmacht voelt die depressie, verslaving, of geweld met zich meebrengt. Ook kinderen kennen die onmacht en moeten daarin gehoord en erkend worden. Ze willen veelal van jongs af aan betrokken worden bij bijvoorbeeld de opmaak van een ondersteuningsplan. Hoe jonger de kinderen betrokken worden, hoe sneller ze hun stem kunnen laten horen en hoe sneller iedereen (terug) in zijn eigen rol kan stappen. Net daarom is het belangrijk om met het hele gezin aan de slag te gaan.

47


3. Vooroordelen als uitdaging om anders te kijken en gemeenschappelijkheid te vinden

Als iemands gedrag afwijkt van de algemeen geldende of maatschappelijke norm, dan hebben we de neiging om met de vinger te wijzen. Dat verklaart waarom meestal met een veroordelende blik naar kwetsbare gezinnen wordt gekeken. Men gaat voorbij aan de realiteit, aan de vele elementen die kwetsbare mensen beperken in hun keuzemogelijkheden en -alternatieven. Zij worden zelf verantwoordelijk gesteld voor de gevolgen van de maatschappelijke uitsluiting (zie hoofdstuk 2). Gelukkig zijn mensen voor rede vatbaar. Als er voldoende uitleg gegeven wordt of zichtbaar en voelbaar is hoe het dagelijks leven zich in deze gezinnen voltrekt (bv. door mee in het gezin te staan), dan kunnen mensen begrijpen waarom bepaalde situaties zich voordoen. In de samenleving leiden een aantal vooroordelen een hardnekkig leven. Ze verwijzen naar de ‘verkeerde keuzes’ die maatschappelijk kwetsbare gezinnen maken. Tegelijk herkennen we dat de motivaties en drijfveren, die het gedrag en de keuzes van kwetsbare gezinnen verklaren, niet echt verschillen van de motivaties en drijfveren van andere gezinnen. Er zijn heel wat gemeenschappelijke waarden en verlangens. Daarin vinden we aangrijpingspunten om respectvol en samen met deze gezinnen aan de slag te gaan. Om je in het bijzonder aan te moedigen om een andere, niet veroordelende, bril op te zetten, zijn de titels van de volgende punten ietwat uitdagend geformuleerd. Verschillende van de onderstaande thema’s komen in nog terug aan bod. In dat hoofdstuk vind je een aantal handvatten om daarover op een versterkende en verbindende manier met het gezin en de verzorgende te praten.

Prinselijke kinderen Waarom nemen maatschappelijk kwetsbare ouders nog een 4e of een 5e kind of krijgen ze nog een kindje als alle andere kinderen al geplaatst zijn? Elke baby is hoop op geluk. Kwetsbare gezinnen zijn gespecialiseerd in ‘hopen’. Waar anderen de strijd opgeven, blijven zij verder gaan. Er is niet alleen de hoop op een positieve toekomst, er is ook een rotsvast geloof dat ze hun kinderen betere perspectieven kunnen geven. De zorg voor kinderen geeft hen waardigheid en houdt hen recht. Kwetsbare mensen willen graag kinderen hebben om dezelfde redenen als andere gezinnen, ook zij zien hun kinderen graag. Zoals vele andere ouders, willen ze het anders en beter doen dan hun eigen ouders. Ze willen dat hun kinderen het later beter hebben en meer bereiken dan zij zelf. Als er voor drie eten is, is er ook eten voor vier. Hetzelfde geldt voor kleding. Wat de eerste gedragen heeft, is beschikbaar voor de volgende. Meer kinderen betekent daarom geen financiële achteruitgang: er komt meer kinderbijslag, er moeten minder belastingen worden betaald, er is goedkoper openbaar vervoer enz. Het huidig kinderbijslagstelsel stimuleert grote gezinnen, maar als deze gezinnen meer kinderen willen, dan worden ze vaak gezien als profiteurs. Door kwetsbare ouders te erkennen in de hoop die ze koesteren voor hun kinderen en hun wens om een goede ouder te zijn, kan je een gemeenschappelijke grond vinden om samen op pad te gaan. Samen terugkijken naar de eigen kindertijd of het uitwisselen van ervaringen met de eigen kinderen biedt verschillende mogelijkheden om de dialoog aan te gaan over de vreugde en de angsten die ouderschap met zich meebrengt. In dat klimaat is de vraag bij welke aspecten en hoe ze ondersteund willen worden bij het opnemen van hun ouderschap niet meer bedreigend.

48

Gezinnen in Thuiscompagnie


CIJFERS

Gezinnen naar type 50 % van de opgenomen gezinnen (N=226) bestaat uit een koppel met kinderen, 39 % is alleenstaande moeder en 7 % is alleenstaande vader. In een beperkt aantal ondersteuningstrajecten zijn geen kinderen betrokken. Het gaat dan om zeer jonge mensen die noodgedwongen op eigen benen staan, bijvoorbeeld na scheiding of overlijden van één van de ouders, die weinig netwerk rond zich hebben en / of een kindje verwachten. 68 % van de opgenomen gezinnen heeft één tot drie kinderen. 24 % van de opgenomen gezinnen heeft vier of meer kinderen. Het gemiddelde kinderaantal bedraagt 2,86. Ter vergelijking: in 2008 bedroeg het gemiddeld aantal kinderen per vrouw 1,853.

Aantal en leeftijd van de kinderen In de afgelopen periode werden via Thuiscompagnie 565 kinderen bereikt. 23 % daarvan was jonger dan 3 jaar, 24 % van 3 tot 6 jaar en 27 % van 7 tot 12 jaar. 25 % van de bereikte kinderen was 13 jaar of ouder.

Tien katten en geen eten in huis In onze cultuur zijn huisdieren een normaal fenomeen. Er zijn veel mensen die een hond, een kat, een vogel of andere huisdieren hebben waarvan ze liefde krijgen of die hun eenzaamheid doorbreken. Er zijn ook kwetsbare gezinnen die graag huisdieren houden. Huisdieren hebben wil niet automatisch zeggen dat het huis niet onderhouden wordt. Sommige gezinnen beperken zich tot één of twee huisdieren, andere gezinnen houden veel huisdieren. Het hebben van veel huisdieren kan gewild of ongewild zijn en het kan verschillende betekenissen hebben. Ongewild veel huisdieren hebben, heeft vaak te maken met een gebrek aan geld. Katten steriliseren kost bijvoorbeeld geld. Het asiel aanvaardt alleen pasgeboren kittens als de moederkat gesteriliseerd wordt. De gezinnen hebben daarvoor het geld niet, dus blijven de 10 katten in huis. Ze krijgen het niet over hun hart om ze zomaar te dumpen. Net zoals bij andere gezinnen zijn kinderen veelal een bepalende factor in de keuze voor huisdieren. Bij maatschappelijk kwetsbare gezinnen, treedt dat des te scherper op de voorgrond. De ouders willen hun kinderen iets geven, ze kunnen dat al zo weinig. Als ze dan een gratis katje of hondje aangeboden krijgen, dan zouden ze wel gek zijn om dat te weigeren. Het is een manier om hun kinderen blij te maken.

[het gezin moest van de huis­ baas de honden weg doen om de woning te mogen betrekken] Die ene hond, die is dan naar mijn ouders kunnen gaan en de andere hond, die hebben we weg moeten doen, via Thuiscompagnie, die hebben ons daarbij geholpen. (vader Robert)

Buitenstaanders verwachten soms dat mensen hun huisdier(en) wegdoen. Ze kunnen niet begrijpen dat ze wel geld geven aan kattenvoer, maar geen geld hebben om schoenen te kopen. Ze verwachten dat ze hun kat weg doen zodat ze 3 euro per week kunnen uitsparen aan kattenvoer. Die kat kan hen echter veel liefde geven, ze kunnen er een band mee hebben, het kan één van de weinige dingen van betekenis zijn voor het gezin.

Huisdieren kunnen soms een ideaal aangrijpingspunt zijn om met het gezin in dialoog te gaan. Als je zelf een honden- of kattenliefhebber bent, dan heb je meteen een gemeenschappelijk punt waar je als gelijke over kan praten. Zie die huisdieren niet als een ballast, maar als een kans om een relatie met het gezin op te bouwen. De oprechte interesse die je in dit gesprek toont en het respect voor de eigen beslissingen van het gezin, legt de basis om ook over ander thema’s de dialoog te openen.

Hygiëne is ‘quatsch in pakskes’ ‘Maatschappelijk kwetsbaar’ is geen synoniem voor onhygiënisch. Niet alle maatschappelijk kwetsbare gezinnen laten hun huis vervuilen, er zijn zeker zoveel gezinnen waar het wel proper is. Niet in alle kwetsbare gezinnen hebben de kinderen luizen en er zijn zeker kwetsbare ouders die erop staan dat hun kinderen twee keer per dag hun tanden poetsen.

49


Niemand kiest ervoor om in vervuilde omstandigheden te wonen en te leven. Woonvervuiling of gebrek aan hygiëne gaat niet over het niet willen. Het huis in orde houden kan soms gewoon niet omdat de materiële voorwaarden niet vervuld zijn. Het huis kan objectief te klein zijn voor het aantal mensen dat erin moet leven of de staat van het huis is zo slecht dat het nooit proper lijkt. Er is geen mogelijkheid om veel wasmachines te draaien omdat er een budgetmeter is of hun kind kan niet in bad omdat er geen bad is. Soms zijn het de stenen in de rugzak of de depressieve toestand waarin ze verzeild geraakt zijn, die maken dat mensen de boel de boel laten. Een gebrek aan hygiëne kan ook uit onwetendheid voortkomen, bijvoorbeeld omdat ze het zelf nooit geleerd hebben. Gebrek aan hygiëne is geen oorzaak van armoede, maar kan er wel een gevolg van zijn. Het is belangrijk om eerst de oorzaak aan te pakken om daarna aan het gevolg te kunnen werken. Als kinderen een geur bij zich dragen of met een onverzorgd gebit rondlopen, dan heeft dat gevolgen voor hun omgang met anderen (bv, op school, in de buurt). Praat met de ouders over de mogelijke gevolgen, maar doe dat niet verwijtend. Zoek samen naar manieren om er iets aan te doen. Persoonlijke hygiëne is een zeer gevoelig thema. Je kan het pas ter sprake brengen als je een goede band hebt met het gezin. Als je dit onbevooroordeeld en open ter sprake brengt, dan zullen de ouders je daar (ooit) dankbaar voor zijn, zelfs als ze misschien aanvankelijk kwaad op deze boodschap reageren. Normen over wat proper en opgeruimd is kunnen verschillen. Deze normen worden vooral bepaald door reclame (bv. Dash wast witter dan wit, Dreft is het beste voor de afwas, Mr. Proper doet alles blinken enz.). Beperkte financiële middelen vragen een goedkopere en veelal creatievere aanpak. Een dweil kan je bijvoorbeeld rond een borstel doen in plaats van rond een aftrekker. Zoek naar gemeenschappelijkheid, herken en erken de inzet en inspanningen van het gezin. Doe niet neerbuigend over de oplossingen die ze zelf hebben bedacht. Zoek samen naar wat haalbaar is om de situatie in het gezin voor alle gezinsleden leefbaar te maken.

Allemaal een plasma TV en een peperdure GSM Iedereen wil ergens een gewaardeerde plek in de samenleving. Mensen in armoede ervaren meerdere keren per dag dat ze er niet bij horen. Het verlangen om er bij te horen, om deel uit te maken van de samenleving wordt daardoor nog versterkt. Door te pronken met een flatscreen, een auto, een dure GSM, een duur trouwkleed, merkfrisdranken of -koekjes, hopen ze aansluiting te vinden of althans het beeld op te hangen dat ze mee kunnen. In hun ogen zijn deze materiële zaken een teken dat je er bij hoort. Als klasgenootjes op school vragen welke televisie ze thuis hebben, dan moet hun kind niet onderdoen voor de anderen en kan het tenminste zeggen dat ze thuis een plasma-TV hebben. Door het aankopen van deze (dure) spullen willen ze laten zien dat het hen voor de wind gaat. Ze betalen nog liever 2 jaar aan zo’n plasma-TV dan dat de buitenwereld weet dat ze in de miserie zitten. Consumptiekredieten voor de aankoop van een plasma-TV of dure GSM worden bovendien vlot aangeboden, zelfs al zijn er al veel schulden. Bij de bakker kan je echter niet op afbetaling kopen. Ouders doen zich dan vaak tekort om hun kinderen te geven wat ze denken dat ze moeten hebben om niet uitgesloten te worden. Ze willen hun kinderen beschermen. De kinderen moeten niet weten hoe slecht ze er financieel voorstaan. Een lening aangaan zodat hun kinderen hun communie kunnen doen zoals alle andere kinderen (bv. met mooie kleren, een feest, een nieuwe fiets enz.) is niet uitzonderlijk. Het is niet alleen voor de kinderen dat er een grote televisie gekocht wordt. Als er geen andere vrijetijdsbesteding (mogelijk) is, dan kan televisiekijken een antwoord geven op eenzaamheid en verveling. De televisie is dan het venster op de wereld en doorbreekt het isolement waarin ze verkeren. Als mensen dergelijke aankopen veroordelen, dan brengt dat opnieuw een gevoel van uitsluiting teweeg. Net zoals dat bij de voorgaande thema’s het geval was, liggen ook hier tal van

50

Gezinnen in Thuiscompagnie


mogelijkheden om gelijkenissen op het spoor te komen van waaruit je op voet van gelijkwaardigheid een gesprek met het gezin kan aangaan en verder kan werken. Denk bijvoorbeeld aan een gesprek over hoe mooi je deze of gene serie op televisie wel vindt of over welk GSM abonnement nu het meest voordelig is.

Ze roken zich arm en ziek Het rookgedrag van mensen in armoede is een thema waarover menig buitenstaander denkt een oordeel te moeten uitspreken. De hulpverlening verwacht bijvoorbeeld dat ze stoppen met roken omdat het voor hun financiën en gezondheid sowieso een stuk beter zou zijn. Die druk maakt dat ze beloven om te stoppen, maar eenmaal buiten steken ze toch een sigaret op of blijven ze vervolgens helemaal weg van de hulpverlening. Hoe meer stress mensen in armoede ervaren, hoe meer sigaretten ze roken. Roken is een overlevingsstrategie geworden. Het is een manier om met stress en moeilijkheden om te gaan. Vaak zijn ze er vroeg mee begonnen en werd het van thuis uit gezien als een teken van erbij te horen. Roken verbindt hen met hun verleden. Dat maakt dat stoppen moeilijk is of helemaal geen wens is. Het is niet de taak van gezinszorg om mensen te verplichten om te stoppen met roken. Je kan hen wel vragen hoe ze het gaan aanpakken om ervoor te zorgen dat de verzorgende kan werken in een rookvrije omgeving of als je zelf rookt of ooit gerookt hebt, dan kan dat je een insteek geven om dingen te ontdekken die je gemeenschappelijk hebt.

Ze zeggen ja, maar ze doen het toch niet Mensen in armoede weten vaak al op voorhand wat er tegen hen gezegd gaat worden: ‘Ze gaan weer zeggen wat we allemaal verkeerd doen.’ Het enige wapen dat ze dan vaak hebben om dat een halt toe te roepen is ‘ja zeggen’. Ook al hebben kwetsbare mensen niet direct het gevoel dat ze ‘geholpen zijn’ of ‘vooruit kunnen’ met de raad of aanbevelingen die hen gegeven worden, ze gaan er dikwijls van uit dat de raadgevers (bv. de hulpverlener, de leerkracht, de huisarts of andere professionelen) het beter weten. ‘Ja zeggen’ kan ook ingegeven worden door de angst om nee te zeggen. Als ze neen zeggen, dan is de kans groot dat ze iets zullen verliezen of dat hen iets zal worden afgepakt. Ze zijn immers vaak van de hulpverlening afhankelijk voor geld of een woning of om hun kinderen bij zich te mogen houden. Het is de kunst om mensen gemotiveerd te krijgen om ergens aan te werken (zie hoofdstuk 7). Door met mensen op weg te gaan, kunnen ze in volle overtuiging dat ze het zullen kunnen, ‘ja zeggen’. Als het ondanks die inzet en motivatie niet lukt, dan is het mogelijk dat ze afhaken uit teleurstelling. Interpreteer dat afhaken uit teleurstelling dan niet als een teken dat je voor de gek gehouden werd.

De deur blijft dicht Wanneer de deur dicht blijft voor een hulpverlener, dan is dat geen afwijzing van de hulpverlener als persoon. Mensen in armoede houden de deur dicht vanuit een gevoel van schaamte over hoe ze wonen, welk meubilair ze hebben enz. Ze denken dat de hulpverlener komt controleren of alles wel in orde is en dat aan dat bezoek negatieve gevolgen vasthangen met betrekking tot hun kinderen.

Als ik mensen zie die in dezelfde situatie zitten als ons, …, ja natuurlijk vragen ze aan mij dan ook van ‘Hoe hebt gij dat gedaan?’ Dan zeg ik: ‘Ja Thuiscompagnie die helpen u dan, … ja, die helpen u dan gedeeltelijk met bepaalde dingen en die zien dan ook wel van, ja, goed!’ Soms krijg ik dan goede reacties, maar soms is dat van: ‘Dat is er dan weer een die komt controleren en dit en dat allemaal.’ Maar als ik dan eerlijk mag zijn, mensen in dezelfde situatie of die terug van 0 af aan moeten beginnen, die zou ik dat [Thuiscompagnie] zeker kunnen aanraden. Dat die mensen ook geholpen worden. (vader Robert)

51


Of een hulpverlener al dan niet binnen mag, hangt ook samen met hoe mensen zich voelen op het moment dat die hulpverlener aanbelt. Als het net goed gaat, doen ze open en als het niet goed gaat, blijft de deur dicht. Is dat niet herkenbaar voor iedereen? Een deur zal sneller opengaan als er vertrouwen is in diegene die voor de deur staat. Wie binnenkomt zonder te oordelen en de mensen in hun waarde laat, zal de volgende keer terug mogen komen.

Ik zeg ook tegen haar [de verzorgende]: als zij goed is voor mij en ze is vriendelijk en alles, dan krijgt ze veel van mij gedaan. Maar beginnen ze mij af te blaffen en juist gelijk als een klein kind, dan zeg ik stop. Laat me gerust. (moeder Lisa)

In sommige kwetsbare gezinnen komt geen enkele hulpverlener en is de verzorgende misschien de enige die binnen mag. In andere gezinnen lopen hulpverleners elkaar voor de voet. Als je de elfde hulpverlener bent die die maand over de vloer komt, dan blijft de deur misschien dicht. Ook voor mensen in armoede geldt: genoeg is genoeg. Naarmate de hulpverlening beter aansluit bij de behoefte van de mensen, neemt de kans toe dat de deur opengaat.

Kinderen in het gezin? Een reden voor een directe (dwingende) aanpak Vanuit een oprechte bekommernis voor de kinderen die opgroeien in maatschappelijk kwetsbare gezinnen, zien buitenstaanders vooral de risicofactoren die de ontwikkelingskansen bedreigen. Ze meten de kwaliteit van het gezinsklimaat af aan een optimale pedagogische norm. Die ‘optimale’ norm wordt ook in doorsnee gezinnen niet altijd bereikt, maar naar het doen en laten van kwetsbare gezinnen wordt nu eenmaal met argusogen gekeken. Wanneer je enkel en alleen focust op het belang van een stimulerende omgeving, vertrekt van een risicobenadering en van daaruit bijvoorbeeld kinderen weghaalt uit een gezin, ga je waarschijnlijk voorbij aan de inspanningen die ouders doen. Te snel oordelen en handelen, ontneemt ouders de kans om te kunnen groeien in hun ouderrol en ontneemt het kind de ondersteunende ouders die het verdient. Ouders en kinderen die kans geven, vraagt dat je inzet op beschermende factoren, op factoren die ouders en kinderen kunnen ondersteunen. Verzorgenden zullen ongetwijfeld situaties meemaken waar ze zich vragen bij stellen. Er zijn redenen waarom mensen de dingen doen die ze doen. Als de verzorgende dicht bij de ouders staat, dan kan ze met hen praten over gebeurtenissen waar ze zich ongemakkelijk bij voelt. Als ze kan benoemen wat het met haar doet of gedaan heeft, dan helpt dit ouders om na te denken over de invulling van hun ouderrol. Door niet meteen te veroordelen, maar te geloven in de goede intenties van ouders, die te erkennen en van daaruit samen te zoeken naar alternatieven, kan er veel ten goede gebeuren. Weet daarbij dat de aanwezigheid van de verzorgende in het gezin al wat rust kan brengen waardoor kinderen en ouders zich beter gaan voelen en de kans op verstoring afneemt. Als de verzorgende er daarenboven in slaagt om een goed contact met de ouders op te bouwen, dan kan ze in het gezin geleidelijk reflectie binnenbrengen, nieuwe gedragspatronen en denkwijzen introduceren, kortom verandering brengen. Natuurlijk zijn er situaties waar er wel ingegrepen moet worden, maar het is niet de taak van de verzorgende om een dwingende interventie uit te lokken. Verzorgenden zijn er in de eerste plaats om het gezin te ondersteunen. Het is belangrijk om met heel het gezin te zoeken naar dingen die hen zouden kunnen helpen om een plaatsing te voorkomen.

52

Gezinnen in Thuiscompagnie


4. Leefwereldbotsingen

De sociaal culturele achtergrond, religie, opvoedingsverleden en andere, ook maatschappelijke factoren, geven mee kleur aan de leefwereld van gezinnen. De leefwereld van gezinnen kan sterk van elkaar verschillen. Dit toont zich in de normen en regels die het gezin volgt of vooropstelt en in verschillenden levensdomeinen (bv. het huishouden, voeding, kledij, (persoonlijke) hygiëne en gezondheid, tijdsbesteding, de opvoeding, taakverdeling en rolpatronen enz.). De verschillen tussen de leefwereld van het gezin en die van de verzorgende kunnen zo groot zijn, dat ze onverzoenbaar of onoverbrugbaar lijken. De volgende punten laten je zien hoe die leefwereldbotsingen net kansen kunnen bieden om een vertrouwensrelatie tussen de leefwereld van het gezin en van de verzorgende op te bouwen en tot gemeenschappelijke (werk)punten of een gezamenlijke aanpak te komen.

Waarden en normen: andere omgangsvormen en schijnbaar andere principes De term ‘waarden en normen’ verwijst naar een geheel van omgangsvormen en principes die zowel in het openbaar als in het gezin, het gedrag en de keuzes van mensen bepalen. Die waarden en normen geven je houvast en veiligheid. Het is iets wat je kent en voelt, het zit in je binnenkant. Ze maken je tot wie je bent en hangen nauw samen met de positie die je in de samenleving inneemt. Ze bepalen mee je voorkeur(en) voor bepaalde soort kleding, eten of muziek. Ook de toon waarmee je spreekt, de wijze waarop je je uit, over welke thema’s je al dan niet spreekt, wat je ernstig neemt en wat je belachelijk vindt is daardoor bepaald. Die gedragsregels en omgangsvormen maken bijvoorbeeld dat je je thuis voelt in de ene groep, en niet in een andere groep en dat nog voor je met de leden van die groep gesproken hebt. Elk gezin heeft zo’n eigen waarden en normenstelsel. Dat kan dicht aanleunen bij het normenstelsel van de meest dominante groep in de samenleving of er verder van verwijderd zijn. Ongelijkheid in de samenleving zorgt er voor dat dominante groepen bepaalde gedragingen, communicatiewijzen, waarden en normen kunnen doordrukken als ‘normaal’. Als je een relatie met een kwetsbaar gezin wil op bouwen, dan is het belangrijk om bij de start het normen- en waardenstelsel van het gezin te erkennen en niet meteen in vraag te stellen of te veroordelen als ‘niet deugdelijk’. Na verloop van tijd, als er vertrouwen is gegroeid, kan je deze waarden en normen bespreekbaar maken. Als je op de dingen doordenkt, dan zal je vaak merken dat je eigenlijk vanuit dezelfde waarden vertrekt, maar dat de normen daar rond een andere invulling krijgen. Verandering op die punten is mogelijk, maar dan moet je er wel zelf in geloven. Het vraagt veel tijd, geduld, vertrouwen en het vraagt dat je zoekt naar de betekenis, naar de reden(en) waarom de dingen zijn zoals ze zijn. Kwetsbare gezinnen kennen de dominante waarden en normen wel, maar er zijn redenen waarom ze daarvan

53


afwijken. Hoe je je gedraagt en uit en wat je belangrijk vindt en minder belangrijk, is sterk verbonden met je gevoelswereld, met financiële middelen en met kennis en vaardigheden. Je rugzak heeft invloed op de invulling die je aan waarden en normen geeft. Soms keren mensen hun waarden en normen om, om niet constant het gevoel te hebben dat ze in het kamp zitten waar de klappen vallen. Soms is het nodig om het ene door het andere te vervangen en soms is het moeilijk om daar niet in te overdrijven.

De coach ziet dat Alda, die met haar kind in een armzalig huisje woont, duur speelgoed koopt. Er zijn op alle vlakken tekorten, maar voor Alda is dit de manier om een goede ouder voor haar kind te zijn. De coach ergert zich: dat Alda weer geld uitgeeft aan speelgoed terwijl haar kind nu al verdrinkt in het speelgoed, is voor haar een brug te ver. Er is nu al veel meer speelgoed in het gezin dan ‘normaal’. De gevoelsmatige reactie van de coach is ‘dat koop ik niet eens voor mijn kinderen en in dit gezin zijn echt wel andere dingen nodig’. De coach beseft wel dat het om compensatiegedrag kan gaan, maar dat blijft botsen met haar eigen waarden en normen: ‘Je kiest eerst voor het noodzakelijke en zoveel speelgoed is niet noodzakelijk.’

De aankoop van het nieuwe speelgoed kan een aanleiding zijn om met moeder te praten over dit gedrag. Het is dan vooral van belang om te laten voelen dat je ziet hoe ze zich inzet om een goede moeder te zijn. Als je het gedrag veroordeelt zonder die erkenning te geven en van moeder eist dat ze daarmee stopt, dan betekent dat voor moeder dat je haar de kans om een goede moeder te zijn ontneemt. In haar hoofd bewijst ze met dat speelgoed dat ze erg goed voor haar kind zorgt. Je moet beseffen dat je, als je verandering wil realiseren, nooit alleen maar iets negatiefs mag wegnemen. Als moeder geen speelgoed meer mag kopen, hoe kan ze dan bewijzen dat ze een goede moeder is? Je zal met haar moeten zoeken naar ‘andere’ manieren die haar het gevoel geven dat ze goed voor haar kind zorgt. Hetzelfde geldt voor opruimen. Een grote opruiminterventie zal geen blijvend effect hebben als er niet gezocht wordt naar de positieve betekenis van die grote puinhoop voor het gezin. Ergens onderliggend moet daaraan iets positiefs voor het gezin zitten. Als er alleen maar negatieve elementen aan verbonden zijn of ze er enkel last van zouden hebben, dan zouden ze het zelf wel opruimen. Pas wanneer mensen er klaar voor zijn om aan hun binnenkant te werken, kunnen ze mee werken aan veranderingen aan de buitenkant.

Andere culturen, andere religies, een andere spreektaal Omdat doorverwijzing meestal via de hulpverlening verloopt en gezinnen met een migratiegeschiedenis nog altijd minder vaak op gezinszorg een beroep doen, bereikte het project Thuiscompagnie minder van deze gezinnen dan je op basis van de armoedecijfers zou verwachten. Om de werking en aanpak van gezinszorg bekend te maken kan er met allochtone verenigingen worden samengewerkt. Samen met de verenigingen kan gezocht worden naar een taal die vrouwen de mogelijkheid geeft om hun nood aan ondersteuning bij huishoudelijke en andere taken te kennen te geven, zonder dat ze schrik moeten hebben om door hun gemeenschap veroordeeld te worden. Ook de rol van de eigen gemeenschap in het ondersteunen van kwetsbare gezin is een gespreksthema. Hoe kijken deze gezinnen naar verzorgenden en hoe kijken verzorgenden naar hen? Hoe kan je omgaan met taboes zoals homoseksualiteit, uithuwelijken enz.

Op het einde van de ramadan hadden ze me betrokken bij het Suikerfeest en dan hebben we echt gezocht naar receptjes en goed gelachen ondertussen. We hadden dan receptjes van Marokkaanse koekjes opgezocht en dan samen gebakken en zo. Dat ik daar toch een stukske in kan meegaan en zo. Ik vind dat wel heel fijn. (verzorgende Jennifer)

Moet je je schoenen uitdoen wanneer je bij een moslim gezin komt? Mag een vrouw een man de hand geven ter begroeting? Mag je muntthee weigeren als je die niet lust? Je mag al die vragen

54

Gezinnen in Thuiscompagnie


CIJFERS

gerust aan het gezin stellen. Door vragen te stellen en je onbevooroordeeld open te stellen, kom je tot wederzijds begrip en overeenstemming. Telkens opnieuw, over cultuur- , religiegebonden of andere thema’s met elkaar in dialoog gaan en het gemeenschappelijke daarin ontdekken, dat is de boodschap. Samen dingen doen biedt juist mogelijkheden om mensen dichter bij elkaar te brengen. Hetzelfde geldt voor taalproblemen. Die kan je ook oplossen door te zoeken naar een gemeenschappelijke taal (bv. Engels, Frans, Spaans), door een tolk in te schakelen, door met handen en voeten of met pictogrammen te communiceren.

Gezinnen met een migratiegeschiedenis? Omdat we niet registreren naar herkomst, hebben we geen exacte cijfers over het bereik van gezinnen met een migratiegeschiedenis. De enige indicator uit de registratie is de thuistaal. Maar in heel wat gezinnen met een migratiegeschiedenis is de thuistaal ondertussen Nederlands. Vaak spreken de ouders Nederlands met hun kinderen of spreken de kinderen onderling Nederlands. Ook bij gemengde huwelijken waar de ouders alleen Nederlands als gemeenschappelijke taal hebben(bv. een Marokkaanse vrouw gehuwd met een man uit India). In 9 % van de aangemelde gezinnen werd thuis geen Nederlands gesproken. Van de opgenomen gezinnen sprak 8 % geen Nederlands thuis. In 5 % van de gezinnen waar een verzorgende startte was de thuistaal een andere taal dan het Nederlands. Uit de situaties die op de intervisie van verzorgenden besproken worden, kunnen we echter afleiden dat dit percentage een onderschatting is van het aandeel gezinnen met een migratiegeschiedenis dat door Thuiscompagnie wordt bereikt.

De taal van het gezin, spreken in raadsels Soms wil het gezin je iets zeggen, maar ook weer niet te veel. Soms willen zij heel graag iets bekomen, maar willen ze niet uitleggen waarom ze het nodig hebben of waar het mee te maken heeft. Want eenmaal iets gezegd is, dan is dat ‘de waarheid’ waarop ze verder moeten bouwen. Soms vinden ze dat de hulpverleners er niets mee te maken hebben, maar kunnen of durven ze dat niet zeggen. Kortom, ze hebben geldige redenen waarom ze niet het achterste van hun tong laten zien. Die ambivalente communicatie is helaas een ideale voedingsbodem voor misverstanden. Maatschappelijk kwetsbare gezinnen worden veelal geacht om moeiteloos hun diepste gevoelens bloot te leggen wanneer ze met de hulpverlening in contact komen. Daar is echter heel veel vertrouwen voor nodig. Dat vertrouwen is er vaak (nog) niet. Je mag er niet van uitgaan dat ze je zomaar wat op de mouw spellen. Gezinnen zijn er vaak zelf niet gelukkig mee wanneer ze iets niet willen of kunnen uitleggen. Ze raken er zelf vaak alleen maar meer verstrikt door. Wanneer dit ‘opgebouwde kaartenhuis’ instort, dan zijn zij opeens degene die niet te vertrouwen zijn. Dat willen ze helemaal niet, want vertrouwen is net zo belangrijk voor hen. Zo geraken ze uiteindelijk nog meer verstrikt met zichzelf. Als hulpverlener moet je je bewust zijn van wat in die ambivalente communicatie meespeelt en je moet er erkenning aan geven. Het is noodzakelijk om de raadsels te ontraadselen. Je daardoor belogen en bedrogen voelen, brengt je in een kramp waar niemand beter van wordt. Dat staat het bieden van werkelijke ondersteuning en versterkend en verbindend werken in de weg.

Een gezin heeft veel tegenslag te verwerken gekregen op korte tijd. De auto is stuk, de droogtrommel is stuk enz. Er hangt een geladen sfeer. Het gezin zendt net nu het signaal uit: ‘We hebben de verzorgende niet nodig, we kunnen het wel alleen.’ De verzorgende heeft steeds meer het gevoel dat ze als ‘poetsvrouw’ wordt bekeken. Ook de coach heeft het gevoel dat het gezin alle contact met haar mijdt. Dat is niet verwonderlijk want met het gezin was afgesproken dat ze 1 euro per uur zelf zouden betalen. En nu heeft het gezin, met al die tegenslagen, die factuur nog niet betaald. Dat die factuur niet betaald is, is al reden genoeg waarom het gezin de coach niet wil zien. Ze willen die factuur graag betalen en voelen zich er heel slecht bij dat dat nog niet is gebeurd. Ze willen de coach niet teleurstellen en vermijden daarom liever het contact.

55


Weerstand is niet ongewoon Weerstand en verandering gaan hand in hand. Gezinnen hebben honderden redenen om ‘dwars te liggen’. Soms heeft de weerstand met het hulpaanbod te maken en soms met andere zaken. Het tempo ligt voor hen te hoog, ze vinden de verandering te groot of het is niet de verandering die zij zouden willen, ze hebben het gevoel dat hun positie niet erkend wordt of ze hebben een tegenslag op een ander vlak en zien het daarom allemaal even niet zitten. verzorgende Marie: We hadden ook een andere afspraak, om Jef te leren strijken vader Jef: Ik moet dat niet leren. Ik kan dat wel. Ik heb dat vroeger ook gedaan, maar dat duurt veel langer. verzorgende Marie: Ja, ge kunt het wel, iedereen heeft zijn eigen manier.

Een hulpverlener moet zich van die diversiteit aan redenen bewust zijn en er begrip voor kunnen opbrengen. Het gaat trouwens om redenen die hulpverleners zelf ook in hun eigen leven (kunnen) ervaren. Waarom blijft het zo moeilijk te aanvaarden dat gezinnen die hulp zoeken in weerstand gaan als die hulp geboden wordt? Als je even bij deze vraag stil staat, dan is er maar één logisch antwoord: de hulp die geboden wordt, wordt niet als hulp ervaren. Weerstand is iets anders dan ‘niet willen geholpen worden’. Het is niet de weerstand die het probleem vormt. Die weerstand is een signaal dat de hulp niet aansluit bij de nood van het gezin. Weerstand is dan een uitnodiging om te kijken waar het gezin of een gezinslid tegen aan loopt.

Een gezin vraagt hulp omdat moeder al geruime tijd ziek is en vader van het ene uitzendwerk naar het andere loopt. De oudste dochter is 14 jaar en runt al jaren het gezin. En dan komt er hulp. Langs de ene kant wil die dochter heel graag die hulp, want dan kan ze terug 14 jaar zijn. Langs de andere kant is ze trots dat ze al jaren voor het gezin zorgt. Deze dochter moet erkenning krijgen voor haar inzet. Als de verzorgende dit niet ziet, dan is het normaal dat de dochter in weerstand gaat en pogingen onderneemt om de verzorgende zo snel mogelijk terug buiten te krijgen. Om dat te vermijden kan het voldoende zijn dat de dochter betrokken wordt bij wat er moet gebeuren en hoe dat moet gedaan worden.

Als je gezinnen recht geeft op weerstand, dan kan je er heel anders mee omgaan. Besef dat een gezin er zelf niet gelukkiger van wordt om in weerstand te gaan. Dat wil immers zeggen dat ze geen manier vinden om rechtstreeks aan te geven wat er aan de hulp schort. Dat is zeer frustrerend en stressverhogend. Dat is de reden waarom de verzorgenden van Thuiscompagnie over alles wat ze doen in huis in gesprek gaan met de gezinsleden en waarom in het traject momenten zijn ingebouwd (evolutiebesprekingen) die de gezinnen de kans geven om te spreken over wat hen wel en niet bevalt. In , kan je lezen hoe je dergelijke gesprekken met gezinnen kan voeren en hoe verzorgenden in dat ‘praten over doen’ ondersteund kunnen worden.

Verandering als afwijzing Ook al zijn veranderingen soms heel hard nodig, je moet erg voorzichtig zijn met het introduceren van veranderingen. Als je iets wil veranderen, dan kan dat door het gezin begrepen worden als een signaal dat ze niet goed bezig zijn. Of ze voelen zich dom omdat ze niet wisten dat het eigenlijk anders zou moeten. Verandering introduceren kan dan een extra kwetsing tot gevolg hebben. Vaak kunnen dingen maar veranderen als je genoeg investeert in het gezin. Het rustig aan doen en de gezinsleden betrekken is de boodschap. Wanneer zij zich meer gewaardeerd en erkend voelen, dan komt er meer ruimte om te veranderen. Verandering is een weg in twee richtingen: gezinnen kunnen van jou leren en je kan zelf van het gezin leren. Vraag niet alleen verandering

56

Gezinnen in Thuiscompagnie


van het gezin, maar toon dat ook jij kan bijleren en wil veranderen. Soms moeten je jezelf de vraag durven stellen of het wel ‘anders’ moet. Er zijn immers veel verschillende manieren om dingen te doen. Niet alles moet gebeuren op de manier die jij ooit hebt aangeleerd. Als een gezin al jaren gewoon is om te dweilen met een keukenhanddoek, is het dan zo belangrijk dat ze vanaf nu een dweil gebruiken? Er wordt gedweild en daar gaat het tenslotte om.

‘Ongewone’ complimenten Voor sommige kwetsbare gezinnen is het heel ongewoon om complimentjes te geven of te krijgen. Een pluim komt dan niet altijd positief binnen. Het kan overkomen als betuttelend of als mouwvegerij omdat ze daar geen ervaring mee hebben, dat niet kennen of niet weten wat ze er mee moeten doen. Die positieve pluim wordt dan niet als waar of terecht aanzien. Als je bij het geven van een compliment naar de lichaamstaal kijkt, dan zie je hoe het overkomt en kan je er op inspelen. Voor anderen kan een compliment voor de nodige onzekerheid zorgen. Het gezin kan de indruk hebben dat de lat steeds hoger wordt gelegd. ‘Jullie hebben dit goed gedaan’ wordt dan gehoord als ‘En nu op naar de volgende uitdaging’. Doordat ze soms niet weten wat er nog allemaal van hen verwacht wordt, kan dat stress uitlokken. In elke aansporing horen ze een onderliggend oordeel: dat ze hun hele leven lang zullen moeten blijven proberen om het beter te doen, dat het nooit goed genoeg zal zijn. Grens daarom tijdig en duidelijk de doelstellingen af. Dat alles sluit niet uit dat de kracht van complimenten of positieve feedback onnoemelijk groot kan zijn. Je moet er het juiste moment en de juiste woorden voor kiezen. Een compliment op een moment dat het gezin zelf trots is, doet wonderen. Het gezin voelt op een dergelijk moment dat een compliment gepast is. Juist omdat ze zelf tevreden zijn, bekrachtig je dat gevoel. Ook op een Lokaal Cliëntoverleg (LCO) is positieve feedback aan te raden. Zo bevestig je dat ze goed bezig zijn en toon je dat aan de andere betrokken hulpverleners. Moeder Kimberly: We hebben daar [LCO] goede punten gehad (lacht, glunderend). Vader Robert: Ja, de coach zei van ge kunt eigenlijk een trapke hoger. … Nu zijt ge volledig geïnstalleerd, dat is natuurlijk nog niet 100 %. Nu zijt ge toch voor 99% geïnstalleerd. Moeder Kimberly: Ge kunt uwe plan trekken. [Wat betekende dat voor jou?] Moeder Kimberly: Dat het helpt, het helpt. Dat is voor ons een schot in de roos die organisatie [Thuiscompagnie].

57


5. Het recht om ten alle tijde te stoppen, zonder consequenties

Gezinnen in Thuiscompagnie moeten altijd kunnen stoppen. Thuiscompagnie moet vrijwillig en vrijblijvend zijn. Het stoppen zou geen bijkomende consequenties mogen hebben. De beslissing om te stoppen, behoort tot de autonomie van het gezin. De dienst gezinszorg moet deze autonomie erkennen. Gezinnen kunnen vele redenen hebben om te willen stoppen. Indien alle betrokken partijen het eens zijn over deze redenen dan is het zaak om mooi af te ronden. Soms is stoppen een eenzijdige beslissing van het gezin. Er zijn bijvoorbeeld dingen gebeurd die hun leven overhoop gooien of ze hebben de kracht niet meer om verder te gaan. Het kan ook te maken hebben met de hulp zelf. Een verzorgende die te snel te kortbij komt, dat kan heel confronterend zijn voor het gezin. Soms heeft de verzorgende niet in de gaten dat de vertrouwensband nog niet van die aard is dat bepaalde dingen besproken of aangepakt kunnen worden. Het is dan belangrijk dat de verzorgende goed gecoacht wordt zodat ze een beeld krijgt van haar aandeel in deze situatie. Daarnaast moet de coach het gezin helpen om zicht te krijgen op hun aandeel en ze moet de nodige duiding geven waarom de verzorgende iets wel of niet gedaan heeft. Erover praten kan later een nieuwe ondersteuningsvraag mogelijk maken. Wat de reden van stoppen ook mag zijn, het is zaak om de deur open te houden. Herintreden op een later moment moet mogelijk blijven. Het stoppen van Thuiscompagnie zou geen (grote) consequenties mogen hebben op de houding van andere organisaties ten aanzien van het gezin (bv. het OCMW, de sociale woningbouwmaatschappij, het comité bijzondere jeugdzorg). De coach moet dit al van bij de aanvraag duidelijk maken aan de aanmelder. Als het gezin door de beslissing om met Thuiscompagnie te stoppen in moeilijkheden komt bij andere organisaties, dan kan de coach, als het gezin dat vraagt, als belangenbehartiger van het gezin optreden, zelfs als het gezin gestopt is tegen het advies van de coach in.

1. ‘Tewerkstelling overeenkomstig artikel 60 § 7 is een vorm van maatschappelijke dienstverlening waarbij het OCMW een baan bezorgt aan iemand die uit de arbeidsmarkt is gestapt of gevallen, met als doel deze terug in te schakelen in het stelsel van de sociale zekerheid en in het arbeidsproces. Het OCMW is altijd de juridische werkgever. Het centrum kan de persoon in zijn eigen diensten tewerkstellen of ter beschikking stellen van een derde werkgever. Het ontvangt een subsidie van de federale overheid voor de duur van de tewerkstelling en geniet als werkgever van een vrijstelling van werkgeversbijdragen.’ (http://www.mi-is.be/be-nl/ocmw/ artikel-60-7) 2. Steunpunt Vakantieparticipatie is er voor mensen, wonend in Vlaanderen of Brussel, die om financiële redenen of bijzondere moeilijkheden niet op vakantie of daguitstap kunnen. Bijvoorbeeld: mensen met een laag inkomen, met OMNIO-statuut, met een verhoogde tegemoetkoming, in schuldbemiddeling. Wie aangesloten is bij een organisatie die lid is van Steunpunt Vakantieparticipatie, kan via hen een aanvraag doen. (www.vakantieparticipatie.be) 3. Van Hove, H., Reymenants, G., Bailly, N. & Decuyper, J. (2011). Vrouwen en mannen in België. Genderstatistieken en genderindicatoren. Editie 2011. Brussel: Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen. (http://igvm-iefh.belgium.be/nl/binaries/GenderStat_N_Hfdst1-8_tcm336-161101.pdf)

58

Gezinnen in Thuiscompagnie


4

HET SOCIAAL NETWERK VAN GEZINNEN BETREKKEN en VERBREDEN

Omdat sociale netwerken voor individuen en voor gezinnen zo belangrijk zijn, zet Thuiscompagnie hier op in. Dit hoofdstuk geeft je een aantal aandachtspunten en mogelijkheden om het sociaal netwerk van gezinnen aan te spreken en te verbreden.

59


60

HET SOCIAAL NET WERK VAN GEZINNEN BETREKKEN EN VERBREDEN


1. INLEIDING

Een sociaal netwerk geeft iemand een plaats in de samenleving en bevestigt zijn ‘waarde’. Mensen ontlenen daaraan een betekenis. Deel uitmaken van een netwerk geeft een gevoel van verbondenheid. Uit onderzoek is daarenboven gebleken dat ouders met een ondersteunend sociaal netwerk doorgaans meer ontspannen zijn in de opvoeding, meer zelfvertrouwen hebben en positievere relaties aangaan met hun kinderen1. Kinderen die een hechte band hebben met hun grootouders, zijn bijvoorbeeld gelukkiger dan kinderen die dat niet hebben. Een betrokken en actief sociaal netwerk kan kinderen beschermen, wanneer er problemen of risicofactoren zijn. Doordat ouders en kinderen praktische en/of emotionele steun krijgen, is de kans kleiner dat opvoedingsproblemen escaleren en een kind in zijn ontwikkeling ernstig bedreigd raakt. Gezinnen kunnen meer aan, als er mensen zijn die hen praktisch en emotioneel ondersteunen. Ondersteuning vanuit het sociaal netwerk vergroot de draagkracht van een gezin en vermindert de draaglast. Het sociaal netwerk vormt niet alleen een hulpbron voor het gezin, het kan de gezinsleden ook toegang bieden tot (andere) hulpbronnen waarmee hun levensdoelen gerealiseerd kunnen worden. Het netwerk van maatschappelijk kwetsbare mensen is echter vaak beperkt in omvang en weinig divers in samenstelling. Het zijn zelden netwerken die een brug leggen naar de bredere samenleving of waardoor ze op de sociale ladder kunnen stijgen. Het sociaal kapitaal dat deze homogene netwerken opleveren (zie hoofdstuk 2), is m.a.w. niet zo groot. Net daarom is het voor Thuiscompagnie belangrijk om de gezinsleden in een netwerk te brengen waar ze ondersteuning kunnen krijgen, waar ze mogen bijhoren en waar ze van betekenis kunnen zijn. Hulpverlening of ondersteuning die alleen gericht is op het individu en niet de kring rond mensen verbreedt, draagt bovendien een risico op verafhankelijking van professionelen in zich. Voor blijvende resultaten op lange termijn is het nodig dat gezinnen een beroep kunnen doen op een sociaal netwerk dat kan helpen om de bereikte resultaten van de ‘tijdelijke’ ondersteuning door Thuiscompagnie vast te houden.

61


2. Netwerken in hun diversiteit

Informele en formele netwerken De verzorgende betekent alles voor mij. Op sommige, op veel vlakken. Dat is misschien positief, misschien negatief, ik weet dat niet. Ik vind dat naar mij toe positief, maar misschien naar mijn ouders toe negatief. Ik kan bij de verzorgende heel veel terecht. Mijn ouders weten dat. En ja, zo dat ik meer tegen de verzorgende zeg dan tegen hen. Ik heb het gevoel dat ik meer tegen haar kwijt kan, dan dat ik tegen hen kwijt kan. (moeder Femke)

Het informele netwerk dat blijft bestaan … Er bestaan verschillende soorten netwerken. Het informele netwerk vormt de basis en wordt gevormd door mensen die dicht bij het gezin staan. Dit zijn vrienden, familie, kennissen, collega’s, buren, werkrelaties enz. Tot je informele netwerk behoren mensen waar je je thuis bij voelt of waar je iets aan hebt. De sociale herkenning (het is iemand van ‘ons’) zal mee bepalen of je iemand tot je informeel netwerk rekent. De relaties die mensen met de leden van hun netwerk hebben, zijn niet altijd even sterk. Met de ene is de band al groter en het contact intensiever dan met de andere. De intensiteit van het contact en de ondersteuning die al dan niet wederzijds geboden wordt, kunnen doorheen de tijd veranderen. Soms verdwijnen deze contacten naar de achtergrond of geraken ze ondergesneeuwd, maar zelfs dan blijven ze van betekenis. [tevredenheid over relaties met familie en met andere mensen?]

Dat is heel moeilijk, ik heb een slechte familie. Mijn schoonfamilie dat is een heel goeie. Mijn eigen familie, die ziet me niet staan, buiten mijn moeder wel. (moeder Lisa)

Soms gaat dat, soms niet, dan zie ik het zwart, dan zeg ik gewoon goeiedag. (moeder Banu)

Ja tevreden, want de vrienden die ik nu heb, die zijn echt geselecteerd (lacht). (moeder Lelie)

Het formele netwerk: hulpverleners die komen en gaan Daarnaast kan een gezin ook een netwerk van professionelen rond zich hebben. Die vormen het formele netwerk: het gaat dan om een geheel van relaties die een vooraf bepaald doel beogen en slechts tijdelijk van aard zijn. Bij maatschappelijk kwetsbare gezinnen merken we vaak dat het netwerk waar ze voor ondersteuning een beroep op doen vooral uit professionelen bestaat. Soms zijn dit contacten die mensen vrijwillig aangaan, soms gaat het om gedwongen of opgelegde contacten. Tot het professionele netwerk van maatschappelijk kwetsbare gezinnen behoren wel eens leden waarvoor

62

HET SOCIAAL NET WERK VAN GEZINNEN BETREKKEN EN VERBREDEN

Het merendeel van de gezinnen waar Thuiscompagnie komt, doet op 1 of meerdere andere hulpverleners of diensten een beroep. De verzorgenden worden het meest frequent vermeld als ‘aanspreekfiguren’, als personen bij wie ze terecht kunnen wanneer er zich een probleem of een moeilijke situatie voordoet.


het gezin zelf niet gekozen heeft. Als het netwerk van een gezin hoofdzakelijk uit professionelen bestaat, dan valt met het wegvallen van die hulpverlener, de ondersteuning voor het gezin weg.

Ik heb een vriend, die kan ik altijd spreken. En ook in het ocmw, als ik een probleem heb, dan kan ik daar ook altijd met iemand spreken en Jennifer [de verzorgende] die geeft mij ook soms raad. (moeder Amani)

Ja, aan mijn schoonouders, daar vraag ik altijd alles aan of aan Charlotte [de verzorgende], die vraag ik ook als ik iets moet weten. (vader Filip)

Doel van onze steun is om mensen (in hun netwerk) zo te versterken tot ze de touwtjes weer in eigen handen kunnen nemen. Het betrekken van het eigen netwerk is hierin noodzakelijk. Het spreekt voor zich dat we deze krachten zoveel mogelijk willen benutten. In de volgende punten gaan we verder in op de betekenis van het sociaal netwerk en de wijze waarop we dat kunnen versterken.

Functies van het sociaal netwerk Het sociaal netwerk van personen heeft volgens Baartman (2010)2 3 functies: • Praktische ondersteuning Gezinnen kunnen een beroep doen op mensen in hun omgeving voor oppas, een klus in huis, naar het containerpark gaan enz. Naarmate gezinnen over een hechter sociaal netwerk beschikken, is het gemakkelijker om hulp te vragen of anderen steun te bieden. • Sociaal – emotionele ondersteuning Gezinsleden kunnen bij iemand terecht voor een luisterend oor of om stoom af te blazen. Ze krijgen daar waardering: er zijn mensen die laten voelen dat ze iets waard zijn. Emotionele ondersteuning versterkt het psychisch welbevinden. Het vormt een buffer tegen tegenslagen of moeilijkheden die het leven passeren. Dit is vaak wat mensen ‘recht houdt’.

De grootouders kunnen op de kleinkinderen passen.

Een jong gezin kan terecht bij een goed bevriend koppel om over hun situatie te praten. Het koppel heeft het ook zwaar om rond te komen en alles te beredderen. Ze begrijpen elkaar.

• Normatieve functie De mensen uit het netwerk kunnen een voorbeeldfunctie hebben voor elkaar. Door deel uit te maken van een groep leren ouders en kinderen de gewoonten en gedragscodes van die groep. Mensen functioneren als rolmodel voor elkaar en houden elkaar onder controle. Dit kan zowel positief als negatief zijn. • Gevoel van verbondenheid Vanuit Thuiscompagnie voegen we er een vierde functie aan toe. Het is als het ware een verbijzondering van de sociaal-emotionele ondersteuningsfunctie. Mensen kunnen door hun netwerk het gevoel hebben ergens bij te horen, het gevoel dat ze er mogen zijn. Dit gevoel van verbondenheid is een fundamenteel menselijke behoefte. Het zelfbeeld van maatschappelijk kwetsbare mensen is vaak gekwetst, onder andere door veel verbroken relaties en moeilijke situaties uit hun verleden. Het gevoel gewaardeerd te worden en van betekenis te zijn voor anderen, is erg belangrijk voor mensen die op basis van hun lage sociaal-economische status weinig maatschappelijke waardering genieten.

63


Informele netwerken en sociale mobiliteit Mensen zijn geneigd om intensere relaties te onderhouden met mensen die ‘hun gelijke zijn’. Gaat het hier om een individuele keuze? Niet helemaal, de beperkte bereidheid van andere netwerken om hen toe te laten, speelt evenzeer een rol. Hoe je eruit ziet, de taal die je spreekt, de kleding die je draagt, de status die je in de samenleving geniet enz. zullen maken of je al dan niet tot andere sociale netwerken wordt toegelaten. Altijd in dezelfde sociale kring verkeren geeft veiligheid, maar kan tegelijkertijd de sociale mobiliteit tegenhouden. Een netwerk dat te weinig divers is, kan mensen afremmen om stappen vooruit te zetten. Merk op dat deze vaststelling enkel geldt voor mensen die weinig privileges en maatschappelijk aanzien hebben. De leden van een netwerk van geprivilegieerden halen juist hun macht uit het feit dat de toegang ertoe beperkt is tot mensen met dezelfde privileges en aanzien (cf. ‘Old Boys Network’). Terugkerend naar de mogelijke ‘negatieve’ rol van het eigen nabije netwerk, zijn sommige hulpverleners van oordeel dat gezinnen er baat bij hebben om afstand te nemen van dat kluwen van kennissen en vrienden. Netwerken van lotgenoten kunnen mensen echter ook sterker en weerbaarder maken, zo blijkt uit vele getuigenissen van deelnemers en begeleiders van groepswerkingen met maatschappelijk kwetsbare gezinnen3. Naast de sterke banden met gelijken, hebben kwetsbare gezinnen soms banden met mensen die een hogere plaats op de sociale ladder bekleden. Die contacten zijn misschien minder sterk, maar kunnen soms meer hulpbronnen toegankelijk maken. Via deze contacten kunnen gezinnen bijvoorbeeld allerlei weetjes en informatie achterhalen, waardoor ze zelf kunnen groeien. Voorwaarde hier is uiteraard dat de partij die ‘hoger op de maatschappelijke ladder’ staat, openstaat om een sociale relatie aan te gaan en haar kennis en inzichten wil delen.

Alysa heeft aan de schoolpoort wel eens kort contact met een andere moeder. Zij vertelde Alysa over haar positieve ervaringen met de VDAB en de trajectbegeleiding. Voor Alysa was dit positief verhaal erg hoopvol. Het heeft er zelfs toe geleid dat ze zelf de stap gezet heeft om te informeren naar de mogelijkheden die de VDAB haar kan bieden.

In Thuiscompagnie zien we dat gezinnen hun verzorgende vaak zien als een gelijke, maar wel als een gelijke die net een beetje hoger staat. De verzorgende is voor hen iemand die veel weet, veel info kan geven en die hen inzicht biedt in hoe de samenleving en organisaties werken. Verzorgenden kunnen drempels voor de gezinnen wegwerken door te praten over hoe ze zelf een aantal zaken regelen, door een bezoek aan een voorziening met het gezin voor te bereiden of door samen naar een voorziening te gaan.

64

HET SOCIAAL NET WERK VAN GEZINNEN BETREKKEN EN VERBREDEN


3. Het sociaal netwerk (terug) in beeld brengen

[verzorgende Charlotte tegen moeder] Ja, je kan er wel veel beroep op doen [ouders van moeder], al is het maar eens om efkes op de kinderen te komen passen. Als ik nog niet hier ben en je bent nog niet thuis, dan wacht haar vader. Die laat mij binnen en dan gaat hij naar huis. Dat is fijn dat uw ouders kort bij wonen he? Dat ge die toch wel hebt.

Als het gezin ondersteuning krijgt van familieleden, vrienden of kennissen, dan moet de verzorgende die ondersteuning niet overnemen of die mensen en hun hulp als het ware aan de kant zetten. De inzet van een verzorgende is hoe dan ook eindig. Ze moet weten welke mensen het gezin nog ondersteunen en op welke manier, zodat ze daar ruimte aan kan geven. De eerst stap daarin is zicht krijgen op het bestaande (ondergesneeuwde) sociaal netwerk rond gezinnen. In welke mate is er een netwerk? Zijn er steunende relaties? Kunnen de gezinsleden ergens terecht met hun verhaal? Voelen ze zich geborgen, geliefd, gewenst? Mensen hebben hun netwerk vaak in hun hoofd. Wie er in je hoofd zit, daar heb je een speciale band mee, die hebben betekenis. Daarover praten, brengt verbinding en geeft jou en het gezin zicht op het netwerk. Het gebeurt echter niet zelden dat mensen door de situatie waarin ze zijn beland, het gevoel hebben dat er niemand meer is waarvoor ze iets betekenen. Maar als je daarover met hen praat, dan blijken er toch wel mensen te zijn (geweest) die hen ondersteund hebben of waar ze bij terecht konden. Het zijn contacten die terug opgenomen kunnen worden. In eerste instantie probeer je dan het netwerk dat door de jaren heen ondergesneeuwd is, weer zichtbaar te maken.

Het (ondergesneeuwd) sociaal netwerk (terug) in beeld te brengen vraagt aandacht voor de volgende punten: • Breng het netwerk snel ter sprake Vraag tijdens de intake (zie hoofdstuk 6) al naar de figuren die het gezin als steunend ervaart. Het is belangrijk om te weten welke zaken door het netwerk opgenomen worden. Dan kan je daar in de ondersteuning rekening mee houden en moet je voor die zaken met het gezin niet op zoek gaan naar ondersteuningsmogelijkheden. • Begin bij de familie Begin te praten over de steun die ze ervaren van hun familie, dat is meestal het makkelijkst.

Wonen je ouders in de buurt? Steken zij wel eens een handje bij?

• Stel open vragen naar het bredere netwerk Daarna kan je vragen of er verder dan de familie nog mensen zijn waar ze contact mee hebben. Vermijd daarbij controlerend over te komen.

Buiten jouw familie, zijn er nog andere mensen waar je een goede band mee hebt?

65


• Stel verdiepende vragen over het netwerk Je vertelde over je buurman. Soms vertellen mensen spontaan over mensen waarmee Zou je hem kunnen vragen om ze wel eens gesproken hebben of die hen aangeboden naar het containerpark te gaan? hebben om als het nodig is bij te springen. Naar aanleiding van een taak die je zelf niet kan opnemen, kan je een ballonnetje oplaten, die ondersteuningsmogelijkheid (terug) in herinnering brengen. • Vraag verder dan enkel naar voor de hand liggende contacten Soms zullen mensen zeggen dat ze helemaal niemand kennen. Maar ze kennen vaak meer mensen dan ze op het eerste zicht denken. Bijvoorbeeld: mensen die ze sporadisch aan de schoolpoort tegenkomen, de winkeldame waar ze wel eens mee praten enz. Dergelijke contacten kunnen eveneens van betekenis zijn.

Moeder wacht samen met een andere moeder haar kinderen op aan het bushokje. Af en toe praten ze wel eens: over het huiswerk van de kinderen, over hoe ze de vakantie denken door te komen enz.

Kortom, probeer te achterhalen welke kansen en kwetsbaarheden er in het eigen netwerk zijn. Wie zit er in het netwerk en welke betekenis hebben de verschillende leden voor het gezin? Onderstaande vragen kunnen helpen om dat in kaart te brengen: • Tegen wie vertel je over wat je bezig houdt? • Wie kan er voor je zijn als je het moeilijk hebt? • Met wie kan je veel plezier maken? • Wie kan je bereiken als er iets dringends is? • Wie komt er babysitten als je eens weg moet? • Is er wel eens iemand die dingen meebrengt van de winkel voor je? • Hoe laat je die mensen weten dat je hen nodig hebt? • Aan wie vertel je dat je je zorgen maakt? • Hoe kan je op die mensen een beroep doen? • Kan je soms eens bij je ouders gaan eten? • Wat kan je er voor in de plaats geven?

66

HET SOCIAAL NET WERK VAN GEZINNEN BETREKKEN EN VERBREDEN


4. Het sociaal netwerk betrekken is een uitdaging

Zoals eerder al vermeld, bepalen mensen zelf wie er tot hun netwerk behoort. Dit gebeurt op basis van de betekenis die ze zelf aan de relatie geven. Via Thuiscompagnie willen we het gezin terug in verbinding brengen met zichzelf, de omgeving van het gezin en de samenleving. Soms brengt je dat bij situaties die bijzondere aandacht vragen. Het gezin kent bijvoorbeeld een grote schroom om ondersteuning te vragen, de beloofde steun blijft uit of het netwerk is niet onverdeeld gelukkig met de aanwezigheid van de verzorgende en de veranderingen die dat met zich meebrengt. Verzorgenden en hun coach worden soms geconfronteerd met gezinnen die zelf (te?) veel zorg voor anderen opnemen of met de mogelijkheden en de risico’s van digitale netwerken. In wat volgt vind je mogelijkheden om daar als verzorgende of als coach op een versterkende en verbindende manier mee om te gaan. Daarbij aansluitend vind je een beknopte toelichting bij de Eigen Kracht Conferenties. Dit is een aanpak die er op gericht is om mensen regie te geven over hun eigen leven en dat van hun gezin en om hun netwerk te versterken.

Bespreekbaar maken van vraagverlegenheid Hulp vragen is lang geen evidentie. Ook voor maatschappelijk kwetsbare gezinnen is het vaak een (te) grote stap om hulp te vragen. Men spreekt in dat verband van vraagverlegenheid.

Als je al in een moeilijke familiale situatie zit (bv. ouders die overleden zijn, broers en zussen die niet meer komen, gescheiden ouders enz.), dan ga je niet snel iemand om hulp vragen. Het risico op nog meer moeilijkheden is dan groot. Mensen verwachten niet dat ze iets zouden mogen vragen aan iemand anders. (een ervaringsdeskundige)

Daarenboven is het niet evident om te zeggen: ‘Ik wil beroep doen op iemand anders’ als je een verzorgende in huis hebt die je betaalt om dingen te doen. De eerder vermelde aandachtspunten en vragen om het netwerk (terug) in beeld te brengen (zie verder), zijn ook hier inzetbaar door de verzorgende. Ze kunnen openheid creëren voor het stellen van een (andere) hulp- of ondersteuningsvraag.

Geen woorden maar ook daden? Soms denkt het gezin te kunnen rekenen op het eigen netwerk om zaken geregeld te krijgen, terwijl dat eigen netwerk het ondanks alle goede bedoelingen laat afweten. Hier ligt een taak voor de verzorgende: dit ter sprake brengen en samen met het gezin zoeken hoe de situatie terug vlot getrokken kan worden.

67


De verwarming is stuk. Een oom zal die verwarming komen maken want dan kost het minder. Maar ondertussen zijn er al drie weken verstreken en de verwarming is nog steeds stuk. De oom heeft zich nog niet laten zien. De gezinsleden durven de oom daar niet over aanspreken. Vraag dan of jij eens mag bellen naar de oom. Je belt hem op en vraagt hem wanneer hij tijd heeft om de verwarming te maken. Stel een deadline. Je neemt die vervelende telefoon dan even uit handen van het gezin. Meteen weet de oom ook dat er een andere hersteller zal gezocht worden als hij niet voor het eind van de week langskomt. Met het gezin bespreek je hoe die hersteller kan betaald worden.

Het netwerk reageert op verandering Als de verzorgende er is, dan kan ik wel eens even weg gaan met haar. Mijn schoonmoeder die zegt dan: ‘Maar eigenlijk moet je dat niet doen, want ze wordt betaald en je moet in huis blijven en hier alles in huis gaan doen.’ Ik had dan zo van ja, dat bepaal ik zelf wel. Als we even weg willen gaan of ik moet ook wel eens gaan winkelen. Waarom mag ik dat dan niet? Zij heeft daar niets over te zeggen. (moeder Christina)

Familieleden of andere nabije figuren, zijn niet altijd tevreden over de aanwezigheid van de verzorgende of over wat de verzorgende in het gezin doet. Gezinnen worden daarover soms ter verantwoording geroepen, bijvoorbeeld als het netwerk zich tekort gedaan voelt.

Ik heb nog twee zussen en een moeder. Mijn vader is 5 jaar geleden overleden. Ze hebben het moeilijk dat wij wel veel hulp krijgen. (moeder Lien)

Het eigen netwerk kan in het verweer gaan, omdat ze (te) veel zien veranderen. Het systeem verzet zich daartegen. Het kan soms niet met de (plotse) veranderingen overweg. Niet omdat ze die niet willen, maar omdat ze het niet vatten. De verzorgende zou wel eens iets kunnen doen, dat verandering in gang zet waardoor ‘hun’ (overlevings)systeem in elkaar valt. Ze hebben schrik dat ze hen ‘verliezen’ als ze te veel vooruitgaan. Ze vrezen dat ze ‘geen van hen’ meer zullen zijn, dat ze ‘beter’ dan henzelf zullen zijn.

Karin heeft twee zussen die ook kinderen hebben. De drie zussen nemen de zorg op voor elkaars kinderen en delen alles. Ze komen voor elkaar op en beschermen elkaar door dik en dun. De oudste zus gaat ergens poetsen, dat is haar job. Zij gaf veel kritiek op de verzorgende omdat de verzorgende het poetswerk niet overnam van Karin, maar alles samen met haar wou doen. Daardoor verzette ook Karin zich tegen de verzorgende. Ook al was de oudste zus er nooit als de verzorgende in huis was, de druk die ze uitoefenende had consequenties voor de relatie van de verzorgende met Karin en de mogelijkheden om met haar en het gezin te werken.

Het gezin moet dan soms kiezen: ‘Ofwel zet ge die verzorgende buiten ofwel kom ik niet meer’. Als het gezin voor die keuze gesteld wordt, dan zal het voor het eigen netwerk kiezen. Daar zijn ze immers het meest mee vertrouwd en de verzorgende, die gaat toch ooit een keer stoppen. Daarom kunnen we niet genoeg benadrukken hoe belangrijk het is om dat eigen netwerk te erkennen en een plek te geven in het ondersteuningstraject. Duw het netwerk, belangrijke steunfiguren, niet buiten, maar betrek hen erbij en doe dat reeds vanaf de intake.

68

HET SOCIAAL NET WERK VAN GEZINNEN BETREKKEN EN VERBREDEN


Wederkerigheid in het sociale netwerk: gepast reageren op zorgende gezinnen Er zijn mensen waarop het gezin een beroep kan doen, maar het gezin zelf kan er ook voor anderen zijn. Gezinnen zorgen vaak zelf voor iemand anders. Christiane vertelt regelmatig over de situatie bij haar zus. Door het alcoholmisbruik van haar zus en haar echtgenoot blijkt het koppel niet altijd in staat om voor hun twee kinderen te zorgen. Het Comité Bijzondere Jeugdzorg volgt het gezin op en dreigt met plaatsing van de kinderen indien de situatie niet verbetert. Christiane wil de plaatsing van de kinderen kost wat kost voorkomen. Ze brengt een aantal keer brood en beleg naar het gezin, zodat de kinderen toch geen honger moeten lijden. Ze is zelf in budgetbeheer en heeft eigenlijk niet de middelen om dit te doen. Christiane en haar man verzwijgen af en toe aan de budgetbeheerder wat ze met overuren hebben bijverdiend, om met dat geld boodschappen te kunnen doen voor het gezin van haar zus. Christiane is erg blij dat ze dit kan doen voor haar familie: ‘Wij zijn ondertussen goed bezig. We werken beiden. We krijgen hulp voor de financiën van het OCMW en met jullie hulp hebben we het hierbinnen ook al goed in orde gekregen. Ik hoop dat zij ook snel inzien dat ze hulp moeten nemen vooraleer het te laat is. Tot dan proberen we het zo maar te doen hé.’

Anderen ondersteunen kan zowel een constructief als een destructief aspect in zich dragen. Het gezin weet op voorhand dat het niet van een leien dakje zal lopen, maar toch springen ze voor anderen in of maken ze in hun huis plaats voor iemand anders. Ook al brengt het hen in een moeilijke(re) situatie of gaan ze er aan ten onder, ze doen het toch. Solidariteit primeert hier: ‘Wat ik zelf niet gekregen heb toen ik het nodig had (bv. steun, hulp), kan ik misschien wel aan iemand anders geven’. Buitenstaanders kijken daar soms met lede ogen naar: ze zien vooral de gevaren en risico’s die daaraan verbonden zijn. Je kan ook anders kijken en het als een kracht zien en benoemen. De zorg voor iemand anders opnemen heeft een grote positieve betekenis voor het gezin. Soms heb je het nodig om voor iemand te kunnen zorgen. Dat geeft je reden om nog door te gaan. Misschien is dat om niet teveel met jezelf bezig te moeten zijn, je kan gemakkelijker door het leven gaan als je moet zorgen voor iets of iemand. Dan kan je voor jezelf bewijzen: er zijn er die het erger hebben, ik doe toch nog iets goed. Laat daarom gezinnen de mogelijkheid om iets terug te doen. Hou er rekening mee dat in ondersteunende relaties een soort van wederkerigheid mogelijk moet zijn.

Tijdens de winter beslist een gezin met vijf kinderen om onderdak te geven aan een dakloze. Eén van de kinderen heeft er zijn bed voor moeten afgeven, maar toch heeft het gezin ervoor gekozen om de persoon in huis te nemen. De dakloze was gedomicilieerd op het adres van het gezin. Het hebben van een domicilie binnen de gemeente, opende voor de dakloze het recht op leefloon. Dit betekende een uitbreiding van inkomsten binnen het ‘nieuwe’ gezin. Een win-winsituatie dus.

We zien het vaker dat gezinnen die het financieel al moeilijk hebben, mensen in huis nemen om te helpen. Hulpverleners interpreteren dat soms als ‘een stap achteruit’. Dat is een boodschap die het gezin niet wil horen. Zij nemen dat andere gezin immers op met de beste bedoelingen. Zo kunnen ze voor zichzelf en voor anderen iets betekenen. Ze doen dat niet om de hulpverlener(s) te kwetsen of te dwarsbomen.

De verzorgende kwam bij Luc en Els. Ze waren zelf heel tevreden met de gemaakte vooruitgang. Toen kwam de zus van Els inwonen. De structuur die stilaan gevonden was, verdween weer. Het ging echt terug achteruit. Luc en Els zagen zelf dat de aanwezigheid van de zus niet positief is, maar ze konden haar niet buiten zetten.

69


Het is belangrijk om het gezin hierin te blijven steunen en om ze niet te veroordelen. Het accent moet blijven liggen op het positieve: ‘Knap dat je dat probeert.’ Dat is beter dan te vertellen wat volgens jou de risico’s zijn of waarom ze dat volgens jou niet mogen doen. Je mag gerust je bezorgdheid uiten, maar focus eerst en vooral op de krachten en goede bedoelingen. In een dergelijke situatie is het wel belangrijk dat je met de verzorgende en het gezin bekijkt hoe de verdere ondersteuning moet lopen. Wat kunnen we nu doen? In het licht van de nieuwe situatie is het misschien nodig om de taken van de verzorgende te herbekijken. Wordt er nu van de verzorgende iets meer verwacht? Kan de nieuwe logé ook iets doen? Op die manier kan je het ‘nieuwe gezinslid’ of de nieuwe situatie ter sprake brengen. Zaak is om altijd ondersteunend te werken en niet veroordelend.

Digitale netwerken van gezinnen en de verzorgende Voor kwetsbare mensen zijn virtuele contacten vaak uitnodigend. Het is een veilige manier om erbij te horen. Je hoeft er de deur niet voor uit en je kan zijn wie je wil zijn. Nieuwe media kunnen voor kwetsbare mensen van grote betekenis zijn. Veel vrienden hebben op Facebook is een tastbaar teken: ik besta, ik tel mee en ik heb een groot netwerk. Tegen de verzorgende zeggen ouders wel eens: ‘Ik heb het daar met mijn vrienden van Facebook over gehad.’ Ze putten er steun uit en voelen zich minder alleen. Je kan daar op ingaan en vragen wat de betekenis van dat netwerk voor hen is. Kan je je hart luchten? Krijg je langs die weg betrouwbare informatie? Wat zet je daar zelf op? Je probeert hen zo bewuster gebruik te laten maken van deze digitale netwerken. Of deze netwerken hen hulpbronnen opleveren bij het organiseren van hun dagelijkse leven, is een vraag. Maar we merken wel dat deze sociale media aanleiding kunnen geven tot vormen van nieuwe netwerken. Het gebeurt dat mensen elkaar vinden via Facebook en afspreken om in het reële leven samen dingen te doen. Sommige gezinnen vragen de verzorgende of ze haar mogen toevoegen als digitale vriend. Netwerksites als Facebook kunnen veel persoonlijke informatie bevatten. Deze informatie willen verzorgenden niet altijd delen met hun gezinnen. Hoe informeel en close de relatie tussen de verzorgende en het gezin soms ook lijkt, het blijft een relatie in een professioneel kader. Als organisatie is het belangrijk om de verzorgenden goed te informeren over de impact die deze sociale media op hun persoonlijk leven en op hun beroepsleven kan hebben. Het kan verwachtingen creëren die ze misschien niet altijd kunnen of willen waarmaken. Een dienst die verzorgenden verbiedt om cliënten toe te voegen op Facebook, voorkomt dat het gezin een ‘neen’ van de verzorgende als een persoonlijke afwijzing zal ervaren.

70

HET SOCIAAL NET WERK VAN GEZINNEN BETREKKEN EN VERBREDEN


Een Eigen Kracht Conferentie kan kansen bieden Mensen hebben de neiging om zich te isoleren als ze financiële, psychische of relationele problemen hebben. Ze sluiten zich daardoor af van het sociaal kapitaal dat in hun netwerk aanwezig is. Daarom kan het interessant zijn om met het gezin na te gaan of een Eigen Kracht Conferentie voor hen ondersteunend zou kunnen zijn. Het zal situatie per situatie, gezin per gezin, bekeken moeten worden of een Eigen Kracht Conferentie (EKC) mogelijk is. In de eerste plaats moet het gezin ermee akkoord gaan dat moeilijkheden met de leden van dat netwerk besproken worden en dat steun in het eigen netwerk wordt gezocht. In een Eigen Krachtconferentie komen immers vrienden en familieleden samen om een plan te bedenken om het gezin te ondersteunen. De krachten en bronnen die binnen de eigen familie en het sociaal netwerk aanwezig zijn, vormen het uitgangspunt van dit overleg. Een onafhankelijke coördinator helpt de familie bij het uitzoeken van wie gecontacteerd kan worden. Hij contacteert die mensen en zet de nodige stappen om die conferentie goed voor te bereiden. Het uiteindelijke doel van de conferentie is om een plan te maken waarin staat welke eigen krachten de familie en de kennissenkring wil inzetten en op welke professionele hulp ze (eventueel) een beroep zullen doen. Door deze werkwijze houden mensen maximaal de regie over hun leven. Bij het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk kan je meer informatie bekomen over een EKC. Je kan er een conferentie aanvragen. Het Steunpunt duidt dan een onafhankelijk coördinator aan die samen met het gezin op pad gaat. Meer informatie vind je op: http://www.steunpunt.be/onderwerpen/eigen_kracht_conferenties Achteraan dit hoofdstuk4 vind je de contactgegevens van dit steunpunt terug.

71


5. Het sociaal netwerk verbreden

Er zijn verschillende mogelijkheden om het sociaal netwerk van maatschappelijk kwetsbare gezinnen te verbreden. Voor deze gezinnen is het vaak een grote stap om andere, nieuwe mensen te ontmoeten of aan te spreken.

De relationele kwetsbaarheid van gezinnen Omdat maatschappelijk kwetsbare mensen in het verleden meermaals gekwetst werden, zijn ze vaak bang om nieuwe relaties aan te gaan. Soms werd het contact met een deel van de familie verbroken, soms zijn relaties met familieleden verwaterd. Ook in het bredere sociaal netwerk zijn vaak relaties verloren gegaan. Als je dikwijls afgewezen bent, word je voorzichtiger in het verlangen om anderen te leren kennen. De angst om weer afgewezen te worden, is bij deze groep mensen bijna altijd aanwezig (zie hoofdstuk 2).

Ik kijk de kat uit de boom bij wie ik terecht kan. Dat hangt er van af voor wat dat dat is. … Ja, er is niemand waarvan dat ik kan zeggen, die kan ik voor 100% vertrouwen. (jongere Joske)

We kunnen hier niets in forceren. Als mensen er niet voor openstaan om zich naar buiten te begeven, dan moet je dat respecteren. Pas als mensen hier zelf een ‘ballon’ over oplaten, dan kan de verzorgende er op inpikken en mee verder gaan. Maar ook bij gezinnen die weigerachtig staan ten aanzien van contacten met de buitenwereld kan de verzorgende rond dit thema werken. Het verlangen aanwakkeren om weer contacten te leggen, is immers ook ‘werken aan netwerken’. De groei in de relatie tussen de verzorgende en het gezin kan verder evolueren naar andere relaties. Een goede relatie met de verzorgende kan een eerste stap zijn om weer voldoende vertrouwen te hebben in zichzelf en anderen, om de opgelopen relationele schade te herstellen, om de sociale contacten weer op te nemen of om nieuwe bij te maken. Zoals eerder vermeld, kan de verzorgende het gezin stimuleren om verloren (ondergesneeuwde) contacten terug op te nemen. Dat kan al veel betekenen. Blijkt dat het bestaande netwerk te klein of te beperkt is, dan kan ze het gezin stimuleren om nieuwe sociale contacten te zoeken en het netwerk van de ouders en de kinderen uit te breiden.

De school als ontmoetingsplaats van werelden Aan de schoolpoort kunnen contacten gelegd worden met andere ouders. De vriendschap die tussen kinderen ontstaat, kan resulteren in contacten tussen ouders die wederzijds ondersteunend kunnen zijn. Er wordt afgesproken dat de kinderen beurtelings bij elkaar kunnen komen spelen, om samen te rijden naar activiteiten of feestjes, om de kinderen naar de voetbal brengen tot zelfs samen op vakantie gaan. Ouders uit allerlei lagen van de bevolking wisselen informatie en hand- en spandiensten uit en ondersteunen elkaar. Op die manier kunnen nuttige

72

HET SOCIAAL NET WERK VAN GEZINNEN BETREKKEN EN VERBREDEN


informatie, mogelijkheden en inzichten die hen anders niet zouden bereiken, toch bij kwetsbare ouders komen. De school kan een verbindend element zijn tussen mensen en tussen werelden. Zo spontaan en gemakkelijk loopt het echter niet altijd. Om te beginnen kunnen ‘uiterlijke verschillen’ een rol spelen. Moeder heeft niet zo’n kleren als de andere moeders, ze kan niet mee praten over de zaken waar zij het over hebben, ze heeft een ander taalgebruik, haar kinderen zien er niet zo ‘hip’ uit als de andere kinderen of ze hebben niet de nieuwste boekentassen. Niet elke andere ouder kan of wil over deze verschillen heen kijken. Er kan schroom zijn: sommige gezinnen schamen zich voor hun woonsituatie. Ze willen niet dat er kinderen komen spelen om kritiek te vermijden. Een andere vaak voorkomende drempel is de beperkte mobiliteit: ze hebben geen fiets, geen wagen of geen buslijn in de buurt.

Klara, de mama van Sylvia komt weinig op school. Het is voor haar heel moeilijk om met de school in contact te treden. Ze zegt: ‘Ik heb de taal niet en ik ben niet zoals de andere moeders’. Dat kan een uitdaging zijn voor de verzorgende. Er zijn al twee gezinnen geweest die gevraagd hebben of Sylvia zou willen komen spelen. Maar Klara kan Sylvia niet brengen want ze heeft geen auto. In die school is het blijkbaar niet de gewoonte dat ouders met elkaar afspreken om samen te rijden. Er is alleszins nog niemand geweest die dat aan Klara heeft voorgesteld.

Als Klara andere ouders zou leren kennen, dan zouden ze hulpbronnen voor elkaar kunnen zijn. Maar Klara vreest om afgewezen te worden. Want zij heeft geen auto en kan dus nooit voor anderen rijden. Ze kan niets terugdoen. Zij heeft niet de juiste kleren en de juiste haarsnit. Hoeveel respect kan Klara bij zoveel ongelijkheid verwachten? Een verzorgende kan een belangrijke rol spelen. Door de woning die meer op orde geraakt is het nu misschien wel mogelijk om thuis vriendinnetjes te ontvangen. Afhankelijk van de precieze vraag van het gezin kan je als coach samen met de verzorgende en het gezin kijken hoe je dit best aanpakt. Bij activiteiten die de school organiseert, zoals het schoolfeest of mosselfeest, wordt er gerekend op een helpende hand van de ouders. Hier liggen kansen voor ouders om van betekenis te zijn voor de school en om contacten te leggen met andere ouders. Het op een succesvolle manier betrekken van maatschappelijk kwetsbare ouders vraagt wel een goede ondersteuning vanuit de school. Een ervaringsdeskundige heeft ondervonden dat het heel kwetsend kan zijn hoe andere ouders naar ‘arme ouders’ kijken. Ze wilde zich integreren in de school van haar kinderen. Ze wilde meehelpen met het schoolfeest, maar haar werd enkel toegelaten om in de keuken klusjes op te knappen. Ze mocht de tafels niet bedienen. Ze voelde dat aan als het zoveelste signaal dat ze nergens goed voor was en nergens bij hoorde.

De jaarlijkse ‘kienavonden’ op school zijn een ander voorbeeld van een ontmoetingsmoment waar het mogelijk is contacten te leggen met andere ouders. Hoe fijn ze het ook zouden vinden, voor veel gezinnen is zo’n avond financieel niet haalbaar. Het zijn niet enkel de kaarten die gekocht moeten worden, maar ook het drankje en tombolalotje tijdens de pauze.

Groepswerkingen In verschillende gemeenten worden er laagdrempelige groepswerkingen georganiseerd. Er zijn verschillende initiatiefnemers: het OCMW, het buurtwerk, een vereniging waar armen het woord nemen, inloopteams, Welzijnsschakels, een Centrum Basiseducatie, een basisschool, de Logo’s enz. Ook in het kader van de Huizen van het Kind worden ontmoetingsmomenten georganiseerd. Kijk eens rond in het aanbod in je gemeente. Deze werkingen brengen mensen in vergelijkbare situaties op regelmatige basis bij elkaar om van elkaar te leren. Het sociale contact is hier heel voornaam. Samen werken ze aan hun individuele groei. Zo zijn er bijvoorbeeld

73


groepswerkingen rond opvoeding, gezonde voeding, budgetvriendelijk leven, klimaatwijken, werkingen rond afvalverwerking, bewegen, rookstop enz. De werkingen zijn soms tijdelijk, maar de contacten die hier gelegd worden kunnen wel blijvend zijn. Soms durven mensen niet naar zo’n activiteit gaan. Ze kennen die organisatie niet, ze weten niet wat ze mogen verwachten enz. Om die drempels te helpen slechten, kan een verzorgende bijvoorbeeld een keer meegaan om meer informatie te vragen.

Domo-werkingen Domo betekent ‘aan huis’ en staat voor ‘Door Ondersteunen Mee Opvoeden’. Als autonome vrijwilligersorganisatie biedt Domo laagdrempelige preventieve gezinsondersteuning aan huis bij kansarme en kwetsbare gezinnen met kinderen tot twaalf jaar. Eén vrijwilliger ondersteunt daarbij langdurig één gezin aan huis. Deze ondersteuning kan betrekking hebben op tal van levensdomeinen (bv. gezondheid, wonen, opvoeding, vrije tijd enz.) en is gericht op het vergroten van de toekomstkansen van deze kinderen en hun gezinnen. De vrijwilliger fungeert als een ‘vriend aan huis’. Doorheen de ondersteuning helpt de vrijwilliger mee in de opvoeding, maar hij erkent daarbij de ouders als belangrijkste actor in de opvoeding van hun kinderen. De vrijwilliger ondersteunt het gezin tijdelijk om de draagkracht en het sociaal netwerk van het gezin te vergroten. Er zijn lokale Domowerkingen actief in Leuven, Antwerpen en Sint Niklaas (voor contactgegevens: zie www.domovlaanderen.org). Via het project Thuiscompagnie werd de aanzet gegeven om Domo Hasselt op te richten. Domo Hasselt heeft ondertussen een eigen vzw-structuur en kan een beroep doen op 165 vrijwilligers die als vriend aan huis bij kwetsbare gezinnen willen komen. Domo Hasselt ondersteunt kwetsbare gezinnen in Hasselt, Zonhoven, Diepenbeek en Alken. In de toekomst kunnen er nog lokale Domo werkingen bijkomen in andere regio’s. De contactgegevens van Domo-Hasselt vzw vind je achteraan in dit hoofdstuk6.

sociale restaurants, dorpsrestaurants en dienstencentra en -punten Sociale restaurants, dienstencentra enz. brengen mensen samen, stimuleren onderlinge hulp, versterken de dorpsgemeenschap, activeren mensen, laten senioren toe om langer in de eigen omgeving te wonen, creëren sociale tewerkstelling en zinvol vrijwilligerswerk en zijn een springplank voor nieuwe dorpsvoorzieningen zoals diensten- en dorpspunten. Verzorgenden kunnen kwetsbare gezinnen de weg naar sociale restaurants leren kennen. Of er in je gemeente een sociaal restaurant is, kan je opzoeken via de website van de gemeente of de sociale kaart: www.desocialekaart.be

Sociaal-culturele verenigingen en sportclubs Maatschappelijk kwetsbare mensen zijn maar zelden lid van verenigingen. Dat is niet noodzakelijk een gevolg van een eigen en bewuste keuze. Vrijetijdsbesteding kost geld. Naast het lidgeld dat meestal gevraagd wordt, zijn er nog andere kosten. Wil je een sport uitoefenen, dan moet je aangepast materiaal hebben. Willen je kinderen bij een jeugdbeweging, dan worden ze geacht om wekelijks in uniform te verschijnen. De prijzen hiervan lopen soms hoog op, te hoog voor veel gezinnen. Een verzorgende kan samen met een

74

HET SOCIAAL NET WERK VAN GEZINNEN BETREKKEN EN VERBREDEN


gezin gaan zoeken naar alternatieven. Bestaat er bijvoorbeeld de mogelijkheid om een tweedehands uniform van een ouder lid te kopen? Hanteert de vereniging goedkopere tarieven voor maatschappelijk kwetsbare gezinnen? Bij wie kan je daarover informatie inwinnen? Gezinnen die cliënt zijn van het OCMW kunnen via het OCMW een tussenkomst krijgen om deel te nemen aan culturele en sportieve activiteiten (www.rechtenverkenner.be). Die tussenkomst kan betrekking hebben op: • het lidmaatschap bij een sportclub, • inschrijvingsgeld bij de muziek- of kunstacademie, • uitzonderlijke schoolkosten (bijvoorbeeld deelname bosklassen), • uitstappen en toegangsticketten voor recreatieparken, • toeristische attracties, • culturele of sportieve participatie, • initiatieven die de digitale kloof verkleinen. Elk OCMW werkt zijn eigen regeling uit. De verzorgende kan op zijn minst informatie hierover aan het gezin bezorgen en het eventueel ondersteunen om die tussenkomst aan te vragen. Naast financiële drempels, kunnen verschillende andere redenen meespelen om niet aan te sluiten bij een vereniging of sportclub. Kwetsbare ouders, in het bijzonder alleenstaande ouders, hebben niet altijd de mogelijkheid om opvang te vinden voor hun kinderen. Als er in het netwerk niemand is die kan inspringen voor de opvang van de kinderen, dan houdt het op. Deelnemen aan een vrijetijdsactiviteit is dan voor een ouder onmogelijk, want betaalde kinderopvang is omwille van de kostprijs meestal geen optie. Een andere belangrijke drempel is mobiliteit. Niet alle activiteiten zijn bereikbaar als je niet over een wagen beschikt. Er zijn alternatieven, maar het is niet altijd even eenvoudig om deze alternatieven uit te dokteren. Ook hier kan de verzorgende een grote rol spelen. Is er de mogelijkheid om met het openbaar vervoer te gaan? Is het met de fiets of te voet bereikbaar? Ze kan de route desnoods eens samen doen met moeder of vader. Het zijn echter niet enkel financiële of praktische drempels die kwetsbare gezinnen ervan weerhouden om een stap te zetten naar een vereniging of culturele activiteiten. Ze kunnen zich angstig voelen om uit de toon te vallen, omdat ze voelen dat ze de gangbare regels en normen niet kennen en ‘weer maar eens’ scheef bekeken zullen worden. Verzorgenden kunnen ouders stimuleren om zelf deel te nemen aan activiteiten of hun kinderen te laten deelnemen. Ze moeten dan alert zijn voor mogelijke uitsluitingsmechanismen en daarover zeker met de ouders praten. Niet iedereen kijkt immers vanuit een niet veroordelende bril naar deze mensen.

Steunpunt Vakantieparticpatie en Rap op Stap Steunpunt Vakantieparticipatie is er voor mensen die om financiële redenen of bijzondere moeilijkheden niet op vakantie of daguitstap kunnen. Bijvoorbeeld: mensen met een laag inkomen, een OMNIO-statuut of een verhoogde tegemoetkoming, mensen in schuldbemiddeling. Wie aangesloten is bij een organisatie die lid is van Steunpunt Vakantieparticipatie, kan via hen een aanvraag doen. Wie niet bij een sociale organisatie aangesloten is, kan via een Rap op Stapkantoor of rechtstreeks bij Steunpunt Vakantieparticipatie een vakantie of daguitstap reserveren. Dankzij het partnerschap met bijna 500 aanbieders is er een breed aanbod ingedeeld in vier pijlers: daguitstappen, vakantieverblijven, groepsverblijven en georganiseerde vakanties. In Rap op Stapkantoren kunnen gezinnen ook deskundige begeleiding krijgen bij het zoeken naar andere mogelijkheden om hun vrijetijd in te vullen (culturele, ontspannende of sportieve activiteiten). Rap op Stap zoekt mee naar oplossingen om het lidgeld van een sportclub of sportkledij betaald te krijgen. Naast het boeken van een gepaste activiteit, helpt Rap op Stap ook bij het uitzoeken van geschikt vervoer en andere praktische vragen. Meer info vind je op: http://www.vakantieparticipatie.be; http://www.horizontvzw.be/site/rap_op_stap

75


Activering als vorm van netwerkverbreding Onze maatschappij legt veel nadruk op het activeren van mensen naar de arbeidsmarkt. Dat kan zinvol en legitiem zijn in bepaalde situaties. Via arbeid krijg je immers toegang tot netwerken. Het is belangrijk dat deze kwetsbare groep mensen niet wordt afgeschreven en dat er oog is voor de maatschappelijke bijdrage die ze kunnen leveren. Maar bij de maatschappelijke druk om mensen kost wat kost aan het werk te krijgen of bij het principe ‘dat arbeid dé sleutel uit armoede is’, zijn kanttekeningen te plaatsen. Wetende dat vier op tien kinderen in armoede leven in een gezin waar arbeid is, vraagt op zijn minst een nuancering van dat principe. Er moet altijd rekening gehouden worden met de concrete situatie waarin mensen zitten. Werk lost niet alles op.

In een gezin met acht kinderen is papa al een jaar werkloos. Op een bepaald moment wordt mama opgenomen in een psychiatrische instelling. Enkele dagen later wordt papa verplicht om een opleiding te volgen van 8u tot 18u. Doet hij dit niet, dan wordt dat beschouwd als werkonwilligheid. Welke gevolgen heeft dat voor de veiligheid en de groeikansen van de kinderen? Zetten we dan maar in op de ‘overname’ van die zorg door een dienst of voorziening? Wat betekent dat voor vader, voor moeder én voor de kinderen?

1. Bartelink, C. (2012). Wat werkt bij het versterken van het sociale netwerk van gezinnen? Utrecht: Nederlands Jeugd Instituut. http://www.nji.nl/nl/Watwerkt_Sociaalnetwerkversterken.pdf 2. Baartman (2010) in Bartelink (2012): zie eindnoot 1 3. zie onder andere: • Bartelink, C. (2012). Wat werkt bij het versterken van het sociale netwerk van gezinnen? Utrecht: Nederlands Jeugd Instituut. http://www.nji.nl/nl/Watwerkt_Sociaalnetwerkversterken.pdf • Grondplan. Ervaringsgericht opvoedingsondersteunend groepswerk. (2013). Brussel: EXPOO. http://www.expoo.be/methodiekfiches/ervaringsgericht-groepswerk-0 • Vanhee, L., Laporte, K. & Corveleyn, J. (2001). Kansarmoede en opvoeding: wat de ouders erover denken Mogelijkheden en moeilijkheden in het opvoedingsproces bij kansarme gezinnen. Leuven-Apeldoorn: Garant. 4. Contactgegevens Steunpunt Algemeen Welzijnswerk – Eigen Kracht Conferenties Diksmuidelaan 36 A 2600 Berchem 03/340 49 15 0492/73 54 27 http://www.steunpunt.be/onderwerpen/eigen_kracht_conferenties 5. aantal vrijwilligers ‘vriend aan huis’ - situatie 31/12//2013. 6. Contactgegevens Domo-Hasselt vzw: Oude Truierbaan 41 3500 Hasselt 0475/31 04 49 (kantooruren) info@domohasselt.be www.domovlaanderen.be

76

HET SOCIAAL NET WERK VAN GEZINNEN BETREKKEN EN VERBREDEN


5

De Verzorgende en De coach in thuiscompagnie

Voor de ondersteuning van gezinnen zet Thuiscompagnie verzorgenden en coachen in. In dit hoofdstuk vind je een beschrijving van hun taken en profiel. Omdat versterkend en verbindend werken een goede afstemming met anderen vraagt, kan ook dat aspect niet ontbreken. Dit hoofdstuk licht daarom ook toe hoe de coach daar t.a.v. het gezin, de verzorgende, de aanmelder, andere hulpverleners en de eigen dienst kan op inzetten.

77


78

De verzorgende en de coach in Thuiscompagnie


1. INLEIDING

Thuiscompagnie kan maar werken door de inzet en afstemming tussen verschillende personen. Het gezin neemt een centrale plaats in (zie hoofdstuk 3). Het sociaal netwerk is onontbeerlijk en vraagt bijzondere aandacht (zie hoofdstuk 4). De verzorgende is de persoon die versterkend en verbindend in en met het gezin aan de slag gaat. Zij wordt daarin ondersteund door een coach die ook het gezin mee ondersteunt en die een belangrijke brug vormt naar de dienst(en) en andere hulpverleners. Tot slot zijn er de diensten en veelal andere hulpverleners die het gezin opvolgen, begeleiden of ondersteunen (zie hoofdstuk 10). In dit hoofdstuk ligt de klemtoon op de personen die versterkend en verbindend in en met het gezin aan de slag gaan: de verzorgende en de coach. Na een overzicht van de positie, de taken en het profiel van de verzorgende, volgt een overzicht van de positie en de taken van de coach t.a.v. de verschillende andere betrokkenen: het gezin, de verzorgende, de aanmelder en andere hulpverleners en tot slot de eigen organisatie. Ook hier vind je afsluitend een profielbeschrijving. Dit hoofdstuk geeft je een globaal beeld van de verwachtingen t.a.v. de verzorgende en de coach in relatie tot het gezin en tot de andere betrokkenen. Hoe ze die verwachtingen concreet waar kunnen maken, wordt in andere hoofdstukken verder uitgediept (o.a. hoofdstuk 6 en 9).

79


2. De verzorgende in Thuiscompagnie

Ik had verwacht dat ik iemand zou krijgen die gewoon hier komt, het werk snel snel doet en vertrekt. Niet iemand zoals Jennifer [de verzorgende]. Ze staat open voor mij en de kinderen … dat is heel positief, vind ik. Dat betekent ook alles. Je krijgt ook andere handen. Je eigen handen zijn niet genoeg om alles te doen. Ge krijgt daar goede handen bij. (moeder Amani)

De verzorgende is de belangrijkste schakel in het ondersteuningsproces. Zij staat met hoofd, hart en handen in de gezinnen. De basishouding van de verzorgende en haar relatie tot het gezin kan doorslaggevend zijn voor het al dan niet toelaten van hulp. Binnen Thuiscompagnie wordt de verzorgende gevormd en intensief ondersteund om op een versterkende en verbindende manier haar werk in maatschappelijk kwetsbare gezinnen uit te voeren.

Verzorgenden zijn ‘gewone mensen’ die met ‘gewone dingen’ bezig zijn

CIJFERS

Wassen, strijken, poetsen, winkelen, koken, administratie en financiën opvolgen en regelen, organiseren, mee zorg opnemen voor de kinderen, hygiëne, voeding, huiswerk enz., deze alledaagse dingen horen tot het takenpakket van een verzorgende. Verzorgenden zijn polyvalent inzetbaar, brengen gemakkelijk praktische tips binnen en zijn een doorgeefluik voor informatie over bijvoorbeeld goedkope kleding, premies, handige weetjes (bv. hoe krijg je de kalkaanslag verwijderd als je geen geld hebt om dure producten te kopen). Een huishouden runnen met beperkte middelen, vraagt immers enige creativiteit. Hoe poets je een woning, als er geen poetsmiddelen zijn? Samen met het gezin op zoek gaan naar alternatieven is een uitdaging.

Uit een bevraging van gezinnen in 2012, blijkt dat: • • • •

in het takenpakket van de verzorgenden 28 verschillende taken onderscheiden kunnen worden, het aantal taken dat een verzorgende in een gezin opneemt, varieert van 3 tot 15, verzorgenden gemiddeld genomen een 10-tal verschillende taken opnemen in een gezin, verzorgenden het brede spectrum aan praktische, (ver)zorgende en administratieve taken opnemen: • opruimen, afval sorteren, • afstoffen, stofzuigen of vegen, dweilen, vensters wassen, • was insteken, was uithalen, strijken, kledij opbergen, • eten maken, afwassen, • bedden opmaken, beddengoed verschonen, • zorg en aandacht voor de kinderen, kinderen eten geven, • financiën opvolgen, administratie opvolgen, • winkelen, contacten met diensten. De verzorgenden zijn meestal meer uren en een langere periode aanwezig in de gezinnen dan de meeste hulpverleners. Dat maakt dat er ruimte en tijd is om een vertrouwensband op te bouwen met het gezin, om dingen aan te leren en uit te proberen. Door hun frequente aanwezigheid

80

De verzorgende en de coach in Thuiscompagnie


CIJFERS

kunnen ze hun ogen niet sluiten voor de noden in het gezin: ze worden met hun neus op de materiële en psychosociale noden van het gezin gedrukt.

De ondersteuning van Thuiscompagnie is behoorlijk intensief Over de hele projectperiode (3 jaar) waren 115 verschillende verzorgenden in 155 kwetsbare gezinnen actief aanwezig en dat gedurende 37.747 uren en 9.489 dagen. De meeste verzorgenden hebben één kwetsbaar gezin, maar er zijn ook verzorgenden die twee kwetsbare gezinnen ondersteunen. Meestal gaat 1 verzorgende met het gezin aan de slag. Bij intensievere ondersteuningstrajecten kan het gebeuren dat 2 verzorgenden in hetzelfde gezin werken (bv. afwisselend elk 1 of meerdere dagdelen). Op weekbasis doet het merendeel van de gezinnen voor 3u tot 12u een beroep op een verzorgende. In 33 % van de gezinnen komt ze een dagdeel per week. 26 % van de gezinnen heeft twee dagdelen een verzorgende. In 18 % van de gezinnen komt er voor meer dan 7,5u t.e.m. 9u per week een verzorgende. Bij 19 % van de gezinnen neemt de ondersteuning meer dan 9u t.e.m. 12 uur in beslag. In 4 % van de situaties komt de verzorgende 20 uur per week.

Samen doen en inoefenen geeft de opdracht van de verzorgende een andere invulling Verzorgenden worden vooral ingezet omwille van een praktische of psychosociale nood, minder vanuit een medisch perspectief. Waar de verzorgende in de reguliere gezinszorg vooral taken uitvoert voor de cliënt, ligt de nadruk binnen Thuiscompagnie op het ‘samen doen’. Thuiscompagnie wil gezinnen immers versterken en helpen om grip te krijgen op hun eigen leven.

Werken met dagindelingen of weekschema’s werkt voor sommige mensen, maar zeker niet voor allemaal. In sommige huizen zie je overal schema’s hangen. Je moet het echter (ook) samen doen, inoefenen. Dat werkt beter dan een stappenschema op papier zetten. Je doet samen de ronde om te kijken waar de was ligt. Dan kom je samen wel op het idee dat het heel wat eenvoudiger zou zijn als je alle was op een en dezelfde plaats zou vinden.

De verzorgende zoekt samen met het gezin waar het aan wil werken, wat het gezin graag anders wil en ze gaat daar met het gezin mee aan de slag. De verzorgende doet dit vanuit een verbrede kijk, een kijk die oog heeft voor alle levensdomeinen én vooral voor de mogelijkheden en krachten in het gezin. Werken vanuit de mogelijkheden van het gezin betekent: rekening houden met de draagkracht en het tempo van het gezin, de eigen werkwijze, prioriteiten en vanzelfsprekendheden aanpassen. De verzorgende moet telkens met ‘nieuwe ogen’ kijken naar wat er op dat moment in het gezin passend is. Hoe ze dat kan doen en hoe ze daarin ondersteund kan worden, kan je lezen in . Thuiscompagnie, dat en dat en dat kunt ge doen. Of ge kunt dat zo doen, of ge kunt dat zo doen. Ik kan dan toch nog mijn eigen keuzes, van dat doe ik of dat doe ik niet. … Ja, het gesprek van ge kunt dat zo doen. Als ge dat zo doet, dan is dat beter, als ge dat zo doet, ja nee, dat gaat misschien anders uitkomen. (vader Robert)

Net door samen met de gezinnen aan de slag te gaan, hen ruimte te geven en hen te ondersteunen om keuzes te maken, krijgt de verzorgende een veelzijdige betekenis. Ze ondersteunt het gezin bij het praktisch runnen van het huishouden, ze is een aanspreekfiguur en een bron van psychosociale (emotionele) ondersteuning. De nabijheid en aanspreekbaarheid van de verzorgende draagt daartoe bij, maar ook de wijze waarop ze zich in het gezin begeeft (zie ook verder, basishouding). Kortom, het ‘takenpakket’ van de verzorgende omvat zowel een praktisch ondersteunende dimensie als een psychosociale dimensie. Beide dimensies worden door de gezinnen bijzonder

81


Dat is een hele grote ondersteuning naar het gezin zelf toe. (stilte). Dat is een hele andere regeling dan dat ge iemand van een poetsdienst hebt. Dus poetsdienst is echt voor het huishouden. Die houden zich niet met de mensen bezig. Gezinszorg of thuishulp dat is echt naar de mensen toe. Dus die gaan niet alleen voor het huishouden. Dat is echt voor u er boven op te helpen, voor te praten, voor u te helpen naar de kinderen toe, tips te geven. Ja en het huishouden bij manier van spreken, dat is eigenlijk bijzaak op dat moment, voor mij toch. (moeder Femke) gewaardeerd. Voor heel wat gezinnen is net daarin het verschil gelegen met een poetsvrouw.

Basishouding

CIJFERS

Verzorgenden steken effectief de handen uit de mouwen. Gezinnen voelen dat aan. Dat vertaalt zich in de relatie en maakt concrete verbinding mogelijk. Voorwaarde is dat de verzorgende werkt met respect voor de wensen van het gezin en op basis van gelijkwaardigheid en vertrouwen. Zoals in het voorgaande punt vermeld, moet een verzorgende zich kunnen openstellen voor wat er op haar afkomt, eerlijk zijn, stilstaan bij de noden van het moment en daar flexibel mee kunnen omgaan.

Gevraagd naar een omschrijving van de ondersteuning door Thuiscompagnie, verwijst het merendeel van de bevraagde moeders, vaders en jongeren spontaan naar de wijze waarop de verzorgende haar taken uitvoert en weten ze net die aanpak bijzonder te waarderen: • het samen doen, • de gestructureerde planmatige aanpak, • de aansporing om zelf na te denken en te beslissen over wat er moet gebeuren, • niet bemoeien, • niet continu kritiek geven, • helpen om zelfstandig te zijn, • het aanleren en geven van tips om dingen beter te doen of op weg helpen naar een goede manier van doen, • zich bezig houden met mensen, • met het hart dingen doen.

Gezinnen in Thuiscompagnie geven aan dat de houding van de verzorgende doorslaggevend is bij het toelaten van de hulp. Een goede voorbereiding, afstemming en duidelijkheid over de taakinvulling en de mogelijkheden van de verbrede rol van de verzorgende is essentieel. Bij de eerste Ja, ik ben heel tevreden met wat ze [verzorgende] doet en hoe ze het doet. … Ja het is toch een grote hulp voor mij. Het heeft toch goed gedaan. Misschien komt het gewoon omdat het goed klikt tussen haar en mij. Eerst had ik gewoon niemand. En door alle stress, dan zie je alles heel donker. Ja, dan is zij gekomen en het klikte. Ze helpt me gewoon met alles goed. Het doet me echt wel goed als ze hier is en als ze me met alles helpt hier in huis. … Ze helpt heel veel met de kindjes en ze denkt heel veel aan ons en dat vind ik gewoon echt heel lief van haar. Ik zou het heel jammer vinden als ze niet meer zou komen zeg maar. Niet alleen om te werken, maar ook … (moeder Christina)

concrete stap in het gezin, gaat het over elkaar ontmoeten en maakt de basishouding het verschil. Een passende basishouding begint met het besef dat je als verzorgende een ‘vreemde’ bent voor het gezin. Je kan er daarenboven niet buiten dat veel gezinnen het vaak moeilijk hebben met de inmenging in hun huishouden. Het aanvaarden en toelaten van hulp is voor veel gezinnen al een hele grote stap. Gevoelens van angst, wantrouwen, schaamte en vernedering spelen daarin mee Ik weet hoe dat de werking gaat. Maar als ik terug moet gaan denken, en gaan voelen bij de eerste keer. Ja daar zijn dingen die lastig zijn. Als ge zakdoeken laat rondslingeren of onderbroeken of je bh, zo van die dingen, echt persoonlijke dingen, dat is lastig. Maar nu, ik heb daar geen problemen mee. Is dat ook omdat die verzorgende en ik, dat klikt samen. Ik weet het niet. (moeder Lelie)

(zie hoofdstuk 3).

82

De verzorgende en de coach in Thuiscompagnie


Als een gezin zich bijvoorbeeld beschaamd voelt over hoe hun woonomgeving er uitziet, dan moet de verzorgende dit gevoel onderkennen, niet negeren of wegpraten. Ze moet zich kunnen inleven en niet (ver)oordelen. Ze moet (opr)echt zijn. Echtheid is een voorwaarde om in een gezin te kunnen werken. Het gaat niet zozeer om wat de verzorgende doet, maar vooral om hoe het gezin interpreteert wat ze doet. EchtEen verzorgende komt toe in het gezin en hoort van moeder dat de deurwaarder is langs geweest en een deel van de inboedel heeft opgeladen. Moeder is er helemaal onder door. De verzorgende merkt dat deze gebeurtenis moeder heel hoog zit en dat ze grote behoefte heeft om te ventileren. Dit negeren en over gaan tot de orde van de dag zou niet passend zijn. Samen een tas koffie drinken en tijd nemen om moeder haar verhaal te laten doen is op dit moment prioritair.

heid betekent: zeggen wat je doet en doen wat je zegt. De verzorgende moet m.a.w. betrokken en nabij zijn, maar ze moet ook voldoende afstand bewaren en haar eigen grenzen bewaken. Dat geldt zowel voor de taken of de omstandigheden waarin ze moet werken, als voor het uitwisselen van persoonlijke ervaringen (bv. gesteund door de dienst niet ingaan op een facebook vriendschapsverzoek). Wanneer bijvoorbeeld haar veiligheid in het gedrang komt of ‘samen doen’ onmogelijk is omdat de gezinsleden systematisch uit huis gaan als de verzorgende er is, dan kan ze niet versterkend werken. Als de verzorgende naast een professionele rol ook andere rollen opneemt (bv. vriendschapsrol), dan komt ze in een schemerzone en stelt zich de vraag of ze dat voor iedereen (in dezelfde situatie) kan doen? Het is niet de bedoeling dat de verzorgende het huishouden runt. Ze moet daarentegen het gezin zijn eigen verantwoordelijkheden laten behouden, hen ondersteunen om zelf (kleine) stappen te zetten. De verzorgende kan niets opleggen waar het gezin niet achterstaat. Ze moet respect hebben voor het anders-zijn van het gezin en de eigen waarden en normen opzij kunnen zetten. Dit doet ze door in dialoog te gaan met het gezin over hun wensen en verwachtingen ten aanzien Een gezin wilde het huis opruimen. Er lagen overal zaken te slingeren, in de living, in de badkamer, in de keuken. Het hele huis was volgestouwd met kleren, boeken, dozen en potten. De verzorgende heeft hier maanden rond gewerkt om samen met het gezin naar een oplossing te zoeken. De helft weggooien was voor het gezin niet echt een optie. Nu is alles weggestoken in bananendozen die opgestapeld zijn langs de muren. Voor het gezin is dit een goede oplossing. De verzorgende had het vanuit haar eigen normen misschien liever anders gehad.

van de hulp en zo te komen tot een gedeelde kijk en aanpak. Net zoals het voor gelijk welke persoon niet evident is om nieuwe gewoonten aan te leren, geldt dat net zo goed voor de gezinnen in Thuiscompagnie. De verzorgende moet initiatief nemen en aan verandering werken. Tegelijkertijd moet ze bij het gezin blijven aftoetsen of dit tegemoet komt aan hun wensen. Is het gezin eraan toe om bepaalde dingen aan te pakken, kunnen ze het tempo van de verzorgende aan of hebben ze het gevoel dat ze tekortschieten?

Een verzorgende komt in een gezin met 5 kleine kinderen (2-6 jaar), waar geen warm water beschikbaar is. Enkel op één kookpit in de keuken kan er water worden opgewarmd. De verzorgende warmt water op en wast de kinderen samen met papa Danny één voor één in de gootsteen in de keuken. Tegelijkertijd probeert ze een gezonde maaltijd klaar te maken op deze kookpit.

83


De verzorgende moet in het bijzonder oog hebben voor de inspanningen en vooruitgang die het gezin boekt. Ze moet die zien en benoemen, hoe klein ook. Als het gezin samen met de verzorgende een nieuwe vaardigheid of gewoonte aanleert en het gezin kan ervaren dat het hen lukt en vooruit helpt, dan bevordert dat hun geloof in het eigen kunnen en zal hun gevoel van eigenwaarde stijgen. Dat stimuleert mij meer. … Dus en dan zegt ook de verzorgende van ‘Oh, ge hebt goed opgeruimd’. Dat geeft toch weer, dat geeft kracht voor verder te gaan. Die motiveert u. … De kinderen zijn rustiger. Als ik iets vraag, ze doen het rapper. [Hoe komt dat?] Door iemand van buiten uit gelijk de verzorgende denk ik. Die dan met hen praat en ook motiveert. … Als ik vroeger zou zeggen van ‘doe dit of dat’, dan zouden ze dat niet doen. Maar nu, als ik vraag van ‘wilt ge afwassen of afdrogen?’, nu doen ze dat wel. Dat moest ik vroeger niet vragen. Want ja, papa die deed niets, mama lag in de zetel omdat mama altijd moe was. En nu zien ze dat ik ook bezig ben. En ja, de verzorgende, die heeft ons, ja mij en de kinderen, op dat vlak gemotiveerd. (moeder Femke)

Valkuilen, kwetsbaarheden en uitdagingen Voor de meeste gezinnen zal de concrete hulp en daadwerkelijke steun welkom zijn. Verzorgenden hebben veel kwaliteiten die het mogelijk maken om echt van betekenis te zijn voor het gezin en verbinding te leggen. Maar aan de inzet van verzorgenden zijn ook risico’s en valkuilen verbonden. Doorgaans wordt de verzorgende geacht haar werk te kennen, d.w.z. werk zien, initiatief nemen, tempo maken, afwerken. Alles moet ‘Spic en Span’ zijn. Binnen Thuiscompagnie is het voornaamste doel, dat de gezinnen, naar hun maatstaven, hun eigen huishouden onder controle krijgen. Dat vraagt een andere aanpak en brengt de nodige uitdagingen met zich mee. Verzorgenden zijn vaak heel enthousiast en beginnen met veel energie in een gezin. Ze zijn gewend om ‘de vloer te doen blinken’. Als de verzorgende teveel, op korte tijd wil veranderen of verbeteren, bestaat het risico dat ze hierdoor geen of (te) weinig oog heeft voor het tempo of de wensen van het gezin. De verzorgende gaat dan ‘overnemen’. Het gezin kan dan, uit vrees voor veroordeling en betutteling, de strijd aangaan. Dat alles kan aanleiding geven tot misverstanden, mislukking en een zoveelste kwetsing. Een verzorgende zou Lily soep leren maken. Dat was de vraag van Lily aan de verzorgende. Maar het duurde altijd zo lang voordat Lily de groenten gesneden had, dat het andere werk bleef liggen. De verzorgende had het gevoel dat ze haar werk niet goed deed, want tot nu toe was ze altijd beoordeeld op resultaat. Dus maakte de verzorgende altijd de soep snel zelf, zodat ook nog alle kamers een beurt konden krijgen. Uiteraard slaagde Lily er op die manier nooit in om zelf soep te maken.

Er is een spanningsverhouding tussen ‘willen helpen’ en ‘afhankelijk maken’, tussen ‘resultaat’ (soep kan gegeten worden) en ‘proces’ (moeder betrekken bij het maken van soep). Daarnaast bestaat het risico dat de verzorgende vanuit haar eigen referentiekader, normen en waarden wil opdringen aan het gezin, de lat te hoog legt of te hoge verwachtingen heeft over de vooruitgang die een gezin moet boeken. Dat kan leiden tot weerstand en passiviteit bij het gezin en tot teleurstelling en frustratie bij de verzorgende. Een verzorgende ging voor de tweede keer naar het gezin. De keuken was gepoetst, de ruiten gewassen en er was nog tijd over. Terwijl Frieda haar dochtertje van school ging halen, begon de verzorgende, zonder vragen en om goed te doen, aan het uitwassen van de frigo. Meteen gooide ze al het eten weg waarvan de versheiddatum was vervallen. Dat was vooraf niet overlegd. De verzorgende moest niet meer terugkomen.

84

De verzorgende en de coach in Thuiscompagnie


Bij alles wat de verzorgende doet, stelt zich de vraag of ze wel autonomieverhogend bezig is. Zowel wanneer de verzorgende in het gezin aan het werk is, als daarbuiten (bv. in een coachingsgesprek), is het relevant om daar bij stil te staan. Hoe kan de verzorgende haar eigen enthousiasme intomen om het tempo van het gezin te vinden en daar tevreden mee te zijn? Hoe bewaakt de verzorgende het tempo? Wat kan wachten, wat komt eerst? Hoe kan ze krachtig en passend binnenkomen waarbij ze dingen doet en tegelijk verkent of verdere stappen kunnen gezet worden (doen en praten)? Welke toelating krijgt ze? Welk mandaat krijgt ze om op welk gebied bezig te zijn? Hoe toetst de verzorgende af of het gezin dat wel wil ? Is ze gewapend tegen de snelheid waarmee andere hulpverleners of buitenstaanders resultaten verwachten? Verzorgenden zijn vaak tot zeer veel bereid, ze willen ‘alles’ doen voor een gezin en zetten zich grenzeloos in. Ze kunnen zich verantwoordelijk voelen voor wat er mis gaat en het gezin moeilijk loslaten. Ze nemen hun ‘werk mee naar huis’ of zijn ‘na hun uren’ nog beschikbaar voor het gezin. Verzorgenden komen soms in gezinnen waar er zo weinig middelen zijn, dat er ’s morgens geen eten in huis is en de kinderen met een lege maag naar school moeten gaan. Voor verzorgenden is dit heel confronterend. Ze zijn dikwijls zelf ook moeder en voelen zich verantwoordelijk. Ze nemen op eigen initiatief een brood mee of een pot confituur.

Het kan (te) kort op hun vel komen, zeker als er kinderen betrokken zijn. De meeste verzorgenden zijn zelf moeder en nemen verantwoordelijkheid vanuit het zelf moeder zijn. De verzorgende heeft een modelfunctie via haar eigen gedrag, verbaal en non-verbaal. Maar tegelijk krijgt ze te maken met de gevoeligheden daar rond. Hoe kort mag ze bij kinderen komen zonder bedreigend te zijn voor moeder? Hoe leert ze deze gevoeligheden lezen? Marie wil per se in de meest complexe gezinnen werken. Telkens weer neemt ze alles over . Dit gebeurde al bij 4 gezinnen. Marie heeft zelf een kwetsbare achtergrond. Vandaar haar sterke motivatie om ‘het goede’ te doen. Ze wil echt heel graag dat het goed voor die gezinnen zodat de kinderen het beter hebben. Ze geeft zich 100%, maar doet alles zelf en heeft niet het geduld om het samen met de ouders te doen. Marie wil vooral voorkomen dat de kinderen moeten meemaken wat zij heeft meegemaakt. Als de coach daarover met haar wil praten, wordt ze snel kwaad (‘Doe ik het dan niet goed?!’). Haar profiel past niet bij de opdracht. Marie wil zorgen en doet dat perfect. Maar zorgen is iets anders dan steunen. Haar blinde vlek: ze ziet niet dat ze het overneemt.

Gedeelde ervaringen of een gemeenschappelijke achtergrond kan de afstemming tussen de verzorgende en het gezin ten goede komen. Het kan de verzorgende helpen om de betekenis van die ervaringen voor de verschillende gezinsleden te vatten en er erkenning aan te geven. Het brengt haar mogelijks ook sneller op het spoor van krachten die er ondanks de moeilijkheden toch nog kunnen zijn. Voor de gezinsleden kan die gemeenschappelijkheid vertrouwen inboezemen.

Ze [de verzorgende] is zelf gescheiden en ze heeft kinderen. Mensen die al een beetje dezelfde ervaring gehad hebben als die ge ook gehad hebt, dat is gemakkelijker. Ja, daar kunt ge al iets gemakkelijker iets van accepteren dan van iemand die pas begint en die zo, ja, nog niet veel heeft meegemaakt. Dat lijkt mij ook iets moeilijker om daar iets van te accepteren. Ja, die vrouw die weet ook hoe dat het is voor haar kinderen en zo. (jongere Joske)

85


Gedeelde ervaringen of een gemeenschappelijke achtergrond kan de afstemming met het gezin en het versterkend werken echter ook in de weg staan (zie het voorbeeld van Marie). We zien dat bijvoorbeeld wanneer de verzorgende nog te zeer ingenomen wordt door haar eigen verwerkingsproces, wanneer ze onvoldoende open staat voor het perspectief en de beleving van het gezin. Uitdaging is om evenwicht te vinden tussen de nodige afstand (om niet opgeslokt te worden, om te kunnen blijven zien) en nabijheid (om relatie te leggen, om vertrouwen waard te zijn, om iets te betekenen). Hoe realiseer je gedeelde zorg? Wat kan het gezin opnemen? Wat kunnen anderen doen? Wat kan de verzorgende doen? Wat kan de coach doen? Maar ook, hoe laat een verzorgende een gezin voelen dat zij, als verzorgende, ook van het gezin leert? Hoe kan een verzorgende dat laten zien en verwoorden? Verbindend werken vraagt immers wederkerigheid. Ook dat is een uitdaging.

Wij leren ook nog alle dagen. Ik moet hem [vader] dikwijls bewonderen als ik zie hoe dat hij zijn bewegingen maakt. Dan zeg ik: ‘Ik kan nog veel van u leren.’ Want hij gaat door zijn knieën. Dat heeft hij geleerd door last van zijn rug te hebben. (verzorgende Charlotte)

Ik vind dat wel fijn. Zij [moeder] neemt dingen over van mij, van het koken hier. En soms zegt ze ‘Ik heb dat klaargemaakt zoals we dat vroeger thuis maakten. Moet ge eens proeven?’ Dan leer ik ondertussen iets bij van hoe dat zij dat daar maakten en dat vind ik wel interessant zo, die cultuur zo kunnen leren kennen. (verzorgende Jennifer)

Het profiel van de verzorgende Om haar werk als verzorgende in maatschappelijk kwetsbare gezinnen zo goed mogelijk te kunnen doen, is het belangrijk dat er naast een goede basishouding een gezond evenwicht is tussen de volgende kwaliteiten:

• verbindend werken en nabij zijn • krachtig, moedig, duidelijk zijn • verantwoordelijk, stipt, correct zijn • zorgzaam zijn • initiatief nemen • creatief zijn • humor hebben

• gereserveerd, professioneel zijn • zacht, begripvol, respectvol zijn • flexibel, soepel zijn • relativeren • ruimte laten • afstemmen • serieus nemen

Dat er verschillen tussen verzorgenden zijn, dat spreekt voor zich. De ene verzorgende zal wat meer uitblinken op het ene aspect, de andere op een ander aspect. Ondersteuning van de verzorgende (bv. vorming, intervisie, coaching) kan helpen om de bovenvermelde kwaliteiten in evenwicht te brengen en te versterken. Dat komt de afstemming met het gezin ten goede. Dit aspect vraagt ook in de intakefase bijzondere aandacht. Wat verwacht het gezin van de verzorgende? Wat kan een verzorgende voor hen betekenen? Welke verzorgende sluit daar het best bij aan? Is die verzorgende beschikbaar? Een goede match tussen het gezin en de verzorgende vraagt een goede inschatting van het gezin en de verzorgende. Meer daarover lees je in hoofdstuk 6.

86

De verzorgende en de coach in Thuiscompagnie


3. De coach in Thuiscompagnie

Verbindend en versterkend werken in maatschappelijk kwetsbare gezinnen vraagt een goede begeleiding en ondersteuning van zowel de verzorgende als het gezin. Elke fase in het ondersteuningstraject (de aanmelding, de intake, de start, de groei en de afbouw) heeft immers een eigen dynamiek en brengt bijzondere aandachtspunten met zich mee. In Thuiscompagnie kunnen verzorgenden en gezinnen beroep doen op een coach. De belangrijkste taken van de coach zijn: • de aanmelding opvolgen, • de intake opvolgen, • het gezin en de verzorgende matchen, • het gezin in de verdere fases van het ondersteuningsproces begeleiden, • de verzorgende ondersteunen, • contacten met andere hulpverleners onderhouden, • het versterkend en verbindend werken in de organisatie implementeren. De coach moet zich daarbij bewust zijn van haar eigen positie in de organisatie. Combineert zij de functie ‘coach’ met de functie ‘verantwoordelijke van de dienst’? Of zijn beide functies opgedeeld en is er in de organisatie een coach en een verantwoordelijke (bv. sectorverantwoordelijke). In het laatste geval is een goede communicatie over de ondersteuning belangrijk. Daarenboven moet het voor het gezin en voor de verzorgende voldoende duidelijk zijn wie welke taken opneemt. We komen daar verder in dit hoofdstuk nog op terug.

Wat is je taak als coach naar het gezin? Als coach ondersteun je het gezin tijdens de verschillende fases van het traject (zie hoofdstuk 6). Jouw opdracht is vooral in het oog te houden of het gezin tevreden is over de hulp en de verzorgende. Je bewaakt dat hun perspectief (Waarom heeft het gezin de verzorgende toegelaten? Om wat te doen?) een plaats krijgt in de ondersteuning en dat hun tempo wordt gerespecteerd. Dit doe je door: • alert te zijn voor verandering (verandering te zien), • samen met het gezin te zoeken hoe ze het graag anders willen, • concrete, haalbare (tussen)doelen te stellen, • kleine stappen in de goede richting te zetten, • die stappen zichtbaar te maken voor het gezin, • ruimte te maken om stil te staan bij herval in oude patronen (ze duidelijk te maken en te kaderen), • uit te zoeken hoe de draad terug opgenomen kan worden, • ondersteunend aanwezig te blijven. In de volgende punten vind je per fase een beknopt overzicht van de taken en de opstelling van de coach ten aanzien van het gezin.

87


De aanmelding Het is eerder uitzonderlijk dat een gezin zich zelf bij een dienst gezinszorg aanmeldt. Veelal doet een hulpverlener of een vertrouwensfiguur van het gezin een aanvraag voor Thuiscompagnie. Dit betekent dat in deze fase het ‘eerste contact’ tussen de coach en het gezin via de aanmelder loopt. Als coach heb je in deze fase meestal geen direct of persoonlijk contact met het gezin. Het is de aanmelder die de mogelijke ondersteuning door Thuiscompagnie bij het gezin introduceert, die je bij akkoord van het gezin informeert over de vragen en de behoeften van het gezin en die jou als ‘vertegenwoordiger’ (coach) van Thuiscompagnie in het gezin introduceert. Dat alles betekent dat je, nog voor de aanmelding, de aanmelder(s) goed moet informeren over de visie een aanpak van Thuiscompagnie. In het punt over de contacten met de aanmelder en andere hulpverleners (op pagina 94) lees je daar meer over. Eens een aanmelding is gebeurd, moet je als coach die aanvraag vooral opvolgen en met de aanmelder aftoetsen of het gezin in aanmerking komt voor deze specifieke vorm van gezinszorg. Richtvragen zijn: • Gaat het over een maatschappelijk kwetsbaar gezin? • Zijn er (jonge) kinderen betrokken? • Heeft het gezin zelf een vraag naar praktische ondersteuning? • Is het gezin gemotiveerd om samen met de verzorgende aan de slag te gaan? • Is er voldoende veiligheid gewaarborgd voor de verzorgende (bv. pathologie, veiligheid in en rond het huis)? Tijdens de intake ga je met het gezin, met deze vragen verder aan de slag.

Intake en introductie in het gezin Voldoet de aanmelding aan de bovenstaande voorwaarden en gaat het gezin akkoord, dan maak je een afspraak voor een intake of vraag je de aanmelder om een afspraak te maken voor een huisbezoek. Tijdens de intake is een goede kennismaking en afstemming belangrijk. Als coach moet je van meet af aan het gezin laten zien dat je met hen en met hun netwerk (informele netwerk en hulpverlenersnetwerk) op een open en positieve manier wil samenwerken. Vraag daarom of het gezin een vertrouwenspersoon bij de intake wil hebben. Dat kan er voor zorgen dat het gezin zich meer op zijn gemak voelt tijdens het eerste contact. Als je jezelf als coach introduceert, vermijd dan te zeggen dat het jouw job is om te werken voor gezinnen in armoede. Alleen al zo benoemd worden (als arm), kan voor gezinnen verlammend werken en weerstand oproepen. Het is ook nergens voor nodig omdat je komt om uit te zoeken welke steun zij graag zouden hebben. Dat gebeurt immers in alle gezinnen die beroep doen op de dienst. Je vertrekt m.a.w. van de vraag van het gezin. Waar hebben zij steun bij nodig en wat lukt hen zelf of samen met anderen (bv. een familielid, een buur)? Daarbij aansluitend bespreek je met het gezin hoe Thuiscompagnie in en met gezinnen werkt. Je maakt meteen duidelijk dat er niemand komt om de taken van hen over te nemen, maar dat het gaat om ‘samen dingen doen’. Het gezin bepaalt wat de hulp moet inhouden, zodat ze ‘baas blijven in hun eigen huis’. Je bevraagt ook hoe vaak en in welke ruimtes de verzorgende mag komen.

Naast de verkenning van de verwachtingen van het gezin, neem je tijdens de intake een aantal praktische zaken met het gezin op: de bijdrage, afspraken en regels over bereikbaarheid van de dienst en/of de verzorgende, over de plan-

88

De verzorgende en de coach in Thuiscompagnie

Toen ze [de coach] de eerste keer hier kwam, dan was dat ook al direct van: ‘Ja, dat is een goeie, die gaat er voor’. Want ge kunt er ook hebben die hier zo zitten en zeggen: ‘Ge hebt hulp nodig, hé’ [fel]. En dan zeg ik: ‘Ik heb geen hulp nodig, want ik beslis nog altijd zelf wat ik doe en wie dat hier binnenkomt’. (moeder Lisa)


ning (bv. annulering, verplaatsing van de komst van de verzorgende) enz. In dat verband kan het zinvol zijn dat de persoon die in de dienst verantwoordelijk is voor de praktisch administratieve zaken, mee op intake gaat. Zo zijn die afspraken meteen voor het gezin en de dienst duidelijk. Je moet dan vooraf je collega goed briefen over het doel van de intake, de communicatiestijl en over het gebruik van PC en nota’s. Zowel het gebruik van een PC als nota’s nemen, creëren afstand en kunnen bedreigend overkomen (cf. dossier dat over hen opgemaakt wordt). Op zich kan de aanwezigheid van een tweede of derde persoon voor het gezin al overrompelend of bedreigend zijn. Hou daar rekening mee. Stel dan bijvoorbeeld het huisbezoek met de verantwoordelijke van de dienst uit. De intake kan over meerdere gesprekken lopen. Niet alles kan altijd besproken worden tijdens één huisbezoek. Gezinnen vinden het bijvoorbeeld niet altijd gemakkelijk om te praten over wat ze verwachten of juist willen bereiken. Soms zijn ze met andere dingen bezig en verzwakt hun aandacht. Je moet als coach alert zijn voor signalen van het gezin ‘dat het genoeg is geweest’. Dan is het soms beter, om een nieuwe afspraak te maken. Zo krijgt het gezin ook de tijd om te wennen aan het idee. Door het feit dat er in de gezinnen die zich voor Thuiscompagnie aanmelden veelal verschillende hulpverleners betrokken zijn, moet je er als coach voor zorgen dat de positie en de taken van die verschillende betrokkenen voor het gezin duidelijk zijn. Wat kunnen ze verwachten van de aanmelder, de coach, de verzorgende, de (sector)verantwoordelijke van de dienst, de andere hulpverleners? In het licht van die samenwerking moet je met het gezin ook bespreken dat de verzorgende gedeeld beroepsgeheim heeft en met haar coach of verantwoordelijke bepaalde zaken mag bespreken die van belang zijn en betrekking hebben op de ondersteuning die ze biedt. Een uitwisseling met andere hulpverleners kan slechts uitzonderlijk. In hoofdstuk 11 vind je daarover meer informatie. Kortom de coach legt in de intake de basis voor een goede werk- en samenwerkingsrelatie en volgt daarbij het tempo van het gezin. Hoofdstuk 6 geeft je stap voor stap een overzicht van de aspecten die in de intake aan bod (moeten) komen. In vind je aan de hand van aandachtspunten en voorbeelden hoe je als coach de intake aanpakt.

De startfase In de startfase moet de coach vooral de brug maken tussen het gezin en de verzorgende. Dat vraagt dat je een goed zicht hebt op de ‘eigenheid’ van elk van hen en die op elkaar weet af te stemmen. Je probeert in je contacten met het gezin verder duidelijk te krijgen waar het gezin ondersteuning bij wenst. Belangrijk is dat je ook het tempo en de gevoeligheden van het gezin leert kennen. Probeer zicht te krijgen op de leefwereld van het gezin: Hoe zit het gezin in elkaar? Hoe kijken ze naar hun huishouden, naar de opvoeding, naar voeding enz.? Welke opvattingen hebben ze daarover? In deze fase volg je ook kort op hoe de relatie tussen het gezin en de verzorgende verloopt. Daarbij moet je aandacht hebben voor mogelijke leefwereldbotsingen (tussen het gezin en de verzorgende en de coach) en mogelijke weerstanden of communicatieproblemen. Weerstanden zijn vaak een gevolg van miscommunicatie tussen partijen. Als coach moet je zowel naar de verzorgende als naar het gezin luisteren en proberen het perspectief van de andere binnen te brengen. ‘Meerzijdige partijdigheid’ is een techniek die je daarbij kan inzetten (zie hoofdstuk 9).

89


Kortom, in de startfase hou je in de contacten met het gezin de volgende aandachtspunten voor ogen: • Hoe loopt het? (Wat zie je? Wat hoor je?) • Is het gezin tevreden? Waarover wel en waarover niet? In het begin heeft die [de • Hoe is de relatie tussen het gezin en de verzorgende? coach] wel veel gedaan voor • Zijn alle gezinsleden mee (aandacht voor de partner)? ons. … Als ik papieren op het • Zijn de afspraken nog altijd duidelijk? OCMW moet binnengooien, • Zijn de doelstellingen werkbaar? Zijn ze ondertussen dan passeer ik langs haar veranderd? bureau. Ik kan er een • … abonnement aanvragen. Binnenkort ken ik daar heel Dit alles vraagt dat je in deze fase intensief met het gezin aan het gebouw. [Is dat op eigen de slag gaat. Het contact met het gezin (huisbezoek en/of teleinitiatief dat je daar langs gaat?] fonisch) kan variëren van wekelijks tot een keer per maand. Ja, gewoon om te updaten, wat De intensiteit zal veelal afhangen van de signalen die je van er moet gebeuren. (moeder het gezin en van de verzorgende krijgt. Kimberly)

De groeifase Tijdens de groeifase volgt de coach het gezin verder op. Als coach moet je in deze fase beschikbaar blijven voor het gezin. De intensiteit van het contact met het gezin zal afhankelijk zijn van: • de draagkracht van het gezin, • de draagkracht van de verzorgende, • de kwaliteit van de relatie tussen verzorgende en gezin, • de mate waarin de coach de bezoeken als betekenisvol ervaart, • situaties die zich voordoen (bv. een signaal van het gezin, de verzorgende, de dienst, een aangekondigd Lokaal Cliëntoverleg,) Je moet daarbij als coach een inschatting kunnen maken van wat voor het gezin ondersteunend werkt en wat veeleer belastend dan ondersteunend werkt. Sommige gezinnen vinden het fijn dat de coach komt. Ze zijn blij met de aandacht en ze voelen zich ernstig genomen. Die [de coach] zie ik niet zo veel, maar dat is ook een heel goeie. (moeder Lisa)

Die komt zo onverwachts een keer binnen. Een keer komen kijken van hoe dat het gaat en of dat er iets is. Wat heb ik aangepakt, was is ervan gebeurd en wat is het volgende dat ik aan wil pakken. Zo van die dingen. (moeder Lelie)

De baas [de coach] van de verzorgende die heeft al gezegd tegen mij: ‘Amai ge zijt al ver gevorderd. We kunnen een stap hoger gaan.’ … We hebben daar [LCO] goede punten gehad van haar. (Kimberly, moeder)

CIJFERS

Andere gezinnen ervaren het contact met de coach als bedreigend of controlerend. Ook verzorgenden kunnen dat zo ervaren. Soms kan je dan betekenisvoller zijn door niet aanwezig te zijn in het gezin. Als een gezin een duidelijk signaal geeft dat ze het niet fijn vinden dat je langskomt, dan moet je dat respecteren. Het is al heel veel als mensen kunnen en durven zeggen: ‘Moet je hier wel komen?’ Je kan dan met het gezin afspreken dat je telefonisch bereikbaar blijft, dat ze bij jou terecht kunnen als ze ergens niet tevreden over zijn, iets willen vragen of iets willen veranderen. Je moet zeker ook aan het gezin duidelijk maken dat jij en de verzorgende regelmatig blijven overleggen en dat je, indien je zelf iets wil bespreken met het gezin een afspraak met hen zal maken.

Uit een bevraging van gezinnen in 2012, blijkt dat: • het aantal contacten (evolutiebesprekingen) met de coach heel verschillende is, • het merendeel van de moeders en vaders uitgesproken tevreden zijn over de coach, in het bijzonder over feit dat de coach:

90

De verzorgende en de coach in Thuiscompagnie


• • • • •

initiatief neemt met respect voor wat het gezin zelf wil, interesse toont voor hoe het met het gezin gaat, positieve feedback geeft (bv. zien en benoemen wat goed gaat), luistert en aanspreekbaar is voor vragen, praktische en administratieve problemen mee aanpakt,

• slechts 2 moeders en 1 vader een kanttekening plaatsen bij het werk/de aanpak van de coach: • als de coach er is, dan blijft het werk in het huishouden liggen

Het contact dat je in de groeifase met de gezinnen hebt kan op verschillende manieren verlopen: op eigen initiatief of op vraag van het gezin, telefonisch, face to face bij het gezin thuis of in de dienst (bv. als je de dienst ook fysiek toegankelijk is voor dienstverlening). In Thuiscompagnie spreken we hier over evolutiebesprekingen. Ze zijn bedoeld om de doelen, de relatie tussen het gezin en de verzorgende, veranderingen, de vooruitgang, knelpunten enz. op te volgen en met het gezin te bespreken. Bij deze gesprekken kan ook de verzorgende aanwezig zijn. Hoe je deze gesprekken kan voeren en welke aandachtspunten je daarbij in acht moet nemen, kan je lezen in .

Evolutiebesprekingen zijn heel belangrijk. De verzorgende neemt soms dingen over en kan dat niet loslaten. De verzorgende zal dikwijls denken; als ik dat aan het gezin overlaat, dan geraak ik niet rond met mijn werk. Je moet zowel bij de verzorgende als bij het gezin aftoetsen om je een beeld te kunnen vormen. Je kan aan het gezin vragen: ‘Doe je dat nu zelf?’ Als het gezin nog niet veel dingen zelf doet, dan ligt dat niet altijd aan het gezin. Soms heeft het ook met de verzorgende te maken en hoe die haar taak ziet en afhandelt. Het gezin is in haar ogen soms niet snel genoeg of doet het niet op de juiste manier.

Afbouwfase en nazorg Als coach moet je in het oog houden dat het gezin in afbouwfase kan gaan. Je zal opmerkzaam moeten zijn voor de signalen die je hierover in en van het gezin opvangt (cf. wat je in het gezin ziet en wat je van hen hoort), voor de signalen van de verzorgende en voor de signalen van andere mogelijke betrokken hulpverleners (bv. op een Lokaal Cliëntoverleg). Aanvaard als het gezin de ondersteuning wil stopzetten. Als coach moet je je bewust zijn van wat jouw stuk is, van wat jij hebt in te brengen. Dan kan je oprecht blij zijn voor het gezin met wat zij hebben bereikt. Vooral als je vooruitgang hebt gezien, moet je dat ook gemeend zeggen: ‘Jullie zijn echt vooruitgegaan, het was fijn om met jullie te werken. Als je later opnieuw ergens mee zit, mag je terug op ons een beroep doen’. Het kan de duw zijn die ze achteraf nodig hebben. Eens de hulp effectief gestopt is, kun je met het gezin bekijken of ze er behoefte aan hebben dat je nog eens belt of langsgaat. Op deze manier laat je het gezin niet volledig los, en kunnen ze bij je terecht met vragen die ze nog hebben. Mochten ze ooit terug hulp willen, dan is de drempel lager. Laat dit over aan het gezin, zij kunnen het best aangeven of ze dat willen of niet.

Situaties die je ongerust maken? Doorheen het ondersteuningstraject worden de coach en de verzorgende soms geconfronteerd met situaties die hen ongerust maken. Zeker als het kinderen betreft, treedt die ongerustheid scherp op de voorgrond. Het is de taak van de coach om haar bezorgdheid en/of die van de verzorgende naar het gezin te tolken. Je moet de situatie bespreekbaar proberen te maken. Dat kan door te vertellen hoe een verzorgende zich voelt bij een situatie. Zowel jij als de verzorgende zijn vertegenwoordigers van de samenleving. Je moet dus over een aantal zaken het gesprek durven aangaan. Dan kan je samen zoeken naar hoe de situatie toch leefbaar kan blijven voor gezin en voor verzorgende. Dat brengt onvermijdelijk de kwestie van het beroepsgeheim in het vizier. Meer daarover kan je lezen in hoofdstuk 11.

91


Wat is je taak als coach naar de verzorgende? Bij de opstart van het ondersteuningstraject ben je als coach vooral een brug tussen het gezin en verzorgende (zie pagina 89). Je licht de verzorgende vooraf in over de verwachtingen van het gezin en de gemaakte afspraken (bv. afspraken rond aanwezigheid, huisdieren, roken enz.) en je introduceert de verzorgende in het gezin. Eens de ondersteuning is opgestart, is het jouw taak om de verzorgende te ondersteunen in het verbindend en versterkend werken in de gezinnen. Dat moet duidelijk worden in de houding die je ten aanzien van de verzorgende aanneemt. Die houding is samen zoekend en nadenkend, in een relatie van gelijkwaardigheid. Jij bent niet ‘de deskundige’ die het allemaal weet. Als coach ondersteun je de verzorgende het best door samen met haar te zoeken naar wat in een situatie de meest aangewezen manier is om te handelen voor dat bepaald gezin. Er zijn immers geen pasklare oplossingen die in elk gezin kunnen worden toegepast. De verzorgende staat het dichtst bij het gezin en heeft de meeste sleutels in handen. Het is aan jou om haar de ruimte en het vertrouwen te geven om die sleutels te vinden. Zij voelt veelal het best aan wat voor een gezin werkt en wat niet, wat hun tempo is, wat ze aankunnen enz. Als coach kan je haar helpen om daarover verder na te denken en om die informatie te ordenen. Jij bent vooral diegene die vragen stelt en het antwoord uit de verzorgende en het gezin naar boven weet te halen. Hieronder vind je in een notendop een aantal voorwaarden en aandachtspunten bij het coachen van de verzorgende. Concrete voorbeelden en scenario’s van coachingsgesprekken vind je in .

Bereikbaar en aanspreekbaar zijn Als coach moet je gemakkelijk bereikbaar en aanspreekbaar zijn voor de verzorgende. De relatie tussen jou en verzorgende moet open en veilig zijn. Soms gaat het over delicate zaken waar de verzorgende mee zit. Daarom moet je hen ervan overtuigen dat ze met elke vraag, met elke gedachte, met elke wrevel, met elke onzekerheid naar je toe mogen komen. Het bespreekbaar maken van twijfels is geen teken van zwakheid, maar juist een teken van sterkte. Verzorgenden moeten de mogelijkheid krijgen om te ventileren. Stel je open voor hun vragen en bedenkingen. Een verzorgende werkte in de voormiddag in een gezin van Thuiscompagnie en in de namiddag als kraamzorg in een regulier gezin. Vooraleer ze naar dat andere gezin ging, douchte ze zich eerst thuis. Ze voelde zich vuil. Ze vond van zichzelf dat dat eigenlijk niet hoorde. De coach toonde begrip voor haar gevoel en samen hebben ze een oplossing gezocht. De verzorgende gaat nu in de voormiddag naar het kraamgezin en in de namiddag naar het gezin van Thuiscompagnie.

Erken hen in hun beleving en bezorgdheid en probeer dat te kaderen in een breder perspectief. De ene verzorgende zal meer ondersteuning nodig hebben dan de andere. De ene verzorgende zal gemakkelijker contact met je opnemen dan de andere. Heb je het gevoel dat een verzorgende niet zelf met vragen durft komen, spreek haar daar dan uitnodigend op aan of maak zelf een afspraak voor een werkbespreking. Sommige verzorgenden vinden werkbesprekingen niet nodig als er geen problemen zijn. Maak dan duidelijk dat het belangrijk is om samen te kijken naar wat goed loopt. Als coach kan je op verschillende manieren bereikbaar en aanspreekbaar zijn voor de verzorgende: • telefonisch, • via mail, • face to face: een (vooraf vastgelegde) werkbespreking tussen coach en verzorgende of een coachingsgesprek op vraag van de verzorgende (bv. als er een incident is geweest of als de verzorgende ergens tegenaan loopt waar ze geen blijf mee weet), • evolutiebesprekingen in het gezin (momenten waarop je met beide ‘partijen’ tegelijk

92

De verzorgende en de coach in Thuiscompagnie


spreekt), • voorbereiding van het Lokaal Cliëntoverleg (LCO) met de verzorgende, • vormingsmomenten, • intervisie met andere verzorgenden. In Thuiscompagnie volgen de verzorgenden een training in het verbindend en versterkend werken in maatschappelijk kwetsbare gezinnen. Het is belangrijk dat de verzorgende haar ervaringen kan delen met collega’s die in maatschappelijk kwetsbare gezinnen aan het werk zijn. Dat zijn momenten waarop ze veel steun aan elkaar hebben, ervaringen kunnen uitwisselen en van elkaar kunnen leren.

Die trainingen, dat is 1 keer in de maand een voormiddag. Ik vind dat wel fijn dat dat nog wordt opgevolgd. Dat er nog thema’s aan bod komen en ervaring van mensen die er al langer inzitten en in extreme situaties soms zijn. Dat ge dat gevoel hebt van ja, zo had ik dat eigenlijk nog niet bekeken. Ja, dat ge andere inzichten krijgt daarin. (verzorgende Jennifer)

De basishouding van verzorgenden als centraal aandachtspunt We merken dat de relatie tussen verzorgende en gezin eerst komt, en dan pas de rest. Het is één van de belangrijkste randvoorwaarden. Als de relatie goed zit, dan kan er vooruitgang gemaakt worden. Wanneer de relatie hapert, dan hapert de hulp of steun. Vandaar het belang van en voortdurende aandacht voor de basishouding in het coachingsproces. Een open, betrokken basishouding is essentieel om gezinnen sterker te kunnen maken. Enkel dan kan er meer rust komen in het gezin, meer vertrouwen in zichzelf, meer energie, waardoor er geleidelijk ruimte ontstaat voor iets nieuws, zoals anders met de kinderen omgaan, moed om aan de praktische dingen te beginnen enz. De coach bewaakt in de eerste plaats de randvoorwaarden en helpt de verzorgende om zich van haar houding bewust te worden (zie pagina 82).

De professionaliteit van de verzorgende bewaken Professionaliteit betekent dat de verzorgende als ze handelt, weet waarom ze zo handelt. Als coach help je haar door stil te staan bij het feit dat ze altijd een overweging moet maken als ze handelt. Je doorbreekt het automatisme. Het gaat dus niet over het zoeken naar het juiste antwoord. Je moet de verzorgende daarenboven ook ruimte en vertrouwen geven om haar eigen weg te zoeken. Soms worden er brokken gemaakt, maar ook daar kan iedereen uit leren. Als je met verzorgenden praat wordt al snel duidelijk dat ze heel betrokken zijn op de gezinnen waar ze werken. Ze zijn frequent aanwezig. Ze hebben meestal een goede band met het gezin. Ze willen het goede doen en zijn vaak tot zeer veel bereid, ze willen ‘alles’ doen voor een gezin. Zoals je bij de beschrijving van de positie en taken van de verzorgende kon lezen (zie pagina 84), zit in die betrokkenheid een kwetsbaarheid: vanuit een betrokken houding is het moeilijker om een concrete situatie te overstijgen en van op een afstand te bekijken. Als coach sta je wat verder af en bekijk je het gezin en het proces van op een afstand. Je zit er minder midden in en daardoor kan je de verzorgende helpen haar grenzen te leren kennen. Dat is belangrijk, want als je er helemaal in meegaat, dan geraak je zelf in een negatieve spiraal. Soms moet je als coach verzorgenden tegen zichzelf beschermen. Doe je dat niet , dan zal de verzorgende vroeg of laat ‘opgebrand’ geraken. Iedereen heeft zijn grenzen. Daarover kan je praten. Ook naar veiligheid en gezondheid zijn er grenzen. De coach helpt de verzorgende in de juiste rol te blijven, de rol van ondersteuner die samen met het gezin dingen doet in plaats van overneemt. Is de verzorgende heel overtuigd van haar eigen gelijk? Aanvaardt ze geen kritiek? Kan ze niet op afstand kijken? Is de verzorgende vooral praktisch ingesteld en kan ze niet reflecteren over het effect van haar eigen

93


handelen? Als je op die vragen positief antwoordt, dan moet je de verzorgende ondersteunen om meer procesgericht te leren kijken. Kijk dan met de verzorgende terug naar wat er is gebeurd. Hou daarbij voor ogen dat je geen afbreuk doet aan haar grote inzet. Je moet die inzet net erkennen. De volgende richtvragen kunnen je op dat spoor zetten: • Wat zijn haar sterke kanten? • Wat zijn haar kwetsbare kanten? • Wat zijn haar grenzen? • Wat heeft de verzorgende nodig? • De verzorgende heeft graag dat het vooruit gaat. Wat doet het met haar dat ze moet wachten? Wat doet het met haar om op de reactie van een dienst te moeten wachten? • Welke rollen heeft de verzorgende opgenomen? Kan ze dat (bv. vriendschapsrol) voor iedereen (in dezelfde situatie)? Samen met het gezin werd de opdracht van de verzorgende in kaart gebracht: helpen met de grote opruim. Er is met het gezin afgesproken dat zij zelf vrienden of familie zoeken die mee helpen met de opruim. De afspraak is dat de verzorgende meehelpt, maar niet dat ze het allemaal alleen moet doen. Een verzorgende kan soms de neiging hebben om er toch maar alleen aan te beginnen. Dan is het soms sneller en in haar ogen ook ‘beter’ gedaan, dan wanneer ze het samen met het gezin doet. Dit is een belangrijk aandachtspunt voor de verzorgende en moet met haar besproken worden: hoe kan ze het gezin betrekken bij het werk? Dat is een leerpunt voor de verzorgende.

Een coach op twee stoelen: een moeilijke combinatie om coach en verantwoordelijke te zijn? Wanneer je ten aanzien van de verzorgende zowel haar coach als verantwoordelijke bent, dan is dat niet altijd gemakkelijk werken. Er kan – dat hoeft niet altijd zo te zijn - een zekere spanning opzitten. Als verantwoordelijke moet je het functioneren van de verzorgende evalueren in functie van de organisatiedoelen. Je hebt ook een andere verantwoording af te leggen naar de organisatie. Uren die niet gepresteerd worden omdat het gezin afwezig is, uren die naar overleg gaan in plaats van naar hulp in huis enz. Als coach verwacht je daarentegen vooral dat de verzorgende heel open naar je is en al haar twijfels met je deelt. Als coach kijk je vooral naar inzet en zorg die nodig is en geef je van daaruit feedback. Leg aan de verzorgende uit dat jij niet degene bent die zegt wat zij moet doen. Jij bent er voor haar als klankbord en om samen te zoeken naar manieren om dingen aan te pakken. Dat betekent doorgaans dat je de ‘vertrouwde’ hiërarchie doorbreekt. Dat kan voor de verzorgende onwennig aanvoelen. De verzorgende moet beginnen om 8u. Maar als ze om 8u. aanbelt, dan doet er niemand open. Ze wacht even en rond 8u10 komt er iemand de deur opendoen. De verzorgende zit nu in een lastig parket. Want als er niemand om 8u opendoet, dan moet ze de dienst verwittigen en die zal haar dan waarschijnlijk de opdracht geven om naar een ander gezin te gaan. Omdat ze veel sympathie heeft voor het gezin, wou ze dat risico niet lopen en gaf ze het gezin nog een kans door even te wachten. Hiermee overtrad ze de regel van de dienst. De verzorgende moet dit met haar coach bespreken. De coach kan dan samen met de verzorgende bekijken hoe ze dergelijke situaties in de toekomst kan aanpakken. Ze bespreken of het nodig is dat de coach dit met het gezin verder opneemt.

Wat is je taak als coach naar de aanmelder en andere hulverleners? De aanmelder: het begin van een goede afstemming Thuiscompagnie wil werken in een kader van een afgestemde hulpverlening. Dat heeft gevolgen voor de rol van de aanmelder. De vraag naar Thuiscompagnie kan niet vrijblijvend worden gesteld. De coach zal daarom vooraf en verder in de loop van de aanmelding en de intake, de aanmelder goed moeten informeren over:

94

De verzorgende en de coach in Thuiscompagnie


• de voorwaarden om Thuiscompagnie in te zetten (cf. maatschappelijk kwetsbaar gezin met minderjarige kinderen, gezin heeft zelf een vraag naar praktische ondersteuning, gezin staat open voor de ondersteuning van een verzorgende enz.), • de mogelijkheden die Thuiscompagnie kan bieden (cf. praktische steun, administratie mee opvolgen enz.), • de aanpak van Thuiscompagnie (cf. samen doen). Op basis van die informatie moet de aanmelder met het gezin én op tempo van het gezin, een gesprek over de mogelijke inzet van Thuiscompagnie kunnen aangaan. Voor sommige gezinnen kan het immers nog te vroeg zijn om een vraag te stellen naar Thuiscompagnie. In dat geval laat de aanmelder het best even rusten en probeert hij het in de toekomst opnieuw bespreekbaar te maken met het gezin. Sommige gezinnen hebben enige tijd nodig om aan het idee te wennen om (opnieuw) iemand toe te laten in hun huis(houden). Bij andere gezinnen kan de motivatie nog niet voldoende aanwezig zijn. Zij zien het misschien nog niet zitten om samen aan de slag te gaan. Het is belangrijk dat de aanmelder alert is voor deze ‘gevoeligheden’ en daarmee rekening houdt. Eens het gezin akkoord is, dan doet de aanmelder een aanvraag bij de coach van de dienst gezinszorg. Als coach overloop je met de aanmelder de aanvraag en licht je het gebruik van het toeleidingsformulier (verder) toe. Het toeleidingsformulier is een instrument dat al een eerste zicht geeft op de vragen die het gezin stelt naar praktische ondersteuning, op welke domeinen (bv. administratie, was of strijk) het gezin ondersteuning wenst, welk gezinslid wat tot nu toe doet binnen het huishouden en hoeveel hulpverlening er al in het gezin is. Het geeft de aanmelder a.h.w. een leidraad om de mogelijkheden en de (ondersteunings)behoeften van het gezin met het gezin te bespreken en in kaart te brengen (zie ). Als de aanmelder het toeleidingsformulier samen met het gezin heeft overlopen, dan bezorgt hij dit terug aan jou. Je volgt dit verder op, neemt opnieuw contact op met de aanmelder als hij nog vragen heeft en vraagt de aanmelder of hij je kan introduceren in het gezin. Daarbij moet de aanmelder bij het gezin toetsen wie ze al dan niet bij het gesprek met de coach willen hebben: de aanmelder zelf, een (andere) vertrouwensfiguur of beiden? Net zoals je voor het gezin van in het begin duidelijkheid moet scheppen over wie wat in de ondersteuning doet, moet je dat ook doen voor de aanmelder (vertrouwensfiguur). Welke positie en taken neemt hij op? Wat mag hij van de verzorgende en de coach van Thuiscompagnie verwachten? Welke positie nemen ze in? Welke taken nemen ze op? Hoe gaan ze met informatie over het gezin om? Dat vraagt een open en duidelijke communicatie. De vraag naar uitwisseling van informatie vraagt daarbij bijzondere aandacht. Zoals eerder al vermeld, mag de verzorgende met haar coach of verantwoordelijke bepaalde zaken bespreken die van belang zijn en betrekking hebben op de ondersteuning van het gezin. Dit gedeeld beroepsgeheim heeft ze niet met de aanmelder. In hoofdstuk 11 lees je meer over de restricties en voorwaarden voor het uitwisselen van informatie.

95


Andere hulpverleners: verwachtingen en aanpak afstemmen in functie van het gezin Naast de aanmelder zijn er meestal verschillende andere hulpverleners die ingeschakeld zijn. In de praktijk loopt de samenwerking tussen hulpverleners niet altijd even vlot. Het is niet altijd zo duidelijk wie welke verantwoordelijkheid heeft. Je zit al snel op het terrein van iemand anders. Als coach kan je de rol opnemen van bruggenbouwer naar andere hulpverleners. Ook andere hulpverleners nemen soms die rol op.

Een gezin waar de verzorgende al een tijdje bezig was, kreeg thuisbegeleiding opgelegd. De thuisbegeleidingsdienst heeft zelf voorgesteld om eerst samen met de verzorgende en de coach bij het gezin af te spreken, wie wat gaat doen. Op die manier zou dat ook voor moeder duidelijk zijn.

Net zoals t.a.v. de aanmelder, zet de coach ook t.a.v. de andere hulpverleners in op (1) goede afspraken over wie wat al dan niet in het gezin doet (bv. de verzorgende is geen poetsvrouw) en (2) waarover op welke wijze al dan niet gecommuniceerd wordt. Het is in het belang van het gezin dat de hulp goed op elkaar wordt afgestemd en dat de verschillende hulpverleners binnen een gezin, rekening houdend met het beroepsgeheim, goed samenwerken. Dat kan betekenen dat je bij spanningen of vragen over wat de ene dan wel de andere doet, in samenspraak met het gezin en de verzorgende, contact opneemt met de betrokken hulpverlener(s). Zet daarbij steeds het gezin centraal en wacht bijvoorbeeld niet tot een Lokaal CliĂŤntoverleg om afspraken te maken of dingen te bevragen. In Thuiscompagnie zien we dat je als coach, samen met de verzorgende, een belangrijke rol op te nemen hebt om anderen vooruitgang te helpen zien. Vanuit de intense samenwerking met het gezin, zijn de inspanningen en de (kleine) stappen die het gezin heeft gezet, vaak veel beter zichtbaar of herkenbaar. Versterkend en verbindend werken, vraagt dat je ook die boodschap aan anderen kan overbrengen (zie hoofdstuk 10).

Wat is je taak als coach in de eigen organisatie? Je kan enkel ondersteunend zijn naar mensen als er een wederzijds vertrouwen is. Ook de organisatie waarin je werkt, moet dat vertrouwen hebben of krijgen. Als coach werk je mee om een positieve visie op kwetsbare mensen binnen je organisatie te ontwikkelen en ondersteun je de keuze om bereikbaar en toegankelijk te zijn voor kwetsbare mensen. Je helpt mee een klimaat te creĂŤren dat voldoende open is om het werken op maat, rekening houdend met het tempo en de draagkracht van maatschappelijk kwetsbare gezinnen, mogelijk te maken (zie hoofdstuk 11). Een goede communicatie is noodzakelijk. Dit geldt des te meer als deze werkwijze nog relatief nieuw is binnen je organisatie. Bespreek vooraf hoe je de verantwoordelijke van de dienst gezinszorg op de hoogte kan houden. De ene wil misschien in alles zoveel mogelijk betrokken worden, terwijl de andere liever alleen de meest noodzakelijke informatie ontvangt. De grote lijnen kan je best blijven communiceren (eventueel via mail) en zaken over de planning (bv. wijziging van uren) moeten altijd doorgegeven worden. Vanaf het begin van de ondersteuning maak je best duidelijke afspraken. Er zijn nu eenmaal omstandigheden die maken dat er meer flexibel met uren moet worden omgesprongen. En in sommige situaties kan het verantwoord zijn om een uitzondering op de regels toe te staan. Waarschijnlijk moet je hierover onderhandelen binnen de organisatie. Baken duidelijke grenzen af en vraag hoever je mandaat als coach reikt om naar oplossingen op zoek te gaan.

96

De verzorgende en de coach in Thuiscompagnie


Profiel van de coach Net zoals de verzorgende moet de coach vanuit een passende basishouding werken. Anders is werken met maatschappelijk kwetsbare gezinnen niet mogelijk. De coach heeft een opdracht in: • het ondersteunen van de verzorgenden, • het ondersteunen van de gezinnen, • samenwerken met het team en de verantwoordelijken van de eigen organisatie in functie van een versterkende en verbindende ondersteuning, • samenwerken met externe diensten in functie van een versterkende en verbindende ondersteuning. De coach moet m.a.w. met verschillende betrokkenen op verschillende niveaus kunnen samenwerken en inzetten op het versterkend en verbindend werken. Dat vraagt van de coach verschillende kwaliteiten. Open en eerlijk zijn: • Zeggen wat men doet en doen wat men zegt. • Ook dingen doen, het stopt niet met actief luisteren. • Moeilijke thema’s helpen bespreekbaar maken: soms door een gesprek voor te bereiden met de verzorgenden, soms door zelf het gesprek met het gezin aan te gaan. Begrijpen dat het niet altijd simpel is: • Oog hebben voor de binnenkant van armoede. • Leefwereldbotsingen kunnen plaatsen. • Oog hebben voor alle levensdomeinen. Gelijkwaardigheid erkennen en in praktijk brengen: • Samen zoeken. • Niet betweterig zijn, durven toegeven dat je niet alles weet (cf. de coach staat niet in het gezin). Kunnen verbinden: • Betrokken zijn op de gezinnen en de verzorgenden. • Mensen kunnen zien in plaats van ‘probleemgevallen’. • Oog hebben voor waar verbinding leggen mogelijk is. • Mensen met elkaar kunnen verbinden. • Het belang van netwerken rond mensen kunnen zien. Actief luisteren: • Focussen op het begrijpen van de boodschap. • Toetsen of je de boodschap goed hebt begrepen. • Niet onmiddellijk oordelen en veroordelen. • Verzorgenden en gezinnen de kans geven gevoelens te uiten (te ventileren). Samen zoeken: • Feedback kunnen geven en ontvangen. • Actief bijsturen in functie van het versterkend en verbindend werken door dieper in te gaan op de situaties die de verzorgende raken (bv. Wat? Wanneer? Waarom? Hoe?). • Met de verzorgende op zoek gaan naar een taal. Wat kan/mag je zeggen in het gezin? Hoe breng je iets aan? • De waarde/relativiteit van tips goed kunnen inschatten (cf. soms heeft de verzorgende nood aan tips, maar hou altijd voor ogen dat er niet één zaligmakende aanpak is).

97


Bereikbaar zijn voor de verzorgende en voor het gezin: • Mentaal en fysiek bereikbaar zijn. • Ruimte kunnen maken voor de verzorgende wanneer ze over een gezin wil spreken. • Zich open en bereikbaar opstellen voor het gezin en de verzorgende. • Bereikbaar zijn bij crisis of problemen én bij goedlopende situaties. Ruimte geven aan de verzorgende: • In het gesprek de verzorgende ruimte geven voor zelfreflectie en feedback. • De verzorgende ruimte geven om verantwoordelijkheid te nemen (cf. de beslissing bij de verzorgende laten zonder de eigen verantwoordelijkheid te ontlopen). • Achter de verzorgende staan (en laten voelen). Anders durven kijken en dingen anders durven doen (flexibel zijn): • Het verhaal van de verzorgende en het gezin kunnen verbreden en herkaderen, zodat er nieuwe perspectieven ontstaan om naar een situatie te kijken. • Oog hebben voor de krachten die er zijn, zowel bij de verzorgende als bij het gezin, zonder moeilijkheden toe te dekken. • Bewust zijn dat deze kijk impact heeft op de eigen taakinhoud (cf. wat de coach doet) en op de taken van de verzorgende. • Verantwoord durven afwijken van de regels. Niet het onmogelijke verwachten: • Goed kunnen verkennen en inschatten welke doelen haalbaar zijn (cf. als de coach de lat te hoog legt, dan zal de verzorgende eronderdoor gaan en zal het gezin afhaken) • Kunnen inschatten wat het werken aan deze doelen kan teweegbrengen. • De kleine stappen kunnen zien en waarderen. Kunnen motiveren: • Positief bevestigen, waarderend benaderen. • Feedback geven in functie van persoonlijke groei (bv. de coach kan de verzorgende haar groeiproces laten zien). Kunnen omgaan met gedeelde verantwoordelijkheid: • De verantwoordelijkheid laten liggen waar ze hoort te zijn. • Ieder heeft zijn eigen taak. De andere hulpverleners blijven verantwoordelijk voor hun deel. • Veilig omgaan met informatie en beroepsgeheim. • Gericht tussenkomen waar nodig. Een kader geven dat duidelijkheid biedt: • Grenzen aangeven op het gebied van veiligheid en hygiëne. • Grenzen van de verzorgende ten aanzien van het gezin kunnen aangeven. • Grenzen van het gezin kunnen aangeven op een LCO (bv. Durven zeggen: ‘Wat jullie vragen, is niet haalbaar voor het gezin. Jullie verwachten te veel.’). • Duidelijk kunnen maken waar de verzorgende haar eigen grenzen overschrijdt. Kunnen inbrengen waar de grens ligt voor het gezin en voor de organisatie. De verzorgende ondersteunen om bewust met die grenzen om te gaan en achter haar staan. • De verzorgende kan bij de coach terecht met vragen over ethiek en deontologie. Een zicht hebben op andere hulpbronnen die nuttig kunnen zijn voor het gezin: • Een zicht op de regionale sociale kaart (bv. Welke ondersteuningsmogelijkheden zijn er?). • Een netwerk kunnen uitbouwen met mensen in diverse welzijnsvoorzieningen in functie van doorverwijzing. • Bereid zijn meer zicht te krijgen op mogelijkheden inzake buurtwerk, verenigingsleven, groepswerk enz. • Initiatieven rond goedkoop eten, kleding enz. weten te vinden. • Kunnen werken met de rechtenverkenner (www.rechtenverkenner.be).

98

De verzorgende en de coach in Thuiscompagnie


6

Stappen in het onder足steunings足 proces

Thuiscompagnie probeert stap voor stap met de gezinnen aan de slag te gaan. Dit hoofdstuk geeft je een overzicht van de verschillende fases in het ondersteuningsproces en de taken die de verzorgende en haar ondersteuningsfiguur daarin opnemen. Soms lopen deze fasen in elkaar over, soms wordt eens een stap terug gezet.

99


100

Stappen in het ondersteuningsproces


1. INLEIDING

In hoofdstuk 5 hebben we uitgelegd wat de functie van de coach en de verzorgende is in de aanpak van Thuiscompagnie. Hoe de coach en de verzorgende dit concreet invullen en welke ondersteuningsvormen daarbij ingezet kunnen worden, kan je lezen in hoofdstuk 8. Ook in dit hoofdstuk gaan we in op deze taken, maar we belichten dit nu vanuit de specifieke kenmerken van de hulpverleningsfase. We integreren hier ook het perspectief van het gezin. In Thuiscompagnie onderscheiden we vijf fases: • Aanmeldingfase • Intakefase • Startfase • Groeifase • Afbouwfase Elke fase heeft een eigen dynamiek. Dit betekent dat de coach en de verzorgende verschillende taken opnemen, afhankelijk van de fase waarin de hulp in het gezin zich bevindt. Deze fases zijn niet strikt afgebakend. Ze lopen soms in elkaar over. Soms moet je een stap terug zetten naar een vorige fase om daarna weer verder te kunnen gaan. Het is geen lineair proces. Dit heeft te maken met de context van het gezin die kan wijzigen. Bijvoorbeeld: als één van de ouders het werk verliest, en weer hele dagen thuis is, dan moet het gezin een nieuw evenwicht vinden. Dit heeft invloed op het werk van de verzorgende. Bij het schrijven van dit hoofdstuk hadden we in hoofdzaak de personen die het ondersteuningstraject opvolgen voor ogen: de coach of de verantwoordelijke van de dienst. De aandachtspunten en voorbeelden van aanpak kunnen echter ook andere betrokkenen uit het werkveld aanspreken en van dienst zijn. We geven eerst een schematisch overzicht. Vervolgens gaan we op elke fase dieper in.

101


Overzicht van de fasen van het ondersteuningsproces

AANMELDING- EN INTAKEFASE

STARTFASE

Aanmelding:

Installeren van de hulp

• Contact met aanmelder • Toeleidingsformulier

• Vertrouwen winnen • Mandaat verkrijgen om te mogen helpen • Opbouwen van een werkrelatie

Eerste contact: • Introductie coach in gezin • Informatie geven over en toegankelijk maken van Thuiscompagnie • Zicht krijgen op de leefwereld van de cliënt • Krachtgericht werken

Verheldering van de hulpvraag: • Verwachtingen cliënt? • Wat is vooruitgang vanuit het perspectief van de cliënt? • Mogelijke hulpbronnen? • Mogelijke obstakels? • Startmotivatie?

Selectie van het gezin: • Past het gezin in het project? (kwetsbaarheden, juiste hulpvraag, motivatie, leermogelijkheden enz.) • Eventueel verwijzen

Praktische afspraken: • Afspraken rond timing en concreet verloop van hulp • Afhandelen administratieve en financiële aspecten • Werken aan randvoor-waarden voor hulp (breekpunten m.b.t. veiligheid, sterk vervuilde situaties)

102

Stappen in het ondersteuningsproces

Invoegen • Aansluiten bij de thema’s van de cliënt • Aansluiten bij het tempo van de cliënt • Aansluiten bij de leefwereld van de cliënt Basis leggen om verbindend en versterkend te werken, door samen dingen te doen. Werken aan rust en stabiliteit.


GROEIFASE

AFBOUWFASE

Invoegen en toevoegen

Zorgvuldig afronden:

• Aansluiten bij de thema’s van de cliënt • Aansluiten bij het tempo van de cliënt • Aansluiten bij de leefwereld van de cliënt

Werken aan verandering:

• Op initiatief van cliënt of van de dienst? • Stilstaan bij de reden van afbouw (Is doel bereikt? Andere reden?) • Geleidelijk afbouwen of stoppen op korte termijn?

• • • •

Maak kwetsbaarheden bespreekbaar op een positieve manier. Durf vragen stellen naar de toekomst vanuit verwondering.

Werkdoelen stellen Aanleren van nieuwe vaardigheden Versterken wat al lukt Wegwerken van belemmerende omstandigheden

Bieden van praktische en psychosociale en (ped) agogische ondersteuning. Omgaan met dagdagelijkse beslommeringen en onverwachte (crisis)situaties.

• Erken wat er goed gaat • Sociaal Netwerk (Wie?) • Relationele Dynamiek (Luisterend Oor, advies?) • Praktisch werk (Hoe, wie?) • Angst om terug te vallen?

Omgaan met herval in oude patronen.

Evalueren en bijsturen: • van de doelen (inhoud) • van het proces (samenwerkingsrelatie)

Ruimte voor nazorg? Ruimte om terug hulp te vragen als er terug behoefte is.

Blijven afstemmen met cliënt en andere hulpverleners.

103


2. AANMELDINGFASE

Uitgangspunten van de aanmelding Vóór er met de effectieve intake wordt gestart, is er een aanmeldingfase. Dit is een ‘bufferfase’ waarin het contact tussen coach en gezin beperkt is. Kwetsbare gezinnen krijgen regelmatig hulpverleners over de vloer. Velen kennen dit al vanuit hun ‘gezin van herkomst’. Hun ervaring met hulpverlening is niet altijd positief. Om bijkomende druk op het gezin te vermijden, stelt de coach zich in deze fase eerder terughoudend op. De communicatie verloopt dan via een vertrouwenspersoon van het gezin. Uiteraard is dit een kwestie van maatwerk. Indien het gezin zelf vragende partij is om met de coach te spreken, dan kan je hier wel op ingaan. Meestal gebeurt de aanmelding door een brugfiguur uit de omgeving van het gezin. Dit kan een hulpverlener zijn of iemand die betrokken is bij de situatie. Het is eerder zeldzaam dat een gezin zichzelf aanmeldt. Wanneer dit toch het geval is, dan kan dit al een indicatie zijn van de zelfredzaamheid (kracht) die in het gezin aanwezig is. Eén van de belangrijkste uitgangspunten van Thuiscompagnie is de motivatie van het gezin. Ook al is die motivatie soms klein, uiteindelijk starten we alleen met de hulp als het gezin zelf toestaat dat er een verzorgende in huis komt. Doordat je als coach in deze fase op de achtergrond blijft, creëer je tijd en ruimte voor het gezin om na te denken over wat ze graag willen. Ze krijgen ook de kans om ‘neen’ te zeggen, zonder hun gezicht te verliezen of zonder dat hier akelige gevolgen aan verbonden zijn. Zo behoudt het gezin – van bij het begin – de controle over de situatie. Dat werkt empowerend. Daarmee leg je ook het fundament voor een vertrouwensrelatie en het veranderingsproces. In hoofdstuk 7 geven we je aan de hand van de veranderingscirkel van Prochaska en DiClemente meer informatie over motivatie en hoe je daarmee aan de slag kan gaan.

De taak van de coach in de aanmeldingfase De taak van de coach in deze fase is: • informatie geven aan de aanmelder over de werking van Thuiscompagnie, • informatie verzamelen om een eerste zicht te krijgen op de hulpvraag (anamnese), • bepalen of het gezin opgenomen kan worden in het kader van Thuiscompagnie, • de mogelijkheden van de dienst onderzoeken om de hulp op te starten, • opvolgen van de hulpvraag tot aan de intakefase.

Informatie geven en verzamelen Meestal zal de aanmelder spontaan vertellen waarom het gezin baat zou kunnen hebben bij het inschakelen van Thuiscompagnie. De coach bespreekt een aantal thema’s met de aanmelder.

Wat is de aanleiding voor de aanmelding? Deze bespreking geeft informatie over de context waarin de hulpverlening tot stand komt. Hoewel we ervan uit gaan dat de vraag van het gezin primeert, merken we - in de beginfase - dat de hulpvraag soms sterker leeft bij de hulpverlener dan bij het gezin. Het kan ook een respons zijn op

104

Stappen in het ondersteuningsproces


concrete omstandigheden waarmee het gezin geconfronteerd wordt. Voorbeelden zijn: • Is de hulpvraag een reactie op een crisissituatie in het gezin? • Is er een andere (tijdelijke) vorm van hulpverlening gestopt en wordt er gezocht naar een manier om het gezin verder te ondersteunen? • Is er eigenlijk een andere vorm van hulpverlening nodig en wordt de ondersteuning van Thuiscompagnie gevraagd om de wachtlijstperiode te overbruggen? • Is de hulpverlening/omgeving bezorgd over het welzijn van de kinderen en is de inschakeling van Thuiscompagnie een manier om het leefklimaat van de kinderen te verbeteren? • Is de hulpverlener het gezin al een tijdje aan het voorbereiden op hulp in huis, en is het gezin nu klaar om de stap te zetten? • … Dit kunnen allemaal geldige vertrekpunten zijn, op voorwaarde dat ook het gezin hier (deels) mee instemt. We starten dan met het stuk waarover er overeenstemming is.

Wat is de relatie tussen de aanmelder en het gezin? In het eerste gesprek met de aanmelder kun je peilen naar de aard van de relatie tussen de aanmelder en het gezin. Is er bijvoorbeeld al dan niet sprake van een vertrouwensrelatie? Om de mogelijke inschakeling van Thuiscompagnie bespreekbaar te maken, vinden we het belangrijk dat dit gebeurt in een sfeer waarin het gezin zich veilig voelt. Maatschappelijk kwetsbare gezinnen worden, wanneer ze niet willen ingaan op een hulpverleningsaanbod, regelmatig geconfronteerd met negatieve gevolgen. Verlies van inkomen, plaatsing van de kinderen, uithuiszetting enz. zijn daar voorbeelden van. Door de positie van de aanmelder, kan het gezin zich genoodzaakt voelen om ‘ja’ te zeggen tegen Thuiscompagnie, terwijl ze eigenlijk niet gemotiveerd zijn. Er ontstaat dan een verkapte vorm van vrijwilligheid. Dit is niet de motivatie waar we naar op zoek zijn. Als de hulpverlening in deze omstandigheden toch van start gaat, dan is de kans groot dat dit mislukt. Het gezin zal op allerlei manieren weerstand vertonen. Dit kan een bestaande negatieve dynamiek bekrachtigen, zowel voor het gezin (‘we worden niet geholpen’) als voor de hulpverlening (‘het gezin wil niet meewerken’). En dit willen we vermijden. Wanneer de aanmelder niet de positie heeft van vertrouwensfiguur, dan ga je samen op zoek naar een persoon die deze rol wel kan vervullen.

Welke elementen van kwetsbaarheid en kracht zijn er aanwezig in het gezin? De methodiek van Thuiscompagnie richt zich in de eerste plaats op gezinnen die door een langdurige opeenstapeling van uiteenlopende problemen (bv. financieel, huisvesting, opvoeding, gezondheid, …) in een negatieve spiraal geraakt zijn, waar een gezin op eigen kracht niet meer uit geraakt. In het gesprek met de aanmelder kan je doorvragen naar de verschillende vormen van kwetsbaarheid die in het gezin aanwezig kunnen zijn: • maatschappelijke kwetsbaarheid: inkomen, onderwijs, arbeid, huisvesting, gezondheid enz. • relationele kwetsbaarheid: instellingsverleden, (gebrek aan) sociaal netwerk, instabiel of problematisch gezinsleven enz. • persoonlijke kwetsbaarheid: onzeker zelfbeeld, (gebrek aan) draagkracht, zelfredzaamheid, zelfstandigheid, enz. Diezelfde elementen kunnen ook als beschermende factoren aanwezig zijn in het gezin. Wanneer de ouders bijvoorbeeld een stabiele relatie hebben, wanneer één van de ouders een vaste job

105


heeft, wanneer er een ondersteunend netwerk aanwezig is, … dan zijn dit krachten die het gezin kan aanboren om met moeilijke situaties om te gaan.

Wat is de vraag aan Thuiscompagnie? Voor de coach is het belangrijk om te onderscheiden wat de vraag is van het gezin, wat de vraag is van de hulpverlener(s), en wat de (eventuele) vraag is van de omgeving van het gezin. Hieruit kan je opmaken in welke mate de vraag aan Thuiscompagnie al doorgesproken is met het gezin. Als dit nog niet zo duidelijk is, dan kan je de aanmelder (of de vertrouwenspersoon van het gezin) helpen om dit gesprek met het gezin aan te gaan. Hij kan hiervoor het toeleidingsformulier gebruiken dat terug te vinden is in het hoofdstuk 9. Dit formulier is zo opgesteld, dat het de krachtgerichte kijk op het gezin bevordert, door zowel te vragen naar de gebieden waarop het voor het gezin nog goed loopt, als naar de aspecten waarin ze begeleid willen worden. Spreek met de aanmelder ook over wat hij kan verwachten als er een verzorgende wordt ingezet. Maak duidelijk dat hij geen spectaculaire vooruitgang moet verwachten, want dan zou de teleurstelling groot kunnen worden.

Hoe is het gezin samengesteld? Hoewel het versterkend en verbindend werken in elke hulpverleningssituatie interessant kan zijn, richt de methodiek van Thuiscompagnie zich specifiek naar gezinnen met minderjarige kinderen. Via de ondersteuning van de ouders willen we de toekomst van de kinderen een positieve impuls geven. Door zicht te krijgen op de gezinssituatie, krijg je ook al een eerste zicht op het netwerk van het gezin. De nood bij een alleenstaande moeder met een heel beperkt netwerk, kan bijvoorbeeld heel anders zijn dan bij een (soms complex) nieuw samengesteld gezin.

Zijn er contra-indicaties? De coach zal steeds nagaan of de hulp die gevraagd wordt, past binnen het functieprofiel van een verzorgende. Bijvoorbeeld: • Een verzorgende is geen pedagoog. Als de nadruk van de hulpvraag ligt op het aanleren van pedagogische vaardigheden aan de ouders, dan moet er verwezen worden naar andere vormen van hulpverlening. Een verzorgende werkt wel aan stressreductie, zodat de opvoedkundige vaardigheden die al aanwezig zijn weer een kans krijgen. Door haar aanwezigheid in het gezin kan ze ook ander gedrag ‘modellen’, zodat het gezin nieuwe mogelijkheden ziet om met hun kinderen om te gaan. Ze kan een aantal eenvoudige tips meegeven. En ook de kinderen kunnen bij haar terecht met hun verhaal. Wanneer een andere hulpverlener een pedagogische strategie in het gezin introduceert, dan kan de verzorgende dit mee ondersteunen. • Een verzorgende doet geen budgetbeheer. Ze denkt wel samen met het gezin na over de besteding van het huishoudbudget bij de opmaak van het boodschappenlijstje, of tijdens het winkelen. Ze helpt het gezin bij de opvolging van briefwisseling en facturen die betaald moeten worden. Ze kan het gezin bijstaan in de contacten met diensten, wanneer het gezin informatie nodig heeft of een regeling moet treffen.

Het is geweest dat mijn dochter constant mijn aandacht wou en dat de verzorgende zei: ‘Ja, ik zal wel efkes’. En dan ziet ge hoe ze dat doet. Zo ja, ik ga dat de volgende keer zo eens proberen. (moeder Carla)

De verzorgende geeft me ook tips met de inkopen… In het begin kocht ik altijd merken. Gisteren waren we in de Aldi. Daar heb ik dan poetsmiddel voor 99 cent … Dat is toch nog goedkoper … Ik word heel goed gesteund. (moeder Jessy)

• Een verzorgende is geen psychiatrisch verpleegkundige. Wanneer de klemtoon ligt op de begeleiding bij een complexe psychiatrische stoornis, dan is er aangepaste zorg nodig. Maar de aanwezigheid van een psychiatrisch probleem is niet automatisch een reden om de hulpvraag af te wijzen. Juist deze maatschappelijk kwetsbare gezinnen zijn ook gevoelig

106

Stappen in het ondersteuningsproces


voor allerlei psychische aandoeningen zoals bijvoorbeeld depressie of verslaving. Andere stoornissen die in de gezinnen van Thuiscompagnie regelmatig voorkomen zijn autisme en ADHD (zowel bij ouders als bij kinderen). Thuiscompagnie ondersteunt ook ouders met een mentale beperking. Het is belangrijk om een genuanceerd beeld te krijgen. De mogelijkheden, de beperkingen en de veiligheid van de verzorgende en de coach zijn doorslaggevend bij de beslissing om Thuiscompagnie op te starten.

De verzorgende van Thuiscompagnie zei ook ‘ik kan u daar [met depressie] nu niet specifiek bij helpen, maar ge moogt wel over uw problemen vertellen’. Dat zijn geen dokters, maar ze kunnen er mee omgaan. Ze worden niet kwaad en zenuwachtig en lastig. … Hier is dat meer helpen met, ja, ik heb een lichte vorm van autisme, hoe moet ge daar mee omgaan? Heel het huishouden en die kleine, hoe moet ik omgaan met het huishouden en die kleine. (moeder Kimberly)

Opvolging van de aanvraag Na het eerste gesprek met de coach gaat de aanmelder/vertrouwenspersoon met de verkregen informatie en het toeleidingsformulier terug in dialoog met het gezin. Als het gezin akkoord gaat, dan bezorgt hij het ingevulde formulier terug aan de coach. Meestal volgt er dan een nieuw contact, dat kan leiden naar een intakegesprek. We volgen hierin het tempo van het gezin.

Wat als de aanmelder niets meer laat horen? Soms laat de aanmelder, na het eerste contact, niets meer van zich horen. Misschien ervaart het gezin te veel drempels of misschien ziet het gezin de ondersteuning door Thuiscompagnie wel zitten, maar kan of wil de aanmelder er verder geen tijd in steken. De coach kan dan na een tijd zelf terug contact opnemen met de aanmelder. Bied aan om samen met de aanmelder na te gaan welke drempels er zijn om niet op het aanbod van Thuiscompagnie in te gaan. Misschien kan je samen met de aanmelder naar het gezin gaan om de werking uit te leggen. Dit vraagt dat de aanmelder daarna ook bereid is om het proces met de cliënt verder te gaan. Als de aanmelder er verder geen tijd in wil of kan steken, dan zal je zelf naar een andere hulpverlener moeten zoeken die bereid is op weg te gaan met het gezin. Dat wil zeggen dat die persoon, samen met het gezin, kan uitzoeken of Thuiscompagnie iets is dat hen zou kunnen helpen. Je kunt dat ook zelf opnemen als je daar de tijd en de ruimte voor hebt.

Kan het gezin opgenomen worden in het kader van Thuiscompagnie? Om al deze informatie te ordenen, kan de coach gebruik maken van twee hulpmiddelen: het toeleidingsformulier (ingevuld door de aanmelder/vertrouwensfiguur) geeft zicht op de inhoudelijke hulpvraag, en het formulier voor doelgroepafbakening geeft zicht op de zorgzwaarte (zie hoofdstuk 9). Op basis van deze anamnese beoordeelt de coach een eerste keer: • of het gaat om een maatschappelijk kwetsbaar gezin, • of de vraag goed is doorgesproken met het gezin, • of de vraag door de inzet van Thuiscompagnie beantwoord kan worden. Als het antwoord op die drie vragen positief is, dan wordt het gezin opgenomen in Thuiscompagnie en kan er een eerste contact volgen tussen de coach en het gezin. Je geeft aan de aanmelder informatie over het verdere verloop van de procedure, zodat hij weet wat er met de aanmelding gaat gebeuren. Als Thuiscompagnie niet de meest gepaste dienstverlening is om op die vraag in te gaan, dan vertel je dat meteen en help je de aanmelder naar alternatieven zoeken. Dat voorkomt overbodig werk en teleurstelling.

107


Kan de organisatie de hulp starten? Als het gezin opgenomen kan worden in Thuiscompagnie, dan bespreek je de aanmelding op het team of met de sectorverantwoordelijke(n). Hebben we een verzorgende die in dit gezin zinvol ingezet kan worden? Indien positief, dan ga je een eerste keer op bezoek bij het gezin. Dat is de start van de intake. Indien er op relatief korte termijn geen verzorgende beschikbaar is, neem dan terug contact op met de aanmelder. De snelheid waarmee de hulp gestart wordt, is niet alleen afhankelijk van de dienst. Voor sommige gezinnen kan het goed zijn om niet meteen na een aanmelding met gezinszorg te starten. Er mag gerust wat tijd overheen gaan. Op die manier raken de gezinsleden vertrouwd met het idee dat er een verzorgende gaat komen, en kan hun motivatie groeien. In deze periode blijft de coach regelmatig contact houden met het gezin en wordt er ondertussen gewerkt aan het scheppen van de juiste randvoorwaarden. Bijvoorbeeld: motivatie, veiligheid, financiële mogelijkheden enz. Maar soms is een gezin al van bij de aanmelding erg gemotiveerd om aan de slag te gaan. Het is dan belangrijk om van dit momentum gebruik te maken om de hulp te starten. We merken dat deze motivatie ook weer kan verdwijnen als het gezin te lang moet wachten op een verzorgende. Er is dan een reële kans dat het gezin weer afhaakt.

Ik was superblij. Ah eindelijk een hulp. Dan geraak ik hier toch ook vooruit. Ja, ik was super superblij. (moeder Wendy)

CIJFERS

Ik heb er zelf naar gevraagd. Ik had er eerst uitleg over gekregen en ze zeiden ‘denkt erover na’. Ik heb mijn eigen daar direct voor open gesteld, ik zei ‘Ik moet aan mijn eigen en aan mijn kinderen denken.’ (moeder Femke)

Voor 15 % van de gezinnen die werden aangemeld in de periode januari 2011 – december 2013, werd geen traject in Thuiscompagnie opgestart. Een beperkte bloemlezing van geregistreerde redenen illustreert in welke complexe situaties gezinnen kunnen zitten.

het gezin ziet af van de aanvraag • • • • • • • • • • • •

wegens plaatsing van de kinderen heeft het gezin de interesse verloren moeder is ondertussen opgenomen in psychiatrisch ziekenhuis partners waren het onderling niet eens over het inzetten van de hulp (2 keer) vader heeft werk verloren, hulp in huishouden is nu niet nodig omdat hij nu kan helpen het gezin is verhuisd (3 keer) het gezin is uit het land gezet het gezin is uit huis gezet (2 keer) het gezin wil niet meer (7 keer) het gezin wil een oplossing zoeken binnen het eigen netwerk het gezin zit in een crisissituatie en staat op het moment niet meer open voor Thuiscompagnie het kost te veel gezin krijgt ondertussen kraamzorg via andere dienst

de hulpvraag kan niet worden opgelost door de inzet van Thuiscompagnie • • • • • •

er is geen vraag naar leren (4 keer) de moeder is zwaar ziek en kan niet meedoen – reguliere gezinszorg is beter aangewezen (2) gezin vraagt uitsluitend poetshulp; dat kan worden opgenomen door de zus van mama willen reguliere poetsdienst; geen tijd om zelf huishouden te doen omwille van ziekte kind. heel weinig groei mogelijk, eerder gewone poetsdienst nodig nood aan meer gespecialiseerde hulp omwille van borderline

er kan geen intakegesprek plaats vinden • • • •

na het geven van het toeleidingsformulier laat aanmelder het afweten (2 keer). de coach krijgt na herhaaldelijke pogingen, geen intake met het gezin geregeld (2 keer) hulp geannuleerd door spilfiguur; was achteraf bekeken niet echt meer nodig het gezin woont niet in het werkgebied en wordt doorverwezen naar andere dienst

108

Stappen in het ondersteuningsproces


3. INTAKEFASE

Uitgangspunten van de intakefase Het belangrijkste van de intakefase is het leggen van de basis voor een vertrouwensrelatie. Hoe je het in deze fase aanpakt, is bepalend voor de latere mogelijkheden om een betekenisvolle relatie met de gezinsleden aan te gaan. Net zoals bij elke nieuwe ontmoeting hangt er veel af van die ‘eerste indruk’. Vergeet dus niet dat in deze fase het verzamelen van informatie ondergeschikt is aan het opbouwen van een relatie. Neem de tijd om een band te laten groeien. Dat betekent dat je soms een verzorgende kan laten starten zonder dat je een antwoord hebt op alle vragen. Dit maakt dat de intake voor Thuiscompagnie anders verloopt dan een ‘gewone’ intake. De thema’s uit het toeleidingsformulier bieden je al wat basisinformatie. De intake maakt ook de kwetsbaarheid en de krachten binnen het gezin duidelijker. De intake leert je welke praktische zaken er zullen moeten worden opgenomen, en tegelijk zoek je uit waarom het gezin er niet in slaagt om die taken zelf te doen. Tijdens de intake kijk je dus breder dan enkel de praktische problemen waarvoor de hulp wordt gevraagd. De intake is immers een eerste stap naar verbinding. Soms vertellen mensen graag (een deel van) hun levensverhaal. Dat helpt je om inzicht te krijgen in hun situatie en waarom ze er zo moeilijk toe komen om daar iets aan te veranderen. De buitenwereld interpreteert dit vaak als ‘niet willen’. In veel gevallen gaat het ook om ‘niet kunnen’, zoals: het niet geleerd hebben, er niet de middelen voor hebben, niet meer weten hoe eraan te beginnen, overspoeld zijn door de vele problemen die elkaar versterken enz. Door hiernaar te luisteren krijg je – vaak tussen de regels door - ook een idee van waar de motivatie van het gezin in kan zitten. Dit helpt om de hulp meer op de maat van het gezin af te stemmen. Natuurlijk beluister je dit met respect voor de grenzen van het gezin. Je moet tijdens de intake niet in hun verleden en kwetsuren spitten. Tijdens de intake legt de coach ook de basis voor het verbindend en versterkend werken. Zonder afbreuk te doen aan de ernst van hun situatie, is er ook steeds aandacht voor de krachten en hulpbronnen van het gezin, voor hun mogelijkheden, hun inzet, en de wijze waarop ze weten te overleven in een precaire situatie. Als coach heb je al van in de intakefase aandacht voor mogelijke leefwereldbotsingen, zodat je de verzorgende hierop kan voorbereiden, of samen kan zoeken naar verschillende manieren om hier mee om te gaan. Tijdens de intake zal de coach vooral invoegen en erkenning geven aan het verhaal van het gezin. Je staat stil bij de betekenis die het gezin zelf geeft aan hun situatie, en wat het voor hen betekent om (alweer) een hulpverlener over de vloer te krijgen. Je stelt mensen op hun gemak. Je moet niet alles checken. De situatie van het gezin wordt wel duidelijker met de tijd, en dan wordt vanzelf duidelijker wat de opdracht van de verzorgende in dat gezin juist gaat zijn. Ook dat is een wezelijk verschil met een ‘gewone’ intake.

109


De taak van de coach in de intakefase Tijdens het intakegesprek wordt de informatie uit de aanmeldingfase getoetst bij het gezin. Er worden ook nieuwe gegevens verzameld, informatie gegeven over de werkwijze van de dienst, wederzijdse verwachtingen besproken en er worden een aantal afspraken gemaakt. Er wordt dus heel veel uitgewisseld, uitgelegd en afgesproken. Voor het gezin kan dit overweldigend zijn. Om overbelasting te vermijden, werkt het beter wanneer de intake over een aantal gesprekken gespreid wordt. Dat neemt meer tijd in beslag, maar het geeft aan het gezin ook de tijd om even na te denken. Hiermee vergroot de kans dat ze de hulp zullen toelaten. Je kunt dan tijdens een volgend gesprek ook nog eens checken of zij en jij alles goed begrepen hebben. Uiteraard moet je niet te veel tijd tussen die gesprekken laten. De taak van de coach in de intakefase is: • jezelf als coach in het gezin introduceren, • drempels verkleinen die het gezin kunnen tegenhouden om op het aanbod Thuiscompagnie in te gaan, • zicht krijgen op de leefwereld van het gezin, • verhelderen van de hulpvraag, • randvoorwaarden creëren die de hulpverlening mogelijk maken, • opmaken van een administratief dossier, • praktische afspraken maken over de hulpverlening.

Voorbereiding van het intakegesprek Als de aanmelder met het gezin over Thuiscompagnie gesproken heeft en het gezin akkoord is dat er iemand van Thuiscompagnie langs komt, dan kan de coach aan de aanmelder vragen om de afspraak voor de intake te maken. Tijdens de aanmeldingfase heeft de vertrouwenspersoon of aanmelder Thuiscompagnie al geïntroduceerd in het gezin. Het intakegesprek bouwt hierop verder. De omstandigheden waarin dit gesprek plaatsvindt zijn minstens even belangrijk als de inhoud van het gesprek. De coach en de aanmelder (wanneer die aanwezig is) moeten een atmosfeer creëren waarin het gezin zich veilig kan voelen.

Wie is er aanwezig tijdens het intakegesprek? Overleg vooraf met de aanmelder of hij je kan voorstellen aan het gezin. Hij kan hen van tevoren vragen of ze graag willen dat er een vertrouwenspersoon aanwezig is tijdens het gesprek. Dit kan de aanmelder zelf zijn, of iemand uit hun omgeving door wie ze zich gesteund voelen (bv. een familielid, een goede buur, een kennis enz.). Deze persoon kan mee luisteren naar de uitleg die je geeft, en kan de vragen van het gezin helpen verwoorden als ze dat zelf moeilijk vinden. Zo is het bezoek voor hen minder bedreigend. Als er een persoon van buiten het gezin aanwezig is, houd er dan rekening mee dat je geen vertrouwelijke thema’s aansnijdt, tenzij het gezin dit zelf doet. Bijvoorbeeld: een buur kan een sterke steun zijn bij het oplossen van praktische problemen, maar is daarom niet op de hoogte van de financiële situatie van het gezin, van het gerechtelijk verleden of van de psychiatrische diagnose van een gezinslid. Blijf dus alert. Probeer het huisbezoek te plannen als alle volwassenen in het gezin aanwezig zijn. Want het is niet omdat de vraag naar Thuiscompagnie gesteld wordt vanuit ‘het gezin’, dat alle gezinsleden op dezelfde lijn staan. Het kan gebeuren dat één van beide partners wel verandering wil, en

De kinderen, die vonden dat wel fijn. … mijn man die heeft niet graag vreemden in huis. Die is heel wantrouwig, die moet eerst de mensen zo eens leren kennen. Dat is meer een afwachtende. Die wou dat eigenlijk niet. … Als de verzorgende hier de eerste keer was, dan was mijne man ook thuis en dat klikte enorm. … Ja, hij staat er nu heel anders tegenover. Ja, hij ziet ook dat er hulp is, dat ik er niet alleen voor sta, dat er ook meer dingen gedaan worden. (moeder Wendy)

110

Stappen in het ondersteuningsproces


dat de andere daar (nog) niet voor open staat. In een gezin waar meerdere generaties samenwonen, kan er een groot verschil zijn in de manier waarop gezinsleden kijken naar de ‘bemoeienissen’ van een verzorgende. Door met iedereen hierover in dialoog te gaan, kunnen deze verschillen aan bod komen. Wanneer de gezinsleden het niet eens geraken, zou het kunnen dat de aanmelder eerst met hen moet onderhandelen om ervoor te zorgen dat het intakegesprek kan doorgaan. Ook dit vraagt tijd.

Gho, de kinderen, die vonden dat een indringer in huis. Ja, die krijgen dus, die voelen wel goed aan dat de mama meer leidingschap begon te krijgen. Dat is natuurlijk moeilijker bij de oudere. (moeder Lelie)

Als er oudere kinderen zijn in het gezin, probeer hen dan ook te horen. Onderschat nooit de invloed die zij kunnen hebben - zowel in positieve als in negatieve zin - wanneer ouders beslissen om al dan niet een verzorgende toe te laten in het gezin. In sommige gezinnen nemen kinderen al vanaf jonge leeftijd taken op in huishouden of in de zorg voor broertjes en zusjes. Het is belangrijk dat zij gezien worden in hun inzet, en dat ze erkenning en respect krijgen voor wat ze doen in het gezin (ook al is de rol die ze opnemen volgens de huidige pedagogische normen niet zo gezond). Als je meerdere keren op huisbezoek gaat is de kans ook groter dat je iedereen van het gezin kan spreken.

In het begin, ja dat is dan zo raar als er dan iemand komt van ja, die komt dan kuisen. Want daarvoor deed mama dat allemaal zelf en zo. En toen we die zagen, die zag er dan wel keitof uit. Alleen was dat in het begin wat raar, want dan moesten we nog wennen aan haar. … Nu, ja, nu moeten wij niet meer zo veel helpen en zo. Ja want wij helpen mama. Nu dat de verzorgende hier een keer komt in de week, dan is dat toch wel, ja, zo leuker dan ja. … Meestal als we van school komen dan helpen we ons mama met zo wat dingen en dan doen we ons huiswerk en zo. Nu is dat eigenlijk wat verminderd. Ja, ik vind dat eigenlijk wel goed. Want nu heb ik meer tijd voor mijn huiswerk. Ik ben heel slecht in wiskunde, en dan heb ik nu meer tijd om te studeren. (jongere Xena)

Waar gebeurt de intake? De intake gebeurt het liefst in het huis waar het gezin woont. Het is immers daar dat de verzorgende zal werken. Het is ook de plek waar het gezin zich het meest ‘baas’ voelt, het is hun eigen terrein. Maar een gezin dat sociale uitsluiting aan den lijve ervaart, is zich er meestal van bewust dat zij ‘anders’ zijn dan de anderen. Zij zijn al veel onbegrip en afkeuring tegengekomen over hun levenswijze. In die omstandigheden kan het erg ingrijpend zijn om een vreemde in huis te laten. Dit kan angst oproepen: ‘Wat gaat die allemaal zien en wat gaat die denken over mij? Wat verwachten ze nu weer van mij? Wat ga ik nu weer moeten doen? Gaan die mij nu ook veroordelen?’ Al die hulpverleners en al die vragen maken mensen soms erg zenuwachtig. Hulpverlening wordt dan een bron van stress. Als de schaamte in het gezin te groot is, en ze zijn er nog niet aan toe om iemand in hun huis toe te laten, dan ga je best op zoek naar een alternatief. Je kan hen misschien eerst uitnodigen op je bureau of op een dienst waarmee ze vertrouwd zijn (bv. OCMW, wijkcentrum in de buurt). In de keuze van de locatie vertrek je steeds vanuit wat er voor het gezin haalbaar is (maatwerk). Zo respecteer je hun grenzen en kan je toch uitleggen wat Thuiscompagnie inhoudt. De aanmelder weet wel wat de beste strategie is.

111


Interne afstemming over de hulp Wanneer je op intake gaat, moet je ook al een idee hebben van de praktische mogelijkheden om de hulp op te starten. In de aanmeldingfase heb je de gezinssituatie en de hulpvraag al een eerste keer besproken op het team, om te beoordelen of het gezin opgenomen kan worden in de werking van Thuiscompagnie. Voor je op intake gaat stem je opnieuw af met de dienst in functie van de concrete marges om de hulp te starten. Bespreek met je dienst wat mogelijk is op het vlak van de frequentie van de hulp, de termijn waarbinnen de hulp gestart kan worden, de mogelijkheden om flexibel te werken enz. Het gezin gaat hier zeker naar vragen. Zorg voor een goede interne communicatie. Bespreek vooraf hoe je de verantwoordelijke van de dienst op de hoogte kan houden. Dit hangt af van de afspraken die er binnen de dienst gelden en van de stijl van de verantwoordelijke van de dienst. Bijvoorbeeld: De ene verantwoordelijke wil in alles zoveel mogelijk betrokken worden, terwijl de andere liever alleen de meest noodzakelijke informatie ontvangt. De ene verantwoordelijke zal de ondersteuningsdoelen willen kennen, de andere niet.

Op intake We spreken over een ‘intakefase’ omdat de intake gespreid kan worden over meerdere contactmomenten met het gezin (bv. persoonlijk contact, telefonisch, via tussenpersonen enz.). Plan voldoende tijd in voor de gesprekken en wees bereid om je te laten verrassen door het onverwachte. Gezinnen maken soms buitengewone dingen mee, die je als persoon of als coach niet onberoerd laten. Ze willen hier ook graag over vertellen. Vaak zijn de problemen veel groter dan we met gezinszorg kunnen oplossen. Maar het is wel belangrijk om hier zicht op te krijgen, omdat dit de context bepaalt waarin de verzorgende straks terecht zal komen. Hier doen we een voorstel over de thema’s die in de verschillenden gesprekken aan bod kunnen komen. Maar opnieuw: elk gezin is uniek, de inhoud van het gesprek kan variëren naargelang de thema’s die voor het gezin op de voorgrond staan. Tijdens het eerste gesprek (eventueel in aanwezigheid van een vertrouwensfiguur): • krijg je zicht op de leefwereld van het gezin, • maak je kennis met de gezinsleden, • stel je jezelf voor als coach, • leg je het doel van Thuiscompagnie nog eens uit (de aanmelder heeft dit al eerder gedaan), • bespreek je de vraag en de verwachtingen van het gezin: het praktische, de stijl van de verzorgende, wat wil het gezin en wat wil het niet enz., • bespreek je hoe Thuiscompagnie en de dienst gezinszorg met informatie over het gezin omgaat (beroepsgeheim), • bekijk je al een aantal randvoorwaarden (o.a. veiligheid, financieel, administratie, materiaal enz.), • bespreek je met het gezin of er een volgend gesprek mag plaats vinden. Tijdens het tweede gesprek, (eventueel in aanwezigheid van de verantwoordelijke van de dienst gezinszorg): • kan je de afspraken van het eerste gesprek nog eens rustig checken, • leg je uit bij wie ze voor wat terechtkunnen (bv. administratieve vragen, invulling van het werk van de verzorgende, moment dat de verzorgende komt), • bespreek je de werking van de dienst: het huishoudelijk reglement, regels en afspraken, • wordt het administratief dossier opgemaakt, • volg je (indien nodig) de randvoorwaarden op (o.a. veiligheid, financieel, materiaal). Misschien is er een derde gesprek nodig, waarin je bekijkt welke drempels er nog zijn om met de hulp van start te kunnen gaan. Laat niet te veel tijd tussen de gesprekken. Thuiscompagnie belooft immers echte, voelbare steun en niet alleen ‘praten over’.

112

Stappen in het ondersteuningsproces


Op welke manier de gespreksthema’s ter sprake gebracht kunnen worden, lees je in de volgende punten.

Wat kan aan bod komen in het eerste gesprek Het eerste gesprek ligt in het verlengde van de aanmeldingfase. Dit wil zeggen dat de coach en het gezin nog steeds aan het onderzoeken zijn of Thuiscompagnie de gepaste oplossing is voor het gezin. Het is dus een vrijblijvend gesprek, een eerste kennismaking, waarna het gezin nog altijd kan beslissen of ze wel of geen gebruik zullen maken van het aanbod. Het is belangrijk dat dit vooraf aan het gezin duidelijk gemaakt wordt. Vanuit de empowerment-gedachte willen we hen immers zoveel mogelijk zeggenschap geven in de situatie.

Zicht krijgen op de leefwereld van het gezin Vanaf het eerste contact met het gezin, ervaren we hoe het gezin ‘bestaat’. Dat begint al aan de voordeur. Het zou kunnen dat dit botst met je eigen waarden en normen, of dat je als coach geconfronteerd wordt met een situatie waarop je niet zo snel een antwoord klaar hebt. Enkele voorbeelden uit de praktijk:

• Er is wel een afspraak gemaakt met het gezin, maar ze zijn het vergeten. • Als de deur open gaat wordt je begroet door vier enthousiaste honden. • Op het moment van het huisbezoek blijkt het gezin bezoek te hebben en zij komen er gezellig bij zitten. • In het midden van het gesprek bedenkt papa dat hij nog sigaretten moet gaan halen. Hij staat op en vertrekt. • Je bent rustig in gesprek met het gezin. Ineens valt er een groot stuk kalk van de muur. • Je komt in de namiddag bij het gezin toe en na 2 keer aanbellen verschijnt mama in pyjama aan de deur. Ze lag te slapen. Het gesprek verloopt in een slaperige sfeer, en ze lijkt niet echt wakker te worden. • Papa begroet je met een blikje bier in de hand. De aanmelder heeft je verteld dat hij enkele weken geleden een ontwenningskuur gevolgd heeft.

Blijf je bewust van wat er op dat moment door je hoofd gaat. De kans is groot dat je al een oordeel klaar hebt. En het zou kunnen dat het gezin dit aanvoelt. Bedenk dan dat je dit gezin wil leren kennen, en inzicht wil krijgen in hoe hun leven eruit ziet. Je kan een basishouding aannemen van nieuwsgierigheid. Hoe kan je de situatie die zich voordoet begrijpen vanuit het perspectief van het gezin? Hoe kijken ze er zelf naar? Kijk niet alleen naar hun gedrag, maar heb ook aandacht voor de binnenkant: wat zijn hun gevoelens, verwachtingen, onmacht, verlangens? Je kan hier slechts een open dialoog over aangaan, als het gezin voelt dat jij je respectvol opstelt en dat je hen niet veroordeelt.

Kennismaking met het gezin Het is de moeite waard om te proberen met beide partners tegelijk de intake te doen. Soms is dat niet gemakkelijk. Misschien ontvangt de vrouw je, terwijl de man naar de televisie blijft kijken. Je doet niets verkeerd als je hem uitnodigt om erbij te komen zitten. Door ieder gezinslid (ook de kinderen) tijdens de intake aandacht te geven toon je dat je hun mening, hun beleving en hun inzet ook belangrijk vindt. Het is ook een voorwaarde om je meerzijdig partijdig te kunnen opstellen. De komst van de verzorgende zal voor alle gezinsleden immers consequenties hebben. Daarom moet je als coach de belangen en de inzet van elke betrokken partij onder ogen willen zien. Meerzijdige partijdigheid betekent dat je een positie inneemt waarin je de verschillende partijen helpt om hun standpunt

Coach: Ik probeer altijd met alle volwassenen in het gezin te praten, zeker met vader en moeder. Als iemand afzijdig blijft, probeer ik die er toch bij te betrekken. Ik zal dan naar zijn/haar mening vragen. Maar dat hoeft dan niet noodzakelijk over de rol van de verzorgende te gaan of de steun die ze nodig hebben. Ik ga het met hem over iets hebben wat hem als persoon interesseert omdat die daar mee bezig is (bv. de auto, de plasma-tv enz.).

113


te verduidelijken en begrijpbaar te maken voor de anderen, zonder dat je hier zelf een oordeel over uitspreekt. Dit staat tegenover het éénzijdig partij kiezen voor één gezinslid. Als één van de gezinsleden het gevoel heeft dat hij niet gehoord wordt, dan kan dat extra weerstand oproepen.

Ja, mijn man vindt het ook wel goed. Ja, hij ziet de verzorgende eigenlijk nooit. Hij denkt meer van als het voor mij goed is, dan is hij daar blij mee. Ja, mijn partner die vindt het ook wel fijn als hij nu thuiskomt, dan komt hij in een schoon huis zeg maar. (moeder Christina)

Elk gezinslid heeft zijn verhaal. Het is niet jouw taak om naar de waarheid te zoeken. Als een vrouw over haar man zegt dat die ‘lui is’, dan zegt die vrouw ook iets over zichzelf. Bijvoorbeeld: ‘ik krijg mijn man niet in gang’. Het is belangrijk dat te onthouden en daar op het juiste moment, als er voldoende vertrouwen is, met de vrouw op terug te komen. Want als de verzorgende er toch in slaagt om de man tot actie aan te zetten, dan zou het kunnen dat de vrouw kwaad wordt, omdat haar man voor de verzorgende wél doet, wat hij aan zijn eigen vrouw weigert. Dan moet je daarover kunnen praten. Je kan die ruimte tijdens het intakegesprek al creëren door te vertellen dat je soms merkt dat gezinsleden veranderen in hoe ze met elkaar en met hun taken omgaan, als de verzorgende in huis is. Het volledige gezin schept het kader waarbinnen de verzorgende kan werken. Het kan zijn dat de ene partner een vraag stelt en de andere beperkingen oplegt. Het zou kunnen dat de ene partner zich engageert om samen te werken, en dat de andere partner met rust gelaten wil worden maar wel bereid is om hulp toe te laten. Als de verzorgende eenmaal in het gezin is binnengekomen, dan betekent dat wel dat alle gezinsleden dat toelaten. Als één van beide partners er niet in wil meestappen dan betekent dat in de praktijk meestal dat de deur voor de verzorgende gewoon dicht blijft.

Ik dacht in het begin zo van wat komt die hier doen? Ik heb daar geen zakens mee, die komen voor haar. … Ik heb mijn eigen huishouden. Wat komt die zich hier moeien? Ja, in het begin. En dan uiteindelijk zag ik dat mijn vrouw ermee geholpen werd. … De verzorgende die helpt haar bijvoorbeeld wel. (vader Robert)

Stel jezelf voor als coach Bedenk vooraf hoe je in het gezin kan spreken over je rol als coach. Het is niet zo gemakkelijk om aan het gezin duidelijk te maken wat de plaats van de coach juist is. De thuisbegeleidingsdienst doet concrete dingen, de verzorgende doet concrete dingen, maar de coach? Probeer een taal te vinden waarmee je duidelijk kan maken dat jij speciaal naar hen toe komt om naar hen te luisteren. Aanwijzingen daarvoor vind je in hoofdstuk 5 bij de taakbeschrijving van de coach en in . Het is jouw job om ervoor te zorgen dat ze de ondersteuning krijgen die overeenkomt met wat zij graag zouden hebben. Die vraag kan immers evolueren. Als omstandigheden wijzigen, dan willen ze misschien dat de verzorgende hen bij andere dingen ondersteunt dan eerder was afgesproken. Als alles goed gaat tussen de verzorgende en het gezin, dan lijkt die rol van coach misschien overbodig. Toch is dat contact tussen gezin en coach nodig. Een keer per maand is wellicht te rigide en niet in alle situaties nodig. Af en toe langslopen, ook als het goed gaat, is toch aangewezen. Het is goed regelmatig de vraag te stellen of er nog aan de ‘juiste’ dingen gewerkt wordt. Je kan samen met het gezin overlopen welk traject is afgelegd, je kan bemoedigen … Een bezoek van de coach is de bevestiging van een buitenstaander die tijd voor hen maakt en die hun inspanning ziet.

114

Stappen in het ondersteuningsproces

De coach komt in feite wel altijd vragen hoe het gaat en zo. Dan kunt ge toch uwen uitleg doen en zo. Tot nu toe heb ik toch nog geen klachten moeten vertellen. In feite ja, daar heb ik toch altijd veel kunnen tegen vertellen en dan vraagt ze ook van wat gaat er goed; Dan ziet ge dat eigenlijk ook meer veranderen. Toch wel. Dan ziet ge dat al veranderen van hoe dat het in het begin was, tegenover daarna, dat wel. (moeder Carla)


Thuiscompagnie toegankelijk maken voor het gezin Het leven van een kwetsbaar gezin verloopt vaak turbulent en onvoorspelbaar. Ook de motivatie van het gezin kan in de beginfase nog heel troebel zijn. Dit heeft invloed op de manier waarop het gezin luistert naar de uitleg die je geeft, en hoe die informatie – soms vervormd– bij hen binnenkomt. Toch wil je aan het gezin duidelijk maken wat het doel is van Thuiscompagnie en hoe we tewerk gaan (cf. het verbindend en versterkend kader). Om dit zo toegankelijk mogelijk te maken voor het gezin, is het belangrijk dat je deze informatie aanbiedt op hun maat (taalgebruik), aansluitend bij hun leefwereld (herkenbaarheid). Tijdens de aanmeldingfase heeft ook de aanmelder aan het gezin al één en ander verteld over Thuiscompagnie. Was dat allemaal duidelijk voor hen? Hebben ze er al eens over nagedacht? Hebben ze er al eens met elkaar over gesproken? Wat vonden ze daarvan? Wat heeft hen doen vragen naar hulp in het huishouden? Sommige gezinnen zullen een duidelijk beeld hebben van de hulp, en voor anderen zal dat eerder vaag zijn. Vraag je af wat het gezin hierin van jou nodig heeft (maatwerk). Je kan hen uitleggen dat er een verzorgende gaat komen die hen kan helpen bij de praktische dingen van het dagelijks leven. Dat kunnen huishoudelijke zaken zijn, of helpen bij de verzorging van de kinderen, of eens meegaan naar een dienst als ze iets moeten regelen enz. Als de verzorgende aan huis komt, dan zal ze vragen waar het gezin die dag graag aan wil werken (participatie). Maar ze komt niet om alles alleen te doen (niet overnemen). Het is de bedoeling dat ze de dingen samen met het gezin doet (er is een werkrelatie). Dat wil zeggen dat de verzorgende samen met hen nadenkt over wat er moet gebeuren (keuzes maken), over wat daarvoor nodig is (kritisch leren denken), en hoe ze eraan kunnen beginnen (planmatig werken). Ze gaan samen op zoek naar wat voor het gezin goed werkt, en wat niet (mogen leren uit fouten). De verzorgende kan daarbij ook tips geven (praktijkgericht). Op deze manier kunnen ze een andere aanpak uitproberen (weer grip krijgen op de situatie). Uiteindelijk is het de bedoeling dat het gezin weer alleen verder kan (autonomie verhogen). Leg ook uit dat de hulp tijdelijk is, maar dat daar geen einddatum op staat. Het gezin mag mee bepalen hoe vaak de verzorgende aan huis komt, en hoelang de hulp zal duren (besef van invloed). Als ze vinden dat het genoeg geweest is, dan mogen ze dat ook zeggen (eigenaarschap). Daarom zal de coach regelmatig eens binnenspringen om te kijken of alles nog naar wens verloopt (evolutiegesprek). Samen met de verzorgende gaan we dan rond de tafel zitten, en bekijken we waar ze mee bezig geweest zijn. We kunnen dan kijken naar wat er al goed gelukt is, en of er misschien ook obstakels zijn. Als het gezin ergens niet mee akkoord is, dan mag dat ook gezegd worden (assertiviteit). Dan kunnen we bekijken of we het op een andere manier kunnen aanpakken, zodat het gezin er wel achter kan staan. In hoofdstuk 9 gaan we daar verder op in.

115


Bespreek hoe wordt omgegaan met de informatie over het gezin Vanaf het begin proberen we zo transparant mogelijk te zijn over de wijze waarop we met informatie over het gezin omgaan. Vertel het gezin dat zowel de coach als de verzorgende gebonden zijn aan beroepsgeheim. Dit wil zeggen dat ze informatie over het gezin niet zomaar mogen doorvertellen. Zij mogen wel onderling informatie uitwisselen, als dit belangrijk is voor de werking in het gezin. De coach onderhoudt regelmatig contact met de verzorgende. Dat wil zeggen dat de verzorgende de coach op de hoogte zal houden van de dingen die ze aan het doen zijn. De verzorgende moet de coach ook informeren wanneer ze iets tegenkomt waarover ze zich zorgen maakt. De coach zal dan contact opnemen met het gezin om dit te bespreken. Soms werken we ook samen met andere diensten of hulpverleners die aan huis komen. Ook hier kan het wel eens nodig zijn om informatie uit te wisselen, zodat we van elkaar weten waar we mee bezig zijn. Dit doen we alleen als het de situatie van het gezin ten goede komt (hierover lees je meer in hoofdstuk 11).

Bespreek de vraag en de verwachtingen van het gezin Door enerzijds stil te staan bij hun leefwereld, en anderzijds te spreken over de werkwijze van Thuiscompagnie, ga je samen met de gezinsleden nadenken over wat ze juist nodig hebben. Deze dialoog gebeurt in een sfeer van (relationele) gelijkwaardigheid. Toon je betrokkenheid (presentie) en erken dat het gezin de expert is in zijn eigen situatie. Meestal weten mensen intrinsiek wel wat ze willen, maar kunnen ze dit moeilijk formuleren in doelgerichte termen. Of ze weten wel wat ze níet meer willen, maar hebben ze nog geen idee van wat ze wél willen, van wat er in de plaats zou kunnen komen. Het is dus belangrijk dat jij je goed kan invoegen in hun situatie. Dit doe je door actief te luisteren: vraag door, parafraseer, stel verbredende vragen en check steeds of je hen goed begrepen hebt. Op deze manier kan je spiegelen wat je van het gezin hoort en ziet. Dit helpt het gezin om afwegingen te maken over wat ze wel en niet belangrijk vinden. • Wat zijn de verwachtingen van het gezin? Hebben ze al iets in gedachte of weten ze het nog niet goed? Hun vraag kan soms heel helder zijn, bijvoorbeeld: ‘ik wil leren opruimen’, ‘ik wil voor kerstmis de living ordenen’. En soms is dit ook heel troebel: ‘ik weet niet meer waar ik nog moet beginnen’. • Wat is vooruitgang voor hen? Wat willen ze graag anders zien? Waar heeft het gezin last van? • Wat is hun motivatie om hulp te vragen? Wie in het gezin is gemotiveerd? Hoe staan de andere gezinsleden hier tegenover?

Probeer hun vraag zo concreet mogelijk te maken. Door hierover met hen in gesprek te gaan, worden ook hun opvattingen, waarden en normen duidelijker. Wat betekenen termen zoals: opgeruimd, rommel, proper, rustig, op tijd, hygiënisch, gezond, lekker, braaf enz. voor het gezin in kwestie? Je krijgt daardoor ook een beeld van welke stijl van verzorgende in dit gezin zou kunnen passen, wat haar taak zou kunnen zijn, en waar de mogelijkheden en grenzen van haar opdracht liggen. Als de vraag concreet is, verhoogt ook de kans dat gezinsleden die wat verder af staan, toch iets meer betrokken raken. Enkele voorbeelden: Coach: “Je zou dus vooral willen dat de badkamer goed gepoetst is? Wat betekent voor jou een ‘goed gepoetste‘ badkamer?”

Probeer dat te achterhalen door vragen te stellen. Is dat alle kleren in de wasmand? Is dat alle spullen uit de douche halen, zodat die weer gebruikt kan worden? …

116

Stappen in het ondersteuningsproces


‘Leer me sla kuisen’ was de vraag van de man. De vrouw wilde samen leren een heel menu maken. Dus gaan we één keer als de man thuis is en één keer als de vrouw er is.

Wat is leren koken? Wat betekent dat? Is dat sla kuisen? Is dat aardappelen schillen? Is dat soep koken? Is dat een recept opzoeken? Is dat naar de winkel gaan? Is dat een lijstje opmaken voor je naar de winkel gaat? … Je kan het thema ook verder opentrekken: wat eten ze graag? Wat zijn hun gewoontes rond het eten? Eet het gezin graag samen, of is het ‘ieder voor zich’? Moeten ze het doen met de dingen die ze krijgen van de voedselbank, of is er toch ruimte om andere dingen aan te kopen? Hoe hebben ze zich tot nu toe uit de slag weten te trekken? Welk materiaal is er in huis om te koken? … Het is ook belangrijk om de vraag goed af te bakenen, en te verhelderen wat precies het mandaat is dat we krijgen van het gezin. Dit kan veel problemen voorkomen. Tot waar mogen we gaan? En waar moeten we stoppen? Zij bepalen immers de prioriteiten, ook al leggen ze die op een ander vlak dan we zelf zouden doen (beslissingsvrijheid). Als hulpverleners zijn we sterk gericht op verandering (in onze ogen ‘verbetering’). Hierdoor bestaat het gevaar dat we (onbewust) méér gaan doen dan het gezin gevraagd heeft. Maar als een gezin dit niet wil, kunnen ze dit ervaren als kritiek of een inbreuk op hun leven, en dat schaadt de vertrouwensrelatie. Dan ontstaat er weerstand, of het gezin haakt helemaal af. Een goede afstemming is dus wezenlijk om de slaagkansen van de hulpverlening te verhogen.

Mama: Mijn huis staat vol met gerief, en ik had hulp gevraagd om dit op te ruimen. Iemand stelde voor om met een camionette langs te komen, om alles naar het containerpark te brengen. Maar dat was niet mijn vraag.

Bespreek de randvoorwaarden om de hulp mogelijk te maken Als het gezin nog steeds geïnteresseerd is, na al deze informatie, dan kan je al een aantal randvoorwaarden bij hen toetsen. Meestal zijn er drempels die de start van de hulpverlening in de weg kunnen staan. Als coach begeleid je het gezin in het wegwerken van die drempels, en het effenen van het pad. Maar doseer de hoeveelheid informatie die je geeft, en stem die af op het gezin. Meestal wordt dit gespreid over meerdere huisbezoeken/contacten. Verwacht niet dat dit in één of twee gesprekken opgelost zal zijn.

Financieel De hulp is niet gratis. Er zal een bijdrage betaald moeten worden voor de gezinszorg. Voor veel gezinnen weegt elke extra factuur zwaar door op het gezinsbudget. Vooral als er ook al andere verzwarende factoren zijn zoals het afbetalen van schulden, loonbeslag, moeten rondkomen met een leefgeld enz. Zal het gezin dit financieel aankunnen? Zijn er al diensten betrokken die eventueel financieel kunnen ondersteunen bij het betalen van de factuur (OCMW, CBJ)? Zelfs als het gezin nog niet beslist heeft of ze met Thuiscompagnie willen starten, kan het toch al interessant zijn om hierover informatie in te winnen. Dit maakt de situatie voor hen concreet, waardoor ze beter kunnen afwegen of gezinszorg voor hen een optie is. Een aanvraag om tussenkomst moet meestal een administratieve procedure doorlopen, en zelfs als het gezin gekend is bij de dienst, kan het al snel enkele weken duren voor er een definitieve beslissing genomen is. Zo lang hierover geen zekerheid bestaat, kan de hulp ook niet starten.

117


Soms wordt het snel duidelijk dat het gezin geen aanspraak maakt op een financiële tussenkomst, of er moet onderhandeld worden met een collectieve schuldbemiddelaar. Ofwel zou de dienst gezinszorg zelf kunnen overwegen om een afwijkende bijdrage toe te staan, maar ook dit moet intern besproken en beslist worden. Dit kan allemaal effect hebben op de beslissing die het gezin zal nemen over het inschakelen van hulp. Maak aan het gezin duidelijk welke stappen er ondernomen kunnen worden. Bekijk met hen of ze dit graag zelf willen uitzoeken (eventueel met hulp van een vertrouwenspersoon) of dat jij hierin het initiatief neemt. Zorg ervoor dat het voor het gezin duidelijk is welke stappen jij zal zetten en dat ze hiervoor ook hun toestemming gegeven hebben. Een ander aspect van de financiële tussenkomst, is de impact hiervan op het gezin. Als we kijken door de bril van het ‘verbindend en versterkend werken’ dan zien we dat zij in een ambivalente situatie terechtkomen: enerzijds is deze steun heel welkom om de hulp betaalbaar te maken, anderzijds betekent dit dat ze een stuk van hun autonomie moeten opgeven. Wanneer het gezin de hulp zelf kan betalen, blijft de verantwoordelijkheid voor de situatie bij henzelf. Als ‘klant’ ben je immers vrij om te beslissen of je verder wil gaan met de dienstverlening of niet. Dan kunnen zij ervoor kiezen om een deel van hun maandbudget te reserveren voor gezinszorg, of om dit op een andere manier te besteden. Dit is anders wanneer de gezinszorg alleen kan starten bij de gratie van andere diensten. Een aanvraag om steun wordt meestal gekoppeld aan bepaalde voorwaarden (bv. in budgetbeheer gaan, begeleid worden door CBJ). Bovendien is een positieve beslissing over een tussenkomst meestal gebonden aan een beperkte termijn (bv. een paar maanden, een half jaar) waardoor het gezin in onzekerheid blijft of de hulp kan blijven doorgaan, eens deze termijn verstreken is. Verlenging kan wel aangevraagd worden, maar die moet telkens opnieuw gemotiveerd worden, of er wordt gepeild naar de resultaten. Het gezin moet zich dus voortdurend blijven verantwoorden. Maar zelfs als de steunaanvraag niet goedgekeurd wordt, blijft het gezin soms vast zitten aan de hulpverlening die ondertussen ingeschakeld is. Budgetbeheer is gestart of er is een dossier geopend bij CBJ, en er wordt verwacht dat het gezin hier verder in meewerkt. Zij hebben dan meestal niet meer de keuze om met dat budgetbeheer of de CBJ-begeleiding te stoppen.

118

Stappen in het ondersteuningsproces


Dit kan later invloed hebben op het werk van de verzorgende. Krachtgericht werken met het gezin in de richting van meer autonomie, een positiever zelfbeeld, assertiviteit of het vergroten van de keuzemogelijkheden, is niet evident wanneer diezelfde gezinszorg tot stand komt in omstandigheden die tegelijkertijd ook weinig autonome beslissingen toelaat. Als tussenoplossing zou het gezin een gedeelte van de bijdrage kunnen betalen, aangevuld met een tussenkomst van een dienst. Dit is enkel mogelijk wanneer het gezin ook voldoende financiële ruimte heeft en als het facturatiesysteem van de dienst flexibel genoeg kan werken om met dit soort uitzonderingssituaties om te gaan. Dit alles is niet altijd het geval. Wees je er als coach dus van bewust dat het creëren van de financiële randvoorwaarden voor het gezin veel grotere implicaties heeft, dan enkel het betalen van de factuur. Door het financiële aspect al in het eerste gesprek aan te kaarten, kan je een begin maken om met het gezin na te denken over de bestaande mogelijkheden en de gevolgen voor hen. Het gezin kan immers ook baat hebben bij die extra begeleiding, als ze hiermee op termijn stappen kunnen zetten in de goede richting. Wanneer op deze manier ook de praktische ondersteuning door Thuiscompagnie mogelijk wordt, dan kunnen we dit proces mee ondersteunen. Geef het gezin de kans om na te denken over wat ze hier zelf mee willen doen. Dit thema zal in de volgende gesprekken zeker terug aan bod komen.

Administratie Om met de hulp te kunnen starten, moet er een administratief dossier opgesteld worden. Het eigenlijke dossier wordt meestal pas in een tweede (of later) gesprek in orde gemaakt. Maar het kan nuttig zijn om het gezin hierop voor te bereiden. Voor sommige gezinnen is administratie moeilijk te begrijpen. Misschien hebben ze geen ordelijk systeem om dit bij te houden, of zijn de papieren onvindbaar, of ze worden gewoon weggegooid. Door dit stapsgewijs met hen te benaderen, maak je de drempel wat lager. Leg aan het gezin uit welke documenten er verzameld moeten worden, en waarvoor dit nodig is. Bekijk met hen wie de administratie beheert. Wanneer iemand dit in hun plaats regelt (bv. OCMW, advocaat, iemand uit hun omgeving enz.) is het meestal voldoende om contact te nemen met deze persoon/dienst om de bewijsstukken op te vragen. Wanneer het gezin de administratie zelf beheert, kan het nodig zijn dat je hen begeleidt om alles bij elkaar te brengen. Bekijk samen met hen of de juiste papieren voorhanden zijn. Wanneer dit niet het geval is, kan je mee zoeken hoe er alsnog geldige stukken verzameld kunnen worden. Kan er een duplicaat opgevraagd worden? Zo ja, waar kan dat dan gebeuren? Zal één van de gezinsleden dit zelf kunnen regelen? Wie moeten ze dan contacteren? Hoe zouden ze dit kunnen aanpakken? Krijgen ze verwoord welke papieren er juist nodig zijn, of wat daar precies op moet staan, om in orde te zijn? Is er iemand die hen hierbij kan helpen? Houd er rekening mee dat het gezin dit in zijn eigen tijd en tempo zal aanpakken en dat het enige tijd kan duren voor alles in orde is. Zij vragen immers hulp omdat ze moeite hebben om alle eisen van het dagelijks leven gecombineerd te krijgen. Denk bijvoorbeeld aan de verwachtingen van de werkgever, de school, diensten, hulpverleners enz. Daardoor kunnen ze het overzicht verliezen of slagen ze er niet in om alles efficiënt georganiseerd te krijgen. Wanneer er teveel tijd overheen gaat, kan je best terug contact opnemen om te horen of het voor hen allemaal duidelijk was. Ga er niet te snel van uit dat het gezin wel weet wat ze moeten doen. Blijf ook afwegen welke verantwoordelijkheid het gezin aankan. Merk je dat het in orde brengen van de administratie voor bijkomende stress zorgt, die het gezin op dat moment niet ten goede komt? Dit kan een goede reden zijn om zelf de contacten te leggen. Als coach blijf je aandacht hebben voor de balans van het gezin tussen draagkracht en draaglast. Leg aan het gezin uit welke stappen je zult ondernemen, en vraag hiervoor steeds hun akkoord.

Veiligheid Sommige gezinnen wonen in erbarmelijke omstandigheden. De woning kan van slechte kwaliteit zijn (tocht, schimmel, slechte isolatie enz.), het huis kan slecht onderhouden zijn waardoor

119


er onveilige situaties ontstaan (losliggende kabels, onveilige stopcontacten, een trap met mankementen enz.) het gezin slaagt er niet in om een minimale vorm van hygiëne te handhaven (maar zou dit wel willen) of vindt dit gewoon niet zo belangrijk, het gezin ziet graag huisdieren maar weet eigenlijk niet zo goed hoe ze hiervoor moeten zorgen. Een verzorgende moet kunnen werken onder veilige omstandigheden. Dit wil zeggen dat haar gezondheid niet in gevaar mag komen en dat we ongelukken zoveel mogelijk willen voorkomen. Als coach is het belangrijk om zicht te krijgen op de toestand van het huis. Tegelijkertijd zijn gezinnen gevoelig voor een buitenstaander die komt kijken hoe ze leven (zie ook: waar gaat de intake door). Het gezin kan beslissen om bepaalde delen van het huis niet open te stellen. Als coach kan je dit alleen maar respecteren. Leg aan het gezin uit waarom veiligheid belangrijk is. Je kan vragen of je de ruimtes mag zien waar de verzorgende zal werken (of je kan aankondigen dat je dit zal vragen in het tweede of derde gesprek, zodat het gezin zich hierop kan voorbereiden). Als er structurele problemen zijn, waardoor de veiligheid van verzorgende niet gegarandeerd is, dan bespreek je dit met het gezin. Leg hen duidelijk uit wat het probleem is en zoek samen naar een oplossing die haalbaar is voor het gezin. Is het iets dat ze zelf willen/kunnen oplossen? Is er iemand uit hun omgeving die hen kan helpen? Zijn er financiële middelen om de kosten hiervan te dragen? Moeten ze hiervoor eerst overleggen met de budgetbeheerder? Is de huisbaas aanspreekbaar om een reparatie te doen? Zou een klusjesdienst een oplossing kunnen bieden? Hoe krijgen we dit geregeld? … Misschien is het mogelijk dat de verzorgende voorlopig alleen maar beneden werkt, totdat de trap in orde is… Door dit te bespreken krijg je ook inzicht in het perspectief van het gezin. Misschien hebben ze al pogingen ondernomen om het in orde te brengen, maar is dit om één of andere reden niet gelukt. Blijf je ervan bewust hoe hoog je de lat legt, en of dit haalbaar is voor het gezin. Let ook op je taalgebruik. Al die spullen die wij ‘rommel’ noemen, hebben voor het gezin soms een diepere betekenis. Met hun huisdieren hebben ze een innige band. En misschien hebben ze zelf wel last van de situatie, maar zijn ze er nog niet aan toe om ingrijpende veranderingen toe te laten. Voor het gezin is er een goede reden waarom de situatie bestaat zoals ze is, ook al begrijpen wij die reden (nog) niet.

Als er veel rommel is, dan is het moeilijk om te weten waar te beginnen. Als buitenstaander kan je gemakkelijker beoordelen wat weg zou kunnen. Dat is anders voor hen, voor hen zit er een verhaal aan die spullen. (verzorgende Marie)

Als het dan in huis één grote chaos is, en we wachten tot het gezin alles in orde brengt voor de verzorgende kan beginnen, dan weet je al op voorhand dat dit gezin geen gezinszorg zal krijgen, ondanks de hoge kwetsbaarheidgraad. Als er een LCO is rond het gezin, kan dit besproken worden: wie van de hulpverleners rond de tafel kan ervoor zorgen dat de noodzakelijke werken worden uitgevoerd en betaald. Maar je moet niet wachten op een LCO om dergelijke problemen aan te kaarten bij andere hulpverleners. Je kan het gezin al ondersteunen om zelf de vraag aan te kaarten. Ook als er geen LCO is, kan je helpen zoeken naar mogelijkheden. ‘Veiligheid waarborgen’ betekent dus niet: vooraf een grote opruimactie houden, voor de verzorgende van start gaat. Het gezin kan dit als een ernstige inbreuk ervaren. In plaats daarvan tracht de coach (en later de verzorgende) zich in te voegen in de leefwereld van het gezin en respecteren we het mandaat dat we van hen krijgen.

Materiaal Als de vraag van het gezin min of meer duidelijk wordt, kan je met hen bekijken welk materiaal er aanwezig is om het werk gedaan te krijgen. Bijvoorbeeld:

120

Stappen in het ondersteuningsproces


Als het gezin vraagt om ‘te helpen met de was’, wat betekent dit dan concreet? Moet de was gewassen worden? Is er een wasmachine in huis of gaan ze naar een wasserette? Misschien is er wel een wasmachine, maar is er een beperking op het elektriciteitsverbruik (budgetkaart). Is er een wasdraad om de was te drogen? Is er bergruimte om de was weg te bergen? Zo neen, wat zou dan een creatief alternatief kunnen zijn (Dozen? Een plank aan de muur? Stapelen op de vloer?).

Vraag naar hoe ze het gewoonlijk doen. Wat gebruiken ze om af te wassen? Hoe onderhouden ze de vloer? Je kunt vragen of het gezin graag nieuwe materialen wil leren kennen (bv. poetsmateriaal) of dat men liever het eigen materiaal wil blijven gebruiken. Je kunt niet zomaar ander materiaal of andere poetsproducten meebrengen. Je checkt altijd af. Niet jij maar het gezin moet hierover de controle hebben. Hou er rekening mee dat de aanschaf van onderhoudsproducten voor hen misschien niet haalbaar (of prioritair) is als ze het moeten redden met een beperkt budget.

Bespreek met het gezin of er een volgend gesprek mag doorgaan Op basis van dit gesprek zal het gezin zich al een idee kunnen vormen of ze de volgende stap in het proces willen aangaan of niet. Ook de coach beoordeelt of gezinszorg het gepaste antwoord is voor dit gezin, rekening houdend met hun kwetsbaarheden, hun motivatie, de leermogelijkheden, de drukzetting vanuit de omgeving, met welk mandaat de verzorgende aan de slag mag enz. Als er een tweede gesprek mag doorgaan, vertel hen dan wat er gaat gebeuren. Duidelijkheid creëert veiligheid voor het gezin. Waar het eerste gesprek eerder een ‘vrije babbel’ is, zal het tweede gesprek meer formele elementen bevatten: dossier opmaken/schrijfwerk, papieren nakijken, huishoudelijk reglement enz. Misschien komt er een sectorverantwoordelijke mee op huisbezoek? Zo weten de gezinsleden waaraan ze zich mogen verwachten. Als ze hierover vragen hebben, dan kunnen ze die ook al stellen. Als het gezin besluit om niet met gezinszorg verder te gaan, maak hen dan duidelijk dat daarmee de deur nog niet gesloten is, en dat ze steeds de vraag naar ondersteuning opnieuw mogen stellen wanneer ze daar behoefte aan hebben.

Wat kan aan bod komen in het tweede (en derde) gesprek? Was alles duidelijk in het vorige gesprek? In het eerste gesprek is er al veel besproken voor het gezin. Je kan even met hen terugkijken en checken of er nog vragen of bedenkingen zijn.

Leg uit bij wie ze voor wat terecht kunnen Ook de praktische kant van gezinszorg moet geregeld worden. Als iemand anders in de organisatie daarvoor verantwoordelijk is, kan je die persoon bij een tweede huisbezoek meenemen. Of je alleen op huisbezoek gaat of met twee (bv. met de verantwoordelijke of met de aanmelder), er zijn geen algemene regels te geven. Je zal zelf veel moeten inschatten. Het hangt ook af van de stijl van de personen die met je meegaan. Het kan verrijkend zijn om met twee te gaan, omdat je meer ziet of vanuit een ander perspectief kan kijken. Maar als de stijl te verschillend is, kan het botsen en kan de sfeer te gespannen zijn. De communicatie moet zo open mogelijk blijven. Als je alleen gaat, is het ook geen ramp als je op sommige vragen het antwoord schuldig moet blijven. Omdat de intake over meerdere gesprekken loopt kan je ondertussen informatie bij anderen opvragen en die antwoorden bij een volgend bezoek doorspelen aan het gezin. De coach gaat op intake, eventueel samen met de verantwoordelijke of met de toeleider. Als je met meerdere op intake gaat heeft ieder zijn eigen opdracht. De coach Thuiscompagnie kijkt vooral met de bril van het methodische en de verantwoordelijke van de dienst gezinszorg vanuit een organisatorische bril.

121


De coach is diegene die vooral de hoe-, wat- en waaromvragen zal stellen en focust vooral op het perspectief van de cliënt. De verantwoordelijke van de dienst zal eerder ingaan op wat de verzorgende mag en wat ze niet mag, over de bijdrage per uur, de regels in verband met de werkuren, aanwezig zijn enz. Uiteraard doet zij dat met de nodige empathie en met de focus op de ondersteuningsnoden van het gezin. Aan het gezin moet ook duidelijk worden gemaakt bij wie ze moeten zijn als ze een afspraak willen verzetten (verantwoordelijke van de dienst) en bij wie ze moeten zijn als ze willen praten over wat de verzorgende in hun huis doet (coach) (cf. zorg voor een goede interne communicatie).

Het administratief dossier, praktische afspraken en de randvoorwaarden Als er in het eerste gesprek al gesproken is over randvoorwaarden, dan kan je dit verder opnemen met het gezin. Meestal is er in de tussentijd ook al meer duidelijkheid ontstaan over bijvoorbeeld de financiële mogelijkheden, administratie (opvragen attesten enz.) en veiligheid. Op basis van deze informatie kan het dossier opgemaakt en de afspraken concreet worden. Bijvoorbeeld: • • • •

de bijdrage kan berekend worden, er wordt duidelijk welke frequentie van de hulp het gezin wenst, er wordt duidelijk wanneer de hulp kan starten, …

Doelen tijdens de intake? Als je in een gezin van start gaat, dan zijn er dikwijls heel veel taken waarbij ondersteuning gewenst is. Als je dat gaat koppelen aan doelen, dan wek je misschien de indruk dat je vindt dat het gezin ‘het niet kan’. Je kan beter spreken van ‘samen dingen doen’.

Wat dat ge allemaal moet gaan aanleren en gaan afleren, dat is een hele lijst. Dat is echt waar. Ge onderschat dat. Als ge dat echt moet gaan opschrijven, dat is echt niet te doen. Met 2 bladzijden hebt ge niet genoeg. Dat wordt echt onderschat. (moeder Lelie)

Door samen dingen te doen leert de cliënt immers ook. Wanneer je tijdens de intake teveel focust op ‘doelen’ en ‘leren’ zullen veel gezinnen zuchten ‘weer zo een die alles beter weet, laat het maar’ en afhaken. Geef elkaar eerst de tijd om aan elkaar gewoon te worden. ‘Je mag me altijd iets leren als jij me eerst leert kennen’. Dit alles sluit niet uit dat ouders en jongeren zelf spontaan de term ‘leren’ in de mond nemen als ze over hun verwachtingen of over de betekenis van Thuiscompagnie en de verzorgende spreken.

Moeder Carla en vader Robert vroegen om hun partners te leren koken.

De verzorgende, die komt u eigenlijk aanleren (stilte) en ondersteunen (stilte). Zowel emotioneel als, als,ja, (stilte) als het doen zelf. (moeder Lelie)

De verzorgende is mij aan het opleren, het kuisen, mijn huishouden. (moeder Kimberly)

Ze komt u helpen en begeleiden en een beetje aanleren hoe dat ge dingen het beste kunt doen, qua opruimen en zo, en een beetje structuur geven toch. (jongere Joske)

122

Stappen in het ondersteuningsproces


Je komt vaak terecht in situaties waar het onmogelijk is om direct praktische doelen te formuleren. Voor de effectieve start van de hulp expliciete doelen vastleggen is niet aan te raden en zou ook aartsmoeilijk zijn. Het zal in de beginfase voornamelijk aftasten zijn. Het toelaten van de verzorgende kan een leerdoel op zich zijn zonder dat dat expliciet geformuleerd moet worden. Gaandeweg zal dit uiteraard verfijnd worden maar dat heeft tijd nodig. Als je tijdens de intake veel doelen en termijnen vastlegt, dan kan dat mensen afschrikken. ‘Weer iemand die met doelstellingen staat te zwaaien’ willen we zeker vermijden.

Na de intake Aanrader ‘even checken’ Best neemt de coach na de gezamenlijke intake nog eens terug contact op met het gezin (telefonisch of even binnenspringen) met de vraag of alles nog duidelijk is voor hen. Als dat niet zo is, dan zal de coach terug langsgaan om nog eens alles te overlopen. Na de intake begint de verzorgende in het gezin. Je bereidt de verzorgende goed voor op haar opdracht. Je brengt haar op de hoogte van alle afspraken die je met het gezin hebt gemaakt. Vergeet niet terug te koppelen naar haar leidinggevende als dat nodig is.

‘Warm houden’ De intake gebeurde samen met begeleid wonen en liep vlot. Het gezin wou wachten tot na de vakantie omdat eerst de keuken nog moest vervangen worden. De mevrouw kwam wel naar de dienst om de administratie te regelen. Maar nu ligt de vraag er nog altijd. Het gezin staat positief tegenover Thuiscompagnie, maar er zijn redenen waarom verzorgende nog niet kan starten: • er moet een tussenkomst komen van het OCMW, die is er nog niet, • er is nog geen definitief lessenrooster (de vrouw volgt een opleiding), waardoor het nog niet duidelijk is op welke dagen de verzorgende kan komen.

De coach legt regelmatig contact om het gezin ‘warm’ te houden. Bij een volgend bezoek zal de beslissing er wel zijn. Het OCMW moet immers binnen de maand een antwoord geven op een steunvraag. Als begeleid wonen daar wekelijks komt, dan kunnen zij met het gezin de stap naar het OCMW zetten als ze dat nog niet zelf zouden hebben gedaan.

Koppel het resultaat terug naar de aanmelder Laat de aanmelder weten dat je op intake bent geweest en of er al dan niet een verzorgende zal starten in het gezin. Indien er verder nog onderlinge afstemming nodig is over de hulpverlening, dan kan je dit ook bespreken. Vergeet niet om vooraf de gezinsleden hierin te betrekken. Maak hen duidelijk wat je zal terugkoppelen en waarom deze afstemming hen kan helpen.

123


CIJFERS

23 % van de gezinnen waarmee een intakegesprek werd gevoerd (N=226) haakte na de intake af. Voor minstens 4,42 % van de gezinnen was de kostprijs de reden om niet te starten. 5 % van de gezinnen gaven aan dat ze ‘niet meer’ geïnteresseerd waren. Het ‘samen doen’ sprak hen niet aan: ze wilden liever een gewone poetshulp of hadden geen leervraag. Indirect speelt hier de prijs ook mee: “Betalen voor huishoudhulp en toch zelf nog moeten poetsen ook?!”. Volgende redenen werden geregistreerd. Een bloemlezing maakt ook hier veel duidelijk.

het gezin ziet af van de aanvraag • • • • • • • • • • • •

Er was 8 uur afgesproken, maar mama heeft dag voor de opstart hulp geannuleerd. Financieel geen ruimte. Wordt nog bekeken of OCMW bijdrage ten laste kan nemen; Gezin wil wachten tot man werk heeft. Hulp te duur (10) Prijs per uur is te hoog. Mensen zitten in schuldbemiddeling; vragen dienstencheques aan. Geen vraag meer. Gezin wil geen bijkomende hulpverlening. Mama deed aanvraag thuisbegeleiding en wil dat eerst proberen. Mama wou plots geen hulp meer omwille van persoonlijke redenen. Na intake niets meer gehoord, ondanks meerdere telefoons en nieuw gesprek via aanmelder. Grootmoeder zegt dat ze het alleen redt met hulp van familie Gezin reageert niet meer op telefoons en mails, ondanks herhaaldelijke pogingen.

Het is geen vraag die past binnen het aanbod van Thuiscompagnie • Vooral problemen met opvoeding kinderen, niet met huishouden • Kan huishouden perfect runnen; moeder wil meer medewerking van kinderen, eerder vraag naar opvoedingsondersteuning • Hulpvraag sluit niet aan bij aanbod Thuiscompagnie • Opa is palliatief: mama is hierdoor tijdelijk overbelast. (geen kansarmoede) • Gezin wil poetshulp maar wil er zelf niet in meedraaien (4 keer). • Geen leervraag - doorverwezen naar reguliere gezinszorg. • Enkel huishouden doen, niet moeien. • Mijnheer wilde zelf niet mee werken. • Mama fysiek te beperkt om huishouden zelf te runnen. Gezinshulp meer aangewezen. • Past niet in doelgroep. • Inwonende grootmoeder neemt huishouden op zich; men wil haar ontlasten.

De situatie in het gezin is veranderd • • • • • • • • • •

Mama is opgenomen op de A-dienst. Opstart niet voor onmiddellijk. Gezin staat open voor hulp. Uitgesteld omwille van opname in psychiatrisch ziekenhuis. Gezin wordt geholpen door reguliere poetsdienst. Moeder ernstig ziek geworden, wensen gewone gezinszorg van Turkse verzorgende. Gezin heeft interesse verloren wegens plaatsing kinderen. Gezin wil nog geen hulp. Later als vierde kind geboren is nieuwe aanvraag. Gezin gaat verhuizen en wil wachten tot na verhuis. Drempel is te hoog (schaamte) Gezin ziet voorlopig af van hulp. Gezin gaat verhuizen naar andere gemeente. Koppel gescheiden en verhuis naar andere gemeente.

124

Stappen in het ondersteuningsproces


4. STARTFASE

Uitgangspunten van de startfase In de startfase kunnen zowel de organisatie als de verzorgende ‘krediet’ opbouwen bij het gezin. Als deze fase goed verloopt, dan zal het gezin positief durven staan ten opzichte van de ondersteuning en mag men later al wel eens een steekje laten vallen zonder dat de deur direct dicht gaat. Het is de fase waarin duidelijker kan worden waar het gezin ondersteuning bij wenst en waarin je het tempo en de gevoeligheden van het gezin kan leren kennen. Maar het is ook de fase waarin de botsing tussen de verschillende leefwerelden, systemen en waarden- en normenstelsels (zie hoofdstuk 2) aan de oppervlakte kunnen komen: de leefwereld van het gezin, de leefwereld van de verzorgende, de leefwereld van de coach, de systeemwereld van de organisatie en de maatschappelijke normen. Wanneer je hierover niet kan spreken, dan zal de weerstand groeien en uitmonden in het afwijzen van verdere ondersteuning. Vandaar dat het erg belangrijk is dat de coach in deze fase het gezin regelmatig bezoekt. In de startfase helpen de contacten tussen coach en gezin om de hulp te installeren. De coach probeert meer zicht te krijgen op de leefwereld en het tempo van de cliënt. Dat is nodig om je te kunnen invoegen. De coach krijgt ook zicht op de thema’s waarop zijzelf of de verzorgende kan toevoegen. In de startfase staat het installeren van rust en stabiliteit centraal. Als het gezin al een duidelijke vraag had naar ondersteuning, dan kan hiermee een begin gemaakt worden. De eigen prioriteiten van verzorgende en coach (of die van de buitenwereld) kunnen/ durven loslaten is een voorwaarde om dit mogelijk te maken. Als alles goed verloopt dan duurt de startfase gemiddeld 14 dagen tot een maand. Dit kan variëren van gezin tot gezin, en kan beïnvloed worden door verschillende factoren, zoals de frequentie van de hulp, de klik met de verzorgende, gebeurtenissen in en om het gezin enz. Bij gezinnen waar de motivatie vooral extern ligt (bv. op aanraden van een hulpverlener), kan deze fase ook veel langer duren. Het gezin heeft mogelijk meer tijd nodig om de verzorgende echt toe te laten. Soms merk je pas na een paar maanden dat er geleidelijk iets verschuift. In deze fase is de coach vooral bekommerd over hoe het contact tussen het gezin en de verzorgende verloopt en over welke invloed dit heeft op hun relatie. De coach en de verzorgende verkennen tot waar het gezin de hulp kan toelaten. De klemtoon ligt op het brengen van rust en stabiliteit. De taken die de coach en de verzorgende opnemen in deze fase hebben veel gemeenschappelijk: opbouwen van vertrouwen, het verwerven van een mandaat van het gezin, invoegen en toevoegen. Maar vanuit hun specifieke positie zullen ze andere klemtonen leggen.

125


CIJFERS

Van januari 2011 tot en met december 2013 ontving Thuiscompagnie 267 aanmeldingen. Met 226 gezinnen (85 % van de aanmeldingen) werd een traject opgestart. Een traject begint met een intake. In 155 gezinnen (71 % van de intakes) startte een verzorgende effectief. Voor 9 gezinnen was eind december 2013 de intakefase nog niet afgelopen of was nog geen verzorgende beschikbaar.

Taak van de coach in de startfase In de startfase helpen de gesprekken met de coach om de hulp te installeren. De gesprekken zijn vooral gericht op: • voorbereiden en instrueren van de verzorgende, • introduceren van de verzorgende in het gezin, • opvolgen van de relatie tussen gezin en verzorgende, • opvangen van leefwereldbotsingen, • omgaan met weerstand, • creëren/opvolgen van randvoorwaarden.

Voorbereiden en instrueren van de verzorgende De verzorgende moet weten wat nodig is om haar opdracht uit te voeren (need to know) maar meer niet, zodat ze onbevooroordeeld een relatie met de gezinsleden kan aangaan. Een aantal zaken die bij de intake zijn afgetoetst, zijn cruciaal om haar mee te geven: • In welke ruimtes mag ze komen en in welke niet? • Wat zijn de gevoeligheden van het gezin? Wat hebben ze graag en waar kunnen ze niet tegen? • Wat doen de kinderen (of vrienden, buren, …) in het huishouden? • Welke dingen mogen er meegebracht worden? (als daar iets over afgesproken is bij de intake) • Zijn er medische problemen? (bv. de mama heeft een rugletsel en mag niets dragen) • Wie maakt allemaal deel uit van het gezin? Je moet goed afwegen welke informatie je aan de verzorgende doorgeeft. ‘Wat moet de verzorgende weten om haar werk te kunnen doen?’, dat is het criterium. Je waakt erover dat je, door wat je vertelt, het gezin niet meteen een stempel geeft. De verzorgende moet de kans krijgen om onbevooroordeeld naar het gezin te kunnen kijken en de krachten ervan te kunnen zien. Geef de verzorgende ook de kans om vragen te stellen. Je hoeft de financiële situatie van het gezin niet tot in detail bloot te leggen. Maar de verzorgende mag wel weten dat het gezinsbudget eerder beperkt is. Je maakt de verzorgende vooral alert op het feit dat ze altijd met het gezin moet overleggen als er huishoudproducten, opbergspullen of ander materiaal nodig is. Dat is de houding die voortdurend nodig is: aftasten of wat je wil doen voor het gezin op dat moment passend is en steeds bevragen bij het gezin wat ze zelf willen. Zeker bij de opstart van een nieuw ondersteuningstraject moet je erg voorzichtig zijn met veranderingen. Als een gezin gewend is om de keukenhanddoek te gebruiken om stof te vegen, dan kan het meebrengen van een stofdoek, zonder dat vooraf te bespreken, al genoeg zijn om het gezin het gevoel te geven dat de verzorgende hen afwijst.

Installeren van de hulp Introduceren van de verzorgende in het gezin Net zoals je in de intakefase geïntroduceerd werd door de aanmelder/vertrouwenspersoon in het gezin, zo ben jij nu de brugfiguur om de verzorgende in het gezin binnen te brengen. Bekijk vóór de eigenlijke start of het gezin graag wil dat jij aanwezig bent op het moment dat de verzorgende voor de eerste keer komt. Voor sommige gezinnen kan dit de drempel wat verlagen, maar het is lang niet altijd nodig. Het gezin kan zelf aangeven wat ze hiermee willen.

126

Stappen in het ondersteuningsproces


Opvolgen van de relatie tussen gezin en verzorgende Als het gezin nog nooit een verzorgende over de vloer heeft gehad, dan moet jij je als coach heel bereikbaar voor het gezin opstellen. Probeer op de eerste dag dat de verzorgende komt even binnen te wippen of te bellen (bv. tegen het einde van haar werktijd). Vraag of alles goed verlopen is. Vraag wat er eventueel anders moet. In die eerste fase moet je kort op de bal spelen. Als je in de beginperiode tijd maakt om regelmatig even langs te gaan (dat hoeft geen uur te duren), dan kan je bijsturen waar dat nodig is. Het is in de eerste plaats de bedoeling om mogelijke obstakels te ondervangen, zodat ze niet escaleren en de hulp kan blijven doorgaan. Je krijgt dan een idee van het tempo van het gezin en met die informatie kan je ook de verzorgende weer beter ondersteunen. De verzorgende moet ook de kans krijgen om haar eigen proces van verbinding met het gezin aan te gaan, en als coach wil je daar niet de hele tijd tussen komen. Als je voelt: ‘ze zijn vertrokken’, dan kan je de frequentie van je bezoeken verminderen.

Opvangen van leefwereldbotsingen Leefwereldbotsingen kunnen gaan over: • het omgaan met (grote) verschillen in waarden en normen, • omgaan met grenssituaties (normverschillen versus normvervaging), • de persoonlijke bagage van de hulpverlener. In het werken met kwetsbare gezinnen worden zowel de coach als de verzorgende geregeld geconfronteerd met het verschil tussen de normen van het gezin en de normen die zij zelf hanteren en ‘normaal’ vinden. Dit kan op zowat alle levensdomeinen voorkomen: orde en netheid, voeding, kledij, (persoonlijke) hygiëne, besteding van geld, besteding van tijd, de opvoeding, de wijze van communiceren, hoe je omgaat met je partner, taakverdeling en rolpatronen, nakomen van afspraken enz. Als we versterkend en verbindend willen werken, dan betekent dit dat we op zijn minst een niet-oordelende houding kunnen aannemen (het is niet goed of slecht) en dat we respect kunnen tonen voor de manier waarop het gezin in het leven staat. Dit is immers het vertrekpunt wanneer we een vertrouwensrelatie willen opbouwen, een relatie waarin de cliënt de motivatie en de stimulans kan vinden om actief mee te werken aan oplossingen. Ook wanneer we later een probleem of gedrag bespreekbaar willen maken, is deze basishouding het fundament van waaruit we hierover in dialoog gaan met het gezin. Leefwereldbotsingen kunnen in elke fase van het ondersteuningstraject opspelen. Doorgaans worden ze in de startfase vaak intenser ervaren. Naarmate de hulp langer duurt en de verzorgende en de coach het gezin beter leren kennen, kan er begrip groeien waarom een situatie op een bepaalde manier geëvolueerd is.

Omgaan met weerstand Door in de startfase regelmatig contact te hebben met het gezin, merk je vrij snel als er weerstand tegenover de verzorgende ontstaat. Door een gesprek met het gezin en met de verzorgende (apart en met beide samen) krijg je een duidelijker beeld van waar de oorzaken liggen en kan je dat bespreekbaar maken. Het kan soms om heel kleine dingen gaan. Bijvoorbeeld:

De verzorgende dweilt altijd eerst in alle kamers de vloer. Maar de cliënt wil liever kamer per kamer afwerken. Eerst de badkamer en als die klaar is, dan de living.

127


Door te luisteren naar de mensen kom je die kleine wrevels te weten en kan je met de verzorgende bekijken of ze daarmee rekening kan houden. Omgekeerd is het ook belangrijk te weten hoe de verzorgende zich in het gezin voelt en wat haar eventueel afremt. Als coach kan je ondersteunend zijn in de relatieopbouw door van op een afstand te kijken naar waar mogelijke misverstanden en spanningen kunnen ontstaan. Met wat je leert van het gezin kan je de verzorgende beter ondersteunen. Dit wil echter niet zeggen dat de coach op basis van die contacten met het gezin adviezen kan formuleren over wat de verzorgende moet doen. Het gaat altijd om een samen zoeken naar wat in de gegeven omstandigheden voor dit gezin ondersteunend kan zijn en hen sterker kan maken. Het is aan de coach om die antwoorden bij het gezin en bij de verzorgende naar boven te halen. Benoem tijdens deze gesprekken vooral ook de dingen die goed gaan. Bijvoorbeeld waar je ziet dat er aansluiting is. Als je dit goed aanpakt, dan wordt dit als zeer ondersteunend ervaren. Wanneer deze gesprekken niet worden gevoerd tijdens de startfase, dan blijven irritaties sluimeren. Kleine irritaties stapelen zich op en worden wrevels. Je bezoek biedt zowel aan het gezin als aan de verzorgende, de mogelijkheid om die irritaties te uiten. Maar het is uiteindelijk de verzorgende zelf die door het gezin wel of niet aanvaard zal worden. Dus je zal zowel de verzorgende als het gezin ook moeten stimuleren om met elkaar te praten.

Opvolgen van randvoorwaarden In de intakefase werd er gesproken over een aantal randvoorwaarden, die noodzakelijk zijn om de hulpverlening mogelijk te maken (financieel, administratie, veiligheid, materiaal). Indien nodig, dan volg je dit verder op.

Taak van de verzorgende in de startfase De startfase is nodig om een goede basis te leggen zodat de verzorgende later mag ‘blijven komen’, ook als het soms wat minder gaat. In deze fase wordt door ‘samen dingen te doen’, ook de basis gelegd voor het versterkend en verbindend werken. Als het nodig is om eerst rust en stabiliteit te creëren, dan is daar ruimte voor. Het samen dingen doen kan stapsgewijs worden uitgebreid. In deze fase wordt de hulp geïnstalleerd. Voor de verzorgende houdt dit in: • het vertrouwen winnen van het gezin, • het mandaat krijgen om te mogen ondersteunen, • een werkrelatie opbouwen. [hoe stond moeder er tegenover dat er een verzorgende zou komen?] Ja, Opbouwen van een vertrouwensrelatie dat is een heel moeilijke vraag. In de startfase krijgen we van het gezin een ‘beginkrediet’, Als ge dan al slechte ervaringen dat staat voor de ruimte die de verzorgende krijgt om bij hebt gehad, dan denk je ‘Wat het gezin binnen te komen en haar taak te mogen doen. Het komt die hier nu doen? Komt wordt bepaald door de mate waarin het gezin erop vertrouwt die mijn leven hier nu overhoop of erin gelooft dat de hulpverlening voor hen steunend en halen? … Maar toen ze dan van betekenis kan zijn. Dat beginkrediet kan positief of negakwam, dat was gewoon, ik deed tief zijn en kan verschillen van gezinslid tot gezinslid. Van de deur open en zij al direct zo de mama krijg je misschien sneller een positief krediet dan van ‘Ja, ik ben Sien. Ik kom…’ van de papa. Dit is ook niet per sé je persoonlijke verdienste. Ja, dat was al direct zo van de De grootte ervan zal ondermeer afhangen van de vorige ervaeerste keer al (lacht) hup. Ja dat ringen van het gezin met hulpverlening of van het beeld dat is een plezante precies. … Dat ze van je dienst hebben. had ik toch niet verwacht dat ik zo’n goeie zou krijgen. Dat klikt goed. (moeder Lisa)

128

Stappen in het ondersteuningsproces


Ik stond daar heel positief tegenover, hij [partner] wat minder, want hij wou geen vreemden in huis die zich in huis komen moeien. Achteraf heeft hij dan eigenlijk wel ingezien dat het wel positief is. (moeder Kimberly)

Langzaamaan ga je een eigen persoonlijk krediet opbouwen. Dat persoonlijk krediet is onderling, bijvoorbeeld tussen jezelf als coach en de verzorgende, niet inwisselbaar. Het beginkrediet blijft doorlopen. Een gezin kan in het algemeen positief staan tegenover hulp, maar die ene helpster moeten ze niet. Of omgekeerd: het gezin staat niet open voor hulp, maar die ene verzorgende laten ze toch binnen. Als het goed zit met de relatie zal het krediet dat je van het gezin krijgt met de tijd groeien.

Opbouwen van een werkrelatie Invoegen en toevoegen Tijdens de startfase is het belangrijk dat de verzorgende zich kan invoegen bij de thema’s, het tempo en de leefwereld van het gezin. Ze probeert de situatie van het gezin vanuit een krachtgerichte bril te bekijken. Respect hebben voor de eigenheid van het gezin, interesse tonen, gemeenschappelijkheden zoeken en aftasten waar de krachten liggen. Vragen die haar daarbij kunnen helpen zijn: • Hoe zit het gezin in elkaar? • Wat zijn de gewoontes en de (onuitgesproken) ‘regels van het huis’? • Wat zijn de thema’s waar het gezin belang aan hecht? • Wat zijn hun interesses (zowel van de ouders als de kinderen)? • Welke opvattingen hebben ze? • Geldbesteding? • Netwerk? • Opvoeding kinderen? • … De verzorgende laat zich leiden door wat er voor het gezin, op dat moment, op de voorgrond staat. Zij leert het gezin eerst kennen, zonder dat er meteen veel moet veranderen. Soms wil het gezin vooral ventileren. Bijvoorbeeld over het moeilijke weekend dat ze achter de rug hebben. Dan wordt er eerst ruimte gemaakt om het verhaal te vertellen. Het taakgerichte werk komt dan pas op de tweede plaats. Waar mogelijk kan de verzorgende kleine toevoegingen doen. Bijvoorbeeld door samen na te denken over wat er vandaag aan de orde is (cf. Wat zijn de wensen en de mogelijkheden van het gezin?) en door het gezin te helpen kiezen wat ze eerst gaan doen. Houd er rekening mee dat het toelaten van een verzorgende in huis voor het gezin al een grote stap kan zijn. Alleen al door haar aanwezigheid voegt de verzorgende iets toe, ook al is dat misschien niet onmiddellijk zichtbaar. In hoofdstuk 9 gaan we dieper in op het belang om in te voegen en toe te voegen. Dat hoofdstuk biedt je ook ondersteunende informatie om invoegen en toevoegen in de praktijk te brengen.

Werken aan rust en stabiliteit Tijdens de startfase doen we het rustig aan. Rust en stabiliteit in het gezin brengen is de meest centrale focus. In ons achterhoofd zoeken we wel naar doelstellingen die voor het gezin haalbaar zijn en een betekenis kunnen hebben. Het is zoeken naar een aangepaste taal om hierover met het gezin in dialoog te gaan.

Werken met het mandaat om te mogen helpen We werken met het mandaat dat we gekregen hebben om te mogen helpen. Dit geldt zowel voor de verzorgende als voor de coach. Dat doen we door de grenzen te respecteren die de cliënt aangeeft. Toets, voor je effectief iets doet, steeds af of het OK is voor het gezin. Hierbij probeer je een

129


evenwicht te vinden tussen enerzijds het formuleren van eigen voorstellen (waar het gezin misschien moeilijk ‘neen’ tegen kan zeggen) en anderzijds het afwachten tot het gezin zelf met een voorstel komt (waar het gezin misschien zelf nog niet aan toe is). Het aftoetsen van het mandaat vraagt continue aandacht gedurende het hele hulpverleningsproces. Het mandaat kan immers verschuiven naarmate de hulp langer duurt.

Doelen in de startfase Wellicht zijn er in de aanmeldingfase en tijdens het intakegesprek al een aantal doelstellingen aan bod gekomen. In de startfase ga je verder peilen hoe de gezinsleden daar tegenover staan. Het blijft een aandachtspunt om uit te zoeken op welke punten het gezin wil veranderen. Hulpverleners zijn geneigd om nogal snel te gaan, resultaatsgericht en recht op het doel af. Als we echt versterkend willen werken is die aanpak niet de meest doeltreffende. Het is niet omdat hulpverleners iets superbelangrijk vinden, dat dit ook een prioriteit is voor het gezin. Zij hebben bijvoorbeeld altijd al hun plan getrokken of een aantal oplossingen zijn voor hulpverleners misschien raar, maar werken wel voor dat gezin. Probeer zelf eens in de huid van de cliënt te kruipen en vanuit zijn perspectief naar die doelstellingen te kijken. Misschien willen de gezinsleden wel een aantal zaken veranderen, maar zijn er hindernissen of drempels die maken dat dat niet kan. Probeer te achterhalen welke randvoorwaarden eerst moeten vervuld zijn: moeten er eerst een aantal tussenstappen worden gezet?

130

Stappen in het ondersteuningsproces


5. GROEIFASE

Uitgangspunten van de groeifase In deze fase werken we aan groei en ontwikkeling op basis van de vragen van het gezin. Zowel de coach als de verzorgende gaan daarbij uit van de krachten en de leermogelijkheden die aanwezig zijn in het gezin. We oefenen praktische vaardigheden in, proberen mogelijke hulpbronnen zichtbaar of toegankelijk te maken en we ondersteunen het gezin in hun interactie met de samenleving (bv. contacten met diensten, school enz.). Via de evolutiebesprekingen volgt de coach het gezin en de verzorgende op, ook als er geen problemen of knelpunten zijn en als alles vlot gaat tussen verzorgende en gezin. Daarnaast kan de coach een verzorgende ook individueel begeleiden (bij specifieke gezinssituaties) of een vorm van intervisie aanbieden waarbij de verzorgenden bij elkaar terechtkunnen met hun verhaal en van elkaar kunnen leren. Ook tijdens deze fase zijn de coach en de verzorgende vaak met dezelfde thema’s bezig, maar leggen ze andere accenten. Bijvoorbeeld: werkdoelen stellen gebeurt niet alleen als de coach aanwezig is, maar gebeurt ook indirect wanneer de verzorgende met het gezin aan het werk is. Beiden proberen veranderingsgericht te werken. De duur van de groeifase is afhankelijk van gezin tot gezin. We gaan ervan uit dat deze fase doorgaat, zolang de gezinszorg iets voor het gezin kan betekenen dat ondersteunend en versterkend is. Daarin liggen de leermogelijkheden. Tijdens de groeifase blijft de voortdurende afstemming op het gezin en met de andere diensten belangrijk.

Taak van de coach in de groeifase In de groeifase helpen de gesprekken van het gezin en van de verzorgende met de coach om verandering mogelijk te maken en te consolideren. De coach heeft de opdracht om tijdens de groeifase volgende aspecten in het oog te houden: Bij de ondersteuning van het gezin: • werkdoelen formuleren, • evalueren en bijsturen, • motivatie, • vooruitgang, • herval in oude patronen. Bij de ondersteuning van de verzorgenden: • afstemming op het gezin, • opnemen van een passende verantwoordelijkheid, • positionering ten aanzien van andere hulpverleners, • eigen thema’s van de verzorgenden.

131


Ondersteuning van het gezin Werkdoelen formuleren Werkdoelen opstellen gebeurt niet altijd zo formeel. Meestal is er wel een beginvraag, bij de start van de gezinszorg, maar het is mogelijk dat die niet erg concreet is. Naarmate de verzorgende in het gezin aan het werk gaat, wordt die vraag geleidelijk aan wel duidelijker. Deze beginvraag kan ook evolueren naarmate de verzorgende meer vertrouwen krijgt van het gezin (haar mandaat wordt groter), het gezin meer zelfvertrouwen krijgt dat ze iets kunnen bereiken, en dat de (intrinsieke) motivatie zich ontwikkelt. Het is de taak van de coach om mogelijke werkdoelen te verhelderen. Het vertrekpunt is steeds: ‘Wat is voor het gezin de gewenste uitkomst?’ Er wordt ook rekening gehouden met de kwetsbaarheden, de motivatie, de leermogelijkheden en de drukzetting vanuit de omgeving. Samen met het gezin en de verzorgende ga je op zoek naar een plan dat haalbaar is om uit te voeren. Het is belangrijk dat deze werkdoelen de druk op het gezin niet onnodig verhogen. Daarom kan het noodzakelijk zijn om eerst tussendoelen te bepalen of randvoorwaarden te creëren. Om tot een gedeelde agenda’ te komen, kan je gebruik maken van het ‘participatief stappenplan’. Een schematisch overzicht en uitgebreide beschrijving daarvan vind je terug in hoofdstuk 9. Via deze methode wordt zowel het standpunt van het gezin, als dat van de hulpverlener (verzorgende, coach) in dialoog gebracht. Van daaruit kun je op zoek gaan naar een gedeelde kijk en overeenstemming over wat er dient te gebeuren.

Evalueren en bijsturen Tijdens de evolutiegesprekken kan de coach, samen met het gezin en de verzorgende, evalueren en bijsturen. De focus ligt steeds op 3 aspecten van de zorg: • de leermogelijkheden en doelen van het gezin: inhoud van de doelen, • het proces: autonomie versus verafhankelijking, • de samenwerkingsrelatie: relatie gezin-verzorgende, zijn alle gezinsleden betrokken enz. Vandaar ook het belang van en de voortdurende aandacht voor de basishouding in het coachingproces.

Motivatie We kijken terug naar de motivatie van het gezin. Is die geëvolueerd sinds de intakefase? De startmotivatie ligt in de meeste gezinnen voor een deel ook wel buiten hen. Er kan bijvoorbeeld druk zijn van de hulpverlening of van familieleden. In de loop van de tijd kan de motivatie groeien of afnemen bij het gezin. Dit kan een proces zijn met ups en downs. Dat aspect moet de coach zeker bevragen. Want het is de intrinsieke motivatie die maakt dat mensen het vol houden. De coach is niet alleen monitor van de motivatie, maar kan ook een actieve rol spelen bij het stimuleren van (intrinsieke) motivatie. Dit kan door samen te reflecteren over de toename/afname van de motivatie. Wat is de betekenis daarvan? Welke invloed heeft dat op de ondersteuning? Op deze manier kan er meer inzicht ontstaan in de eigen constructies. We situeren ons hier in de tweede fase van de veranderingscirkel van Prochaska en DiClemente. Dit model brengt in beeld wat er gebeurt met mensen die in een veranderingsproces zitten (zie hoofdstuk 7).

Vooruitgang Als coach help je om vooruitgang zichtbaar te maken, zowel voor het gezin, voor de verzorgende als voor de buitenwereld. Dit doe je door regelmatig de kleine stappen te benoemen, ongeacht hoe klein die ook zijn. Bijvoorbeeld:

Bij de start van de hulp stond er overal afwas in huis. Na een tijdje geraakt alle afwas tot bij de afwasbak. Dit is vooruitgang.

132

Stappen in het ondersteuningsproces


Een brief die ze niet begrijpen wordt niet meer weggegooid, maar klaargelegd voor als de verzorgende of de coach langskomt. Dat is vooruitgang.

Het gezin leert stilaan om een vaste plaats te geven aan zaken die voorheen door het huis slingerden. Dat is vooruitgang.

Er is altijd vooruitgang, ook als je die niet ziet. Het moeilijkste is om over vooruitgang te praten als er schijnbaar geen vooruitgang is of als die niet direct zichtbaar is. Je kan de indruk hebben dat vooruitgang stil valt. Maar dan mag je niet vergeten dat er in de hoofden van mensen vanalles gebeurt dat je niet kan zien. Dat kan je niet altijd uitleggen. Het kan ook zijn dat er meer rust in huis komt, dat iemand meer vertrouwen in zichzelf krijgt, dat er meer geduld is voor de kinderen enz. Ook wanneer de situatie stabiel blijft - en dus niet meer achteruit gaat – kan dit vooruitgang zijn. Er zijn ook de kinderen. Die zien hoe het anders kan en die nemen daar ook dingen van mee in hun latere leven. Zij kunnen dat dan zelf toepassen als ze ouder zijn.

Omgaan met herval in oude patronen Bij de opstart van de ondersteuning is er bij iedereen (intrinsieke of extrinsieke) motivatie. Soms komt er een terugval, bij het gezin (bv. beu, moe, de problemen blijven) of bij de verzorgende (bv. er is geen verschil, wat doe ik hier, ik doe het niet goed genoeg, ik zie geen resultaat). Als het gezin minder gemotiveerd is, dan heeft dit ook gevolgen voor de motivatie van de verzorgende, en omgekeerd. Herval is een normaal onderdeel van het proces. De coach zal hierop voorbereid moeten zijn. Wanneer het gezin hervalt, dan is de verleiding groot om de zinvolheid van de gezinszorg in vraag te stellen. Maar net op dit moment is het belangrijk om de continuïteit van de hulp te verzekeren. Op die manier geven we aan het gezin de boodschap dat we hen niet laten vallen, ook al gaat niet alles naar verwachting. Het wisselen van verzorgende in deze periode werkt meestal niet, omdat net door de onderlinge relatie weer de drive kan ontstaan om zich te herpakken. Dit geldt niet wanneer de relatie tussen het gezin en de verzorgende verzuurd is. De coach creëert voor de verzorgende en het gezin de ruimte om stil te staan bij de impasse en om te zoeken hoe ze de draad terug kunnen opnemen. Dit kan via verschillende invalshoeken: • Hulpverleningsrelatie: wanneer de relatie met de verzorgende goed zit, dan wil het gezin haar niet teleurstellen. Misschien doen ze erg hun best, maar kunnen ze dit op de langere termijn niet volhouden. De verandering is dan te groot en kan nog niet geconsolideerd worden. Ook wanneer er ‘een haar in de boter is’ tussen verzorgende en het gezin, kan dit ervoor zorgen dat het gezin weer terugkeert naar oude gewoonten. • Weerstand: in onze ijver om het gezin te helpen, gaan we misschien meer of andere dingen doen, waar het gezin niet om gevraagd heeft. Omdat het gezin dit niet altijd kan verwoorden, gaan ze door hun gedrag een signaal geven. Bijvoorbeeld: Het gezin beschuldigt de verzorgende van iets dat ze niet gedaan heeft. Dat kan een manier zijn om een onderliggende irritatie – die niet benoemd kan/mag worden – duidelijk te maken. Let erop dat je dan niet alleen focust op de feiten, maar ook op de context. • Tempo: misschien proberen we te veel in een te korte tijd te realiseren. Zelfs als een gezin gemotiveerd is en graag stappen vooruit wil zetten, merken ze pas achteraf welk effect dit heeft op henzelf. Bijvoorbeeld: Ze hebben iets weggedaan waar ze nog aan gehecht zijn. Dat doet pijn. Ik heb van mijn hard een steen moeten maken, de verzorgende wou meer dan ik wegdoen. Er is veel veranderd. Het huis is properder, het is meer op orde. Er is heel veel weggegooid, tegen mijn goesting, maar we kunnen nu terug mensen ontvangen. Ik ben zelf terug meer gemotiveerd. Ze ondersteunt ons. (moeder Lien)

133


• Omgevingsfactoren: wanneer er dingen veranderen in het gezin, dan krijgen zij soms te maken met commentaar van hun omgeving. Bijvoorbeeld: Familieleden zijn het niet eens met wat er gebeurt. Zij moedigen het gezin aan om terug te keren naar hoe het vroeger was. • Stressfactoren: Ook wanneer gebeurtenissen de stress in het gezin doen toenemen, kan het zijn dat ze de fragiele vooruitgang die er gemaakt is, niet kunnen volhouden. Bijvoorbeeld: Als de deurwaarder aan de deur geweest is, dan staat je hoofd niet meteen naar opruimen. Het kan dan zinvol zijn om terug te kijken tot waar het nog goed ging, en een stap terug te zetten in die richting. Pas wanneer het gezin er klaar voor is, kan er terug vooruit gekeken worden.

Ja die overgang [verhuis naar een andere gemeente], dat is eigenlijk een puinhoop geweest. … Vooral het huishouden gaat nu beter. Het is nog wel moeilijk, maar het gaat toch veel beter als de verzorgende er is. Omdat je zelf niet die hoop op je alleen hebt. (moeder Kim)

Ondersteuning van de verzorgende Verzorgenden die met kwetsbare gezinnen werken, komen wel eens schrijnende situaties tegen. Door het grote verschil in leefwereld en de verregaande afstemming van de verzorgende op het gezin, is het niet altijd raadzaam om dit in het team te bespreken. Sommige collega-verzorgenden uit de ‘reguliere’ gezinszorg - die niet gevormd zijn in het verbindend en versterkend kader – kunnen dit soms moeilijk begrijpen. De verzorgende blijft dan in de kou staan. Daarom is het aangewezen om de verzorgende individueel te begeleiden of hen de gelegenheid te bieden om ervaringen uit te wisselen met collega’s in een vergelijkbare situatie. De onderwerpen die dan besproken worden, zijn samen te vatten in 4 grote kernthema’s: Hoe kan ik mij (beter) afstemmen op het gezin? Hoe neem ik een gepaste verantwoordelijkheid op? Hoe kan ik mij positioneren ten opzichte van andere hulpverleners? En hoe ga ik met mijn eigen kwetsbaarheid en geraaktheid om?

Afstemming op het gezin De thema’s die in de begeleiding aan bod kunnen komen, zijn heel divers: • • • • • • • • • • •

leren omgaan met een andere levensvisie, opbouwen van een vertrouwensrelatie, leren werken in het spanningsveld van afstand en nabijheid, hoe en wanneer grenzen stellen, leren omgaan met de eigen grenzen, omgaan met weerstand, delen van vertrouwelijke informatie, de balans ‘doelen stellen’ versus ‘druk toevoegen’, een passende positie innemen tussen ouders en kinderen in pedagogische ondersteuning, omgaan met huisdieren en hygiënische problemen, …

Opnemen van een passende verantwoordelijkheid Als coach help je de verzorgende om een passende verantwoordelijkheid op te nemen. Dit wil zeggen dat ze de mogelijkheden en de grenzen van zichzelf en haar functie kent en respecteert én dat ze de coach aanspreekt wanneer ze over deze grenzen dreigt te gaan. Door de grote nood die zij in het gezin tegenkomt, kan het engagement van de verzorgende heel sterk worden. Zelfs als het niet zo goed gaat met de ondersteuning, blijft de betrokkenheid meestal groot. Doordat zij zo intensief met het gezin bezig is, voelt ze ook de druk en de onmacht waar het gezin mee te maken heeft. Bijvoorbeeld: • Een gezin dreigt de woning te verliezen, en er is geen perspectief op een nieuwe (betaalbare) woning. De moeder raakt in een depressie, waardoor ze haar huishouden verwaar-

134

Stappen in het ondersteuningsproces


loost en niet meer voor haar kind kan zorgen. Daardoor dreigt er ook nog een plaatsing. De verzorgende ziet de situatie escaleren … • Een alleenstaande mama dreigt haar uitkering te verliezen als ze niet ingaat op een jobaanbod, maar er is geen kinderopvang … • Papa heeft eindelijk werk gevonden. Het is een fysiek zware job. Om er te geraken is hij een uur met de fiets onderweg (ze hebben geen wagen en er is geen budget voor een busabonnement). Papa houdt dit niet vol en meldt zich regelmatig ziek. Hierdoor verliest hij zijn job. Ondanks al zijn moeite is het weer niet gelukt … Daarnaast moet de verzorgende ook kunnen werken met schaarse middelen. Niet alleen het materiaal waarmee ze moet werken is beperkt. Omwille van financiële redenen kan een gezin maar een klein aantal uren hulp toelaten, terwijl de behoefte soms veel groter is. De marges waarin een verzorgende iets kan bereiken in het gezin zijn dan heel klein. Enerzijds is dit een uitdaging voor haar, omdat zij moet putten uit haar eigen creativiteit en die van het gezin om iets te kunnen realiseren, maar anderzijds kan dit ook doorwegen. Het appél dat zij kan voelen om méér te doen dan haar takenpakket haar toelaat, is reëel. Bestaande afspraken en regels binnen de dienst kunnen hierdoor onder spanning komen te staan. Bijvoorbeeld: Gaat de verzorgende mee op zoek naar een andere woning als blijkt dat de ouders daar zelf niet toe in staat zijn? Gaat ze mee op zoek naar kinderopvang? Brengt ze zelf materiaal mee naar het gezin als dat niet aanwezig is? Gaat ze een brood halen voor het gezin, als ze merkt dat er geen eten is om het weekend door te komen? Het antwoord op deze vragen is niet eenduidig. Als coach kan je de situatie verbreden en samen met de verzorgende en/of het gezin op zoek gaan naar een alternatief. Stel dat de verzorgende het niet zelf aanpakt, wie kan er dan wel mee aan de slag? Zijn er mogelijkheden in het informeel of professioneel netwerk van het gezin? Zijn er mogelijkheden die we nog niet overwogen hebben? Het gaat hier over de afweging tussen ‘het juiste doen’, ‘de dingen juist doen’ en ‘het goede doen’ (zie hoofdstuk 2). In sommige situaties kan het verantwoord zijn om een uitzondering op de regels toe te staan. Waarschijnlijk moet je hierover gaan onderhandelen binnen de organisatie. Dit is belangrijk, want als je dit niet doet, dan krijgt de verzorgende later misschien het deksel op de neus. Baken duidelijke grenzen af. Maak ook duidelijk hoever je eigen mandaat als coach reikt om naar oplossingen op zoek te gaan. We kunnen nu eenmaal niet alles oplossen. De eigen verwachtingen en frustraties van de verzorgende rond het ‘resultaatsgericht werken’ en het omgaan met de grenzen van de polyvalentie, is zeker iets wat je als coach bespreekbaar blijft maken. Het is cruciaal dat een verzorgende niet opgebrand geraakt.

Positionering ten opzichte van andere hulpverleners Wanneer gezinszorg ingeschakeld wordt, dan verwachten de andere hulpverleners soms dat er op korte termijn verandering zichtbaar zal zijn. Vaak is dat niet het geval omdat het gezin daar niet aan toe is. De verzorgende werkt immers in het veld waarin het gezin de hulp kan toelaten. Ze kan dan te maken krijgen met de teleurstelling of met kritiek van anderen, of haar inbreng in het gezin wordt niet serieus genomen. Als coach is het belangrijk dat je dit oppikt en dat je de rol van de verzorgende weer in het juiste licht kan plaatsen. Indien er andere hulpverleners in het gezin komen, dan is het noodzakelijk om ieders taak duidelijk af te bakenen. Het is essentieel om goede afspraken te maken. Wie doet wat, wanneer,…? De neuzen moeten in dezelfde richting staan. Er mogen zeker geen dubbele of tegenstrijdige afspraken gemaakt worden. Want als het verwarrend wordt voor het gezin, dan stagneert het veranderingsproces.

135


Het is belangrijk dat de verzorgende op de hoogte is van de afspraken die er tussen de verschillende hulpverleners gemaakt worden en of daarin van haar iets verwacht wordt. Wanneer de thuisbegeleiding met het gezin een beloningssysteem uitwerkt voor de kinderen, dan kan de verzorgende de toepassing hiervan ondersteunen.

Eigen thema’s van de verzorgende Een verzorgende die zich geroepen voelt om met kwetsbare gezinnen te werken, doet dat niet zomaar. De kans is groot dat deze motivatie voortkomt uit een persoonlijke ervaring met thema’s als kwetsbaarheid en armoede. Bijvoorbeeld: ze is zelf in een kwetsbaar gezin opgegroeid, ze verbleef zelf tijdelijk in een instelling of in een pleeggezin, als moeder heeft ze zelf een tijdje bij het OCMW moeten aankloppen, ze heeft familieleden of vrienden die door omstandigheden in armoede verzeild geraakt zijn, ze woont in een buurt waar armoede niet ver weg is enz. Dit vraagt extra aandacht in de coaching, omdat de ondersteuning die ze in Thuiscompagnie bieden kort op hun vel komt. Wanneer een verzorgende geconfronteerd wordt met de bagage uit haar eigen leven, dan kan dit invloed hebben op de manier waarop ze haar job invult. Ze kan bijvoorbeeld doorschieten in de zorg voor de kinderen, zich partijdig gaan opstellen of afhaken omdat gebeurtenissen in het gezin haar geraakt hebben in haar eigen kwetsuur. Die persoonlijke betrokkenheid kan ook een kracht zijn. Zij kunnen daardoor bijvoorbeeld de complexiteit van de situatie aanvoelen, zonder dat er veel woorden voor nodig zijn. Wanneer het gezin geen cultuur, geen taal en geen concentratie heeft om uitgebreid over hun situatie te spreken, dan kan de verzorgende door ‘samen te doen’ en ‘samen te spreken over wat ze doen’ toch een relationele verbinding maken. Elke verzorgende die vanuit het verbindend en versterkend kader met kwetsbare gezinnen werkt, doorloopt ook een algemeen ontwikkelingsproces. Zij moeten een verschuiving maken van uitvoerende zorg (overnemen van taken bij mensen die het niet meer zelf kunnen) naar begeleidende zorg (aanleren van vaardigheden bij mensen die het nog niet zelf kunnen). Dit betekent een omkering in hun perspectief op het gezin, waarbij ze: • • • • • • •

krachtgericht leren kijken i.p.v probleemgericht, leren werken vanuit de mogelijkheden van het gezin, hun eigen werkwijze leren aanpassen, hun eigen tempo leren aanpassen, hun eigen prioriteiten leren aanpassen, telkens met nieuwe ogen kijken naar wat er op dit moment in dit gezin gepast is, …

Als coach begeleid je dit proces door de verzorgende op te volgen, feedback te geven over haar functioneren en haar te ondersteunen waar nodig. Hoofdstuk 5 geeft je een overzicht van het profiel en de taken van de verzorgende én van de ondersteunende rol die je daarbij als coach kan opnemen.

136

Stappen in het ondersteuningsproces


Taak van de verzorgende in de groeifase In de groeifase zal de verzorgende meer en meer de rol van steunfiguur opnemen, die in het gezin gelooft en hun mogelijkheden ziet. Zij helpt het gezin om de doelen te bereiken die ze zelf gekozen hebben, waardoor ze hun sterke kanten kunnen ontwikkelen. De nadruk in haar werk ligt op het blijven invoegen en toevoegen waar mogelijk om zo ook te werken aan verandering.

Blijven invoegen, toevoegen waar mogelijk Ook gedurende de groeifase blijft het belangrijk om in te voegen bij de thema’s, de leefwereld en het tempo van het gezin. Waar mogelijk probeert de verzorgende iets toe te voegen, maar het vraagt voortdurende alertheid om niet over de grenzen van het gezin te gaan (zie hoofdstuk 9). Vooral wanneer het gezin en de verzorgende elkaar beter leren kennen, steeds meer ‘eigen’ worden aan elkaar, groeit de valkuil van de vanzelfsprekendheden. Zowel het gezin als de verzorgende kunnen dan gedrag stellen dat zij zelf evident vinden, maar dat dat niet is voor de ander. Hierdoor zijn de leefwereldbotsingen plots weer actueel en op de voorgrond. Daarom blijft het belangrijk om alert te blijven voor de manier waarop het gezin reageert op nieuwigheden en, zo mogelijk, hierover in dialoog te gaan.

Werken aan verandering Omgaan met dagelijkse beslommeringen en crisissituaties Door de gebeurtenissen in het gezin kan een situatie soms razend snel veranderen. Een verzorgende moet er op voorbereid zijn dat ze onverwachte ontwikkelingen kan tegenkomen, waardoor de dag er ineens heel anders kan uitzien dan gepland. Zij moet dan een evenwicht vinden tussen enerzijds het opvangen van het gezin en het zoeken naar stabiliteit, en anderzijds het alert zijn voor mogelijkheden om doelgericht aan de slag te gaan.

De verzorgende en het gezin zijn de dag rustig gestart. Plots staat de politie voor de deur omdat papa beschuldigd wordt van diefstal. Hij wordt meegenomen voor verhoor. De rest van de voormiddag wordt er niet veel meer ‘gewerkt’. De aandacht van de verzorgende gaat dan naar het opvangen van de mama en de kindjes en naar het afronden van de taken die ze begonnen waren. Tegen de middag is papa terug thuis, ook hij wil zijn verhaal kwijt.

Aanleren van nieuwe vaardigheden Hoe concreter de doelen en de tussendoelen van het gezin gesteld worden, hoe concreter er nieuwe vaardigheden ingeoefend kunnen worden. Was sorteren? Soep maken? De kinderen betrekken bij het opruimen? Dit zijn duidelijke handelingen waarvan je kan nagaan of het gezin er al dan niet in slaagt. Maar soms is het nodig dat de verzorgende gewoon, van dag tot dag, bekijkt wat er mogelijk is in het gezin. In dit geval zijn er geen duidelijk meetbare doelen afgebakend. De meeste verzorgenden (en hulpverleners in het algemeen) vinden het moeilijk wanneer de richting waarin ze moeten werken niet zo duidelijk is. Waar zijn we dan mee bezig? Wanneer een gezin het gewoon is om van moment tot moment te leven en niet geleerd heeft om vooruit te kijken of op langere termijn te denken, dan is ‘verandering in het moment’ misschien de grootste stap die ze kunnen zetten. Ook dat verdient waardering. Zelfs als de richting waarin we werken niet zo duidelijk is en de effecten niet meteen zichtbaar of herkenbaar zijn, dan kunnen er op termijn toch positieve resultaten ontstaan. Dit maakt de hulp niet minder zinvol. Het vraagt alleen meer vertrouwen van het gezin, de verzorgende, de coach en hulpverleners, dat we op de goede weg zijn.

137


Vaak is de vakantieperiode van de verzorgende voor het gezin een ‘testsituatie’. Meestal wordt de verzorgende niet vervangen in die periode, waardoor het gezin er enkele weken alleen voor staat. In die periode krijgen ze de kans om te toetsen wat ze geleerd hebben. Kunnen ze wat verwezenlijkt werd ook volhouden als de verzorgende niet komt? Dat kan positieve gevolgen hebben (het gezin kan laten zien dat het alleen verder kan) of negatieve (er is een grote terugval, alles loopt opnieuw mis). Als de verzorgende terug is, wordt duidelijk waarin het gezin geslaagd is en welke aandachtspunten er nog zijn.

Versterken wat al lukt en wegwerken van belemmerende factoren Doordat een verzorgende verschillende uren per week in het gezin aanwezig is, heeft zij bij uitstek het beste zicht op wat er al lukt en op dát wat het lukken in de weg staat. Ook hier is het belangrijk om steeds te toetsen hoe we zelf kijken naar ‘lukken en mis-lukken’ en hoe het gezin hiernaar kijkt. Misschien is het gezin wel tevreden met de situatie? Het hele traject is bedoeld om oplossingen te creëren die werken voor het gezin. Dit betekent dat er nieuwe dingen uitgeprobeerd worden die misschien niet onmiddellijk tot de juiste uitkomst leiden. Maar het gezin mag leren van de ‘fouten’ die het maakt. Dit is onderdeel van het leerproces.

Bieden van psychosociale en pedagogische ondersteuning Een belangrijk aspect van de gezinszorg die we bieden, is de manier waarop de verzorgende aanwezig is. Zij neemt een basishouding aan van (professionele) nabijheid, respect en zorgzaamheid. Ze staat open voor wat het gezin wil tonen van zichzelf. Ze ondersteunt de gezinsleden door te luisteren en ruimte te maken voor hun verhaal. Op deze manier ondersteunt ze ook het ouderschap van mama en papa.

Ze betekent eigenlijk veel. Dit geeft me wel dat gevoel van eigenwaarde te hebben en zelfvertrouwen [stilte] en naar het huishouden toe, de opvoeding. Dat is natuurlijk met vallen en opstaan. (moeder Lelie)

Ik heb er veel aan. Dat is een steunfiguur omdat ik er ook veel tegen kan vertellen … over alles eigenlijk. (moeder Kim)

Ik kan daar soms eens tegen grommelen over mama of zo. Ja dat is zo’n beetje een uitlaatklep om te grommelen en die weet wel dat ge dat dan niet meent of zo. Ja, die weet, dat moet van u af en meer dan de helft van wat dat ge zegt, dat meent ge waarschijnlijk niet … En ook als ge een vraag hebt, ze kan u een antwoord geven. Bijvoorbeeld van hoe kan ik dat best strijken of dat. Ja, die helpt u dan ook wel als ge ergens een vraag hebt. … En ik vind het ook plezant dat ze u complimenten geeft. Zo was ik een keer mijn paperassen in orde aan het maken en ze geeft mij dan een compliment van ‘ja, gij kunt dat eigenlijk toch wel goed he’. Dan zeg ik ja, eigenlijk kan ik dat beter dan mama he? (jongere Joske)

Doelen in de groeifase In de hulpverlening is het doorgaans de gewoonte om met erg expliciete en liefst zo concreet mogelijke doelstellingen te werken. Binnen de werking van Thuiscompagnie is dat niet altijd mogelijk, zeker niet als de verzorgende nog niet zo lang in het gezin komt. In het begin zou de voorbeeldfunctie die de verzorgende opneemt al een leerdoel kunnen zijn, zonder dat dit expliciet geformuleerd moet zijn. Gaandeweg zal dit uiteraard verfijnd worden, maar dat heeft tijd nodig. Doelen zijn bovendien niet enkel praktisch, ze zijn ook aanwezig op relationeel niveau. Dit is onlosmakelijk verbonden met onze visie (zie hoofdstuk 2), met het versterkend en verbindend

138

Stappen in het ondersteuningsproces


werken dat we voorop stellen. Soms kan er, door aan de buitenkant (op praktisch vlak) orde te scheppen, ook aan de binnenkant terug ordening komen. Maar vaak werkt het net omgekeerd. Vaak moet er eerst verbinding gelegd worden vooraleer je aan de meer praktische zaken kan beginnen. Zoals eerder al opgemerkt, is verandering in het relationele niet altijd tastbaar of onmiddellijk herkenbaar. Groei die bereikt is op het relationele niveau is moeilijker aan te tonen. Vandaar dat het belangrijk is om aan het begin van het traject te vermelden dat dit een voornaam aspect is van de ondersteuning die wij bieden. Andere hupverleners of gezinnen verwachten soms dat we (snel) iets concreets kunnen aantonen. Dat is helaas niet steeds mogelijk, zeker niet als de gezinszorg nog niet zo lang gestart is.

Ge verwacht altijd meer. [wat had ge meer verwacht?] Meer dingen kunnen aanpakken in ene keer. Maar dat gaat niet. Dan moet ge de verzorgende dagelijks hebben. Ik wil wel dat dat rapper gebeurt. Persoonlijk zou ik dat liever hebben, dat dat allemaal rapper zou gebeuren. (moeder Lelie)

Sommige hulpverleners komen niet (frequent genoeg) in het gezin om de kleine vooruitgang die geboekt is te kunnen zien. Daarom is het belangrijk dat we de kleine en de grotere vooruitgang op de verschillende niveaus en gebieden, ook doorgeven aan andere diensten. Vooruitgang kan zich immers op verschillende gebieden en in de kleinste dingen manifesteren.

139


6. AFBOUWFASE

Uitgangspunten van de afbouwfase We mogen het gezin door de inzet van Thuiscompagnie niet verafhankelijken. We willen daarentegen net versterkend werken. Daarom is het logisch dat we aandacht besteden aan de afbouw van de ondersteuning. Afbouwen kan op vraag van het gezin, op vraag van de verzorgende, of op vraag van de organisatie. De vraag is ‘Wanneer is zo’n afbouw zinvol en wordt die niet als de zoveelste vertrouwensbreuk ervaren?’ Een gezin is klaar voor afbouw wanneer er (relatieve) stabiliteit is in het gezin, wanneer er geen nieuwe leervragen meer komen en het gezin de nieuw verworven vaardigheden geïntegreerd heeft. Als het gezin zelf beslist om te stoppen, dan is de afbouwfase doorgaans korter dan wanneer het initiatief om te stoppen uitgaat van de dienst.

CIJFERS

In de afbouwfase werken we aan het loslaten van het gezin. Wanneer dit gebeurt in wederzijdse overeenstemming, dan verloopt dit op een geleidelijke en stapsgewijze manier en laten we het gezin niet in één keer los. De frequentie waarmee de verzorgende in het gezin komt, loopt terug. Het gezin krijgt de kans om uit te testen of het lukt om de zaken alleen te beredderen. Wanneer het gezin hervalt, dan kan de frequentie weer aangepast worden. In deze fase wordt het des te belangrijker elementen in te brengen die het sociale netwerk rond het gezin kunnen versterken.

In 59 % van de gezinnen werd de hulp geleidelijk afgebouwd in wederzijdse overeenstemming. In 27 % van de gezinnen werd de hulp op vraag van het gezin plots stopgezet. In 13 % van de gezinnen kwam het initiatief tot stopzetten van de dienst gezinszorg zelf.

Taak van de coach in de afbouwfase In de afbouwfase staat de coach voor verschillende opdrachten: • de afbouw bespreekbaar maken, • eventueel een time-out als een nieuwe kans inlassen, • afspraken maken over termijn en wijze van afbouw, • afspraken maken over mogelijke nazorg, • zorgvuldig afronden bij de hulpverleningspartners.

Afbouw bespreekbaar maken Eigenlijk moet je al van bij de intake aan afbouw denken en regelmatig tussentijds evalueren hoe ver het gezin is gekomen. Daar dienen de evolutiebesprekingen voor. Telkens wanneer een doelstelling bereikt is, kan je dat positief benoemen: Hier wilde je aan werken. Je bent er nu geraakt. Wil je nog meer?

Als er geen nieuwe vragen meer zijn en als er stabiliteit is in wat er verworven is, dan start de afbouwfase. Zelfs als het gezin in staat is om zonder hulp verder te kunnen, dan kan afbouwen

140

Stappen in het ondersteuningsproces


voor hen angst oproepen. Ze hebben bijvoorbeeld een goede band met de verzorgende, ze is voor hen een steun en toeverlaat enz. Hoe moet het verder als zij binnenkort niet meer zal komen? Ook dit is deel van een veranderingsproces dat ondersteuning nodig heeft. Het belang daarvan blijkt uit de getuigenissen van ouders en jongeren over het belang van de ondersteuning voor hen, over hun behoefte om het ondersteuningstraject nog verder te zetten.

Nee, we kunnen die niet meer missen. [Waarom niet?] Ja, die is keilief en zo en dan, ja, dan hebben we toch één keer in de week iemand die mama helpt met kuisen zo. (jongere Xena)

Als Leen [de verzorgende] zou stoppen dan ben ik boos. Ja toen de andere verzorgende hier was, dan was ik in paniek. Leen die weet alles, die kent de gewoonten. Als ik er niet ben en Leen is bij de kinderen, dan ben ik er gerust in. Ik weet hoe ze met de kinderen is. Ik vertrouw er op. Ik zie goede dingen van de verzorgende. Dat is belangrijk dat het dezelfde blijft. (moeder Banu)

Aan de ene kant denk ik van, het zou misschien wel lukken. Maar soms als ik dan zo kijk, als ze [de verzorgende] dan even niet is geweest, dan heb ik van ja, je mag wel weer komen omdat het toch … Soms heb je zo van die hele hectische dagen opeens. En ja, dat de kleintjes ..., dan kan ik de hulp echt wel best gebruiken. Maar ik merk wel dat er een hele vooruitgang is geweest. Maar ja, ze mag nog wel even blijven komen. (moeder Christina)

Ga op zoek naar de elementen die maken dat het gezin bang is voor afbouw. Wat is hun vrees? Bekijk ook samen met hen wie of wat hen verder kan ondersteunen? Probeer daarover met hen in gesprek te gaan. Bijvoorbeeld: • • • •

Hebben ze angst om terug in de put te geraken? Denken ze het praktische werk alleen aan te kunnen? Hoe zit het met hun netwerk? Hebben ze nog iemand om op terug te vallen? Hebben ze iemand waar ze hun hart bij kunnen uitstorten? (cf. de relationele ondersteuning van de verzorgende, ze is ook een gesprekspartner) • … Ook voor de hulpverleners kan het moeilijk zijn om een gezin los te laten. Bijvoorbeeld als er nog groeikansen liggen of wanneer het goed klikt. Je kan experimenteren met het inlassen van rustpauzes. In die tijd komt er dan geen verzorgende en kan het gezin uitzoeken of ze alleen verder kunnen. Dat betekent soms ook dat het nog niet lukt voor het gezin. Wanneer de verzorgende dan terug in het gezin komt, moeten er een aantal stappen ‘terug gezet’ worden. Ze hebben eerder wel geleerd hoe de dingen anders, beter of gemakkelijker kunnen, maar de omstandigheden laten hen niet toe om dat toe te passen. Het kan voor het gezin en/of de verzorgende ontmoedigend zijn om te merken hoe moeilijk het is om verandering te bestendigen. Dit is een moment waarop je als coach ook stil staat bij het effect hiervan op hun motivatie en bij hun hoop voor de toekomst. Door het afbouwen van het aantal uren dat de verzorgende in het gezin komt, kan men gezinnen geleidelijk aan losser laten. In sommige gezinnen is het voldoende om nog eens één keer om de twee maanden binnen te springen. De dienst probeert dan contact te blijven houden zodat er onmiddellijk kan gereageerd worden als het fout dreigt te lopen.

Afbouwen op vraag van het gezin Wanneer het gezin vragende partij is om de hulp stop te zetten, dan kan dit erg snel gaan. Als de verzorgende te dicht bij gekomen is of iets heeft gedaan waardoor de gezinsleden zich bedreigd voelen, zullen ze het signaal geven dat ze onmiddellijk willen stoppen. Als zo’n incident de aanleiding is, dan zal de coach altijd met het gezin contact opnemen om dat uit te praten. Ook de verzorgende wordt daarbij betrokken zodat ze daaruit kan leren.

141


Een verzorgende was op eigen houtje de berging beginnen opruimen en had zonder overleg ‘rommel’ weggegooid. Maar voor het gezin was dat helemaal geen rommel. Daar is de verzorgende echt over een grens gegaan. De coach heeft nog geprobeerd om het gezin te overtuigen om met een andere verzorgende verder te gaan omdat er echt nog noden en mogelijkheden waren. Maar dat lukte niet: er was geen vertrouwen meer in de dienst.

Een snelle stopzetting op vraag van het gezin hoeft niet altijd een teken van mislukken te zijn. Soms wordt dit in de hand gewerkt door omstandigheden waar we geen vat op hebben of heeft het gezin gewoon andere prioriteiten. Bijvoorbeeld: Christiane volgt een opleiding polyvalent verzorgende. Volgend jaar doet ze haar laatste module. Christiane geeft zelf aan dat ze nu verder kan. ‘Het zou te gek zijn dat ik op een ander ga werken en dat jij dan hier mij komt helpen.’ De verzorgende komt in dit gezin al zes jaar en er is dus een hele lange weg afgelegd.

Jos en Magda beslissen zelf om te stoppen. De coach zag ook dat Magda daaraan toe was. Ze kregen twee keer per week hulp en het ging goed. Afbouwen naar één keer per week was financieel niet haalbaar. Jos en Magda wilden meteen stoppen omdat er een nieuwe verwarmingsketel gekocht moest worden. De coach belt sporadisch om te horen hoe het gaat. (nazorg)

De verzorgende is gestopt omdat Riet in therapie is gegaan. Daar is geen afbouw geweest, dat ging eerder bruusk. Riet is al een hele tijd depressief. Doordat haar dochtertje een ernstig ongeval heeft gehad, heeft ze beseft dat ze toch nog iets heeft om voor te leven. Daardoor heeft Riet eindelijk de kracht gevonden om in therapie te gaan. Ze gaat nu drie dagen per week naar een dagcentrum voor psychiatrische begeleiding. Als daar nog een dag met de verzorgende bijkomt, dan is dat voor haar teveel. De boodschap naar Riet is duidelijk: we zijn er om je verder te helpen totdat je verder kunt. Riet weet dat ze altijd de vraag opnieuw mag stellen.

Fiona en haar man zetten de hulp stop vlak voor de zomervakantie. Vakantietijd is nu eenmaal geen tijd om te werken. De kinderen zijn thuis, en ze kijken wat minder op de klok. Het ritme vertraagt. En met het mooie weer willen ze graag vrij zijn om weg te gaan wanneer ze dat willen. Als de verzorgende komt moeten ze aanwezig zijn: dat betekent dus thuisblijven. Als ze later terug hulp nodig hebben, dan nemen ze terug contact op.

Afbouwen op vraag van de verzorgende Als de verzorgende het gevoel heeft dat het gezin staat waar het moet staan en ze zichzelf overbodig begint te voelen, dan zal de verzorgende, in overleg met het gezin, afbouw voorstellen. De coach toetst dan eerst met de verzorgende af of alles goed gaat in het gezin en waarom ze zich overbodig voelt. Er wordt ook gekeken naar waar het gezin staat. Wat is er geleerd? Is dat routine geworden? Is er geen motivatie meer? De coach zal ook in gesprek gaan met het gezin. In een eerste fase zal de verzorgende minder vaak dan voorheen naar het gezin gaan. Het wordt opgevolgd en na verloop van tijd, als alles goed blijft gaan, kan het gezin worden losgelaten.

142

Stappen in het ondersteuningsproces


Bij een alleenstaande mama met twee kinderen werd twee halve dagen per week een verzorgende ingezet. Het voornaamste doel was structuur brengen in het gezin. Die abstracte vraag werd door mama vertaald naar heel concrete zaken. Het traject werd afgebouwd omdat de verzorgende het gevoel had dat het gezin verder kon zonder haar ondersteuning. De mama had inmiddels werk gevonden. De moeder van de mama was ondertussen ook voldoende hersteld om haar dochter verder te ondersteunen. De hulp werd geleidelijk afgebouwd van twee keer in de week, naar één keer in de week, daarna naar één keer om de 14 dagen. Daarna viel de hulp van de verzorgende volledig weg. De mama neemt deel aan een groepswerking van het OCMW zodat de coach haar nog regelmatig ziet (nazorg). Waarom dacht de verzorgende aan afbouwen? Op basis van welke signalen? • Er kwamen steeds minder praktische vragen van mama. • De vragen die er nog zijn, zijn vooral opvoedingsvragen waar de verzorgende niet de meest geschikte ondersteuningspersoon voor is. • Mama had terug de kracht gevonden om het zelf te doen. De verzorgende voelde zich minder nodig. Als ze in huis kwam, dan had mama dikwijls al veel werk gedaan. • Er was terug ondersteuning mogelijk vanuit het eigen netwerk.

Afbouwen op vraag van de organisatie Het is onmogelijk om de behoeften van het ene gezin af te wegen tegenover de behoeften van een ander gezin als de middelen ontoereikend zijn om iedereen naar behoefte te bedienen. Binnen Thuiscompagnie werken we niet met standaardtrajecten waarbij voor iedereen een minimaal of maximaal aantal maanden hulp is voorzien. De coach moet zich, samen met de verzorgende, steeds de vraag stellen of de inzet van een getrainde verzorgende een meerwaarde blijft hebben. Er komen altijd nieuwe aanvragen binnen, ook voor Thuiscompagnie. Dan moet er op een bepaald moment gekeken worden of bij de gezinnen die al een tijdje ondersteuning krijgen, minder kan gewerkt worden. Er moet een keuze worden gemaakt: gaan we een gezin kunnen lossen om een ander te helpen of gaan we dat nieuwe gezin naar een andere dienst doorverwijzen? Daarom is het belangrijk van begin af aan in te calculeren dat er een moment komt waarop het gezin kan of moet worden losgelaten. In hoofdstuk 11 gaan we hierop dieper in.

CIJFERS

Voor hulpverleners is cliënten loslaten soms moeilijk. Daarom is het niet onverstandig om met meerdere mensen, vanuit verschillende perspectieven, naar de gezinnen te kijken. Als in een organisatie meerdere diensten of teams bij het gezin betrokken zijn, dan wordt het gezin vanuit verschillende perspectieven gevolgd: de coach, de verzorgende, het diensthoofd van de sociale dienst en het diensthoofd van de dienst gezinszorg. Het is belangrijk om een ‘scheidsrechter’ aan te duiden die de knoop kan doorhakken voor situaties waarbij de visies uit elkaar blijven lopen.

Looptijd van het ondersteuningstraject In de periode 2011 -2013 werd de ondersteuning in 45 % van de gezinnen (N=155) afgebouwd. 13 % van deze 69 gezinnen stopten tijdens de startfase (in de eerste maand). In 28 % kon de hulp binnen een half jaar na de start worden stopgezet. In 20 % van deze gezinnen was een verzorgende maximaal een jaar actief. 16 % werd afgebouwd na 1,5 jaar, 13 % na 2 jaar. In 7 % van de gezinnen was de verzorgende meer dan 2 jaar actief. Maar vooral de looptijd van de nog lopende trajecten maken duidelijk dat Thuiscompagnie een ‘langdurig’ proces is. In 37 % loopt het traject al tussen de 12 en 23 maanden, in 27 % twee jaar of meer.

143


Time-out als nieuwe kans Hulp aan huis is heel ingrijpend. Hoe goed we ook ons best doen om op maat en tempo van het gezin te werken, als de verzorgende in huis is, hebben mensen toch het gevoel dat ze zich moeten aanpassen, iets moeten doen waar ze misschien geen zin in hebben, zich anders moeten gedragen dan ze gewoon zijn. Er wordt immers altijd iets van je verwacht en dat kan heel vermoeiend zijn. Al maak je van ‘in de zetel liggen’, ‘in de zetel zitten als de verzorgende er is’ …er wordt altijd ‘iets’ verwacht. Dat mensen even onder dat ‘opgelegde’ regime uitwillen, kan ook meespelen bij de vraag om de hulp stop te zetten. Soms is dit gewoon een vraag naar een rustpauze. Ga daar positief op in en analyseer de situatie samen met de verzorgende. Zo wordt het voor de verzorgende ook duidelijk dat ze niet heeft gefaald. Laat het gezin weten dat ze altijd opnieuw een vraag mogen stellen. Er zijn situaties waarin het onmogelijk is om de verzorgende nog verder in het gezin te laten werken. Bijvoorbeeld als de veiligheid van de verzorgende in het gedrang komt of als er een ernstige crisissituatie in het gezin is. Dan moet afgewogen worden welke andere opties er zijn. Dit hoeft niet altijd te betekenen dat de hulp definitief eindigt. Soms kan het nodig zijn om de hulp tijdelijk te onderbreken, zodat het gezin de kans krijgt om hun situatie zelf terug in handen te nemen. Wanneer er weer voldoende garanties zijn dat de verzorgende op een zinvolle manier met hen aan het werk kan, dan is het mogelijk om de hulp weer te hervatten. Als coach is het belangrijk dat je dit proces begeleidt. Voordat de hulp terug van start gaat, herneem je in feite een aantal stappen van het intakeproces. Wat is de vraag van het gezin op dit moment? Is gezinszorg hierop het juiste antwoord? Zijn de omstandigheden werkbaar voor de verzorgende? Bekijk, zowel met het gezin als met de verzorgende, of het aangewezen is dat de vertrouwde verzorgende terug in het gezin gaat of dat er gekozen wordt voor iemand anders.

Afspraken maken over termijn en wijze van afbouw Samen met het gezin maak je duidelijke afspraken over de wijze waarop de hulp wordt afgebouwd. Wordt er geleidelijk aan afgebouwd? Zo ja, op welke manier wordt de hulp dan aangepast? Welke punten willen ze in die laatste fase zeker nog opnemen? Welke voorwaarden moeten er gecreëerd worden, zodat het gezin alleen verder kan? Wordt er onmiddellijk gestopt? Wanneer stopt de hulp precies? Is er nog een mogelijkheid om afscheid te nemen van de verzorgende? Ook voor de verzorgende is het belangrijk dat ze het goed kan afronden. Dit is niet altijd mogelijk wanneer de hulp bruusk stopt.

Afspraken maken over nazorg Nazorg bestaat eigenlijk niet binnen de diensten gezinszorg. Op dit terrein is het dus ook zoeken naar mogelijkheden om daar ruimte voor te creëren. Die nazorg moet niet intensief zijn. Af en toe binnenspringen of een telefoontje doen om te kijken hoe het gaat, kan voor de mensen een geruststelling zijn.

Ja, nazorg. Dat ze ook bijvoorbeeld, als degene die dan komt en die ziet dat dat terug achteruit gaat, dat die dan de verzorgende terug efkes kan inschakelen. Dat dat niet terug … (moeder Lelie)

Zorgvuldig afronden bij hulpverleningspartners Als het op de andere levensdomeinen beter gaat, dan zal het huishouden waarschijnlijk ook wel lukken. Als er al een tijd in een gezin is gewerkt en er zijn positieve resultaten, dan bestaat de kans dat alle hulpverleners tegelijk afbouwen want ‘het gaat toch beter’. Als je van oordeel bent dat een gezin zonder ondersteuning van gezinszorg verder kan, dan moet je inschatten hoe de andere hulpverleners rond het gezin bewegen. Ook het effect van het stoppen van de ondersteuning op de andere levensdomeinen moet je inschatten. Is de kans groot dat de structuur die in het huishouden was binnengebracht, niet in stand gehouden kan worden

144

Stappen in het ondersteuningsproces


wanneer er terug of nieuwe problemen opduiken? Dit wijst op het belang van een geleidelijke afbouw. Het gezin moet regelmatig nog contact hebben met een vertrouwenspersoon. Het Lokaal Cliëntoverleg kan die afstemming mee mogelijk maken. De coach moet met een overschouwende blik kunnen kijken en nagaan of de mensen het wel kunnen redden zonder directe ondersteuning. Je bespreekt met de verzorgende: ‘Wat denk je dat het gezin nog nodig heeft om zelfstandig te kunnen functioneren?’ Met het gezin wordt besproken: ‘Wat heb je nodig om alleen verder te kunnen?’ Je bespreekt met hen waarin ze nog ondersteuning wensen voordat de hulp effectief gestopt wordt. Het kunnen soms kleine dingen zijn die mensen over de drempel helpen om het zelfstandig te proberen.

Taak van de verzorgende in de afbouwfase De afbouwfase is een periode waarin gezinnen kunnen uitbollen zodat ze in hun zelfstandigheid nog kunnen groeien. In deze periode komt de verzorgende wel nog in het gezin, maar focust ze op andere vaardigheden. De nadruk in haar werk ligt nu op: • • • •

regelmatig stil staan bij wat het gezin zelf kan, praten over wat het gezin tegenhoudt, waar ze bang voor zijn, manieren zoeken om bestaande netwerken te versterken, oprechte tevredenheid tonen met wat het gezin heeft bereikt.

Regelmatig stil staan bij wat het gezin zelf kan Het gezin heeft in de afgelopen periode veel geleerd. Waarschijnlijk was dit met vallen en opstaan. Er is nu een punt bereikt waarop het gezin een nieuwe draai gevonden heeft in het omgaan met de praktische beslommeringen. De knelpunten van vroeger raken stilaan opgelost. De verzorgende kan hier met het gezin bij stilstaan. Soms ziet het gezin zelf niet welke vooruitgang ze gemaakt hebben en is het goed dat de verzorgende hen hierin bevestigt.

Praten over wat het gezin tegenhoudt om zonder hulp verder te gaan Doordat de verzorgende intensief met het gezin gewerkt heeft, is ze een vertrouwensfiguur geworden. Ze was betrokken bij de ups en downs die het gezin meegemaakt heeft. Zowel voor het gezin als voor de verzorgende kan het moeilijk zijn om de hulp los te laten. Maar uiteindelijk is dit het moment waar we naartoe gewerkt hebben: het gezin heeft weer genoeg eigen mogelijkheden om het alleen te doen. Dat is positief. Als de verzorgende de indruk krijgt dat het om een onverklaarbare reden met een gezin plots bergaf begint te gaan, dan kan dit een signaal zijn dat het gezin vreest dat de ondersteuning afgebouwd zal worden. Het wegvallen van een vertrouwensfiguur kan angst oproepen. De verzorgende kan stil staan bij wat hen tegenhoudt om de hulp los te laten en bij wat er nog nodig is om hen voldoende zelfvertrouwen te geven om zonder hulp verder te kunnen.

Manieren zoeken om het netwerk te versterken In de afbouwfase kan de verzorgende ook extra aandacht geven aan mogelijke verbredingen van het netwerk van het gezin. Dit kan gaan over het versterken van een bestaand netwerk of het verbreden van het netwerk (bv. uitbreiden van externe hulpbronnen).

145


Afhankelijk van de behoeften en interesses van het gezin, kan er gezocht worden naar alternatieven. Dit kan gerelateerd zijn aan hulpverlening (bv. groepswerk, budgetbeheer, opvoedingsondersteunende initiatieven) of kan ook buiten het hulpverleningscircuit gezocht worden (bv. een vereniging waar ze kunnen bij aansluiten, buurtcentrum, vrijwilligerswerk) waarbij de gezinsleden een voor hen zinvolle bijdrage kunnen leveren. Het is een kwestie van zoeken en contact leggen. Rap op Stap kan hier erg goed bij helpen (zie hoofdstuk 4). De coach blijft in de afbouwfase op de achtergrond steeds ondersteunend aanwezig. Indien dit gewenst is, dan kan zij een actievere rol opnemen. Dit kan bijvoorbeeld door de eerste contacten met hulpverleningsinstanties te leggen en te waarborgen dat het gezin voldoende begeleiding krijgt bij de overdracht.

Oprechte tevredenheid tonen met wat het gezin heeft bereikt

CIJFERS

Als de ondersteuning wordt stopgezet op vraag van het gezin, dan is het belangrijk dat de verzorgende oprecht tevreden is voor wat het gezin heeft bereikt. Als de verzorgende de vooruitgang kan zien, dan moet ze dat ook gemeend zeggen: ‘Jullie zijn echt vooruitgegaan. Het was fijn om met jullie te werken’. Dat kan alleen als de verzorgende aanvaardt dat mensen hun leven leiden zoals ze dat leiden. Dat de hulp wordt afgebouwd, kan dan voor het gezin een bevestiging zijn dat de verzorgende in hen gelooft. Dat kan de duw in de rug zijn die het gezin achteraf misschien nodig heeft om terug ondersteuning te vragen als ze het nodig zouden hebben. 81 % van de gezinnen waar Thuiscompagnie werd afgebouwd, was tevreden over haar evolutie. De coach was in 69 % van de afgebouwde gezinnen tevreden met de gemaakte vooruitgang.

146

Stappen in het ondersteuningsproces


7

motivatie en vooruitgang

Motivatie en vooruitgang zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Motivatie en vooruitgang realiseren en zien vraagt een krachtgerichte blik van al de betrokkenen. Rekening houden met de betekenis en de maatschappelijke context zijn daarbij sleutelbegrippen.

147


148

Motivatie en vooruitgang


1. Inleiding

Het gezin, de verzorgende, de coach en de organisatie doorlopen een veranderingsproces. Thuiscompagnie beoogt dat elk van hen sterker wordt om adequaat om te gaan met de situaties die zich voordoen. Vooruitgang en motivatie zijn sterk met elkaar verbonden. Er kan geen vooruitgang zijn zonder motivatie en er kan geen motivatie zijn zonder perspectief op vooruitgang. De verzorgende spant zich in om het gezin goed te ondersteunen. Ze wil niet alleen invoegen; ze wil ook toevoegen. Maar dit kan slechts stapsgewijs en met mondjesmaat, op het tempo van het gezin. Samen kijken naar waar er vooruitgang wordt geboekt, zowel bij het gezin als in het persoonlijk ontwikkelingsproces van de verzorgende, is noodzakelijk om de verzorgende gemotiveerd te houden. Het gezin stelt zich open voor de verzorgende. De verzorgende brengt verandering binnen. Maar wat de verzorgende binnenbrengt, werkt veelal maar traag door. Wie wil forceren, wordt de deur gewezen. De verzorgende brengt alternatieven binnen maar de keuze (de beslissing) ligt bij het gezin. Dit is de enige manier waarop veranderingsprocessen naar meer autonomie zich kunnen voltrekken. Een brug slaan tussen gekwetste mensen en de samenleving is een enorm moeilijke opdracht. Als we nuchter en met een niet-veroordelende blik kijken, dan valt op hoe zwaar de eisen zijn die de samenleving aan maatschappelijk kwetsbare gezinnen oplegt. Wie oog heeft voor die realiteit begrijpt dat hoezeer mensen zich ook inspannen, ze aan die hoge verwachtingen niet kunnen voldoen. Hulpverleners, coaches en verzorgenden zijn vertegenwoordigers van die samenleving. Daarom wijden we verder uit over de ‘lat’ die we gebruiken om van vooruitgang te spreken. Pas als de verschillende betrokkenen zich van een aantal vanzelfsprekendheden los kunnen maken, kunnen ze vooruitgang in al zijn facetten zien. Dat kan hen voldoening geven en helpen om het vol te houden. Op die manier krijgt het gezin de waardering die nodig is om te komen tot een eigen keuze voor verandering en om dat veranderingsproces met vallen en opstaan aan te gaan.

149


2. Motivatie als motor van verandering

Volgens Van Dale staat motivatie voor ‘het geheel van factoren (ook aandriften en beweegredenen) waardoor gedrag gestimuleerd en gericht wordt’. Motivatie beïnvloedt de intensiteit en de volharding van wat mensen doen. Omdat Thuiscompagnie werkt naar verandering is motivatie een centraal begrip. Die motivatie moet er niet alleen zijn bij het gezin. Zonder de motivatie van de verzorgende, haar dienst en andere betrokken hulpverleners werkt het niet. Motivatie is geen rechtlijnig verhaal: ze kan wegvallen en ze kan weer opgekrikt worden. Motivatie is een werkwoord.

Motivatie in het gezin: een ‘vraag’ naar ondersteuning Thuiscompagnie richt zich tot gezinnen die ondersteuning wensen. Soms komt de vraag naar ondersteuning van de gezinnen zelf. Ze willen bijvoorbeeld concrete hulp bij het huishouden of bij de papieren, ze willen kunnen ventileren of ze willen dat iemand meegaat om dingen te regelen.

Ik had nood aan gesprekken, aan iemand die luisterde ook. Omdat mijn ex, die ja, die hielp mij niks. Die kwam thuis en die ging op de zetel liggen of die was altijd op de weg. Dan heb je zelf ook geen moed niet meer om nog zelf iets te doen. Alles liep in het honderd. Dan met kinderen, en ja ik kropte alles op. Dan is gezinshulp de eerste keer gekomen en die klik was er direct en dat heeft mij, ja, enorm veel geholpen. (moeder Femke)

Ik heb een tijd gehad dat ik het niet meer aan kon. Ik ben ook geen gezonde persoon, en 2 kinderen in huis, dan weet je het wel. … Ik ben eigenlijk eerst via de ziekenkas gegaan, maar dat kostte mij te veel. En toen ja, via het ocmw eens navraag gedaan bij de sociale dienst. (moeder Lisa)

Bij andere gezinnen komt die ondersteuningsvraag niet onmiddellijk of niet alleen van henzelf. Elementen van externe motivatie spelen dan mee, ook al is er geen sprake van expliciete dwang. Een gezin durft bijvoorbeeld niet weigeren wat een hulpverlener voorstelt om hem niet teleur te stellen. Of een gezin laat zich overhalen door de herhaaldelijke opmerkingen van familieleden ‘dat het zo niet verder kan’.

Er was een vergadering, ja een LCO [Lokaal Cliëntoverleg], ja en daar werd dan gezegd voor meer hulp. (moeder Banu)

Daar hebben wij eigenlijk zelf bewust voor gekozen, omdat mijn ouders die zeiden van ‘kijk eens wat een was dat hier allemaal ligt.’ (vader Witte)

Het is niet altijd gemakkelijk om meteen duidelijk te krijgen of een gezin steun vraagt omdat ze dat zelf willen of omdat anderen rondom hen dat willen (zie hoofdstuk 6). Het is niet omdat een hulpverlener of een familielid vindt dat gezinszorg ingezet moet worden, dat het gezin dat zo

150

Motivatie en vooruitgang


ziet. Of het is niet omdat één van de ouders ondersteuning nodig vindt, dat de andere ouder dat vindt. Toch kan Thuiscompagnie ook in deze gezinnen ingezet worden. Vanaf het moment dat er minstens één element aanwezig is dat kan groeien naar een intrinsieke motivatie of dat minstens één gezinslid ergens een vage wens heeft om te leren hoe bepaalde dingen kunnen gebeuren, dan kan Thuiscompagnie met dat gezin aan de slag. Weet dat de meeste gezinnen aanvankelijk eerder argwanend zullen staan tegenover ondersteuning en het als een inbreuk op hun privacy ervaren. De startmotivatie is veelal een mix van gevoelens zoals zich mislukt, beschaamd of onder druk gezet voelen. Toegeven aan de buitenwereld dat iets niet lukt, is heel bedreigend. Die buitenwereld zou dat kunnen aangrijpen om hen te straffen of hen te vernederen. Door op een authentieke manier te communiceren zal je die angst kunnen doorbreken. We verwachten niet dat het gezin onmiddellijk haarfijn kan verwoorden wat dat nu precies is of wat zij willen veranderd zien. Mensen uit de nabije leefomgeving van het gezin kunnen daarbij soms helpen. Als het gezin een steunfiguur heeft (bv. familielid, vriend, buurman), dan kan het zinvol zijn om die persoon, mits toestemming van de familie, ook even te spreken. Steunfiguren kunnen immers soms onder woorden brengen waar het gezin nog geen woorden voor heeft. Dat kan helpen om de opdracht voor de verzorgende mee vorm te geven. Schuif die steunfiguren niet aan de kant. Laat hen de taken die ze opnemen verder opnemen. Tegelijkertijd moeten we voorzichtig zijn met werkpunten of veranderingsvoorstellen die anderen, mensen uit het informele of formele netwerk, aanreiken. Het is niet omdat bijvoorbeeld een familielid of een hulpverlener iets super belangrijk vindt, dat het gezin dat een prioriteit vindt. Het gezin heeft altijd al zijn plan getrokken. De wijze waarop het gezin dat tot nu toe deed, is voor buitenstaanders misschien raar, maar werkt wel voor het gezin. Het is de kunst om uit te zoeken over welke punten bij het gezin een veranderingswens bestaat. Wat zou het gezin anders willen? Waaraan willen de gezinsleden werken? Deze vragen moeten doorheen het hele ondersteuningsproces worden gesteld (zie hoofdstuk 6). Wat aanvankelijk een werkpunt was, is dat na 2 maanden niet meer of nieuwe doelen kunnen zich bij het gezin opdringen. Een instrument dat je kan helpen om veranderingswensen in beeld te krijgen en tot een gemeenschappelijke kijk en aanpak te komen is het participatief stappenplan. Je kan dat terug vinden in .

Motivatie bij de verzorgende en de medewerkers van de dienst Het is zonder meer belangrijk dat de verzorgende gemotiveerd is om versterkend en verbindend met de gezinnen aan de slag te (blijven) gaan. Ze moet daarin door haar dienst ondersteund worden. Dit betekent dat ook de medewerkers van de dienst overtuigd moeten zijn van de waarde van het versterkend en verbindend werken en gemotiveerd moeten zijn om die aanpak en visie mee uit te dragen (zie hoofdstuk 2). Het belang van die ondersteuning komt des te scherper in beeld wanneer de motivatie bij één van de betrokkenen, hetzij het gezin, hetzij de verzorgende, onder druk komt te staan. Ook al is in het begin de motivatie bij iedereen groot, soms komt er een terugval. Bijvoorbeeld: Het gezin is het beu, ze zijn moe, de problemen blijven enz. De verzorgende vraagt zich af: Is er een verschil? Wat doe ik hier? Ik doe het niet goed genoeg, ik zie geen resultaat enz. Als het gezin minder gemotiveerd is, dan heeft dit zijn gevolgen op de motivatie van de verzorgende en omgekeerd. Dat maakt het zo belangrijk dat iemand van de dienst (bv. een coach) het gezin en de verzorgende daarin kan ondersteunen.

Een instrument dat in die ondersteuning ingezet kan worden is de veranderingscirkel van Prochaska en DiClemente.

151


3. Gedragsverandering is een proces: de cirkel van Prochaska en DiClemente

Het gezin, de verzorgende en de coach stappen in een veranderingsproces. Doel van dit veranderingsproces is een betere levenskwaliteit. Meer zelfvertrouwen, dingen anders aanpakken, nieuwe inzichten, een andere blik, meer sociale contacten enz. zijn elementen die daartoe kunnen bijdragen. Samen met de verzorgende zet het gezin stappen om dat waar te maken. Prochaska en DiClemente (1992, in Hoeven, z.d.)1 ontwikkelden een fasenmodel dat in beeld brengt wat er gebeurt met mensen die in een veranderingsproces zitten. Ook al is dit model niet vrij van kritiek (zie o.a. Bartelink, 2013)2, het reikt een vereenvoudigd kader aan dat hulpverleners en cliënten helpt begrijpen hoe mensen hun gedrag veranderen. Het biedt een gemeenschappelijke taal om over gedragsverandering te spreken en kan hulpverleners een houvast bieden om mensen te helpen veranderen. Dit model omvat een verwijzing naar processen die mensen helpen om van de ene fase naar de andere fase over te gaan. Het betreft enerzijds gedragsmatige processen en anderzijds cognitieve of op ‘het denken’ gebaseerde processen (bv. bewustwording, emotionele opluchting, herbeoordeling van zichzelf en de omgeving). Dit model benadert gedragsverandering niet als een alles of niets verhaal. Het laat toe om over verdere begeleidingsmogelijkheden en beperkingen te onderhandelen3.

De fases in de veranderingscirkel De veranderingscirkel van Prochaska en DiClemente bevat 6 fases4: (1) de voorbeschouwing of het voorstadium, (2) de overpeinzing of het overwegen, (3) de beslissing, (4) de actieve verandering of de actie, (5) de stabilisatie of het volhouden en (6) de terugval. Thuiscompagnie baseert zich evenwel op de aangepaste versie van Hoeven (z.d.)5, waarin de volgende 6 fases onderscheiden worden: (1) voorbeschouwing, (2) overpeinzing, (3) voorbereiding, (4) beslissingsfase, (5) actieve verandering, (6) stabilisatie. In de eerste fase, de voorbeschouwing (1), is de persoon zich niet bewust van een probleem of besteedt hij er geen aandacht aan. In elk geval is hij niet geneigd iets te veranderen. Weerstand is kenmerkend voor deze fase. In de fase van de overpeinzing (2) wordt hij zich bewust van het probleem, maar wordt ‘de oplossing’ of wat kan bijdragen tot verandering, nog buiten zichzelf gelegd. Hij legt de voordelen en de nadelen in de weegschaal. Afhankelijk van wat doorweegt, zal hij beslissen om zijn gedrag al dan niet aan te passen. In deze fase gaat hij nog niet tot actie over. Deze fase is zeer belangrijk en kan lang duren.

152

Motivatie en vooruitgang


In de voorbereidende fase (3) worden alle oplossingen of alternatieven op een rijtje gezet. Hij kan daar pas toe komen als hij zich bewust is van het probleem, dat als een probleem erkent en voldoende vertrouwen heeft in zijn mogelijkheden om te veranderen. Manieren van aanpak die vanuit de persoon zelf komen, hebben meer kans op slagen. In de beslissingsfase (4) maakt een persoon een definitieve keuze tussen de alternatieven. De kracht van deze fase ligt in het feit dat de betrokkene zelf de volledige verantwoordelijkheid neemt voor zijn beslissing. Bijvoorbeeld: ‘Ik ga het zo proberen.’ In de actieve veranderingsfase (5) brengt de persoon zelf wijzigingen aan in zijn gedrag of omgeving. In deze fase zijn de veranderingen het meest zichtbaar en krijgt de persoon meestal veel erkenning uit zijn omgeving. Het nieuwe gedrag kost wel nog veel inspanningen. Pas als het nieuwe gedrag geïntegreerd is in het dagelijks leven spreken we van stabilisatie (6). De persoon doet inspanningen om herval te voorkomen en om het nieuwe gedrag te consolideren. Er zijn verschillende mogelijkheden: ofwel slaagt hij erin terugval te voorkomen ofwel vervalt hij terug in oude (gedrags)patronen. Dan kan het proces weer opnieuw beginnen.

Een cyclisch proces waar terugval mogelijk is en dat desalniettemin hoopvol stemt Gedragsverandering loopt niet in een rechte lijn tussen een duidelijk begin- en eindpunt of van fase 1 tot fase 6. Het is een cyclisch proces. Dat betekent dat de ene fase niet altijd automatisch op de vorige aansluit en dat terugval naar een eerdere fase of terugvallen op oud gedrag mogelijk is. Terugval is in elke fase mogelijk. Juist dat realisme maakt hun schema zo hoopvol. Terugval naar het oude gedrag moet niet als negatief worden gezien, maar eerder als een leermoment. Herval betekent immers niet altijd een volledige terugval. Er zijn altijd (kleine) elementen die wel goed blijven lopen. Bovendien kunnen mensen leren uit hun fouten. Bijvoorbeeld dat de oplossing die ze kozen niet de beste resultaten opleverde. In die zin beweegt iemand die zijn gedrag probeert te veranderen, niet eeuwig in dezelfde cirkel, maar in een opwaartse spiraal. De meeste mensen doorlopen het proces enkele keren vooraleer een definitieve gedragsverandering te bereiken. Als je weet in welke fase de cliënt zich bevindt, dan kan je je ondersteuning daar op afstemmen. Doorloop de stappen niet te snel. Als je mensen forceert, zal de verandering niet duurzaam zijn.

Hoe passen we de veranderingscirkel toe in Thuiscompagnie? We gebruiken de cirkel van verandering om van op afstand te kijken naar wat er gebeurt achter het concrete ‘doen en praten’. We staan stil bij wat er voorafgaat aan gedragsverandering. De fases kunnen in de tijd soms dicht op elkaar zitten of in een andere chronologie voorkomen. In de realiteit van de gezinszorg springen we immers vaak van fase 2 (overpeinzing) naar 5 (de verzorgenden is al bezig met het samen doen) juist omdat dat samen doen cruciaal is om fase 3 (voorbereiding) en 4 (beslissingsfase) te kunnen doorlopen. De verschillende gezinsleden kunnen die fases op een verschillend tempo doorlopen. Probeer iedereen op zijn maat te betrekken bij het veranderingsproces. Met moeder op weg gaan zonder vader een plek te geven, zal vroeg of laat tot botsingen leiden. Als we duurzame verandering willen bereiken (fase 6 stabilisatie), zullen we altijd fase 2 (overpeinzing) moeten doorlopen. Daarom is het nuttig even vanuit dit kader na te denken of er voldoende naar de gezinsleden is geluisterd. Vanuit dat luis­ teren kan je immers duidelijk worden waarom bepaalde dingen mogelijks niet lukken en kan je handvatten vinden om terug op gang te trekken wat vastgelopen is. Dit kader kan je gesprekken met het gezin helpen structureren en zorgt ervoor dat je aandacht blijft houden op wat coach en verzorgende moeten doen. Dat is niet meteen een resultaat neerzetten in de vorm van een ‘Spic

153


& Span blinkend huis’, wel het gezin stimuleren en ondersteunen om van hun huis hun thuis te maken. De hierna volgende beschrijving van aandachtspunten focust op het gezinsperspectief. Ze zijn evenzeer van toepassing op de verzorgenden en de coach.

Elke verandering gaat gepaard met afscheid nemen Het inzetten van verzorgenden in maatschappelijk kwetsbare gezinnen introduceert in het gezin een veranderingsproces. Zelfs als het gezin in eerste instantie vragende partij was, moeten we rekening houden met mogelijke weerstand. Elke verandering brengt stress en angst voor het onbekende met zich mee. Wie alles in het werk heeft moeten stellen om zijn hoofd boven water te kunnen houden, zal die oplossingen niet zomaar durven loslaten. In die zin zijn de verschillende stadia die doorlopen worden, herkenbaar bij de gezinnen die we via Thuiscompagnie begeleiden. Elke verandering gaat gepaard met afscheid nemen. Elk gedrag heeft immers voor- en nadelen. Zo heeft gedrag dat voor de coach of verzorgende nadelig lijkt, voordelen voor het gezin. Anders zouden zij dat gedrag niet stellen. Geef erkenning aan wat goed loopt en vergeet niet te benoemen wat behouden kan blijven. Niet alles moet immers veranderen.

Gebrek aan motivatie is geen reden om niets aan te bieden Het is niet omdat wij willen werken met gezinnen die zelf een vraag naar steun hebben, dat de motivatie om te veranderen al van bij aanvang 100 % aanwezig moet zijn. Er zullen altijd wel elementen van externe motivatie meespelen, ook als er geen sprake is van expliciete dwang. Een gezin durft soms geen hulp weigeren om een hulpverlener niet teleur te stellen. Zodra je minstens één element ziet dat kan groeien naar een intrinsieke motivatie, kan je met het gezin aan de slag (zie hoofdstuk 1 en hoofdstuk 6). Het zal mee de taak van de coach en de verzorgende zijn om de motivatie van het gezin te laten groeien. Kreeg je de vraag naar ondersteuning van het gezin zelf? Zijn ze zelf vragende partij? Of is het gezin gezwicht voor de druk van de hulpverleners? In je eerste gesprek met het gezin kan je duidelijkheid krijgen over de fase waarin het gezin zit. Luister naar wat de gezinsleden zeggen. Een vrouw die zegt: ‘Er mag een verzorgende komen, maar ik kan het ook zonder haar’ zit nog in de voorbeschouwing. Moest de externe druk wegvallen, dan zou ze niet aan Thuiscompagnie beginnen. Een vrouw die zegt: ‘Ik zou het fijn vinden als iemand mij komt helpen om de kleren op te ruimen want zelf krijg ik dat niet voor elkaar’ zal minder weerstand hebben tegenover de verzorgende. Met beide vrouwen kan je aan de slag gaan, maar je zal je aanpak moeten afstemmen op de fase waarin de vrouw zit. Misschien wil een gezin wel verandering op één terrein, maar niet op een ander. Via het toeleidingsformulier (zie ) kan je overlopen op welke levensdomeinen het gezin steun wil toelaten en op welke eventueel (nog) niet. Het kan immers best zijn dat het gezin wel verandering wil brengen in het dagelijks menu, maar niet wil dat je werkt aan de manier waarop ze met hun afval omgaan. Het is niet omdat het gezin je steun wil bij het opruimen van de kasten, dat het meteen aanvaardt dat je met hen werkt rond de opvoeding van de kinderen. In de intakefase is er nog onvoldoende contact met het gezin om al concrete doelen vast te leggen (zie hoofdstuk 6). Je moet het gezin de tijd geven om het hele proces te doorlopen en hen zelf beslissingen laten nemen. Het vastleggen van de doelen van verandering is een dynamisch proces tussen het gezin en de verzorgende en haar coach. Het is geen eenmalige activiteit aan het begin van het traject. Bovendien ben je als coach, en zeker als verzorgende, niet alleen een katalysator voor het ondersteuningsproces, je bent ook deelnemer. Er ontstaat immers een relatie tussen jou en het gezin. De verzorgende is een deelnemer aan het proces en dat betekent dat de wijze waarop zij de situatie beleeft, bespreekbaar moet worden gemaakt. Als deelnemer heeft de verzorgende ook grenzen.

154

Motivatie en vooruitgang


Herval: mogelijkheden tot positief herkaderen In elk stadium van het veranderingsproces kan er herval zijn. Herval moet je niet per sé negatief bekijken. Elk herval is een kans om het terug op te nemen. Er zullen altijd dingen gebeurd zijn die de kans op succes in een volgende poging verhogen. Herval kan betekenen dat men te vlug van de ene fase naar de andere is overgegaan en men sommige dingen (toch) terug zal moeten bespreken. Vaak hangt terugval samen met een ingrijpende gebeurtenis. Er is bijvoorbeeld een deurwaarder langsgekomen, de man verloor zijn job, de zoon heeft een slecht rapport enz. Laat horen dat je daar begrip voor hebt. Durf met het gezin praten over het herval en geef hen daarbij vooral niet de indruk dat je hen om die terugval veroordeelt. Dat moet wel moeilijk geweest zijn toen de deurwaarder kwam. Geen wonder dat je de poets wat hebt laten hangen. Je hebt nu zeker wel andere dingen aan je hoofd?

De positieve betekenis die in dit model aan herval gegeven wordt, is een belangrijk aandachtspunt, in het bijzonder met het oog op het Lokaal Cliëntoverleg. Het voorkomt dat je gezin wordt bijeengeharkt in de hoek van de ‘hopeloze gevallen’. Vanuit de cirkel van verandering kan je praten met andere hulpverleners en de verwachtingen en interventies afstemmen op de fases die het gezin in het veranderingsproces doorloopt. Benoem uitdrukkelijk de positieve stappen die al gezet zijn. Een gezin kan voor de verschillende levensdomeinen in verschillende fases van het proces zitten. Dat kan helpen om de situatie positief te herkaderen. Op het vlak van wonen is fase 2 (overpeinzing) aan de orde, op het vlak van relaties fase 1 (voorbeschouwing) en op het vlak van inkomen fase 3 (voorbereiding). Door dat te duiden wordt ‘het hopeloze geval’ iemand die op verschillende domeinen in verschillende fases met zijn situatie bezig is. Op die manier pak je de krachten van het gezin weer vast en verhoog je de motivatie van het gezin en (andere) hulpverleners om er (terug) energie in te steken.

De houding van de verzorgende en de coach in de verschillende fases De fase waarin het gezin in het veranderingsproces zit, bepaalt mee wat je als verzorgende en coach in het gezin kan doen en wat de focus van je communicatie kan zijn. Deze figuur geeft je

7. Terugval in oude situatie

6. Stabilisatie

5. Actieve verandering

1. Voorbeschouwing Contact Actief luisteren

Opvolgen 4. Beslissing Respecteren Verdiepen

2. Overpeinzing

3. Alternatieve mogelijkheden

Verdiepen Verhelderen

daarvan een visueel overzicht van de gedragsverandering als een opwaartse positieve spiraal.

155


Verschillende aandachtspunten bij het ondersteuningsproces komen ook in andere hoofdstukken aan bod. We bespreken ze hier volgens de fase-indeling van het veranderingsmodel van Prochaska en DiClemente.

156

Motivatie en vooruitgang


Fase 1, voorbeschouwing: behoud van contact is cruciaal Alleen als je in contact blijft met het gezin kan je werken aan verandering. Je moet actief inspanningen doen om contact met het gezin te krijgen en te houden. Vertel hen dat je bereid bent om inspanningen te doen om met hen in contact te blijven. Je kan daar afspraken over maken. Dat geeft je meer mogelijkheden om later, als ze om één of andere reden afhaken, terug met hen contact op te nemen. Een vertrouwensrelatie opbouwen, gaat niet vanzelf en niet snel. Dat is de reden waarom de intakefase (cf. de startfase) wat langer is uitgesponnen dan in de reguliere gezinszorg gebruikelijk is. De gezinnen die je in hun huis binnenlaten, willen weten wie jij bent als persoon. Ze kennen wel je functie (bv. verzorgende, coach) maar willen weten wat voor mens daarachter schuilgaat. Ze zullen je misschien willen ‘testen’, nagaan of je wel aan hun verwachtingen kan beantwoorden. Vertrouwen kan je winnen door in te voegen. Sta open voor hun gewoonten, hun waarden en normen, hun regels enz. Respecteer hen in wie ze zijn en hoe ze doen. Vooraleer je met advies kan komen, moet je eerst duidelijk maken dat je werkelijk in hen geïnteresseerd bent. Dat betekent niet dat je met alles wat ze doen akkoord moet zijn. Soms is het belangrijk om neen te zeggen en grenzen aan te geven. Doe dat niet vanuit een veroordelend kader, maar vanuit een verwonderde houding. Stel je oordeel uit en leer begrijpen waarom mensen doen wat ze doen en hoe ze het doen. Stel zoveel mogelijk open vragen en toets af of je het goed begrepen hebt. Probeer via verbredende vragen (zie ), een zo ruim mogelijk zicht te krijgen op de situatie van het gezin en durf naar gevoelens te vragen. Deze fase (voorbeschouwing) wordt afgerond als er geen nieuwe informatie meer komt. In deze fase ben je nog niet bezig met het zoeken of aanreiken van alternatieve manieren van aanpak. Als het gezin zelf snel tot een ‘oplossing’ wil komen, gebruik dan ‘parkeertechnieken’. Tegen het einde van deze fase moet je een antwoord hebben op de volgende vragen: • Is er een hulpvraag? • Hoe ziet de hulpvraag er op dat moment uit? • Komt de vraag die de aanmelder naar Thuiscompagnie heeft geformuleerd, overeen met de vraag van het gezin zelf? Nu kan je beslissen of Thuiscompagnie het gepaste antwoord is op de hulpvraag van het gezin. Kan de verzorgende die inzetbaar is, voldoende ondersteuning bieden of zijn er redenen om door te verwijzen naar een andere dienst? Alle andere indrukken die je hebt meegekregen, geven je sporen om in de tweede fase mee verder te werken. Rommel kan een positieve betekenis hebben. Probeer te achterhalen wat de juiste betekenis van die rommel is voor het gezin. Dat de kamer netjes gepoetst is, weegt misschien niet op tegen het gevoel van veiligheid dat die rommel bood.

Fase 2, overpeinzing: zoeken naar wat onder de waterspiegel ligt In fase 2 (overpeinzing) kan de intrinsieke motivatie groeien. Je brengt de sporen die je ziet in dialoogvorm naar de cliënt. Je toetst die sporen af. Je moet proberen te kijken naar het hele plaatje van het gezin, en niet naar dat ene dat opvalt of waarvoor het gezin is doorverwezen. Beweegredenen voor gedrag zijn zoals een ijsberg: je ziet het deel dat boven het water uitsteekt, maar onder de waterspiegel zit een nog groter deel van de berg dat je niet meteen kunt zien. Laat je niet misleiden door symptomen, maar kijk breder en zoek naar wat eronder steekt (cf. verbreden, zie ). Je diept samen met het gezin de situatie uit. Je helpt de gezinsleden om een overzicht te krijgen

157


op hun situatie: • • • • • •

Hoe ervaren ze de situatie? Wat willen ze wel? Wat willen ze niet? Wat is hun eigen aandeel en wat is het aandeel van anderen? Wat zijn de voor- en nadelen (gevolgen) van de situatie? Wat weegt het zwaarst door? Zijn er mogelijkheden of hindernissen om te veranderen? Bijvoorbeeld: het huis zou geverfd moeten worden, maar er zijn geen financiële middelen.

In deze fase ga je nog geen problemen ‘oplossen’ want dat verengt je denken. Fixeer je niet op wat jij als hulpverlener vindt dat er moet veranderen. Dan kom je vast te zitten. De kunst is om bij het gezin en hun ervaringen van wat zij als problematisch zien, te blijven. Dat kan door actief te luisteren, te herhalen en te Ok, jullie willen de honden niet weg doen, maar de Jullie willen die 10 katten houden. Dat is jullie beslissing en huisvestingsmaatschappij zegt die respecteren we. Eén van de consequenties daarvan is wel dat je uit het huis moet dat de verzorgende niet meer zal helpen bij het poetsen. De als er terug ratten op het eten verzorgende zal wel nog blijven komen om samen de was te afkomen. Wat zie je haalbaar doen. om die ratten weg te houden? parafraseren (zie ). Daardoor kan de motivatie om te veranderen groeien. Het gaat hier echt wel om de dialoog. Dat is iets anders dan een hulpverlener die toestemming vraagt om zus of zo te mogen werken. Laat stilte toe in een gesprek. Voel je niet verplicht om elke seconde met gebabbel te vullen. Als je iets vraagt en het antwoord komt niet onmiddellijk, stel dan niet meteen een volgende vraag. Als je even wacht, dan kan het zijn dat je gesprekspartner toch gaat praten. Mensen doen dingen soms al jaren op dezelfde manier, dat patroon heeft zich vastgezet. Ze weten zelf niet altijd waarom ze de dingen doen die ze doen, waarom ze dat zo doen. Het vraagt soms een lange weg om erachter te komen waar de kern van de zaak zit. Je moet er samen naar zoeken. Het is niet erg dat mensen ‘niet weten’ dat ze een bepaald gedragspatroon hebben of ‘niet weten’ hoe dat komt. Je kan hen helpen om dat ‘niet weten’ uit te spreken. Bedenk daarbij dat mensen dat pas zullen doen tegenover iemand die ze echt vertrouwen. Soms ‘overtreden’ ze daarbij voor zichzelf een grens en hebben ze achteraf spijt dat ze je iets hebben toevertrouwd. Het duurt dan misschien een tijd voor ze terug contact met je willen. Je kan mensen wakker schudden door duidelijk te maken dat wat zij denken en willen niet overeenkomt met wat ze doen. Dat is een vorm van spiegelen (zie hoofdstuk 9). Spiegelen is een manier om mensen te doen nadenken over hun gedrag en wat daar de gevolgen van zijn voor zichzelf en voor anderen. Als je samen achter de betekenis van hun handelen komt, dan krijg je een ‘Aha-effect’, ‘Nu snap ik waarom ik dat doe.’ Pas dan zijn ze klaar om eraan te werken. Bedenk daarbij dat als je gedrag wil veranderen, dat je dan niet alleen iets negatiefs wegneemt, maar veelal ook iets positiefs. Hoe het gezin zijn zaken in het verleden ook regelde, daar zat altijd een voordeel aan voor het gezin. Probeer samen met het gezin uit te zoeken wat dat voordeel is. Maak samen de balans op tussen het positieve en het negatieve. Wat aan het vroegere gedrag positief was, moet je vervangen door iets anders positiefs.

De overgang tussen fase 2 (overpeinzing) en 3 (voorbereiding) kan vlotter verlopen als je duidelijk maakt dat het niet om ‘de grote revolutie’ gaat, maar dat een kleine stap al een verschil kan maken. Veranderen is dan minder beangstigend en pijnlijk.

Fase 3, voorbereiding: alternatieven bekijken

158

Motivatie en vooruitgang


4. Vooruitgang

De mate van vooruitgang hangt af van de lat waarmee je meet De verwachtingen van de samenleving ten aanzien van ouders zijn enorm hoog. Ouders moeten er voor zorgen dat hun kinderen er goed uitzien, nette kleren dragen die aangepast zijn aan het seizoen, goed studeren, huiswerk maken, in staat zijn om powerpoints te maken, dingen via internet kunnen opzoeken, hobby’s hebben, sociaal vaardig zijn, een tof verjaardagsfeestje kunnen geven, op vakantie naar het buitenland gaan, aangesloten zijn bij een jeugdvereniging enz. Ouders moeten hun kinderen kunnen bijstaan bij het maken van hun huiswerk, ze moeten kunnen uitleggen wat hun kinderen in de les is ontgaan. Voor maatschappelijk kwetsbare ouders, voor ouders aan de onderkant van de samenleving, kost het bijzonder veel moeite om aan die verwachtingen te voldoen. Voor ouders die veel onderwijs genoten hebben, die op basis daarvan doorgaans een baan hebben met een hoger loon hebben, die meer mogelijkheden hebben om werk en gezin te combineren en een uitgebreider sociaal netwerk hebben, kost het doorgaans veel minder moeite. Vanuit die hoge verwachtingen en een oprechte bekommernis om de kinderen, willen mensen soms snel een aantoonbare vooruitgang in het gezinsfunctioneren zien. Maar als deze hoge verwachtingen de norm zijn waarmee de vooruitgang van gezinnen wordt gemeten, dan maken maatschappelijk kwetsbare gezinnen weinig kans. Het zal nooit goed genoeg zijn. Dat kwetsbare ouders aan die verwachtingen of dat ideaalbeeld niet kunnen voldoen, heeft niet zozeer te maken met individuele kwaliteiten van die ouders, met hun intenties, wensen of keuzes. Dat heeft vooral te maken met de manier waarop de samenleving als systeem functioneert en het gebrek aan ondersteuning om dat ouderschap te kunnen waarmaken. Kwetsbare ouders hebben bijvoorbeeld veel minder hulpbronnen (zie hoofdstuk 2). Ook als je het hebt over effectiviteit van hulp, moet je die samenlevingscontext in rekening brengen6. De kans is groot dat de inspanningen die maatschappelijk kwetsbare gezinnen doen, niet worden gezien. Er gebeurt heel veel in deze gezinnen. Er zijn, een schouderklop, een luisterend oor, familieleden helpen enz. brengt bijvoorbeeld veel teweeg, maar is voor buitenstaanders niet altijd zichtbaar. Daarenboven moet je voor ogen houden dat mensen altijd iets hebben bijgeleerd, zelfs als het dreigt mis te lopen. Neem de punten die het gezin belangrijk vindt als maatstaf om te kijken naar het proces dat is afgelegd. Verkijk je niet op de ‘ideale’ normen die, gezien de omstandigheden, niet haalbaar zijn voor het gezin. Kijk daarentegen naar de punten die samen met het gezin afgesproken zijn en waar het gezin achterstaat. Het gaat dan over uitdagingen die voor het gezin betekenis hebben. Die kunnen voor de verschillende gezinsleden anders liggen. Kinderen hebben soms andere werkpunten dan ouders. Tussen de ouders onderling kunnen er verschillen zijn. Hou er rekening mee dat er gezinnen zijn die blijvend ondersteuning nodig hebben. De verandering daar is dat er voortaan iemand naast hen staat die ze kunnen vertrouwen en hen ondersteunt.

159


Rekening houden met de realiteit van een leven in armoede Evalueer het gezin niet vanuit maatstaven die niet haalbaar zijn omdat de omstandigheden het niet toelaten. Als je bijvoorbeeld geen rekening houdt met de beperkingen van een laag besteedbaar inkomen, dan is het gevaar groot dat je verwachtingen naar het gezin formuleert die materieel niet kunnen worden ingelost. Juist daardoor wordt de ondersteuning niet als ondersteuning ervaren, maar als een nieuwe ‘veroordeling’. Om vooruitgang te zien, moet je anders kijken en focussen op het positieve en de krachten die zich ontwikkelen. Een kleine stap vooruit kan voor het gezin veel inspanning hebben gekost. Voor buitenstaanders die zelf nauwelijks moeite moeten doen om die stap te zetten, kan dat resultaat miniem lijken. Je mag m.a.w. de omstandigheden waarin de verandering plaats vindt, niet uit het oog verliezen.

De jeugdrechtbank legt Fientje (19) en Bruno (21) op om hun twee kinderen naar een crèche te sturen. Op die manier wil men de jonge moeder ontlasten. Er wordt echter voorbij gegaan aan de betekenis die deze maatregel voor Fientje heeft. Ze ervaart het niet als een ondersteuning want ze moet elke weekdag twee keer op en neer met de bus. Dat is geen sinecure met een buggy en twee kleine peuters. Voor haar komt de verplichting om de kinderen naar de crèche te brengen over als een oordeel: ze denken dat ik geen goede moeder ben en niet goed voor mijn kinderen zorg. Het CBJ neemt wel de kosten van de opvang op zich, maar daarmee zijn de pampers en de bus niet betaald. Er wordt m.a.w. geen rekening gehouden met de budgettaire impact van deze ‘ondersteuning’ op het besteedbaar gezinsbudget. Het laatste wat deze ouders willen, is met minder pampers aankomen in de crèche dan gevraagd. Ze willen het stigma van ‘slechte ouder’ niet nog meer bevestigen. Ze voelen dat de buitenwereld met argusogen naar hun ouderschap kijkt. De vraag naar meer leefgeld om het door de crèche ‘vereiste’ aantal pampers te kunnen kopen, wordt door de budgetbeheerder niet gehonoreerd. Dit wordt beschouwd als een manipulatie om extra leefgeld te krijgen. Dus bespaart het jonge gezin op pampers als de kinderen thuis zijn. Daardoor is de thuisbegeleidingsdienst verontrust: de baby’s worden thuis veel te weinig verschoond. Is dit een signaal van verwaarlozing?

Ondanks alle inspanningen die dit gezin doet om te voldoen aan al die verwachtingen, zullen Fientje en Bruno nooit kunnen beantwoorden aan de normen die hen worden gesteld. Dit voorbeeld maakt pijnlijk duidelijk (1) hoe dit jonge koppel alles doet wat in hun mogelijkheden ligt om aan de verwachtingen te voldoen en (2) hoe anderen die inspanningen niet zien en focussen op wat in hun ogen verkeerd gaat. De volgende situatiebeschrijving, vertelt je hoe je, door met andere ogen te kijken, recht kan doen aan de inzet van gezinnen.

Mauro werd gepest in school omwille van zijn geur. Hij plast nog regelmatig in zijn broek. Daar moest iets aan gebeuren. De verzorgende heeft dat ter sprake gebracht vanuit de ervaring met haar eigen kinderen. Elke moeder wil immers dat haar kinderen proper zijn. Soms hanteren ouders daar andere normen over en zien of ruiken ze het niet. Vanuit die insteek kon ze daar met Laura, de moeder van Mauro, open over spreken. Toen werd duidelijk dat Laura wel degelijk inspanningen deed om haar zoontje te helpen. Ze gaf haar zoontje een reservebroek mee en ze had met de buschauffeur gepraat. Ze kon haar zoontje thuis niet in bad steken omdat er geen warm water was. Dat was een structureel probleem waar Laura zelf niet de middelen voor had om dat aan te pakken. Het heeft in een dergelijke situatie geen zin om als doel te stellen: de kinderen regelmatig in bad stoppen. Het ontbreken van een bad met warm water is hier het probleem. Wees niet blind voor de beperkte materiële omstandigheden waarin het gezin leeft.

160

Motivatie en vooruitgang


Herval is een element van vooruitgang Zoals eerder in dit hoofdstuk vermeld, moeten mensen soms een stap terug zetten of vallen ze terug op oude, meer vertrouwde patronen. Dat is normaal. In moeilijke momenten, wanneer gebeurtenissen uit het verleden de kop op steken of nieuwe belastende gebeurtenissen opduiken, dan vallen we snel terug op oude en meer vertrouwde patronen. Dat geldt evenzeer voor maatschappelijk kwetsbare gezinnen. Langzaamaan kan het wel in de goede richting gaan: ze leren hun faalangst overwinnen, hun taalgebruik verandert, ze voelen zich niet meer totaal overgeleverd aan het lot enz. Er kunnen echter situaties zijn waarin ook de coach geen vooruitgang meer kan zien. Intervisie en supervisie kunnen de coach ondersteunen om krachtgericht en positief te blijven kijken. Dat betekent niet dat de coach over haar grenzen moet gaan. Integendeel, de coach moet op de pauzeknop kunnen drukken, maar dan wel na grondig overwegen en niet als automatische reflex.

Oog hebben voor vooruitgang op verschillende domeinen Vooruitgang kan zich in verschillende maten en op verschillende domeinen aftekenen. Je moet als het ware het ‘hele beeld’ voor ogen houden. Bijvoorbeeld: Je komt ergens binnen en je ziet aan de mensen dat het beter gaat: hun gelaatstrekken zijn meer ontspannen. Het hoeft niet netjes opgeruimd te zijn. Een coach omschreef de vooruitgang in een gezin als volgt: ‘Na een jaar straalde de mama, dat zit vanbinnen, ook al lag de achtertuin nog altijd vol rotzooi.’ Het is een bepaald soort tevredenheid die hun levenskwaliteit verhoogt en waardoor mensen beter in staat zijn om de taken die de samenleving van hen verwacht, op te pakken. De kunst is om veranderingen in kleine stapjes binnen te brengen: veranderingen in leefpatronen, grenzen stellen, bewust worden van eigen mogelijkheden, contacten leggen met lotgenoten die bondgenoten worden, vriendschap ontdekken, netwerken vormen, eenzaamheid en isolement doorbreken enz. Als Thuiscompagnie goed werkt, dan zouden de gezinsleden na verloop van tijd het gevoel moeten hebben dat hun levenskwaliteit verbetert.

De hulp is net opgestart. Het huis is vervuild en vooral de bovenverdieping is onhygiënisch. Ingrid en haar partner schamen zich over de toestand van het huis. Ingrid ziet de berg werk, maar weet niet hoe ze eraan moet beginnen. Alhoewel hun eigen normen rond hygiëne (zowel persoonlijke hygiëne als hygiëne in de woning) ver afstaan van de gemiddelde norm, heeft Ingrid wel het besef dat hun levenswijze afwijkt van andere gezinnen. De verzorgende vraagt zich af of de situatie nog wel verantwoord is voor de kinderen. Het gezin laat toe dat er drastisch schoongemaakt wordt door de verzorgende en Ingrid helpt mee.

De verzorgende en de coach hebben eerst overwogen om een speciale firma te laten komen om in één dag alles netjes te maken. De vraag is of zo’n interventie een goede manier is om het zelfbeeld terug op te bouwen. Als we de gezinsleden terug meer zelfwaarde willen geven, dan moeten we de inzet van het gezin zien en een plaats geven. Zelfs als het dan misschien minder snel vooruit gaat. Niet de ‘grote kuis’ zal verandering brengen. We zoeken daarentegen naar kleine ‘eilandjes’ van verbetering. Kan er bijvoorbeeld voor de oudste dochter een schuif vrijgemaakt worden, waarin ze haar persoonlijke spullen kan leggen? Dit geeft haar iets dat alleen van haar is. Dat kan al een grote stap vooruit zijn voor het gezin. Als je vooruitgang wil opvolgen, dan moet je op de een of andere manier ‘bijhouden’ hoe de situatie is. Hieronder een greep uit de notities van een coach. De notities maken duidelijk hoe vooruitgang in de gezinnen waar een verzorgende actief was, zichtbaar wordt. Het zijn kleine successen die het gezin, de verzorgende en de coach motiveren om verder te doen. Deze successen zien we bevestigd in de getuigenissen van ouders en jongeren over de veranderingen die zich in hun gezin hebben voorgedaan.

161


Praktische vaardigheden • Neemt zelf initiatief; doet zelf de boodschappen. Gezin volgt gemaakte afspraken op. Bijhouden van was en afwas lukt beter dan voordien. Na de vakantie niet de chaos die er ervoor wel was. Gezin kan afwezigheid van verzorgende tijdens vakantieperiode beter opvangen dan voorheen.

Ik krijg nu alles beter georganiseerd. (moeder Jessy)

Het is rapper proper … ja het gaat beter. Ik heb daar nu meer zicht op. In het begin moest ik nog zoeken. Ja, het opruimen is beter nu, nu wordt er dagelijks wat opgeruimd. (vader Filip)

Ik ben verschoten dat mijn zus haar kamer opgeruimd blijft … Met mijn twee zussen, ik denk dat dat toch wel veel gedaan heeft dat de verzorgende hier is. (jongere Joske)

In het begin dan was dat altijd zo: dan hadden wij gegeten en dan deden we altijd de dag erna de afwas. Tegenover nu, nu doen we altijd de afwas bij elkaar en dan doen we dat direct naar de keuken. … [nog dingen veranderd?] Ja, nu ruim ik mijn kamer eigenlijk direct op als ik met iets bezig ben. Tegenover daarvoor, dan wachtte ik meestal een dag of 5 of zo, totdat mama zei van ‘Kom Xena, je kamer opruimen.’ (jongere Xena)

Pedagogische vaardigheden Mama kan consequenter optreden naar de kinderen toe. Papa speelt af en toe met de kinderen. Mama geeft meer aandacht aan haar kinderen.

Ge moet uw kinderen aanleren van kom ruim dat direct op … Het is niet alleen bij uzelf, het is ook bij de kinderen. Maar gij als ouder, ge moet dat aanleren dat de kinderen moeten helpen en daar is niets mis mee. (moeder Lelie)

Ze zijn rustiger. Als ik iets vraag, ze doen het rapper ... Ik begrijp de kinderen sneller. Ze zijn opener tegen mij geworden. (moeder Femke)

Sociaal netwerk De kinderen hebben nu een hobby. Er zijn terug contacten met het eigen netwerk. De financiële toestand is verbeterd omdat ze onderdak geven aan een bevriend koppel.

De kinderen wilden graag naar een jeugdbeweging gaan, maar durfden daar thuis niet zo goed over te praten. Samen met de verzorgenden hebben ze er wel bij stil gestaan. Omdat de verzorgende zag dat de kinderen in de vakantie niets te doen hadden en nooit weggingen, heeft ze dat voorzichtig aangekaart bij de ouders. In het begin bracht de verzorgende de kinderen naar de scouts. Ondertussen is opa ingeschakeld om de kinderen te brengen en te halen.

Relationeel (ouder-kindrelatie en partnerrelatie) Papa helpt spontaan mee als de verzorgende er is. Er wordt minder geroepen in huis. Daarvoor was dat altijd kat en hond [moeder en kinderen]. Nu soms nog, maar het is toch al veel beter. (jongere Joske)

162

Motivatie en vooruitgang

De kinderen beginnen zich beter in hun vel te voelen omdat ze ook zien, mama verandert. (moeder Lelie)


Hygiëne De kinderen gaan nu wekelijks in bad. Tanden worden regelmatig gepoetst. Persoonlijk functioneren en welbevinden Meer energie en kracht. Angst overwinnen. Rustiger zijn. Meer zelfvertrouwen.

Ik heb zoveel meegemaakt, maar ik laat me niet gaan. Ik ga toch maar op zoek naar verbetering. Dan ben ik fier op mezelf, dan ben ik fier dat ik dat allemaal doe. Ik ben erg tevreden daarover, maar ik ben nog niet tevreden over waar ik sta. (moeder Lelie)

Meer zelf kunnen kiezen. Grenzen aangeven, durven neen zeggen.

Het kan vooruitgang betekenen als een gezin neen durft zeggen, bijvoorbeeld op de vraag of de dienst een vervangster mag sturen als de eigen verzorgende ziek is. De coach ziet het als een teken dat het gezin de dienst vertrouwt en het gevoel heeft dat ze echt iets mogen zeggen (geen schijnparticipatie).

Vertrouwen (relatie met de verzorgende) Gezin vertelt een geheim aan een verzorgende. Taboes durven bespreken met verzorgenden. Sterke band met de verzorgende. Inzicht/bewust kiezen Het gezin heeft inzicht in wat er al bereikt is en weet wat minder goed loopt. Gezin stelt zelf nieuwe doelen.

Het gezin wil meedenken: wat kunnen we nog verbeteren. Het loopt allemaal niet vlekkeloos; er zijn wel problemen maar er is geen weerstand; er wordt samengewerkt.

Hygiëne Hygiëne is bespreekbaar voor moeder.

Pas na een jaar durft de coach het aan om Brenda aan te spreken over haar persoonlijke hygiëne en die van haar kinderen. Eerst hebben ze op minder bedreigende terreinen gewerkt. Pas na een jaar voelde de verzorgende dat het thema kon worden opgepakt. Aanleiding was de situatie van Patrick, de zoon, die op school werd gepest omwille van zijn onverzorgd gebit. Ondertussen gaat Patrick naar een orthodontist. Brenda nam dat aan van de verzorgende. Ze kunnen er nu beiden met elkaar over praten. En het heeft succes gehad. De school sprak Brenda aan om haar te feliciteren omdat Patrick er zo goed uit zag.

163


CIJFERS

Moeders, vaders en jongeren over hun levenskwaliteit en gezondheid 7 • Ouders en jongeren zijn vrij tevreden over hun levenskwaliteit: de gemiddelde score (= over alle respondenten heen) bedraagt 4.85 op 7. Dat is in vergelijking met de scores van andere interventiegroepen (bv. mensen die op een andere hulp of ondersteuningsvorm beroep doen) een hoge score. • Ze zijn het meest ontevreden over hun financiële situatie (gemiddelde score = 3.67 op 7) en hun lichamelijke gezondheid (gemiddelde score = 3.87 op 7). • Psychische klachten zijn bij de ouders uitgesproken aanwezig: 10 van de 16 ouders melden dat ze door zorgen slecht slapen, 10 van de 16 ouders voelen dat alles wat ze doen met moeite gaat. • Het merendeel van de ouders voelt zich beter door de ondersteuning van Thuiscompagnie. Hun zelfvertrouwen, eigenwaarde, motivatie en daadkracht zijn toegenomen.

Moeders, vaders en jongeren over de betekenis van de ondersteuning van Thuiscompagnie 8 • Het merendeel van de ouders en jongeren (15/18) zegt dat de aanpak van het huishouden verbeterd is. Er wordt bijvoorbeeld meer opgeruimd, de woning wordt beter onderhouden, er is een betere taakindeling en planning, het gezin kookt zelf meer en/of gezonder. • In 3/5e van de gezinnen gaan de ouders anders om met de kinderen. Bijvoorbeeld: meer met de kinderen spelen, rustiger zijn, minder snel boos worden, hun kinderen meer aanmoedigen om dingen te doen. • In 2/3e van de gezinnen is het gedrag van de kinderen veranderd door de ondersteuning. De kinderen ruimen meer op, ze snoepen minder, ze zijn rustiger, ze luisteren beter, ze houden zich beter aan afspraken. Ouders signaleren ook dat hun kinderen zich beter in hun vel voelen.

Vooruitgang zichtbaar maken Iedereen wil graag dat inspanningen tot een resultaat leiden. Vooruitgang zien motiveert. Dat geldt voor het gezin, de verzorgende, de coach en al de andere betrokkenen. Soms vraagt de dienst gezinszorg zelf naar de vooruitgang om te verantwoorden waarom de verzorgende nog langer in dat gezin (en dus niet in een ander) wordt ingezet. Daarnaast zijn er vaak andere hulpverleners die erop rekenen dat het inzetten van de verzorgende tot resultaten leidt. Vooruitgang benoemen en zichtbaar maken werkt in die zin voor elke betrokkene motiverend. ‘Moeder heeft geleerd haar kind een schouderklopje te geven. Vader zet nu elke week de vuilbak buiten. De kinderen spelen elke dag een kwartiertje buiten. Vader heeft de verzorgende over zijn drinkgedrag verteld, iets dat hij uit schaamte tot dan toe tegen niemand durfde vertellen.’ Die ‘kleine’, maar wezenlijke vooruitgang zien ‘omstaanders’ niet altijd. Ze blijven zich bijvoorbeeld ergeren aan de tuin die er vuil bijligt, de honden die in huis blijven rondlopen of de schoolrekening die niet betaald is. Men volgt veelal de logica: door aan de buitenkant orde te scheppen (bv. opruimactie), komt ook aan de binnenkant terug ordening (bv. mentale rust). Soms lukt dat effectief, soms niet. Men kan ook een andere logica volgen: door aan de binnenkant orde te scheppen, komt er aan de buitenkant (terug) orde. Denk bijvoorbeeld aan een moeder die haar angsten met de verzorgende kan delen en daardoor in haar hoofd wat meer ruimte krijgt en zich terug beter kan toeleggen op huishoudelijke taken. Soms moeten mensen eerst bij zichzelf wat rust krijgen, voordat ze huishoudelijke taken kunnen aanpakken. Je moet je er van bewust zijn dat de manier waarop je kijkt (cf. krachtgericht), afwijkt van de norm waarmee doorgaans naar deze gezinnen gekeken wordt. Daarom is het belangrijk dat je aan al de actoren duidelijk maakt waarin je vooruitgang ziet.

Met gezinnen praten over vooruitgang Gezinnen zien niet altijd dat ze vooruitgaan. Ze kunnen teleurgesteld zijn omdat ze sneller resultaat hadden verwacht of omdat ze voelen dan het oordeel van de buitenwereld niet wijzigt. De coach en de verzorgende kunnen de vooruitgang zichtbaar maken door erover te praten of er naar te vragen. Het moeilijkste is om over vooruitgang te praten als er geen onmiddellijk zichtbare vooruitgang is. Nogmaals, er is altijd vooruitgang, ook als je die niet onmiddellijk ziet. Het feit dat de verzor-

164

Motivatie en vooruitgang


gende een voet aan huis heeft en elke keer weer wordt binnengelaten is bijvoorbeeld een hele grote stap. Het is een vorm van verbinding met de samenleving die langzaam terug kan groeien. Het feit dat er in het op huishoudelijk vlak niets veranderd is, doet geen afbreuk aan het feit dat mensen terug een twinkeling in de ogen krijgen of er vrolijker uitzien.

Je moet gezinnen soms helpen om vooruitgang te zien. Je kan dat doen door te vragen: ’Leg eens uit wat er veranderd is aan de poets.’ Als je doorvraagt, dan beginnen ze de evolutie veelal wel te zien. Of je zegt als je binnenkomt: ’Amaai, dat is hier hard veranderd’ en je benoemt wat je ziet. Als je de uitstraling ziet, als je ziet dat mensen meer tevreden zijn met zichzelf en tot rust zijn gekomen, laat dan zeker voelen dat je dat ziet. Je vraagt ook aan de verzorgende of ze dat ziet.

Soms zien gezinnen de vooruitgang beter dan de verzorgende en de coach. In het volgende voorbeeld heeft de coach de boodschap van Greta begrepen als een positief signaal dat Greta een inspanning wil doen.

Greta leidt aan een zware depressie. Ze heeft ernstig overgewicht en leeft al jaren in de zetel. Dat werd bij de intake heel duidelijk. Maar bij de eerste evolutiebespreking zei Greta zelf: ‘Het gaat me beter af. Ik heb een beetje meer energie. Ik lig niet meer de hele dag. Ik zit.’

Sommige gezinnen hebben schrik om te laten zien dat ze vooruitgang maken of dat te benoemen. Dat kan om verschillende redenen. De hulp kan bijvoorbeeld als een groot onrecht ervaren worden, niet als steun maar als controle, niet als kans maar als inmenging of als een aanval op de eigen autonomie. In dat geval is het moeilijk om die hulp te waarderen en te erkennen dat ze effectief steunend is. Soms maakt vooruitgang te veel los om die vooruitgang of de betekenis daarvan uitdrukkelijk te benoemen.

De kraamverzorgende had voor elk kind in de badkamer een zakje opgehangen om ondergoed weg te bergen. Aan de verzorgende heeft Sigrid nooit laten zien dat ze hier heel blij mee was. Zo’n ‘dankjewel’ betekende emotioneel te veel. Pas veel later heeft Sigrid tegen de coach van Thuiscompagnie kunnen zeggen hoe goed dat was en hoeveel plezier haar dat gedaan heeft.

Hulp die niet versterkend is, kan mensen het gevoel geven dat ze niet zonder die hulp kunnen leven. Ze vrezen dat hulpverleners hen in de steek gaan laten, als ze laten zien dat ze het zelf kunnen. Ze hebben schrik dat het alleen niet zal lukken. Het is raadzaam om behoedzaam met dergelijke signalen om te gaan. Soms kan het een teken van tijdelijke ongerustheid zijn, die gekoppeld is aan een nieuwe situatie of uitdaging. Mensen kunnen verstoppen dat ze vooruitgaan omdat ze vrezen een aantal voordelen te verliezen waarop ze op basis van hun status ‘van hulp afhankelijk persoon’ wel recht hebben. Indien je vermoedt dat deze overwegingen spelen, ga dan met het gezin in dialoog en bekijk samen met hen wat de voor- en nadelen zijn van die houding en welke compensaties bestaan voor het eventuele verlies aan voordelen. Soms kan ‘vooruitgang laten zien’ betekenen dat er meer afstand komt ten aanzien van het herkomstmilieu. Gewoonten en gedragsregels die voor de vrienden en familie vanzelfsprekend zijn, worden minder gevolgd. Het eigen netwerk kan daarop afwijzend reageren. Het is begrijpbaar dat mensen de veiligheid van hun eigen netwerk verkiezen boven de onzekerheid die veranderen met zich meebrengt. Als mensen hierin inzicht krijgen, dan is dat vooruitgaan. Daarover in gesprek gaan zonder te veroordelen, kan mensen motiveren om na verloop van tijd een stap te zetten die ze voorheen nooit zouden overwogen hebben.

165


Een oma riep Thuiscompagnie in om haar inwonende dochter met 2 kinderen, Tinne, te stimuleren omdat ze ‘niet veel deed in het huishouden’. De verzorgende stelde vast dat, ondanks de vraag van oma, Tinne toch veel taken naar behoren opnam. De verzorgende zag en benoemde de inzet van Tinne. Tinne werd opgewaardeerd en kreeg meer zelfvertrouwen. De oma besliste om de hulp van Thuiscompagnie stop te zetten. Toen Tinne alleen ging wonen, vroeg Tinne aan Thuiscompagnie om haar in die eerste periode te ondersteunen.

Het kan een bewuste keuze zijn om de banden met kennissen uit het verleden terug aan te knopen. Het eigen netwerk lost problemen soms beter en sneller op dan hulpverleners. Meerdere gezinnen in Thuiscompagnie stelden hun huis ter beschikking van kennissen die geen dak boven het hoofd hadden. In eerste instantie zou je kunnen denken ‘O nee, het gezin zet een stap terug’. Maar gezinnen voelen dit als vooruitgang aan: ze kunnen zorgen voor mensen die het nog slechter hebben dan henzelf en daardoor stijgt hun zelfbeeld. Er tekent zich in deze gezinnen wel degelijk een vooruitgang af.

Het gezin van Kelly maakt deel uit van één grote familie. In die grote familie is er weinig ruimte om anders te zijn dan de anderen. De familieleden zijn soms zeer claimend naar elkaar en dat leidt wel eens tot conflicten. Ze kunnen niet met elkaar en niet zonder elkaar. In deze familie wordt alles gedeeld: dat is de norm. Familieleden betalen elkaars rekeningen, al naargelang wie er op dat moment geld heeft. Ze delen elkaars medicatie. Ze zorgen voor elkaars kinderen. Ze besteden veel van hun vrije tijd samen. De moeder van Kelly is ziek en eist de aandacht van Kelly helemaal op: ze belt verschillende keren per dag, verwacht dat Kelly bij haar komt zitten als ze alleen is, verwacht dat Kelly haar huishoudelijke taken overneemt. Hierdoor komt Kelly soms niet meer toe aan haar eigen gezin. Omdat ze vroeger bestempeld werd als ‘het moeilijke kind in de familie’ probeert Kelly op deze manier toch nog erkenning te krijgen. Momenteel zijn er luizen in de familie. Kelly en haar vriend doen hun best om, samen met de verzorgende, de situatie in hun gezin onder controle te krijgen. Ze wassen de kledij, de lakens, de knuffels, de matten enz. Dat vraagt veel energie. De andere kinderen in de familie worden niet behandeld, waardoor het luizenprobleem telkens terug opflakkert. Kelly krijgt hierover negatieve commentaar vanuit het kinderdagverblijf en vanuit de hulpverlening. De verzorgende heeft het moeilijk om een eigen plek te krijgen door dit familiekluwen. Het opbouwen van vertrouwen reikt verder dan alleen het kerngezin. Ook het tempo om aan verandering te werken, wordt beïnvloed door de familie. Voorlopig gaan we terug naar de basis en zullen we, in dialoog met het gezin, kijken rond welke dingen we wel mogen werken. Bijvoorbeeld: ‘Wij voelen de druk van de school op jullie en willen helpen. Hoe kunnen we jullie op dit moment het beste ondersteunen?’, ‘Wil je nog dat we hierbij helpen of niet?’ Op die manier laten we de keuze bij Kelly en haar vriend. We beklemtonen ook hun inzet: ‘Wat geeft jullie de ijver om ondanks de problemen toch te blijven doordoen?’

Met verzorgenden praten over vooruitgang Herval is eigen aan een veranderingsproces, maar dat neemt niet weg dat verzorgenden het er soms moeilijk mee kunnen hebben. Als coach moet je aan de verzorgende duidelijk maken dat herval vaak onvermijdelijk is. Dat kan haar helpen om gemotiveerd te blijven en niet op te geven als ze er mee wordt geconfronteerd. Daarenboven zal de coach de verzorgende soms moeten leren om de verandering te zien. Verzorgenden zijn praktisch ingesteld en meten het resultaat van hun werk graag af aan zichtbare dingen: een badkamer die blinkt, de vaat die afgedroogd is en in de kast werd gezet. Dat zijn veelal gangbare normen die hun leidinggevenden en de buitenwereld hanteren om het werk van de verzorgende te evalueren. Deze focus kan hen verhinderen om de inzet te zien die het gezin geleverd heeft om de kleine tussenliggende stappen te zetten. Het zijn net deze kleine stappen die op langere termijn naar een groter en beklijvend resultaat kunnen leiden.

166

Motivatie en vooruitgang


Ik bespreek wat ik zelf zie aan vooruitgang. Dat strookt niet altijd met de opvattingen van de verzorgende. Als coach zie ik dat moeder poetst en dat zie ik als vooruitgang. Maar mijn verzorgende vindt dat geen vooruitgang omdat moeder niet op dezelfde manier poetst als zij gewend is. Het is niet volgens haar normen. Ik laat zien dat het toch al positief is dat gezinnen initiatief nemen en dat ze het proberen. (een coach)

De inzet van de verzorgende kan soms heel groot geweest zijn, terwijl het resultaat in haar ogen onbeduidend is en absoluut niet in verhouding staat tot haar inzet. Soms kan de verzorgende niet zien wat er in het gezin veranderd is, maar ervaart ze wel dat haar komst veel betekent voor de kinderen. Dat kan doorwerken naar de toekomst van die kinderen. Ook dat besef kan motiverend werken.

De verzorgende zag geen enkele vooruitgang in het gezin meer. Voor haar was de grens bereikt. Ook al probeerde de coach haar duidelijk te maken wat ze voor moeder betekende, daarin vond de verzorgende geen motivatie meer. Toen vond ze in haar jaszak een briefje van het dochtertje waarop geschreven stond: ‘dank je, dat je elke week bij ons komt poetsen.’ De motivatie was onmiddellijk terug.

Leg de lat niet te hoog om teleurstellingen te voorkomen. Zoals eerder al vermeld, kunnen normen verschillen: wat voor het gezin proper is, is daarom niet proper voor de verzorgende. Er bestaan ook verschillende manieren om een huishoudelijke taak te doen. De door de verzorgende ‘normale’ aanpak is niet noodzakelijk de beste of de meest haalbare voor het gezin. Sta samen met de verzorgende stil bij hoe het gezin het wil en bekijkt. De situatie moet immers leefbaar zijn voor het gezin en het gezin moet het gevoel hebben dat ze meer controle hebben over hun levenssituatie.

Het is misschien niet nodig dat zakdoeken, handdoeken, lakens en T-shirts piekfijn gestreken zijn. Maar misschien is het wel belangrijk om een hemd te kunnen strijken omdat je raar bekeken wordt als je een ongestreken hemd draagt. Kijken naar wat nodig en zinvol is in de context van het gezin, is de boodschap.

De verzorgende kan groeien in dat anders kijken en soms kan ze zelfs beter dan de coach duiden waar kleine stappen gezet zijn of met welke (haalbare) criteria de evolutie in een gezin gevolgd kan worden.

Andere hulpverleners vooruitgang leren zien We merken in bijna alle gezinnen dat andere betrokkenen in het gezin (bv. hulpverleners, huisartsen, leerkrachten enz.) druk leggen op de gezinnen en de verzorgenden (zie hoofdstuk 10). Het is aan de verzorgende en de coach om de inspanningen van de gezinnen in de verf te zetten. Een overlegmoment kan een gelegenheid zijn om positieve stappen te benadrukken in het bijzijn van andere hulpverleners. Het is heel fijn als andere hulpverleners bevestigen dat ze een verschil zien en dat als een positieve stap benoemen. Het veronderstelt dat ze bereid zijn om met een krachtgericht bril te kijken. Het is belangrijk om hen daarvoor tijd te geven. Ze doorlopen zelf ook een veranderingsproces.

De verzorgende komt ongeveer anderhalf jaar bij Leyla en Toon. Het koppel zat al langer in begeleid wonen. De thuisbegeleider geeft nu aan dat ze de kleine stappen vooruit kan waarderen. Ze kan die dingen zien omdat ze vaak in het gezin komt.

167


Werken met schalen om de evolutie in kaart te brengen De evolutie en veranderingsprocessen in kaart brengen, kan ons helpen om te verantwoorden waarom we mensen en middelen inzetten in deze gezinnen. De dynamiek die in het ondersteuningsproces aanwezig is, vraagt dat we ons niet vastpinnen op een momentopname, maar naar het hele proces kijken. We moeten te pakken krijgen hoe een gezin, op verschillende levensdomeinen, evolueert doorheen de tijd. Een instrument dat kan helpen om die evolutie visueel voor te stellen is een schaal die loopt van 0 (het loopt helemaal niet goed, het kan niet slechter) tot 10 (het loopt super, het kan niet beter). Het is een gemakkelijk hanteerbaar instrument dat geen ingewikkelde computerprogramma’s vereist. Een blad papier, een stift en een kaft om het te bewaren volstaan. Door de scores van verschillende meetmomenten achter elkaar te zetten, krijg je een beeld van de evolutie: gaat het vooruit, gaat het achteruit of is het stabiel? Deze beoordelingsschaal kan je inzetten voor een aantal ‘vaste’ thema’s: • • • • • •

Praktische (en zichtbare) niveau: hoe loopt het huishouden? Relationele dynamiek: klikt het met de verzorgende? Dynamiek van het gezin (de gezinssfeer): hoe gaat het in je gezin? Welbevinden (beleving): hoe voel je je? Versterkend (groei in autonomie): heb je het gevoel dat je zelf je leven in handen hebt? Brug naar omgeving (verbinding): hoe gaat het met je sociale contacten?

Daarnaast kunnen er één of een beperkt aantal specifieke thema’s toegevoegd worden voor dat bepaald gezin. Voor elk gezin bekijk je welke thema’s je opneemt (bv. maximum 7). Je scoort niet bij de intake. De eerste score geef je pas na de opstartfase. Het is immers vaak dan pas duidelijk aan welke punten je samen met het gezin kan werken (zie hoofdstuk 6). Bekijk waar het gezin zich op de schaal situeert. Het vertrekpunt is niet nul, maar een cijfer dat weergeeft waar ‘we op dit moment voor dit werkpunt (thema) staan’. Je geeft de score samen met het gezin of je geeft zelf een score en vraagt het gezin om zichzelf een score te geven. Je vraagt ook de verzorgende om te scoren. Dat kan stof tot dialoog geven. Bijvoorbeeld: ‘Waarom geeft de coach dat cijfer en hoe ziet het gezin dat?’ Als je dit regelmatig doet (bv. bij elke evolutiebespreking) dan krijgt iedereen (het gezin, de verzorgende en de coach) een mooi overzicht van de evolutie. Dat kan alle richtingen uitgaan: vooruit, achteruit (terugval) of stabilisatie (zie en 9).

168

Motivatie en vooruitgang


169


1. Hoeven, G. (z.d.). Niet gepubliceerde cursus VSPW. Hasselt: VSPW- CVO. 2. Bartelink, C. (2013). Wat werkt: Motiverende gespreksvoering? Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut. http:// www.nji.nl/nl/%28311053%29-nji-dossierDownloads-Watwerkt_Motiverendegespreksvoering.pdf Punten van kritiek zijn o.a.: niet alle fases worden altijd door iedereen doorlopen, motivatie voor gedragsverandering is vaak van verschillende factoren afhankelijk (bv. persoonlijke levensgebeurtenissen). 3. http://www.desleutel.be/professionals/kwaliteitszorgaonderzoek/literatuur/ item/1873-werken-met-de-veranderingscirkel. 4. zie o.a. http://mens-en-samenleving.infonu.nl/diversen/34923-cirkelfasen-van-gedragsverandering-prochaskaen-diclemente.html 5. zie eindnoot 1 6. Toen in 1919 het eerste rapport van het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn over kindersterfte in de lagere regionen van de samenleving verscheen, werd dat probleem uitsluitend geweten aan de moeders die uit domheid en/of luiheid geen hygiëneregels naleefden. In het rapport vond je geen enkele verwijzing naar de zware werkomstandigheden van deze moeders, noch kon je er iets lezen over de mensonwaardige huisvesting, de te lage lonen, het ontbreken van voorzieningen enz. De hoge kindersterfte werd bekeken los van de maatschappelijke context. De oplossing kon dan ook maar in één richting gaan: de moeders moesten veranderen. 7. Nys, K. (2012). Evaluatie van de aanpak van “Thuiscompagnie” bij gezinnen in armoede met minderjarige kinderen. Onderzoek in opdracht van Minister Lieten (Vlaams minister van Innovatie, Overheidsinvesteringen, Media en Armoedebestrijding) en het Vlaams ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG )[Bestek GBO-GC044/2011/03]. Brussel: Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen – HUBrussel. http://www.hig.be/nl/nieuws/ evaluatie-van-de-aanpak-van-thuiscompagnie 8. zie eindnoot 7

170

Motivatie en vooruitgang


8

versterkend & verbindend coachen

Hoe ondersteun je mensen om terug in zichzelf te geloven? Hoe geef je hen het gevoel dat ze er bij horen? Versterkend en verbindend werken vraagt een bijzondere manier van kijken en handelen. Voortdurend dringt zich de vraag op ‘wat is voor dit gezin, in die situatie en context het meest passend?’ Aan de hand van praktijkvoorbeelden krijg je zicht op de thema’s, stappen en aandachtspunten die je in het coachingsproces met het gezin en de verzorgende kan opnemen.

171


172

Versterkend & verbindend coachen


1. Inleiding

Thuiscompagnie wil mensen in armoede sterker maken zodat ze terug autonoom beslissingen kunnen nemen en zodat ze hun leven, zelfs in moeilijke omstandigheden, kunnen uitbouwen in de richting die ze zelf willen. Deze doelstelling realiseren kan enkel als mensen zich (terug) verbonden voelen met zichzelf, met anderen en een plek in de samenleving krijgen. Deze opzet wijkt af van een gefragmenteerde en ‘doelgerichte’ hulpverlening die zich toespitst op het zo snel als mogelijk ‘normaliseren’ van mensen op één specifiek deelgebied.

Coaching als ondersteuning van empowerment op verschillende niveau’s Iedereen die kiest voor een empowermentproces heeft steun nodig om vanuit een versterkende blik te kunnen blijven kijken. We werken immers met mensen die zware kwetsuren meedragen en wiens leefwereld, gewoontes en regels heel anders kunnen zijn dan wat vertrouwd is. Wie autonomieverhogend wil werken, moet voortdurend reflecteren over de vraag wat voor dit gezin, in deze omstandigheden en met deze hulpbronnen, versterkend en verbindend kan zijn. Cruciaal is dat je nadenkt over de vraag of het eigen handelen bijdraagt tot het gewenste resultaat. Daarbij zal je telkens opnieuw moeten afwegen wat voor dat gezin, in die situatie en context, het meest aangewezen is, het meest passend is (zie hoofdstuk 2). Het gezin, de coach en de verzorgende hebben samen heel wat sleutels van een mogelijk antwoord in handen. Ze hebben elk hun eigen deskundigheid. De verzorgende en het gezin staan in nauwe relatie met elkaar. Binnen die relatie komen allerlei zaken spontaan aan de orde en ontstaat er ruimte voor dialoog. Verzorgenden weten hoe het er in het echt aan toe gaat en zien met eigen ogen de moeite en inspanningen die geleverd worden. Eens het ondersteuningstraject is opgestart, volgt de coach het gezin en de verzorgende van op een afstand op. Daardoor kan de coach meer beschouwend kijken, situaties (her)kaderen en andere perspectieven inbrengen. Als het dagelijkse leven erg moeilijk gaat en ontmoediging toeslaat, dan kan de coach de verzorgende en de gezinsleden toch lichtpunten laten zien. Het is immers de taak van de coach om de gezinsleden en de verzorgende te stimuleren om hun eigen krachten te ontdekken en die verder te ontwikkelen. Coaching is in Thuiscompagnie niet alleen gericht op het versterken van het gezin en van de verzorgende. Het wil ook de eigen organisatie en de sociale omgeving versterken zodat ook zij optimaal het gezin kunnen ondersteunen. In de driehoek wordt daarom ook gezocht naar mogelijke bruggen die gelegd kunnen worden met de maatschappij, met diensten en voorzieningen, bruggen met familie, met de buurt en de leefomgeving.

DIENST

coach

  verzorgende

 

 



gezin

sociaal netwerk buurt diensten voorzieningen samenleving

173


De coach en de aanpak van het coachingsgesprek in een notendop Een coach is iemand die naast de persoon staat, die samen met hem kijkt, die zijn beleving erkent en die andere perspectieven of kennis binnenbrengt. Een coach zoekt samen vanuit gelijkwaardigheid. Het resultaat moet zijn dat de persoon zich beter gewapend voelt om zelf met een situatie om te gaan. Met wie je ook een coachingsgesprek voert, de basisprincipes van het coachen blijven hetzelfde. Een coach kijkt eerst mee door de ogen van die persoon. Door vragen te stellen kan de coach de informatie ordenen, het thema verbreden en de richting van het gesprek aangeven. Vervolgens kan de coach andere perspectieven binnen brengen. De coach verduidelijkt waar gemeenschappelijke punten zitten en legt verbinding. Zo ontstaat een gedeelde kijk van waaruit samen naar een passende aanpak kan worden gezocht. Als coach zet je de volgende stappen: 1. Luister actief. Laat de persoon op verhaal komen. 2. Geef richting aan het gesprek door vragen te stellen en informatie te ordenen (verbreden). 3. Probeer verschillende perspectieven en kaders in te brengen vanuit het verhaal van de persoon. • Perspectief van de cliënt: binnenkant, buitenkant, overkant. • Perspectief van de omgeving: dienst, andere hulpverleners enz. Structureer het geheel en leg verbinding. 4. Zoek samen naar een passende aanpak. In Thuiscompagnie kan de ondersteuning van het gezin en de verzorgende door elkaar lopen. Soms spreekt de coach alleen met het gezin, soms samen met de verzorgende en soms met de verzorgende alleen. Soms is de verzorgende beter geplaatst om zelf het gezin te coachen. De positie die het gezin, de verzorgende en de coach innemen in de triade kan wisselen. Op het ene moment zullen de verzorgende en het gezin dicht bij elkaar staan en de coach verder weg. Op een ander moment verkleint de afstand tussen de coach en het gezin en komt de verzorgende verder weg van het gezin te staan. Afhankelijk van de positie van de coach in de driehoek wijzigt het perspectief en de thema’s die de coach al dan niet kan aansnijden. Tijdens een gesprek kan een coach ook afwisselend naast het gezin en naast de verzorgende staan. Daardoor kan de coach bemiddelen en verbinding leggen tussen verschillende perspectieven.

coach

verzorgende

 

 



gezin

coach

 

verzorgende

174

Versterkend & verbindend coachen

 

 

gezin


Coaching naast andere ondersteuningsvormen Naast de individuele ondersteuning door een coach, kunnen verzorgenden veel hebben aan het begeleid uitwisselen van ervaringen. Daarom voorziet Thuiscompagnie, over de diensten heen, intervisiemomenten (trainingen) voor al de verzorgenden die in kwetsbare gezinnen werken. Op deze bijeenkomsten is een procesbegeleider van Bind-Kracht en een opgeleide ervaringsdeskundige in de armoede aanwezig. Meestal zijt ge bij oudere mensen en die verzorging die is gewoon anders. Hier zit ge echt meer in een gezinsdinge en ge maakt andere situaties mee. Bij die oudere mensen wordt ge ook geapprecieerd, maar hier heeft uw werk een ander dinge zo. Ja, (lacht) ik weet niet hoe dat ik dat moet uitleggen. … Ja en als we zo met de 4 collega’s die dat doen, er zijn nu 2 mensen die zelfs nog maar 3 lessen [trainingen] gehad hebben, die zeggen: ‘Who, die kijk, uwe kijk verandert gewoon op de mensen, op de maatschappij, op uw manier van werken.’ Want, soms zijn er dingen waar dat ge wat meer op moet letten. Ja, dat is gewoon een verrijking geweest. Dus ik hoop wel dat dat [trainingen] nog lang kan blijven, want ik denk dat dat veel betekenis kan geven. (verzorgende Jennifer)

Ook de coach kan niet zonder ondersteuning. De coach kan steun vinden bij de gezinnen, bij de verzorgenden of bij collega’s. Regelmatig informeel overleg en uitwisselen met collega’s, terug kunnen koppelen naar een leidinggevende binnen de eigen organisatie, intervisie en supervisie werkt versterkend. Thuiscompagnie voorziet daarom voor de coachen dienstoverschrijdende intervisie en supervisie. Dat alles vraagt onder meer van diensten dat ze leidinggevenden en verzorgenden de ruimte geven om een eigen denkproces en een eigen verantwoordelijkheid te ontwikkelen. Daaraan zijn onvermijdelijk consequenties voor de organisatie en het functioneren van de dienst verbonden. Daarover lees je meer in hoofdstuk 11.

Opbouw van dit hoofdstuk In het eerste deel van dit hoofdstuk (van pagina 176 tot 193) vind je een beschrijving van hoe de coach en/of de verzorgende, in functie van het empowermentproces, het gezin kan ondersteunen. Het tweede deel beschrijft hoe de coach dat t.a.v. de verzorgende kan doen. In beide delen vind je specifieke aandachtspunten en voorbeelden. Naargelang de persoon waarmee je een coachingsgesprek zal voeren, het gezin of de verzorgende, kan je het eerste, dan wel het tweede deel van dit hoofdstuk (van pagina 194 tot 217) ter hand nemen. Het derde en laatste deel (vanaf pagina 218) biedt je twee uitgewerkte praktijkvoorbeelden. In de eerste casus illustreren we hoe je een afweging kan maken tussen ‘het juiste, het goede en het goed doen’ en hoe je de relatie ‘gezin, verzorgende en dienst’ een plaats kan geven in de ondersteuning. In de tweede casus tekenen we het coachingsproces uit dat naar aanleiding van een ‘weekend­ oproep’ van een moeder en een verzorgende plaats vond.

175


2. Het gezin coachen

Hoe vaak de coach contacten heeft met het gezin is afhankelijk van de noden van het gezin, de relatie met de verzorgende en de vaardigheden van de verzorgende. In de meeste kwetsbare gezinnen zijn er al verschillende hulpverleners, elk met hun eigen opdracht, actief. Het is dus zeker niet de bedoeling om er nog een extra hulpverlener naast te zetten. Zoals in de inleiding vermeld, zijn er ook verzorgenden die de coachende rol t.a.v. het gezin kunnen opnemen. Het is noodzakelijk dat er regelmatig contacten zijn tussen de dienst en het gezin. Dat is nodig om de wensen van het gezin goed te kunnen inschatten, om de aanpak waar nodig bij te sturen, om op maat van het gezin te blijven werken en om de evolutie in het gezin op te volgen. In Thuiscompagnie zijn op de volgende momenten de contacten tussen de coach en het gezin het meest intensief: • de intake, • de evolutiebespreking, • de afbouw.

Het intakegesprek Situering Het intakegesprek is bedoeld om zicht te krijgen op de hulpvraag van het gezin en om af te toetsen of Thuiscompagnie daaraan tegemoet kan komen. Maar het is in de eerste plaats een kennismakingsgesprek. Het gezin leert de dienst kennen via jou. En jij krijgt zicht op de leefwereld van het gezin. Die eerste indruk bepaalt de verdere samenwerking (zie hoofdstuk 6). Omdat er heel wat informatie moet worden uitgewisseld, verloopt de intake meestal over meerdere gesprekken. De onderstaande vragen helpen je om de intake voor te bereiden: • Staat het gezin er achter dat je op huisbezoek komt? • Wil het gezin graag een vertrouwenspersoon aanwezig hebben bij de intake? • Is er een toeleidingsformulier dat werd ingevuld? (cf. dat kan de basis vormen voor je gesprek). • Heb je een aantal documenten nodig? Bekijk of je die op voorhand aan het gezin kan vragen. Dan hebben ze de tijd om dat na te vragen en klaar te leggen (al dan niet met hulp van een vertrouwenspersoon of de maatschappelijk werker van het OCMW). Dat je op intake mag komen, is niet vanzelfsprekend. Voor gezinnen kan het toelaten van een buitenstaander al een grote stap zijn. Ze laten je toe in hun woning, je ziet dingen die ze liever niet laten zien, ze ‘moeten’ toegeven het niet meer alleen te kunnen enz. Hou dat in je achterhoofd als je binnenstapt. Mensen kunnen stil of wat achterdochtig zijn, niet graag hebben dat je naar de bovenverdieping gaat of net heel veel vertellen. Kijk goed en stel je open. Gedraag je vanuit verwondering en vel geen oordeel.

176

Versterkend & verbindend coachen


Leg uit wat de bedoeling van dit kennismakingsgesprek is: • • • • •

kennismaking met elkaar, je opdracht als coach uitleggen, bevragen wat het gezin al over Thuiscompagnie weet, uitleg geven over Thuiscompagnie, samen bekijken waarmee Thuiscompagnie hen kan helpen: wie doet wat in het huishouden, wat loopt goed, wat loopt volgens het gezin minder goed.

Het intakegesprek legt de basis voor verdere samenwerking Jezelf en de dienst voorstellen Coach: Ik ben Sofie. Ik hoorde van Marleen dat je graag hulp in het huishouden wil. Als jullie dat echt willen, dan kan iemand van onze dienst jullie helpen. Ik kom nu naar jullie luisteren om te horen wat jullie van die hulp verwachten. Ik wil horen hoe jullie dat zien. Daarna bespreek ik dat ook met de verzorgende die jullie komt helpen.

Stel jezelf zo authentiek mogelijk voor en neem daarbij de volgende aandachtspunten mee: • Belangrijk is dat gezinnen weten wie jij bent en wat je taak is. • Leg uit wat het doel van het gesprek is. Jij komt met hen praten om uit te zoeken welke steun zij graag zouden hebben. Dat gebeurt in alle gezinnen die beroep doen op de dienst gezinszorg. Het gezin bepaalt wat de hulp moet inhouden, zodat ze ‘baas blijven in hun eigen huis’. Dat maak je zelf waar door informatie te delen met het gezin, dingen op een begrijpelijke manier uit te leggen, hun vertrouwen te verdienen en te behouden. • Je maakt duidelijk dat je regelmatig zal binnenspringen: een eerste keer als de hulp gestart is om te kijken of alles nog volgens hun wens verloopt, na een paar weken om te toetsen hoe het gaat. Zij zijn jouw klant en je vindt het belangrijk om van hen te horen waarover ze tevreden zijn en waarover niet. • Laat het gezin weten hoe ze je kunnen bereiken als ze vragen of klachten hebben.

Polsen naar de concrete aanleiding voor de vraag naar hulp Thuiscompagnie staat voor ondersteuning bij het runnen van het huishouden, maar altijd met het oog op ‘samen dingen doen’. Waarom heeft het gezin gekozen voor een verzorgende van Thuiscompagnie? Het is nodig om daar met het gezin bij stil te staan: • door erover te praten, wordt de keuze voor Thuiscompagnie een bewuste keuze, groeit hun intrinsieke motivatie (zie hoofdstuk 7), • zo weet het gezin wat het kan verwachten. Een positieve keuze maken voor iets dat je niet kent, vraagt tijd. De motivatie is bij de intake of de start van hulpverlening vaak buiten het gezin te zoeken: een hulpverlener vindt dit goed voor een gezin, het gezin heeft schrik voor andere stappen enz. Als je de indruk hebt dat het gezin niet zo gemotiveerd lijkt, benoem dit dan ook: ‘Ik merk dat je het niet zo fijn vindt dat wij dit gesprek doen. Mag ik vragen hoe dat komt?’ of ‘Ik kan me voorstellen dat ik je wat overdonder met al mijn vragen en uitleg. Is dat zo?’

Coach: Jullie hebben het tot nu toe zonder hulp gedaan. Wat heeft je doen vragen naar hulp in het huishouden? Welke dingen kan je verder alleen doen? Wat loopt er goed? Wat zijn de dingen waar je tegenaan loopt?

Daarenboven is het voor een gezin niet altijd gemakkelijk om te verwoorden waarom ze hulp nodig hebben. Als coach neem je de tijd om te bespreken waarom het gezin hulp vraagt. Als je de vraag van een andere hulpverlener hebt doorgekregen, toets dan af of het gesignaleerde

177


probleem ook datgene is waarvoor het gezin steun wil. Je laat zien dat je echt naar hen wil luisteren en dat je hun mening wil horen: vinden zij ook dat ze bij het gesignaleerde probleem hulp nodig hebben? Door actief naar de kijk en de mening van het gezin te vragen, toon je dat je wil samenwerken.

Coach: Ik hoorde dat je het vervelend vindt dat de school altijd met klachten over de hygiëne van de kindjes komt. Is dat zo? Timmie: Dat vind ik heel erg. Coach: Wat denk je er van als we samen zoeken wat we daaraan kunnen doen? Timmie: Dat zou fijn zijn. Coach: Waarover klagen ze precies? …. (verder verkennen) Coach: OK, dan gaat er een verzorgende komen om je daar bij te helpen.

Eens de verzorgende gestart is, kan ze met het gezin meedenken over de doelen. Doordat de verzorgende zelf in het gezin functioneert, ervaart zij meteen waar het moeilijk loopt. Ze kan het gezin daar dus goed bij helpen. Daarnaast kan de verzorgende de coach helpen om een gemeenschappelijke taal te vinden om zaken bespreekbaar te maken.

Coach: Het lukt dus niet om het afval gesorteerd te krijgen. OK, dan ga ik iemand zoeken die je daarbij kan helpen. Die gaat dat niet in jouw plaats doen. Die gaat samen met jou kijken hoe het afval in de keuken kan geraken …

Wat is belangrijk voor het gezin? Waar storen gezinsleden zich aan? Wat zouden ze anders willen? Waar dromen ze van? Om een beter zicht te krijgen op wat de gezinsleden belangrijk vinden, kan je doorvragen op grotere thema’s die tijdens het gesprek aan bod komen. Zo kom je uiteindelijk tot kleine haalbare stappen.

Greet: Mijn keuken is mijn grootste struikelblok, dat is altijd al zo geweest. Ook de kleren, de was en de strijk krijg ik niet bijgewerkt. Ik begin ergens vijf minuten aan, bijvoorbeeld die berg in de hoek daar, maar ik zie dan weer iets anders en dan ben ik daar weer mee bezig. De kleren wil ik zeker doen. Wat ik met die van Milan moet doen, dat weet ik niet, dat is moeilijk. Coach:Dat begrijp ik, het is ook aan jou om te kijken wat je met die kleertjes wil doen. Ze moeten ook niet weg. Is het goed voor jou als we nu eens kijken hoe we hier samen met de verzorgende aan kunnen werken? Greet: Ja, want alleen lukt het niet. Coach: Je zegt dat de keuken je struikelblok is. Ik zie veel afwas staan, veel kommen en potjes, bedoel je dat Greet: Ja, ik zou eens grote kuis ook willen doen in mijn keuken. In mijn kast staan zoveel kommetjes en dekseltjes en dat moet eens gesorteerd worden. De afwas blijft ook veel staan. Coach: Ik denk dat dit al een heel praktisch punt is waar we aan kunnen werken: kast samen uitsorteren. Misschien is er dan plaats om er andere spulletjes in te zetten. De afwas, dat kunnen we ook bekijken hoe we dat samen kunnen aanpakken. Kunnen de oudste kinderen daar bijvoorbeeld ’s avonds mee helpen? Ik stel voor dat de verzorgende en jij dit samen verder bekijken. We bespreken dit later nog verder dan. Wat vind je van dit voorstel? Greet: Ja, die kast moeten we echt doen en de afwas ook. Wat met al de kleren, de was en de strijk? Coach: Ik zie in die hoek kleren en dozen met kleren: bedoel je dat? Greet: Ook, maar in de kast in de gang en in de badkamer staan ook veel kleren. En dan boven nog, daar moeten we ook nog opruimen. Coach: Ik denk dat we best stap per stap werken. Wat denk je er van als we eerst beneden beginnen, bijvoorbeeld die ‘berg in de hoek’ zoals je zegt. Voor de kleren kunnen we 3 dozen maken, bijvoorbeeld: mag weg, houden, misschien. Zo kunnen we sorteren. Wat weg mag, kunnen jij en de verzorgende dan samen wegbrengen. Greet: Ja, want wat kapot, te klein of oud is, mag weg. Sommige dingen weet ik niet.

178

Versterkend & verbindend coachen


Sta stil bij de betekenis van woorden zoals opgeruimd, rommel, proper, rustig, op tijd, hygiënisch, gezond, lekker, braaf enz. voor het gezin zelf. Let er op dat je jouw normen niet als maat neemt. Meer concrete afspraken over het samenwerken moet je niet maken tijdens een intakegesprek. Dat doet de verzorgende wel, die weet dat veel beter. Probeer tussen de gezinsleden overeenstemming te krijgen rond wat het gezin van de hulp verwacht.

Ik hoor dat mevrouw graag wil dat de kinderen op tijd klaar zijn om naar school te gaan en dat meneer graag heeft dat het ’s morgens rustig is en niet zo’n gejaag. Dat is alle twee belangrijk. Als het ’s morgens rustiger is, dan lukt het misschien beter om op tijd klaar te zijn? Als de verzorgende nu eens samen met jullie probeert om ’s avonds al een aantal dingen klaar te maken, dan zal het ’s morgens misschien vlotter en kalmer gaan?

Zoeken naar verbinding, mogelijkheden en beperkingen Een intakegesprek wordt het best gevoerd met meerdere gezinsleden. Probeer de kinderen er ook bij te betrekken. Gebruik wat je in de kamer ziet als aanleiding om contact te maken rond hobby’s of interesses. Wellicht is er ergens wel iets wat je zelf ook prettig vindt of dat je boeit. Er staat een grote televisie; informeer naar hun favoriete feuilleton. Voor de deur staat een moto; verklap dat je in het weekend ook regelmatig achter op een motor zit. Zijn de kinderen van dezelfde leeftijd als die van jou, dan mag je dat gerust laten weten. Heb je ook een hondje? Vertel wat die hond voor jou betekent. Meestal geven mensen spontaan aan waar hun interesse ligt of wat hen bezig houdt. De uitdaging is om verwonderd die leefwereld te verkennen. Stel op een geïnteresseerde manier vragen bij wat je ziet, zonder te beschuldigen of te oordelen. Je bent op een positieve manier nieuwsgierig. Zo geef je aan dat de ander jou bezig houdt en je meer wil weten. Dit leidt niet altijd tot positieve verhalen, maar wel naar interessepunten van één of meerdere gezinsleden en ook naar hun dromen, frustraties, vroegere realisaties. Zoek voor jezelf een ‘systeem’ om de hobby’s of de interessesferen van de gezinsleden te onthouden. Probeer de mogelijkheden van het gezin te achterhalen. Welke taken nemen de verschillende gezinsleden, ook de kinderen, al op en geef hen daarvoor de nodige erkenning. Als het gezin ondersteuning krijgt van familieleden of vrienden, dan moet de verzorgende die taken zeker niet overnemen (zie hoofdstuk 4). Ga daarom na of er figuren zijn op wie ze eventueel kunnen terugvallen, vraag naar figuren die door het gezin als steunend worden ervaren. Lukken die taken vlot? Waarover zijn ze tevreden? Waarover niet? Wat zouden ze beter willen kunnen? Beperkingen van gezinsleden (bv. rugklachten, niet aangeboren hersenletsel, slechte conditie) hebben implicaties voor de opdracht van de verzorgende. Als mensen al lang weinig in het huishouden hebben gedaan, dan zal de verzorgende voldoende pauzes moeten inlassen. Soms is 10 minuten aan één stuk met hetzelfde bezig zijn al een hele uitdaging. Dat soort informatie heb je nodig om de verzorgende goed te kunnen voorbereiden op haar opdracht.

Hoe hebt ge tot nu toe alles klaar gekregen? Wie doet nu wat? Is het haalbaar om dat zo te laten? In welke mate kan je meewerken met de verzorgende? Wat wil je zeker zelf blijven doen?

179


Zicht krijgen op de gewenste ondersteuningsstijl Je polst tijdens de intake naar de verwachtingen van de gezinsleden over de verzorgende. Je moet niets beloven wat je niet waar kan maken. Maar je kan wel vragen hoe ze het liefst geholpen worden.

Ik ben superblij dat ik haar [verzorgende] gekregen heb. [Werd dat op voorhand besproken?] Ja, ze hebben het met mij besproken. Ze hadden 2 dames, één van 34 en dan eentje van in de veertig. Ik had hen gezegd van ja, stuurt die van 34 jaar maar naar hier (lacht). En ze zei ‘Waarom?’ Ja, ik zeg ‘Een jonge vrouw, daar kunt ge al eens een babbel mee doen.’ Ja met die van 40 waarschijnlijk ook wel. Ja, ik weet het niet. Ik had zoiets van stuurt die van 34 maar. (moeder Wendy)

De dienst gezinszorg zoekt altijd naar een goede match tussen de verzorgende en het gezin. Bij Thuiscompagnie vraagt deze match nog meer aandacht omwille van het leefwereldverschil, de complexiteit en de verwevenheid van problemen op verschillende levensdomeinen. De uitdaging van Thuiscompagnie ligt juist in het samen zoeken (verzorgende - gezin -coach) naar bestaande krachten en naar mogelijkheden om nieuwe krachten naar boven laten komen. Dat kan alleen lukken als er een goede match is tussen de verzorgende en het gezin.

Ik vond het wel een beetje heel raar. Ook omdat, ja, ik heb er heel veel moeite mee om tegen iemand te zeggen van ‘ga dit doen of ga dat doen’. Ja, ik kan niet echt zo’n beetje baasje spelen. Ja, daar had ik toch wel moeite mee. En we hebben dat dan wel besproken. En zij [verzorgende] wist dan ook wel dat ik heel moeilijk kon zeggen van dingen dat ze dan moest gaan doen. Dus daar ging ze zelf wat actie in ondernemen. En we overleggen dan van wat gaan we doen. En ja en het klikte ook. Dus ja, dat ging dan ook wat gemakkelijker. (moeder Christina)

‘Hoe wil je ondersteund worden?’ is een moeilijke vraag. De cliënt kan bijvoorbeeld denken: ‘voor het huishouden wil ik iemand die het overneemt, maar van mijn kinderen, daar moeten ze van afblijven’. Zorg dat er ruimte is om die verschillende wensen uit te spreken. De eerdere vermelde gerichte vragen zoals ‘Waar wil je hulp bij?’ of ‘Wat wil je veranderd zien?’ kan je op het spoor van die wensen brengen.

Duidelijk communiceren over het takenpakket, afspraken en regels Het gezin moet weten wat het kan verwachten van de verzorgende, maar ook wat de verzorgende niet mag doen. Het is jouw taak om het onderscheid duidelijk te maken: 'dat is de regel waar we niet van kunnen afwijken'. Bijvoorbeeld: De dienst gezinszorg organiseert de werkregeling. Een verzorgende mag daar op eigen initiatief niet van afwijken, ook niet als het gezin dat vraagt. Ze moet dat altijd eerst met de dienst overleggen. Dat moet duidelijk zijn, zowel voor de verzorgende als voor het gezin. Daarnaast zijn er ook zaken waarover we in dialoog kunnen gaan. Zo geldt bijvoorbeeld de regel dat de verzorgende op het afgesproken tijdstip moet kunnen beginnen. Als afgesproken is dat de verzorgende om 9u aan de deur staat, dan moet iemand om 9u de deur open doen. Vraag aan de cliënt of dit lukt. De cliënt kan dan zeggen: ‘Dat lukt mij niet om 9u, maar wel om 9u30’. Let op: regels die voor jou evident lijken, zijn dat niet altijd voor het gezin dat op je dienst beroep doet. Regels kunnen daarenboven van dienst tot dienst verschillen:

180

Versterkend & verbindend coachen


• in sommige diensten mag de verzorgende geen kinderen mee in de auto nemen, • in sommige diensten mag een verzorgende niet naar het containerpark rijden, tenzij het vooraf met de dienst is afgesproken. Beperk je bij het uitleggen van de regels tot het strikt noodzakelijke. Anders wordt het gezin overspoeld door regels. Wat je zeker moet aansnijden is het gedeeld beroepsgeheim waaraan de verzorgende en de coach zich zullen houden (zie hoofdstuk 5). Een ander aspect dat bijzondere aandacht vraagt is de financiële bijdrage. Het gezin zal een bijdrage moeten betalen. Om die bijdrage te berekenen, moet je het inkomen van het gezin vragen. De gezinssamenstelling kan heel complex zijn of vragen naar de gezinssamenstelling kunnen gevoelig liggen (bv. één van de kinderen woont niet meer thuis, er is een recente scheiding). Vaak wordt het voor de coach en de verzorgende in de loop van het ondersteuningstraject pas duidelijk hoe de gezinssamenstelling en -banden in elkaar zitten of waar er gevoeligheden liggen. Het is aangewezen om de prijs te berekenen terwijl het gezin erbij is. Je kan dan uitleg geven zodat de leden van het gezin het kunnen volgen (zie ook hoofdstuk 6).

De ‘werk’ruimtes bekijken Je vraagt toestemming om alle ruimtes te bekijken waar de verzorgende zal komen. Leg uit waarom je die ruimtes wil zien: mee inschatten van de tijdsbesteding van de verzorgende, zich de ruimtes kunnen inbeelden als de verzorgende nadien over het huis vertelt. Door goed te kijken, krijg je een zicht op de totale leefsituatie van het gezin. Als er veel rommel ligt, dan mag je dat gerust zeggen maar je doet dat op een niet-aanvallende manier.

Ik zie dat het niet gemakkelijk is om alles opgeruimd te krijgen. Daarvoor zijn we er juist. Als alles tiptop in orde was, dan moesten we niet komen.

De verzorgende moet in veilige omstandigheden kunnen werken. Als je onveilige dingen ziet, spreek daar dan over. Het gezin weet misschien niet dat het onveilig is of het gezin leeft al lang op die manier zodat ze er niet meer bij stilstaan. Jullie kunnen dan samen bekijken welke mogelijkheden het gezin heeft om de situatie veilig te maken. Als het gezin je sommige kamers niet wil laten zien, dan is dat hun goed recht. De uitdaging voor de coach is om een balans te vinden tussen dingen moeten en/of willen zien en het feit dat dit moeilijk kan zijn voor het gezin.

Is het gezin er tijdens de intake nog niet klaar voor om je alle ruimtes te laten zien? Laat dit dan even rusten. Als de verzorgende een tijdje in het gezin komt, dan krijgt ze dit vertrouwen waarschijnlijk wel.

Aandachtspunten bij de intake Neem de tijd Neem de tijd om kennis te maken en ga ervan uit dat ‘die papieren wel in orde zullen komen’. Jaag je niet op als het belastingformulier niet op tijd gevonden wordt. Het gaat om de stijl waarmee je de dingen aanpakt. Ook door die stijl breng je rust: als je zelf rust uitstraalt, dan valt de dreiging weg.

Toon jezelf als mens Je kunt de stress voor het gezin verminderen door iets van jezelf in te brengen. Je kunt iets uit je eigen leven vertellen om de drempel lager te maken. Zoek naar wat je gemeenschappelijk hebt: iets wat jij ook hebt meegemaakt of iets waar jij je ook zorgen over maakt. Door de manier waarop je jezelf in het gesprek binnenbrengt, kan je stress verminderen.

181


Respecteer de autonomie van het gezin Vraag altijd de toestemming aan het gezin wanneer je iets wil doen dat hen betreft, en leg hen uit waarom. Bijvoorbeeld: • Als je iets wil bespreken met een andere hulpverlener, maak dan duidelijk wat je graag wil bespreken, wat je bedoeling is en vraag of ze hiermee akkoord gaan. • Als je iets wil regelen voor het gezin (bv. inschakeling van een andere dienst), leg dan uit welke stappen je zal ondernemen en doe niets waar ze niet akkoord mee zijn. Als later blijkt dat je te voortvarend geweest bent, dan kan dit schadelijk zijn voor het vertrouwen dat je opgebouwd hebt.

Ga dieper in op de dingen die de gezinsleden zeggen Greet: Vooral boven is een probleem. Ik heb geen kasten. Coach: Wil je dat we samen eens boven gaan kijken?

Als de vraag van moeder is dat ze graag kasten zou hebben, dan is dat de vraag waar je meteen tijdens het intakegesprek op ingaat. Laat horen dat je het gehoord hebt en toets af of je het juist begrepen hebt. Bekijk met moeder hoe er gewerkt kan worden naar een oplossing. Zo geef je het signaal dat je goed luistert en rekening houdt met wat er gezegd wordt. Tijdens de intake moet je m.a.w. perspectief bieden op de hoofdvraag. Beloof daarbij niets dat je niet kan waarmaken. Tijdens de intake mag je ook afgrenzen. Als een moeder bijvoorbeeld veel zaken aanhaalt die ze veranderd wil zien, dan kan je afspreken dat je het daar de volgende keer terug met haar wil over hebben (bv. ‘We gaan daar later verder op in. Nu zou ik het even over … willen hebben.’). Vergeet dat dan ook niet.

Pas je spreekstijl aan Er zijn veel verschillende manieren om informatie over te brengen of dingen te bevragen. Je spreekstijl beïnvloedt onvermijdelijk hoe je informatie of je vragen bij het gezin ‘aankomen’. Als je zaken vraagt, doe dat dan vanuit verwondering en niet veroordelend of in termen van ‘een af te werken controlelijst’. Je moet actief luisteren en steeds checken of je het wel goed begrepen hebt (cf. feedback): ‘Snap ik het goed dat je bedoelt dat …? Heb ik goed begrepen dat …?’. In vind je meer voorbeelden.

Notities tot een minimum beperken en delen met het gezin We raden aan om tijdens het gesprek zo weinig mogelijk te noteren. Noteren wekt immers de indruk dat er ‘weer’ een dossier wordt opgemaakt en een dossier kan later ‘tegen hen’ gebruikt worden. Dat kan spanning bij het gezin veroorzaken, terwijl je juist een ontspannen sfeer wil. Wil je meteen dingen opschrijven, vraag dan uitdrukkelijk ‘Stoort het dat ik noteer?’ Laat je gesprekspartners lezen wat je schrijft. Er is over hen al zoveel op papier gezet waarmee ze het niet eens zijn. Met die gevoeligheid moet je rekening houden. De regel is: uitleggen waarom je noteert en delen wat je noteert. Wat je best wel duidelijk noteert, is wat de verzorgende in het gezin moet doen en waarom. Uiteraard kan je niet alle details over een gezin onthouden. Na het huisbezoek kan je bijvoorbeeld kort noteren wat belangrijk is bij de ondersteuning van een gezin. Het gaat dan om zaken die je later, bij het opstarten en het coachen van de verzorgende, kunnen helpen. Je noteert dingen die extra aandacht vragen en zeker ook de punten die toelaten om verbinding te maken. Als je dat na elk huisbezoek aanvult, dan kan je ook de evolutie in het gezin zien. Dit is geen dossier: het zijn eerder notities om te kunnen volgen. Er hoeft geen beschrijving in te staan van de gezinsproblematiek. Probeer je notities zo objectief mogelijk te houden. Schrijf geen interpretaties op, want eens neergeschreven kunnen interpretaties een eigen leven leiden.

182

Versterkend & verbindend coachen


Voorzichtig met een laptop Doorgaans wordt bij een intake een laptop meegenomen om meteen het dossier in orde te brengen. Dat is in maatschappelijk kwetsbare gezinnen minder aangewezen. Dat schept afstand en het verhoogt het wantrouwen. Er staat immers al zoveel over hun situatie op papier. Deze intake vraagt een andere stijl van communiceren. Als je de laptop echt niet kan missen, laat dan je gesprekspartners zien wat je invoert of lees het hen voor.

Je mag niet binnen? Het kan gebeuren dat je, ondanks de afspraak, voor een gesloten deur staat. Probeer dan om een nieuwe afspraak te maken. Onderhoud ook je contacten met de aanmelder of vertrouwensfiguur en onderzoek welke drempels er kunnen zijn voor het gezin om het gesprek toe te laten. Misschien heeft het gezin gewoon nog wat tijd nodig. Een aanklampende houding kan dan vruchten afwerpen. Pas als de intake achter de rug is, kan de verzorgende in het gezin worden geïntroduceerd.

Een coach wil, op vraag van het CLB, op intakegesprek gaan maar krijgt het gezin niet te pakken. Al de momenten die werden voorgesteld, werden afgewezen. Eén keer kwam het wel tot een afspraak, maar toen de coach langsging, plakte er een briefje op de deur dat moeder naar de dokter was. Daarna heeft de coach nog een paar keer gebeld. In een periode van 6 maanden kwam er op geen enkele manier een reactie van het gezin.

De CLB-medewerker zag een perspectief, maar dit gezin was er duidelijk nog niet klaar voor. Moeder heeft positief gereageerd op het voorstel van de CLB-medewerker, maar het was een ‘ja’ uit onmacht en angst. Iemand die zich 6 maanden lang verstopt, wil dat gesprek niet aangaan. Natuurlijk moet je het niet te snel opgeven. Misschien heb je toch iets in gang gezet, ook al is het nu niet gelukt. Misschien staat deze mevrouw later wel open voor Thuiscompagnie.

Evolutiebesprekingen De coach, die komt hier dan soms binnen. Ja die komt dan, hoe of wat we kunnen doen, of we een stap verder kunnen gaan. Dan zit ge allemaal rond de tafel. … In het begin dan stond de coach hier om de 2 weken. En nu, de laatste keer dat ik die gezien heb, dan denk ik toch dat dat een maand, anderhalve maand, geleden is. (vader Robert)

Een evolutiebespreking: • is een gesprek tussen de coach en het gezin of tussen de coach, het gezin en de verzorgende, • vindt meestal thuis bij het gezin plaats, • gebeurt regelmatig, ongeacht of het goed of minder goed loopt in het gezin (cf. ook als het goed loopt is het belangrijk om bij het gezin langs te gaan, dan kan je zien en bevestigen dat het goed gaat), • kan op initiatief van de coach plaats vinden, maar kan ook door de verzorgende, het gezin of het informele netwerk aangevraagd worden, • kan een moment zijn om kennis te maken met een andere betrokken hulpverlener en de interventies op elkaar af te stemmen. Als coach kan je de evolutie van het gezin ook opvolgen via overleg met de verzorgende. Maar een rechtstreeks contact met het gezin biedt extra voordelen. Het brengt je dichter bij hun perspectief, bij hun belevingswereld en bij de woorden waarmee ze daarover praten. Bovendien kan je, als de verzorgende ook aanwezig is, veel oppikken over de relatie tussen de verzorgende en het gezin en over hoe ze samenwerken.

183


Een evolutiebespreking wordt bij voorkeur door de coach gevoerd. Om de eenvoudige reden dat de coach vanuit haar positie iets gemakkelijker van op afstand kan kijken naar wat de verzorgende in het gezin doet en wat de impact daarvan is op het gezinsfunctioneren.

Doel van een evolutiebespreking De voornaamste doelen van een evolutiebespreking zijn: • • • •

Ik noteer telkens als ik op huisbezoek ben geweest wat goed loopt. Door de dingen op papier te zetten, komt ik los van het actuele van het moment. Dat helpt me om breder te kijken. Die nota’s kunnen ook helpen om samen met de verzorgende naar het gezin te kijken. (een coach)

het gezin ondersteunen, de verzorgende ondersteunen, de verbinding tussen het gezin en de verzorgende ondersteunen of herstellen, de verbinding tussen het gezin en de samenleving ondersteunen of herstellen.

Meer concreet dient een evolutiebespreking om: • • • • • • • • • •

zicht te krijgen op de relatie tussen de verzorgende en de cliënt, te onderzoeken of de ondersteuning bijgestuurd moet worden, positieve, bevestigende boodschappen te geven, doelen af te toetsen en nieuwe pistes te zoeken, gevoelige dingen te bespreken, thema’s die relevant zijn voor het versterkend proces bespreekbaar te maken, het gezin de mogelijkheid te geven om te spreken, zorgen op tafel te leggen enz., een integrale kijk te behouden, afbouw voor te bereiden: aandacht voor het proces, autonomie versus verafhankelijking, …

Regelmatig contact is nodig omdat je zo de evolutie van het gezin kan zien. Je volgt op hoe het gaat met het gezin en de verzorgende. Zowel het gezin als de verzorgende krijgen de kans om vragen te stellen, bezorgdheden te uiten enz. Omdat verzorgenden het niet gewend zijn om zo frequent opgevolgd te worden, moet je niet alleen aan het gezin, maar ook aan de verzorgende uitleggen waarom je op huisbezoek komt. De verzorgende kan zich op de vingers gekeken voelen. Of ze wil, vanuit een oprechte bekommernis om het gezin, aan jou laten zien dat het gezin ‘vooruitgaat’. Ze steekt met het oog op je komst een tandje bij of neemt het zelfs over zodat alles er tegen je komst pico bello uitziet. De verzorgende verliest zo de concrete doelen en de versterkende en verbindende manier van werken uit het oog. Dat is niet de bedoeling. Het moet voor de verzorgende duidelijk zijn dat een evolutiebespreking net een kans is om het ondersteuningsproces te bekrachtigen en waar nodig bij te sturen.

Verloop van een evolutiebespreking Het gesprek zelf concentreert zich rond twee vragen: 1. Evaluatie van de ondersteuning zoals die nu loopt. 2. Afspreken wat de ondersteuning in de toekomst zal inhouden.

184

Versterkend & verbindend coachen


Hoe loopt de ondersteuning nu? De verzorgende en het gezin krijgen de kans om te zeggen wat goed loopt, maar ook wat nog niet zo goed loopt. Als coach wil je weten hoe het werkelijk gaat. • Wat zie je als coach? Toets of wat je ziet of denkt, ook zo door het gezin en de verzorgende wordt beleefd. • Wat gaat goed en wat gaat minder goed? • Doen jullie dingen samen? Hoe gaat dat? Door voortdurend erkennende tussenkomsten te maken, voorkom je dat dit gesprek de allures van een ‘ondervraging’ krijgt. Benoem dat elke stap vooruit niet vanzelfsprekend is. Vertraag het gesprek door bijvoorbeeld te bevragen hoe ze erin geslaagd zijn om die stap te zetten.

Waar gaan we in de komende periode rond werken? Om afspraken te kunnen maken voor het verdere ondersteuningstraject, moet je eerst terug bekijken waarom de verzorgende in het gezin komt: • Wat waren de doelstellingen bij de aanvang? • Zijn deze doelen nog hetzelfde? Denken de verzorgende en het gezin hier hetzelfde over? • Is de situatie van het gezin nog hetzelfde of zijn er nieuwe gebeurtenissen met gevolgen voor het gezinsfunctioneren en de wensen die het gezin heeft? • Zien jullie nieuwe uitdagingen? Elk voorstel dat de verzorgende oppert om naar een nieuw doel toe te werken, moet naar de cliënt teruggekoppeld worden. Als de cliënt hier niet achter kan staan, dan is het geen optie. Ook de cliënt kan voorstellen doen.

Moeder wil graag dat de kleren van alle gezinsleden eens gesorteerd worden. Ze wil dat alles een vaste plaats krijgt. De kleren liggen nu overal in huis. Moeder, de verzorgende en de coach bespreken samen hoe ze dat kunnen aanpakken. Moeder vraagt zich af of ze de kinderen daar ook een taak bij kan geven? Dat is een goed plan. Weet moeder hoe ze dat kan vragen? Wil ze dat de verzorgende haar daarbij steunt?

De living ligt altijd vol met peuken. Als er gepoetst is, duurt het niet lang voor het er terug smerig uitziet. De verzorgende vindt dat niet prettig. De verzorgende stelt voor een emmer te zoeken waarin de peuken gegooid kunnen worden. Is dat OK voor de cliënt?

De verzorgende geraakt binnen haar werktijd nooit rond met poetsen. Dat vindt ze vervelend. Het geeft haar het gevoel dat ze niet hard genoeg heeft gewerkt. Door erover te praten wordt duidelijk dat er nog geen enkele kamer is opgeruimd als de verzorgende ’s morgens aankomt. Kan moeder met opruimen beginnen vóór de verzorgende er is? Als moeder dat wel wil, dan moet je met haar verder praten over hoe ze dat gaat aanpakken. De opdracht opruimen is immers veel te breed. Je moet dat concreter proberen te maken. Bijvoorbeeld: ’s avond met de kinderen het speelgoed in de kist doen, de asbakken leegmaken, de glazen naar de keuken brengen.

Frequentie en duur van een evolutiebespreking De frequentie van de contacten tussen de coach en het gezin en de diepgang ervan is afhankelijk van het gezin zelf, de fase in het ondersteuningsproces, de relatie tussen het gezin en de verzorgende, de relatie tussen de coach en het gezin, de stijl van de verzorgende en haar kwaliteiten. Als zich een crisis voordoet, dan ga je best zo snel mogelijk ter plaatse. Maar ook als alles goed is, kan een huisbezoek een meerwaarde hebben. Werken op maat van het gezin is de boodschap. Soms voel je als coach aan dat een maandelijks huisbezoek bij een gezin te veel is. Sta zelf geregeld stil bij de frequentie van de huisbezoeken en de meerwaarde ervan.

185


Ook de duur en de vorm van een evolutiebespreking stem je af op het gezin en kan variëren. Het hoeft niet altijd een lang gesprek te zijn. Even langsgaan, horen hoe het loopt en polsen of er vragen zijn, is al voldoende. Of je kan dat telefonisch doen. Evolutiebesprekingen vragen dat de coach tijd neemt voor het gezin en open staat voor een babbel. Het is goed om de verzorgende bij die bespreking te betrekken zodat het duidelijk is dat je er niet bent om te controleren, maar wel om samen te onderzoeken welke ondersteuning gewenst en versterkend is. Als je op gesprek gaat als de verzorgende in het gezin aan het werk is, hou er dan rekening mee dat het gesprek in de werktijd van de verzorgende loopt. De verzorgende moet niet de hele duur van de evolutiebespreking erbij zitten. In het tijdsbestek dat de verzorgende in het gezin komt, moet er veel gebeuren en het gezin betaalt daarvoor. Toch moet je niet het gevoel hebben dat je ‘maar in de weg zit’. Je zit misschien wel in de weg om vlot te poetsen, maar niet voor de persoon die vertelt. Wees wel alert voor signalen die er op kunnen wijzen dat ze je er niet graag bij hebben (bv. ze vertrouwen je niets toe, het gesprek stokt, ze zijn ‘afwezig’).

Voorbereiding van een evolutiebespreking Een goede evolutiebespreking vraagt voorbereiding. Ieder heeft zijn eigen manier om dit te doen. Belangrijk is dat je terugkijkt naar de voorbije periode en naar wat tijdens de vorige bespreking aan bod kwam. Sommige coaches houden fiches bij per gezin of noteren werkpunten in een schriftje, anderen werken met een themalijst. Overloop die lijst bij de voorbereiding. Kijk naar de dingen die nog niet goed lopen en ga vooral na of er stappen vooruit zijn gezet. Deze lijst kan je ook op het spoor brengen van nieuwe werkpunten die je met het gezin kan opnemen. De evolutiebespreking kan een moment zijn om af te toetsen of je nieuwe dingen mag introduceren.

Voorbeeldlijst met thema’s • • • • • •

• • • •

onderhoud van de woning, verzorging van de kledij, persoonlijke verzorging en hygiëne, maaltijden, gezinsbudget, werkorganisatie (de volgorde waarin de taken worden afgewerkt), gewoonte (begint er zich al een werkstructuur af te tekenen?) en houding ten aanzien van de verzorgende (wordt er samengewerkt, verwachtingen t.a.v. de verzorgende, is er aandacht, tijd om te praten enz.) relatie tussen de gezinsleden, gezondheid en welbevinden, contacten met de buitenwereld …

Een ander ‘instrument’ dat je bij de voorbereiding en het voeren van een evolutiebespreking kan gebruiken zijn schaalvragen (zie ). Voor elk levensdomein plaats je, vanuit jouw perspectief bekeken, het gezin op die schaal of je vraagt aan de verzorgende waar zij het gezin zou plaatsen. Tijdens het gesprek met het gezin kan je aan het gezin vragen waar het zichzelf op de schaal zou situeren en daarover in dialoog gaan.

186

Versterkend & verbindend coachen


Thema’s bespreekbaar maken tijdens evolutiebesprekingen Positieve boodschappen geven en ontvangen moet je leren Soms heeft het gezin het gevoel dat ze niet vooruitgaan. Laat hen dan vertellen waarom ze dat denken en praat daar verder met hen over. Breng binnen hoe jij het ziet en laat de verzorgende vertellen wat zij ziet. • Wat hebben we ondertussen wel bereikt? Geef eventueel zelf een voorbeeld wanneer het gezin of de verzorgende dit zelf niet (meer) zien. • Hebben we te veel dingen tegelijk willen doen? • Zijn er dingen die we nu wel samen kunnen aanpakken?

Een positieve pluim komt heel moeilijk binnen. Dan valt het gesprek soms stil. Als je 20 jaar of langer steeds de boodschap hebt gekregen dat je niet deugt, dan schrik je als iemand zegt dat het goed is wat je doet. Maar coaches moeten dat wel blijven zeggen en positieve boodschappen blijven geven. Uiteindelijk dringt het wel door dat het gemeend is. En dan doet het echt heel veel deugd. (Odette, ervaringsdeskundige TAO)

Zowel schaalvragen als themalijsten kunnen je helpen om te herinneren hoe de situatie was vóór de verzorgende begon en wat er in tussentijd veranderd is. Probeer de kleinste verandering die je ziet te benoemen. Bijvoorbeeld: dat je ziet dat de kader recht is gehangen, dat er een nieuw salontafeltje is, dat de afwas is gedaan, de gang is opgeruimd, de gordijnen gewassen enz. Je moet er echt aandacht aan geven. Zoek de juiste woorden om gezinnen te zeggen dat ze het goed doen. Wees jezelf, wees authentiek, doe het niet gekunsteld. Zeg alleen wat je meent en verzin geen dingen om iets positiefs te kunnen zeggen. Als je een pluim geeft, koppel daar dan niet meteen het woordje ‘maar’ aan. ‘Maar’ ontkracht de positieve boodschap volledig. Wees je ervan bewust dat het voor gezinnen moeilijk kan zijn om te horen dat ze dingen goed doen. Ze zijn zo’n positieve boodschappen niet gewoon en weten dan niet goed hoe te reageren. Misschien denken ze in aanvang wel dat het een slinkse manier is om hen op de vingers te tikken. Het durven aanvaarden van positieve boodschappen is vanuit die optiek een belangrijke stap in een versterkingsproces. Maak daarom van in het begin duidelijk dat je er bent om het gezin sterker te maken. Hen prijzen als ze iets goed hebben gedaan hoort daar bij. Benoem daarenboven dat het best mogelijk is dat ze zich daar wat onwennig of verlegen bij kunnen voelen.

Nieuwe dingen introduceren Je moet erg voorzichtig zijn met de introductie van veranderingen, zeker bij de start van een nieuw traject. Breng geen nieuwe dingen mee naar het gezin zonder daarover vooraf toestemming te vragen. Je legt het gezin m.a.w. een mogelijkheid voor, de keuze blijft bij hen.

De inzet van het gezin evalueren: het samen doen Soms zijn er omstandigheden die maken dat de verzorgende een aantal dingen tijdelijk moet overnemen. Er worden dan maar een beperkt aantal taken samen gedaan. De coach moet dat tijdens een evolutiebespreking durven ter sprake brengen. • Ik voel dat het moeilijk gaat. We zijn nu al drie maanden bezig en het wil niet echt lukken precies. Hoe zie jij dat? • Wat we afgesproken hadden, was misschien (te) hoog gegrepen? Wat zou er wel gaan? • Wat doe jij echt samen met de verzorgende? De verzorgende zegt wel ‘ja, wij doen dat samen’ (bv. om de cliënt te beschermen, om sneller klaar te zijn of om een beter resultaat te hebben). Wat doen jullie echt samen en wat doet de verzorgende in jouw plaats?

187


De afvalverwerking loopt niet zoals het moet. De coach heeft aan het gezin voorgesteld dat de verzorgende zal helpen om het afval te sorteren. Maar in de praktijk komt het er niet van. Volgens de verzorgende en de coach is het echt wel een probleem, maar het gezin ziet het niet als noodzakelijk. Ze zijn daar in hun hoofd niet mee bezig. De verzorgende en de coach hebben last van de geurhinder; ook de buren zullen gaan klagen. Als de coach met het gezin praat over het sorteren van afval, dan reageren ze: ‘We kunnen dat zelf wel. Sorteren, dat is geen probleem.’ Maar ze doen het niet.

Tijdens een evolutiebespreking kan je dat op tafel leggen: ‘We hadden afgesproken dat jullie zouden helpen met het sorteren van afval. Maar dat is niet gebeurd.’ Zonder de druk op het gezin te verhogen, kan je vragen: ‘Vind je het sorteren van afval belangrijk genoeg om daar volgende keer op terug te komen?’. Als ze ja zeggen, dan neem je het thema de volgende keer terug op: ‘Is er al aan gewerkt? Wat is er aan gedaan en wat nog niet? Waarom is het niet gelukt?’. Als ze neen zeggen, dan laat je het thema nog wat rusten.

Verbinding leggen Stel je meerzijdig partijdig op (zie ). Laat zowel de cliënt als de verzorgende hun beleving vertellen en creëer een klimaat om naar elkaar te luisteren. 1. Laat eerst de cliënt zijn verhaal vertellen. Toets of je het goed begrepen hebt, laat zien dat je begrijpt hoe moeilijk dat het is en hoeveel respect je hebt voor de wegen die ze vinden om daar mee om te gaan. 2. Laat de verzorgende haar verhaal doen. Toets of je het goed begrepen hebt en laat zien dat je respect hebt voor haar inzet. 3. Laat zien waar de beleving van de cliënt en van de verzorgende met elkaar botst. Je stelt vast dat beiden anders kijken en dat het niet ongewoon is dat dat botst. Zo normaliseer je die botsing in plaats van te polariseren. 4. Probeer tot verbinding te komen. Kan de andere begrijpen waarom de ene zus of zo? 5. Vanuit dat begrip voor elkaars zienswijze kan je op zoek gaan naar wat gemeenschappelijk is.

Voorkomen dat de hulp belastend wordt Soms kan het tijdelijk stopzetten van de ondersteuning nodig zijn voor het gezin. Zo kunnen ze even op adem komen en zelf zien hoe het loopt als ze aangeven ‘voor ons is het goed zo’. Belangrijk is dat je het gezin duidelijk maakt dat ze steeds opnieuw hulp kunnen vragen. Contacteer hen sowieso na een aantal weken om te horen hoe het gaat.

Wordt het gezin sterker? Wanneer is de steun van de verzorgende niet meer nodig? Is er voldoende stabiliteit en heeft het gezin voldoende nieuwe hulpbronnen ontwikkeld om alleen verder te gaan? In Thuiscompagnie stellen we vast dat in sommige gezinnen minimale ondersteuning noodzakelijk blijft om de stabiliteit te bewaren. Bij het merendeel van de gezinnen is dat echter niet het geval. In gezinnen die zichzelf alleen kunnen redden, dient een versterkende hulpverlening zichzelf overbodig te maken. Pols daarom regelmatig hoe ver het gezin staat en of de ondersteuning nog langer nodig is. Tijdens de evolutiebespreking kan je het perspectief van het gezin en van de verzorgende hierover leren kennen. Telkens een doelstelling bereikt is, benoem je dat positief. Vakantieperiodes kunnen ‘natuurlijke‘ periodes zijn waarin een gezin wat minder ondersteuning krijgt en waarin je kan zien hoe dat het loopt. Blijkt na die vakantieperiode dat het vrij goed gelopen is, dan verdient dat echt een pluim. Probeer

188

Versterkend & verbindend coachen


samen met het gezin te ontdekken wat er heeft meegespeeld. Is er in de periode dat de verzorgende langskwam een structuur gegroeid rond taakverdeling die in de vakantie spontaan verder gelopen is? Dat uitspreken kan versterkend zijn en geeft je de gelegenheid om een mogelijke afbouw ter sprake te brengen (zie pagina 190).

In verbinding blijven bij onrustwekkende signalen De interventies van de coach zijn altijd gericht op het versterken van het gezin, ook als je verontrustende signalen krijgt. Deel je bezorgdheden met het gezin via een open dialoog. Luister actief, zonder te oordelen. Stel je meerzijdig partijdig op en blijf zoeken naar gemeenschappelijke punten van waaruit je samen tot een gepaste aanpak kan komen. De eerste stap is altijd het bespreekbaar maken van wat je ziet of hoort: • Vraag aan de ouders hoe zij het zien. Luister actief en onthoudt de elementen die je kan delen. • Leg aan de ouders uit waarom iets bedreigend is voor de ontwikkeling van de kinderen. • Vraag of de ouders daar iets willen aan doen en welke ondersteuning zij daarbij nodig hebben. • Maak je gemeenschappelijk belang duidelijk: een goede toekomst voor de kinderen. • Gebruik geen moeilijke woorden. • Geef een duidelijke boodschap. Wind er geen doekjes om. Soms zal je deze boodschap meerdere keren moeten geven vooraleer ouders er samen met de verzorgende aan willen werken. Zie ook dan de kleine stapjes die ze zetten en geef er erkenning voor. Als je echt niets ziet veranderen in positieve zin: • Confronteer de ouders met het feit dat je niets ziet verbeteren en dat de kinderen onvoldoende ontwikkelingskansen krijgen. Probeer die boodschap concreet te maken zodat de ouders snappen waarover het gaat. • Probeer ondanks die harde boodschap de vertrouwensrelatie overeind te houden. Het helpt om te zoeken naar gemeenschappelijkheid. Die gemeenschappelijkheid ligt er bijvoorbeeld in dat de verzorgende ook graag wil dat de kinderen in het gezin kunnen blijven. Misschien vinden jullie allebei dat de eisen van een andere hulpverlener erg hoog liggen en kunnen jullie zoeken naar dingen die wel kunnen? • Het is de verantwoordelijkheid van de ouders om goed voor hun kinderen te zorgen. Maak duidelijk dat je hen wil helpen om het anders te doen. Wat is hun voorstel? Wat willen zij proberen? Maak duidelijk dat je hen daarin wil steunen, maar zeg ook open dat je verplicht bent om verdere stappen te zetten als het niet verbetert. • Plak er een termijn op. • Blijf rustig en maak je niet boos.

Afbouwen Het voorbereiden van de afbouw begint bij wijze van spreken al bij de intake. We ondersteunen gezinnen tijdelijk om hun hulpbronnen te vergroten zodat ze zelf, zonder ondersteuning verder kunnen. Voor het gezin moet het duidelijk zijn dat de hulp in principe tijdelijk is. Thuiscompagnie kan altijd afgebouwd worden op vraag van het gezin. De dienst zal een (geleidelijke) afbouw voorstellen als er (een relatieve) stabiliteit is in het gezin, geen nieuwe vragen meer komen en het gezin de nieuwe vaardigheden geïntegreerd heeft.

Hulp afbouwen creëert spanning Hulp afbouwen geeft altijd spanning. Afbouwen betekent veranderen en elke verandering brengt onzekerheid mee. Daarom bereid je gezinnen voor op het stopzetten van de ondersteuning. Bouw

189


niet abrupt af. Voorzie een periode waarin er minder hulp komt zodat gezinnen nog kunnen groeien in hun zelfstandigheid. Je stelt voor om de hulp te verminderen omdat je ziet dat een aantal dingen goed lopen en dat het gezin dat zelf kan opnemen. In die periode komt de verzorgende wel nog in het gezin, maar focust ze op andere zaken. Je praat daarover met het gezin en laat hen vertellen wat het met hen doet dat de verzorgende minder komt. De afbouw van de hulp kan ervaren worden als ‘breken’ of als ‘afwijzing’, bijvoorbeeld wanneer ouders of kinderen onveilig gehecht zijn. Je moet die gevoelens bespreekbaar maken en zoeken naar alternatieven die passend zijn voor het gezin. Bijvoorbeeld: een tragere afbouw, andere steunfiguren zoeken, uitkijken naar therapiemogelijkheden? Sta ook stil bij de verzorgende en de betekenis van deze emotionele spanning voor haar.

Gezinnen die zich afhankelijk opstellen uit angst voor afbouw Als je voelt dat een gezin bepaalde dingen niet meer zelf doet uit angst dat de ondersteuning wordt afgebouwd, dan moet je daarmee iets doen. Het is voor een gezin soms moeilijk om te zeggen ‘We hebben je steun nodig’. Probeer daarover in gesprek te gaan en in te schatten waarom ze de aanwezigheid van de verzorgende zo belangrijk vinden. Soms is die reden anders dan wat je zou verwachten. Misschien vinden ze het vooral fijn dat de verzorgende iemand is waarmee gepraat kan worden. Je kan dan samen alternatieven zoeken voor deze ‘babbel’. Er hoeft niet altijd ‘professionele hulp’ aan vast te hangen. Misschien is er wel ergens een groepswerking, een moedergroep, een vereniging, een Domo-werking, een buurtwerking waarbij ze kunnen aansluiten. Zo versterk je de gezinnen in hun sociale relaties (zie hoofdstuk 4).

Afbouw op een krachtgerichte manier bespreekbaar maken Krachtgericht spreken met mensen houdt in dat je mensen in contact brengt met hun eigen krachten, hen positief bevestigt in wat ze kunnen en hen leert waar andere hulpbronnen liggen. Krachtgericht werken betekent evengoed durven spreken over angsten en onzekerheden en duidelijk maken dat je samen met hen wil zoeken naar mogelijkheden om daaraan tegemoet te komen.

Aangrijpingspunten voor een gesprek over kwetsbaarheid en krachten In de opeenvolgende evolutiebesprekingen krijg je een beeld van de evolutie die het gezin op diverse levensdomeinen heeft doorgemaakt. Je kan afbouw bespreekbaar maken door dat integrale beeld te delen met het gezin, door te overlopen waaraan gewerkt is en wat bereikt is. Je moet zeker ruimte laten om te praten over waar het gezin bang voor is als de hulp stopt (bv. Hebben ze angst om terug in de put te geraken?). Je moet ook bespreken wie wat kan opnemen in de toekomst. Bijvoorbeeld: • Denkt het gezin het praktische werk alleen aan te kunnen? • De verzorgende is ondertussen een vertrouwensfiguur geworden en een luisterend oor. Hebben ze iemand bij wie ze hun hart kunnen luchten? • Hoe zit het met het netwerk van het gezin: zijn hier betekenisvolle, ondersteunende contacten waar ze op terug kunnen vallen? • Hoe zit het met de bereikbaarheid van de andere hulpverleners rond het gezin? Als er andere hulpverleners betrokken zijn, ga dan zeker na wat die hulpverleners van plan zijn: gaan zij ook afbouwen? Als dat het geval is, dan moet dit goed afgestemd en besproken worden met het gezin. Vermijd dat alle organisaties zich tegelijk terugtrekken. Het gezin kan dan het gevoel krijgen aan zijn lot te worden overgelaten. In de afbouwfase zoek je niet alleen samen uit waar of bij wie ze voor welke nood terechtkunnen als de verzorgende niet meer komt. Je legt ook de nodige contacten om van die alternatieven gebruik te kunnen maken. Vergeet niet te vermelden dat je vanuit de dienst gezinszorg nazorg aanbiedt. Spreek af of je na een maand bijvoorbeeld nog eens mag bellen. Of wil het gezin dat dit

190

Versterkend & verbindend coachen


de eerste maand na het stopzetten van de hulp, wekelijks gebeurt? Katty is dakloos geweest. Ze woonde in bij een vriend maar dat was geen ideale situatie. Ze heeft samen met de verzorgende gezocht naar een nieuwe woning en heeft die ook gevonden. Op de dagen dat de verzorgende er niet is, gaan de kindjes verplicht naar de dagopvang. Het gezin is op korte tijd zeer positief geëvolueerd: in één jaar is Katty vanuit een zeer diep dal opgeklommen naar een leefbare situatie. Daarover zijn alle hulpverleners het eens. Nu het beter gaat, wordt de ondersteuning afgebouwd en ook de dagopvang. Katty wil het wel proberen met verminderde hulp. Toch maakt Katty zich zorgen over een totale afbouw. Ze heeft nog altijd geen vrienden waarop ze kan terugvallen. Ze heeft schrik dat de diensten haar gaan laten vallen ‘omdat het nu goed gaat’. Katty heeft dat zelf aangekaart: ‘Stel dat ik ziek word en moet worden opgenomen, bestaat er dan iets voor mijn kinderen?’ Dat is een heel normale vraag voor een alleenstaande moeder die niet direct iemand kan opbellen.

Voorbeeld van een gesprek over de afbouw van de ondersteuning Hoe kan je in dergelijke situatie op een krachtgerichte manier over afbouw spreken? De coach brengt de verschillende visies op het loslaten van het gezin in kaart. Hoe denkt de verzorgende, het gezin en de coach over het afbouwen van de hulp? Samen zoeken ze een antwoord op de vragen: • Wat heeft het gezin zo kwetsbaar gemaakt in het verleden? • Waar staat Katty nu? • Waarin wordt nu (terug) veerkracht gevonden? Als we het antwoord op de vragen kunnen begrijpen, dan kunnen we beter inschatten wat voor moeder ‘de angst om terug door dat diep dal te gaan’ betekent. Er was in het verleden een moeilijke thuissituatie en een misstap, maar er waren ook sterke punten die haar toegelaten hebben om het anders te proberen en aan de negativiteit te ontsnappen. Door vragen te stellen, maak je samen met de verzorgende en Katty de balans op van krachten en lasten (zie ). Op persoonlijk vlak: • Ze heeft een instellingsverleden. • Ze had een heel laag zelfbeeld (ze durfde bijvoorbeeld niet alleen te gaan wandelen, nu durft ze dat wel). • Ze heeft psychische begeleiding gehad en heeft dat kunnen toelaten. • Ze werkt aan zichzelf. Op het vlak van haar netwerk: • Ze neemt afstand van haar moeder, haar vader en (verslaafde) vrienden. Ze wil geen contact meer met ‘die mensen’. Om aan de armoedespiraal te ontsnappen, is het soms nodig om afstand te nemen van diegenen die je kunnen kwetsen. • Maar nu lossen ook de hulpverleners en dan heeft ze geen kring meer rond zich. Ze heeft wel een paar vriendinnen met wie ze samen dingen doet. • Binnenkort gaan haar kinderen naar school en dat kan toegang geven tot een netwerk. • Ze wil een beroepsopleiding polyvalent verzorgende bij de VDAB volgen. Op het vlak van praktische problemen: • Alleenstaande moeder zijn is zwaar. Ze moet heel veel geven, het vergt veel inzet. Het huishouden runnen zonder ondersteuning van de verzorgende boezemt haar angst in. • Katty doet nu al veel zelf. De verzorgende kan dat verduidelijken. In het begin moest de verzorgende alles voordoen. Nu gaat dat perfect alleen. Dat geeft haar zelfvertrouwen; het besef dat ze greep heeft op het huishouden. • In de vakantie is de verzorgende twee weken niet geweest. Hoe is dat verlopen? Het is toen

191


wel gelukt. Op relationeel vlak: • Wat betekent de verzorgende voor Katty? Waarom heeft ze graag dat de verzorgende komt? Welke vragen brengt de toekomst mee? • Afbouw van de dagopvang: De dagopvang brengt structuur in het chaotische leven: wat als dat wegvalt? • Opleiding gaan volgen: Is het volgen van een opleiding combineerbaar met de zorg voor de kinderen? Waar kunnen de kinderen dan naar toe? Hoe kan ze zelf structuur aanbrengen? • De oudste gaat binnenkort naar school: ook dat vraagt veel organisatie. Hoe geraakt ze aan de school? • De angst om terug te vallen: Voor Katty is het belangrijk om te weten dat ze wordt losgelaten, maar dat men haar niet laat vallen. Is de dienst bereikbaar op crisismomenten? Dan kunnen mensen leren om op eigen benen te staan met vallen en opstaan. • Hoe vermijd je ‘Ik wil niet vallen en dus ga ik me zo krampachtig gedragen dat ik weer val’. Wat maakt dat je verder komt? Ook dat thema moet deel uitmaken van de nieuwe constructie, een nieuw evenwicht, waarnaar wordt gezocht.

Goed is goed genoeg We krijgen van het gezin het mandaat om rond een aantal doelstellingen te werken. Afhankelijk van de vooruitgang die het gezin maakt, komen andere doelstellingen in beeld. Er zijn immers veel dingen die het leven aangenamer zouden kunnen maken. Maar we mogen niet onderschatten welke inzet we van de gezinsleden verwachten. Het toelaten van een verzorgende in huis vergt een zware inspanning van alle gezinsleden. Als het gezin aangeeft geen verdere ondersteuning meer te wensen, dan moet je daarop ingaan. Je beoordeelt de vooruitgang op basis van de aanvangsvraag en niet op basis van wat er nog allemaal zou kunnen gebeuren. Als het gezin vindt dat ze voldoende vooruitgang hebben gemaakt, dan aanvaard je dat. Wanneer er kinderen in het gezin zijn, is die stelregel voor de verzorgende of coach soms bijzonder moeilijk in de praktijk te brengen. De verzorgende brengt bijvoorbeeld plezante dingen in huis, geeft hen aandacht, doet activiteiten met hen. De kinderen kijken vaak uit naar haar komst. Dat voelt ook goed voor de verzorgende. Kinderen waarderen de verandering die de verzorgende binnenbrengt. Als zij mogen kiezen, dan willen ze misschien wel dat de verzorgende blijft komen. Maar die wens kunnen kinderen niet uitspreken naar hun ouders (loyaliteit). Je zal moeten zoeken naar andere manieren om de wens van de kinderen mee te nemen. Als ouders aangeven dat het voor hen (even) genoeg is geweest, dan moet je dat signaal respecteren. Door kost wat kost de ondersteuning verder te willen zetten, breng je de kinderen in een Een gezin waar de verzorgende al twee jaar kwam, wilde de ondersteuning stoppen. Maar telkens ze dat ter sprake brachten, zagen de verzorgende en de coach nieuwe doelen waaraan zou kunnen worden gewerkt. Het gezin liet zich telkens overhalen. Ze durfden niet openlijk tegen die nieuwe voorstellen ingaan. Uiteindelijk lieten ze via de kinderen weten dat de verzorgende niet meer gewenst was. Die moesten tegen de verzorgende zeggen: ‘Je moet niet meer komen. We hebben het niet meer graag’.

lastig parket. Als je de ondersteuning langer laat lopen dan het gezin wenst, dan haal je moeilijkheden op je hals. Je kan het gezin niet dwingen, dus moet je dat ook niet proberen. Door goed te luisteren naar het gezin en erkenning te geven aan de vooruitgang, kan je als coach voorkomen dat de kinderen op een negatieve manier in het verhaal terechtkomen (cf. negatieve boodschappers). Dat zou immers een spijtige uitkomst zijn omdat het gezin toch veel vooruitgang had gemaakt in de

192

Versterkend & verbindend coachen


afgelopen twee jaar. De aanvangsvraag in deze situatie was: structuur brengen in het huishouden. De coach bespreekt met het gezin en de verzorgende: • Waar zijn we gestart? • Waar wilden jullie staan? • Hoe ver staan we nu? Er is een duidelijk visieverschil tussen het gezin aan de ene kant en de coach en de verzorgende aan de andere kant. Het gezin heeft het gevoel dat ze al veel hebben bereikt en dat er meer structuur in het huishouden is. Ze weten wat ze moeten doen om het huishouden te runnen, er is een goede taakverdeling tussen de man en de vrouw gekomen. Na twee jaar is dat heel goed ingeoefend. Voor het gezin is het genoeg geweest. De coach en de verzorgende zien nog andere mogelijkheden. Er zijn vier kinderen en het lukte nog niet om hen elke dag op tijd naar school te brengen. De man en de vrouw hadden niet de gewoonte om te ontbijten. De man rookte ’s morgens zijn sigaret en de vrouw nam een tas koffie. De kinderen dronken een glas fruitsap. Dat deden ze al jaren zo. De coach en de verzorgende stelden aan het gezin voor om het ontbijtmoment in te oefenen. De verzorgende zou alleen nog ’s morgens voor het ontbijt komen. Dat ontbijtmoment werd nooit een succes. Toch gaven alle gezinsleden (moeder, vader en de kinderen) de boodschap: we kunnen het nu wel. Voor het gezin was het genoeg geweest. Ze sloten zich aaneen. Pas op het moment dat de kinderen de vernietigende boodschap gaven ‘We hebben niet meer graag dat ge komt’, kon de verzorgende zien en toegeven dat het tijd was om te stoppen. De coach en de verzorgenden konden te weinig zien dat het gezin vooruitgang had gemaakt. Er waren over die lange periode wel degelijk dingen veranderd. Omdat het ‘nooit genoeg’ was, begon het gezin de verzorgende te beschouwen als ‘bemoeial’. Maar ze wilden dat niet zelf tegen haar zeggen en hebben de kinderen daarvoor ingeschakeld. Voor de verzorgende was dat heel moeilijk. Ze had het gevoel dat de kinderen zich tegen haar keerden. Ze voelde zich mislukt, dacht dat ze iets niet goed had gedaan. Dat moet de coach met haar opnemen (nazorg). Zodat de verzorgende de moed blijft houden om terug aan de slag te gaan in een ander gezin. Hoe je de verzorgende kan ondersteunen, lees je in het volgende deel.

193


3. De verzorgende coachen

Bij het coachen van de verzorgende gaat het in essentie om de vraag hoe de verzorgende het gezin het best kan ondersteunen om terug greep te krijgen op het eigen leven en te groeien in autonomie. Wat is het meest passend? De antwoorden op die vraag zitten bij het gezin en de verzorgende. Zij kunnen de gezinssituatie het beste inschatten. Als coach moet je de verzorgende helpen om daarover na te denken. Je kan dat doen door vragen te stellen en door te vragen. Vanuit je eigen professionaliteit behoud je een reflexief overzicht op het geheel. Je bewaakt, versterkt, verbindt en vernieuwt waar nodig. Als de coach het gezin kent en het gezin durft de coach aan te spreken (bv. als ze zich ergens niet goed bij voelen), dan kan de coach de verzorgende beter coachen omdat ze dan het perspectief van het gezin kan inbrengen. Maar eerst moet de coach ruimte geven aan wat de verzorgende denkt en voelt: wat doet dit werk met haar, wat maakt haar bezorgd? Een goede coach toont hoe situaties kunnen begrepen worden en biedt de ruimte om na te denken over leefwereldbotsingen. Waar nodig brengt de coach inzichten en kaders binnen. Minstens even belangrijk is het geven van erkenning aan de inzet van de verzorgende en positieve feedback. Het werkt motiverend en versterkend als je haar handelen positief benadert. Op die manier kan de verzorgende groeien. Dat lijkt evident, maar als er problemen opduiken, dan is het gevaar groot dat een probleemgerichte kijk onze brede benadering vernauwt. Een coach helpt de verzorgende groeien door op dat moment de juiste vragen te stellen. Zoek steeds naar dingen die wel werken, momenten waar de verzorgende wel een goed gevoel bij had in plaats van te focussen op wat verkeerd gelopen is. Tegelijkertijd moet het coachingsgesprek de verzorgende handvatten geven waar ze iets mee is. Als de verzorgende zelf een gesprek aanvraagt, dan is dat immers meestal naar aanleiding van een concrete gebeurtenis of vraag waar ze mee zit.

Voorwaarden en aandachtspunten Zorg dat de verzorgende zich veilig voelt Een band kan alleen groeien als er regelmatig contact is tussen de verzorgende en de coach. Aandachtspunten bij die contacten zijn: • Toon je geïnteresseerd. Nodig verzorgenden uit om af en toe eens binnen te springen. Het hoeft dan niet altijd of alleen over Thuiscompagnie te gaan. Je kan het ook wel eens hebben over de kinderen, de vakantie enz. • Laat zien dat je hen verdedigt en achter hen staat als dat nodig is. • Ga in op de vragen van de verzorgende, doe er iets mee. • Bel een verzorgende altijd terug als ze je heeft gebeld en een bericht heeft ingesproken, ook als je geen antwoord weet. • De verzorgende kan altijd het initiatief nemen om je te contacteren. Plan ook vaste contactmomenten in.

194

Versterkend & verbindend coachen


Verzorgenden worden met de harde werkelijkheid van het dagelijks leven in armoede geconfronteerd: er is geen brood in huis en de kinderen hebben honger, een matras is rot geworden, er liggen overal stapels kleren, door de rommel is er geen plaats om te spelen enz. De uniforme procedures en voorschriften van de organisatie bieden hier niet altijd een antwoord op. Het zijn schrijnende situaties die vragen om actie. Het is niet denkbeeldig dat de verzorgende: • ingrijpt zonder daarover met het gezin te praten (cf. ze neemt het dan over), • een aantal regels van de dienst negeert (bv. dingen door de vingers zien of taken uitvoeren waarvoor ze niet de toestemming hebben zoals bijvoorbeeld de kinderen naar de opvang brengen, een brood meenemen voor het gezin), • uiteindelijk over haar eigen grenzen gaat. Dat zijn menselijke reacties waarvoor je begrip hebt. Toon dat je open staat om haar argumenten te beluisteren. Maak de verzorgende duidelijk dat jullie samen kunnen uitzoeken wat de meest gepaste manier van reageren is. Je denkt mee na. Stel je niet op als betweter of als controleur. De verzorgende moet weten dat jij ook achter het gezin wil staan en dat het strikt toepassen van regels in de realiteit geen optie is. Erken dat de verzorgende ook gebonden is aan het beroepsgeheim: ze mag en moet niet alles vertellen wat ze, uit hoofde van haar beroep, van het gezin weet (zie hoofdstuk 5). De verzorgende staat in het hier en nu en moet daar mee omgaan. Laat haar weten dat ze zelf een afweging kan en mag maken en autonoom kan beslissen om af te wijken van geijkte wegen. Vraag haar wel om die situaties met jou te bespreken. Zo geef je haar de ruimte om te ventileren (bv. als ze het er zelf moeilijk mee heeft) en help je haar nadenken over haar handelen en de gevolgen ervan voor het gezin, voor zichzelf en voor de dienst.

De verzorgende stelt vast dat de kinderen elke donderdag zonder ontbijt naar school vertrekken. Er is geen eten in huis. Dat tafereel herhaalt zich week na week. De verzorgende bespreekt dit met moeder. Woensdag is de sluitingsdag van de bakker in de buurt. Moeder heeft geen auto en de andere bakker is minstens een kilometer lopen. De verzorgende spreekt af dat zij (tegen de regels van de organisatie in) elke donderdagmorgen een brood uithaalt.

Troeven erkennen, valkuilen en grenzen verkennen Verzorgenden combineren een aantal kwaliteiten die hen erg geschikt maken om te worden ingezet in gezinnen in armoede. Als die troeven doorslaan naar hun valkuil, dan komt het versterkend werken in het gedrang. In een coaching sta je met de verzorgende ook stil bij de valkuilen en grenzen. Je helpt de verzorgende om zichzelf in kaart te brengen. Daardoor kan zij nieuwe dingen zien en kan er opnieuw beweging komen in vastgeroeste relaties of situaties. De coach is geen therapeut maar gaat wel, vanuit verschillende invalshoeken, stilstaan bij de krachten en kwetsbaarheden om de verzorgende te voeden om verder te gaan. Teruggrijpen naar krachten, erkenning geven, begrenzen enz. maken dat de verzorgende verder kan gaan. Hoe ga je om met sterktes? • Erkenning geven, waarderen en benoemen van sterktes. • Reflectie binnenbrengen: hoe kan je deze krachten inzetten vanuit het perspectief van het gezin? • De autonomie van het gezin bewaken. Je kracht als verzorgende gepast, reflexief en begrensd inzetten. Op basis daarvan taken en noden afbakenen.

195


Hoe ga je om met kwetsbaarheden? • • • •

Begrenzen Veiligheid inbouwen Stilstaan bij kwetsuren, gevoelens, kwaadheid, onmacht van het gezin Stilstaan bij kwetsuren, gevoelens, kwaadheid, onmacht en de diepere betekenis ervan voor de verzorgende en de coach

De volgende punten geven je een overzicht van de troeven (sterktes) van de verzorgende en tips om samen met de verzorgende waakzaam te blijven voor de valkuilen (kwetsbaarheden).

Spontane verbinding Het ‘spontane’ is de grootste troef van de verzorgende. Versterkend werken vereist ook dat de verzorgende zich regelmatig vragen stelt over wat ze doet en hoe ze die dingen doet. Je kan de verzorgende ondersteunen in het leren reflecteren. De verzorgende moet zichzelf leren zien binnen een geheel.

Authenticiteit ‘Echt’ zijn, doen wat je zegt en zeggen wat je doet is een voorwaarde om vertrouwen te krijgen. De verzorgende kan zo dicht staan bij het gezin, dat de buitenwereld haar begint te zien als deel van het gezin. Haar positie wordt dan zeer moeilijk, wat maakt dat ze vastloopt. Voor het gezin wordt ze een vriendin waardoor ze het moeilijk krijgt om (nieuwe) dingen binnen te brengen.

Breed inzetbaar De verzorgende kan het gezin op veel domeinen ondersteunen. Benoem deze brede inzetbaarheid positief, maar help de verzorgende tegelijkertijd ook om, samen met het gezin, een richting te bepalen en keuzes te maken. Je kan de verzorgende helpen het geheel te overschouwen: ‘We kunnen niet alles tegelijk. We moeten afbakenen om onszelf en het gezin niet voorbij te lopen.’

Langdurig aanwezig in het gezin Er staat geen termijn op de ondersteuning van Thuiscompagnie. Thuiscompagnie kan een gezin een paar maanden, maar ook meerdere jaren ondersteunen. De uitdaging is om regelmatig af te toetsen of er evolutie is, om bewust bezig te zijn met de zaken die samen opgenomen worden en om af te bouwen als het gezin alleen verder wil of kan.

Noden zien Een verzorgende ziet vaak meerdere noden. Het is belangrijk dat zij leert nadenken over hoe ze over die noden kan communiceren met het gezin en de coach. De verzorgende moet zich leren behoeden voor het overnemen van taken, voor het aanleveren van snelle oplossingen, voor het handelen volgens eigen waarden en normen enz. Je helpt de verzorgende daarover waken.

Als je bij de intake tijdens de rondgang door het huis overal vuile was zag slingeren, dan is dat een punt om met de verzorgende op te nemen. De verzorgende zal misschien geneigd zijn om alles eerst goed op te ruimen om dan na die grote poetsbeurt, samen met het gezin aan de slag te gaan. Zo’n snelle interventie gaat echter voorbij aan de essentie van de ondersteuning. Het moet samen en stap voor stap, ruimte per ruimte, tot waar het gezin je toelaat. Je moet samen zoeken naar oplossingen, samen bekijken wat voor hen een probleem is en wat niet. Respecteert de verzorgende dat tempo niet, dan zal het gezin snel het gevoel krijgen dat alles uit hun handen wordt genomen. Dat leidt tot controleverlies en maakt ‘samen dingen doen’ onmogelijk.

Praten over doen, denken en voelen Verzorgenden zijn doeners. Ze zijn opgeleid om te ‘zorgen voor’ en doen dat met een groot hart (voelen). Ze zien graag resultaat van hun werk. Dat zijn stuk voor stuk mooie kwaliteiten. De aanpak en de resultaten die we met Thuiscompagnie verwachten, zijn echter anders dan aanpak

196

Versterkend & verbindend coachen


en de resultaten die in de ‘reguliere’ gezinszorg verwacht worden (zie hoofdstuk 5). Er zijn op zijn minst andere accenten. Zo mag de verzorgende niet ‘overnemen’ maar werkt ze ‘samen met’. Je kan het handelen van de verzorgenden kaderen in de driehoek ‘denken – voelen – doen’. Stimuleer de verzorgende om meer na te denken over wat ze doet in plaats van spontaan en vanuit haar gevoel meteen in actie te schieten. Versterkend werken kan alleen als je jezelf blijft afvragen of wat je doet in overeenstemming is met het doel dat je wil bereiken. Dat doel is: gezinnen hebben terug meer controle over hun eigen leven. Controle geven over hun eigen leven is: • • • • • • •

vertrouwen geven en krijgen, keuzemogelijkheden aanbieden, keuzes duidelijk maken, luisteren, inzicht geven, verbinding leggen tussen denken, voelen en handelen, macht geven.

Ik bespreek wat ik zelf zie aan vooruitgang. Dat strookt niet altijd met de opvattingen van de verzorgende. Als coach zie ik dat moeder poetst en dat zie ik als vooruitgang. Maar mijn verzorgende vindt dat geen vooruitgang omdat moeder niet op dezelfde manier poetst als zij gewend is. (een coach)

De coach staat achter de verzorgende en stimuleert haar in dit denkproces.

Opdracht: Een verzorgende zou Marcella leren soep maken. Gevoel: De verzorgende vond dat het altijd zo lang duurde als Marcella de groenten sneed. Dan bleef het werk in de badkamer liggen. Dat gaf de verzorgende het gevoel dat ze haar werk niet goed deed. Tot nu toe was ze altijd beoordeeld op het (zichtbare) resultaat. Doen: De verzorgende maakte de soep altijd snel zelf. Zo konden alle kamers nog een beurt krijgen. Denken: Hoe kan Marcella leren soep maken als je alles zelf blijft doen? Zijn er (kleine) dingen die Marcella wel heeft geleerd? Hoe heeft zij dat geleerd? Wat deed jij dan?

Een taal vinden om over de dingen des levens te spreken Hulpverleners, maatschappelijk werkers, gebruiken veelal een andere woordenschat dan de gezinnen. Verzorgenden staan qua taalgebruik soms dichter bij de gezinnen. Ook dan blijft het een aandachtspunt om manieren te zoeken om situaties en gedrag ter sprake te brengen. Het gaat zowel over het durven benoemen van gedrag of moeilijke zaken, als over het effectief verwoorden van gevoelens en bezorgdheden. Een gemeenschappelijke taal om over de dingen des levens te kunnen spreken creëert verbinding. Het is een zaak om goed te luisteren naar de gezinnen en de woorden op te pikken die zij gebruiken om situaties te beschrijven. Dat vraagt een zekere alertheid.

De positie van de verzorgenden en haar groeiproces

Een vrouw die in haar kinderjaren was misbruikt door haar vader, sprak zelf altijd over ‘het’ als ze daarnaar verwees. Iedereen wist exact waarover het ging, maar ook de verzorgende en de coach gebruikten in hun communicatie met haar altijd ‘het’ in plaats van ‘incestverleden’: ‘ Heb je goed geslapen of heeft ‘het’ weer door je hoofd gespeeld vannacht?’

Op basis van hun dagelijkse contacten met het gezin, weten en zien verzorgenden veel meer dan andere hulpverleners. Aan de ene kant willen zij het vertrouwen van het gezin niet kwijtspelen. Ze worden in vertrouwen genomen en dat is juist het fijne van hun werk. Verzorgenden ervaren dat vertrouwen als een soort beloning en een drijfveer. Ze willen dat vertrouwen niet beschamen.

197


Hulpverleners doen soms een beroep op de verzorgende om hun informatie te geven over het gezin. Dat plaatst verzorgenden voor een dilemma. Moeten zij vertellen wat ze weten (bv. omdat het dreigt mis te lopen en ze zich daar dan medeverantwoordelijk voor voelen?) of moeten ze dat laten overwaaien? Je kan de verzorgende ondersteunen om deze afweging te maken door samen met haar na te denken. Het gaat over de moeilijke afweging tussen het ethische, het juridische en het methodische aspect (zie hoofdstuk 11 en zie het praktijkvoorbeeld op pagina 218). De positie en het mandaat van de verzorgende zijn elementen die in een coachingsgesprek zeker aan bod moet komen. Verzorgenden weten meer, zien dat dingen mislopen en weten wanneer het gezin een toneeltje speelt. Het is echter niet de opdracht van de verzorgende om ‘controleur’ te spelen voor andere diensten (zie ook hoofdstuk 11). Als coach moet je zeker stil staan bij de verzorgende zelf. Hoe voelt zij zich bij deze situatie? Hoe kan je haar ondersteunen? Wat zegt haar intuïtie? Kan ze het volhouden? Heeft ze nog energie? Kan ze het positieve nog zien? Hoe ziet ze de andere hulpverleners? Kan ze ergens terecht met haar kwaadheid tegenover bijvoorbeeld andere hulpverleners, de cliënt? Als je erg graag hebt dat iedereen je graag ziet, dan is het gevaar groot dat je over je eigen grenzen gaat. Je moet proberen je eigen grenzen te bewaken, anders verlies je jezelf. De coach kan helpen om die grenzen te bewaken, want dat is niet gemakkelijk, zeker niet als je de neiging hebt om je als ‘helper’ op te stellen. Leren je eigen grenzen respecteren is een groeiproces.

Handvatten bij het coachen We zetten hier enkele uitgangspunten van Thuiscompagnie op een rij die belangrijk zijn als je de verhalen van de verzorgende beluistert. Vanuit deze principes kijk je samen met de verzorgende naar haar handelen. Door de juiste vragen te stellen, kan je de verzorgende helpen om meer krachtgericht en verbindend te werken in het gezin.

De zorg is gedeelde zorg Als coach moet je steeds volgende elementen voor ogen houden: • • • • •

Wat kan het gezin zelf doen? Wat kunnen vrienden en kennissen doen? Wat kan de verzorgende doen? Wat kan de coach doen? Wat kunnen andere hulpverleners doen?

‘Het gezin’ bestaat niet Gezinsleden hebben elk hun eigen plaats, visie en belang in het gezin (gezinsfunctioneren). Zij zitten in een systeem met eigen wetten. Hoe ga je met die verschillende belangen om? Staat de verzorgende ook stil bij wat vader erover denkt? Wat is de positie van oudere kinderen in het gezin? De verzorgende zal misschien eerder geneigd zijn in coalitie te gaan met ‘slachtoffer-moeder’ en als vijand worden gevoeld door de ‘vermaledijde vader’. Vanuit die bril vertrekken, is partij kiezen. Hoe kan de verzorgende zich meerzijdig partijdig opstellen? (zie ). De verzorgende moet het opnemen voor het geheel: het gezin laten draaien. Ze moet dat gedeeld belang leren zien en van daaruit gezinsleden met elkaar verbinden. Kwetsbare mensen handelen vaak intuïtief (cf. spontane dynamiek) vanuit een

198

Versterkend & verbindend coachen


zwart-wit perspectief. Zwart-wit denken vergroot echter het risico om in een ‘wij-zij’ denken te vervallen. Dat maakt verbindend werken onmogelijk. Help de verzorgende zien dat iedereen rechten en belangen heeft, dat elk gezinslid een eigen perspectief heeft. Hetzelfde geldt voor de andere partijen buiten het gezin: de samenleving, de hulpverleners, de leerkracht, de school.

De verzorgende ergert zich aan het gedrag van vader: ‘Die man doet niets in huis’. De coach kijkt samen met de verzorgende van op een afstand: • Wat bedoel je als je zegt ‘die man doet niets in huis’? • Vanwaar komt dat gedrag? • Drukt de man daar iets mee uit? • Er is er helemaal niets dat die man doet? • Wat doet dat met jou als die man niets doet? Wat betekent dat voor jou? • Hoe ga je daar nu verder mee om? • Wat ga je proberen? • Welk effect zou dat kunnen hebben?

Passende modelling Mensen leren door anderen te observeren en hun gedrag te imiteren. De verzorgende kan voor het gezin een rolmodel zijn.

Dat was eigenlijk een hele grote struikelblok, die strijk en die was (stilte). En vooral ook dat die was, die moet gewassen worden, dat dat gesorteerd is, dat er regelmatig een machine ingestoken wordt, de droogkast dat die uitgehaald wordt, opplooien. … Dat is iets, dat zit nu automatisch. … [Hoe komt dat?] Door de dingen die ge ziet van haar [de verzorgende]. Het eerste dat ze doet, is direct eens naar de wasplaats gaan kijken. Is daar alles nog op orde? Moet er nog een machine was ingestoken worden of moeten er dingen uit de droogkast opgeplooid worden? Zo van die dingen. (moeder Lelie)

Maar dat rolmodel moet ‘passend’ zijn en mensen niet versterken in het gevoel dat zijzelf ‘nooit gaan kunnen’ wat de verzorgende doet. Als een verzorgende geconfronteerd wordt met een moeder die gezag probeert uit te oefenen op de kinderen en de kinderen zich daar niets van aan trekken, dan kan de verzorgende twee dingen doen: dat laten passeren of tussen komen. De verzorgende moet durven proberen of moeder het toelaat dat ze voordoet ‘hoe je kan reageren op negatief gedrag van kinderen’. Tegelijk moet ze goed overwegen wat het gevolg daarvan kan zijn. Als rolmodel neemt ze even de taak van moeder over. Ze doorbreekt een patroon en dat kan positief zijn. Ze laat zien dat er andere manieren zijn om kinderen te laten doen wat je wil. Als ze tussenkomt, dan moet ze daarover het gesprek met moeder aangaan. Anders bevestigt ze ‘dat moeder niet kan wat zij wel voor mekaar krijgt’. We weten immers dat belonen beter werkt dan straffen en dat omstandigheden of gevoelens ‘gepast’ reageren soms in de weg staan. - Was het OK voor jou dat ik iets zei tegen de kinderen? - Bij mijn kinderen werkt het als ik het zo doe … - Zie je jezelf dat ook zo doen?

Door haar rustige aanpak kan de verzorgende van de kinderen vaak meer gedaan krijgen dan moeder. Maar de verzorgende moet wel opletten dat ze de moederrol niet overneemt of moeder nog meer het gevoel geeft dat het haar niet lukt. Op de een of andere manier moet ze moeder betrekken in die rustige aanpak naar de kinderen. Het is zeker nodig om vooraf aan moeder te vragen of ze de kinderen mag vragen om hun jas aan de kapstok te hangen of speelgoed op te ruimen. Dan creëer je ook voor moeder de ruimte om bijvoorbeeld te zeggen: ‘Veel succes. Als ik dat zeg dan doen ze dat niet hoor.’ Dan ben je vertrokken voor een gesprek waarbij je kan uitleggen dat moeder ‘die techniek’ ook kan leren.

199


Het voorgaande illustreert hoe de verzorgende een rolmodel kan zijn door, na overleg met moeder of een ander betrokken gezinslid, actief tussen te komen in een situatie (bv. reageren op gedrag van een kind). Ook wanneer ze niet actief in die situatie tussenkomt, kan ze die rol opnemen. Ze kan bijvoorbeeld, ingaand op een ongenoegen of vraag van een gezinslid, (andere) manieren van aanpak suggereren. Uit de onderstaande getuigenis van Joske, blijkt hoe de verzorgende in dat opzicht een communicatiemiddel (brugfiguur) kan zijn tussen moeder en dochter. Het illustreert hoe de verzorgende met de gezinsleden ‘verbindend’ werkt.

Ik denk dat dat toch wel veel gedaan heeft, het feit dat de verzorgende hier is. Want ik denk ook, dat is zo een beetje een communicatiemiddel naar mama toe soms. Ge kunt uwe zeg daar aan kwijt en dan zegt ge iets van ‘Dat is ambetant of dat’. Dan zegt ze van ‘Ge kunt dat misschien zo of zo aan mama vragen of zeggen?’. En andersom ook wel denk ik. Het is een beetje een communicatiemiddel.’ … Ja dat is nu een stom voorbeeld van een stijltang. Ik heb een stijltang en ja, ik kan er dan iets van krijgen als dat blijft liggen op de badkamer. Dan kom ik van de badkamer en dan zeg ik tegen de verzorgende: ‘Ons mama die heeft dat weer gebruikt en die heeft dat weer niet op z’n plaats gezet.’ ‘Ja, dan moet ge dat zo of zo zeggen.’ Ja, dat heb ik dan eens gedaan en dat helpt dan ook effectief en dan legt mama dat wel op zijn plaats. (jongere Joske)

Grenzen bewaken en benoemen De verzorgende moet de krijtlijnen kennen en zien waarbinnen ze kan werken. Ze krijgt een mandaat van de organisatie en van het gezin, ze heeft haar eigen vaardigheden en beperkingen. Als coach kan je haar de lijnen helpen zien waarbinnen ze kan bewegen. Dan kan je er creatief mee omgaan. Vier kapstokken helpen om de grenzen te verkennen: • • • •

Mandaat: mag je dit doen? Positie: heb je de positie om dit te doen? Tijd: heb je tijd om dit te doen? Competentie: heb je de vaardigheden om dit te doen?

Het gezin loslaten Door grenzen te benoemen, help je de verzorgende de grenzen van haar eigen verantwoordelijkheid te leren zien. Hou daarbij voor ogen dat andere hulpverleners, die vanuit een andere positie en met een ander mandaat in het gezin staan, andere verantwoordelijkheden hebben dan de verzorgende. Laat de verantwoordelijkheid waar ze moet zijn. Niet wij, maar het gezin moet de regie voeren binnen het gezin. Wij blijven buitenstaanders, passanten: we worden even binnengelaten, het gezin laat invloed toe, we mogen even helpen … Daarna gaan we er weer uit. We laten soms ook horen wat het ons doet. Bekijk samen met de verzorgende regelmatig of het gezin alleen verder kan. Wat waren de doelstellingen die voorop stonden? Hoe ver is het gezin daarin vooruit gegaan? Worden er structurerende patronen zichtbaar? Wanneer is het voor de verzorgende goed genoeg om te stoppen? Waar ligt haar norm? Misschien is dit gezin voorlopig genoeg vooruitgegaan? Misschien hebben ze nu een onzichtbare limiet bereikt? Zijn er signalen die erop wijzen dat het gezin met de hulp wil stoppen? Voor de verzorgende is het, gezien haar band en grote inzet voor het gezin, niet evident om het gezin los te laten.

Praktische aanpak als invalshoek De verzorgende komt niet binnen als therapeut, maar blijft vanuit het praktische zoeken naar gemeenschappelijke projecten in gezinnen die dreigen uit elkaar te vallen of er verder onder door dreigen te geraken. De uitdaging bestaat erin om samen zaken te zoeken die het gezin verbindt en die zaken aan te pakken. De verzorgende kan spontaan een aantal systemen ontwikkelen die werken. We moeten er dan in durven vertrouwen dat dit kan werken.

200

Versterkend & verbindend coachen


In het gezin waren er altijd hoogoplopende ruzies. De verzorgende heeft aan alle gezinsleden gevraagd wat ze leuk zouden vinden om eens samen te doen. De zoon wilde paardrijden, moeder een dagje shoppen en de dochter wilde fietsen. Maar één ding wilden ze allemaal graag: naar de cinema gaan. Samen hebben ze uitgeplozen welke film het zou worden. Na de film werd er ook nog iets gedronken. Iedereen heeft er veel plezier aan gehad. Dat heeft een positieve invloed gehad op de onderlinge relaties. Ze hebben de gemeenschappelijke ervaring gehad dat samen iets doen leuk kan zijn.

Het anders zijn van het gezin toelaten en kleine vooruitgangen helpen zien De verzorgende moet het anders zijn van een gezin kunnen toelaten, maar ze moet ook kunnen zeggen wat het haar doet. Ze moet de noden zien en zichzelf afvragen: ‘Hoe kan ik in deze situatie betekenisvol zijn?’ De verzorgende moet opletten dat ze niet gaat ‘redden’. Het gezin bestaat en draait al een lange tijd zo, het heeft op zijn manier een evenwicht gevonden. De verzorgende kan dat niet allemaal overhoop gooien. Het is zoeken naar de uitdaging: wat kan ik hier doen en wat is het effect van wat ik hier doe? Het is samen met het gezin op stap gaan. Als de verzorgende het moeilijk heeft met het feit dat een aantal dingen (nog) niet gelukt zijn of geen vooruitgang (meer) ziet, dan moet ze dat kunnen bespreken met de coach. Dat is des te belangrijker wanneer de verzorgende zich door anderen onder druk gezet zou voelen. De verzorgende doet immers vaak heel veel in de gezinnen en brengt er veel in teweeg (zie hoofdstuk 7), maar dat is voor externen niet altijd zichtbaar. Vooruitgang is gelegen in kleine dingen: taalgebruik, ritme van de dag, het niet meer totaal overgeleverd zijn aan het lot. Zowel t.a.v. andere hulpverleners (zie hoofdstuk 10) als t.a.v. de verzorgende moet je als coach mee voor ogen houden, dat mensen altijd iets hebben bijgeleerd, ook als het fout gaat. Vooruitgang is immers geen lineair proces, maar een proces van 1 stap vooruit, 2 stappen terug, terug een stap vooruit, nog een stap vooruit. Het gaat m.a.w. veelal langzaam de goede richting uit. Als coach zoek je samen met de verzorgende naar wat wel gedaan kan worden of naar de kleine of grote stappen die het gezin al gezet heeft. De coach moet op die momenten erkenning geven voor wat de verzorgende doet, maar tegelijk ook de vraag stellen: wat is het effect daarvan op het gezin (bv. als jij het voor hen oplost)? Wat maakt verandering en groei mogelijk? Betrokkenheid, wederkerigheid en aanhoudende betrouwbaarheid zijn hier kernwoorden.

Het juiste doen, het goede doen, de dingen goed doen en de kijk van verschillende betrokkenen Professioneel handelen betekent altijd een afweging maken (zie hoofdstuk 2). Welke invalshoek geef je voorrang: hanteer je de juridische (het juiste doen, de regels en de wetten volgen), de ethische (het goede doen) of de methodische (hoe de dingen goed doen)? Het zijn alle drie valabele invalshoeken. Samen met de verzorgende zal je een situatie van het gezin vanuit die drie invalshoeken moeten bekijken en het perspectief van de verschillende betrokkenen moeten meenemen: het gezin, de verzorgende en het systeem (o.a. betrokken diensten, hulpverleners). Daarbij aansluitend kan je de afweging maken welke invalshoek leidend kan zijn voor je handelen en het meest versterkend zal werken voor het gezin in kwestie. Op pagina 218 van dit hoofdstuk kan je daarvan een toepassing vinden in een uitgeschreven casus.

201


De stappen van een coachingsgesprek De verzorgende moet zich, na een coachingsgesprek, beter gewapend voelen om met de situatie om te gaan. Dat doe je niet door haar te vertellen hoe ze het ‘beter’ kan aanpakken. Dat resultaat bereik je door ruimte te geven aan haar kijk en samen te zoeken naar wegen waarop ze niet vastloopt. Zoals in de inleiding van dit hoofdstuk vermeld, volg je 4 stappen om daartoe te komen. Als je deze stappen volgt, dan kan je met de verzorgende ook spreken over dingen die gevoelig liggen. Een volledig uitgewerkt voorbeeld kan je lezen op pagina 256.

Stap 1: Actief luisteren Eerst en voor alles geef je erkenning aan de verzorgende door goed te luisteren. Om mensen niet te verliezen, moet je eerst invoegen. Je geeft hen een platform om hun verhaal te vertellen. In deze fase ga je nog geen vragen stellen. Enkel als de verzorgende niet spontaan tot een verhaal kan komen, moet je wat helpen. Je laat de verzorgende praten zodat ze haar verhaal kan vertellen zoals zij het ervaren heeft (haar beleving). Geef regelmatig terug wat je hoort in het verhaal en toets af of je dat goed begrepen hebt (cf. parafraseren). Je moet het niet met haar eens zijn, maar laat horen dat je begrijpt wat het voor haar betekent. Door erkenning te geven aan die betekenis, creëer je bij de verzorgende ruimte om andere perspectieven toe te laten.

Eerder in dit hoofdstuk, haalden we het voorbeeld aan van een verzorgende die zich ergert aan het gedrag van vader in het gezin. De coach probeert om samen met de verzorgende van op afstand te kijken, maar geeft eerst de verzorgende de kans om haar wrevel uit te spreken. Verzorgende: Die man doet niets in huis. Het is een echte profiteur. Coach: Wat bedoel je als je zegt ‘die man doet niets in huis’? Verzorgende: Alles komt op die vrouw terecht. Mijnheer zit daar maar voor zijn TV de baas te spelen. Een echte tiran. Coach: Wat doet dat met jou als die man niets doet? Wat betekent dat voor jou? Verzorgende: Ik erger mij daar echt heel hard aan. Ik heb echt te doen met die vrouw. Ik ken dat soort mannen. Ik voel me vernederd door die houding. Coach: Er is er helemaal niets dat die man doet? Verzorgende: Ja, de grote Jan uithangen als er volk komt, dat doet hij. Dan is hij de eerste om bier te gaan halen. En dan kookt hij zelfs! Hij kan dat goed! Coach: Vanwaar komt dat gedrag? Drukt de man daar iets mee uit? Verzorgende: Hij is zijn job kwijt gespeeld en voelt zich daardoor onbelangrijk. Alsof hij niet meer meetelt. Hij voelt zich buitengezet. Coach: Hoe ga je daar nu verder mee om? Wat ga je proberen? Welk effect zou dat kunnen hebben?

Stap 2: Richting geven door vragen te stellen en informatie te ordenen Na het beluisteren van de verzorgende, kan je richting geven aan haar verhaal. Door vragen te stellen kan je bij bepaalde thema’s komen en richting geven aan het gesprek. Je kan die richting ook geven door informatie te ordenen.

Daarbij aansluitend kan je verbreden naar het aanvankelijk doel of je kan bruggetjes maken: • Waarom komen we in dat gezin? • Weet je nog wat we wilden proberen? • … en waren de kinderen erbij?

202

Versterkend & verbindend coachen


Stap 3: Toevoegen Na het vragen kom je op een punt waarop je kan toevoegen. Je kan nu stilstaan bij de cliënt en wat die wilt. Je brengt m.a.w. het perspectief van de cliënt in en geeft het een plek in een ruimer geheel. Je tast bijvoorbeeld af of de verzorgende zelf kan zien dat ze te vlug gaat. Kan ze het perspectief van het gezin zelf (mee) opnemen of loopt ze daarop vast?

Ik hoor je zeggen, het gaat heel goed. Is Laura ook zo tevreden? Op welke vlakken is ze te heel tevreden? Waar zou ze het moeilijk mee kunnen hebben?

Je kan ook verder verbreden. Bijvoorbeeld: Is er naast jou nog iemand anders die een rol naar de kinderen opneemt? Laat jij er ruimte voor? Daarbij aansluitend kan je ook stil staan bij de regels en afspraken van de dienst. Zo breng je het organisatieperspectief binnen. Op die manier kan je zachtjes aan toevoegen rond zaken die je in beweging wil brengen.

Stap 4: Samen zoeken naar aanpak Je bekijkt samen met de verzorgende de situatie vanuit meerzijdige partijdigheid. Door vragen te stellen, kan de verzorgende leren zien dat wat ze doet heel anders kan overkomen dan ze bedoelt. Als ze teveel overneemt, dan duwt ze moeder in de hoek van ‘slechte moeder die niet met haar kinderen om kan’.

203


Inspirerende thema’s om richting te geven aan het coachingsgesprek Hieronder maak je kennis met een aantal aandachtspunten van waaruit je het verhaal van de verzorgende kan bekijken. Uiteraard kunnen niet alle thema’s tegelijk in één gesprek aan bod komen, maar een combinatie van een paar thema’s is wel mogelijk. Ook zal een thema nooit met één gesprek afgehandeld zijn. Wat hieronder staat, kan je inspireren om vragen te stellen en samen met de verzorgende stil te staan rond thema’s die onze versterkende en verbindende opdracht oproepen.

De professionaliteit van de verzorgende versterken: aandacht geven aan de relatie De coach moet tegen de verzorgende haar waardering uitspreken voor het opnemen van het relationele stuk. De gezinnen zelf verwoorden dat ze het belangrijk vinden om met de verzorgende te kunnen praten.

Praten … Dat is misschien raar, maar mijn dochter lucht haar hart ook tegen haar. Vooral over de papa en zo. Ja, wat dat ze niet tegen mij durven zeggen, allé, durven is een groot woord. Dat zijn dingen die mij zouden kunnen kwetsen, dat zijn wel dingen die ze tegen de verzorgende zeggen. (moeder Femke)

Ge kunt daar ook mee praten. Ja, hebt ge iets op uw lever, ge gooit het er uit en ze luisteren. Ge hoeft er niet voor naar de dokter te lopen voor een pilletje (lacht). (moeder Kimberly)

Als er een goede relatie is, dan kan de verzorgende met de cliënt ook praten over lief en leed. • • • •

Hoe is het geweest? Wat vond je ervan? Was je bang? …

Via dergelijke vragen krijgt de verzorgende ruimte om op verhaal te komen en kunnen verzorgende en coach gevoelens, gebeurtenissen en acties delen. Via zo’n gesprek kan je een gemeenschappelijke grond vinden op basis waarvan je kan afspreken hoe je een aantal praktische zaken samen kan aanpakken. Professionaliteit moet niet verward worden met koel en afstandelijk zijn. Wie met kwetsbare mensen werkt, moet openstaan voor het opbouwen van een relatie. Thuiscompagnie zet net de relatie als motor voor verandering in. Het gaat daarbij wel om een professionele relatie. De verzorgende wordt geen vriendin, tante of oma. Dat neemt niet weg dat gezinsleden, door het vertrouwen en de nabijheid die ze in de contacten met de verzorgende ervaren, soms over haar spreken in termen van ‘een vriendin’, ‘een zus’ of ‘dat is als familie’. Zonder daar op aan te sturen, kan de verzorgende voor één of meerdere gezinsleden wel die betekenis krijgen. Nabijheid is belangrijk, maar heeft ook grenzen. Verzorgenden beleven de onmacht en de kwetsuren mee en kunnen zich daardoor aangesproken voelen om het over te nemen, om ‘te helpen’, om zichzelf weg te cijferen. Of het gezin ziet de nood aan begrenzing bij de verzorgende onvoldoende en kan de verzorgende claimen. In al deze gevallen bestaat het gevaar dat het gezin ‘verafhankelijkt’, terwijl we er net zijn om het gezin te versterken. Het is een uitdaging voor de coach om die spanning met de verzorgende te bespreken en samen met haar te zoeken naar een passende begrenzing en

204

Versterkend & verbindend coachen


verantwoordelijkheid en naar versterkende interventies. Bedenk daarbij dat net omdat de verzorgende kan teruggrijpen naar momenten dat ze samen plezier hebben beleefd of verdriet hebben gedeeld, cliënten veelal begrip kunnen opbrengen voor de grenzen die de verzorgende aangeeft en dat niet als een afwijzing aanvoelen.

Een krachtgerichte bril opzetten Net zoals in je gesprekken met de gezinsleden krachtgericht kijkt en werkt, doe je dat ook met de verzorgenden. Je kan dat op verschillende manieren doen. In wat volgt geven we je daarvan een beknopt overzicht. Een uitgebreidere bespreking van die methodieken vind je in .

Positief herkaderen Als een verzorgende vertelt wat er in een gezin is gebeurd, is het goed om samen de ‘krachtgerichte’ bril op te zetten: je zet samen met haar het positieve in de verf en kadert het negatieve zodat het niet meer zo problematisch lijkt. Positief herkaderen betekent niet dat je niet ingaat op wat niet lukt. Je gaat wel in op moeilijke zaken, maar je plaatst die in een kader van respect en betekenis.

Verwondering als instrument om te zoeken naar eigen krachten Zoeken naar de eigen krachten is vooral een ingesteldheid. Voor een coach is dit een permanent aandachtspunt. Je luistert vanuit verwondering, zonder te oordelen en stelt vanuit die onbevangenheid vragen. Je ondersteunt de verzorgende om de eigen kracht van de gezinnen te zien. Zelfs in het negatieve en problematische dat het gezin overkomt, kunnen sterktes worden gevonden. Je helpt de verzorgende ook om haar eigen kracht te zien. Zelfs als de verzorgende eens minder fraai uit de hoek is gekomen, kan je daarin krachten vinden.

Leren uitdrukken dat je iets van het gezin leert Je kan op verschillende vlakken iets van het gezin leren. Het kan je iets leren over hoe ze in het leven staan en zich in dat leven, ondanks de vele lasten, een weg in weten te vinden. Bijvoorbeeld: Hoe je kan overleven met een klein budget of hoe je kan genieten van het moment, ook als er donkere wolken komen aandrijven. Het is belangrijk dat de verzorgende kan uitdrukken dat ze iets van het gezin leert. Als coach ondersteun je de verzorgende om dit besef te bevorderen en help je haar om dat te verwoorden. Dat is immers geen vanzelfsprekende invalshoek. Je kan de verzorgende ook alert maken voor de signalen die het gezin geeft over hoe ze benaderd willen worden. Zo behoudt het gezin niet alleen autonomie over wat er in het gezin opgenomen wordt, maar ook over de wijze waarop dat kan gebeuren.

Krachtgericht interveniëren kan botsen: stilstaan bij het effect Krachtgericht interveniëren kan verbreden en verbinden, maar kan ook botsen. Mensen met een zware rugzak kijken veelal bitter en hard naar de werkelijkheid. Te positief zijn maakt dat je naast elkaar gaat praten. Zoek daarom, vanuit het leefwereldperspectief van het gezin, naar aansluiting. Verbreed hier en daar of hertaal positief en sta stil bij het effect van je interventie. Het kan zijn dat je herkadering of kwinkslag niet werkt, genegeerd of verworpen wordt. Negatie is een signaal dat je iets anders moet doen. Bij verwerping kan je in dialoog gaan over het verschil in kijk en zoeken naar gedeelde aspecten. De verzorgende merkt op dat er weinig in huis is gekomen van de afspraken. Ze wil dit benoemen en zegt: ‘We hadden afgesproken dat je de keukenkast verder ging opruimen. Ik merk dat daar weinig van in huis is gekomen.’ De cliënte reageert: Jij hebt makkelijk praten, jij hebt een gezin waar alles op wieltjes loopt. Verzorgende: Hoor ik je zeggen dat je de kast wel wilde opruimen maar dat er iets gebeurd is waardoor het moeilijk werd? Door deze vraagt geeft de verzorgende moeder de kans om, als ze dat wil, te vertellen wat er is gebeurd. Moeder kan net zo goed antwoorden dat er helemaal niets is gebeurd. Waarop de verzorgende dan weer een andere open vraag kan stellen.

205


De empowermentbloem om te focussen op het versterken Van Regenmortel (2011)1 bracht de verschillende principes om empowerend te werken bij elkaar in de empowermentbloem: versterkend en verbindend, positief, participatief, inclusief, integraal, gestructureerd en gecoördineerd. Je kan met de verzorgende naar alle blaadjes (cf. principes) kijken en met haar concrete voorbeelden zoeken bij elk blaadje. Zo kom je op situaties waar de verzorgende het tempo van de cliënt heeft gerespecteerd (en ze dus participatief werkte) of overnam wat de buurman gewoonlijk doet (en dus niet inclusief was).

Werken op maat van het gezin Belangrijk is dat we het tempo van de gezinsleden respecteren. Gaandeweg kan de verzorgende proberen om de tijd die iemand meehelpt, op te drijven. Het is altijd zoeken naar de taken die een gezinslid kan opnemen. Iemand kan aardappelen schillen terwijl de verzorgende kookt, of ze schillen de aardappelen samen, of iemand zet de vuilniszak buiten terwijl de verzorgende afstoft enz. Verzorgenden moeten het werk niet overnemen van het gezin, maar de gezinsleden inschakelen bij wat er moet gebeuren. Verzorgenden hebben een goed zicht op de kleine stappen die er gezet moeten worden om een bepaalde taak te volbrengen. Maar soms verwachten ze (ineens) een te grote inzet van (al) de gezinsleden. Dan moet de coach door vragen te stellen, de verzorgende motiveren om kleinere, afgebakende taken aan de gezinsleden te vragen. Om te verduidelijken wat werken op maat concreet kan betekenen, vertrekken we van de volgende situatie: Laura ging de kinderen van school halen Ze vroeg de verzorgende om ondertussen de vensters te wassen. De verzorgende vond geen spons en zeemvel. Om niet met de vingers te zitten draaien, begon de verzorgende de ijskast schoon te maken. Daar stond voeding in die ver over tijd was. De verzorgende heeft dat eten weggegooid. Aan de hand van een dergelijke gebeurtenis kan je het thema ‘werken op maat van het gezin’ aanbrengen. Een reactie zoals ‘Oei, is dat niet wat snel?’ kan door de verzorgende als kritiek ervaren worden. Bijvoorbeeld omdat het in haar ogen duidelijk is: ‘Vervallen eten gooi je meteen weg, zeker als er kleine kinderen in huis zijn. De datum staat er zwart op wit op, daar ga je niet over discussiëren.’ Je kan verschillende vragen stellen om dit thema bespreekbaar te maken: • • • • • • •

Hoe komt het dat je het nodig vindt om dingen die over datum zijn weg te gooien? Heb je tegen het gezin gezegd dat die spullen over datum waren? Hoe komt het dat je dat niet hebt gezegd? Wat betekende dat voor het gezin, dat jij dat eten weggooide? Wat denk je? Hoe hebben ze daarop gereageerd? Wat wilden ze je daarmee zeggen, denk je? Kan je begrijpen dat ze dat anders zien?

De motivatie van de verzorgende op peil houden Net zoals iedereen zal de verzorgende ontmoedigd raken als ze, ondanks haar inzet en goede wil, geen vooruitgang ziet. Ook de opmerkingen van andere hulpverleners die vinden dat het niet snel genoeg gaat, kunnen de verzorgende ontmoedigen. Het is de taak van de coach om samen met de verzorgende te kijken naar de evolutie die gezinnen doormaken en erkenning te geven aan de kleine stappen vooruit die worden gezet.

Waarom niet vooruitgaan toch vooruitgaan is De coach moet achterhalen waarom de verzorgende zo geraakt wordt door het ‘niet vooruitgaan’: • Wat betekent voor de verzorgende succes in dit gezin? • Wanneer heeft de verzorgende het gevoel dat ze met dit gezin iets heeft bereikt? Het antwoord op die vragen kan het verschil duidelijk maken tussen wat voor het gezin belangrijk is en wat voor de verzorgende belangrijk is, wat het gezin als succes definieert en wat de verzorgende als succes ziet.

206

Versterkend & verbindend coachen


Als de verzorgende minder gemotiveerd lijkt, kunnen volgende stappen in een gesprek helpend zijn: • de verzorgende laten uitspreken, • ingaan op haar bezorgdheden, • de verzorgende grenzen laten uitspreken en mogelijkheden verkennen om die grenzen te respecteren, • kijken naar een mogelijkheid tot groei, • samen naar vooruitgang kijken, • verantwoordelijkheid delen. In hoofdstuk 7 lees je meer over de signalen en de betekenis van verandering en vooruitgang. Je vindt er onder meer een instrument dat je kan helpen om met de verzorgende op een positieve manier te kijken naar wat er in het gezin gebeurt: de veranderingscirkel van Prochaska en DiClemente (1992, in Hoeven, s.a.)2. Het kan de verzorgende helpen om met andere ogen te kijken, ook wanneer de dingen niet in een rechte, succesvolle lijn naar het gewenste einddoel lopen.

Leren omgaan met (te) hoge verwachtingen van anderen Het is soms moeilijk om een evenwicht te vinden tussen het ritme van het gezin en het ritme of verwachtingen van andere betrokkenen bij het gezin. Hulpverleners moeten meestal binnen een beperkte termijn (vaak minder dan zes maanden) wezenlijke (grote) verbeteringen realiseren. Al is gezinszorg in principe niet tijdsgebonden, door die hoge verwachtingen kan ook de verzorgende onder druk komen te staan. De verzorgenden moeten er bijvoorbeeld voor zorgen dat het huis netjes is. Het opgeruimde huis staat dan symbool voor meer structuur in het huishouden. Ook buren en kennissen hebben een eigen visie en mening over het gezin en wat de verzorgende zou moeten doen. Die visie loopt niet altijd gelijk met die van de verzorgende en coach. Soms komt een verzorgende helemaal niet aan poetsen toe en zal ze dat zelf ook als vervelend ervaren. De kans bestaat dat ze daarop wordt aangesproken door buren of familieleden. Maar binnen het gezin zijn vaak andere noden die prioriteit verdienen. Ondersteun de verzorgende om na te denken over het effect van het overnemen en zoek samen met haar naar elementen van vooruitgang. ‘Eindelijk hebt ge die dampkap gekuist. Dat werd tijd!’ riep de buurvrouw. De verzorgende was van die reactie aangedaan. Ze was op eigen initiatief aan die dampkap begonnen. De cliënt had dat nog nooit gevraagd. In het coachingsgesprek werden twee elementen uitgelicht: 1. Erkenning: Je doet het goed. Je zet je in. Je staat achter de cliënt. 2. Hoe reageer je op de buurvrouw? De coach kijkt samen met de verzorgende naar het achterliggende: waarom was je zo overdonderd door de buurvrouw? De verzorgende krijgt dan de ruimte om te zeggen dat ze het ook soms moeilijk heeft met het ritme van de cliënt. Misschien vindt ze het heel vervelend dat ze altijd moet wachten tot de cliënt aangeeft wat ze moet doen. Wat zegt dat over haar? Wat zegt dat over de cliënt? Hoe kan ze daarmee omgaan zodat het werk haar toch nog bevrediging schenkt? Je kan met haar ook nadenken over hoe ze op dergelijke opmerkingen kan reageren. Maak duidelijk dat jij als coach de verzorgende zal verdedigen als andere hulpverleners of collega’s gelijkaardige opmerkingen maken.

De druk van buitenaf bespreekbaar maken in het gezin: een kans op verbinding Soms worden voorwaarden opgelegd waaraan het gezin binnen een bepaalde termijn moet voldoen. Dan bestaat het risico dat de verzorgende de verantwoordelijkheid van het gezin gaat overnemen. De verzorgende kan denken: ‘Als ik niet zorg dat het proper is, dan nemen ze de kinderen af’. Maar het is niet de verzorgende die moet zorgen dat het proper is, dat blijft de verantwoordelijkheid van de ouders. De coach zal de verzorgende moeten helpen om met die druk van buitenaf om te gaan. In dergelijke situaties kan het gezin de verzorgende immers als verlengstuk van het Comité Bijzon-

207


dere Jeugdzorg (CBJ) zien. Dat kan betekenen dat er binnen het gezin onderhuids veel weerstand komt tegen alles wat de verzorgende doet. Door erover te spreken, kan de verzorgende duidelijk maken dat ze geen verlengstuk is van het CBJ en dat het niet haar verantwoordelijkheid is om het huis proper te maken. De verantwoordelijkheid ligt bij de ouders, maar de verzorgende kan hen daarbij ondersteunen als ze dat willen. De verzorgende kan dit als volgt met het gezin bespreekbaar maken: • • • • •

Heeft het CBJ gezegd dat ze de kinderen weghalen als je er niet voor zorgt dat het proper is? Wat zou het CBJ daarmee bedoelen, denk je? Hoe willen jullie dat in orde brengen? Krijgen jullie dat klaar? Kan ik daar ergens bij helpen?

Als coach zal je bij een confrontatie met te hoge verwachtingen of druk, niet alleen de verzorgende moeten ondersteunen om met die druk om te gaan. Het is even belangrijk om die verwachtingen met het gezin te bespreken en met de betrokken dienst(en) (zie hoofdstuk 10).

Een passende verantwoordelijkheid opnemen Tijdens de coachingsgesprekken zoek je naar een passende verantwoordelijkheid voor de verzorgende. Passend betekent afgewogen in functie van de draagkracht en draaglast van het gezin, de draagkracht en draaglast van de verzorgende en de mogelijkheden en grenzen van haar functie. Je moet kunnen inschatten welke druk er op de verzorgende ligt en of die druk in overeenstemming is met haar draagkracht. Je helpt de verzorgende om haar grenzen te bewaken door daarEen gezin dreigt haar woning te verliezen zonder perspectief op een nieuwe (betaalbare) woning. De moeder raakt in een depressie, waardoor ze haar huishouden verwaarloost en niet meer voor haar kindje kan zorgen. Er dreigt ook nog een plaatsing van de kinderen. De verzorgende staat ertussen en voelt letterlijk de druk waar het gezin aan blootgesteld wordt.

over vragen te stellen. Volgende thema’s, niet noodzakelijk in deze volgorde, vormen een kapstok bij het coachen rond het thema ‘opnemen van een passende verantwoordelijkheid’: • • • • •

schat in welke druk er op de verzorgende ligt, creëer duidelijkheid over het mandaat van de verzorgende vanuit de dienst, positioneer de verzorgende ten aanzien van andere hulpverleners, ga in op persoonlijke thema’s van de verzorgende, creëer duidelijkheid over je taak als coach.

Schat in welke druk er op de verzorgende ligt Probeer samen met de verzorgende de draaglast van het gezin te omschrijven. Schat in wat bijvoorbeeld die onmacht en ballast emotioneel, rationeel en relationeel doet met de verzorgende. Wat lokt deze situatie spontaan bij haar uit? Immobiliseert het haar of gaat ze juist actie willen ondernemen? Kan de verzorgende taal geven aan dat gevoel? Kan ze tegen het gezin zeggen wat het met haar doet? Gaat ze hierover in dialoog met het gezin? Kan ze benoemen wat ze doet? Als het de verzorgende lukt om uit te spreken hoe kwaad ze soms wordt van hoe de buitenwereld naar het gezin kijkt en hoeveel verwachtingen die buitenwereld ook naar de verzorgende stelt, dan kan daaruit een verbinding ontstaan tussen het gezinslid en de verzorgende. Ze delen een gevoel van onmacht. In die verbinding liggen de kiemen die nodig zijn om het gezin echt te kunnen versterken.

Creëer duidelijkheid over het mandaat van de verzorgende vanuit de dienst Het mandaat dat de verzorgende krijgt vanuit de dienst, is gebaseerd op: • De vraag van het gezin De verzorgende is in het gezin vanuit een praktische ondersteunende insteek op vraag van

208

Versterkend & verbindend coachen


het gezin. Dat laat haar toe op verschillende domeinen samen met het gezin stappen te zetten. De verzorgende is echter geen therapeut of psycholoog en ze is niet verantwoordelijk voor wat andere hulpverleners doen of nalaten. • Werken in een context van schaarste Het aantal uren hulp dat nodig is om het gezin (op alle domeinen) te ondersteunen is meestal groter dan het aantal uren dat de verzorgende effectief aanwezig kan zijn. Dat is doorgaans toe te schrijven aan de beperkte financiële middelen. De beperkte financiële middelen van het gezin kunnen ook impact hebben op wat er mogelijk is op vlak van materialen, speelgoed, kledij, voeding enz. • Werken binnen regels en afspraken Bestaande afspraken en regels kunnen onder spanning komen te staan door de grote nood in het gezin. Een gesprek over het behouden versus afwijken van bestaande afspraken en regels moet mogelijk zijn. Grijp terug naar de driehoek: het juiste doen, het goede doen en de dingen goed doen (zie hoofdstuk 2) om daarin een passend antwoord te vinden. • Zoeken naar verbreding en alternatieven Als de verzorgende het zelf niet opgelost krijgt, ga dan op zoek naar wie er wel mee aan de slag kan. Op wie, uit het informele en het formele netwerk, kan het gezin nog terugvallen?

Positionering van de verzorgende ten aanzien van andere hulpverleners • Positioneren Help de verzorgende om zich te positioneren ten aanzien van andere hulpverleners. Waarom is ze in het gezin? Wat is haar opdracht? Ze is er om het gezin te ondersteunen en te versterken rond taken die het gezin prioritair vindt. • Omgaan met samenwerking Help de verzorgende om zicht te krijgen op de taken en de aanpak van andere hulpverleners. Leg uit hoe de opdracht van de verzorgende in dat geheel past. Informeer regelmatig bij de verzorgende of er in praktijk van samenwerking sprake is. De coach neemt het op met andere hulpverleners als er onduidelijkheden of spanningen zijn. • Omgaan met verwachtingen en kritiek van anderen Een te hoge druk van buiten af kan de motivatie van de verzorgende ondermijnen. Op pagina 207 vind je een aantal mogelijkheden om daarmee om te gaan.

Thema’s eigen aan de verzorgende • Confrontatie met ‘persoonlijke bagage’ Elke verzorgende heeft een eigen levensgeschiedenis die sporen nalaat. Wat doet de confrontatie met de gezinssituatie met de verzorgende? Welke herinneringen komen boven? Wordt ze daar boos of heel ongelukkig van? Hoe uit ze die boosheid? Heeft dat invloed op haar houding in het gezin? Wil ze de kinderen kost wat kost ‘redden’? Kan ze het positieve nog zien? • Eigen ontwikkelingsproces van de verzorgende Niet elke verzorgende heeft dezelfde ondersteuning nodig. Pas je thema’s en diepgang aan. Geef verzorgenden ook feedback over hoe ze in hun ondersteuningsopdracht groeien. Vertel waar je denkt dat een verzorgende staat en waar ze naar toe kan groeien. • Waarden en normen van de verzorgende We vragen dat verzorgenden zich open opstellen en niet gaan oordelen over de gezinnen. Maar verzorgenden hebben een eigen waarden- en normenkader dat zich niet laat wegtoveren. Dat eigen kader heeft zijn grenzen (bv. ‘Tot hier kan ik begrip opbrengen, maar niet verder’). Twijfels, onzekerheden en dilemma’s die dat met zich meebrengt, moeten open onderzocht kunnen worden (zie ook verder in dit hoofdstuk). Om versterkend en verbindend te werken moeten verzorgenden immers authentiek in het gezin kunnen staan.

209


Creëer duidelijkheid over je taak als coach Een verzorgende ondersteunen bij het versterkend en verbindend werken, houdt ook in dat je binnen de organisatie voldoende communiceert wanneer bijvoorbeeld een uitzondering op de regel passend is en de visie van Thuiscompagnie mee uitdraagt (zie hoofdstuk 5). Soms is het nodig dat je contact opneemt met de andere hulpverleners die in het gezin komen (zie hoofdstuk 10). Het is belangrijk om te stimuleren dat de verzorgende in haar brede opdracht erkend wordt. Laat de verzorgende weten dat je die taken ook ter harte neemt. Bewaken van grenzen: de tweezijdige taak van de coach: 1. Maak aan de verzorgende duidelijk dat je haar inzet ziet. • Maak ook duidelijk dat je er bent om samen met haar na te denken over hoe dingen kunnen worden aangepakt. • Verduidelijk waarom dat nodig is (cf. afstand, verafhankelijking). • Help de verzorgende mee kijken naar de situatie vanuit verschillende perspectieven. • Onderzoek samen met haar of er grenzen zijn overschreden en waarom (niet). 2. Ga het gesprek aan binnen de organisatie. Thuiscompagnie is een project waarin we leren op welke wijze we maatschappelijk kwetsbare gezinnen beter kunnen ondersteunen. Dat betekent dat er (soms) ruimte moet zijn om buiten de regels te handelen. Omdat we in een lerende context zitten, moeten we fouten mogen maken. Zonder fouten kan je niet leren. Uit die fouten kan ook de organisatie iets leren.

Praten over invoegen en toevoegen Om versterkend en verbindend te kunnen werken, moet je kunnen aansluiten bij de leefwereld en het perspectief van het gezin (invoegen) en moet je nieuwe elementen en perspectieven kunnen inbrengen (toevoegen). geeft je meer informatie over het belang van invoegen en toevoegen en hoe je dat in en met een gezin kan opnemen. In dit punt vind je een aantal richtvragen om dat invoegen en toevoegen met de verzorgende te bespreken. Bekijk samen met de verzorgende hoe ze zich invoegt in het gezin: • • • • • • • •

Hoe laat ze zien dat ze respect heeft voor de gezinsleden? Op welke manier zoekt ze aansluiting bij de interesses van de gezinsleden? Heeft ze ook aandacht voor vader? Hoe? Lukt dat? Houdt ze het vol? Waaraan ergert ze zich? Kijkt ze met een open blik naar het gezin? Hoe slaagt ze erin om het gezin niet te veroordelen?

Als je invoegt (dat is een element van de basishouding), dan zal het gezin je niet kwalijk nemen dat je toevoegt. Je moet je er wel van bewust zijn dat je aan het toevoegen bent. Alleen al door je aanwezigheid breng je nieuwe dingen binnen. Niet alles wat voor ons vanzelfsprekend is, is vanzelfsprekend voor de gezinnen. De coach helpt de verzorgende om zich bewust te worden van wat ze toevoegt. Dat kan aan de hand van verschillende vragen: • • • • • •

210

Als je … doet, hoe reageren de gezinsleden daarop? Is dat een nieuwe manier van doen voor hen? Op welke gebieden breng je nieuwe dingen binnen? Hoe reageren de verschillende gezinsleden daarop? Laten ze zien dat je iets toevoegt? Stellen ze daar vragen over?

Versterkend & verbindend coachen


211


Als toevoegen ook tot verandering moet leiden, dan zal de verzorgende met het gezin in dialoog moeten gaan over wat ze doet, over hoe ze dat doet en over wat het gevolg daarvan is. De beslissing over de te zetten stap(pen) ligt bij het gezin, maar de verzorgende moet het gezin wel steun beloven als het die stap(pen) wil zetten. Het juiste moment om daarover met het gezin in gesprek te gaan, kan zich spontaan aandienen of moet de verzorgende creëren. De volgende vragen kunnen helpen om in een coachingsgesprek met de verzorgende deze thematiek aan te snijden: • Hoe heb je het aangepakt om …? (cf. probeer erachter te komen of de verzorgende al dan niet in gesprek gaat met de gezinsleden) • Praat je over dingen die je toevoegt? Durf je dat? Wanneer doe je dat? • Hoe reageren de gezinsleden dan? • Proberen ze dingen na te doen? • Vraag je hen of ze dat proberen? • Wat lukt hen? • Wat lukt nog niet? • Is het haalbaar voor de gezinsleden om het zo te doen? • Wat zou wel haalbaar zijn voor hen? • Hoe zou het misschien wel kunnen (bv. een tussenstap inlassen)? Wanneer heeft de verzorgende voldoende vertrouwen opgebouwd om moeilijk bespreekbare zaken aan de orde te stellen? Hoe staat de verzorgende daar zelf tegenover? Hoe voelt ze zich daarbij? Het zal altijd zoeken en aftasten zijn. Als coach moet je de verzorgende helpen om van op een afstand te kijken. Hoe lang kan je pijnlijke punten uitstellen? Je vraagt wat haar bezorgd maakt, wat haar tegenhoudt om daar iets mee te doen. Je gaat samen met de verzorgende op pad om na te denken wat ze zou kunnen doen. Je verkent een aantal pistes met haar: welke alternatieven zijn er? Kortom, je geeft handvaten mee waarmee de verzorgende aan de slag kan om met het gezin over moeilijke thema’s te spreken.

Aanvaarden dat er verschillende manieren bestaan om iets te doen Huishoudelijke taken kan je op verschillende manieren uitvoeren. Hetzelfde geldt voor de omgang met de kinderen (bv. eet- of verzorgingsmomenten, praten met kinderen enz.). De werkwijze die de verzorgende aanbrengt of wil aanbrengen, is niet noodzakelijk voor dat gezin de beste of meest haalbare manier. Sta dus stil bij hoe het gezin dit ziet en wil. Help de verzorgende bewust te worden van haar eigen referentiekader, van haar eigen waarden en normen. Zoek waar verbindingen kunnen liggen met het referentiekader van het gezin. Onderstaande voorbeelden kunnen dit verduidelijken.

Strijken Het is misschien niet nodig dat alles piekfijn gestreken is? Maar misschien is het wel belangrijk om een hemd te kunnen strijken omdat de buitenwereld dat wel degelijk ziet en daar een interpretatie aan geeft? Kijk wat nodig en zinvol is in de context. Soep koken Voorgesneden groenten en bouillonblokjes of alles vers en zelf snijden? Zoek een evenwicht: Wat kan je samen doen? Wat is haalbaar voor die persoon om zelf te doen? Administratie Bewaar je documenten in een doos, in een kaft of op een andere manier? Kijk en zoek met het gezin wat werkt. Materialen Als iemand zich met een stuk laken afdroogt, moeten er dan per se handdoeken worden gekocht? Ontbijt Kinderen krijgen een suikerwafel als ontbijt. De verzorgende ergert zich daaraan. De verzorgende kan met hulp van de coach, de ‘andere manier van doen van het gezin’ posi-

212

Versterkend & verbindend coachen


tief herkaderen. In het voorbeeld over het ontbijt met de suikerwafel zitten heel wat positieve elementen. Moeder zorgt ervoor dat er ’s morgens iets te eten is. De kinderen hebben nu iets te eten terwijl ze vroeger met een lege maag naar school vertrokken. Het is ondertussen zelfs een patroon geworden: ‘we eten ’s morgens vóór we de deur uitgaan’ terwijl dat vroeger niet gebeurde. Elke morgen suikerwafels eten is echter niet gezond. Hoe kan de verzorgende dat veranderen naar iets anders eten zonder dat ze het gezin bruuskeert, zonder dat ze de boodschap geeft ‘wat je doet, is (weer) niet goed’. Hoe kan je daaraan werken zonder een conflict uit te lokken? Daarover moet je samen met de verzorgende nadenken. Neem voldoende tijd om stil te staan bij het eigen normenkader van de verzorgende. Onderzoek samen met haar waar haar grenzen liggen en hoe ze daarmee om kan gaan. Hoe echt is de verzorgende in haar contact met het gezin? Als ze zich aan bepaalde dingen ergert, dan is het beter het gezin daarop aan te spreken dan te doen alsof het voor haar allemaal OK is. Het is niet omdat ze in een maatschappelijk kwetsbaar gezin staat, dat ze zichzelf en haar eigen waarden en normen moet wegcijferen. Het vraagt wel een open en niet-veroordelende blik. Help de verzorgende duidelijk maken wat het met haar van binnen doet. Tast met haar af waar haar grenzen liggen. Help de verzorgende om die grenzen duidelijk te maken aan het gezin. De keuze blijft bij het gezin, maar de verzorgende mag hen wel confronteren met de gevolgen van hun keuzes. In vind je voorbeelden over hoe je die confrontatie op een respectvolle manier in de praktijk kan brengen (cf. spiegelen). Aan de hand van de volgende vragen kan je in een coachingsgesprek met de verzorgende de verschillen in waarden en normen, in manieren van aanpak en in beleving bespreekbaar maken: • • • • • • • • •

Waarmee heb je moeilijk? Wat maakt dat je het daar zo moeilijk mee hebt? Begrijp je waarom het gezin dat zo doet? Zie je de binnenkant (van wat zich bij de gezinsleden afspeelt) ook? Wat kan je verdragen en wat kan je niet hebben? Waar ligt jouw grens? Heb je al laten voelen waar jouw grens ligt? Hoe ga je duidelijk maken dat dat jouw grens is? Hoe kan je het gezin ondersteunen om niet over die grens te gaan?

Verbinding creëren door een open houding Het leggen en behouden van verbinding is een essentiële voorwaarde om kwetsbare gezinnen te versterken. Het is mogelijk dat de verzorgende geconfronteerd wordt met dingen die strijdig zijn met haar normen en waarden. Of met gezinnen die dingen anders regelen of oplossen dan zij gewend is. Soms zullen er situaties zijn die zowel de verzorgende als de coach erg bezorgd maken. Ook in moeilijke situaties is aandacht voor die verbinding cruciaal. Bij een confrontatie met een situatie die je bezorgd maakt, lijkt het of je dan moet kiezen tussen de pest (doen of je van niets weet) en de cholera (het vertrouwen van het gezin beschamen en De dienst die het gezin bij Thuiscompagnie aanmeldde, had pas het hele huis opgeruimd en wou dat het gezin zou leren opruimen. De reden waarom het gezin ondersteuning wil, is ‘structuur brengen in de kasten’. Thuiscompagnie start in het gezin met een beperkt mandaat. Het gezin blijft in begeleiding bij die dienst. Een verzorgende is er op korte tijd in geslaagd een goede vertrouwensrelatie op te bouwen. Ze komt regelmatig in het gezin. Moeder helpt goed mee. Ze doen echt heel goed hun best. In één kamer mag de verzorgende niet komen. Om dat goed in de verf te zetten, hangt er voor die kamerdeur een lint. In de keuken staat geen vuilbak. Als de verzorgende na het koken vraagt waar de afval naar toe moet, haalt de moeder de afval weg. De verzorgende heeft al een paar maal gesuggereerd om een vuilbak in de keuken te zetten, maar daar wil moeder niet van weten. Ze gaat telkens met het afval naar de kamer die niet open mag. Stockeert moeder daar, al dan niet in zakken, alle afval? De verzorgende weet het niet.

213


informatie naar buiten brengen). Dit hoeft echter geen dilemma te zijn. De verzorgende is gebonden aan het beroepsgeheim. Ze zal, wat ze uit hoofde van haar beroep ziet en hoort, niet doorvertellen aan anderen (zie o.a. hoofdstuk 5 en hoofdstuk 10). Ze kan hierover wel praten met haar coach omdat ze beiden het beroepsgeheim delen (cf. rond dezelfde cliënt, met hetzelfde doel en vanuit eenzelfde visie). Kortom het is niet de opdracht van de verzorgende om andere diensten in te lichten. De opdracht waarmee de verzorgende in het gezin staat is het gezin ondersteunen om de ontwikkelingskansen van kinderen te verhogen. Als die ontwikkelingskansen bedreigd worden, dan praat ze daarover met de coach en wordt daarover met de ouders een gesprek aangegaan. De coach moet er dan in eerste instantie zijn om naar de verzorgende te luisteren, haar erkenning te geven, te kaderen en te verbreden. Samen met de verzorgende kan je een lijst maken van de punten die haar bezorgd maken (de risico’s) én van de punten die haar vertrouwen geven (beschermende factoren). Het opmaken van die balans kan je vertrouwen in het gezin versterken (ze redden het wel) of kan doorslaggevend zijn om andere stappen te zetten (voor een voorbeeld van een dergelijke balans (zie pagina 216). Wat ook de uitkomst van die balans is, je eerste stap zal altijd zijn dat je open aan het gezin vertelt wat je bezorgd maakt. Het is juist in die openheid en de mogelijkheid voor dialoog dat de kans ligt om de banden met het gezin aan te halen.

Hete hangijzers Een aantal ‘hete hangijzers’ komen vaak terug in de verhalen van de verzorgenden die in kwetsbare gezinnen werken. Het zijn opvallende problemen die ergernis kunnen oproepen bij verzorgenden, coachen en buitenstaanders. Vanuit het ‘eigen waarden- en normenkader’, verwacht de buitenwereld meestal onmiddellijke actie. Thuiscompagnie probeert niet toe te geven aan die druk, maar wil de problemen stap voor stap én samen met het gezin aanpakken. Dit gaat onvermijdelijk gepaard met vallen en opstaan, ook binnen Thuiscompagnie. We beschrijven deze situaties zodat je uit ons vallen en opstaan kan leren voor je eigen praktijk.

Omgaan met afval Afval kwijtraken wordt steeds ingewikkelder en duurder. Het verwerken van afval vraagt inzicht, structuur en energie. Je moet kunnen sorteren, je moet je afval proberen te verkleinen, je moet de juiste vuilniszakken kopen, alles in de juiste zak steken en op het juiste moment buiten zetten. Voor een aantal zaken moet je naar het containerpark en heb je vervoer en soms zelfs een aanhangwagen nodig. Geld geven aan afval is niet evident. Als je maar 50 euro leefgeld per week hebt, is 25 euro voor een pak vuilniszakken gewoon teveel. Op vraag van het gezin heeft de coach met de verzorgende afgesproken dat ze die kamer niet binnengaat, ook al komt er een vreemde geur uit die kamer. Ze wil dit wat tijd geven. Ze wil eerst werken aan de dingen die moeder gevraagd heeft. Misschien komt er wel een moment dat moeder ook rond het verwijderen van afval wil praten en dat de verzorgende wel in de kamer mag. Dat de verzorgende niet in die kamer mag komen, heeft misschien met schaamte te maken. Dat moet je respecteren.

214

Versterkend & verbindend coachen


De dienst die het gezin heeft aangemeld, vindt het niet kunnen dat er niet aan het afvalprobleem wordt gewerkt en stuurt een boze mail. Hun reactie is te begrijpen: een paar maanden terug stond het hele huis van onder tot boven volgestouwd met afval en hebben zij er met man en macht voor gezorgd dat alles werd opgeruimd. Deze dienst vindt dat de verzorgende prioritair met de afval moet bezig zijn. De coach probeert die externe druk van de schouders van de verzorgende te halen. Zelf gaat ze met het gezin spreken. Ze brengt het perspectief van de verzorgende binnen. De verzorgende komt graag bij het gezin omdat ze zo goed meewerken. De verzorgende vindt het vervelend dat ze niet weet waar ze met de afval moet blijven. De coach spreekt ook over de bekommernis van Een gezin heeft financieel geen enkele ruimte, maar vorige week hebben ze een tweede dure hond gekocht. Die honden moeten elke dag eten krijgen. Dat kost ook geld. De verzorgende is daarvan gedegouteerd.

de andere dienst. De dienst wil voorkomen dat hele huis terug vol afval gaat staan. Dat is hun angst. De coach zegt tegen het gezin: ‘Nu moeten we samen in staat zijn om aan te tonen dat dat niet het geval is. Daarbij heb ik wel jullie hulp nodig. Wat kunnen we doen? Heb je hulp nodig om het afval naar het containerpark te brengen?’ Als je voelt dat het gezin er nog niet aan toe is om dat probleem aan te pakken, dan moet je niet aandringen. Dat lukt toch niet. In het volgende hoofdstuk, komen we op dit voorbeeld, zij het vanuit een andere invalshoek (spiegelen), nog terug.

Huisdieren Het komt voor dat huisdieren voor de verhuurder een doorn in het oog zijn, vooral als de buren klagen of als het ongedierte met zich meebrengt. De druk van buitenaf is dan heel groot. Ook

Verzorgende: Ah, je wil een nieuwe hond? Waarom wil je die kopen? Cliënt: De andere hond heeft dan een kameraadje om mee te spelen. Zo alleen is ook maar zielig. Verzorgende: Ah ja, dat die andere dan niet alleen is. En zijn ze van dezelfde leeftijd? Cliënt: Neen, we gaan een puppy halen. Die zijn zo lief. Verzorgende: Is die van hetzelfde ras? Cliënt: Ja, we willen een foxke. Dat zijn zo’n toffe beesten. Verzorgende: Ja, mooi zijn ze wel. Wat eet zo’n rashond eigenlijk? Cliënt: We halen altijd vlees voor hem bij de slager. Dat is gemakkelijk een halve kilo vlees per dag. Verzorgende: Amaai, die wordt nogal in de watten gelegd. Heb je nog iets speciaals nodig als je die puppy haalt? Cliënt: Zeker een nieuwe bench, en die moet ook spuiten hebben en een slaapmandje. En ook speciaal eten als hij klein is. Verzorgende: Hola, de aankoop, het hondenvoer, een extra bench, de veearts,… Dat zou wel eens duurder kunnen uitkomen dan dat ge op het eerste zicht denkt. Of hebt ge dat al eens uitgeteld? Cliënt: Bwah, zou dat niet gaan? Verzorgende: Je wil een nieuwe puppy kopen omdat die andere eenzaam is, maar dat gaat veel kosten. Kan je zelf iets doen waardoor die hond zich minder eenzaam gaat voelen? Cliënt:Ik zou er kunnen mee spelen of een keer gaan wandelen. Verzorgende: Als je met de hond speelt of wandelt, hoe kan je dan zien dat die minder eenzaam is? …

voor verzorgenden kunnen huisdieren, zeker als het er meerdere zijn, een bron van ergernis zijn. Zolang je niet met het gezin kan achterhalen welke betekenis de dieren voor hen hebben, dan zal het wegnemen van die dieren geen oplossing zijn. Zoek zonder vooringenomenheid naar thema’s waar ze wel ondersteuning bij willen. Als er een verschil in visie is tussen het gezin en de ver-

215


zorgende, dan is het de taak van de coach om te tolken. Je kijkt vanuit twee vragen: • Waar zit de inzet van ieder? • Wat kan een eerste stap zijn? Probeer niet mee te gaan in het waardeoordeel ‘dat kan toch niet!’, want dan kom je in een dynamiek waarmee je het gezin afstoot. Geef erkenning aan hun beleving en perspectief en probeer in dialoog te gaan (zie ook Huisvuil wordt opgestapeld in zakken. Die zakken staan overal in het huis en ook in de tuin. De kinderen kunnen niet in de tuin spelen omdat het vol ligt met afval. De zakken moeten naar het containerpark worden gebracht. De vrouw verwacht van haar man dat hij dat doet. Hij heeft een auto en kan dat ook. Het is geen kwestie van geldgebrek. Er zijn geen objectief aanwijsbare redenen waarom de man dat niet zou doen. Maar de man doet het niet. Waarom doet hij dat niet? Vindt de man dat zijn vrouw te veel zaagt en niets terugdoet? Zien ze elkaars inzet niet? Het is de scheefgelopen communicatie die moet bespreekbaar worden gesteld.

). Help de verzorgende te relativeren. • Probeer met de verzorgende na te denken over de vraag waarom er dieren in huis zijn. • Zoek hoe ze in dialoog kan gaan over huisdieren en haar visie kan binnenbrengen zonder te kwetsen. Eerst invoegen (bv. ‘Het is knap hoe je met die honden bezig bent.’) en pas daarna toevoegen. • Focus met de verzorgende op de doelstelling(en) waarvoor ze in het gezin komt. • Kan die doelstelling, met de ‘aanwezigheid’ van die huisdieren, gerealiseerd worden? Als je echt een hekel hebt aan honden, dan kan je niet doen alsof honden je wel interesseren. Dan verlies je je authenticiteit en dat voelt men onmiddellijk aan. Je kan wel bij jezelf zoeken wat je nodig hebt om er een onbevooroordeeld gesprek over aan te gaan. Een beetje humor kan daarbij helpen. Je kan het zelfs benoemen: ‘Ik ben geen hondenliefhebber, maar als ik jullie bezig zie, dan lijkt mij dat heel speciaal.’ Probeer uit jezelf te breken. Je doet een inspanning om het gezin in hun anders zijn te aanvaarden. Daardoor krijg je vertrouwen en daardoor zal het gezin ook openstaan voor jouw inbreng. Als je afwijzend reageert: ‘Als je nog een hond bijneemt, kom ik niet meer’, dan gaat de deur voor jou dicht. Wat heb je dan bereikt? De uitdaging is: in dialoog gaan, luisteren en vragen, niet oordelen. Waarom zou twee honden teveel zijn? Waar haal je die norm? Laat moeder, vader en de kinderen vertellen wat daar leuk aan is, waarom ze hebben ze die honden, waarom vinden ze het fijn met zoveel dieren in huis? Ze doen misschien niet veel met die honden, maar die honden moeten voor hen wel een betekenis hebben want anders zouden ze die niet aanschaffen. Met het verlangen naar die tweede hond drukken ze iets uit. Je kan de keuze niet voor hen maken. Door vanuit in te voegen, toe te voegen kan je hen wel helpen om de keuze voor de tweede hond bewuster te maken. Ook dat is versterken. Stel vragen, laat hen nadenken. Als zij die hond willen kopen, dan doen ze dat toch. Jij gaat hen niet tegenhouden omdat je zegt dat je dat niet wil. Luister, probeer de beweegreden te kennen, respecteer hun keuze en zoek uit of je nog samen verder kunt. Zoals eerder al vermeld, de centrale vraag is: waarom heeft het gezin de steun van Thuiscompagnie gevraagd en kunnen we aan die doelstelling werken, ook als er 2 honden rondlopen?

Partnerproblemen

Als er communicatieproblemen zijn tussen partners, dan is de kans groot dat de verzorgende vroeg of laat door één van beiden beschuldigd wordt van coalitievorming. Meestal is de vrouw thuis als de verzorgende komt en werkt de verzorgende intensief met haar samen. De man kan zich daardoor in de hoek gezet voelen. Als de vrouw verwijst naar uitspraken van de verzorgende om haar eigen standpunt kracht bij te zetten, dan is er veel kans dat de man de samenwer-

216

Versterkend & verbindend coachen


king met de dienst gezinszorg opzegt. Bevraag bij je verzorgende regelmatig welke contacten ze heeft met beide partners. Je moet niet vragen naar de inhoud van die gesprekken, want dan doorkruis je de vertrouwensrelatie. Maak de verzorgende attent op de mogelijkheid van coalitievorming. Help haar om meerzijdig partijdig te zijn. Probeer samen met haar vanuit de twee perspectieven te kijken naar de gezinssituatie en de taken die moeten gebeuren. Daarnaast zal je als coach ook moeten proberen om met man en vrouw tegelijk Verzorgende: Aan wie kan je te spreken en je bezorgdheid te uiten: ‘Waar ik bezorgd over het vertellen? Wie kan je daar ben, dat is dat er een dag komt dat jullie ruzie krijgen over echt bij helpen want ik kan de verzorgende. Hoe klinkt het als ik dat zo zeg?’ Als je dat dat niet. Zou je het aan Marie thema benoemt hebt, dan kan je daar later, als de spanningen [andere hulpverlener] kunnen voelbaar worden, op terugvallen. vertellen? Cliënt: Neen, want die begrijpt me niet. Jij begrijpt me wel. Verzorgende: Ja, maar ik kan je Alcohol – middelen – medicijnen daar niet bij helpen. Aan wie kan Als de verzorgende verstopte blikjes bier ontdekt of ziet dat er je het wel vertellen? middelen zijn gebruik, dan is dat een feit. Naast die feitelijke vaststelling is er ook het belevingsniveau van de verzorgende. Wat voelt ze? Ontgoocheling, machteloosheid, teleurstelling of iets anders? Daar kan je als coach mee aan de slag. Je kan van het ontdekken van die blikjes ook een kans maken. Een kans om uit te zoeken wat de verzorgende praktisch kan doen met die ontgoocheling en onmacht. Als de verzorgende haar gevoelens hierover kan delen met het gezin, dan creëert ze een kans om verbinding te leggen. Een uitspraak van een verzorgende zoals ‘Ik ben goed in kasten opruimen, maar ik weet niet goed hoe ik je kan helpen om niet te drinken.’ is niet beschuldigend of veroordelend. Ze geeft de cliënt de kans om te zeggen: ‘Maar het gaat goed met mij. Je moet je geen zorgen maken. Ik kan het zelf in de hand houden.’ Maar ook om te zeggen: ‘Dat is spijtig want ik kan er moeilijk afblijven. Ik red het in mijn eentje niet.’ De verzorgende heeft zich in deze dialoog kwetsbaar opgesteld: ze kan niet alles. Daardoor geeft ze aan de cliënt de boodschap: je bent niet de enige die niet alles kan. Je brengt machteloosheid binnen. Dat is een gevoel dat cliënten zeer goed kennen. Dat is een gemeenschappelijk punt. Daardoor schep je de gelegenheid voor een dialoog als gelijkwaardigen. Door je kwetsbaarheid te laten zien, kom je in een dynamiek waarin je samen een balans kan opmaken en zoeken wat de

217


4. Twee uitgewerkte casussen uit de praktijk

We sluiten dit hoofdstuk af met twee uitgewerkte voorbeelden uit de praktijk van Thuiscompagnie. Zoals in de inleiding aangekondigd, illustreren we in de eerste casus hoe je een afweging kan maken tussen ‘het juiste, het goede en het goed doen’ en hoe je de relatie ‘gezin, verzorgende en dienst’ een plaats kan geven in de ondersteuning. In de tweede casus tekenen we het coachingsproces uit dat naar aanleiding van een ‘weekendoproep’ van een moeder en een verzorgende plaats vond.

Verschillende perspectieven tegenover elkaar afwegen De verzorgende heeft ontdekt dat de cliënt, een moeder, thuis nog drinkt. Dat kan zware gevolgen hebben. Het gaat om een situatie waar de coach, het LCO, de begeleiding van het psychiatrische ziekenhuis en een budgetbegeleider van het OCMW bij betrokken zijn.

Hoe kan je met deze situatie omgaan? Je moet dit vanuit verschillende perspectieven bekijken: • de driehoek ‘het juiste doen’ of wat ‘moeten’ we doen? (de juridische kant), ‘het goede doen’ (de ethische kant) en het goed doen of hoe moeten we dat doen? (de methodische kant), • de relatiedriehoek ‘cliënt, verzorgende en dienst of het systeem’ Deze twee driehoeken staan niet los van elkaar, maar lopen door elkaar heen. Soms zullen bijvoorbeeld verschillende betrokkenen eenzelfde perspectief innemen, soms juist niet. Daarenboven zal zich veelal de vraag stellen hoe je de verschillende perspectieven met elkaar kan combineren. Hoe combineer je bijvoorbeeld het goede met het juiste? Alcohol (net zoals medicatie) wijst op lijden van de vrouw. De vraag is hoe ze terug waardig in het leven kan staan. De definitie van dat waardig leven zullen we samen met haar moeten zoeken (cf. ethisch perspectief). Er is echter niet alleen de vrouw, er zijn ook de kinderen en er is ook de samenleving. Je kan m.a.w. niet buiten de vraag ‘Wie is er nog in het geding?’ of ‘Is er een derde partij met wie we rekening moeten houden?’ Het ‘hoe’ of hoe je de dingen goed kan doen (cf. methodisch perspectief), wordt bepaald door: • de timing, het proces, • de rol en de positie van de verschillende betrokkenen: Wie ben ik? Welke rol neem ik op? Van wie krijg ik het mandaat? Hoe verloopt de communicatie? Is er dialoog, is er een gedeelde taal? Doe je het alleen of kan je met iemand samen werken? Met wie kan je samenwerken? Is er een gedeelde finaliteit? De verzorgende zit in relatie met de cliënt. De cliënt verwacht van de verzorgende nabijheid. De verzorgende zit in relatie met het systeem, de dienst. Het systeem verwacht van de verzorgende

218

Versterkend & verbindend coachen


afstand. De cliënt zit in relatie met het systeem. Het systeem heeft verwachtingen t.a.v. de cliënt (plichten). De cliënt heeft verwachtingen t.a.v. het systeem (rechten). Het zou mooi zijn als de cliënt voelt ‘Ik heb vertrouwen. Ik ga het zelf vertellen aan het ziekenhuis dat ik af en toe terug drink. ’De boodschap is: ‘Ik mag kwetsbaar zijn’. Natuurlijk is daar een risico aan verbonden. Het systeem kan negatief reageren en het positieve niet zien: ‘We hebben al 1.000 euro in je gestoken en hopla, mevrouw drinkt weer.’ De verzorgende kan zeggen: ‘Ik ben verzorgende. Ik moet me niet moeien met de flessen als ik gewone poetshulp ben. Maar nu ben ik in het gezin namens Thuiscompagnie. Welke rol moet ik opnemen?’ Aan wie kan de verzorgende dat voorleggen of melden ‘Ik ben ongerust want ik heb blikjes gevonden.’ De coach is er om dat tegen te vertellen. De verzorgende gaat daarover, al dan niet na een gesprek met de coach, in dialoog met de cliënt: ‘Moet ik de scherpe tante zijn? Heb jij dat nodig? De instelling zegt dat je niet mag drinken. Zijn er momenten dat het je lukt om niet te drinken? Wat heb jij nodig om meer van die momenten te krijgen? (zie ook verder). De coach helpt meedenken en ondersteunen rond het methodisch handelen of hoe ze met deze situatie op de best mogelijke manier kunnen omgaan. Zij helpt om vanuit de twee driehoeken te denken en minder vanuit paradoxen en tegenstellingen. In deze casus maken verschillende diensten deel uit van het systeem: Thuiscompagnie, het psychiatrisch ziekenhuis, het OCMW en de hulpverleners die betrokken zijn in het Lokaal Cliënt­ overleg (LCO). Als het om doorgeven van informatie gaat, dan moet je altijd afwegen welke informatie echt nodig is om mee te delen. Het is niet omdat er een goede samenwerking is met andere organisaties, dat je ook alles wat je van de cliënt weet moet rapporteren (cf. gedeeld beroepsgeheim). De coach zou bijvoorbeeld vanuit een juridisch oogpunt de informatie over het drinken aan het psychiatrisch ziekenhuis kunnen doorgeven. Ze vertrekt van het idee: ‘ik wil niet verantwoordelijk zijn voor negatieve gevolgen.’ Ze verbreekt daarmee, omwille van het risico van nalatigheid beschuldigd te worden, het vertrouwen van de verzorgende (cf. de verzorgende gaf dit in vertrouwen aan haar door). Het psychiatrisch ziekenhuis op de hoogte brengen is een reactie ingegeven door het zoeken naar het juridisch juiste. We gaan er dan vanuit dat het psychiatrisch ziekenhuis ‘het meest deskundig’ is over wat goed is en die weet ‘hoe het moet’. Maar de blik van die instelling is maar een blik, maar één perspectief. Vanuit Thuiscompagnie stellen we ons de vraag: Wat is onze rol? Waarom komen we in dit gezin? Waar moeten wij mee bezig zijn? Onze cliënt is ‘moeder en haar kinderen’. Het psychiatrisch ziekenhuis of de andere diensten zijn niet onze cliënten. We moeten wel de verschillende perspectieven tegenover elkaar afwegen. We willen mevrouw op verhaal laten komen. We vertrekken vanuit het intermenselijke (en niet zozeer vanuit het psychiatrische) zodat de vrouw zelf kan zeggen: ‘ik heb dit en dat nodig om beheerst te kunnen drinken en toch te doen wat ik moet doen, om voor mijn kinderen te zorgen’. Om dat te bekomen moeten we samen met de cliënt op weg gaan, haar ‘deskundigheid’ erkennen én verbinding leggen. De verzorgende staat kort bij de cliënt. Ziet zij het alcoholgebruik als problematisch? Welke inschatting maakt zij van het risico? Is de veiligheid van moeder en de kinderen in gevaar als ze drinkt? Misschien wel als ze ongecontroleerd drinkt en terug een drankprobleem heeft. Moeten we het dan zover laten komen? Er zijn 1000 moeders en vaders die ’s avonds een glaasje te veel drinken. De verzorgende, maar ook de coach, kunnen positieve signalen zien. Bijvoorbeeld: • er is gedeelde zorg voor de kinderen (cf. moeder, de verzorgende en de grote zus), • moeder laat veel hulp toe, • moeder werkt mee (bv. ze ruimt altijd op).

219


Deze positieve signalen geven je meer ‘speling’, want het risico is minder groot. De verzorgende of de coach kan dit aan moeder voorleggen: ‘Sommige mensen zijn terug verloren als ze 1 pintje drinken. Andere mensen kunnen dat wel beheersen. Ze spelen met vuur maar ze kunnen het laten omdat er toch dingen zijn die hen tegenhouden. Heb jij zoiets dat je tegenhoudt om te drinken? Van het psychiatrisch ziekenhuis zou het niet mogen. Mogen ze het weten? Wat vind je daarvan? Wil je het hen zelf vertellen? Je probeert me te overtuigen dat het drinken geen probleem is. Heb je zelf het gevoel dat je denkt, het gaat me echt lukken om ervan af te blijven?’ Vanuit dat gesprek en de verschillende vaststellingen kan je zoeken naar wat de beste houding is om op het komende (therapeutisch) overleg in te nemen. Nogmaals er is geen ‘juiste’ keuze. Soms kan veiligheid overwegen, soms vertrouwen. Het gaat altijd om afwegen en van daaruit een insteek kiezen. Welke insteek je kiest kan afhankelijk zijn van bijkomende pathologie of van de ‘derden’ die in de situatie betrokken zijn (bv. kinderen). Is er voor hen een groot veiligheidsrisico of is het risico bijna onbestaand? Ook als je in deze situatie vanuit een juridische bril kijkt, mag je zwijgen. De verzorgende zit immers in een rol waarbij ze praktische dingen doet in afspraak met de cliënt (cf. gedeeld beroepsgeheim). De verzorgende heeft geen controlerende rol. Als de verzorgende in een controlerende rol komt te zitten, dan valt het vertrouwen weg. Je ontneemt dan de kans dat er in de relationele dynamiek dingen gebeuren die verbinding creëren. Je kan immers niet tegelijk controleur en vertrouwenspersoon zijn. Vanuit het gedeelde beroepsgeheim tussen de verzorgende en de coach, kan je voorrang geven aan het vertrouwen van de cliënt, ook als je vaststelt dat de cliënt nog drinkt. Het is wel belangrijk om hierover in gesprek te gaan met de cliënt. Je kan niet doen alsof je het niet weet. Je kan het m.a.w. niet toedekken. Als je denkt dat het op een (therapeutisch) overleg wel ter sprake zou moeten komen, dan kan je de cliënt vragen om daar te vertellen dat ‘niet drinken’ moeilijker wordt en waarom dat moeilijker wordt.

Ondersteuningsgesprekken met moeder en de verzorgende n.a.v. van een ‘weekendoproep’ We maken een inventaris van de vragen en thema’s die aan bod kunnen komen naar aanleiding van een telefoontje van een moeder naar de verzorgende tijdens het weekend. Achtereenvolgens worden de verschillende perspectieven bekeken: het perspectief van de verzorgende, van moeder en dat van de coach. De verzorgende komt bij een moeder met drie kinderen. Ze is nog niet officieel gescheiden. Haar nieuwe vriend, die af en toe bij haar verblijft, is de vader van het jongste kind, een baby van een maand of twee. Moeder vertelt veel aan de verzorgende. Ze had al laten weten dat het niet goed liep met haar nieuwe vriend. Ze vermoedt dat haar vriend een nieuwe relatie heeft. De verzorgende weet niet altijd of ze moet geloven wat moeder haar vertelt. Het is niet altijd duidelijk wat realiteit is en wat fantasie. In het weekend belt moeder naar de verzorgende met de boodschap: • dat haar partner weg is. • dat ze het niet meer ziet zitten, • dat ze de kinderen wil laten plaatsen. Ze vraagt of de verzorgende wil langskomen. De verzorgende belt ‘licht in paniek’ naar de coach. De coach heeft haar gevraagd om dit ‘los te laten’ en met haar afgesproken: • dat ze maandag zal bellen naar moeder, • dat ze, als moeder dat wil, er dinsdag naar toe zal gaan. De coach heeft moeder die maandag gebeld om te vragen hoe het met haar ging. Het ging wel. Dinsdag is de coach langs geweest. Voor moeder was de situatie niet meer zo acuut. In de namiddag zou een andere hulpverlener langskomen

220

Versterkend & verbindend coachen


Gezinszorg kan niet 24 uur op 24 beschikbaar zijn. Maar je moet deze situatie wel aangrijpen om stil te staan bij de gevoelens en overwegingen van de verzorgende, van moeder (wat maakt dat ze belt) en van jezelf. Je volgt deze stappen: erkenning geven (invoegen), verbreden en andere perspectieven inbrengen (toevoegen) en dan samen zoeken naar wat ondersteunend kan zijn.

Een ondersteunend gesprek met de verzorgende Luisteren en erkenning geven De verzorgende is de meest vertrouwde persoon van het gezin. Het is niet verwonderlijk dat moeder de verzorgende in het weekend opbelt. Dat is niet de afspraak, maar de emoties van moeder zijn zo overweldigend dat ze, ook al beseft ze dat het niet gepast is, de verzorgende toch heeft gebeld. De verzorgende heeft haar coach gebeld (in het weekend) en is niet abrupt tot een handelen in het gezin overgegaan. Dat was het beste dat ze kon doen. Het is goed om haar daarvoor een pluim te geven. De verzorgende wil graag bevestiging dat ze goed bezig is. De coach kan die bevestiging geven: Het is prima dat de verzorgende niet vliegensvlug naar de cliënt is gesneld. Maar ze was wel ongerust. Het is goed dat ze niet is blijven zitten met die ongerustheid en de coach heeft gebeld.

Richting geven door een thema in te brengen De coach kan benadrukken dat het mooi is dat de verzorgende zo betrokken is op het gezin. Ze kan ook ter sprake brengen dat er een grens is aan de inzet die van een verzorgende kan verwacht worden. Versterkend werken is immers ook afgrenzen. De verzorgende kan niet verantwoordelijk zijn voor de schade die een relatiebreuk aanricht. Dit verhaal laat toe om met de verzorgende stil te staan bij de thema’s ‘loslaten’ en ‘ongerust zijn’: • Hoe betrokken is de verzorgende op het gezin (cf. kwaliteit van de relatie)? • Waarom was de verzorgende ongerust? Wat maakte haar bang? • Zijn er effectieve gronden voor ongerustheid? Wat was de vrees van de verzorgende toen ze telefoon kreeg: dacht ze dat moeder een moeilijk weekend met veel verdriet tegemoet ging of dacht ze aan een gezinsdrama? Om een inschatting te kunnen maken van die ‘ongerustheid’ en om een ‘passende’ aanpak te vinden, kan het helpen om een balans te maken. Je kijkt daarbij niet alleen vanuit een probleembril (Wat maakt je bezorgd?), maar gaat ook op zoek naar positieve signalen of krachten (Wat stelt je gerust?). Je kan deze balans ook moet de moeder opmaken. Dan zal het gesprek meer inzicht geven in haar eigen gevoelens en gedrag.

Wat maakt je bezorgd?

Wat stelt je gerust?

De noodkreet: ‘Ik wil mijn kinderen plaatsen want ik kan het niet meer aan.’

Het is een krachtige dame. Ze neemt initiatief om haar situatie op te lossen.

Haar partner is weg, dat weegt zwaar voor moeder.

Moeder ageert proactief. Ze blijft niet bij de pakken zitten. Het ligt in haar aard om te handelen.

221


Ze zendt een noodsignaal uit. Ze is blijven bellen tot ze iemand vond: de verzorgende.

Haar partner is misschien maar tijdelijk uit het vizier. Moeder heeft hoogtes en laagtes, maar ze verliest zich niet. Er is geen diagnose van bijvoorbeeld een bipolaire stoornis.

Ze heeft een beperkt netwerk.

Er zijn geen precedenten van extreem gedrag.

Moeder is bezorgd over haar kinderen. Ze wil iets voor hen regelen. Het lijkt weinig waarschijnlijk dat ze die iets zou aandoen.

Voor de baby is er continuïteit van zorg.

De verzorgende komt al een half jaar in dit gezin. Het ging altijd beter en beter tot een maand geleden. De verzorgende zit met het gevoel dat ze het zelf niet meer goed doet. Ze ziet dat alles achteruit gaat, ook het huishouden. De verzorgende wil graag dat het vooruit gaat. Ook dat speelt mee: ze voelt zich zelf heel verantwoordelijk. Ze heeft het gevoel dat ze haar greep op die situatie aan het verliezen is. De ongerustheid die ze voelt is niet alleen ongerustheid over moeder, maar ook ongerustheid over haar eigen functioneren als verzorgende. Teleurstelling in het tempo van het proces is geen goede raadgever om de veiligheid van de kinderen te beoordelen. Je betrokken en verantwoordelijk voelen voor het gezin kan je ook in een valkuil brengen: je wordt ‘over’betrokken en neemt verantwoordelijkheid van anderen over.

Op een krachtgerichte manier helpen kijken De coach moet erover waken dat de verzorgende niet wordt meegetrokken in de onmacht van moeder. Je kan de verzorgende op een krachtgerichte manier helpen kijken, door terug te kijken naar de afgelegde weg. Een ondersteunend instrument kan hier de evolutiekaart zijn. Een evolutiekaart stelt op een schaal van 0 tot 10 vragen over verschillende thema’s. Hier gaat het om het volgende: hoe beoordeelt de verzorgende de huishoudelijke vaardigheden van moeder? Als je zo’n overzicht maakt, dan blijf je zien wat er wel goed gaat in het gezin. Het helpt ook om te zien dat sommige dingen buiten de verantwoordelijkheid van de verzorgende liggen en dat er andere elementen zijn die maken dat moeder misschien minder vooruitgang maakt dan gehoopt. Evolutiekaart Gezin

222

Versterkend & verbindend coachen


De verwachtingen van de verzorgende over het runnen van het huishouden zijn over ’t algemeen altijd ingelost door de moeder. Enkel de laatste maanden gaat het minder. Er is in die tijd een sterke vertrouwensband gegroeid tussen verzorgende en moeder (relationele dynamiek): het klikte in het begin al wel en die band is nog sterker geworden. De relatie met andere hulpverleners zit nog goed. Het gezinsleven is achteruitgegaan door de al dan niet vermeende buitenechtelijke relatie van de man. Maar moeder heeft nog wel een goed contact met de kinderen. Emotioneel zit moeder, na een tijdelijke opflakkering, in een neerwaartse spiraal. De emotionele problemen van moeder hebben invloed op de greep die ze heeft op het huishouden. Dat maakt de verzorgende ongerust. De coach kan de ‘achteruitgang’ van moeder van hieruit mee helpen duiden. Het klopt dat het niet allemaal van een leien dakje loopt, maar ze kan de verzorgende ook geruststellen dat het ‘niet aan de verzorgende’ ligt. Het gezin moet door die crisis.

Hoe kan de verzorgende hier passend mee omgaan? Het is niet de verzorgende die de crisis moet oplossen. De verzorgende moet ook rekening houden met zichzelf. De coach verkent de situatie samen met de verzorgende. Dat kan met de volgende insteek: ‘Je was ongerust maar je hebt het kunnen loslaten. Waarom heb je dat gekund, ondanks je ongerustheid?’

Een ondersteunend gesprek met moeder Invoegen Moeder kent het klappen van de zweep. Het is niet de eerste keer dat ze een relatiebreuk meemaakt. • De eerste regel is invoegen: Je erkent dat de situatie moeilijk is. Ja, het is erg dat je man er vandoor is. Dat moet wel erg moeilijk zijn. Voel je je in de steek gelaten? • Wat maakt dat het je teveel wordt? Dat het je allemaal lijkt te ontglippen?

Toevoegen en verkennen, verbreden en verbinden Pas na het geven van erkenning kan je ingaan op de telefoon: • Waarom heb je de verzorgende gecontacteerd tijdens het weekend? Heb je even gedacht, ik kan dit niet maken om te bellen in het weekend, ook al voel ik me zo rot en angstig? • Wie heb je nog meer gebeld? • Heb je op een moment gedacht, ik kan het ook zonder hulp wel aan dit weekend? • Wat heeft dan gemaakt dat je toch gebeld hebt? • Je zei dat je je kinderen wilde plaatsen. Ben ik juist als ik zeg dat je eigenlijk heel hard aan ’t nadenken bent geweest hoe je het best voor je kinderen kan zorgen? (Op die manier ga je niet mee in de onmacht). • Wat betekent je vriend voor de opvoeding van de kinderen? Ben je ongerust dat als je vriend wegvalt, dat je dan de opvoeding van je kinderen niet meer aankunt? • Bij wie kan je met die bezorgdheid terecht? Wie kan dat met jou opnemen? Het helpt ook om positieve vragen te stellen zoals: • Kan je nog zien wat er wel goed gaat? • Voelen de kinderen zich nog goed? • Je hebt het al eerder meegemaakt dat je door je partner in de steek werd gelaten. Hoe ben je erin geslaagd daar overheen te komen?

223


Wat kan ondersteunend voor je zijn? Het is de eerste keer dat moeder beroep heeft gedaan op kraamzorg. Moeder vindt het fijn dat ze die hulp krijgt, maar bij de vorige geboortes heeft ze haar plan alleen getrokken en toen ging het ook. Moeder heeft dus heel wat draagkracht. Ze kan voor drie kinderen zorgen. Maar ze heeft ook haar beperkingen en ze weet dat want ze komt zelf met het idee om haar kinderen te plaatsen (cf. dan zijn haar kinderen beter af). Dat geeft een ingang om de relatiebreuk tot draagbare proporties te herleiden en om samen te zoeken naar waar er groei kan zijn: • Wat denk je meer nodig te hebben? • Wat zou maken dat je het zelf aan kan? • Kan het zijn dat je door je ervaring met de eerste twee kinderen voldoende vaardigheden hebt om goed voor de kleinste te zorgen, ook al komen alle moeilijkheden ineens op je af? • Wat heb je nodig? • Is het gewoon je vriend die moet terugkomen? Natuurlijk doet het pijn dat die weg is. Is het die vriend speciaal of is een vriend ook OK?

Een zelfonderzoek Als coach is het belangrijk dat je stil staat bij je eigen beleving en reflecties bij wat zich heeft voorgedaan.

Een dubbel gevoel De coach heeft een dubbel gevoel bij dit voorval. Aan de ene kant is ze blij dat de verzorgende haar in het weekend heeft gebeld en dat ze ‘die last’ van de verzorgende heeft kunnen overnemen. Aan de andere kant wil ze ook een lijn trekken. Een weekend moet een weekend blijven. Het is niet eenvoudig om daarmee om te gaan. Een mens in nood moet je helpen, weekend of niet. Maar wanneer is een mens in nood? Waar ligt die grens? Wat zou er gebeurt zijn als moeder toch iets had gedaan met zichzelf of met de kinderen? Waar ligt wiens verantwoordelijkheid? Waarom heeft moeder naar de verzorgende gebeld en niet naar haar vertrouwde hulpverlener? Er zijn geen standaardantwoorden op deze vragen. De antwoorden zijn afhankelijk van de situatie en de betrokken personen. De afweging gebeurt binnen de driehoek het juiste doen, het goede doen en het goed doen (zie hoofdstuk 2).

Een steun zijn, de last delen De verzorgende belt voor steun. Ze belt om iemand achter zich te voelen, om de verantwoordelijkheid te delen: ‘de coach weet er nu ook van, ik ben niet meer alleen.’ Dit brengt ons bij een begrip uit het strafrecht: schuldig verzuim. Doordat de verzorgende de coach contacteert, kan haar geen schuldig verzuim verweten worden. Ze heeft iets gedaan, ze heeft met iemand overlegd. Bij de beoordeling over schuldig verzuim oordeelt de rechter op basis van de overweging die je hebt gemaakt. ‘Het was weekend’ als enige uitleg, zal niet volstaan. Je moet kunnen aangeven waarom je niet hebt ingegrepen. Uit de uitgetekende balans bleek dat er geen onmiddellijk gevaar was, maar dat moeder op een moment van ‘tijdelijke hulpeloosheid’ belde. Er waren duidelijk nog positieve signalen en krachten aanwezig: • moeder staat open voor beïnvloeding, • moeder kan groeien, • moeder staat open voor hulp.

1. Van Regenmortel, T. (2011). Lexicon van empowerment. Marie Kamphuis-lezing 2011. Utrecht: Marie Kamphuis Stichting. 2. Hoeven, G. (s.a.). Niet gepubliceerde cursus VSPW. Hasselt: VSPW- CVO.

224

Versterkend & verbindend coachen


9

Methodieken & instrumenten vertaald naar Thuiscompagnie

Verschillende methodieken en instrumenten helpen ons om versterkend en verbindend aan de slag te gaan. In dit hoofdstuk vind je de beschrijving van een brede waaier van methodieken en instrumenten die je doorheen het ondersteuningstraject, op maat van de situatie, het gezin, de verzorgende en de coach ‘kan’ inzetten.

225


226

Methodieken & instrumenten vertaald naar Thuiscompagnie


1. Inleiding

Dit hoofdstuk reikt je een aantal specifieke kaders en methodieken aan die je in het ondersteuningstraject kan inzetten. We illustreren met enkele voorbeelden hoe en met welk doel we deze kaders en methodieken binnen Thuiscompagnie toepassen. Ze vullen als het ware de gereedschapskoffer van de verzorgenden en de coach. Maar een gereedschapskoffer maakt je nog geen goed vakman. De methodieken kunnen slechts resultaat opleveren binnen de context van een wederzijdse en gelijkwaardige vertrouwensrelatie. ‘Passende’ methodieken inzetten vraagt dat je rekening houdt met: de situatie, de eigenheid en de levensgeschiedenis van het gezin, de eigenheid van de verzorgende en van de coach. Zoek hier dus geen uniforme aanpak noch standaardoplossingen voor specifieke thema’s of problemen. We tonen alleen een ruime waaier van methodieken, kaders en invalshoeken die handvatten kunnen geven om passend te reageren in concrete situaties en (nieuwe, alternatieve) pistes kunnen openen. De eerste groep methodieken en instrumenten, geven je een aantal kapstokken om ‘krachten te zoeken’. Daarna zoomen we in op ondersteunende kaders die ‘verbinden en verbreden’. Een derde groep geeft je inzage in methodieken om ‘samen met het gezin’ na te denken en op stap te gaan. De laatste rubriek bevat een aantal formulieren die je bij de opstart en de opvolging van het ondersteuningstraject kunnen helpen. Dat geeft het volgende overzicht:

Krachtgericht werken • Dialoog vanuit een krachtenperspectief • Positief herkaderen • De empowermentbloem: principes om krachtgericht te werken

Verbinden en Verbreden • Invoegen en toevoegen • Spiegelen • Meerzijdige partijdigheid

Samen op Stap • Een gedeelde kijk op doelen • De draagkracht-draaglastbalans

Ondersteunende formulieren • Doelgroepafbakening • Toeleidingsformulier • Participatief stappenplan

227


2. Dialoog vanuit een krachtenperspectief

Zoeken naar krachten vergt een verbrede kijk Dingen waarin maatschappelijk kwetsbaren tekortschieten springen veelal het meest in het oog. Als we niet opletten, gaat alle aandacht naar wat ze niet kunnen of waarin ze mislukken. Thuiscompagnie wil de focus leggen op de sterktes die in het gezin (nog) aanwezig zijn. Hoe ontdek je de potenties? Hoe kan je de eigenheid en de kracht van mensen aanwenden in de hulpverleningsdynamiek? Hoe kan je mensen laten voelen dat ze wel van alles kunnen, dat jij in hen gelooft, dat je voor hen openstaat en samen met hen op zoek gaat naar wat mogelijk is? Dat alles geldt evenzeer voor het coachen van de verzorgende. Op een versterkende manier coachen vertrekt van wat er goed gaat. Dat wil echter niet zeggen dat de wrevels, frustratie en ongenoegens van de verzorgende onbesproken moeten blijven. Werken vanuit een krachtenperspectief betekent dat je vanuit een verbreed perspectief naar gezinnen kijkt. Elementen van die verbreedde kijk zijn: • Proactief Vanuit je inzicht in bestaande regelgeving en bestaande voorzieningen, ga je na waarop het gezin eventueel een beroep kan doen. Raadpleeg bijvoorbeeld www.rechtenverkenner.be. • Ontschuldigend kijken Vanuit het inzicht dat je hebt in sociale uitsluitingsmechanismen, calculeer je in wat er mogelijks nog op het gezin kan afkomen. Je focust niet op persoonlijk tekorten maar kijkt verder naar sociale systemen en de effecten daarvan. Zo krijg je een breder zicht op de oorzaken van problemen. • Alle mensen dragen krachten in zich Soms blijven krachten verborgen of hebben mensen het tegendeel geleerd. Het vraagt een ontdekkingstocht samen met het gezin om die krachten zichtbaar te maken. • De toegang tot hulpbronnen vergroten Iedereen heeft hulpbronnen nodig om zijn leven te organiseren. Hulpbronnen (resources) kunnen materieel (bv. geld, toegang tot huisvesting, inkomen, toegang tot arbeidsmarkt, toegang tot voorzieningen enz.) of immaterieel zijn (bv. imago, aanzien, macht, inzicht in de samenleving, vertegenwoordiging, zeggingskracht, toegemeten verantwoordelijkheid, vrijheid, geloof, zelfwaardegevoel, sociaal en cultureel kapitaal, inzicht enz.). Mensen in armoede hebben vaak weinig hulpbronnen. Ondersteunen moet gericht zijn op het vergroten of vermeerderen van die hulpbronnen. • Aandacht voor sociale netwerken en verbondenheid Mensen zijn sociale wezens. Voor hun overleven zijn ze afhankelijk van anderen. Zonder verbondenheid met andere mensen, is er geen levenskwaliteit. Ook maatschappelijk kwetsbare gezinnen hebben netwerken (gehad). Geef de bestaande netwerken een plek in de ondersteuning of ga met de gezinnen op zoek naar wat hen eventueel nog aan netwerken rest.

228

Methodieken & instrumenten vertaald naar Thuiscompagnie


Open vragen stellen en actief luisteren is uitnodigen tot dialoog Actief luisteren Laat zien en horen dat je echt luistert. Lichaamstaal is zeer belangrijk. Laat in je reactie merken dat je hoort wat er gezegd is. Je kan ook kleine stukjes samenvatten. Daardoor stimuleer je je gesprekspartner om meer te vertellen.

‘Dus je bent vandaag Petra gaan afzetten aan school. Hoe was het daar?’

Parafraseren (terug geven) Geef regelmatig terug wat je hebt gehoord of begrepen van het verhaal. Vraag of dat klopt. Zo merkt je gesprekspartner dat haar verhaal tot je doordringt en dat je er over nadenkt. Tegelijk geef je haar de kans om te verbeteren, uit te leggen of toe te voegen. Door te parafraseren kan je ook sturing geven aan het ‘Als ik het goed begrijp wil je gesprek. Je selecteert een bepaald onderwerp of thema in het graag dat de kinderen het goed verhaal waarover je doorvraagt. doen op school?’

Stel open vragen Stel open vragen, tenzij het gaat om vragen over iets specifieks. Ook als je een vragenlijst of chequelist hanteert, moeten je vragen open blijven. Door open vragen te stellen, stimuleer je je gesprekspartner om na te denken. Open vragen houden een gesprek aan de gang. Vermijd suggestieve vragen.

Verduidelijkingsvragen en interpretatie toetsen Met een vaag antwoord kan je veelal niet veel verder aan de slag. Vraag verder door, bijvoorbeeld: ‘Wil je me dat eens uitleggen?’, ‘Wat bedoel je precies?’ Je kan immers niet je eigen referentiekader gebruiken. Je vraagt dus best: ‘Wat bedoel je als je zegt dat je je slecht voelt?’

Alles wat niet duidelijk is, moet je toetsen. Toets wat er bij jezelf als interpretatie naar boven komt, in vraagvorm af. Bijvoorbeeld: ‘Ik merk dat het je raakt. Klopt dat?’ Dat geldt ook voor de interpretaties die je hebt bij wat je ziet. Uiteraard is er al een zekere vertrouwensrelatie nodig vooraleer je dergelijke toetsingsvragen kan stellen.

Af en toe helpt mijn man wel met het huishouden. Wat is dat af en toe? Af en toe drink ik nog wel eens een pint. Wat is af en toe? Zijn dat 5 pintjes per week?

Je hebt om 11 uur afgesproken voor een intakegesprek. Mevrouw opent de deur in pyjama. Je stelt je oordeel uit om je vraagstelling niet te laten beïnvloeden door je eigen interpretatie. Je kan vragen: ‘Ik zie dat je nog je pyjama aanhebt. Kom ik ongelegen?’

Geef erkenning aan gevoelens Durf te vragen naar gevoelens op basis van wat je ziet of ervaart. Als je gesprekspartner daar niet op in wil gaan, dan respecteer je dat. Maak wel duidelijk dat je er open voor staat op het moment dat hij daarover verder wil praten. Als we het over de kinderen hebben voel je je precies ongemakkelijk. Klopt dat? Telkens als we over geld praten, zie ik je fronsen. Ben je daar boos over?

229


Vragen die helpen om breder te kijken Verbredende vragen helpen je om zicht te krijgen op de verschillende levensdomeinen. Je moet immers zo’n breed mogelijk beeld krijgen op de situatie van het gezin. • Welke signalen geeft het gezin zelf? • Welke signalen geven derden over de situatie? • Welke signalen zie je zelf? Dat is de informatie waarmee je de situatie in het gezin in kaart moet brengen. Toets die signalen altijd af bij het gezin. Gaat het om eenmalige dingen (bv. eens een keer zonder eten naar school) of zijn het steeds terugkerende moeilijkheden? De vraag ‘Ik zie dat je de baby’s niet naar de kinderopvang hebt gebracht. Kan je me helpen om te begrijpen waarmee dat te maken heeft?’ geeft moeder de mogelijkheid om te vertellen dat ze de bus moet nemen om de baby’s naar de opvang te brengen en dat ze met die dubbele buggy niet op de bus geraakt. Als je vraagt ‘Waarom heb je je niet aan de afspraak gehouden? Je zou de baby’s toch elke dag naar de opvang brengen?’, dan krijg je dit verhaal waarschijnlijk niet te horen. Via verduidelijkingsvragen kan je de situatie helderder krijgen. Je gebruikt daarbij de woorden die de gezinsleden gebruiken. Zo kan je laten horen dat je echt luistert naar wat ze zeggen. Je vraagt meer informatie om het juist te kunnen begrijpen en naar de kern van de zaak te komen. Laag per laag verken je de situatie en zo kom je samen bij binnenkant. Vermijd waaromvragen. Waaromvragen lokken vooral rationele antwoorden uit, terwijl wij juist zicht willen krijgen op wat daaronder zit.

Is er nog iets over het afzetten van de baby’s in de kinderopvang? Waar is de opvang? Hoe geraak je daar? Als je de bus neemt, waar is de halte dan precies? Als je de bus neemt, hoe laat moet je dan vertrekken? Wat voor onthaal is er in de opvang? Is er een verband tussen het onthaal en het niet brengen van de baby’s? Wanneer je ze niet naar de opvang brengt, wat gebeurt er dan? Wat gebeurt er vlak voor je weg gaat in de opvang? Wat gebeurt er daarna? Hoe weet je dat ze je in de kinderopvang een rare vinden? Waar zou dat gevoel dan vandaan kunnen komen? Wat is er nodig om de baby’s te kunnen afzetten met een goed gevoel? …

230

Methodieken & instrumenten vertaald naar Thuiscompagnie


De onderstaande tabel kan je inspireren om vanuit een krachtenperspectief samen met het gezin (en/of de coach) naar de gezinssituatie te kijken. Er komen verschillende thema’s aan bod. De strategie is steeds dezelfde: voeg je in in het leefwereldperspectief van het gezin, maak van daaruit en in dialoog met het gezin een verbreding mogelijk zonder voorbij te gaan aan de kwetsuren en krachten. Via dit soort vragen krijg je een zicht op de samenhang van problemen en krachten.

Het gezin in begeleiding

Coachingsgesprek met de verzorgende

Resterende krachten • Hoe houden jullie dit allemaal vol? • Het moet moeilijk zijn om te dragen?

• Wat zie je aan resterende krachten ondanks alle drukte en stress?

Steunfiguren • En toch kunnen jullie nog op mensen rekenen. Wie zou je opbellen als er zich iets ernstig voordoet? • Wie mag er dingen zeggen die niet leuk zijn om te horen, maar die je toch vooruit helpen?

• Welke steunfiguren kent het gezin? Op wie wordt in crisis beroep gedaan? • Wie mag er een spiegel voorhouden aan het gezin? • Welke figuur ontbreekt om krachten in bewe­ ging te brengen?

Omgaan met druk • Wat doen jullie als er weer een koude douche komt? Hoe pakken jullie dat aan?

• Welke mechanismen ontwikkelde het gezin in het omgaan met stress, druk of negatieve ervaringen?

Omgaan met hulpverlening • Al die druk, verwachtingen en bemoeie­ nissen, hoe gaan jullie met al die toestanden om? • Wat maakt dat het voor jullie leefbaar blijft?

• Welke mechanismen ontwikkelde het gezin voor het omgaan met negatieve gevolgen of de kosten van hulpverleningstussenkomsten?

Verbindend levensverhaal • Welke ervaringen, gebeurtenissen en levens­ lessen helpen jullie om te gaan met moeilijk­ heden van vandaag? • Welke gebeurtenissen van vroeger geven je de moed om verder te doen?

• Welke inzichten, vaardigheden of overle­ vingsmechanismen ontwikkelde het gezin voor het omgaan met de chronische crisissi­ tuatie of de multidimensionele problematiek?

Toekomstperspectief • Wat kan jullie opnieuw hoop of vooruit­ zichten geven? Wat kan de moeite zijn om naar uit te kijken? • Wat heb je nodig om weer in de toekomst te geloven?

• Welke toekomstperspectieven heeft het gezin nog? • Wat geeft hen hoop?

231


Moeizame communicatie • Waar en hoe kun je je verhaal kwijt? • Hoe lukt het jullie om die complexe gebeur­ tenissen, gevoelens en betekenissen uitge­ legd te krijgen? Hoe maak je het duidelijk? • Wat krijg je niet gezegd of waar vind je geen woorden voor, maar zou je eigenlijk eens goed willen zeggen? • Welke manier van omgang met de hulpverle­ ning doet je weer ineenkrimpen, weglopen, kwaad worden?

Omgaan met crisis • Wat doe je in crisissituaties om te vermijden dat het helemaal uit de hand loopt? • Wat helpt je om zo’n crisismoment te doorstaan?

Omgaan met pijn of gemis • Wat sleep je mee uit een ver verleden dat nu nog steeds op je drukt? Hoe probeer je dat een plaats te geven? • Welke pijnlijke gebeurtenissen wegen momenteel minder zwaar? Hoe is het je gelukt om dit te verwerken? • Waaraan denk je nog met pijn of heimwee terug? Hoe geef je dit toch een warme plek in je leven? • Wat lukt niet om te verwerken? Hoe komt dat? Wie merkt dit op?

232

Methodieken & instrumenten vertaald naar Thuiscompagnie

• Welke wezenlijke communicatiestromen lopen er nog? • Wat wordt er niet uitgedrukt dat belangrijk zou kunnen zijn? • Welke communicatiestijl werkt?

• Hoe gaat het gezin om met crisissituaties? • Welke psychologische of gedragsmecha­ nismen worden dan in gang gezet? • Kan het gezin de positieve effecten zien en ook de risico’s of de negatieve effecten?

• Welke pijnlijke gebeurtenissen blijven op het gezin wegen? Hoe gaan ze daarmee om? • Welk gemis aan personen of periodes in het leven weten ze een plaats te geven?


Probleemgerichte versus krachtgerichte vragen Het is vreemd dat wij mensen willen helpen door alsmaar dieper te analyseren waar hun problemen liggen. Wie de krachten van mensen aan de oppervlakte wil brengen, moet juist in de schijnwerpers zetten wat wel goed loopt. Want het is daar dat je de krachten kan vinden. Uiteraard blijft het belangrijk om erkenning te geven voor de pijn en druk die hun problemen veroorzaken (bv. ‘Hoe hou je het in die omstandigheden zo goed vol?). Maar probeer vooral in te gaan op hoe het gezin het anders zou willen en wat hen daarbij kan ondersteunen. Put dus je vragen vooral uit de rechterkolom, ook als je de verzorgende(n) op een positieve manier wil coachen.

Probleemgerichte vragen 2

Krachtgerichte vragen

Wat ging niet deze week?

Wat ging er desalniettemin wel goed (al is het maar een klein beetje)?

Wat is het probleem?

Op welke manier is dat een probleem (voor jou, voor anderen)?

Hoe is het probleem ontstaan?

Wat/ wie kan helpen om het probleem op te lossen? Welke gebeurtenis of feit is doorslaggevend bij dit probleem?

Waarom deed je dat?

Hoe wist je dat je dat moest doen?

Wat zijn de gevolgen van het probleem?

Wanneer waren er uitzonderingen op het probleem en wat zijn de gevolgen?

Wat is er aan de hand? (probleemanalyse)

Wat wil je liever (wat wil je in de plaats van het probleem) (doelanalyse)?

Waar wil je vanaf?

Waar wil je naartoe?

Wat is hier het ergste aan?

Wat moet er in de toekomst anders gaan?

Wat houdt je tegen?

Welke (kleine) signalen vertellen je dat je op de goede weg bent?

Hoe ben je hierin terecht gekomen?

Hoe kan je hier weer uit geraken?

Wat verklaart je gedrag?

Je zult een goede reden hebben om zo te doen. Vertel eens?

233


Wat had je moeten doen?

Wat zou je anders kunnen doen?

Kun je dat vaker doen?

Hoe kun je ervoor zorgen dat het vaker gebeurt?

Wat heb je eerder al geprobeerd?

Wat heb je eerder al geprobeerd en wat hielp daarvan (ook al is het maar een klein beetje)?

Zet je je wel genoeg in?

Wat kan maken dat je er volop voor gaat?

Wat vind je daar moeilijk aan?

Wat zie je als een uitdaging?

Welke hindernissen kom je tegen?

Wat kan je doen om ervoor te zorgen dat het gebeurt?

Heb je iets gedaan dat hielp?

Wat heb je gedaan dat hielp?

Wat wil je leren?

Waar wil je beter in worden?

Is het je ooit gelukt om het beter te doen?

Wanneer deed je het al beter? Zie je een moment voor je, waarbij het meeviel?

Verder nog iets?

Wat nog meer?

234

Methodieken & instrumenten vertaald naar Thuiscompagnie


3. Positief herkaderen

Herkaderen is de betekenis van een situatie (bv. gedrag, uitspraak, handeling enz.) veranderen door die vanuit een andere invalshoek te bekijken. Je zet het positieve in de verf en je kadert het negatieve zodat het minder problematisch is. Je kijkt met een andere blik, je laat de waarheidsvraag los en maakt ruimte voor het betekenisniveau. Je verlegt de focus van het problematische naar de krachten van de hulpvrager en zijn omgeving. Zo creëer je ruimte voor dialoog en kan je samen met het gezin nieuwe mogelijkheden en krachten ontdekken.

Kijken vanuit een krachtgerichte invalshoek Kwetsbare cliënten zien van zichzelf vooral wat mislukt. De meeste mensen zijn geneigd om te focussen op wat niet goed gaat. Hulpverleners vormen daarop geen uitzondering. Dat kan een valkuil van de hulpverlening zijn. Het gezin heeft niet iemand (extra) nodig die zegt wat er allemaal mis gaat. Een situatie is bovendien nooit helemaal negatief. Er zitten altijd positieve elementen en krachten in. De verzorgende helpt het gezin vooral vooruit door hen te laten zien wat ze wel (nog) goed doen. Daar ligt hun kracht. Om dat te kunnen, is herkaderen en daar een taal aan geven een eerste stap. Herkaderen kan op inhoud, op gedrag en op context. • Herkaderen van gedrag laat toe het positieve te zien achter schijnbaar negatief gedrag. Je gaat op zoek naar de functie of de positieve intentie die erachter zit. • Herkaderen op inhoud betekent dat je de woorden van de cliënt een andere of aanvullende betekenis geeft. • Je herkadert op context als je de inhoud van de woorden of het gedrag in een omgeving plaatst waardoor de negatieve lading verdwijnt. Wat in de ene omgeving niet past, kan in een andere omgeving wel een passende reactie zijn. Een algemene vraag zoals ‘Wat loopt er goed?’ helpt niet om het positieve te zien. Het zijn de kleine ‘lichtpuntjes’ die je naar boven moet halen. Je kan dat positieve leren zien door aan een vaststelling of handeling die in eerste instantie eerder negatief lijkt, een positieve vraag te koppelen. De cliënt wil niet dat de verzorgende in de slaapkamer komt. Je kan dat interpreteren als een negatief signaal, als een gebrek aan vertrouwen, weerstand enz. Het is evengoed mogelijk dat de cliënt zijn slaapkamer zelf kan opruimen. Dan hoeft de verzorgende daar helemaal niet te komen. Of de cliënt vindt het gewoon niet prettig dat er een vreemde in zijn slaapkamer komt. De slaapkamer is te intiem. In plaats van bevoogdend en veroordelend te vragen ‘Waarom mag de verzorgende daar niet komen?’, vraag je vanuit een positieve ingesteldheid ‘Goed dat je aangeeft waar voor jou de grens ligt en wat je niet wil. Waar kan je de hulp van de verzorgende wel gebruiken?’ Door de weigering van de cliënt via een vraag te herformuleren, geef je (onuitgesproken) de boodschap dat je een positief beeld hebt van de mogelijkheden van de cliënt en dat je zijn wens respecteert. ‘Op je slaapkamer moet de verzorgende niet komen. Daar regel je het zelf? Ok. Zijn er nog plekken waar je zelf de opruim zal doen?’

235


Het is je taak om openingen te vinden om mensen te ondersteunen. Je bent er niet om ‘de waarheid’ te zoeken over hoe het er in een gezin aan toe gaat. Ook niet om bewijzen te zoeken voor ‘veronderstelde’ fouten. Door positief te herkaderen, kan je voorkomen dat het negatieve immobiliseert en er geen uitweg meer is. Herkaderen verbreedt de kijk van de coach, van de verzorgende en van het gezin. Daardoor ontstaan er nieuwe pistes. In onderstaand voorbeeld tonen we hoe er terug ruimte kan komen voor dynamiek door te herkaderen.

De ‘feiten’ door een problematische bril Freya heeft een verleden van alcohol- en medicatiemisbruik. Na een opname in een psychiatrisch centrum, mocht Freya terug naar huis op voorwaarde dat Thuiscompagnie werd ingeschakeld. Haar dochter van 19 (van eerste ex) woont samen met haar vriendje bij haar in. Haar zoontjes van zes en negen jaar (van tweede ex) mogen sinds kort terug thuis slapen. Na school blijven ze in de dagopvang. Freya is ongestructureerd en kan niet plannen. Daarom werd afgesproken dat de verzorgende twee keer per week komt. Als de verzorgende ’s maandags binnenkomt, is het huis een puinhoop. Freya houdt zich niet aan wat op het LCO is afgesproken: niet drinken. Op een dag ontdekt de verzorgende achter een kast een zak bierblikjes. Volgens Freya is die zak niet van haar, maar zou die van haar dochter kunnen zijn. De dochter zegt dat het bier niet van haar is. Eén van de twee liegt …

In het bovenstaande verhaal ligt de nadruk op wat problematisch is. We kunnen datzelfde verhaal vertellen met het accent op het positieve. De negatieve elementen plaatsen we in een context waardoor ze minder problematisch worden.

De ‘feiten’ door een positieve bril Freya heeft een bewogen leven achter de rug: 3 kinderen op de wereld gezet, 2 mannen verloren. Dat zal haar ongetwijfeld getekend hebben. Ze heeft troost gezocht bij pillen en alcohol. Op een bepaald moment heeft ze stop gezegd aan die verslaving. Ze heeft zich laten opnemen om er vanaf te geraken. Nu is ze terug thuis. Freya is toch wel een straffe madam. Ze wil ambulant begeleid worden en wil zelf voor haar kinderen kunnen zorgen. Ze heeft bezoekrecht gevraagd en geregeld gekregen. Ze heeft naar zichzelf kunnen kijken en ze heeft beseft dat ze ondersteuning nodig had om haar kinderen te kunnen opvangen. Ze heeft de verzorgende binnen gelaten. Het zijn nochtans twee verschillende karakters: zelf is ze eerder chaotisch en de verzorgende is een pietje precies. En toch … Elke donderdag, voor de verzorgende aankomt, begint Freya op te ruimen en lukt dat. Als de kinderen het hele weekend thuis geweest zijn, lukt dat minder. Maar Freya slaagt er wel in om twee kinderen een heel weekend bezig te houden. Dat Freya dan ’s maandags geen energie heeft om op te ruimen is te begrijpen. Na de opname is ze een periode goed van de drank kunnen blijven. En nu is die verlokking om te gaan drinken toch terug binnen geslopen. Het is niet gemakkelijk om van de drank af te blijven als je zo alleen bent.

Deze versie van het verhaal is niet ‘de’ waarheid. Maar dat was de eerste versie ook niet. Het is hetzelfde verhaal maar met een andere inkleuring. Door te herkaderen maak je duidelijk dat je geen oordeel velt, maar begrip hebt voor de situatie en de inzet ziet. Je verzwijgt het drinken niet maar plaatst het in een kader. Hierdoor geef je de ernst aan: je erkent dat de cliënt in een moeilijke situatie zit. Je geeft erkenning aan de inspanningen die de cliënt in het verleden al deed om eruit te geraken. Het is belangrijk dat je daar aan denkt én er een taal aan geeft. Zo kan je de positieve elementen versterken om het kwetsbare en kritische bespreekbaar te stellen. Je stelt je oordeel uit en dat opent mogelijkheden voor dialoog.

236

Methodieken & instrumenten vertaald naar Thuiscompagnie


Verbinding kunnen leggen tussen kwetsbaarheden en sterktes Het is niet voldoende om in je hoofd te herkaderen. Je moet ermee aan de slag. Hoe kan je taal geven aan wat je ziet als je vanuit een positieve ingesteldheid kijkt? Hoe kan je van daaruit elementen uit de probleemgerichte kijk verbinden met elementen uit de krachtgerichte kijk? Je kan als verzorgende niet doen dat je de verstopte blikjes bier niet gezien hebt. Positief herkaderen wil immers niet zeggen dat je de waarheid moet verbloemen of je ogen sluiten voor de feiten. Je moet daarover spreken. Maar niet vanuit een confrontatie (‘je fout is ontdekt’) maar vanuit een positieve en begripvolle benadering. Je zoekt woorden die niet veroordelend, controlerend en negatief zijn, maar vertrekt vanuit feiten en beleving.

Focus op problemen, pijn, samenhang3 • Multicomplexe problematiek • Gevoelens van machteloosheid • Gevoelens van afhankelijkheid • Sociaal Isolement / eenzaamheid • Gevoelens van wantrouwen • Gestoorde communicatie • Berusting en apathie • Verbintenisproblematiek • Verloren kapitaal: een vicieuze negatieve spiraal

Focus op krachten, inzet, potenties • Openheid voor het unieke van elk levensverhaal • Aanwezige verbindingen / hulpbronnen • Trots en survivor’s pride • Inzet en drijfveren • Overlevingsstrategieën • Vaardigheden en creativiteit • Humor • Restanten van vertrouwen/zelfwaarde • Zelfsturing / zelf initiatief nemen

Verzorgenden zijn in het gezin als ondersteuner, niet als controleur. Daarom is de suggestie: ‘Ik heb bier gevonden. Wil je daar iets over vertellen?’ niet meteen wat we bedoelen. De vraag klinkt vriendelijk maar roept de cliënt op het matje. Die vraag vertrekt vanuit een veroordelende houding en is daarom geen uitnodiging tot een echte dialoog. Kies een insteek die vertrekt vanuit een geloof in de mogelijkheid van de cliënt zonder de tragiek van zijn levensverhaal te ontkennen. Help de cliënt zijn eigen capaciteiten ontdekken en exploreren om zijn eigen doelen te bereiken. Stap 1: Laat het negatieve oordeel achterwege. Breng ter sprake wat je voelt. Toon begrip voor de pijn en moeilijkheden van de cliënt. Het gaat om de inhoud (feiten - buitenkant) en de betekenis (binnenkant). Volgende formuleringen laten meer ruimte voor dialoog:

‘Toen ik achter de ijskast aan het poetsen was, heb ik een zak met blikjes gevonden. Zal ik de volle in de ijskast zetten en de lege in de vuilbak gooien?’ Zo open je de dialoog. Je doet dat spontaan en zonder te veroordelen. Misschien antwoordt de cliënt dat ze dat niet wil omdat de thuisbegeleider ze dan kan vinden. Dan kan je daarover praten. ‘Toen ik die blikjes vond, voelde ik me wel een beetje ambetant omdat ik weet dat je eigenlijk niet mag drinken. Wil je erover spreken?’

237


Als de cliënt aangeeft dat hij dat wil, dan kan je verder gaan. Anders houdt het daar op. ‘Kan je van de drank afblijven als die in huis is?’ De cliënt kan antwoorden: ‘Ja, dat lukt perfect.’ of ‘Neen, er zijn momenten dat ik niet zonder kan. Maar over het algemeen lukt het wel.’ Dat geeft je de mogelijkheid om stil te staan bij ‘wat maakt dat je soms de drank kan laten?’. ‘Wanneer lukt het je om neen te zeggen tegen de drank, ook al heb je goesting?’ Je zoekt naar mogelijke hulpbronnen, naar wat er nodig is om van de drank af te blijven. ‘Je drinkt soms, maar niet als de kinderen beneden zijn. Omdat je een goede mama wil zijn, heb je de kracht om er van af te blijven. Dat is sterk.’ Deze laatste zin kadert het negatieve positief.

Stap 2: Leg verbinding. Breng perspectieven van buiten binnen. Je kan die perspectieven minimaliseren of scherp stellen. Bekijk samen: hoe ga je daarmee om? Je zegt niet dat de norm overtreden is. Je veroordeelt niet. Je geeft de cliënt de ruimte om over de norm, die hem door de buitenwereld wordt opgelegd, te spreken.

Je kan vragen wat de cliënt wil dat jij doet: ‘Ik heb deze zak toevallig gevonden. En daarom praat ik nu met jou over het drinken. Wil je dat ik je er naar vraag als ik langskom? Wil je dat ik er iets van zeg als je drinkt? Moet ik streng zijn?’ Op die manier krijg je al dan niet het mandaat van de cliënt om het drankprobleem op te volgen. ‘Heb je opnieuw hulp nodig om je drinken onder controle te krijgen? Wil je volgende keer op het overleg laten horen dat je sinds een paar weken moeilijker van de drank kan afblijven?’ Je zoekt samen met de cliënt of er andere hulpbronnen ingeschakeld kunnen worden.

Herkader in de contacten met anderen Bij een aanvraag voor tussenkomst van Thuiscompagnie kan het herkaderen van pas komen. Door de focus te verleggen van de problematische situatie naar de inspanningen die het gezin doet, vergroot de kans dat bijvoorbeeld de OCMW-raad mee op weg wil gaan. Als de raadsleden in het verslag alleen kunnen lezen wat is misgelopen, kunnen ze moeilijk tot een open, positieve beslissing komen. Je kan een sociaal verslag opmaken vanuit een krachtgerichte insteek: • • • • •

het gaat om een gezin met problemen op verschillende levensdomeinen, waar de hulpverlening samen met het gezin al een paar stappen heeft gezet, waar de cliënt vertrouwen heeft in de hulpverlening, het gezin is nu bij ons gekomen met de vraag voor ondersteuning, het is aangewezen om die ondersteuning nu effectief aan te bieden.

Krachtgericht omgaan met leefwereldbotsingen

Via onderstaande stappen kan je een mogelijke botsing ombuigen naar een kans. Stel je oordeel uit en nodig de cliënt uit om met jou in dialoog te gaan. Daardoor help je de cliënt om stil te staan bij zijn eigen gedrag en keuzes en dat kan nieuwe pistes openen. 1. Wees je bewust dat het zoeken naar schuld en het veroordelen vooral risico’s op nieuwe kwet­ suren oplevert. 2. Stel je open voor een kijk buiten het ‘vanzelfsprekende’ oordeel. Herkader positief. 3. Geef ruimte voor dialoog en vernieuwende informatie via openheid en verwondering: • eerst ‘de doos openen’ door op het betekenisniveau in te gaan, zo wordt je gelijkwaardig in de dialoog, • dan samen met de cliënt naar de feiten kijken. 4. Zoek samen met de cliënt naar andere hulpbronnen. Zet samen nieuwe sporen uit.

238

Methodieken & instrumenten vertaald naar Thuiscompagnie


Inspirerende schema’s om verbinding te leggen tussen kwetsbaarheden en krachten Positief herkaderen zegt onvermijdelijk iets over de positie van kwetsbaarheden en krachten. Richt je op wat goed gaat en geef daarover complimenten. Grijp terug naar successen en positieve uitzonderingen. Geef positieve boodschappen en bevestiging. Beperkingen hebben altijd een keerzijde en dat zijn de mogelijkheden.

Kwetsbaarheden en krachten op persoonlijk vlak

Kwetsbaarheid • Lage of onzekere zelfwaardering • Kwetsbaarheid voor ontwikkeling van psycho-pathologie • Beperking in mentale, cognitieve of emotionele intelligentie • Traumatische ervaringen zoals mishandeling, uitbuiting of verwaarlozing • Fysieke beperkingen of handicaps • Onveilige hechting

Sterktes • Kunnen gaan voor iets • Bijzondere gevoeligheden en kunnen aanvoelen van nietzegbare zaken • Andere vormen van intelligentie • De kracht van geleefd leven, ook moeilijke en pijnlijke zaken verdragen • Kunnen omgaan met pijn en fysieke beperkingen • Kunnen leven met zwaarte en kwetsuren

Verbinding kwetsuur–sterkte • Mensen kunnen een laag zelfbeeld hebben en tegelijk toch kunnen gaan voor iets. ‘Jij voelt je niet zo goed en toch wil je er wel voor gaan om je huishouden met steun van iemand op te nemen.’ • Mensen met depressie, borderline etc. Hebben een bijzondere gevoeligheid; positief geformuleerd ‘ze voelen dingen die anderen (nog) niet kunnen voelen’. ‘Bij jou zou ik geen comedie moeten spelen, jij doorziet dat direct eh’.

Kwetsbaarheden en krachten op relationeel vlak

Kwetsbaarheid • Beperkt, éénzijdig of dwingend netwerk • Onveilige hechting te zien in strijdige, verstikkende, wisselende of verkilde relatiepatronen • Gemis aan gedragenheid en positieve ervaringen om zichzelf binnen te kunnen brengen in relatie • Een manier gevonden hebben om met de eigen emoties om te gaan die niet aangepast is aan de sociale normen • Beperkte taal en expressieve mogelijkheden • Angst om terug gekwetst te worden

Sterktes • Op creatieve manier met de eigen kwetsbaarheid op relationeel vlak omgaan • Zich kunnen handhaven in complexe en eenzijdige relatiepatronen • Kunnen terugkijken op vertrouwensvolle relaties en ervaringen • Emoties op een eigen manier binnenbrengen • Eigen taal om uitdrukking te geven aan onmacht, pijn, vreugde en hoop • Veerkracht en appèl op anderen durven doen

Verbinding kwetsuur–sterkte • Een man weet van zichzelf dat hij de neiging heeft agressief te reageren als de spanning te groot wordt. Bij relationele problemen verdwijnt hij soms voor drie dagen. Je kan dat zien als ‘een creatieve manier om om te gaan met zijn boosheid’. • Mama vraagt de verzorgende om de gezagsrol op te nemen. Zo krijgt mama ruimte om terug een ‘zachte’ moeder te kunnen zijn. Vaardigheden zoals mild zijn, luisteren en knuffelen krijgen terug ruimte.

239


Kwetsbaarheden en krachten op pedagogisch vlak

Kwetsbaarheid • Weinig structuur • Harde opvoedingsstijl met roepen en tieren • Weinig consequente omgang met straffen en belonen • Weinig oog en oor hebben voor de taal van het kind; weinig interactie tussen moeder en kind • Kwaadheid en onmacht ventileren in bijzijn van de kinderen • Tekort aan vaardigheden in het coherent, bewust en gestructureerd opvoeden aangepast aan de groeifase van het kind (kindje van 5 jaar dat nog met tutje loopt; kind van 8 dat uitleg bij OCMW moet doen) • Destructieve parentificatieprocessen (kind dat al heel jong de zorg voor eigen ouders of andere kinderen opneemt en daarin niet erkend wordt…) • Tekort aan hygiëne en aanleren van hygiëne en zelfzorg • Weinig ondersteuning en aansturing van spel en activiteiten • Eenzijdige en ongezonde voeding • Ongepaste sexualiteitsbeleving in het bijzijn van kinderen

240

Sterktes • Ontwikkelen van een eigen ritme en ordening • Een eigen opvoedingspalet dat voor de kinderen herkenbaar en betrouwbaar is • Straffen en belonen als kader om greep te houden • Besef van het vermijden van emotionele buien in het bijzijn van de kinderen • Open staan voor opvoedingstips • Het verlangen om een goede moeder/vader te willen zijn • Minimale hygiënenormen vanuit de potenties van het gezin • Bekommernis om de kinderen • Verwennen kan je zien als de kracht om je kinderen iets te gunnen, als sterk zijn in belonen

Methodieken & instrumenten vertaald naar Thuiscompagnie

Verbinding kwetsuur–sterkte • Erken de goede intentie, de wil van de ouders om goed voor hun kinderen te zorgen. Kinderen verstaan wat ouders willen zeggen. • ‘Goed dat je gewacht hebt tot de kinderen sliepen vooraleer je ruzie hebt gemaakt met je vrouw. Zo zorg je voor je kinderen maar geef je ook ruimte aan je kwaadheid.’ • Leer ook de dingen zien die de ouders wel van hun kinderen gedaan krijgen en hoe ze het doen. Dat kan je aangrijpen om een breder palet van opvoedingsvaardigheden binnen te brengen. • Erken hoeveel inspanningen ouders doen om hun kinderen een fijne dag te bezorgen en verbreedt van daar uit naar de buurt, jongerenactiviteiten. • Praat vanuit de eigen beleving van ouders over vormen van parentificatie en zoek samen hoe het risico daarop kan worden vermeden. • Kinderen belonen voor goed gedrag is een belangrijke vaardigheid.


4. De empowermentbloem: principes om krachtgericht te werken

De empowermentbloem, ontwikkeld door Van Regenmortel (2011), geeft je een overzicht van handelingsprincipes die nodig zijn om empowerend te werken. Als je mensen wil ‘empoweren’, moet je tegelijk versterkend en verbindend werken. Het ene kan niet zonder het andere. Je kan mensen niet versterken als ze je niet vertrouwen of jij hen geen vertrouwen geeft. De zes andere handelingsprincipes (zie de blaadjes van de bloem in Figuur 1) dragen bij tot het versterkend en verbindend werken, maar worden er ook door beïnvloed. Om versterkend en verbindend te werken, moet ons handelen positief, participatief, inclusief, integraal, gestructureerd en gecoördineerd zijn. Op basis van onderzoek naar onderbescherming (bv. mensen die recht hebben op tegemoetkomingen maar daar niet van op de hoogte zijn), gaan er stemmen op om het proactief handelen als zevende blaadje toe te voegen. Strategieën die daarbij ingezet kunnen worden zijn bijvoorbeeld outreachend werken, huisbezoeken, werken met vertrouwenspersonen of sleutel­ figuren enz.

Gecoördineerd samenwerking, onderlinge afstemming, regie

Positief gelijkwaardigheid, respect, present, ontmoeting Participatief zeggenschap, invloed, eigenaarschap VERSTERKEND en VERBINDEND

Gestructureerd planmatig, transparant, doelen op korte en lange termijn

Inclusief iedereen betrokken Integraal brede kijk, contextgerichtheid

Figuur 1: Empowermentbloem (Van Regenmortel, 2011, p.30)

241


Inzetbaar op verschillende niveau’s De empowermentbloem geeft handvatten voor de begeleiding van de gezinnen en het coachen van de verzorgenden. Kijk bijvoorbeeld samen met de verzorgende naar alle blaadjes en probeer samen te zoeken naar concrete voorbeelden bij elk blaadje. Dat kan helpen om de abstracte opdracht ‘versterkend werken’ te vertalen naar meer concrete werkpunten. Met deze oefening stimuleer je de verzorgende om versterkend te werken en kan je veel positieve feedback geven. Je kan daarbij aangeven waar de verzorgende niet participatief werkt (bv. ze respecteert het tempo van de cliënt niet) of niet inclusief is (bv. ze neemt taken over die normaal de buurman doet). Ook voor managers en beleidsmensen is deze empowermentbloem het bekijken waard. Empowerment kan immers alleen maar gedijen wanneer ook op meso- en macroniveau vanuit empowerment wordt gekeken en gehandeld (zie hoofdstuk 11). Daarbij aansluitend kan je de principes in deze figuur als criteria gebruiken voor het evalueren van interventies en acties die op empowerment gericht zijn (zie hoofdstuk 7).

Een illustratie: participatief werken Illustratief gaan we dieper in op de wijze waarop het participatieprincipe in het ondersteuningsproces vorm kan krijgen. We geven je een overzicht van thema’s die daarbij belangrijk kunnen zijn. Die thema’s hangen sterk met elkaar samen, maar belichten elk ook een andere nuance van hoe participatie er in de realiteit uit kan zien. We hebben ons hierbij laten inspireren door de criteria die Judi Chamberlain (1998)5 op het spoor kwam door aan psychiatrische patiënten de vraag voor te leggen wanneer hulpverlening voor hen echt ‘versterkend’ is. Deze criteria zijn niet alleen van toepassing op het versterkingsproces dat gezinnen doormaken, ze gelden evenzeer voor het versterkingsproces van de verzorgenden en de coach.

Beslissingsvrijheid Niemand kan zelfstandig worden als hem niet de gelegenheid wordt geboden om belangrijke beslissingen zelf te nemen. Je kan kwetsbare hulpvragers leren om zelf beslissingen te nemen door hen te laten stilstaan bij hun eigen keuzes. Je kan die oefening alleen doen in een context van een gelijkwaardige dialoog. Het opmaken van een draaglast-draagkrachtbalans kan daarbij een hulpmiddel zijn (zie pagina 267). • Hoe heeft het samenwerken met de verzorgende een ondersteunende of herstellende betekenis gehad in hun totaalsituatie? • Op welke manier hielp het om hun autonomie en greep op de situatie te doen toenemen? • Op welke manier was het belastend of versterkte het de afhankelijkheid? Je kan eerst samen met het gezin een balans opmaken over de plaats en de betekenis van de verzorgende. Wat was steunend? Wat was belastend? Dezelfde oefening kan je met de verzorgende doen. Je maakt haar sterker in het afwegen van de mogelijkheden om het gezin op de beste manier te ondersteunen. Zo krijg je een overwegingsbalans van pro’s en contra’s die het gezin en de verzorgende kunnen helpen een beslissing te nemen over wat er moet gebeuren en hoe ze dat concreet zullen aanpakken. Ik vraag altijd ‘Filip, wat had ge graag gedaan vandaag of wat had ge in gedachten?’ Ik doe hem zelf initiatief nemen. Ik vraag altijd ‘Wat wilt ge doen?’. Dus hij weet dat nu ondertussen. Straks komt de verzorgende weer en dan gaat die vragen ‘wat wilt ge doen’ en ‘wat wilt ge niet doen?’ (verzorgende Charlotte)

242

Methodieken & instrumenten vertaald naar Thuiscompagnie

Het gezin heeft de hulp stopgezet. Ze geven aan dat ze het zelf wel kunnen redden. De dienst gezinszorg vertrouwt erop dat de verzorgende in de afgelopen periode positief aanwezig was en dat het gezin terug hulp zal vragen als ze daar zelf aan toe zijn.


Keuzemogelijkheden Als mensen zelf mogen beslissen, dan volgt daar logischerwijs uit dat er keuzemogelijkheden moeten zijn, dat er alternatieven zijn waaruit ze kunnen kiezen. Mensen kunnen maar keuzes maken als ze: • effectief verschillende mogelijkheden of alternatieven heben, • zo ruim mogelijk geïnformeerd zijn om daarna eigen keuzes te kunnen maken, • hun eigen verantwoordelijkheid en beslissingsrecht kunnen zien. Thuiscompagnie is geen strak aanbod dat te nemen of te laten is. Gezinnen hebben een keuzemogelijkheid over de taken van de verzorgende. Centraal staat de vraag: ‘Wat heb ik en mijn gezin nu nodig aan hulp?’ Werken aan praktische vaardigheden (bv. poetsen, strijken, koken, ramen lappen enz.) is een ingang. Maar de ondersteuning van de verzorgende kan verder reiken dan dat puur praktische. De verzorgende kan met het gezin werken aan de vaardigheid om ondanks de onzekerheid, de verwachtingen en nood aan ondersteuning duidelijk te maken. Doorvragen kan bijvoorbeeld mensen doen nadenken over het gebrek aan instrumentele en expressieve vaardigheden die hen onmachtig en afhankelijk maken. Daarnaast kunnen de verzorgende en de coach nieuwe informatie binnen brengen in de gezinnen en de gezinnen kunnen leren hoe ze zelf deze informatie kunnen verwerven. Je vertelt hen bijvoorbeeld welke vormen van ondersteuning op maat mogelijk zijn. Je belicht het onderscheid tussen instrumentele hulpverlening (bv. meer budgettering, praktische ondersteuning, aanvullende rechten bekomen) en de relationele, expressieve dimensie van hulpverlening (bv. mogelijkheid om te ventileren, steunen, zaken benoemen en op een rij zetten, stilstaan bij de nood aan bepaalde inzichten en vaardigheden). Of je staat stil bij de betekenis van groepswerk en andere hulpbronnen of netwerken. Kortom, gezinnen en verzorgenden en coachen informeren elkaar en delen ervaringen op basis waarvan nieuwe keuzes gemaakt kunnen worden.

Toegang tot hulpbronnen uitbreiden Om ‘de lasten van het leven’ te dragen, doen mensen op diverse hulpbronnen (resources) een beroep. Mensen uit maatschappelijk kwetsbare groepen hebben door hun sociale situatie (bv. geen ondersteunend netwerk, weinig geld, geen poetsvrouw, weinig opleiding, weinig informatie over ondersteuningsmogelijkheden) minder hulpbronnen waaruit ze kunnen putten. Versterken betekent dat je ervoor zorgt dat mensen meer toegang krijgen tot hulpbronnen. Dit brengt ons terug bij wat we in het voorgaande punt reeds aanstipten: de mogelijkheid om informatie over mogelijke hulpbronnen in het gezin binnen te brengen. Richt je daarbij op die levensdomeinen en thema’s waar het gezin belang aan hecht. Geef hen informatie over belangrijke rechten en ondersteuningsmogelijkheden, diensten waarop ze beroep kunnen doen en de manier waarop ze aan deze voordelen kunnen geraken. De website www.rechtenverkenner.be kan daarbij een hulp zijn. Je ondersteunt het gezin om zelf stappen te zetten om hun rechten te bekomen. De verzorgende kan bijvoorbeeld meegaan naar een dienst, een gezinslid stimuleren om dat zelf te doen of de vraag samen voorbereiden. Naast de inbreng van meer formele ondersteuningsmogelijkheden, kan een verzorgende heel wat praktische ervaring van andere gezinnen, van haarzelf of van andere verzorgenden binnen brengen. Andere gezinnen hebben misschien met weinig middelen een gelijkaardig probleem kunnen oplossen. De verzorgende kan die vaardigheden, tips en weetjes doorgeven van het ene gezin naar het andere.

Ja, ze [de verzorgende] geeft me hinten. Hinten, ja, of een voorbeeld dat ze bij haar thuis toepast, of uit ervaring. En dan is dat van nu, ja, neem ik dat aan of probeer ik dat. (moeder Lelie)

De gezinsleden aanmoedigen om contact te leggen met andere ouders kan in sommige situaties versterkend werken. Na het bakken van pannenkoeken of wafels kan de verzorgende moeder bijvoorbeeld stimuleren om de buurvrouw(en) er een aantal van te bezorgen of op de koffie te

243


vragen. De verzorgende kan het gezin stimuleren om een beroep te ‘durven’ doen op andere mensen. Bijvoorbeeld voor het vervoer van de kinderen naar een verjaardagsfeestje, om boodschappen mee te brengen enz. Mensen kunnen veel steun vinden bij lotgenoten. Het is de moeite waard om te zoeken hoe we hen kunnen laten ervaren wat het aansluiten bij een groep kan betekenen: • • • •

niet alleen staan met problemen, elkaar erbovenop helpen, krachten bij jezelf ontdekken waardoor je de groep nog iets kan bijleren, begrip vinden bij elkaar.

Het is een pluspunt als je gezinnen in contact kan brengen met bijvoorbeeld het buurtwerk, een sociaal-culturele organisatie, een sportclub, de ouderraad of een andere vereniging. Uiteraard kan dit alleen uitnodigend zijn en niet dwingend. Meer informatie over het verbreden van het netwerk rond gezinnen, vind je in hoofdstuk 4. Het geeft je een beknopt overzicht van Naar aanleiding van 17 oktober een aantal initiatieven die daarbij ingezet kunnen worden. organiseerde het Trefpunt Armoede een grote barbecue aan een zeer voordelige prijs. De verzorgende ging mee met Alain om het gezin in te schrijven. Het werd een leuke Ja, die vereniging waar armen het woord nemen, daar ging dag. De vereniging zal dit gezin Thuiscompagnie in het begin ook mee naar toe. Via hen spontaan uitnodigen voor haar hebben we dat leren kennen. (moeder Kimberly, die als volgende activiteit. vrijwilligster bij die vereniging werkt)

Geloof in zichzelf verhogen Het geloof in zichzelf kan een sterke beschermende factor zijn of een motiverende rol spelen. Niet iedereen blaakt echter van zelfvertrouwen. De coach of verzorgende stimuleert het ‘ik kan het’-gevoel. Ze motiveren.

Ik had dat [Thuiscompagnie] aangevraagd voor huishoudelijke hulp. Om te poetsen, te koken en om zo ook zelf meer gemotiveerd te worden om het later zelf te doen, voor eens de verzorgende niet meer zou komen. … [Wat betekent de verzorgende?] Veel. Ze motiveert. … Er is veel veranderd. Het huis is properder, het is meer op orde … we kunnen nu terug mensen ontvangen. Ik ben zelf terug meer gemotiveerd, ze ondersteunt ons. (moeder Lien)

[moeder Kimberly kan door de steun ‘alles meer inzien’, ze kan zich beter organiseren om huishoudelijke taken gedaan te krijgen, te combineren: poetsen, eten maken, met kind bezig zijn] Van die berg hebben ze kleine hoopjes gemaakt … zo die motiverende dingen, waar dat ge naartoe kunt streven. Zo een beetje competitief bij mezelf zijn (lacht). Ja, ge moet vergelijken van vroeger tot nu, denk ik dikwijls in mezelf. … Mijn zelfbeeld gaat nu terug omhoog. Door de positieve kritiek (lacht) (moeder Kimberly)

De verzorgende en de coach stimuleren de gezinsleden om zelf acties te ondernemen, in kleine stappen. Je kan bijvoorbeeld samen zoeken naar een vuurmoment: een situatie waarbij ze van zichzelf niet gedacht hadden het aan te kunnen en waar het wonderwel toch gelukt is. • Welke context heeft ervoor gezorgd dat dit mogelijk was? • Welke vaardigheden en inzichten hebben ze daarvoor gebruikt? • Wat blijft er bij als leerpunt voor de toekomst?

244

Methodieken & instrumenten vertaald naar Thuiscompagnie


Probeer vooral aandacht te hebben voor veerkrachtelementen zoals inzicht (begrijpen), humor, relaties, onafhankelijkheid, initiatief, creativiteit en waardebeleving.

Sara heeft gebroken met haar verleden. Via het OCMW heeft ze een nieuw huis gekregen. Ze slaagt erin dat proper te houden en ze heeft het er gezellig gemaakt. Het is een ruime woning, maar de kinderen kunnen niet buiten spelen (onveilig). Met de verhuis heeft Sara een punt gezet achter haar zwaar verleden. Ze heeft een hele weg afgelegd maar is nu in staat om zelf het huishouden te runnen. Ze maakt eten klaar, wast, strijkt en onderhoudt het huis. Er is een basisstructuur. Sara is een sterke vrouw. Ze is vastbesloten om werk te vinden. Maar ‘huiswerk opvolgen, dat kan ik niet’. De verzorgende merkt dat Sara haar gevoelens moeilijk aan haar kinderen kan tonen. Er is weinig plaats voor een knuffel, een aai, een compliment. De verzorgende legt zich nu meer toe op het ondersteunen van de moeder bij de opvoeding. Ook als is de insteek van gezinszorg vooral het praktische in huis, toch kan de verzorgende hier betekenisvol zijn en Sara de kans geven om te groeien. Vanuit het bezig zijn rond opvoeden kan de verzorgende verbinding leggen met de kindertijd van Sara. Voor het opvoeden van je kinderen is je eigen opvoeding het eerste referentiekader. Het gaat over wat je zelf als kind hebt meegemaakt en hoe je dat hebt beleefd. Het is dan zoeken naar een passende taal om daarover met Sara te praten. Praten over dat eigen verleden kan heel betekenisvol zijn en Sara helpen om patronen en (nieuwe) mogelijkheden te zien. Als Sara voelt dat ze aan de kinderen niet kan geven wat de verzorgende wel kan geven, is het belangrijk dat ze weet dat ze daarom geen slechte moeder is. Vanuit een positieve bevestiging van haar moederrol, kunnen Sara en verzorgende gaan zoeken naar wat Sara wel kan geven (bv. een schouderklopje, een vraag stellen, luisteren). De verzorgende kan een verbinding krijgen met Sara op basis van de gemeenschappelijkheid in hun beider levensverhaal. Die verbinding ligt in het elkaar kennen, in het elkaar begrijpen in opvoedingsverhalen en het lukken en niet lukken daarbij. Het vertrouwen dat daaruit kan ontstaan, is de troef van de verzorgende. Het is haar hefboom. De coach moet die kracht duidelijk benoemen aan de verzorgende zodat ze zich daarvan bewust wordt en ze daarmee leert omgaan. De positie en de opdracht van de verzorgende maakt het mogelijk om deze verbinding te kunnen leggen. De verzorgende brengt zichzelf binnen in functie van de begeleiding: als een spiegel, een toetssteen, een referentiekader.

Verhogen van assertiviteit Assertieve mensen kunnen opkomen voor zichzelf zonder anderen te benadelen. Een assertieve verzorgende kan aangeven waar haar grenzen liggen zonder de ander te kwetsen. Assertieve gezinnen zijn gezinnen die ondermeer durven zeggen dat ze de hulp anders hadden verwacht. Ze worden uitgedaagd om feedback te geven. Als het gezin een opmerking formuleert ten aanzien van de verzorgende, dan wordt dit gezien als een extra kans om de hulp beter af te stemmen op het gezin.

Sien (verzorgende): Dat is ook wat ik u de eerste keer dat ik hier was gezegd heb he? Ik kom hier niet om u te zeggen wat dat ge moet doen. Ik kom om u te helpen, voor samen he? Lisa (moeder): Ja. Sien (verzorgende): En ik zeg ‘Als er iets is wat dat u niet aanstaat, zeg het maar he?’ Lisa (moeder): Ja, maar dan zeg ik het ook.

Als je door de bril van het versterkend werken kijkt, is het durven uiten van kritiek een positieve stap en een signaal dat vertrouwen kan groeien. De gezinnen worden door de verzorgende en de coach gestimuleerd om: • voor hun belangen op te komen op een positieve manier, • in conflictsituaties op een positieve manier assertief te zijn, • neen te kunnen zeggen tegen reclame en agressieve verkoopstechnieken, tegen hulp die teveel wordt, die als bemoeienis of als te verregaand wordt ervaren.

245


Bij een conflictsituatie probeer je met het gezin stil te staan bij de verschillende perspectieven waarmee je naar die situatie kan kijken. Eerst sta je stil bij het gezin en hun kijk op die conflictsituatie. Vervolgens sta je stil bij het perspectief van de verzorgende (en/of andere hulpverleners). Alle zienswijzen kloppen op een bepaalde manier en zijn valabel. Er wordt erkenning gegeven aan de diverse zienswijzen en achterliggende betekenissen en gevoelens. Je zoekt naar een taal die ruimte laat voor verschil én helpt om de kloof te overbruggen. Is het ergens mogelijk een gemeenschappelijke zienswijze of belang te ontdekken?

De relatie tussen de verzorgende en Laura zit goed. Tweemaal in de week zien ze elkaar. Laura weet ondertussen wat ze aan de verzorgende heeft. En dan komt de coach op bezoek. Laura (en misschien ook de verzorgende) heeft in eerste instantie het gevoel dat ‘het systeem’ zich komt moeien en controleren. Laura laat de coach binnen. Laura praat tegen de coach. Laura verzet zich niet met woorden tegen het bezoek. Ze stelt zich niet agressief op, wel stoer. Als de coach er is, blijft Laura sms’en. De stijl die Laura hanteert naar haar kinderen, hanteert ze ook naar de coach. Ze zegt: ‘Je moet me nemen zoals ik ben’. Ze is duidelijk. Laura is vriendelijk als de coach komt, maar ook kordaat: ‘Kom geen spelletjes met mij spelen zoals die andere dienst’. De coach begrijpt daaruit: ‘Ga niet wroeten in mijn innerlijke en in mijn verleden. Blijf af van het dieperliggende, ik heb geen therapeut nodig.’ Die houding schrikt de coach af. Tegelijk zit hierin de kracht van Laura. De coach wordt door haar ervaren als iemand die ‘boven’ staat, maar ze zegt er wel haar gedacht tegen. Ze laat zich niet doen door ‘de baas’. Laura is eerlijk en spontaan. De boodschap is duidelijk: je mag binnenkomen maar niet om ‘spelletjes te spelen’. De coach respecteert de inhoud van die boodschap. Het is een uitdaging voor de coach om Laura in deze houding te bekrachtigen (invoegen) en taal te geven aan de risico’s van deze stijl (toevoegen).

Verder in dit hoofdstuk lees je meer over hoe je kan invoegen en toevoegen.

Omgaan met boosheid Omgaan met boosheid betekent in de eerste plaats dat je gevoelens van boosheid niet ontkent en een manier zoekt om er mee om te gaan. Werkpunten voor de gezinsleden en voor de verzorgenden en de coach kunnen dan zijn: • leren omgaan met tegenslagen en boosheid, • niet blijven steken in de boosheid maar het zien als een signaal om iets te ondernemen, • gevoel van machteloosheid en slachtofferrol bespreekbaar stellen, stilstaan bij ‘benadeling’ en tips geven om hier mee om te gaan, leren uit ervaringen van anderen.

Een verzorgende heeft met een papa afgesproken dat hij meehelpt maar dat hij, als het hem teveel wordt, een sigaretje op het terras gaat roken. In een ander gezin is de afspraak dat mama naar de veranda gaat als een opmerking van de verzorgende haar te zeer raakt. Achteraf, als de boosheid wat gezakt is, kan er dan op worden teruggekomen.

Een verzorgende in huis kan voor het gezin belastend zijn, zeker als die verzorgende daarenboven verwacht dat je altijd meehelpt. Misschien wordt het hen soms te veel of ervaren ze het als een inbreuk op hun vrijheid. Of zegt de verzorgende, zonder dat ze zich daarvan bewust is, iets dat hen kwetst.

Nodig gezinsleden uit om aan te geven wat hen boos maakt, probeer samen met hen de gevoelens die daarachter steken te benoemen. Ook de verzorgende kan een zekere boosheid voelen ten aanzien van het gezin. De coach kan haar ondersteunen om daarover te praten waardoor de verzorgende meer inzicht kan krijgen in haar eigen handelen en een manier kan zoeken om daarmee om te gaan.

246

Methodieken & instrumenten vertaald naar Thuiscompagnie


• Wat maakte je boos? Waarover ging het? • Wat is er gebeurd (vraag naar feiten)? • Wat betekende dat voor jou (vraag naar de eigen interpretatie)? Kan je vertellen wat dat met je deed? • Wat betekende dat voor de andere betrokkenen? Hoe zagen zij het? Wat deed dat met hen? • Wat wil je in de toekomst als dit nog eens gebeurt?

Charlotte (verzorgende): Als je zoon zo zijn dinge heeft, dat ge weet dat ge efkes moet. Dat heb ik in het begin ook gezegd van ‘ga efkes buiten’, dan zijt ge een beetje kalmer als ge terug binnen komt. Zeker als die zo kwetsend uit de hoek komt. Dat doet toch altijd pijn he? Ook al weet ge, het is een kind Filip (vader): Ja, en ik ben nogal gevoelig Charlotte (verzorgende): Dan praten we daarover he? Filip (vader): Ja, nu is het al veel beter. Ja, soms heeft hij nog van die dinges, maar het is al minder. Of hij zit altijd te zeggen van dat ik hem niet graag zie of ik haat hem. Dat zegt hij nu wel minder dan in het begin, dat is nu minder. … Charlotte (verzorgende): Ja, als hij kwaad is, dan zegt hij echt kwetsende dingen, van ‘ik haat u of ik moet u niet’ … zo van die dingen he?

Kritisch denken Mensen mogen vragen stellen bij wat de verzorgende doet, bij wat de dienst zegt of bij wat hulpverleners verwachten. Ze mogen de werkelijkheid kritisch benaderen. Ze moeten niet blindelings meegaan in de probleemdefinitie van anderen of in het negatieve beeld dat ze, onder invloed van oordelen van anderen, van zichzelf hebben gevormd. Er moet ruimte zijn om ‘alles’ genuanceerder te zien, om dingen kritisch in vraag te stellen, om te leren inschatten hoe een bepaald antwoord of gedrag door de ander gezien kan worden en wat daar de gevolgen van kunnen zijn. Hoe kun je een andere kijk aanbrengen zonder de ander te bruuskeren? Je moet alert zijn voor de reflexieve bedenkingen die mensen over zichzelf, de ander of de omgeving maken. Die grijp je aan om hen te helpen snappen wat ze voelen, denken, doen en waarom. Je helpt hen begrijpen wat het effect van hun gedrag is op de ander of waarom de ander doet zoals hij doet (= mentaliseren). Het is een kwestie van ruimte geven aan de ander en stilstaan bij zijn kijk, om op het juiste tempo te zoeken naar een taal en betekenis die toevoegt en verrijkt. Je kan dit visueel maken door op een blad verschillende kadertjes naast elkaar te tekenen. Je eigen kijk wordt in een vakje geplaatst, de kijk van een ander in een ander vakje. Welke ingang is mogelijk om een andere kijk binnen te brengen? Ga je herkaderen (cf. door een krachtenbril kijken) en/of ga je spiegelen (cf. Hoe zien anderen het? Wat lokt het bij anderen uit?, zie pagina 258).

247


Vooroordelen ten aanzien van maatschappelijk kwetsbare gezinnen doorbreken Niet alleen gezinnen, maar ook de coach en de verzorgende worden regelmatig met vooroordelen ten aanzien van maatschappelijk kwetsbare gezinnen geconfronteerd. Een essentieel onderdeel van de opdracht van de coach en de verzorgende is om de competenties en de inzet van het gezin voor andere hulpverleners en het netwerk van het gezin zichtbaar te maken en die vooroordelen te doorbreken. Dit kan door regelmatig de inzet, de competenties en de draagkracht van het gezin naar andere hulpverleners en vertegenwoordigers van de samenleving terug te koppelen. We denken dan bijvoorbeeld aan leerkrachten, de schooldirecteur, een CLB-medewerker, de huisarts, de maatschappelijk werker van het OCMW, de consulent van het comitĂŠ voor Bijzondere Jeugdzorg of andere hulpverleners die deel uitmaken van het Lokaal CliĂŤntoverleg (zie hoofdstuk 10). Om het krachtgericht perspectief in te brengen, moet je als coach manieren zoeken om sterke kanten zichtbaar te maken en om moeilijke kanten in een positieve taal aan te brengen. Verschillende dingen kunnen je daarbij helpen: met de verzorgende regelmatig stilstaan bij het positief herkaderen van de gezinssituatie, met het gezin zoeken naar de eigen sterktes en die uitdrukkelijk benoemen (bv. in de evolutiebesprekingen, zie ).

248

Methodieken & instrumenten vertaald naar Thuiscompagnie


5. Invoegen en toevoegen

Invoegen en toevoegen zijn geen tegengestelde termen. Invoegen is een basishouding: je vertrekt vanuit een werkelijke interesse in de cliënt als menselijk wezen en vanuit respect voor zijn autonomie. Je voegt je in in de gevoelens, in het perspectief en de leefwereld van het gezin en je laat horen dat die er mogen zijn. Het is een niet-veroordelend kijken en een voorwaarde om verbinding te kunnen leggen. Je kan alleen toevoegen als je bereid bent je in het gezin in te voegen. Zonder die verbinding roept toevoegen enkel weerstand op.

Meerzijdige partijdigheid

Niet toevoegen is niet OK. Je komt juist in het gezin om beweging te brengen en om de keuzemogelijkheden van het gezin te vergroten. Je moet hiervoor wel tijd nemen en geven. Toevoegen duidt niet op dwang. Je voegt toe in de hoop dat het gezin hieruit elementen oppikt en zich eigen maakt. Als je de keuze- en veranderingsmogelijkheden van het gezin wil vergroten, dan zal je hierover met hen moeten praten en samen op zoek gaan naar wat zij nodig hebben om die verandering in te zetten.

INVOEGEN

• • • •

LUISTEREN PARAFRASEREN ERKENNING GEVEN ORDENEN RICHTING GEVEN VERBREDEN • betekenis voor coach • ruimer verhaal • aanvankelijk doel • ...

coachingsgesprek

TOEVOEGEN

• perspectief geven • vanuit verhaal van verzorgende perspectief van cliënt binnenbrengen • binnenkant-buitenkant-overkant • PERSPECTIEF OMGEVING INBRENGEN • dienst • sectorverantwoordelijke • andere hulpverleners • KADEREN - STRUCTUREREN - BREDER GEHEEL

Figuur 2 geeft je een overzicht van de gesprekstechnieken die je bij het invoegen en toevoegen kan inzetten. Elders in dit hoofdstuk worden die besproken.

249


Invoegen Wat is invoegen? Invoegen betekent aansluiten op de leefwereld en het perspectief van de gezinsleden. Je legt je vooroordelen en je eigen bril even opzij en je gaat mee in hun denk- en leefwereld. Je maakt contact en laat voelen dat de andere zichzelf mag zijn. Je spreekt de gezinsleden aan op dingen die hen bezig houden, waar ze mee bezig zijn. Het heeft veel te maken met de basishouding van waaruit je in het gezin staat en je taak opneemt. Je stapt bewust af van het strenge, veroordelende kijken. Je laat voelen dat wat je hoort en ervaart er mag zijn.

Hoe voeg je je in? Verschillende aandachtspunten en basisprincipes om je in te voegen zijn ‘niet nieuw’. Je kan ze terug vinden in de voorgaande punten (o.a. Dialoog vanuit een krachtenperspectief, Positief herkaderen en de Empowermentbloem). We zetten ze gemakkelijkheidshalve nog eens op een rijtje: • Je vertraagt en staat stil bij wat je waarneemt en hoe het gezin zich in zijn leefwereld presenteert. • Je stelt je nederig op, kwetsbaar. • Je luistert actief. Je laat voelen dat je betrokken bent en oprecht geïnteresseerd in hun verhaal en hun beleving. • Je stelt je op als iemand die verwonderd is, vanuit een niet-weten, als iemand die echt wil weten wat het gezin bezighoudt. Je oordeelt niet direct. • Je doet moeite om echt te begrijpen wat mensen willen zeggen. Je praat zelf met woorden die het gezin verstaat. Om tot een effectieve communicatie te komen, moet je immers elkaars boodschap begrijpen. Check dat regelmatig in het gesprek: ‘Begrijp ik je goed als ik het zo samenvat …’ en check regelmatig of de cliënt jou begrijpt. • Je blijft jezelf. Je bent authentiek, echt. Je laat zien dat je een gewone mens bent met eigen krachten en gevoeligheden. • Je sluit aan bij het tempo en de thema’s van het gezin. Jij bent er niet om te vertellen wat jij vindt dat het gezin zou moeten doen of wat goed voor hen zou zijn. Je moet vooral luisteren en vragen waar het gezin zelf last van heeft en waar ze aan willen werken. Je stelt vragen die het gezin zelf aan het denken zet. Je vult het niet voor hen in. • Je geeft ik-boodschappen. Als de radio of TV aanstaat, dan zeg je: ‘Ik zou het fijn vinden om eens met je door te praten over … als het rustig is’, in plaats van ‘Als de TV aanstaat, dan kunnen we niet praten’.

• Je zegt wat je doet en je doet wat je zegt. Zeker in een eerste fase zal je vertrouwen moeten opbouwen. Dat vertrouwen kan je winnen door je afspraken na te komen, door iets concreets voor hen te doen, door het aangeboden kopje koffie te aanvaarden, door terug te komen op iets wat ze op een ander moment hebben verteld enz. • Je praat open en positief. Je richt je op mogelijkheden en dingen die goed gaan. • Je leert de waarden en normen van het gezin kennen. Je velt er geen oordeel over en probeert die niet te veranderen. ‘Ik zie heel wat leven in de brouwerij vandaag. • Je brengt verbindende boodschappen Voor mij voelt dit aan als een gezellige boel.’ vanuit jezelf.

250

Methodieken & instrumenten vertaald naar Thuiscompagnie


Invoegen zal altijd een deel zijn van de manier waarop je in het gezin aanwezig bent. Je stopt bijvoorbeeld niet met invoegen na de intakefase of na drie maanden. Het is een houding waarin je belangstelling toont voor de gezinsleden, waarin je open staat voor hoe het gezin leeft, hoe het gezin doet en hoe het gezin denkt. Invoegen is een manier om je respect en waardering te tonen voor de mensen zoals ze zijn. Door je in te voegen, verklein je de kans dat gezinsleden je aanwezigheid als ‘bruuskerend’ ervaren. Het maakt de kans groter dat zij openstaan voor jouw aanwezigheid en jouw interventies.

Toevoegen Wat is toevoegen? Met toevoegen breng je nieuwe, nog niet gekende elementen binnen in het gezin. Toevoegen is vernieuwen: andere voeding of nieuwe producten binnenbrengen, een andere manier van doen of een nieuwe aanpak tonen, maar ook een andere kijk laten horen, een andere stijl van communiceren hanteren, je diepere ik laten horen, blinde vlekken laten zien enz. Door toevoegen vergroot je de (gedrags)alternatieven en de keuzemogelijkheden van het gezin. Ze kunnen hiervan iets meepikken of ze kunnen het langs zich heen laten gaan.

Als je merkt dat er geen poetsproduct in huis is, vraag je niet meteen of je een product mag gaan kopen. Je vraagt beter eerst wat het gezin gewoonlijk gebruikt om te poetsen. Het gesprek over mogelijke poetsproducten kan dan beginnen. Is dat een kwestie van geen geld of van niet weten wat te kopen? En wat wil het gezin nu dat er verder mee gebeurt?

Toevoegen betekent dus niet dat je zelf of de verzorgende zegt of voordoet ‘hoe het beter moet’. Toevoegen is het gezin een keuzemogelijkheid extra geven. Je biedt mogelijkheden aan, je dwingt niet. Je staat er even bij stil en geeft hen de kans om te proberen. Om de kans te vergroten dat het gezin iets doet met wat de verzorgende toevoegt, zijn de volgende ingrediënten essentieel: • Echtheid: De verzorgende moet laten zien wat het met haar doet dat mama nu zo vaak afwezig is en daarover met haar durft praten. • Oprecht in houding: zeggen wat je doet en doen wat je zegt De verzorgende (coach) moet laten zien dat ze echt voor het gezin gaat, dat ze achter hen staat, dat ze hen niet onder valse voorwendsels dingen wil laten doen die ze niet willen. • Vertrouwensband, sfeer van vertrouwen • Duidelijkheid: soms is het nodig om uitdrukkelijk te wijzen op de gevolgen van de keuzes die ze maken (zie verder, Spiegelen).

‘Ik zou het niet erg vinden om veel katten te hebben, als het niet zo zou stinken. Heb jij daar geen last van?’

Toevoegen kan een bewuste keuze zijn, maar dat is niet altijd het geval. Wat jij en de verzorgende ‘gewoon’ vinden, zal dat voor het gezin niet altijd zijn. Door binnen te komen in een gezin, voegen we iets toe ook al hebben we daar niet bewust over nagedacht. Je kan niet ‘niet toevoegen’. Wat voor de verzorgende routine lijkt, kan voor het gezin iets zijn wat ze niet kennen. Onbewust toevoegen heeft zijn waarde. Zolang je je vanuit een open basishouding invoegt, zal het gezin aanvaarden dat je toevoegt. Zoals eerder al vermeld, moet je blijven invoegen, ook al kom je al jaren in het gezin. Je kan immers niet tegelijk op alle domeinen dingen toevoegen.

251


De verzorgende heeft het gevoel dat de klad erin zit: het gezin lijkt niet meer vooruit te gaan. Ze voelt haar werk in het gezin aan als routine, ze ziet niets feitelijks meer veranderen. Maar moeder kan dit anders zien. Wil de verzorgende niet teveel en loopt ze daardoor over moeder heen? Voor moeder biedt die routine misschien juist de structuur die ze nodig heeft om te kunnen functioneren. Voor haar is alles in verandering.

Sta regelmatig stil bij het effect van toevoegen. Kan het gezin jouw toevoegende opmerking horen? Zien ze waarin jouw aanpak en handelen verschilt van wat ze gewoon zijn? Wat brengt dat teweeg: erkenning, enthousiasme, verwerping of iets anders?

Communicatie over toevoegen is een meerwaarde Toevoegen is vooral doen (bv. voordoen, samen inoefenen, laten proberen enz.). Maar als je wil dat toevoegen tot verandering leidt, is communicatie over dat doen een absolute voorwaarde. Je maakt een aanpak bespreekbaar, je benoemt wat je doet, hoe je dat doet en waarom je dat doet. Dat praten is essentieel. Gezinnen zien immers soms niet dat ze het anders kunnen doen. Ze kunnen wel zien dat het bij de verzorgende vlotter gaat. Maar het is moeilijk om te ontdekken wat de verzorgende dan juist anders doet. Mensen denken eerder dat het aan henzelf ligt (bv. ‘Het lukt mij niet. Het lukt de verzorgende wel.’), dan dat ze het als een handelswijze zien die ze ook zelf zouden ‘kunnen’ toepassen. Daarom moet de verzorgende op de één of andere manier laten zien dat het een manier van doen is én praten over wat ze doet, hoe ze dat doet en waarom ze dat doet. Dat is niet altijd gemakkelijk want hoe praat je daarover? Zeker in de gezinnen waar dialoog eerder uitzondering is dan regel. Verzorgenden beschikken door de band genomen echter over heel wat mogelijkheden die hen toelaten om niet ‘geforceerd’ over te komen. Hun taalgebruik sluit meestal nauw aan bij dat van de gezinnen of ze weten zich daarbij aan te sluiten, het praten kan tijdens het doen, ‘tussen de soep en de patatten’ door. De coach moet de verzorgenden wel alert maken op het toevoegen, haar bevragen om haar bewust te maken over wat en waar ze toevoegt. De coach moet haar ondersteunen om daarover met het gezin te praten.

Jouw visie binnen brengen (toevoegen) zonder te kwetsen? Respect hebben voor de leefwereld van de cliënt betekent niet dat je je eigen normen en waarden moet veranderen. Het is belangrijk dat je jouw kijk binnenbrengt. Daarover in gesprek gaan zonder het grote gelijk te willen halen, dat is de uitdaging. Een andere visie binnenbrengen doe je best op een passend moment. Om een betekenisvolle toevoeging te kunnen maken, moet er mentale ruimte zijn en moet de sfeer goed zijn. Je brengt dit best in de vorm van een voorstel dat aansluit bij het gezin zodat het gehoord kan worden én dat genoeg verschilt zodat het opvalt. Bij deze interventie spiegel je de kijk van het gezin aan jouw kijk. Zo breng je een toegevoegde dynamiek in het gesprek.

‘We zouden samen opruimen, was afgesproken. Ik zie dat dat voor jou moeilijk is. Wil je erover praten?’

Luisteren, oprechte belangstelling tonen en vragen, het brengt je verder dan een veroordelende tussenkomst over bijvoorbeeld het aantal katten dat ze hebben of over wat ze die katten toestaan. Als je bijvoorbeeld zegt ‘Als je nog een kat bijneemt, dan kom ik niet meer’, dan gaat de deur toe. Probeer daarentegen tot een gelijkwaardige dialoog te komen en zoek daarbij naar de beweegredenen zodat je kan begrijpen waarom die katten belangrijk zijn. Ga in gesprek zodat ze kunnen inbrengen wat ze daar leuk aan vinden, waarom ze dat willen (bv. ‘het zijn mijn kindjes’). Luister naar het gezin en sta open voor wat ze inbrengen, ook al botst dat heel erg met je eigen gevoel van hoe het hoort.

252

Methodieken & instrumenten vertaald naar Thuiscompagnie


Laat daarbij zien dat je begrijpt wat iets voor het gezin bete­ kent en toon dat je dat respecteert. Probeer m.a.w. door een andere bril te kijken: de bril van het gezin. Maar weet dat je wel van bril kan veranderen maar niet van ogen. Je moet je eigen grondgevoel en waarden niet verloochenen. Je mag dat uiten en binnen brengen op een respectvolle manier (bv. vertellen hoe jij het ziet en voelt of hoe jij dingen doet). Je hanteert het model: eerst invoegen en dan toevoegen. Als het gezin bijvoorbeeld hoog oploopt met katten, dan kan je gerust zeggen dat je niet zo’n kattenliefhebber bent, als je maar laat voelen dat je erin kan komen dat die katten veel kunnen betekenen. ‘Ik hou meer van honden dan van katten. Ik laat mijn hond ook in huis omdat ik dat gezellig vind als die er is. Ik zie dat jij je kat ook graag hebt. Je kat mag binnen en je laat ze uit je bord eten als je aan tafel zit. Je verdraagt daar precies veel van?’

Luister eerst en zoek dan samen uit: kunnen we samen verder? Met welk doel heeft het gezin Thuiscompagnie ingeschakeld? Kunnen we werken aan die doelstelling, ook als er 10 katten of 13 honden rondlopen, als een hond voortdurend in huis aan het plassen gaat, … of kan dat niet? Laat duidelijk zijn, met 13 honden in huis kan je niet poetsen, dan geeft de verzorgende het op. En de verzorgende is niet in het gezin om de rommel van de hond of de kat op te kuisen. Dat is veelal niet de vraag van het gezin. Voor het gezin kunnen die plassen niet belangrijk zijn, anders zouden ze die zelf weg doen of zich generen. Je aanvaardt dat zij dat niet belangrijk vinden en brengt daarbij jouw kijk binnen. Je moet durven zeggen dat je dat niet telkens wil opkuisen en durven zeggen wat je graag zou hebben. Vermijd een beschuldigende of afwijzende toon. Een reactie zoals ‘Oei, de hond heeft geplast op mijn pas gewassen vloer! Dat kuis ik wel niet op hoor!’, of ‘Als er geen honden weg gaan, dan kunnen we niet verder.’ roept strijd op. Op die manier geef je impliciet de boodschap dat je het gezin en hun levenswijze afwijst en dat jij de regels in huis wil stellen. Je moet uit de discussie van ‘het grote gelijk’ blijven want dan ga je een strijd aan en die verlies je altijd: het zijn ‘mijn’ honden, het is ‘mijn’ leven, die honden zijn van ’mij’ en ‘ik beslis zelf wel wat ik met mijn honden doe. Jij moet me dat niet komen vertellen’. Je moet daarentegen komen tot een dialoog. Zie de aanwezigheid van die plassende hond of die 10 katten of 13 honden niet als een probleem, maar als een uitdaging om verbinding te leggen. Ze zorgen voor een situatie die je toelaat om een proces aan te gaan met het gezin, om tot afstemming te komen.

‘Als jij die plas opveegt, dan kan ik alvast met stofzuigen beginnen.’ ‘Vandaag heb ik de plassen van de hond opgeveegd. Ik zou het fijn vinden als je dat morgen zelf doet. Dan kan ik andere dingen doen.’ ‘Oei, de hond heeft geplast en net nu alles juist proper was. Stoort je dat of is dat het minste van je zorgen?’ ‘OK, jullie houden van honden, maar tegelijk willen jullie het opgeruimd hebben. Hoe kunnen we dat nu aanpakken? We willen samen een proper huis, daar zijn we het over eens. Maar als de honden blijven loslopen terwijl de verzorgende met nat bezig is, dan krijgen we niks proper omdat de honden daar altijd terug doorlopen. Kan je ze misschien in 1 kamer houden terwijl de verzorgende de andere kamer poetst? Zou dat lukken? Of kunnen we nog iets anders doen?’

Door zo in dialoog te gaan, kan je misschien wel praten over die 13 honden. ‘Waarom zijn er zoveel honden? Heb je die allemaal gewild?’ Dat kan leiden tot meer bewustzijn bij het gezin … ‘13 honden is te veel …’

253


Julie (verzorgende): Ik had er goesting in om er samen weer tegen aan te gaan zoals vorige week, maar als ik die honden zie, dan zie ik het niet meer zitten … Annemie (moeder): Denk je dat het gemakkelijk is om met al die honden uit wandelen te gaan, omdat jij komt? Julie: Ik hoor een beetje een verwijt naar mij toe. Maar ik hoor vooral dat dertien honden uitlaten een helse klus is. Zeg je dan ook dat je wel eens goed zou willen doorkuisen, zonder dat de honden in huis zijn? Annemie: Ik weet wel hoor dat er een grote poetsbeurt nodig is. Julie: Daar zijn we het over eens. Wat maakt het moeilijk om te regelen dat de honden niet in de weg lopen? Is het omdat het er zoveel zijn of omdat niemand wil meehelpen om de honden uit te laten? Annemie: Moest Jan [partner] eens uit de zetel komen, dat zou al een verschil maken. Julie: Kan het zijn dat Jan ook denkt: ‘dertien honden, dat wordt me weer een toestand …’? Annemie: Ik weet het wel, eigenlijk hebben we het niet meer in de hand. Met de helft minder zou het al iets helemaal anders kunnen zijn. Julie: Dit geeft me terug wat moed. Hoe krijgen we Jan terug mee aan de slag zodat we ook met het poetswerk kunnen beginnen?

Het kan zijn dat er voor jouw een grens is waar je niet over kan. Bijvoorbeeld: ‘er moet een hond weg, anders kunnen we niet werken’, blijf dan samen zoeken hoe dat dat zou kunnen.

Marie (verzorgende): Ik vind het echt knap dat je besloten hebt niet alle puppy’s te houden. Ik weet dat je ze graag bezig ziet. Voor hoeveel puppy’s kunnen we een andere plaats zoeken? Sandra (moeder): Ik wil er zeker nog 2 houden. Verzorgende: OK, ik wil je wel helpen zoeken naar een plaats voor de vijf andere. Wat vind je belangrijk als je de puppy’s wegbrengt? Sandra: Ik wil niet dat ze doodgemaakt worden. Marie: En wat nog meer? Sandra: Het moeten mensen zijn die ook van dieren houden.

Toevoegen is opdrachten herbekijken en verruimen Toevoegen is laten zien dat er andere manieren van doen zijn. Je kunt dingen tonen, voordoen en je kan over dingen praten. De keuze of ze daar op in willen gaan en op welk moment, ligt bij het gezin. Je kan hen wel vragen of ze het willen proberen. Het gezin weet immers wel dat je niet zomaar bij hen komt om een leuke babbel te slaan.

Ik verwacht heus wel dat die hulpverlener met een boodschap komt. Maar ik wil ook wel steun, want anders had ik hem niet binnengelaten. Dus elke keer als ik die hulpverlener zie, denk ik: nu gaat het komen; nu gaat die zeggen wat ik moet veranderen. En dat gevoel geeft stress want ik weet niet of ik daar al klaar voor ben. (Odette ervaringsdeskundige TAO)

Meestal is het gezin via de hulpverlening in contact gekomen met Thuiscompagnie. Ze weten echt wel dat niet alles van een leien dakje loopt en dat de hulpverlening daar bezorgd over is. Tijdens de intake is immers samen met hen een overzicht gemaakt van wat goed loopt en wat minder goed. Met het invoegen ga je vooral zoeken naar hun eigen idee van de zaken waaraan gewerkt zal moeten worden. Dat respecteer je. Je gaat daar in het begin mee aan de slag. Maar dat belet je niet om de terreinen waaraan je werkt of de opdrachten waarmee je bezig bent, na verloop van tijd te verruimen. Dat noemen we dan ‘mandaat krijgen’ om op andere terreinen te mogen werken. Ook dat is toevoegen. Er is niets mis mee als een verzorgende zegt: ‘ik ga de eerste weken nog veel dingen alleen doen. Maar vanaf volgende maand gaan we de taken verdelen. Hoe heb jij dat poetsen tot nu toe klaargekregen? Hoe ruim je op? Je hebt nooit opgeruimd? Wat deed je dan eerst vóór je met dweilen begon?’

254

Methodieken & instrumenten vertaald naar Thuiscompagnie


Toevoegen op maat Afgestemd op het gezin en op de situatie Wat je toevoegt (het model, de manier van doen, de aanpak) moet door het gezin ervaren worden als iets dat voor hen haalbaar is. Het moet aansluiten bij wat zij willen en kunnen. Wat je binnenbrengt, moet werken voor het gezin. Bedenk daarbij dat wat in het ene gezin werkt, niet (altijd) in een ander gezin werkt. We willen duurzame verandering. Dus moeten we zorgen dat wat we toevoegen zuurstof krijgt en verder kan gaan als we er na verloop van tijd niet meer zijn. De positieve verandering moet kunnen volgehouden worden. Het moet dus op maat zijn.

De kinderen zijn gedurende de hele zomervakantie niet buiten geweest. Ze speelden de hele tijd games. De verzorgende had vooraf met het gezin een schema op papier gezet: maandag en dinsdag geen games, woensdag 2 uur games. Maar dat was uitgelopen op een complete chaos. De kinderen luisterden helemaal niet meer. De regel ‘geen games’ was niet haalbaar. Het kostte Louisa en Jean veel te veel om die regel consequent te hanteren. Het leverde hen meer op om de regel los te laten, want dan waren de kinderen rustig. Wat is dan wel haalbaar? Louisa vond het toch belangrijk dat de kinderen af en toe buiten kwamen. Het idee om elke dag een kwartiertje samen buiten te gaan spelen, kwam van haar. En dat lukte wel.

Wat iemand doet, geeft aan in hoeverre iemand iets kan of wil met de verandering die je hebt binnengebracht (bv. een andere kijk, een ander model, een andere manier van doen). Maar oordeel niet te snel. In het voorbeeld hierboven zou je kunnen besluiten: ‘Ze houden zich niet aan het schema dat we hebben afgesproken, dus zijn ze niet voldoende gemotiveerd‘. Maar is dat zo? Alleen door daarover met de ouders te praten, kom je te weten wat er achter dat gedrag zit. Vragen die je altijd moet stellen zijn: • Wat betekent dat gedrag voor de cliënt, voor het gezin? • Wat drukt de cliënt er mee uit? • Wat vertelt het over de relatie tussen de cliënt/het gezin en de verzorgende/coach? Gedrag is een belangrijk indicator om te kijken of datgene wat je toevoegt, wordt aangenomen. Je kan er veel uit afleiden, maar laat je niet leiden door veronderstellingen. Je moet dus verder kijken dan wat dat gedrag op het eerste zicht voor je betekent. Praat erover en vraag er naar. Probeer meer inzicht te krijgen in het waarom van dat gedrag. Met dat inzicht kan je invullen wat toevoegen op maat betekent voor dit gezin in deze situatie.

Alles op zijn tijd Je moet verandering de tijd geven en het gezin positief blijven benaderen. Ups en downs komen, net zoals in andere ondersteunings- of behandelingstrajecten, ook in Thuiscompagnie voor. Je kan zien dat je beweging brengt: • als de relatie met de verzorgende goed blijft, als er zich een vertrouwensband ontwikkelt, • als de sfeer in huis verandert (bv. minder spanning, minder drukte, minder boosheid enz.), • als er materiële dingen veranderen (bv. de gang blijft vrij van dozen, de afwas stapelt zich niet meer op enz.).

255


De verzorgende heeft meer dan een jaar in een gezin met twee nesten poezen gewerkt. Die poezen bleven maar rondlopen. Dat wekte veel irritatie bij de verzorgende. Het gezin, fervente dierenliefhebbers, zag het probleem niet. Ze dachten dat ze wel iemand voor hun poesjes zouden vinden. Dat bleek ijdele hoop. Toen de poesjes groter werden, begonnen ze ook de gezinsleden in de weg te lopen. Daardoor kon de coach wel met hen over de poezen praten. Uit dat gesprek bleek dat ze ervan overtuigd waren dat het dierenasiel de poezen zou doden. De coach zocht samen met het gezin op internet op hoe het asiel werkt. Daar staat dat het asiel alle poezen in leven laat tenzij de poezen een ziekte hebben. Het gezin was nu bereid om een aantal poezen naar het asiel te brengen. Ze hebben dat ook effectief gedaan.

Om nieuwe dingen te kunnen binnenlaten, is een vorm van mentale rust nodig of ruimte in het hoofd. Hoe graag je ook ‘resultaten’ wil tonen van je aanwezigheid in het gezin, het gezin kan maar iets veranderen als ze zich bewust zijn van de situatie, beseffen in welke richting de verandering kan gaan en dus een alternatief hebben dat ze haalbaar vinden. De beslissing om dingen te veranderen moet je bij het gezin laten. Daar is altijd dialoog, tijd en geduld voor nodig. Soms kan er confrontatie nodig zijn om iets in beweging te krijgen. Maar die confrontatie (zie pagina 258) kan je pas aangaan als er een sterke vertrouwensband is.

Opbouw van een ondersteunend en richtinggevend gesprek Vooraleer je een nieuw gezichtspunt kan inbrengen, maak je eerst duidelijk dat je je gesprekspartner hebt gehoord en begrijpt wat iets voor hem betekent (invoegen). Dat geldt voor alle gesprekken, met wie je ze ook voert (bv. gezin, verzorgende, je kinderen, je partner, je collega, je baas, je buur enz.). Achtereenvolgens ga je tijdens het invoegen luisteren, erkenning geven, ordenen en verbreden. We illustreren dit aan de hand van een coachingsgesprek met een verzorgende.

Marie heeft drie kinderen. Ze reageert de laatste tijd behoorlijk nukkig op de verzorgende. Ze heeft laten horen dat de verzorgende geen pannenkoeken meer moet bakken of van die zever, maar haar meer moet helpen met opruimen. De verzorgende heeft een goede band met de kinderen. Die hebben graag dat ze komt.

Door goed te luisteren, geef je de verzorgende erkenning en kan ze op verhaal komen. Om mensen niet te verliezen moet je hen immers een platform geven om hun verhaal, hun visie te vertellen. Maak duidelijk dat je hebt gehoord wat ze zegt. In deze fase ga je nog geen vragen stellen. Tenzij de verzorgende niet spontaan tot een verhaal kan komen, dan kan en moet je haar helpen om te vertellen. Laat de verzorgende spontaan praten en haar verhaal vertellen vanuit haar beleving en wat het bij haar oproept. Geef regelmatig terug wat je hoort in het verhaal (=parafraseren) en toets af of je dat goed begrepen hebt. Laat zien dat je haar begrijpt, benoem haar beleving. Je moet het daarom niet met haar eens zijn. Geef je geen erkenning, dan roep je weerstand op en daardoor kunnen nieuwe gezichtspunten niet binnenkomen. Geef richting aan het verhaal. Door gerichte vragen te stellen kan je bij bepaalde thema’s komen. Door elementen uit het verhaal te ordenen, geef je structuur aan het gesprek.

Je zegt dat je snel kan werken. Tegen 12:00 uur heb je het hele huis aan kant. Dan ben je er nogal door moeten vliegen. Heb je dan wel tijd om eens een koffie te drinken?

Je kan gaan verbreden naar het aanvankelijk doel: waarom komen we eigenlijk in dat gezin? Weet je nog wat we wilden proberen? Of je kan bruggetjes maken:en waren de kinderen er bij? Zo kom je op een punt waarop je kan toevoegen. Je kan de verzorgende nu vragen om stil te staan bij de cliënt en wat die wil. Je brengt het perspectief van de cliënt in. Je geeft dat een plek in een ruimer geheel.

256

Methodieken & instrumenten vertaald naar Thuiscompagnie


Ik hoor je zeggen, het gaat heel goed. Is Marie ook zo tevreden? Op welke vlakken is ze heel tevreden? En waar zou ze het moeilijk mee kunnen hebben? Als de kinderen thuis komen van school, dan komen ze vanzelf naar jou. Dat is wel fijn dat dat zo goed klikt. Wat doet moeder dan als jij met de kinderen bezig bent? Hoe zou die zich voelen?

Door stil te staan bij het perspectief van de cliĂŤnt, tast je af of de verzorgende zelf kan zien dat ze ‘te vlug’ gaat. Kan ze dat zelf opnemen of loopt ze daarop vast? Je kan verder verbreden en het perspectief van de omgeving inbrengen. Je kan stil staan bij de regels en de afspraken van de dienst. Zo breng je het organisatieperspectief binnen en voeg je toe rond zaken die je in beweging wil brengen.

Wanneer jij er niet bent, wie vangt dan de kinderen op? Je speelt met de kinderen, zeg je. Is er nog iemand anders die af en toe met de kinderen speelt?

Op deze manier bekijk je vanuit een meerzijdige partijdigheid, samen met de verzorgende, de situatie. Eerst kijk je mee door de ogen van de verzorgende, dan neem je haar mee naar het perspectief van het gezin en de bredere omgeving. Vervolgens kan je vanuit een gedeelde kijk samen zoeken hoe je het verder kan aanpakken.

Verzorgende: Ik duw Marie aan de kant? Wat kan ik dan doen om haar niet dat gevoel te geven? Coach: Wat zou mogelijk zijn denk je? Verzorgende: Ik kan haar meer betrekken als ik iets met de kinderen doe. Coach: Heb je dat al geprobeerd? Verzorgende: Ja, maar toen zei ze dat het haar toch niet zou lukken. Coach: Marie toont haar onmacht. Wat kan je nog doen? Kan je erover praten met Marie? Misschien kan het interessant zijn om samen de kinderen op te vangen? Verzorgende: Dat Marie bijvoorbeeld het vieruurtje binnen brengt?

257


6. Spiegelen

‘Het gezin uitdagen in hun verantwoordelijkheden, het ontdekken van hun basisvaardigheden, de invulling van het procesgericht werken, het veronderstelt allemaal dat er op een open manier gepraat kan worden. Voor ons als begeleider betekent dit dat we elke confrontatie die wij nodig vinden aan het gezin kunnen aanbieden. De gezinsleden zijn voor ons volwaardige mensen die het verdienen om met onze waarheid geconfronteerd te worden. Confrontatie wordt op deze manier juist een uiting van respect voor de waardigheid van de ander. Omwille van de negatieve betekenis van confronteren, gebruiken we hiervoor het beeld van het spiegelen.’ (Broos, 1994, p 153 e.v.; De Cirkel 1996).

Spiegels van zichzelf, van derden en jezelf Er zijn drie manieren van spiegelen: je kan mensen spiegels voorhouden van zichzelf, van derden en van jezelf. De voorbeelden hieronder illustreren hoe je kan spiegelen. Spiegels van zichzelf • Ik hoor dat je jezelf helemaal naar beneden trekt. Zie je dat zelf ook zo? • Ik merk dat je het heel hard buiten jezelf legt. Merk je dat zelf ook? Spiegels van derden: je spiegelt over een concrete derde of vanuit een ‘men-perspectief’ • Ik zie hoe jouw zoontje zijn best doet om op tijd op te ruimen. • Ik zag dat jouw man heel opgelucht was toen je het hem rechtstreeks vertelde. • Leerkrachten vinden het heel belangrijk dat ouders naar een oudercontact komen, of minstens laten weten dat ze niet kunnen komen. Anders denken ze dat ouders niet geïnteresseerd zijn in de school van hun kinderen. Spiegels van jezelf: je spiegelt wat je zelf ervaart in het contact met het gezin • De manier waarom je nu naar mij reageert, zorgt ervoor dat ik schrik krijg. • Wat je mij nu vertelt, grijpt mij heel erg hard aan. De beslissing om dingen te veranderen moet je altijd bij het gezin laten. Soms kan ‘spiegelen’ nodig zijn om beweging te krijgen. Dat spiegelen zal echter alleen effect hebben als er vertrouwen is. Je kan mensen wakker schudden door duidelijk te maken dat wat zij denken en willen niet overeenkomt met wat ze doen. Of door tegen hen te zeggen wat je al in positieve zin hebt zien veranderen.

258

Methodieken & instrumenten vertaald naar Thuiscompagnie


Je zegt: ‘Ik wil dat mijn zoon me respecteert, daarom sla ik hem’. Maar als je zoon dan doet wat jij zegt, doet hij dat uit angst en niet uit respect voor jou. Slaan werkt dus niet om respect te krijgen. Slaan werkt niet om te bereiken wat je wil. Als de vader dan zegt ‘Zo had ik dat nog nooit bekeken’, dan is het moment daar om te zoeken naar alternatieven.

Als je vaststelt dat de katten in de kinderkamer slapen en er hun behoefte doen, kan je de ouders confronteren met de gevolgen daarvan voor de kinderen op school.

‘Ik zie dat je de kinderen aanspreekt als ze van school komen. Dat deed je een half jaar geleden nooit, hé?’

‘Je zegt dat er niets veranderd is, maar nu zie ik toch al minstens drie weken geen snoeppapiertjes meer op de grond liggen.’

Spiegelen als de tijd rijp is

Toen de thuisbegeleidingsdienst vroeg om een verzorgende in een gezin in te schakelen, was daar pas een grote opruimactie gebeurd. De verwachting van de thuisbegeleidingsdienst en de andere hulpverleners was duidelijk: men verwachtte dat de verzorgende het gezin zou leren de afval te sorteren en de vuilzakken buiten te zetten. De verzorgende is een jaar aan de slag geweest in het gezin. Ze heeft veel bereikt in het gezin: de kasten werden opgeruimd en uitgewassen, de muizen verdwenen, er werden sloten op de deuren gezet, de slaapkamers werden in orde gebracht, de was werd gedaan en de gestreken was werd opgeborgen. Maar al die tijd mocht de verzorgende in één kamer niet komen. Dat was de kamer waar de vuilniszakken stonden. Die kamer was met een lintje gesloten en duidelijk ‘verboden terrein’. Telkens als de verzorgende vroeg hoe het ging met de vuilniszakken, kreeg ze als antwoord dat dat prima ging en ze zich daar niet druk over moest maken. Na een jaar waren er opnieuw muizen. In dat ene kamertje was de afval van een jaar gestockeerd.

We zijn er vanuit gegaan dat het gezin zelf het opstapelen van afval als een probleem zag. We hebben dat nooit terdege getoetst. We hebben niet stilgestaan bij de vraag welke betekenis het verzamelen van vuilniszakken heeft voor hen. We hebben met hen geen balans opgemaakt die hen inzicht kon geven in de voor- en nadelen van die opeenstapeling van vuil. In dit geval heeft dat geleid tot een confrontatie. De verzorgende heeft teleurgesteld afgehaakt. Maar de coach heeft dit aangegrepen om met het gezin te praten over de reden van het afhaken van de verzorgende (waarmee het goed klikte). Het gezin wil verder hulp van Thuiscompagnie en gaat akkoord met de voorwaarde dat de verzorgende zich met het huisvuil mag bemoeien. De dienst kon die voorwaarde alleen opleggen omdat de eerste verzorgende in de afgelopen 30 maanden vertrouwen heeft opgebouwd en het gezin zich altijd betrokken heeft gevoeld bij wat de verzorgende deed. Er gaat nu een nieuwe verzorgende starten. Dat is een nieuwe stap in het veranderingsproces. De eerste verzorgende heeft al die tijd niets durven zeggen over de ‘verboden kamer’ uit vrees dat het gezin haar niet meer graag zou zien. Dit was haar valkuil. Ze offerde zich op om graag gezien te zijn. Daardoor kon het gezin zijn strategie van wegmoffelen handhaven. Ten slotte kon de verzorgende het niet meer aanzien dat de kinderen in die rotzooi moesten opgroeien. De verzorgende was vooral geraakt door het feit dat er steeds gezegd werd dat er geen probleem met het afval was. Ze voelde zich bedrogen door het gezin. De coach stelt zich de vraag of ze er verkeerd aan gedaan heeft om zich bij aanvang neer te leggen bij het verbod om in één kamer te komen. Maar wellicht was het proces van een jaar en zes maanden wel nodig om te kunnen zeggen wat ze nu heeft gezegd, zonder meteen buiten te vliegen.

259


Uit deze situatie leren we dat ‘harde boodschappen’ gegeven kunnen worden en dat je ‘voorwaarden’ aan de ondersteuning kan koppelen als: • er een vertrouwensbasis is: het gezin moet zich gerespecteerd weten (zonder invoegen gaat het niet), • het gezin de komst van de verzorgende als steunend ervaart (en niet als bemoeienis), • er ruimte om in dialoog te gaan wordt gecreëerd, • je van het gezin het mandaat krijgt om hen te ondersteunen. Zelfs als het misloopt (de verzorgende wordt buitengezet of ziet het zelf niet meer zitten), kan wat teweeggebracht is (en wellicht niet zichtbaar is) een voordeel zijn voor de volgende hulpverlener die komt. Een conflict kan doorwerken en toch verandering in gang zetten. Een mislukte toevoeging (een toevoeging die niet door het gezin is opgenomen) kan achteraf toch nog betekenis hebben. De verzorgende en de coach leren daar altijd iets uit, het gezin ook.

De vrouw wil niet dat de verzorgende wast en strijkt. Ze zegt dat ze dat zelf wil doen. Maar het gebeurt niet. De verzorgende wordt daar onrustig van. Als coach beluister je de frustratie van de verzorgende. Misschien is de vrouw zich er niet van bewust dat ze de strijk en de was nooit doet? Misschien moeten we het haar leren zien? Je kan gerust zeggen: ‘Er ligt zo’n grote hoop was, je zei dat je die zelf wilde doen. Maar wat maakt dat het niet lukt?’ Je moet je bezorgdheid laten zien. Mensen willen soms duidelijk maken dat er nog iets is dat ze zelf kunnen doen. Soms hebben ze geen energie om daaraan te beginnen. En dan is het fijn als iemand zegt: ‘Ik heb nog een half uurtje over, zal ik je helpen met sorteren?’

260

Methodieken & instrumenten vertaald naar Thuiscompagnie


7. Meerzijdige partijdigheid

Meerzijdige partijdig zijn en verbindend werken Binnen het contextueel denken is meerzijdige partijdig zijn een techniek waarbij je achtereenvolgens met de verschillende gezinsleden naar hun verhaal kijkt en ieder zijn verhaal vanuit zijn beleving laat vertellen. Je gaat achter iedereen staan en probeert afwisselend ieders behoefte, gevoel enz. te verwoorden (parafraseren). Je geeft niemand gelijk of ongelijk, maar geeft erkenning aan iedere zienswijze. Je doet alle gezinsleden naar elkaar luisteren. Als gezinsleden begrijpen en aanvaarden dat ieder zijn eigen waarheid heeft, dan kan dit tot meer begrip en minder loyaliteitsconflicten leiden. Deze techniek vraagt veel tijd en veronderstelt behoorlijk wat communicatieve vaardigheden. In Thuiscompagnie doen we een beroep op ‘meerzijdige partijdigheid’ maar gaan we geen gesprekken met alle gezinsleden tegelijk voeren. We beseffen wel heel goed dat er verschillende belangen zijn en dat iedere partij zijn waarheid heeft. We focussen vooral op wat mensen gemeenschappelijk hebben, op die dingen die verbindend kunnen werken. Verzorgenden worden voor een stuk deel van het gezin: ze krijgen er een plaats en zitten er middenin. Het is bijna onmogelijk om vanuit die positie steeds meerzijdig partijdig te zijn. Onbewust sluit je beter aan bij de meest gekwetste of diegene die je visie deelt of diegene waarmee je het vlotst kan praten of samenwerken. Verzorgenden zullen over het algemeen vlugger aansluiten bij de moeder en de kinderen dan bij de man in het gezin. Zo ontstaan er soms onbedoeld coalities of krijgt de man het gevoel dat er wordt ‘samengespannen’ tegen hem. Als je daar niets mee doet, is het risico groot dat, onder druk van de man, de vraag naar ondersteuning door het gezin wordt afgeblazen.

De verzorgende zegt nu niet specifiek van ‘gaat gij weg’, nee dat niet. Zij [moeder] zegt dan tegen mij: ‘he Robert, gaat gij wandelen. Wij zijn hier nu bezig, wij zijn met ons twee bezig.’ En dan denk ik in mijn eigen, betrek mij daar evengoed bij. (vader Robert)

De verzorgende komt altijd in het gezin op dagen dat de man er niet is. Zijn echtgenote doet meermaals haar beklag over haar echtgenoot. Hoe kan de verzorgende het perspectief van de man toch inbrengen?

Je kan werken met de truc van ‘de lege stoel’. Tijdens het gesprek vraag je bijvoorbeeld: ‘Ja, dat is hoe jij het ziet. Kijkt je man er ook zo naar? Hoe gaat je man reageren denk je? Wat gaat je man daarvan zeggen? Zal je man daarmee akkoord gaan? Wat zou hij dan wel belangrijk vinden?’ Van daaruit kan je zoeken naar wat hen bindt.

Een verzorgende werkt in een gezin met een jongvolwassen dochter, Els. Er is ruzie geweest tussen Els en haar moeder. Els heeft verdriet en troost nodig. Haar moeder geeft die niet. Kan de verzorgende dan die dochter troosten?

261


Je kan er onmogelijk tegelijk zijn voor moeder en dochter. Maar vóór je zelf de stap naar het kind zet, kan je de moeder daar via een vraag bij betrekken (bv. ‘Mag ik …?’, ‘Wil jij ...?’). Op die manier kan je het principe van meerzijdig partijdig zijn toepassen.

Verzorgende tegen moeder: Ik zie dat Els erg ongelukkig is. Ze trekt het zich erg aan als je boos bent. Ze vindt het belangrijk dat je tevreden over haar bent. Vind je het OK dat ik even met haar ga praten? Verzorgende tegen moeder: Je woorden hebben veel indruk op haar gemaakt. Els hecht veel waarde aan wat je zegt, anders zou ze nu niet zo verdrietig zijn. Kan /wil jij Els troosten?

Als je op lange termijn in het gezin wil blijven werken, moet je erover waken dat je op zo’n moment geen partij kiest. Als je spontaan de dochter troost, zonder de moeder daarbij te betrekken, dan kan moeder dat interpreteren alsof je positie kiest: haar dochter en jij tegen haar als moeder. Je loopt daarenboven het risico dat moeder wordt bevestigd in haar eigen falen (bv. ‘Ik ben niet in staat om met mijn dochter te communiceren, maar de verzorgende kan het wel’). Vóór je dus een stap naar de dochter zet, ga je op één of andere manier een verbinding moeten leggen met moeder: • je geeft erkenning dat het voor moeder lastig of frustrerend moet zijn, • je vraagt op een passende manier een mandaat om naar dochter toe te stappen, • in het contact met de dochter ga je niet volop mee in de verwijten naar de moeder. Je toont begrip, maar probeert aan de dochter de context en de gevoelens en drijfveren van haar moeder te tonen.

Sylvia wil dat haar kinderen het beter hebben en niet dezelfde fouten maken als zij. Daarom wil ze dat haar dochter van 17 zelf haar eigen strijk doet. Maar Sylvia kan zelf niet strijken. Bij de zoveelste ruzie smijt de dochter dat in haar gezicht: ‘Je strijkt zelf niet’. Sylvia is in alle staten. Wat kan de verzorgende in deze situatie doen?

Waarom verwacht Sylvia van haar dochter dat ze de strijk doet, terwijl ze die zelf nooit doet? Wat maakt dat Sylvia dat niet van zichzelf ziet? Als je niet ‘meerzijdig partijdig’ denkt, kan je spontane reactie de hulpverlening op lange termijn onmogelijk maken. • Als je tegen de dochter zegt ‘Ik zal wel vlug de strijk voor jou doen’, dan kan moeder dit ervaren als een geheim verbond dat tegen haar is gericht. • Als je tegen de dochter zegt ‘Een meisje van 17 is oud genoeg om haar eigen kleren te strijken. Ik zou er maar rap aan beginnen’, positioneer je jezelf aan de kant van de moeder, tegen de dochter. Als je je meerzijdig partijdig opstelt, dan gebruik je dit voorval als aanleiding om de zienswijze van moeder aan de dochter uit te leggen. Je zegt niet dat mama gelijk heeft, je laat de dochter de mogelijkheid om na te denken over wat ze zelf wil.

Verzorgende tegen dochter: ‘Ik hoor je moeder zeggen dat ze wil dat je voor jezelf kan zorgen. Ik hoor daarin dat ze gelooft dat jij dat kan. Jij zegt dan tegen haar ‘Jij doet nooit de strijk zelf’. Vind jij echt dat je moeder zelf eerst moet kunnen strijken vóór jij dat wil leren? Wat vind je zelf belangrijk om op je eigen benen te kunnen staan?’

262

Methodieken & instrumenten vertaald naar Thuiscompagnie


8. Een gedeelde kijk op doelen

Thuiscompagnie vertrekt niet van een diagnosestelling waaruit automatisch een op beperkte termijn af te werken stappenplan volgt. We kiezen voor een participatief stappenplan. We willen gezinnen een ondersteuning geven die ruimte laat voor hun inbreng, hun verwachtingen en hun prioriteiten. Onze eerste taak is zicht krijgen op het leefwereldperspectief van het gezin, op hun betekenisgeving, op hun krachten om van daaruit de kansen op krachtgerichte ontwikkeling te ontdekken. De doelen zijn de thema’s waar het gezin samen met de verzorgende aan wil werken.

Tijd nemen om aan elkaar te wennen Vóór de effectieve start van de hulp kan je beter geen expliciete doelen vastleggen. Het zou bovendien aartsmoeilijk zijn. In de beginfase ligt de nadruk voornamelijk op het aftasten en verkennen. De meeste gezinnen hebben bij de intake vooral nood aan rust en een vertrouwensfiguur in plaats van alweer een nieuw begeleidingsplan. Geef elkaar eerst de tijd om aan elkaar gewoon te worden. Het toelaten van de verzorgende in huis kan een doel op zich zijn zonder dat dat expliciet geformuleerd moet worden. Komen tot een verbinding tussen verzorgende en gezin is dé uitdaging in de beginfase. Het vertrouwen moet groeien vooraleer de verzorgende aan de meer praktische zaken kan beginnen. Pas als de verzorgende zich op een niet-bevoogdende manier kan verbinden met één of meerdere gezinsleden, zullen de doelen stapsgewijs helderder worden.

‘Je mag me altijd iets leren … als je me eerst leert kennen’. (Odette, ervaringsdeskundige TAO)

Er zijn verschillende manieren om de situatie te exploreren. In een van de voorgaande punten, ‘dialoog vanuit een krachtenperspectief’, vind je bijvoorbeeld een reeks van vragen die je inspireren bij het exploreren van de gezinssituatie en de samenhang tussen krachten en problemen. Je hoeft niet altijd zo expliciet aan de slag te gaan. De verzorgende zal in het dagdagelijks leven automatisch geconfronteerd worden met de punten waarmee het gezin in de knoop zit. Daarover vanuit verwondering in gesprek gaan met de gezinsleden is een ideale basis om tot doelen te komen.

Zoek een taal om met het gezin over doelen te spreken Het is niet gemakkelijk om de juiste woorden te vinden om over doelen te praten. De term alleen al schrikt af en roept misschien meteen de angst om te falen op. Als je in een gezin van start gaat, zijn er dikwijls meerdere taken waarbij ondersteuning gewenst is. Die praktische vragen meteen koppelen aan doelen versterkt de indruk dat jij vindt dat het gezin ‘het niet kan’ of ‘het tot nu toe niet goed heeft gedaan’.

263


‘Waar wil je beter in worden’ of ‘Wat wil je samen met de verzorgende doen’ klinkt een stuk positiever. Voor gezinnen is het niet gemakkelijk om een doel te formuleren. Eens de verzorgende een tijdje bezig is in het gezin (opstartfase), komen de doelen vanzelf. Doordat de verzorgenden wekelijks in de gezinnen meedraaien, zien zij waar de hoogste noden liggen. Verzorgenden kunnen het gezin dus ondersteunen om doelen te formuleren. Daarnaast kunnen de verzorgenden de coach helpen om een gemeenschappelijke taal te vinden om zaken bespreekbaar te maken. Ze kunnen daarvoor terugvallen op wat ze in het gezin zien en horen. Ze kunnen de woorden gebruiken die ze in het gezin horen. Stel verdiepende vragen om bij de interne motivatie te komen. Waarom zou iemand zijn huishouden op een andere manier willen doen? Bevraag waarom het tot nu toe op deze manier is gebeurd. Elke manier heeft immers zijn betekenis en waarde voor het gezin. Je moet proberen om de betekenis van het ‘anders doen’ naar boven te halen. Probeer te achterhalen welke positieve aspecten voor het gezin verbonden zijn aan hun huidige werkwijze of aanpak. Houd rekening met de structurele tekorten: streef geen doelstellingen na die niet haalbaar zijn omdat de materiële omstandigheden het niet toelaten. Als je met 2 volwassenen en 4 kinderen moet leven in een leefruimte van 5 m² kan je niet leren om ‘alles netjes op te ruimen’. Opruimen is dan structureel onmogelijk.

Niet teveel op korte tijd willen Doelen zijn een instrument om de verandering in gezinnen zichtbaar te maken en om stil te staan bij wat cliënten zelf willen: de doelen zijn echter geen ‘doel op zich’. Want dat vergroot de druk om ‘resultaten’ te zien. Aangezien toevoegen niet kan zonder invoegen, is het niet verwonderlijk dat de realisatie van doelen de nodige tijd vraagt. Je moet er van uit gaan dat zeker in de eerste fases van het ondersteuningsproces die resultaten niet spectaculair zullen zijn. De vooruitgang kan zich op verschillende gebieden en in de kleinste dingen manifesteren, maar zal daarom niet voor iedereen onmiddellijk zichtbaar zijn. Voor hulpverleners die slechts sporadisch contact hebben met het gezin, is het vaak moeilijker om de kleine vooruitgang die geboekt is, te kunnen zien. Zo is bijvoorbeeld de groei die bereikt is op het relationele niveau, niet altijd zichtbaar voor de buitenwereld. Maak dus aan andere hulpverleners duidelijk dat het realiseren van verbinding een onmisbaar aspect is van deze vorm van gezinszorg dat tijd vraagt (zie Positief herkaderen, Invoegen en toevoegen). Sommige gezinnen zullen blijvend op ondersteuning aangewezen zijn. De vooruitgang zit dan in het samen dingen doen, tot een consensus komen, samen stappen zetten.

Doelbepaling Doelen kunnen zich op drie niveaus situeren - het aanleren van vaardigheden, - het omgaan met storingen (cf. mensen doen soms dingen vanuit de storingen in hun leven), - emotioneel vlak (cf. als mensen zich niet goed in hun vel voelen). Doelen kan je nooit los zien van de concrete omstandigheden. De omstandigheden bepalen mee wat prioritair is en waaraan gewerkt kan worden.

De coach komt op bezoek voor de intake. Sofie geeft op dat moment een heel slome indruk. Gaandeweg het gesprek merkt de coach dat er een glas in scherven op de grond ligt. Sofie reageert niet als de kinderen (met blote voeten) in de buurt van dat glas komen.

264

Methodieken & instrumenten vertaald naar Thuiscompagnie


Deze situatie heeft niets te maken met een gebrek aan vaardigheden. Bijeenvegen van glas kan iedereen. Het is niet omdat Sofie met het verkeerde been uit bed is gestapt vandaag. Dat kan niet de enige reden zijn om het glas niet op te vegen als je kinderen er rond lopen. Er is hier sprake van een verstoring bij Sofie. Sofie daarin begeleiden is een taak voor specialisten uit de geestelijke gezondheidszorg. Misschien moet de verzorgende in dit geval ‘vanuit de zorg voor de kinderen’ met moeder aan de slag om deze concrete zaken aan te pakken (bv. vraag de buurvrouw, bel naar…), eerder dan met Sofie. Zorg dat de doelstellingen die je samen met het gezin en de verzorgende formuleert voor hen beiden haalbaar zijn. In plaats van één groot einddoel in het vooruitzicht te stellen, ga je beter op zoek naar tussendoelen. Het resultaat oogt dan misschien niet zo spectaculair voor buitenstaanders (en andere hulpverleners) maar elke stap kan dan wel als een succes in de verf worden gezet. Dat is voor beiden enorm versterkend. Bekijk altijd of de randvoorwaarden aanwezig zijn om een doel te kunnen halen (zie hoofdstuk 6).

Als ge dan een minder goede dag hebt, van kijk, dat is niet goed gegaan en dat is niet gegaan en ik kan dat niet. Ja, dat ze zegt: ‘Ja maar Lelie, denkt ge dat dat bij een ander allemaal op één twee drie gaat? Dat is overal, ge moogt zo een keer een dag hebben. Maar kom, nu gaan we dat terug aanpakken en waar gaan we aan beginnen? Waar wilt ge dat we?’ Dat wordt ook gevraagd van ‘Wat wilt ge en wat wilt ge dat er gedaan wordt?’ En als er bijvoorbeeld, als ge zegt van dat is te veel voor aan te beginnen, vindt ge niet dat we eerst dat of dat voor aan te beginnen? ‘Alle wat vindt ge daar zelf van?’ Dus die laten u zelf ook nadenken over die dinges. (moeder Lelie)

Schaalvragen als hulpmiddel Een hulpmiddel om doelstellingen van mensen duidelijker te krijgen, zijn schaalvragen. Schaalvragen werken bij cliënten die op een gefaseerde en meetbare manier denken rond problemen en situaties (bv. ‘Mijn humeur staat op nul vandaag.’). Je vraagt hen om zich op een lijn van 0 tot 10 te situeren. Je kan hen mentaal en verbaal die oefening laten maken of je kan fysiek, op een blad papier, een lijn trekken en hen vragen om een kruisje te zetten. In beide gevallen leg je de betekenis van deze cijfers uit. Bijvoorbeeld:

0

1

2

3

4

cijfer 0 staat voor • heel ontevreden over … • geen motivatie om met probleem aan de slag te gaan • geen vertrouwen dat er verbetering kan komen • situatie waarin nog niets is gerealiseerd van de gewenste situatie • slechtste moment dat je kent

5

6

7

8

9

10

cijfer 10 staat voor heel tevreden over … • grote motivatie • (bv. ‘ik heb er alles voor over’) groot vertrouwen • gewenste situatie bereikt • beste moment dat je kent • (bv. problemen waarvoor je Thuiscompagnie hebt gevraagd zijn (voldoende) opgelost)

Je kan daarmee verder exploreren. Als de cliënt zich op die lijn gesitueerd heeft, dan kan je vragen hoe het gelukt is om van 0 naar die plaats (bv. 4 of 6) te komen. Wat heeft er vooral geholpen? Via deze weg kan je krachten en hulpbronnen ontdekken: samen leer je wat er gewerkt heeft, welke hulpmiddelen er zijn, wat als steun ervaren wordt enz. Of je kan vragen: Wanneer

265


zou je jezelf een trapje hoger plaatsen? Wat zou er dan veranderd moeten zijn? Waaraan zou je merken dat je een trapje opgeschoven bent? Op die manier wordt de schaal een hulpmiddel om je te concentreren op kleine volgende stappen. Bovendien helpt het mensen die gemakkelijk zwartwit denken om wat te nuanceren. De schaal maakt duidelijk wat al bereikt is. Daardoor kan er weer hoop en vertrouwen groeien. Vragen die je daarbij kan stellen zijn • • • •

Wat zit er in die 4? Waarom geef je een 4? Hoe is het je gelukt al op een 4 te zitten? Hoe ziet een 5 eruit? Waar (bij welk cijfer) wil je uitkomen? Hoe zou je op die schaal een cijfer hoger kunnen komen. Wat is er nodig om een cijfer hoger te komen? • Hoe lukt het anderen om een cijfer hoger te komen? • Waaraan zou je straks zien/merken dat je van een 4 naar een 5 bent gekomen? • Wat zou voor jou het eerste signaal zijn dat je op de goede weg zit? • Hoe is het je gelukt om op een ‘4’ te blijven/stabiel te blijven? • Als het cijfer lager is, hoe is het je eerder gelukt om van een laag cijfer weer naar een hoger cijfer te komen? • Wat maakt dat je al zoveel vertrouwen/motivatie hebt? Of: hoe lukt het je om al/nog zoveel vertrouwen/motivatie te hebben? • Stel, je partner verandert al in de richting die je wilt, wat zou je zelf dan anders doen? • Hoe lukt het je ongewenst gedrag te stoppen, hoe doe je dat?

266

Methodieken & instrumenten vertaald naar Thuiscompagnie


9. De draaglast-draagkrachtbalans

Als je veel steun hebt, dan kan je meer lasten dragen dan wanneer je weinig steun hebt. De balans van draaglast en draagkracht maak je samen met het gezin/de verzorgende. Het is een techniek die toelaat de krachten en beschermende factoren die het gezin heeft, te positioneren ten aanzien van de lasten, de kwetsuren en de risicofactoren. Je vertrekt van een lijn. Boven de lijn komen alle zaken waar de gesprekspartner zwaar aan tilt, wat moeilijk is voor hem, waar hij onder lijdt. Je krijgt een overzicht van de zaken die het leven in het gezin moeilijk maken. Onder de lijn komen die dingen die je gesprekspartner vreugde geven, helpend zijn, het leven vrolijk en licht maken. Je krijgt een overzicht van de zaken die het gezinsleven leefbaar houden en die ondersteunend werken. Verschillende vragen kunnen je helpen om die zaken op het spoor te komen:

Vragen naar draaglast • • • • • •

Wat is er op dit moment voor jou zwaar om te dragen? Waar heb je het moeilijk mee? Wat mis je? Wat kwetst je? Wat doet je verdriet? Waar wordt je zenuwachtig van? Wat geeft stress?

Vragen naar draagkracht • • • • • •

Op wie kan je rekenen? Voor welke dingen? Heb je nog andere steun? Wat maakt dat je het kan volhouden in deze situatie? Bij wie kan je terecht? Wat ontspant je?

Deze techniek is vooral interessant als je effectief tekent wat ondersteunend en wat lastig is. Je kan de gesprekspartner zelf laten tekenen of je tekent het zelf. In het eerste geval kan hij of zij zelf de ‘zwaarte’ weergeven, in het tweede geval vraag je hoe groot die blokken moeten zijn. Het resultaat, waarop je ook later nog kan terugkomen, geeft aan of de moeilijkheden waarmee je te maken krijgt in verhouding staan tot de krachten die er zijn. Zo kom je te weten waar zwakke punten liggen. Tegelijkertijd nodigt het uit om te kijken of het mogelijk is om de draaglast te verminderen, zodat er wel een evenwicht komt. Of je kan met de gesprekspartner op zoek gaan naar elementen die de draagkracht zouden kunnen verhogen. Op basis van zo’n balans kan je verbindende en versterkende vragen stellen. Je kan je daarbij laten inspireren door de schema’s die je eerder in dit hoofdstuk kan terug vinden. Door krachten en lasten met elkaar in een andere verbinding te brengen, help je je gesprekspartner mee nadenken over nieuwe pistes.

267


Er zijn al 2 kindjes en Berna is nu zwanger van het derde. De hulp werd korte tijd stopgezet omwille van relatieproblemen in het gezin. Nu de man van Berna verhuisd is, mag de verzorgende weer aan huis komen. Voorheen liep de hulp vrij goed, maar na de vakantieperiode van de verzorgende, ging het er terug chaotisch aan toe in het gezin van Berna. De stress van de verbroken relatie, de aanpassing aan de nieuwe gezinssituatie (er alleen voor staan) en de nieuwe zwangerschap maakt de balans tussen draagkracht en draaglast van Berna heel fragiel. Fundamentele vragen zoals ‘hoe krijg ik mijn leven weer op orde?’ primeren op de vraag ‘poets ik of poets ik niet?’ Voor de verzorgende is de uitdaging om terug energie en goesting binnen te brengen, zodat Berna haar huishoudelijke taken terug begint op te nemen. Zij kan samen met Berna stilstaan bij wat er wél gelukt is. ‘Je zit echt wel in een zware periode. Hoe heb je het klaargespeeld om …?’

268

Methodieken & instrumenten vertaald naar Thuiscompagnie


10. Instrument voor doelgroepafbakening

Thuiscompagnie ontwikkelde een instrument waarmee je kan uitmaken of een gezin in aanmerking komt voor de versterkende en verbindende aanpak van Thuiscompagnie. Het laat toe om gezinnen eruit te filteren waar, ondanks een mogelijke verminderde zelfredzaamheid, geen sprake is van meervoudige kwetsbaarheid. De inzet van Thuiscompagnie zou in dat geval ‘erover’ zijn. Het laat daarenboven toe om gezinnen waar de problematiek te zwaar is en de inzet van de verzorgende niet efficiënt kan zijn, er uit te halen. Het instrument is enerzijds een vereenvoudiging van de werkelijkheid, maar tegelijkertijd rolt het antwoord er niet mathematisch uit voort. De doelgroepafbakening is immers niet zwart/wit. Het gaat steeds om een beoordeling op basis van meerdere elementen. Op het moment van de aanvraag heb je daar niet altijd alle informatie over. Bovendien moet je rekening houden met de competenties van de verzorgenden waarover je beschikt.

Interpretatieregels scoresysteem Je kent aan de verschillende criteria een kleur toe. • Groen: OK. De inzet van een verzorgende kan een verschil maken, de situatie is voldoende zwaar om de inzet van een verzorgende te verantwoorden. De situatie is werkbaar. • Rood: Dit criterium is te sterk of te overheersend aanwezig. Het risico dat de verzorgende opbrandt, is reëel. De situatie is ‘te zwaar’. • Oranje: Dit criterium is niet of beperkt aanwezig. De situatie is ‘te licht’.

Om te beoordelen of het gezin onder de doelgroepafbakening van Thuiscompagnie valt, moeten de drie eerste criteria groen zijn: • minderjarige kinderen, • vraag naar praktische ondersteuning, • intentie om mee te werken. Daarnaast bekijk je het globale plaatje. Groene scores op het ene criterium kunnen een tegengewicht of compensatie vormen voor rode scores op een ander niveau. Bijvoorbeeld: Er is een specifieke problematiek die een specialistische zorg noodzakelijk maakt (rood), maar er is bereidheid van die specialisten om de verzorgende mee te ondersteunen (groen). Een verzorgende omringd door specialisten kan hier goed werk verrichten zonder zichzelf op te branden. Is er een overwegend rood profiel, dan is een andere interventie nodig. De problematiek is te zwaar en de verzorgende zou ‘zichzelf verbranden’. Is het beeld overwegend groen, dan valt het gezin zeker binnen de doelgroep. De inzet van de verzorgende kan hier een surplus betekenen voor het gezin. Hetzelfde geldt voor een overwegend groen – oranje beeld. Is het beeld groen – rood, dan moet goed overwogen worden of de aanpak van Thuiscompagnie wel het meest aangewezen is. De aanpak zal dan wellicht niet effectief genoeg zijn. Wanneer het profiel overwegend oranje is, dan kan een minder intensieve of dure interventie soelaas brengen. Ook hier gaat deze plaats beter naar een ander gezin.

269


Wanneer gebruik je dit instrument? Dit instrument helpt om in te schatten of de inzet van een verzorgende via Thuiscompagnie doelmatig is. Na verloop van tijd kan je het instrument er nog eens bijnemen om te onderzoeken of verdere ondersteuning via Thuiscompagnie nog steeds aangewezen is. Is er nog bereidheid bij het gezin om het proces verder te zetten, of is het voor hen nu even genoeg geweest? Kan het gezin alleen verder? Of is het gezin op een punt gekomen waar ze, binnen hun mogelijkheden, hebben bereikt wat er te bereiken valt? Misschien is een blijvende inzet van een verzorgende nodig om de situatie stabiel te laten. In dat geval kan overwogen worden om, mits een ‘warme overdracht’ het gezin te laten doorstromen naar de reguliere gezinszorg.

270

Methodieken & instrumenten vertaald naar Thuiscompagnie


NOODZAKELIJK

CRITERIA THUISCOMPAGNIE

TE LICHT

AANWEZIG

TE ZWAAR

Minderjarige kinderen Er is een vraag naar praktische hulp Bereidheid om mee te werken (minimale intentie is OK want kan groeien)

Besteedbaar inkomen is beperkt (voor dit criterium kan geen rood gegeven worden, een te beperkt inkomen mag immers nooit een reden zijn om het gezin te weigeren) Meervoudige kwetsbaarheid? • Psychische/ persoonlijke kwetsbaarheid • Maatschappelijke kwetsbaarheid • Relationele kwetsbaarheid • Mentale kwetsbaarheid (mentale beperking, …) Het gezin vindt op meerdere levensdomeinen tegelijk onvoldoende aansluiting bij de rest van de samenleving (sociale grondrechten in geding) • huisvesting • inkomen • werk / arbeidssituatie • gezondheid • justitie • sociale relaties • maatschappelijke participatie • opleiding/ onderwijs Veranderingspotentieel (van neerwaartse spiraal naar stabilisatie is ook verandering) Er is een specifieke problematiek die een specialistische aanpak vergt (autisme, pathologie, verslaving, psychiatrische diagnose, …) (voor dit criterium kan geen oranje gegeven worden) Onveiligheid (breed bekeken: huisdieren, elektriciteit, trappen, verslaving, pathologie die ernstige risico’s inhoudt voor verzorgende zoals extreme woedeaanvallen) Er is een verminderde zelfredzaamheid, een gevoel van geen controle over het eigen leven die niet (uitsluitend) samenhangt met een fysieke beperking. (Het gezin krijgt het niet alleen of met behulp van zijn eigen netwerk en hulpbronnen aan vaardigheden en inzichten opgelost. ) Er is de mogelijkheid om vanuit een positief kader samen te werken met andere (eventueel meer gespecialiseerde) hulpverleners.

271


11. Toeleidingsformulier

Vooraleer een gezin door Thuiscompagnie ondersteund kan worden, moet je aftoetsen of het gezin deze vorm van ondersteuning (cf. ‘samen doen om te leren’) aan huis wel wil. Door samen met het gezin een balans op te maken van wat lukt en wat moeilijk gaat, kan je die motivatie doen groeien. Het toeleidingsformulier is een hulpmiddel. Gebruik het met de nodige tact: het is niet de bedoeling om dit formulier als een checklist samen met het gezin te overlopen. Erover in dialoog gaan is het belangrijkste. Niet alle vragen moeten ingevuld zijn. De hulpverlener die het dichtst bij het gezin staat (spilfiguur) is daarvoor het best geplaatst. Met deze gegevens kan Thuiscompagnie de intake beter voorbereiden.

Naam invuller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Organisatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Mailadres . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Telefoon. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Naam gezin . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Adres . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Tel. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Ben je spilfiguur in dit gezin? 

Ja

 Neen Indien Neen: Wie kan spilfiguur zijn? Naam invuller . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Organisatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Mailadres. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Telefoon. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

272

Methodieken & instrumenten vertaald naar Thuiscompagnie


Invuldatum van dit formulier: Volwassenen en kinderen in het gezin (samenstelling gezin) Naam

Voornaam

M/V Geboor­ tejaar of leeftijd

Beroep/bezigheid/ verblijfplaats

(enkel indien belangrijk voor deze vraag)

Zorg dat je de vier onderstaande elementen met het gezin besproken hebt, vóór je de aanvraag doorgeeft: • Hulp via Thuiscompagnie betekent samen dingen doen met de verzorgende om zo iets te leren. • Iedereen van het gezin wordt betrokken bij de taken (op eigen maat en tempo). • Men moet thuis zijn als de hulp komt. • Gezinszorg is niet gratis; de prijs is afhankelijk van het gezinsinkomen en het aantal personen ten laste. Voor Thuiscompagnie is het een voorwaarde dat de vraag voor die ondersteuning uitgaat van (iemand in) het gezin.

273


1. Wie van het gezin vraagt hulp (meerdere antwoorden mogelijk)?  Man. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .  Vrouw. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .  Kind(eren). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .  Anderen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2. Zijn er personen (niet hulpverleners) die het gezin met raad of daad steunen? Wie is dit? Hoe steunt hij/zij het gezin? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3. Wie doet wat in het huishouden? (wat lukt zelf wel en wie doet het?) Administratie (brievenbus en post openen, betalingen doen, klasseren, ...)  Man. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .  Vrouw. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .  Kind(eren). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .  Anderen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Maaltijden (boodschappen doen, koken, afwassen, …)  Man. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .  Vrouw. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .  Kind(eren). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .  Anderen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Onderhoud woning (poetsen, afstoffen, stofzuigen, dweilen, vensters wassen, …)  Man. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .  Vrouw. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .  Kind(eren). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .  Anderen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Opruimen (sorteren, zorgen dat alles een vaste plaats heeft, …)  Man. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .  Vrouw. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .  Kind(eren). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .  Anderen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Verzorging kledij (was, strijk, opbergen kledij, …)  Man. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .  Vrouw. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .  Kind(eren). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .  Anderen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

274

Methodieken & instrumenten vertaald naar Thuiscompagnie


Persoonlijke verzorging  Man. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .  Vrouw. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .  Kind(eren). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .  Anderen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Gezinsbudget (leefgeld, wie winkelt er, …)  Man. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .  Vrouw. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .  Kind(eren). . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .  Anderen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4. Waar vraagt het gezin hulp bij ? (wat lukt momenteel niet of minder goed)  Administratie: brievenbus, post openen, betalingen doen, klasseren, …  Maaltijden: boodschappen, koken, afwas, …  Onderhoud woning: poetsen, afstoffen, stofzuigen, dweilen, vensters wassen, …  Opruimen: sorteren, zorgen dat alles een vaste plaats heeft, …  Verzorging kledij: was, strijk, opbergen kledij, …  Persoonlijke verzorging  Gezinsbudget: wie winkelt er, …  Opvoeding/ verzorging kinderen: op het potje gaan, mee helpen in het huishouden, … 5. Welk materiaal gebruikt men in het gezin om te poetsen? (alleen als men ondersteuning bij poetsen vraagt)  Keerborstel of iets anders nl. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .  Schuurborstel of iets anders nl.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .  Aftrekker of iets anders nl. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .  Dweil of iets anders nl.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .  Emmer of iets anders nl. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .  Allesreiniger of iets anders nl. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .  Stofdoek of iets anders nl.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .  Spons of iets anders nl. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .  Zeemvel of iets anders nl.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .  Aftrekkertje voor vensters iets anders nl.. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .  Stofzuiger of iets anders nl. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6. Wat weegt extra op de draagkracht van het gezin; zijn er beperkingen?  Psychisch . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

275


 Fysisch . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .  Financieel (o.a. ook naar betaalbaarheid gezinszorg) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .  Mentaal . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7. Is de woning extra vervuild of zijn er gevaarlijke situaties (bv. ongedierte, opstapeling van afval, blote elektriciteitsdraden, …)?  Ja

 Neen

8. Heeft het gezin nog met andere hulpverleners contact? Met wie? Hoeveel? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9. Is er al eens een LCO geweest rond het gezin?  Ja

 Neen

10. Op welke dagen kan de verzorgende best komen (de hulp komt alleen als gezinsleden thuis zijn)? En hoeveel uren per week? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11. Wie (uit het eigen netwerk) wil het gezin erbij als de intake door Thuiscompagnie gebeurt? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

BEZORG DIT FORMULIER TERUG AAN THUISCOMPAGNIE a.u.b. Iemand van Thuiscompagnie neemt contact op met het gezin om verder met hen uit te klaren welk soort ondersteuning zij precies willen. Als het gezin een aantal zaken zelf wil leren beredderen, dan zoekt Thuiscompagnie een verzorgende die daar samen met het gezin aan gaat werken. Er worden daarover duidelijke afspraken gemaakt met hen.

276

Methodieken & instrumenten vertaald naar Thuiscompagnie


12. Participatief stappenplan

In hoofdstuk 6 wordt met voorbeelden uitgewerkt hoe je tot een participatief stappenplan kan komen. Hier vind je die stappen terug in een vragenschema. Het kan een nuttig werkinstrument zijn om coaching of gesprekken met het gezin voor te bereiden. Het doet je stilstaan bij een aantal fundamentele vragen. Het schema geeft geen ‘oplossingen’ maar laat je nadenken over de vraag of alle voorwaarden wel vervuld zijn om naar een volgende fase over te gaan. Zoals eerder beschreven in dit hoofdstuk (zie pagina 263), hebben gezinnen niet altijd een duidelijke verwachting van wat ze willen bereiken met de inschakeling van een verzorgende. Dit kan verschillende oorzaken hebben. Bijvoorbeeld: • het gezin leeft van dag tot dag en is niet gewend om voor zichzelf ‘doelen’ in de toekomst te formuleren, • er zijn stressfactoren of er is (chronische) instabiliteit die het ‘doelgericht’ denken en/of handelen doorkruisen, • er is weinig ruimte om eigen ‘doelen’ te stellen omdat het gezin al moeite heeft om de verwachtingen van het dagdagelijks leven (bv. school, hulpverlening, werk enz.) bij te benen. Vanuit het verbindend en versterkend denkkader proberen we een manier te vinden om een zekere richting te zoeken waarin de verzorgende het gezin kan bijstaan, zonder extra druk toe te voegen of over de grenzen te gaan van het gezin. Als coach moet je dus op zoek naar een manier om dit bespreekbaar te maken en tot een ‘gedeelde kijk en agenda’ te komen. Het participatief stappenplan is een hulpmiddel dat gebruikt kan worden: • om te komen tot vraagverheldering, (bv. Wat is er voor het gezin aan de orde?), • om inzicht te krijgen in aspecten van de situatie die voor jezelf of voor de verzorgende nog onvoldoende duidelijk zijn, bijvoorbeeld wanneer de cliënt gedrag stelt dat vragen oproept en je te weinig inzicht hebt in de beleving van de cliënt om dit gedrag begrijpbaar te maken, • om te zoeken naar een gedeelde kijk van waaruit er hulp geboden mag worden (cf. een mandaat verwerven om bepaalde taken te mogen doen), • om aan de hand van een aantal richtvragen de situatie te exploreren, stil te staan bij de beleving van alle betrokkenen, hypotheses te formuleren, actie te plannen en tenslotte, tot een gezamenlijk stappenplan te komen. Er zijn verschillende toepassingsmogelijkheden om met dit stappenplan aan de slag te gaan: • Je kan aan de hand (van deelaspecten) van het stappenplan zelf reflecteren over de situatie of het gebruiken als voorbereiding voor een huisbezoek. • Je kan (deelaspecten van) het plan gebruiken in individuele begeleiding met de verzorgende. Bijvoorbeeld: Wat is de kijk van het gezin en wat is de kijk van de verzorgende? Waar loopt het vast en waar zou er een gedeelde kijk kunnen ontstaan waarop de verzorgende zich weer kan verbinden met het gezin? • Je kan deelaspecten van het plan integreren in je gesprekken met het gezin. Deze voorbeelden zijn niet limitatief, je ziet zelf misschien nog andere toepassingsmogelijkheden. Het is niet de bedoeling om in één huisbezoek het hele plan te doorlopen. Komen tot een

277


gedeelde kijk en gedeelde doelen is een proces dat tijd in beslag neemt en beïnvloed kan worden door omgevingsfactoren waar je misschien geen controle over hebt. Toch is het belangrijk dat we elementen van empowerment blijven inbrengen, zoals beslissingsvrijheid, eigenaarschap, besef van invloed enz. (zie de empowermentbloem). We moeten m.a.w. samen blijven nadenken over wat voor het gezin wenselijk en haalbaar is. Het participatief stappenplan biedt een kader dat dit mogelijk maakt.

PARTICIPATIEF STAPPENPLAN

exploreren

standpunt hulpverlener

Wat stel je vast aan: • Feiten • Hulpvragen • Gedrag

standpunt cliënt

Hoe kijkt de hulp­ Wat brengt vrager naar deze de hulpvrager feiten? aan over zijn gevoelens en drijfveren?

gedeelde kijk?

Feiten en waarBinnenkant van neembaar gedrag beleving

Heb je een gedeelde kijk op de zaak? Heb je de taal om dit uit te drukken?

Wat roepen ze bij jou op?

Heb je taal om: • Gevoelens • Inzet • Drijfveren • Overtuigingen • Loyaliteiten te benoemen

inzichten delen

actie plannen

contract of stappenplan

Hypotheses: Wat is er nodig? Wat roept het op? Wat is gepast en Wat is er aan de haalbaar? hand?

Hoe vertaal je het in een afspraak of stappenplan?

Wat is er volgens jou aan de hand? (je hypotheses)

Welke aanpak­ strategie heb je voor ogen?

Welke zaken wil je vermeld zien?

Welke uitspraken doet de cliënt zelf over zijn totaalsituatie?

Welke oplos­ singen en aanpak ziet de cliënt als valabel?

Wat is voor de cliënt belang­ rijk om vast te leggen?

Kom je tot gedeelde inzichten over wat er aan de hand is?

Kom je tot een akkoord over hoe de situatie op korte en langere termijn kan aan­ gepakt worden?

Kom je tot een gemeenschappe­ lijk stappenplan op papier?

1. Vansevenant, K., Driessens K. en Van Regenmortel, T. (2008). Bind-Kracht in Armoede. Boek 2. Krachtgerichte hulpverlening in dialoog. Leuven: Lannoo Campus. (p.138) 2. Bannink, F. (2012). Positieve supervisie en intervisie. Amsterdam: Hogrefe (p.24) 3. Vansevenant, K., Driessens K. en Van Regenmortel, T. (2008). Bind-Kracht in Armoede. Boek 2. Krachtgerichte hulpverlening in dialoog. Leuven: Lannoo Campus. (p.86) 4. Van Regenmortel, T. (2011). Lexicon van empowerment. Marie Kamphuis-lezing 2011. Utrecht: Marie Kamphuis Stichting. 5. De 13 criteria zijn ontleend aan: Chamberlain, J. (1998). Naar een werkdefinitie van empowerment. Passage, 7 (2), 88-93.

278

Methodieken & instrumenten vertaald naar Thuiscompagnie


10

Samenwerken met andere hulpverleners

In de gezinnen waar een verzorgende van Thuiscompagnie komt, zijn vaak ook andere hulpverleners betrokken. Van bij de start van het ondersteuningsproces tot bij de afbouw is afstemming tussen die hulp noodzakelijk. In dit hoofdstuk vind je een aantal aandachtspunten en mogelijkheden om tot een goede afstemming en samenwerking te komen.

279


280

Samenwerken met andere hulpverleners


1. MET HULPVERLENERS EN VERZORGENDEN IN HETZELFDE GEZIN

Met de 2 jongste kinderen is dat eigenlijk nog op tijd gekomen dat ik dat heb ingezien van ‘ik ben mama en ik ben een goede mama en ik kan wel mijn kinderen opvoeden’, dat ik accepteerde dat het zo was. En dan ook ja, dat is allemaal zo complex. Dat is niet alleen van geen structuur te hebben, dat heeft ook met uw eigen te maken, uw zelfvertrouwen. Dat heeft een heel deel met uw verleden te maken, dat ze zeggen van ‘ge kunt uw kinderen niet opvoeden en uw kinderen dit en uw kinderen dat en gij doet dit en gij doet, ja, ge kunt niks’. En op de lange duur gaat ge dat dus ook geloven. Maar vooraleer dat ge daar dus over zijt en dat ge dus gaat inzien dat dat helemaal niet waar is wat ze zeggen. [Wat of wie heeft u geholpen om dat in te zien?]. Iedereen eigenlijk, al de instanties [CAW, Bijzondere Jeugdzorg, Thuiscompagnie]. Dat is allemaal, ja, stapke per stapke, per stapke. En er zijn heel veel tredes want dat heb ik ondertussen ook al ondervonden. (moeder Lelie)

De verzorgende is vaak niet de eerste of de enige waarop de gezinnen van Thuiscompagnie een beroep doet. Veelal zijn er verschillende andere diensten en hulpverleners, die al dan niet aan huis komen, ingeschakeld. Een goede samenwerking en afstemming tussen de hulpverleners onderling en met het gezin is dan onontbeerlijk om effectief ondersteunend te kunnen werken. Elke betrokkene heeft daarin haar opdracht. Zowel verzorgenden, hulpverleners als het gezin hebben er baat bij als ze het eens zijn over de problemen die zich stellen, over hun wederzijdse verantwoordelijkheid én over hun krachten in de oplossing ervan. Duidelijke afspraken, heldere communicatielijnen en regelmatig overleg bevorderen een goede samenwerking. Niet alleen de taakverdeling, maar ook wat de vraag van het gezin is en wat in het verlengde daarvan prioritair is, moeten daarbij aan bod komen. In Thuiscompagnie ervaren we dat het heel belangrijk is om met zijn allen de positieve krachten die in de gezinnen aanwezig zijn te erkennen én om de inzet en inspanningen van de gezinnen te waarderen. Vooral verzorgenden ervaren hoe weinig hulpverleners soms weet hebben van de concrete moeilijkheden en inspanningen die de gezinsleden zich getroosten om aan de eisen van hulpverleners te voldoen. De inzet van de verzorgende en het gezin kan soms heel groot geweest zijn om een resultaat te halen dat voor anderen onbeduidend lijkt. Het is aan de coach om de geleverde inspanningen en de (kleine) stappen van vooruitgang, zoveel mogelijk zichtbaar te maken voor de andere betrokken hulpverleners. Bedenk daarbij dat vooruitgang zich op verschillende vlakken kan voordoen: zich beter voelen, op eigen initiatief een beslissing kunnen nemen over wat ze die dag in het huishouden zullen doen, anderen (terug) in vertrouwen durven nemen, samen met de kinderen iets doen enz. In hoofdstuk 7 vind je nog meer voorbeelden van vooruitgang en hoe moeilijk zichtbaar die soms voor buitenstaanders kunnen zijn.

281


Afstemming aan huis In verschillende sectoren (bv. Bijzondere Jeugdbijstand, Algemeen Welzijnswerk, Sector Personen met een handicap, Geestelijke Gezondheidszorg, Preventieve Gezinsondersteuning en Opvoedingsondersteuning) zijn er diensten die thuisbegeleiding aanbieden. Ze verschillen van elkaar in intensiteit, doelstelling en scoop. Het kan gebeuren dat het gezin, waar de verzorgende zal starten, al ondersteund wordt door een thuisbegeleidingsdienst. In dat geval moeten er goede afspraken worden gemaakt over de taken die de verzorgende opneemt en de taken die de thuisbegeleider voor zijn rekening neemt.

Afstemming met andere thuisbegeleiders De thuisbegeleider en de verzorgende zijn er beiden om het gezin te ondersteunen. Het zijn geen concurrenten. Dat kan alleen als ze goed samenwerken en weten wat ze van elkaar kunnen verwachten. Ook voor het gezin moet dat duidelijk zijn. De verzorgende is niet de poetshulp of de knecht van de thuisbegeleider. De verzorgende is er niet om te controleren of het gezin wel altijd doet wat de thuisbegeleidingsdienst vraagt. Er mag haar m.a.w. geen controlerende taak worden opgelegd. Ze is in het gezin met een eigen en volwaardige opdracht en ze heeft een afgebakende verantwoordelijkheid. De verzorgende heeft een mandaat van het gezin zelf. Ze werkt met het gezin aan die taken die het gezin prioritair vindt. De verzorgende kan een ondersteunende rol opnemen bij de realisatie van de doelstellingen van de thuisbegeleidingsdienst, als die doelstellingen en de wijze van aanpak effectief afgestemd zijn op de prioriteiten en de mogelijkheden van het gezin.

Op het LCO [Lokaal cliëntoverleg] hebben ze nu ook gesproken over thuisbegeleiding. Ja iemand die aan huis komt, waarmee dat ge kunt praten. Dus bepaalde dingen dat ze dan zeggen van ‘hoe kan ik dat het beste doen? Zij helpen dan, niet in de praktijk, maar meer in de theorie van ‘zo of zo zou je dat kunnen doen’. Ja meer in de theorie eigenlijk. De praktijk die wordt gedaan door Thuiscompagnie. … Daar is sprake van dat er ene keer per maand eens iemand zou komen. Hoe zou ik het beste met de kleine omgaan of hoe kan ik effectief het huishouden en de kleine, ja die gaat dan binnenkort naar school … Dat gingen ze nog bekijken hoe of wat. Om uitleg te geven over hoe de opvoeding en al in mekaar zit. Omdat we nog jonge ouders zijn. (vader Robert)

Thuisbegeleider en verzorgende kunnen elkaars werk enkel ten volle ondersteunen als ze elkaars taak kennen en met elkaar praten. Verzorgende en thuisbegeleider kunnen met elkaar kennismaken als ze op hetzelfde moment in het gezin zijn. Hoe pak je zo’n afstemmingsgesprek aan? Zet het gezin centraal. Als de hulp van Thuiscompagnie werd ingeroepen, dan wil dat zeggen dat het gezin behoefte had om iets te leren. Vanuit die vraag kan je samen zitten met de thuisbegeleider, de verzorgende en het gezin. Vraag bijvoorbeeld aan moeder ‘Hoe loopt het nu?’ Op basis daarvan kan je afspraken maken met elkaar. Het kan helpend zijn, zowel voor de verzorgende als voor het gezin, als de thuisbegeleider tips geeft over bijvoorbeeld de aanpak van het bedritueel of over de voeding. Als het gezin dat wenst, dan kan de verzorgende dat verder met het gezin inoefenen. In het ene gezin kan de rol die de verzorgende daarin mag opnemen kleiner zijn dan in het andere gezin. Anderzijds kan de verzorgende aan de thuisbegeleider verduidelijken waarom bijvoorbeeld een heel strak schema voor dat gezin niet haalbaar is en wat dan eventueel wel kan.

We hebben een schema om zijn kleren aan te doen: eerst zijn onderbroek, zijn sokken, t-shirt en zo, op volgorde. Dat schema komt van de thuisbegeleiding. We proberen ook van die schemakes te maken, zo gelijk voor de WII. Dan heeft hij [zoon] het ook gemakkelijker. Hij heeft echt structuur nodig. Zo is het ook voor iedereen duidelijk wanneer dat hij er op mag. (verzorgende Charlotte) De thuisbegeleidster geeft wat tips en zo. Gelijk dat dagschemabord, maar ik moet er nog verder nagels inkloppen. (vader Filip).

282

Samenwerken met andere hulpverleners


Thuisbegeleiding had een planning opgemaakt voor de afwas, het opruimen, de kamers. Maar dat werkte niet. (verzorgende Marie) Die planning dat werkte niet. Het werk moet wel gebeuren. De verzorgende, dat is dan wel een extra stimulans. Als ze komt, dan moet het uit mijn zicht al gepoetst zijn. We hebben ook van in het begin de afspraak met haar: als wij werken, dan werkt de verzorgende, als wij zitten, dan zit ook de verzorgende. (moeder Lien)

Net zoals voor gelijk welke hulpverlener, is het ook voor de verzorgende belangrijk dat ze niet overvraagd wordt. De verzorgende is in het gezin vanuit een praktische insteek. De troeven van de gezinszorg zijn: het tempo, de intensiteit, de variëteit en de duur. Een verzorgende kan het gezin bij alle taken ondersteunen (poetsen, administratie, meegaan naar winkel of andere diensten, kinderen verzorgen en animeren, inoefenen van vaardigheden, structuur brengen, opruimen, helpen plannen, kledij herstellen, wassen, strijken enz.). De verzorgende kan een babbel doen over van alles en nog wat met alle gezinsleden, ze kan hun verhaal beluisteren en hen steunen. Maar van een verzorgende mogen we niet verwachten dat zij begeleidingsgesprekken gaat doen. De verzorgende kan de taak van een thuisbegeleider niet overnemen. Soms wordt thuisbegeleiding stop gezet wanneer het gezin er nog niet klaar voor is. Bijvoorbeeld omdat de vooropgestelde termijn om resultaten te halen verstreken is. De thuisbegeleidingsdienst of andere betrokken hulpverleners verwachten dan soms dat de gezinszorg de vooropgestelde doelstellingen verder opneemt. Dat ligt niet binnen de mogelijkheden van de dienst gezinszorg, van de verzorgende en van haar coach. Een verzorgende (en haar coach en dienst) kan daarentegen wel worden ingeschakeld om het gezin nog een tijd te ondersteunen om de bereikte resultaten te consolideren. De steun van de verzorgende kan dan net datgene zijn wat nodig is om het gezin verder te laten groeien.

Duidelijkheid voor het gezin Het gezin moet de taakverdeling tussen de verschillende hulpverleners kennen. Ze moeten weten wat ze van elke hulpverlener precies kunnen verwachten. Wie staat voor wat? Het is niet omdat moeder bijvoorbeeld haar zorgen vertelt, dat de verzorgende of de coach direct in actie moet schieten. Misschien ben je niet de enige hulpverlener waartegen moeder haar hart lucht. Het kan moeder deugd doen om haar verhaal te mogen vertellen, dat lucht haar op. Probeer steeds te achterhalen waarom iemand jou iets toevertrouwt. Onderneem nooit op eigen initiatief actie. Vraag altijd eerst ‘Wil je dat ik hiermee iets doe? Wat verwacht je precies van mij?’ Je kan het antwoord op die vraag aangrijpen om duidelijk te maken waar je beperkingen liggen. Het geeft je de kans om je opdracht af te bakenen. Als het niet binnen je mogelijkheden ligt om op dat terrein actie te ondernemen, dan kan je een hulpverlener noemen die de nodige competentie heeft. Vraag dan of ze jouw steun nodig heeft om die vraag aan een andere hulpverlener te stellen. Laat duidelijk zijn dat elke stap die je zet, in overleg met het gezin gebeurt.

• Vraag waarom ze dat aan jou vertellen. • Kan je het aspect zelf opnemen, vraag dan of het de bedoeling is dat je iets doet. • Als je het zelf opneemt, baken dan af wat welke rol je kan spelen: wat doet de coach, wat doet de verzorgende? • Is een andere hulpverlener beter geplaatst? Overleg dan met het gezin hoe hun vraag bij die hulpverlener geraakt. • Vraag aan het gezin wat ze van jou verwachten. • Geef duidelijk aan waar je grenzen liggen. • Neem elke stap die je zet in overleg met het gezin.

283


Kom we gaan dat terug aanpakken. Waar gaan we aan beginnen, waar wilt ge dat we beginnen ? Dat wordt ook gevraagd ‘Wat wilt ge en wat wilt ge dat er gedaan wordt’. En als ge dan zegt van ‘Dat is te veel voor aan te beginnen.’ ‘Vindt ge niet dat we eerst aan dat of dat moeten beginnen? Alle wat vindt ge daar zelf van?‘ Dus die laten u zelf ook nadenken over die dingen. … Wat doen die nog? (stilte). En dus vooral niet moeien. Bij mij toch niet. (Moeder Lelie).

De voedselpakketten, daar hielp Thuiscompagnie in het begin ook bij. Nu soms nog, als ik moet werken als er een voedselpakket moet worden gehaald, dan komen zij van Thuiscompagnie ofwel van het ocmw. Zelfs als de verzorgende theoretisch die dag niet voor ons moet werken, dan kunnen ze toch dat van ons ook meepakken en voor de deur afzetten. Dan zijt ge natuurlijk ook weer verder geholpen. (vader Robert)

Bemiddelen tussen het gezin en andere hulpverleners Als het gezin vragen heeft bij wat een bepaalde hulpverlener doet, dan moet je dit opnemen. De coach kan, in samenspraak met de cliënt en de verzorgende, rechtstreeks contact opnemen met de betrokken hulpverlener. Dit kan via een face to face gesprek (al dan niet bij de cliënt thuis) of telefonisch.

Marie klaagt tegen de verzorgende over het budgetbeheer. De rekeningen die zouden moeten betaald worden, zijn niet op tijd betaald en nu krijgt ze een aanmaning. De verzorgende luistert en erkent die bezorgdheid. Maar de coach en/of verzorgende kan ook verder gaan en in een overleg met Marie bijvoorbeeld een gesprek vragen met de budgetbeheerder. Ze kan Marie ook vergezellen bij dat gesprek.

In elk geval geeft het gezin hier een signaal dat je niet zomaar naast je neer kan leggen. Je laat horen dat je begrijpt dat ze om de één of andere reden niet meer tevreden zijn met de afgesproken regeling rond budgetbeheer. Mensen kunnen soms niet verwoorden waarom hun leefgeld te krap is. Vanuit de verwachting dat ze toch een negatief antwoord gaan krijgen, stellen ze zich soms bij voorbaat agressief op. De coach of verzorgende kan het gezin helpen om hun ongenoegen beter te verwoorden. De coach kan checken of de budgetbeheerder begrijpt wat het gezin wil zeggen. De budgetbeheerder kan dan op zijn beurt uitleggen welke betalingen er allemaal moeten gebeuren. Als de verzorgende aanwezig is bij zo’n gesprek, kan ze het later nog eens in haar eigen woorden uitleggen aan het gezin. Als je naar aanleiding van een vraag van het gezin contact opneemt met een andere hulpverlener, zoek dan een veilige insteek. Verwijt niemand iets en hou het uit de emotionele sfeer. Zo kan je voorkomen dat je als een bemoeial ervaren wordt. Start het gesprek vanuit je opdracht: • als hulpverlener loop ik vanuit de opdracht die mijn organisatie heeft, vast met dit gezin, • we geraken niet vooruit omdat er een knelpunt is, • dit leeft zo sterk dat we geen stappen vooruit meer kunnen zetten. Situeer waarom je hen aanspreekt. Bijvoorbeeld: ‘De verzorgende komt heel veel in het gezin en hoort en ziet erg veel. De mensen nemen haar snel in vertrouwen. Het gezin maakt zich zorgen over ... Hoe zie jij dat?’

284

Samenwerken met andere hulpverleners


Uitwisselen van informatie met andere hulpverleners De nauwe samenwerking met andere diensten brengt met zich mee dat er informatieuitwisseling is met hulpverleners van een andere organisatie. Dit roept de vraag op wat je al dan niet naar andere diensten communiceert.

Gedeeld beroepsgeheim1 Gedeeld beroepsgeheim betreft het delen van informatie met hulpverleners buiten het eigen team. Voorwaarde voor dit gedeeld beroepsgeheim is dat de hulpverlener met wie je het beroepsgeheim deelt, in dezelfde context werkt, met hetzelfde gezin en in functie van eenzelfde doelstelling. Alleen echt noodzakelijke informatie kan worden gedeeld. Maak dus een onderscheid tussen need to know en nice to know. Welke gezinsinformatie heeft de andere betrokken hulpverlener echt nodig om zijn opdracht uit te voeren? Jouw ergernissen, meningen of vermoedens zijn geen noodzakelijke informatie. In elk geval moet het gezin steeds op de hoogte worden gebracht van wat je eventueel met andere hulpverlener zou bespreken. Het gezin moet hier zeggenschap over hebben en de mogelijkheid hebben om zich daar tegen te verzetten. Vrijwillige en gedwongen hulpverlening worden beschouwd als andere contexten. Het gedeeld beroepsgeheim geldt hier niet en vormt m.a.w. geen basis voor informatie-uitwisseling. Dit betekent dat een werknemer van een dienst gezinszorg geen beroepsgeheim kan delen met de consulenten van de Jeugdrechtbank. Meer informatie over beroepsgeheim in de gezinszorg kan je terug vinden in hoofdstuk 11.

Communicatieschrift In sommige gezinnen wordt gewerkt met een communicatieschrift. Het communicatieschrift ligt bij het gezin. De verzorgenden maar ook hulpverleners uit andere diensten kunnen er in schrijven wat ze gedaan hebben, wat er goed en minder goed ging. Het gezin kan lezen wat daarin staat en er zelf dingen inzetten. Vul dit schrift bij voorkeur in samen met het gezin. Een communicatieschrift werkt zeker niet in alle gezinnen of voor elke verzorgende. Werk ook hier op maat.

Vroeger was dat heen en weer schriftje een kruisjesblad, dan moest ik een rooster een kruisje zetten wat ik gedaan had. Maar dat was te zwaar voor mij. Nu schrijf ik op wat ik gedaan heb, gelijk op school. Ik gebruik dat heen en weer schriftje ook de dagen dat de verzorgende hier niet is. Want anders dan weet ik niet meer wat ik gedaan heb. Nu kan ik gaan kijken. Wat heb ik gedaan? Wanneer hebben we de vensters gekuist? (moeder Kimberly)

Daar staan dan 5, 6 regels in, als het niet meer is. Dat is dan ook meer de communicatie tussen de 2 hulpen die komen. Die kijkt dan in dat schriftje en die zegt ‘Ah ja, dat en dat is al gebeurd, nu kunnen wij dat en dat en dat.’ Die kan daar dan verder op inspelen en zeggen van ‘Ah ja daar zijn we nu gestopt, daar kunnen we nu verder doen.’ (vader Robert)

Omgaan met de druk vanuit andere hulpverleners De rol die de verzorgende opneemt, is de rol die ze van het gezin krijgt binnen. Die rol situeert zich binnen de krijtlijnen die het gezin aangeeft. Voor Thuiscompagnie legt het gezin de prioriteiten: het gezin bepaalt hoeveel gepoetst, gepraat en gespeeld moet worden. Het gezin leeft echter niet in een vacuüm. Familieleden, hulpverleners en andere vertegenwoordigers van de samenleving (bv. leerkrachten, buren) hebben ook hun verwachtingen over het gezin en over wat de verzorgende in dat gezin ‘zou moeten doen’. Die buitenwereld zet vaak onbewust, druk op gezinnen. Ze hebben een probleem met de manier waarop de gezinnen hun huishouden regelen, ze willen steeds weer andere dingen of ze gaan voorbij aan de mogelijk-

285


heden van het gezin. De druk die de gezinnen ervaren, komt onvermijdelijk ook op de schouders van de verzorgende te liggen. Zij moet de problemen in het gezin oplossen, ervoor zorgen dat het huishouden beter geregeld wordt enz. Als je met zo’n externe druk wordt geconfronteerd, dan kan je de volgende 2 stappen zetten: • Je vertelt het gezin over de druk die een andere dienst op Thuiscompagnie legt. Je vertelt hen wat dienst X of Y van de verzorgende verwacht. Het is immers het gezin dat onder vuur ligt. Je vraagt aan het gezin wat zij daarvan denken en hoe ze daarmee willen omgaan. Willen ze dat de verzorgende hen daarbij ondersteunt? • De coach praat met de betrokken dienst, maakt die druk bespreekbaar en legt uit dat ‘het opgelegde’ niet kan worden aangepakt als het gezin er nog niet aan toe is. Vertel wat er ondertussen wel al is gebeurd en leg uit dat ‘vooruitgang maken’ tijd vraagt. Op die wijze vermijd je dat je in een positie komt waarin je je moet verdedigen.

Stem ook in de afbouwfase af met andere hulpverleners Doorheen het hele ondersteuningstraject, van bij de start tot de afronding, is het belangrijk om af te stemmen met andere hulpverleners. Hoofdstuk 6 biedt een aantal handvaten voor afstemming in de afbouwfase. We stippen hier kort de eerder vermelde aandachtspunten aan. Als je wil beoordelen of een gezin zonder ondersteuning van de verzorgende verder kan, moet je mee in rekening brengen hoe de andere hulpverleners zich rond het gezin bewegen. Het lokaal cliëntoverleg (LCO) kan die afstemming mee mogelijk maken. Probeer in te schatten welk effect het stoppen van hulpverlening op de andere levensdomeinen en op het gezinsleven heeft. Vermijd dat alle hulpverlening en ondersteuning in één keer stopt. Kies voor de weg van de geleidelijkheid. Zorg er bijvoorbeeld voor dat het gezin nog regelmatig contact kan hebben met een vertrouwenspersoon.

De verzorgende positioneren ten aanzien van (de verwachtingen van) andere hulpverleners en de ruimere samenleving Verzorgenden werken complementair aan de hulpverlening. Doordat verzorgenden veel meer aan huis komen én samen met het gezin dingen doen, is de relatie met het gezin informeler. Dit bevordert de opbouw van een vertrouwensrelatie. Door hun goede contacten kunnen verzorgenden hulpverleners vaak helpen om hun interventies aan te passen aan de behoeften van het gezin. Opdat hulpverleners en verzorgenden beter kunnen samenwerken en elkaar aanvullen, zijn er een aantal randvoorwaarden. Deze randvoorwaarden ontlenen we aan onderzoek 2 naar de samenwerking tussen professionals en vrijwilligers. Verzorgenden zijn geen vrijwilligers, maar hun band met het gezin is een stuk informeler. Hun positie ten aanzien van het gezin leunt daardoor dicht aan bij die van een vrijwilliger. Samenwerken vereist dat: • hulpverleners en verzorgenden elkaars werk waarderen en ieders taak en functie respecteren en er rekening mee houden, • de verzorgenden gecoacht worden om hun grenzen te kunnen stellen en er niet over te gaan, • de verzorgenden een aanspreekpunt hebben als ze ergens tegen aanlopen.

286

Samenwerken met andere hulpverleners


Samenwerken kan gehinderd worden door: • tegenstrijdige belangen, verwachtingen en ongelijkwaardige posities, • spraakverwarring, bijvoorbeeld de verzorgende en de hulpverleners gebruiken dezelfde woorden, maar bedoelen er andere dingen mee. In de loop van het project Thuiscompagnie, ervaarden verschillende verzorgenden en hun coachen, hoe andere hulpverleners soms te veel verwachtten van de verzorgenden of hen niet als een evenwaardige partner beschouwden. Verzorgenden komen daardoor in een onmogelijke rol: ze worden niet erkend als professionele hulpverlener, maar ze moeten wel alles doen, de kastanjes uit het vuur halen. Dat is pijnlijk. De verzorgenden worden hierdoor geraakt. Dat legt druk op henzelf én op het gezin. De moeilijke positionering van verzorgenden is geen geïsoleerd gegeven. We zien dat ook in andere contexten en domeinen naar voren komen. Verklaringen kunnen gevonden worden in de bestaande maatschappelijke verhoudingen en verwachtingen. • In een hiërarchisch model, een deskundigheidsmodel, zitten de specialisten ‘die weten hoe het moet’ aan de top. Het volstaat dat zij als het ware hun licht op het gezin laten schijnen, om de uitvoerders (cf. de verzorgenden) te zeggen wat ze moeten doen. De uitvoerders zitten onderaan en krijgen weinig of geen ruimte om mee na te denken of hun ervaringen in te brengen. • Wie opkomt voor kwetsbare mensen wordt soms mee gemarginaliseerd. Het systeem heeft de neiging om voor zichzelf te zorgen en zichzelf in stand te houden. Om te blijven functioneren, stoot het systeem mensen uit. Opkomen voor deze mensen leidt tot een systeembotsing want je gaat tegen de stroom in. • In de hulpverlening aan maatschappelijk kwetsbare gezinnen, zijn vaak veel verschillende hulpverleners, al dan niet opeenvolgend, betrokken. De verzorgende komt dan soms pas ‘als laatste’ in het gezin. Bijvoorbeeld: op een moment dat al veel hulpverleners er hun tanden op stuk gebeten hebben, of als de werkdoelen - al dan niet afgestemd op het gezin - in de hoofden van die hulpverleners al vastgelegd zijn.

Eigenlijk wil mama prioritair werken aan … maar het CBJ wil eerst dat ….

• Naarmate de hulpverlening meer moet werken binnen een strikte timing, een hoge caseload en hoge verwachtingen van de samenleving, vergroot de kans dat gewerkt wordt vanuit het beheersingsdenken. De focus ligt dan op problemen aanpakken, beheersen, sanctioneren, overlast vermijden. Wanneer dit niet lukt, dan wordt dat toegeschreven aan de cliënten (bv. in termen van lastige cliënten, probleemgevallen, asocialen of profiteurs) en klinkt de vraag om nog meer te controleren. Ze vertrekken m.a.w. vanuit één oordeel en één oplossing (zo hoort het). Het beheersingsdenken wordt nog versterkt door de vraag naar meer ‘uniformiseren’. Wat we voor de ene doen of geven, moeten we ook voor de andere doen. Men vergeet daarbij dat er een grote diversiteit van mensen is, dat de ene meer ondersteuEquality doesn’t mean Justice ning nodig heeft om hetzelfde te kunnen als een Equality Justicee andere en dat wat voor de ene werkt daarom niet voor de andere werkt.

Equality doesn’t mean Justice3

287


Bovenstaande modellen en denkwijzen sluiten niet aan bij de uitgangspunten van Thuiscompagnie, bij het belang dat Thuiscompagnie hecht aan de relationele dynamiek en aan het verhogen van de autonomie door versterkend en verbindend te werken (zie hoofdstuk 2). Het is belangrijk om de uitgangspunten van Thuiscompagnie steeds voor ogen te houden en te benadrukken naar andere hulpverleners. Vanuit die ‘eigenheid’ kan je anderen laten zien dat de verzorgende een belangrijk onderdeel is van de hulpverlening, dat ze meer is dan ‘een poetsvrouw’ en dat ze niet ingezet kan worden als ‘een controleur’. De verzorgende is een professional die steun verleent, een professional met een heel specifieke, nabije rol. Daarin ligt juist haar kracht.

Eigenlijk is dat geen kuisvrouw, omdat ja een kuisvrouw, die komt binnen, die begint aan haar werk en die gaat kuisen … Maar hier is dat eerst het onthaal … Als het moet, dan gaan we naar de winkel … Ze is gewoon in de buurt. Als ge iets aan het doen zijt, en ge zegt dan iets, ja, het feit dat zij nabij is, dat is goed. (moeder Lisa)

288

Samenwerken met andere hulpverleners

Ja het is toch een grote hulp. … Vooral toch het koken en de hulp met de kinderen en ja met opruimen. Ja vooral de hulp en het babbelen en zo. … Ge kunt ermee babbelen …. Het is plezanter als er iemand bij is tegenover als ge helemaal alleen zijt. Ge kunt dan ook vragen hoe zou ik dat of wat zou ik daarmee doen. … Als er nu iets is of zo, dan babbelen we daar toch over, of over de kinderen. (moeder Carla)


2. LOKAAL CLIËNTOVERLEG EN THUISCOMPAGNIE

Maatschappelijke uitsluiting is een zichzelf versterkend proces. Het ene probleem brengt het andere mee. Wie uitvalt op één domein, krijgt het ook moeilijk op andere levensdomeinen. De hulpverlening is tot op heden sterk verkokerd opgebouwd. Bij de ene hulpverlener kan je terecht met woonproblemen, bij een andere met je financiële problemen, voor psychische problemen is er nog een andere enz. Maatschappelijk kwetsbare gezinnen krijgen, omwille van hun meervoudige problematiek, met meerdere hulpverleners te maken. Het volstaat niet om afspraken te maken tussen hulpverleners onderling. In een versterkende hulpverlening bepaalt het gezin zelf mee de doelstellingen van de hulpverlening. Het Lokaal Cliëntoverleg (LCO) is een middel om de hulpverlening beter af te stemmen op wat mensen nodig hebben aan ondersteuning. Het LCO is een overleg tussen alle betrokken hulpverleners en de cliënt. De cliënt en de hulpverleners die bij zijn situatie betrokken zijn, komen samen tot afspraken over de doelen die de cliënt wil bereiken en de ondersteuning die hij daarvoor nodig heeft. Een neutrale coördinator, die niet betrokken is bij de hulpverlening aan de cliënt, organiseert het overleg. Hij bewaakt de cliëntbetrokkenheid en de positieve ingesteldheid. Eén van de betrokken hulpverleners neemt de rol op van spilfiguur. De spilfiguur is tegelijk steunfiguur voor de cliënt en centrale spil in de hulpverlening aan de cliënt. Aan het eind van het overleg zijn er duidelijke afspraken. Structurele en dossieroverschrijdende knelpunten worden benoemd en vertaald in beleidsinformatie. Elke hulpverlener, begeleider, huisarts of dienst kan een LCO aanvragen, op voorwaarde dat dit met de cliënt besproken is. Voor de aanvraag kan je terecht bij de coördinator van het overleg. In Limburg nemen de OCMW’s deze rol op. Zij organiseren overleg voor inwoners die daar nood aan hebben. Ook de cliënt zelf kan een overleg aanvragen. De informatiefolder Lokaal Cliënt­ overleg geeft je daarover meer informatie. Je kan die folder terugvinden op de website http:// www.limburg.be/lokaalclientoverleg. Tijdens meerdere LCO’s werd de nood aan praktische ondersteuning aan huis duidelijk. Thuiscompagnie wil op die vraag een antwoord geven. De verzorgende van Thuiscompagnie is meegegaan om hem [zoon] in te schrijven op school. Want we waren bijna te laat. Op het LCO was besproken dat hij naar school moet. ‘Is hij al ergens ingeschreven?’ Nee. ‘Hoe? Wat? Hoe moet ik dat doen?’ Want wij kwamen van een andere gemeente en hij moest al ingeschreven zijn van in september ergens. Ik zeg ‘Dat kan niet, nu gaan we te laat zijn.’ En de maatschappelijk werkster van het ocmw, ja, de hulpverlenende, degene die ook het budget in mekaar knutselt, die zei dan ook ‘Wacht he, ja, goed, dus de verzorgende die komt dan in plaats van 4 uren, wat minder.’ Ze is dan tussen de middag een half uurke meegegaan naar school om hem in te schrijven, om ons op weg te helpen. (vader Robert)

Thuiscompagnie wordt echter ook ingeschakeld in gezinnen waarrond nog geen LCO is gehouden. In dat geval zijn er zeker afspraken nodig met de andere hulpverleners die bij het gezin thuis of vanuit hun dienst hulp bieden aan het gezin. Het kan een opdracht zijn voor Thuiscompagnie om samen met het gezin in kaart te brengen welke hulpverleners er met hen bezig zijn en hoe ze daarover denken. Misschien groeit dan bij henzelf de vraag naar meer afstemming.

289


CIJFERS

Voor 27 % van de aanmeldingen bij Thuiscompagnie (N=267) ging er een LCO die aanmelding vooraf. Voor 29 % van de gezinnen die werden opgenomen in Thuiscompagnie (N=226) was er eerder al een LCO geweest.

Een LCO ter sprake brengen 4 Als er nog geen LCO rond het gezin is geweest, maar je voelt de nood aan een overleg, dan kaart je dit eerst aan bij het gezin. Een LCO aanvragen mag geen standaardprocedure worden. Elke keer opnieuw moet je je afvragen of het gezin er baat bij heeft, of alle voorwaarden vervuld zijn en of een LCO op dat moment aangewezen is: • • • •

Kan een LCO de cliënt vooruithelpen? Is er ruimte om in dialoog te gaan? Kan het nu al of is het nog te vroeg? Is een open en constructief gesprek haalbaar?

Het LCO kan een meerwaarde betekenen voor de hulpverleners onderling, maar dat op zich is onvoldoende. Het LCO dient niet om snel allerlei info te verzamelen, een dossier te vervolledigen of frustraties kwijt te geraken. Bedoeling is dat het gezin en de hulpverleners met elkaar in gesprek gaan. Een LCO werkt alleen als er betrokkenheid is van het gezin. Tegelijk vraagt een LCO een zware inspanning van mensen. De belangrijkste vraag bij het overwegen van een LCO is of er een meerwaarde is voor het gezin. Kan het samenroepen van een LCO het gezin ondersteunen of (terug) perspectief geven? Je kan de mogelijkheid van een LCO bij het gezin ter sprake brengen via volgende vragen: • • • • • • •

Ik zie dat je met verschillende hulpverleners contact hebt. Hoeveel zijn het er? Moet je daar veel tijd insteken? Verwachten die allemaal iets van jou? Zijn er dingen die je moet doen? Lukt het om die allemaal tevreden te stellen? Wat lijkt jou haalbaar? Wat is voor jou het belangrijkste op dit moment? Aan welke hulpverlener heb je het meest? Wat zou je ervan denken om die hulpverleners eens samen te brengen zodat duidelijk wordt dat het nodig is om afspraken te maken en prioriteiten te stellen? • Wil je daar dan bij zijn? Je bent niet verplicht om er aan deel te nemen. Maar als je er bij bent heeft dat wel een aantal voordelen …

Als het gezin aangeeft dat ze een LCO willen aanvragen, dan bekijk je met het gezin wie van de hulpverleners de aanvraag voor een LCO bij het OCMW zal inleiden (=aanvrager).

De aanvraag voor een eerste LCO voorbereiden De aanvrager neemt de algemene voorbereiding van het LCO met het gezin voor zijn rekening. Als de aanvrager niet dicht genoeg bij het gezin staat, dan zal de LCO-coördinator samen met de aanvrager op zoek gaan naar een hulpverlener die beter geplaatst is om de voorbereiding op zich te nemen. Als het gezin de verzorgende naar voren schuift als meest nabije hulpverlener, dan zal de coach het verloop van een LCO moeten schetsen aan het gezin. Samen met de verzorgende en het gezin zal de coach een antwoord moeten zoeken op de volgende vragen: • de agenda: Wat mag wel/niet besproken worden? • de deelnemers: Wie moet er uitgenodigd worden? Wie (nog) niet? Wil de cliënt een vertrouwenspersoon meebrengen naar het LCO? enz.

290

Samenwerken met andere hulpverleners


• psychologische drempels: Is er angst om met hulpverleners rond de tafel te zitten? Angst voor hun boodschappen of oordeel? Zenuwen om zelf het woord te nemen? enz. • praktische zaken: Is de locatie geschikt? Moet er iets ondernomen worden voor het vervoer? Voor kinderopvang? Een goede voorbereiding zorgt ervoor dat het gezin weet wat er gaat komen en met een duidelijk doel voor ogen naar het LCO gaat. Met het gezin wordt bekeken wat hen kan helpen om aan het overleg deel te nemen. Het gezin mag echter niet het gevoel krijgen dat ze verplicht zijn om naar het LCO te komen. Het is zoeken naar een goede vorm van participatie, op maat van dit gezin. De coördinator van het LCO zal daarbij helpen.

Een lokaal cliëntoverleg voorbereiden Telkens als de verzorgende of de dienst gezinszorg een uitnodiging krijgt om aan een LCO deel te nemen, moet dit met het gezin en de verzorgende goed worden voorbereid. Samen wordt teruggeblikt op de afgelopen periode en stilgestaan bij de huidige situatie:

• • • • • • • •

Aan welke (praktische) punten werd gewerkt? Welke impact had dat op het gezin? Wat is voor het gezin wezenlijk belangrijk? Welke stappen zijn gezet? Waar is het gezin (heel) tevreden over? Welke moeilijkheden zijn er opgedoken? Wat lukte minder goed en waarom? Waar stoot het gezin op een muur? Wat loopt er structureel fout?

Niet alles wat in de individuele contacten met het gezin besproken wordt, moet op een LCO komen. Vooraf moet met het gezin goed doorgepraat worden wat de verzorgende of coach op het overleg mag inbrengen. Het LCO is niet de plek om dingen te bespreken die je anders niet durft zeggen. Je mag het gezin niet met ‘nieuwe bedenkingen of nieuwe werkpunten’ confronteren op het LCO. Dan zet je hen voor schut ten aanzien van een tafel vol hulpverleners. Het maakt het bijna onmogelijk om verder als gelijkwaardige partners te spreken met elkaar. De fundamentele vraag die op het LCO voorligt is of het gezin met zijn vragen of problemen ergens (bij een hulpverlener of iemand uit zijn netwerk) terechtkan. We hebben daar op het LCO Het LCO gaat over heel persoonlijke zaken en deelnemen aan goede punten gehad he (lacht). het gesprek is voor het gezin vaak een zware opgave. Zorg er …’Ge kunt uwe plan trekken’ daarom voor dat je niet enkel de problemen van het gezin aan [Wat betekent dat voor u?] bod laat komen. Verwijs expliciet naar het positieve: de inzet Dat het helpt he, het helpt he. van het gezin, hun krachten en kwaliteiten, de stappen die Dat is voor ons een schot in de gezet zijn, de inspanningen, het volhouden. roos die organisatie. (moeder Kimberly)

De positie van de verzorgende op het LCO duidelijk maken Het LCO is een plek waar hulpverleners en cliënt met een open geest luisteren naar elkaar, in dialoog gaan en samen zoeken naar de juiste hulp. Aan de tafel moeten de keuzes en drijfveren van het gezin, maar ook hun zorgen en moeilijkheden besproken kunnen worden. Zo kan het LCO opnieuw perspectief bieden, zowel voor de cliënt als voor de hulpverleners. Deze doelstelling wordt echter niet op elk LCO waargemaakt. Veel hangt af van de ingesteldheid van de hulpverleners rond de tafel: zijn ze bereid om het positieve te zien en te erkennen of zetten zij er steeds iets negatiefs tegenover (bv. ‘maar dit en dit is nog altijd niet bereikt’)?

291


Een verzorgende kan heel goed de inspanningen laten zien die het gezin doet omdat ze er bijna dagelijks naast staat. Soms kan de verzorgende nog inzet en verandering zien waar andere hulpverleners dit niet meer kunnen zien. Om ernstig genomen te worden moet de verzorgende een positie hebben aan de tafel. De coach moet duidelijk maken dat de positieve inbreng van de verzorgende wordt verwacht en deel uitmaakt van haar opdracht. De verzorgende is gemandateerd om het cliëntperspectief mee binnen te brengen in het LCO. Ze is een professional die een essentiële bijdrage heeft in een afgestemd hulpverleningskader en ze moet in die rol aanvaard en erkend worden. Er zijn argumenten om de verzorgende de rol van spilfiguur te laten opnemen. De verzorgende staat immers kort bij het gezin en kan meerzijdig partijdig zijn. Dat kan uitdrukkelijk zo op het LCO benoemd worden. Dat versterkt meteen de positie van de verzorgende ten aanzien van de andere hulpverleners. Maar er zijn ook argumenten om dat niet te doen. De spilfiguur heeft immers een opdracht naar andere hulpverleners en dat is voor een verzorgende niet evident. De spilfiguur moet een brug kunnen slaan tussen het gezin en de andere hulpverleners. Ze moet dus zowel voor het gezin als voor de hulpverleners ‘vertrouwd’ zijn. De verzorgende heeft bovendien meestal geen ruimte om andere hulpverleners te contacteren en is voor hen niet altijd bereikbaar (tenzij in haar vrije tijd of als ze in een ander gezin aan het werk is). Eventueel kan de coach die brug naar de hulpverleners zijn. De verzorgende kan als vertrouwensfiguur benoemd worden op het LCO. Als vertrouwenspersoon staat ze in een positie van waaruit ze gemachtigd is het perspectief van de cliënt mee te helpen inbrengen. Dat versterkt haar tegenover minder positief georiënteerde diensten. Het benoemen van de verzorgende als vertrouwensfiguur betekent niet dat we de verzorgende niet als professional zien. Een verzorgende is professioneel bezig met het bieden van praktische steun als onderdeel van de afgestemde hulpverlening. De verzorgende kan positieve zaken binnenbrengen die het gezin in een ander daglicht stellen. Ze kan de reactie van het gezin op de druk van buitenaf, benoemen. Dat opent weer perspectief voor het gezin en voor de hulpverleners.

Claudia wordt verlamd door de angst dat haar kinderen worden afgepakt. Dat wordt duidelijk op een LCO. Alle hulpverleners rond de tafel leggen de focus op de problemen. De boodschap klinkt unaniem: ’Zie je wel, ze kan het niet …’. De verzorgende brengt een ander perspectief in. Ze ziet de inzet van Claudia. Ze vertelt ook dat ze ziet hoe de angst om haar kinderen te verliezen, Claudia blokkeert. Door die context mee in beeld te brengen, ontstaat er terug openheid. Claudia is niet langer iemand die niet gemotiveerd is, maar iemand die probeert een goede moeder te zijn.

1. Weliswaar, Beroepsgeheim en hulpverlening. http://www.weliswaar.be/modulefiles/magazines/70ondernemerschap/pdfs/beroepsgeheim-en-hulpverlening.pdf 2. Bartelink, C. (2012). Wat werkt bij het versterken van het sociale netwerk rond gezinnen? Nederlands Jeugdinstituut. http://www.nji.nl/nl/Watwerkt_Sociaalnetwerkversterken.pdf 3. http://www.kulfoto.com/funny-pictures/37187/equality-does-not-mean-justice 4. Engelen, M. (red.). (2004). Met de cliënt rond de tafel. Draaiboek lokaal cliëntoverleg voor coördinatoren,spilfiguren, hulpverleners en beleidsmakers. Hasselt: Provincie Limburg, Directie Welzijn. http://www.limburg.be/lokaalclientoverleg?highlight=Lokaal%2c%20Cli%c3%abntoverleg

292

Samenwerken met andere hulpverleners


11

Stapstenen naar een management van verbondenheid

Hoe kan je er vanuit je dienst voor zorgen dat gezinnen en verzorgenden zich ‘mee gedragen’ weten door je dienst? Dit hoofdstuk geeft je een aantal handvatten om vanuit je dienst in te zetten op een versterkende en verbindende aanpak. Zowel praktisch organisatorische aspecten, inhoudelijk ondersteunende aspecten als deontologische en ethische aspecten worden belicht.

293


294

Stapstenen naar een management van verbondenheid


1. Inleiding

Om versterkend te kunnen werken volstaat het niet dat een organisatie bereikbaar, betaalbaar, beschikbaar, begrijpbaar en bruikbaar is. Het is vooral belangrijk dat de medewerkers en leidinggevenden in die organisatie betrokken, bekommerd, betrouwbaar, bedreven en bedachtzaam zijn (de 5 B’s). Hulpverleners, ondersteuners of begeleiders houden het alleen vol als ook de organisatie om haar cliënten bekommerd is, net zoals die hulpverleners, ondersteuners of begeleiders dat om die cliënten zijn. Als cliënten door de organisatie gezien worden als een last, in de zin van: ‘we zouden veel efficiënter kunnen werken als we geen rekening zouden moeten houden met de lastige vragen van cliënten’, dan sijpelt die cultuur door naar de medewerkers. Medewerkers die zelf de kans krijgen om te groeien en om te leren uit fouten, zullen ook hun cliënten meer ruimte durven geven. Het is dus niet voldoende dat de hulpverlener de 5 B’s hanteert ten aanzien van zijn client, de organisatie moet deze 5 B’s ook hanteren ten aanzien van zijn medewerkers. Een organisatie moet m.a.w. congruent zijn met zichzelf. Verzorgenden in Thuiscompagnie werken vanuit een professionele nabijheid en juist dat aspect maakt verandering en groei mogelijk. Hierin schuilt een spanning met professionele afstand die doorgaans wordt gevraagd. Organisaties moeten ruimte geven voor nabijheid en tegelijk het spanningsveld tussen nabijheid en afstand bewaken. Kwetsbare gezinnen confronteren ons in die zin met het feit dat we een nieuwe balans moeten vinden in de manier waarop we professionele afstand en nabijheid omschrijven. Het is niet de bedoeling dat we ‘vriend aan huis’ worden, maar tegelijkertijd komen verzorgenden heel kort bij het gezin te staan. Daarnaast is er een verschuiving van uitvoerende naar meer begeleidende taken. Het is belangrijk dat de organisatie ruimte creërt waarin dit kan en tegelijkertijd bewaakt dat de verzorgende niet overvraagd wordt. Ondersteuning door een coach en regelmatige intervisie zijn vanuit die optiek geen overbodige luxe. We wijden in dit hoofdstuk verder uit over het beroepsgeheim. Verzorgenden zijn wel degelijk gebonden aan het beroepsgeheim. Alleen binnen het kader van het beroepsgeheim kan een vertrouwensrelatie tussen verzorgende, dienst en gezin groeien (zie o.a. hoofdstuk 5 en hoofdstuk 10). Daarbij aansluitend vind je hier handvatten (een gps) om na te denken over hoe je passend kan reageren in moeilijke situaties. Het helpt je om te verantwoorden waarom je welke stappen wel en welke stappen niet zet. De organisatie moet hun medewerkers de ruimte geven om zelf na te denken en beslissingen te nemen over wat in een bepaalde situatie de meest passende manier is om professioneel te handelen. Leidinggevenden van een organisatie hebben er alle belang bij om te luisteren naar die verantwoording. Het zijn momenten waarop uitvoerders, leidinggevenden en verantwoordelijken kunnen leren om hun organisatie nog effectiever te maken om hun doelstellingen te realiseren. Diensten gezinszorg die effectief een rol wil spelen in het bestrijden van armoede en een verschil willen maken, zullen ook een aantal organisatorische keuzes moeten maken. Om maar een voorbeeld te noemen: continuïteit is deel van een vertrouwensrelatie. Het wisselen van verzorgende in deze gezinnen werkt meestal niet. Op deze en andere keuzes gaan we in dit hoofdstuk verder in. Vooruitlopend op die keuzes, geven we een overzicht van de aspecten waaraan directies, leidinggevenden en medewerkers van diensten merken dat hun dienst meedoet met Thuiscompagnie1.

295


Waaraan merken leidinggevenden en medewerkers van diensten dat hun dienst meewerkt aan Thuiscompagnie? 1. Thuiscompagnie heeft impact op de visie van de organisatie. Door Thuiscompagnie wordt er binnen de dienst veel meer gesproken over kansarme gezinnen en wat verzorgenden daar kunnen betekenen. Terwijl het project in eerste instantie traag op gang kwam omdat de maatschappelijk werkers van de sociale dienst die mogelijkheden niet kenden, hebben de eerste positieve resultaten ervoor gezorgd dat er steeds meer aanvragen komen en dat steeds meer hulpverleners Thuiscompagnie willen inschakelen om hun cliënten te ondersteunen. Het project verspreidt zich als een inktvlek. Vanuit een kleinschalige kern, de coach en een paar verzorgenden, sijpelt ‘het ideeëngoed’ (de visie en aanpak) in meer of mindere mate op organisatieniveau in (mesoniveau). Concreet tekent zich dat op verschillende manieren af: • De problematiek van gezinnen in armoede komt vaker op de agenda en wordt een thema voor alle niveaus in de organisatie (beleid, verzorgenden, leidinggevenden) • Verzorgenden uit de training brengen die inhouden soms ook op wijkwerkingen. Sommige andere verzorgenden pikken dat op. • Medewerkers leren de weg naar Thuiscompagnie kennen en verwijzen cliënten naar Thuiscompagnie door. • De coach wekt dingen los bij de sectorverantwoordelijken en de verzorgenden. • Er is meer aandacht voor gezinnen in (kans)armoede met kinderen als mogelijke cliënten. • Nadenken over kansarmoede wordt een vaste pijler in de organisatie. 2. Thuiscompagnie heeft impact op de aanpak (kwaliteitszorg) • Kapstokken om te werken met gezinnen in armoede. We leren hoe we met kansarmen kunnen omgaan en hoe we verzorgenden hierbij kunnen ondersteunen. • Verandering in de manier van werken met kansarme gezinnen. Vanuit de organisatie is er meer contact met de gezinnen en met de verzorgenden (meso-niveau) • Verandering in de gezinnen (microniveau). • Enthousiasme Thuiscompagnie heeft ons een enthousiaste coach gebracht. Die slaagt erin veel los te weken bij de verzorgenden. Haar enthousiasme slaat ook over naar andere leidinggevenden binnen de organisatie. • Ervaringsdeskundige in de armoede Via Thuiscompagnie leerden we ervaringsdeskundigheid kennen. We zouden graag een ervaringsdeskundige in onze organisatie willen. • Meer ondersteuning Er is meer ondersteuning voor de verzorgenden die in deze gezinnen werken via de training en zolang er extra middelen zijn, via een coach. 3. Thuiscompagnie heeft impact op de middelen/personeel van de organisatie die voor gezinnen in armoede kunnen worden ingezet • Middelen ‘vrijgesteld’ om verzorgenden tijd en ruimte te geven om met kansarme gezinnen te werken • Via Thuiscompagnie krijgen we de mogelijkheid om extra aandacht te besteden aan kansarme gezinnen. We hebben door het project meer ruimte gekregen om met deze gezinnen te werken. Het is wel erg intensief werken en dat slorpt uren op. 4. Thuiscompagnie heeft een impact op het functioneren van de organisatie • Meer samenwerking tussen diensten Er is meer samenwerking gekomen tussen diensten onderling. De sociale Dienst en de dienst Gezinszorg hebben elkaar beter leren kennen. De samenwerking groeit nu spontaan.

296

Stapstenen naar een management van verbondenheid


2. Keuzes maken met het oog op maatschappelijk engagement

Inzetten op een uitgesproken ‘brede’ visie Gezinszorg kan georganiseerd worden vanuit verschillende visies: 1. een smalle visie: het zorgende en het praktische staan centraal, de verzorgende neemt alleen die taken op die afgesproken zijn in een voorafgaande vraagverkenning, 2. een brede visie en benadering: gezinszorg wordt gezien als een dynamische interactie tussen het gezin en de dienst gezinszorg met zijn coach en verzorgende, de gezinszorg gaat zich ‘verbreed’ verhouden op de aanwezige noden en behoeften in het gezin. In de eerste visie staat het doelgerichte centraal, waarbij de samenspraak met het gezin afgebakend blijft en er weinig ruimte wordt voorzien voor gesprek en bijsturing. In de tweede visie wordt het doegerichte gedialogeerd en gekoppeld aan een relationele dynamiek die leidt tot een verbindend en versterkend proces, al dan niet in samenspraak met andere actoren.

Een poetsvrouw die heeft haar vast schema, dat en dat en dat moet gedaan worden … Is het te rommelig, die [poetsvrouwen] draaien zich om en die zijn weg. Die zeggen: ‘dan moet ge mij meer betalen’. Dus die helpen de mensen daar niet bij. (moeder Kimberly)

Thuiscompagnie focust op kwetsbare gezinnen met kinderen. Ze doet dat vanuit een visie op armoede die stelt dat het de plicht is van de samenleving om te zorgen voor voldoende ondersteuning op maat van deze gezinnen zodat ze de complexe uitdaging van opvoeden in kwetsbare omstandigheden kunnen aangaan. Thuiscompagnie volgt m.a.w. de ‘brede visie’ die samengaat met een kijk naar doelgroepbenadering. Deze visie heeft implicaties voor de intensiteit en de duur van de begeleiding en vraagt dat er ruimte is voor experiment. Gezinszorg kan een krachtig effect teweegbrengen in de gezinsdynamiek (zie hoofdstuk 7). Op een rechtstreekse en onrechtstreekse manier werkt de verzorgende op een ondersteunende manier. Als het gezin en huishouden wordt versterkt, dan komt dit ten goede aan de opvoedingsdynamiek. De praktische, doegerichte en betrokken werkwijze van de verzorgende, waarbij de ouders in hun kracht worden gezet, werkt structurerend en verbindend naar de kinderen toe.

De bedoeling is dat gij er dan ook bij helpt. Dus niet dat ge zegt terwijl ge zelf een tas koffie drinkt,’ trekt gij uwen plan maar met den afwas’. De verzorgende komt ’s morgens binnen en dan bekijken we wat we gaan doen. (vader Robert).

Je krijgt iemand anders die met zijn hart dingen voor jou doet. … Ja, we hebben pannenkoeken gebakken (lacht). We zijn elke week bezig om iets te bakken voor de kinderen, die vinden dat fijn. Als de kinderen verjaren, dan bakt ze iets speciaal voor de kinderen en dan brengen ze dat mee naar de school en dat vinden zij altijd fijn. (moeder Amani)

297


Versterkte gezinszorg voor een grote diversiteit aan kwetsbare groepen Ook voor andere kwetsbare doelgroepen kan de methodiek en dynamiek van een versterkte gezinszorg een betekenisvolle ondersteuning zijn. Er is de groeiende groep alleenstaanden die vereenzamen of moeilijkheden hebben om verbinding aan te gaan. Gezinszorg kan vanuit zijn praktische inzet en aanspreekbaarheid mensen terug in verbinding brengen, zowel met zichzelf (zelfzorg) als met de omgeving. De vermaatschappelijking van de zorg, meer specifiek de effecten van artikel 107 op de organisatie van de geestelijke gezondheidszorg2, is een uitdaging waarmee de gezinszorg sowieso wordt geconfronteerd. Mensen met een psychiatrische problematiek zullen na een korte opname, terug in de gewone samenleving moeten worden opgevangen. Versterkt met een aantal inzichtenen aanvullende handelingskaders is de dynamiek van een versterkte gezinszorg hier zeker een boeiende, maar complexe uitdaging. Gezinszorg kan een onderdeel uitmaken van het draagvlak van mensen met een mentale beperking. Ook hier is een versterkte gezinszorg op zijn plaats. Samen het huishouden beheren kan het fundament leggen van een dynamiek waarbij de cliënt meer greep krijgt op het eigen leven en zo de afhankelijkheid afneemt. Kortom, de dynamiek van Thuiscompagnie kan plaats krijgen bij diverse doelgroepen die geconfronteerd worden met een verlies van greep op het huishouden binnen een context van een ruimer verlies van autonomie en vergrote psychische draaglast. De inzet van de verzorgende op een verbindende, versterkende en vergezellende manier is voor deze kwetsbare doelgroepen een kans op herverbinding, herstel en terug greep krijgen op een essentieel deel van het dagelijkse leven, het praktische huishouden en dagdagelijks leven en overleven. Organisaties die zich richten op kwetsbare doelgroepen gaan een uitdaging aan die breder gaat dan een neutrale doelgroepenverschuiving of verbreding. Het betekent zich richten op doelgroepen die vanuit een dominante economische logica steeds meer als ‘sociaal overbodig’ worden gezien. Het is dus tegen de stroom invaren en aandacht geven aan mensen die dreigen verguisd of vergeten te worden. Dit maatschappelijk engagement uit zich in de zorg voor de medewerkers en wordt zichtbaar in de cultuur van de organisatie. Waarden als betrokkenheid, verwondering, creativiteit en krachtgericht kijken en handelen maken daarbij een wezenlijk onderdeel van de organisatiedynamiek uit en krijgen een plek in functieprofielen, functioneringsgesprekken en evaluaties.

Gezinszorg echt toegankelijk maken voor kwetsbare gezinnen Ruimte maken voor intensieve begeleiding van gezinnen op verschillende domeinen Thuiszorg is altijd een indringende vorm van hulpverlening. De verzorgende komt letterlijk ‘binnen-in’ het huishouden en ze blijft er minstens vier uur of meerdere dagdelen aanwezig. Deze actieve aanwezigheid geeft een inkijk in het gezinsleven, de ritmes, de gebruiken en de manier van omgaan met elkaar. Vlug wordt de façade doorbroken en komen er minder vriendelijke of moeilijk lopende zaken in beeld. Poetsen en opruimen betekent soms ook de emotionele en relationele puinhoop aanpakken. Ongewild wordt de verzorgende deelgenoot van de gezinsdynamiek met zijn zorg en inzet, maar eveneens met zijn blokkades en strijd.

298

Stapstenen naar een management van verbondenheid

Naar kinderen toe kan dat [ondersteuning] heel belangrijk zijn, als het moeilijke kinderen zijn op het gebied van opruimen, ruzie maken. En als je zelf ook problemen hebt, als je bij weinig personen terecht kunt en ge weet dat ge daar dan bij terecht kunt. Gewoon voor te luisteren, dat is genoeg, want voor mij komt het huishouden dan op de laatste plaats, als ge een slechte dag hebt, als ge denkt van dat gaat niet lopen he. (moeder Femke)


De verzorgende dient bedachtzaam om te gaan met het zich invoegen in de gezinsdynamiek en moet op zoek gaan naar een passende verhouding van afstand en nabijheid. Dit ‘binnen komen’ houdt een kracht in zich. Bij het zich passend verhouden op de gezinsdynamiek ontwikkelt er zich een vertrouwensvolle verhouding van samen zorg dragen voor het huishouden en het gezin, waarbij de verzorgende kans krijgt om verbredend en verdiepend aan de slag te gaan. Deze intensievere aanpak houdt in dat de verzorgende getuigenis en deelgenoot wordt van de onderstroom die zich afspeelt binnen het gezin. Ze wordt compagnon van het achterliggende lief en leed. De gebeurtenissen die zich afspelen en de verhalen die binnen komen vormen de leidraad voor een zich dynamisch verhouden op het gezinsgebeuren en ingangen te vinden om verbindend, versterkend en vergezellend te werken. Dit vraagt van organisaties een bewust en gericht inzetten van verzorgenden op een manier waarop ze echt van betekenis kunnen zijn en mee ‘het verschil’ kunnen maken.

Kiezen voor langdurige begeleiding door eenzelfde persoon Zich richten op kwetsbare gezinnen en personen houdt een bepaald engagement in. Het echt contact krijgen met kwetsbare mensen is niet vanzelfsprekend en vraagt tijd: tijd om het wantrouwen te doorbreken, tijd om te komen tot een betekenisvolle afstemming, tijd om deelgenoot te worden van het gezins- of persoonsverhaal, tijd om toe te leiden en los te laten. Jarenlange begeleiding door eenzelfde verzorgende kan zeer zinvol zijn, er groeit een besef van ‘gedeeld leven’. Ik heb er heel veel aan en ook, alle ja. Met Siska heb ik dat nu ook, daar kan ik nu ook al meer mee praten. Maar met Minne [haar 1e verzorgende], die kwam hier al heel lang en dan ja … Dat is wel wennen. Ja, ge aanvaardt dat gewoon. (moeder Kim)

Ge staat er niet alleen voor, ge hebt altijd iemand om mee te praten, daar kunt ge tenminste eens uw hart tegen luchten (lacht). … Dat is mijn wandelende agenda (lacht). (moeder Jessy)

Afgemeten tijd is eerder een belemmering om de relationele ruimte te ontwikkelen die leidt tot wezenlijke veranderingen. Een herverbindings- en versterkingsproces presenteert zich op diverse lagen van het levenspad van de cliënt en betekent voor de verzorgende een diepgaande verbinding en krijgt vorm in wederkerigheid en gedeelde zorg. Het is een proces van verdienste opbouwen om passend geven en nemen een plaats te doen krijgen. Langdurige begeleidingen vragen bij overgang naar een nieuwe verzorgende een warme overdracht en tijd en dialoog om de brug te maken. In Thuiscompagnie zijn er geen standaardtrajecten waarin voor iedereen een minimaal of maximaal aantal maanden is voorzien. Het is de taak van de coach om, samen met de verzorgende en het gezin, voortdurend te reflecteren of de inzet van de getrainde verzorgende een meerwaarde blijft hebben. Als men het gezin, om organisatorische redenen (zie verder) toch moet loslaten, dan zal een geleidelijke afbouw wellicht minder schadelijk zijn dan het plots verbreken van elk contact (zie ). Vandaar is het niet onverstandig om een systeem te bedenken om regelmatig en vanuit verschillende perspectieven te kijken naar het traject dat de Thuiscompagniegezinnen doorlopen. De verantwoordelijke van de dienst gezinszorg kan het organisatieperspectief binnen brengen. Het hoofd van de sociale dienst kan wijzen naar de kwetsbare gezinnen die staan te wachten

299


om met Thuiscompagnie te starten. Maar evengoed kan ze het belang van de continuïteit in een kwetsbare situatie duiden. De taak van de coach en de verzorgende in dit overleg, is tweeledig: tolken wat het voor de gezinnen betekent om die ondersteuning al dan niet verder te krijgen en de meerwaarde voor dat gezin aan te tonen. Het is belangrijk om bij dergelijk overleg vooraf af te spreken wie de knoop kan doorhakken in situaties waarbij de visies uit elkaar blijven lopen.

Financiële ruimte maken om kwetsbare gezinnen op te nemen We beweren niet dat alle kwetsbare gezinnen met jonge kinderen via gezinszorg moeten ondersteund worden. Maar voor kwetsbare gezinnen die een beroep willen doen op praktische ondersteuning, zou gezinszorg wel toegankelijk moeten zijn. Dat betekent dat zij een verzorgende zouden moeten kunnen krijgen die versterkend en verbindend werkt. De Vlaamse overheid stimuleert de diensten gezinszorg via haar financieringssysteem om niet te lang in eenzelfde gezin te blijven. De logica van de ontoereikende middelen ligt hieraan ten grondslag: als gezinnen te lang in de gezinszorg blijven zitten, dan zal de dienst dicht slibben en moeten er steeds meer uren bijkomen. Het is de wet van de schaarste: het herverdelen van een tekort. Die realiteit maakt dat diensten gezinszorg voortdurend moeten zoeken naar een evenwicht tussen het belang van een particulier gezin en het rechtvaardigheidsbeginsel dat elk gezin waar een nood is, recht moet hebben op de best passende dienstverlening. Wat als er moet gekozen worden tussen het ondersteunen van een terminale patiënt en het (verder) ondersteunen van een maatschappelijk kwetsbaar gezin? Of tussen het ondersteunen van een fysiek zorgbehoevende 65 plusser en een fysiek gezonde, maar kwetsbare alleenstaande moeder met een jong kind? Om dergelijke afwegingen, waarbij kwetsbare gezinnen nog vaak aan het kortste eind trekken, uit te sluiten, kan een dienst ervoor kiezen om een bepaald % van het toegekende urencontingent voor te behouden voor kwetsbare gezinnen. De organisatie kiest dan effectief om haar dienst toegankelijk te maken voor kwetsbare gezinnen, ook al kan ze niet garanderen dat elke ondersteuningsvraag van een kwetsbaar gezin onmiddellijk zal worden ingevuld. Gezinszorg vraagt een eigen bijdrage van de gezinnen. Thuiscompagnie is niet tegen het principe dat gezinnen zelf betalen voor de ondersteuning. In het kader van het herstel van de autonomie is dat niet onlogisch: je huurt ondersteuning in en je betaalt daarvoor. Als je betaalt, dan ben je de baas. Je kan de hulp stopzetten als ze je niet bevalt. Het vragen van een eigen bijdrage kan voor het gezin ook een bescherming zijn tegen niet gewenste en opgedrongen hulp.

CIJFERS

We moeten echter een kanttekening plaatsen bij die eigen bijdrage en de hoogte ervan. In Thuiscompagnie zien we dat de eigen bijdrage voor veel gezinnen een struikelblok is. Zelfs in de situatie waarin diensten een afwijking van de berekende prijs op basis van het belastbaar inkomen kunnen toestaan, is dat bedrag voor heel wat gezinnen nog te hoog.

• Op drie jaar tijd registreerden we in Limburg 264 aanmeldingen voor Thuiscompagnie. Dit aantal lijkt lager dan men op basis van statistische gegevens over armoede, zou kunnen verwachten. We willen niet beweren dat gezinszorg voor elk kwetsbaar gezin is aangewezen. Toch denken we dat een aantal gezinnen niet naar Thuiscompagnie wordt doorverwezen omwille van de eigen bijdrage die betaald moet worden. Het gaat vaak om gezinnen waar het inkomen niet volstaat om menswaardig te leven. • Voor 15 % van de gezinnen die werden aangemeld in de periode januari 2011 – december 2013, werd geen traject in Thuiscompagnie opgestart. Vaak is dit omwille van de prijs die het gezin moet betalen. • Na de intake haken nog eens 10 % van de gezinnen om financiële redenen af. • De coaches geven regelmatig aan dat het aantal uren hulp in huis door het gezin wordt beperkt omwille van financiële redenen. Het gezin wil m.a.w. wel meer uren hulp, maar ze hebben er het budget niet voor. • Verschillende trajecten werden stopgezet omwille van de prijs, omdat ze hun geld voor ‘iets anders nood­ zakelijk’ nodig hadden. Bijvoorbeeld: omdat er een wasmachine moet worden gekocht, omdat de auto stuk is gegaan enz.

300

Stapstenen naar een management van verbondenheid


Bij een ontoereikend inkomen bestaat de mogelijkheid om een beroep te doen op tussenkomst van het OCMW. Daarvoor moet een individuele steunaanvraag worden ingediend. Niet alle gezinnen staan daarvoor open. Vergeet niet dat het om gezinnen gaat die maatschappelijk kwetsbaar zijn. Er is een groot wantrouwen tegenover de samenleving en haar instituties. De verzorgende komt juist in het gezin om terug verbinding met de samenleving mogelijk te maken, maar ze kan daar pas op inzetten als ze effectief in het gezin van start kan gaan. Gesteld dat het gezin een steunaanvraag indient, dan moet je ermee rekening houden dat de beslissing van het OCMW niet altijd positief is. De beslissing is veelal afhankelijk van de bril waarmee ze naar het gezin in kwestie kijken. Zoals hiervoor al vermeld, kan de gezinszorg zelf een afwijking toestaan op de berekende prijs. Dat betekent voor de dienst: ‘meer werk ‘ tegenover ‘minder inkomsten’. Vanuit organisatie­ perspectief is dat m.a.w. geen evidente keuze en zal dit eerder uitzonderlijk worden toegestaan. Zelfs al wordt de bijdrage zo laag mogelijk gehouden, als een gezin moet rondkomen van een bedrag dat nauwelijks toelaat menswaardig te leven, dan kan elke euro maar één keer worden uitgegeven. Wanneer een verzorgende meerdere uren per week in een gezin komt, loopt de rekening snel op. Het is voor deze gezinnen geen kwestie van ‘keuzes maken’. Het bedrag dat aan gezinszorg besteed wordt, kan niet uitgegeven worden aan basisbehoeften zoals brood, melk of verwarming. Die economische realiteit van het leven in armoede wordt te weinig in rekening gebracht.

301


3. Goed zorgen voor verzorgenden

Invoegen in het ‘ongewone’ mogelijk maken Je gedragen weten is essentieel om in je kracht te staan. Verzorgenden staan op de barricade, staan in de vuurlijn van de botsing tussen werelden: de (leef)wereld van het gezin of hun gezinnen en de wereld van de organisatie (het systeem). Of nog, de wereld van de organisatie met zijn instructies, deontologie, aansturing, zijn timing, zijn doelen en meetbaarheid versus de wereld van gezinnen met zijn particulariteit, zijn geschiedenis, gevoeligheden en aandachtspunten. De systeemlogica kan zich verbinden met de ordening van het gezin, maar ze kan er ook mee botsen. De verzorgende is samen met de coach onder meer de brugfiguur tussen de organisatieverwachtingen en de diepere noden en cultuur van het gezin. De verzorgende komt terecht in een leefwereld die veelal uit verbinding is met maatschappelijke ontwikkelingen. Verzorgenden ervaren hun huisbezoeken soms als een tijdsreis of een reis naar een andere wereld, met zijn cultuur en gebruiken, waar ze zich moeten op invoegen voor ze van betekenis kunnen zijn. Deze invoeging in telkens andere leefwerelden vraag enorm veel van verzorgenden. Het vraagt enerzijds energie, empathie, moed en daadkracht en anderzijds gevoelig kunnen omgaan met taboes, met nauwelijks bespreekbare zaken, met dwingende grenzen of verwachtingen (zie hoofdstuk 5). Om dit vol te houden is het essentieel dat een verzorgende moeder Lisa: Mijn dochter had vorige week zondag een cake zich verbonden en gedragen gebakken voor hare vriend, want ze waren 19 maanden samen, weet. Deze gedragenheid komt, en ze zegt zo parmantig tegen mij: ‘Nu is er een nog een paradoxaal genoeg, in eerste stukske over, dat is voor Sien he, zegt ze.’ instantie van de gezinnen zelf. verzorgende Sien: Schitterend he. Door zorg te geven ontvang je moeder Lisa: Ja, eigenlijk is Sien hier in de boter gevallen. ook zorg. Gezinnen dragen soms verzorgende Sien: (lachend) eigenlijk ben ik met mijn gat in goed zorg voor verzorgenden de boter gevallen … het klikt ook goed he. door bepaalde prangende thema’s niet binnen te brengen, door verzorgenden ruimte te geven iets te doen dat niet leidt tot spanningen of conflicten of door terug te geven via inzet, een kop koffie of een gesprek met luchtigheid naast de zwaarte en het verdriet. Verzorgenden hebben evenzeer nood aan gedragenheid door hun team, door de direct leidinggevende en door de dienst gezinszorg waarmee ze zich verbonden weten. Als de organisatie op een congruente manier dezelfde zorg weet op te brengen voor haar verzorgenden als de zorg die ze van hun verzorgende verwachten naar de gezinnen, dan krijg je een basis van gedragenheid. Als de organisatie via een gerichte aandacht waardering weet uit te drukken voor de inzet van de verzorgende, dan kan dat een verzorgende vleugels geven om zich gepast in te zetten in gezinnen. Als de organisatie zorgt voor ondersteuning bij het uitvoeren van de complexe taak om verbindend en versterkend met gezinnen op stap te gaan, dan weten verzorgenden zichzelf te overstijgen.

302

Stapstenen naar een management van verbondenheid


Ruimte voor ondersteuning brengt ruimte voor de ontwikkeling van de verzorgenden Intensieve gezinszorg doe je niet alleen. Intensief en langdurig bezig zijn in kwetsbare gezinnen vraagt veel van een verzorgende. Ze wordt emotioneel soms meegesleurd in de onmacht, de kwaadheid en er wordt sterk op haar geappelleerd. Het is daarbij essentieel dat de verzorgende op een veilige en open manier afstand kan nemen, kan reflecteren en handvatten meekrijgt om daar op een ‘gepaste’ manier mee om te gaan. Dat vraagt ondersteuning en die ondersteuning gebeurt best op een verscheiden manier: vorming, supervisie, coaching en toetsing aan inzichten en ervaringen van opgeleide ervaringsdeskundigen. Organisaties dienen volop in te zetten om deze omkadering en visieverbonden ondersteuning mogelijk te maken. Zonder deze omkadering vergroot het risico dat verzorgenden in confrontatie met zeer moeilijke situaties worden opgebrand of geconfronteerd worden met uitputting of burnout. Laat duidelijk zijn dat ondersteuning onontbeerlijk is, maar niet garandeert dat pijnlijke botsingen of breuklijnen niet meer zullen voorkomen. Die zijn, zoals uit het voorgaande reeds bleek, inherent aan het ondersteuningwerk door de verzorgende. Ondersteuning van de verzorgende maakt wel dat ze ergens terecht kan om de emoties, vragen en twijfels te delen en dat ze van die botsingen kan leren.

Ruimte voor experiment en buiten de lijntjes kleuren De organisatie (m.i.v. haar leidinggevenden) moet de ‘brede visie’ consequent uitdragen naar de verzorgende. Er zijn de regels van de dienst: je gaat niet buiten de werkuren. Tegelijk is gekozen om Thuiscompagnie aan te bieden waarin voorop staat dat er flexibiliteit moet zijn om op maat van de kwetsbare gezinnen te kunnen werken. Het kan zijn dat de verzorgende een ‘dienstregel’ overtreedt. Vanuit een eenzijdige blik (enkel die van het systeem, van de dienst), zou dat een reden voor een sanctie kunnen zijn. Thuiscompagnie beoogt daarentegen dat de verschillende betrokkenen vanuit verschillende perspectieven naar een dergelijke ‘overtreding’ kijken (zie hoofdstuk 2: het juiste, het goede of het goed doen). Dat is enkel mogelijk als de verzorgende en de coach dat samen bespreken en daarover het gesprek met de dienst en het gezin aangaan (zie ). Iedereen kan daar uit leren, zowel de verzorgende, de coach, de organisatie als het gezin. Weet daarbij dat niemand kan leren zonder fouten te maken. Vanuit die optiek bevinden diensten zich, net zoals Thuiscompagnie, in een lerende context (zie verder in dit hoofdstuk), waarbij de vraag zich stelt: hoe gaan we, om het verschil te kunnen maken, het best met kwetsbare gezinnen om?

303


4. Een organisatie die steeds beter wordt

Een bezielende organisatiecontext opzetten Een organisatie die bezielt schept condities waarbinnen mensen met energie, goesting en inzet willen en kunnen werken. De condities liggen om te beginnen in de sfeer van de organisatie. Duidelijke structuren en afspraken zorgen voor de nodige rust en vertrouwen. Structuren zijn er om te helpen dragen en richting te geven. Ze laten de verzorgende en de coach de contouren zien om semi-autonoom, op een creatieve en eigen manier, met de gezinnen aan de slag te gaan. De bezieling gaat samen met een gedeeld mens- en maatschappijbeeld en de rol die de organisatie kan en wil opnemen in een snel veranderende samenleving. Dit mens- en maatschappijbeeld impliceert een grondige verandering in onze kijk naar sociale problemen: • bottom-up benadering: vanuit de doelgroep, • focus op welzijn, krachten en omgevingsinvloeden, • positief en pro-actief. Dit impliceert een fundamentele verandering in het kijken naar kwetsbare gezinnen die een beroep doen op gezinszorg. Er wordt niet meer gekeken vanuit een probleembril of een deficiet-model, maar vanuit de mogelijkheden en krachten van de verschillende betrokkenen. Deze empowerende benadering (zie hoofdstuk 2) vecht actief discriminerende en onderdrukkende praktijken aan. Uitgangspunten daarbij zijn3: • Iedereen beschikt over een aantal potenties en mogelijkheden die hem/haar in zijn menselijkheid kunnen tonen (humanistisch perspectief). • Ook de meest grauwe milieus dragen een krachtbron in zich (krachtenperspectief). • Mensen zijn mede het resultaat van een interactie tussen hun kenmerken en potenties, de omgeving en de opgedane levenservaringen (interactionistisch perspectief). • Door het geheel aan opgedane ervaringen zijn mensen eigen in hun expressie, hun kracht en hun kwetsbaarheid (identiteitsperspectief). Deze manier van kijken en benaderen betekent veelal voor de verzorgenden, voor de ondersteunende maatschappelijk werkers (coaches) en voor alle (andere) omkaderende medewerkers (cf. inhoudelijke en praktische uitvoering en opvolging van de werking), een omslag in het kijken naar kwetsbare gezinnen. Bij contacten met kwetsbare gezinnen of in gesprekken over deze gezinnen, is een ‘oordeel’ snel gemaakt. Met name wanneer de betrokkenen eenzijdig, met een oordelende blik, kijken naar het kluwen aan problemen en hoe de omacht alle levensdomeinen heeft aangetast. Het is een uitdaging om ondanks de cluster aan problemen, te kijken vanuit krachten en mogelijkheden en te zoeken naar restanten van vertrouwen, van inzet en van aanwezig zorg. Deze focus of positieve en krachtgericht kijk, laat zich op verschillende organisatiethema’s voelen (bv. hoe en onder welke condities verzorgenden inzetten, regels en afspraken enz.) en brengt een andere, bezielende, dynamiek met zich mee.

304

Stapstenen naar een management van verbondenheid


Betrokkenheid organiseren Betrokkenheid begint bij het goed informeren over alles dat de medewerkers en de organisatieidentiteit aangaat. Betrokkenheid gaat ook verder: er moet een wisselwerking zijn tussen de organisatie en de medewerkers. Dat vraagt een aanhoudende dialoog en dat vraagt dat iedereen betrokken wordt bij de ontwikkelingen die hen aangaan. Teamdagen, werkgroepen, vormingsmomenten, briefing enz. zijn bruikbare werkvormen. Dit vraagt tijd die ruimschoots terug wordt verdiend: het surplus van een verhoogde gedragenheid. Zoek naar een evenwicht tussen effectief aan de slag gaan en tijd om te beraden, terug te blikken, te herschikken, nieuwe plannen te maken en vooruit te blikken.

Een waarderende context creëren Als een organisatie bezielend wil werken, dan zal ze moeten kiezen voor een waarderend perspectief. Kiezen voor een waarderend perspectief betekent zoeken naar de aanwezige intenties en zorggerichtheid, én deze erkennen en bevestigen. In essentie betekent het: op zoek gaan naar de energie van medewerkers en werken aan een uitdagende omgeving die inspiratie, kracht en goesting oplevert om ervoor te gaan. Je streeft naar een positieve verandering, waarbij krachten terug opborrelen bij de cliënt en zijn omgeving én bij de verzorgende, de coach en de organisatie.

Invoegen om verbreding en vernieuwing mogelijk te maken In een waarderende context neemt invoegen in de kijk van de cliënt en van de verzorgende een centrale plaats in. Van daaruit kan je gepaste toevoegingen maken die de creativiteit stimuleren. Je moet m.a.w. het innerlijke oordeel uitstellen, ‘ja, maars …’ nog even achterwege laten, en verbreed gaan kijken om vernieuwing mogelijk te maken.

Aandacht voor het positieve Een waarderende context creëert een omgeving waarin gewerkt wordt aan gelijkwaardige en wederkerige relaties met een authentieke betrokkenheid. Er is aandacht voor het positieve. Dat positieve krijg je onder meer in beeld door krachtgerichte vragen te stellen (zie hoofdstuk 9): krachtgerichte vragen door de verzorgende aan de cliënt, door de coach aan de verzorgende en de cliënt, door de leidinggevende aan de sector- of regioverantwoordelijke, de coach en de verzorgende. Focus op de mogelijkheden en geef erkenning aan het, ondanks de moeilijkheden, stand houden. Zo geef je terug energie om er weer tegenaan te gaan.

Problemen worden uitdagingen en kansen Een waarderende benadering gaat de problemen niet uit de weg. Probleemclusters of botsingen zijn daarentegen uitdagingen of bronnen van verandering. Het vraagt creativiteit om daarmee om te gaan, maar betrokkenen kunnen uit het ombuigen van problemen ook krachten putten. In de diepste kwetsuren schuilen immers krachten tot groei en verandering, tot het naar buiten treden en zichzelf overtreffen. Tegelijkertijd schuilt in deze kwetsuren de meest dwingende belemmering: het risico om terug gekwetst te worden. Ook deze kwetsingen worden niet uit de weg gegaan, ze worden besproken. Dat brengt nieuwe inzichten met zich mee die helpen om een stap te zetten in de richting van een haalbare verantwoordelijkheid.

Waarderend leiderschap Waarderend leiderschap is een houding die bij elke leidinggevende in de dienst of organisatie aanwezig moet zijn. Het is een engagement dat zowel door de sector- of regioverantwoordelijke als door de directiemedewerkers opgenomen moet worden. Waarderend leiderschap betekent aandacht schenken aan gewenst of verhoopt gedrag, in functie van bepaalde verwachtingen of doelen, het betekent alert zijn voor de kracht van medewerkers en hen een plek geven waar hun

305


talenten kunnen opbloeien. In Thuiscompagnie betekent dit dat leidinggevenden hun waardering laten zien voor verzorgenden die gezinszorg verbreden naar een intense, wederkerige en lerende dynamiek. Het staat voor aandacht schenken aan de inzet, de dromen en de plannen van de medewerkers en oog hebben en ruimte creëren voor persoonlijke en creatieve processen. Een goede aansturing is daarbij onontbeerlijk: van de verzorgende door de coach, van de sector- of regioverantwoordelijke door de directieverantwoordelijke enz. Waarderend leiderschap omhelst ‘er staan op momenten als het er toe doet’. In crisissen ondersteunen, overnemen, delegeren en aanpakken, aandacht hebben voor burn-out, voor personen die de energie tijdelijk of langdurig volledig kwijt zijn. In dat geval ga je een authentieke dialoog aan over wat uitput, over wat er ontbreekt om de situatie te kunnen dragen en om te buigen. Dat vraagt een grote bereikbaarheid, zowel fysiek, communicatief als menselijk. Je moet open staan voor hun verhaal, hun proberen, hun mislukken. Je moet dat beluisteren vanuit een dialogerende verwondering en m.a.w. je ‘(voor)oordeel’ opschorten. De directie moet openstaan voor knelpunten in de organisatie en t.a.v. de buitenwereld erken­ ning nastreven voor die brede aanpak van gezinszorg. Waarderend leiderschap omhelst evenzeer een bepaalde fierheid over wat de verzorgenden in de gezinnen voor elkaar krijgen. Ook al zijn dit niet altijd ‘zuiver’ meetbare of voor de buitenwereld niet onmiddellijk zichtbare of grote resultaten, de gezette stappen zijn betekenisvol en zijn een teken van vooruitgang. Zowel t.a.v. organisatieverbonden medewerkers (cf. de verzorgenden, hun ondersteuners, hun leidinggevenden of andere medewerkers) als t.a.v. buitenstaanders (cf. andere diensten of organisaties, beleidsmedewerkers enz.) is die fierheid op zijn plaats. Voor waarderend leiderschap moet je het concrete handelen van de verzorgende verbinden met organisatiesystemen die aangepast zijn aan de dynamiek van Thuiscompagnie. Daarbij moeten de visie, de cultuur en het concrete handelingskader worden uitgedragen naar de buitenwereld en dat zowel naar het beleid als naar de samenwerkende actoren. Om versterkend en verbindend te werken, moet er in de organisatie niet alleen binnen de verschillende niveaus ruimte zijn voor dialoog, maar ook tussen de verschillende niveaus. Dat is niet altijd gemakkelijk. Hiërarchie, macht, misverstanden en positionele spanningen kunnen dat bemoeilijken. Dialoog mogelijk maken vraagt een bewustzijn over de rol en de positie van de verschillende betrokkenen en om ondanks de positionele verschillen, een relationele gelijkheid na te streven. De directie of het management moet instrumenten of structuren aanreiken waardoor ze duidelijk maakt dat ze wil luisteren naar wie ‘onderaan’ op de werkvloer staat. De dialoog tussen uitvoerende medewerkers en het management vertrekt vanuit een verschil in positie. Dit verschil is een aanknopingspunt om andere verbindingen en perspectieven binnen te brengen. Zo kan een direct leidinggevende het organisatieperspectief sterker binnenbrengen, terwijl de verzorgende het cliëntperspectief laat horen. Vanuit deze spanning kan helder gemaakt worden hoe deze tegenstelling of paradox zich presenteert en hoe men er vanuit een gedeelde verantwoordelijkheid mee kan omgaan. Evenwicht in het gesprek is een cruciaal kenmerk van een dialoog. Alle partijen komen evenwaardig aan bod en hebben de kans hun standpunt of gevoelens naar voren te brengen. In de regel is een dialoog verrijkend omdat er tijd is genomen om goed naar elkaar te luisteren en de betrokkenen van elkaar iets leren. Een gebruikelijke werkvorm om goed of uitdrukkelijk naar elkaar te luisteren (cf. actief luisteren, zie ) is dat men eerst samenvat wat hij of zij gehoord heeft van de andere om pas daarna zelf te reageren. Leidinggevenden moeten m.a.w. bereid zijn om actief te luisteren naar wat hun medewerkers vertellen.

Werken aan een lerende context, aan een open leercultuur Een open leercultuur vertrekt geenszins vanuit tekorten die nog bijgespijkerd dienen te worden.

306

Stapstenen naar een management van verbondenheid


Het gaat om leren als een drijfkracht om aspiraties, talenten, bezieling en mogelijkheden te doen opborrelen en met elkaar te verbinden. Een bezielend personeelsbeleid maakt werk van een open leercultuur, want leren is talenten ontwikkelen en werkgoesting doen groeien. Een open leercultuur stimuleert de onderlinge leerdialoog tussen medewerkers en maakt gebruik van een diversiteit aan vorming en leertrajecten. Thuiscompagnie opteert voor een meerzijdig leer- en groeipad. Voor de verzorgende is een basisvormingstraject voorzien. De methodiek van Bind-Kracht4 is hertaald in een korte vormingsmodule waarbij het gelaagd kijken naar armoede en uitsluiting en het versterkend en verbindend werken wordt aangebracht. Deze vorming wordt zowel gegeven aan de verzorgenden als aan de coaches. Naast de opvolging van de verzorgenden door de coaches is er supervisie voor de verzorgenden en de coaches. De trainers van Bind-Kracht en een opgeleide ervaringsdeskundige van TAO geven mee invulling aan de vormingen en de supervisies.

Coaching van verzorgenden

Nabije ondersteuning en trajecten op maat

Gemeenschappelijke kaders en methoden

Vormingstraject verzorgenden en coaches

Supervisie coaches Coach de coach

Verdieping en lerende continuĂŻteit

Supervisie verzorgenden

Loopbaanontwikkeling Door aandacht te hebben voor loopbaanontwikkeling van verzorgenden kan de directie het eerder beschreven waarderend leiderschap, concreet maken. Verzorgenden hebben inhoudelijk en op vlak van verloning een eerder vlakke loopbaan. Als verzorgenden zich, aansluitend bij hun profiel, kunnen engageren en bekwamen naar specifieke groepen, dan draagt dat bij tot hun gevoel van erkenning en waardering. Zo kunnen ze fierheid over hun job krijgen. Een bezielend personeelsbeleid heeft, in combinatie met de behoeften en opdrachten van de organisatie, oog voor de drijfveren van de medewerkers. Het is een zoeken naar een zo groot mogelijke overeenstemming tussen beide. Het centrale idee is: medewerkers de kans (ruimte) geven om een loopbaan uit te bouwen die gebaseerd is op de ontwikkeling van talenten en bezieling. Het komt er op aan om die verzorgenden en ondersteunende leidinggevenden in te zetten die de potentie in zich dragen om versterkend en ondersteunend met kwetsbare gezinnen te werken. Het zijn medewerkers met een groot hart en bewogenheid voor kwetsbare doelgroepen, die evenzeer een reflectieve afstand kunnen houden die nodig is om zich passend te positioneren en een zekere zelfzorg te behouden (zie hoofdstuk 5). De vraag blijft hoe dit gevalideerd kan worden in een context van een horizontale loopbaan. Er zijn verschillende andere, bijzondere en niet onbelangrijke manieren om bepaalde talenten van de verzorgenden te valideren. Dat kan bijvoorbeeld liggen in de voorbereiding van een teambijeenkomst, door hen ruimte te geven om in een bijzondere situatie ‘buiten de lijntjes te kleuren’, door hen bij de uitbouw van een nieuwe werkvorm of een bepaalde organisatieontwikkeling te betrekken.

307


5. Beroepsgeheim in de gezinszorg

Gedeeld en gezamenlijk beroepsgeheim Zowel de coach als de verzorgenden hebben een beroepsgeheim en daar zullen ze zich strikt aan houden. Dat beroepsgeheim is fundamenteel voor het uitoefenen van de job. Het gezin moet lief en leed, twijfels, onzekerheden en minder fraaie kanten met de verzorgende kunnen delen. Dat kan alleen in een vertrouwensrelatie. Het beroepsgeheim slaat op alle informatie die de verzorgende uit hoofde van haar beroep over een gezin heeft gekregen. Het gaat niet alleen om wat de gezinsleden haar hebben verteld, het gaat ook over wat de verzorgende heeft gezien (bv. feiten, gedragingen, meningen, uitlatingen enz.). Het beroepsgeheim beschermt het recht van de verzorgende om te zwijgen. Dat recht is immers nodig om in en met het gezin te kunnen werken. De verzorgende komt in het gezin en hoort en ziet veel. Soms worden haar geheimen toevertrouwd. Het gezin moet erop kunnen rekenen dat de verzorgende zonder hun akkoord, geen enkele informatie doorgeeft. Het beroepsgeheim garandeert dat recht. De rechtbank kan sanctioneren als het beroepsgeheim niet wordt gerespecteerd. De verzorgende mag (moet niet) deze informatie delen met haar leidinggevende, maar alleen als dit in het belang is van de hulpverlening in een specifiek gezin en haar leidinggevende, vanuit dezelfde finaliteit, deelneemt aan die hulpverlening (cf. een ‘relatie’ heeft met dat gezin). Omdat het hier gaat om een verschil in posities (leidinggevende - verzorgende) spreken we over een gedeeld beroepsgeheim. Teamleden hebben eenzelfde positie ten opzichte van elkaar. Voor hulpverleners uit eenzelfde team geldt een gezamenlijk beroepsgeheim. Tussen teamleden kan alle voor de hulpverlening relevante en noodzakelijke informatie (formeel en informeel) uitgewisseld worden. De voorwaarde is dat deze teamleden vanuit eenzelfde visie en opdracht met het gezin aan het werk zijn. Daarenboven moet het team duidelijk herkenbaar zijn voor het gezin. Het gezin moet vanaf de start weten wie tot dit team behoort en dat er tussen die teamleden cliëntinformatie uitgewisseld wordt. Concreet betekent dit alles: als een verzorgende in een gezin start, dan moet het gezin weten dat de verzorgende met haar coach of met haar collega-verzorgende die in dat gezin werkt, informatie mag en kan uitwisselen in functie van de ondersteuningsdoelstellingen. De verzorgende kan niet door andere diensten worden ingeschakeld om ‘te controleren’ of het gezin zich al dan niet aan de gemaakte afspraken houdt. In de praktijk gebeurt het soms dat een hulpverlener aan bijvoorbeeld een kraamverzorgende vraagt om bij een gezin langs te gaan om te zien of moeder voor haar baby kan zorgen. Op een dergelijke vraag zou de dienst gezinszorg altijd negatief moeten antwoorden omdat dit juridisch niet kan. De verzorgende komt dan in een controlerende rol en dat strookt niet met de ondersteunende rol waarvoor ze van het gezin het mandaat heeft gekregen. Zelfs al zou moeder ermee akkoord gaan dat de dienst gezinszorg informatie doorgeeft aan die hulpverlener, dan nog strookt dat juridisch niet met het beroepsgeheim omdat moeder zich in een afhankelijke positie bevindt.

308

Stapstenen naar een management van verbondenheid


Vertrouwen of veiligheid? De meeste kwetsbare gezinnen leven redelijk ver af van ‘de gemiddelde norm’. Dat maakt dat de verzorgende zich meerdere keren zal afvragen wat ze met bepaalde situaties aan moet. Wat moet ik doen als een vrouw mij ‘in het geheim’ toevertrouwt dat ze wel eens een klap krijgt van haar man? Wat doe ik als ik ziet dat de kinderen blauwe plekken hebben? Wat doe ik als ik wiet in de huiskamer vindt? De eerste regel is ‘zwijgen’. Uiteraard wordt hier bedoeld: zwijgen ten aanzien van derden. De verzorgende praat hier wel met het gezin over, maar dat doet ze vanuit verwondering en niet vanuit een (voor)oordeel (zie ). De verzorgenden zijn in de gezinnen aan de slag met als doel verbinding te leggen en de draagkracht van het gezin te verhogen. De wet beschermt de waarde ‘vertrouwen’. Die waarde kan in strijd komen met de waarde ‘veiligheid’. De wet5 schrijft niet voor hoe je de afweging tussen die twee waarden moet maken. Dat laat ze over aan de deskundigheid van de hulpverlener. Voor je de stap naar buiten zet, moet je in elk geval altijd eerst je bezorgdheid delen met het gezin zelf. Je kan afwijken van het beroepsgeheim, maar alleen als je goede redenen hebt om te praten. De redenen waarom je spreekt, moeten daarbij in lijn zijn met het doel van je hulpverlening: je bent er om het gezin (alle gezinsleden) te ondersteunen en in verbinding te brengen. Je bent er m.a.w. niet om te straffen, niet om te oordelen of niet om een partner op zijn plaats te zetten. Je mag het beroepsgeheim niet doorbreken om je eigen geweten te sussen. Als je wil spreken, dan moet er wel degelijk een grondige afweging aan voorafgaan die in lijn ligt met je mandaat in het gezin.

Schuldig verzuim We spreken van schuldig verzuim als je geconfronteerd wordt met een persoon in nood en je wetens en willens niets hebt gedaan om te helpen. De notie schuldig verzuim is toepasbaar op elke burger. Die verplichting heeft niets te maken met je beroep. Elke burger in dit land is verplicht om een persoon in nood te helpen. Het gaat dan om acute situaties waar grote risico’s aan verbonden zijn. Jij hebt het gezien, jij moet hulp verlenen. Als je dat zelf niet kan, dan kan je derden inschakelen. De wet zegt alleen dat je moet ‘helpen’. De wet zegt bijvoorbeeld niet ‘Bel de politie’.

309


6. Een GPS bij ethische dilemma’s6

Dat je stoot op ethische knopen, is geen probleem. Er zullen zeker situaties zijn waarin de verzorgende bezorgd is en te maken krijgt met dillemma’s. Het is eerder een signaal dat je goed aan het werk bent. Je vindt hier een kader om zorgvuldig met die knopen om te gaan. In betrokkenheid met mensen werken levert altijd ethische spanningen op. We zoeken daarbij immers richting vanuit de intentie naar ‘beter’. Ethische spanningen zijn op zich een teken dat we betrokken en ‘goed’ bezig zijn. Sommige ethische spanningen in ons werk leiden tot echte dilemma’s. De term dilemma betekent dat we voor een keuze staan uit twee of meer alternatieven, die even (on)aantrekkelijk zijn. De keuze kan daarom niet gemaakt worden op een louter logische basis. De weg uit een dilemma is een zeer persoonlijke keuze, waar 3 elementen een rol in spelen (1) logische argumenten,(2) de sociale context van rechten en plichten en niet in het minst (3) de eigen diepe (soms onbewuste) overtuigingen over wat goed en waarachtig is. Bewust omgaan met ethische dilemma’s is belangrijk in sociaal werk, in ondersteunings- en begeleidingswerk. Als dilemma’s niet op een bewuste manier worden uitgeklaard, dan krijgen ze toch een antwoord in wat we doen of juist niet doen. Wat er ook aan gedrag wordt gesteld, dat is dan eigenlijk een ‘oplossing’ of een weg uit het dilemma.

Bewust omgaan met ethische dilemma’s De eerste stap is voor jezelf nagaan wat maakt dat je voor een keuze staat. Probeer eerst de spanningsvelden die je voelt, te formuleren en stel je oordeel uit. Verschillende vragen kunnen hierbij helpen: • Wat triggert me in dit (specifieke) geval of deze situatie? Wat is mijn intuïtieve reactie? • Wat is de knoop? Zijn er meerdere knopen? • Wat is de hamvraag waarover ik verder wil nadenken om tot een voor mij verantwoorde beslissing te komen? • Met wie wil, kan en/of moet ik in overleg gaan? • Waarom? De hierna volgende wegenkaart is een mogelijke oriëntatie voor verzorgenden, begeleiders, ondersteuners, hulpverleners op hun weg met mensen. Het doel van deze wegenkaart is het beslissingsproces transparanter en dus mededeelbaar te maken. Juist in openheid over ethische keuzes kunnen spreken, zorgt er immers voor dat je die keuzes helder krijgt en tot een resultaat of een beslissing komt die voor jou, in jouw rol klopt, een keuze die voor jou integer is. Deze wegenkaart bevat drie oriëntatiepunten: • Oriëntatie in de breedte: de feiten • Oriëntatie in de hoogte: de normen • Oriëntatie in de diepte: de waarachtigheid

310

Stapstenen naar een management van verbondenheid


Oriëntatie in de breedte: de feiten De tweede stap die het beslissingsproces kan verhelderen is zicht krijgen op de sociale feitelijkheid. Wat is je context en wat is je positie? Deze analyse dient om je mandaat te bepalen. Je kijkt vanuit een helikopter of vanuit de ‘positie’ of het perspectief van verschillende betrokkenen (zie hoofdstuk 2). Daarbij doorkruisen twee dimensies elkaar. (1) Je begeleidings- of ondersteuningswerk gebeurt in een sociale context en is daardoor altijd meerzijdig partijdig: je werkt voor en met een bepaalde cliënt en zijn sociaal systeem, je werkt vanuit een bepaalde organisatie en je werkt vanuit een bepaalde maatschappij. Oriëntatie in de B R EE D T E : CONTEXT en POSITIE Macro: maatschappij

Meso: organisatie

Micro: gezin of cliënt

Figuur 1: Oriëntatie in de breedte: werken in een sociale context Er is m.a.w. de cliënt met zijn vraag, de organisatie of de dienst met haar vraag. en er is de grote samenleving of de maatschappij met haar wensen. Dat zijn op zijn minst al drie ‘partijen’ met onderscheiden belangen. Het in kaart brengen van de belangen van deze drie systemen kan al een verheldering brengen: mogelijks ervaart de verzorgende een loyaliteitsconflict of spanning tussen wat de organisatie ‘vraagt’, wat de maatschappij ‘vraagt’ en wat de cliënt ‘vraagt’. (2) Ondersteunings- of begeleidingswerk gebeurt door te werken met een sociale context. Een manier om dit sociale gegeven gedetailleerder in kaart te brengen is het opstellen van een ecogram. Een ecogram is een schematische of visuele voorstelling van een sociaal netwerk. Intermenselijk gedrag veronderstelt een vorm van interacties of relaties. Sociale relaties verbinden mensen vanuit hun sociale positie. Het geheel van sociale posities die met elkaar verbonden zijn door middel van sociale relaties, noemen we een sociaal netwerk (zie hoofdstuk 4). Ook vanuit het sociaal netwerk van de cliënt kunnen tegenstrijdige ‘vragen’ naar jou komen. Dat kan op zijn beurt een rollenconflict opleveren. Oriëntatie in de B R EE D T E : CONTEXT en POSITIE Sociaal systeem

Sociaal systeem

 

verzorgende of coach

 

Sociaal systeem

 



 

client

Sociaal systeem

Figuur 2: Oriëntatie in de breedte: werken met een sociale context

311


In de breedte kijken dient verschillende doelen: • de feitelijke situatie en alle spelers en posities in beeld brengen, • de belanghebbenden benoemen, • hun belangen (tegenstellingen) opsporen en concretiseren. Voorbeelden van denkvragen die je daarbij kan stellen zijn: • Wat zijn de – voor mij relevante – feiten? • Wat zijn – voor mij relevante – vermoedens? • Wie zijn de concrete belanghebbenden in deze situatie? Wie draagt de mogelijke gevolgen van mijn beslissing? • Wat zijn volgens mij hun belangen? Maak een overzicht op papier. Gebruik dat overzicht om de volgende vragen te beantwoorden: • Wie vraagt of verwacht wat van mij? • Is er sprake van een loyaliteitsconflict, een rollenconflict, een belangenconflict? • In welke mate wil of kan ik daarmee rekening houden? • Hoe kan ik ondersteunend zijn voor (alle leden van) het gezin?

Oriëntatie in de hoogte: de normen Ondersteunings- of begeleidingswerk gebeurt in een genormeerde context. Er gelden normen en gedragsregels. Sommigen daarvan zijn geformaliseerd in wetten. Dit wettelijk of juridisch kader geeft een standaard. Een rechtsregel zal op zich nooit een ethisch probleem oplossen, het volgen van een rechtsregel kan juist immoreel zijn. De ‘oriëntatie in de hoogte’ betekent dat je dit wettelijk gegeven in de eigen overweging een plaats geeft (zie hoofdstuk 2). Hoe verhoud ik me ten opzichte van dit kader? Is in deze context, in deze situatie de norm ook juist? Het woord ‘discretionaire ruimte’7 past in het ‘discours’ om de professionele autonomie te beklemtonen van bijvoorbeeld maatschappelijk werkers, politieagenten, leerkrachten enz. Het gaat over beslissingen over ogenschijnlijk kleine zaken die deze professionelen kunnen nemen, maar die een grote impact kunnen hebben op de burgers. Maar hebben verzorgenden of coachen wel discretionaire bevoegdheden en ruimte? Juridisch betekent het begrip discretionaire ruimte: ‘het eigen oordeel van een deskundige ten aanzien van vragen waar de wet vrijheid voor verantwoording toelaat’. Zo is wat de rechter doet in zijn vonnis, het resultaat van zijn overwegingen binnen zijn discretionaire ruimte: hij moet zich houden aan de wet, maar er is vrijheid van interpretatie en die moet transparant zijn. Het is dus een vrijheid in verantwoordelijkheid: voor elke overweging, elke beslissing is men bereid en bekwaam zich te verantwoorden. Dat is de essentie van het begrip ‘discretionaire ruimte’. Voor sociaal werk, waaronder het ondersteunings- of begeleidingswerk van Thuiscompagnie valt, is art 458SW de wettelijke basis voor deze vrijheid om een autonoom, deskundig, verantwoordbaar oordeel te vellen over ‘wat is hier de gepaste interventie?’ Het is het van de cliënt verworven vertrouwen die een dergelijke machtsuitoefening legitimeert. Doelen van het kijken in de hoogte zijn: • richtsnoeren opsporen, nagaan van geboden en verboden, • de onderlinge spanning tussen diverse wetteksten opsporen, • artikels uit codes en voorschriften, de rechtsleer concretiseren. In deze fase ga je op zoek naar een antwoord op de vraag: welke wetgeving, codes en rechten zijn voor mij bepalend in deze context of situatie? Je komt dan uit bij:

312

Stapstenen naar een management van verbondenheid


de wetgeving: • art. 458 en 458bis betreffende geheimhoudingsplicht en art. 422 over schuldig verzuim • de wet op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, gedeeld en gezamenlijk beroepsgeheim • … de code(s): • specifieke artikels uit de code betreffende geheimhouding, meldingsplicht, schuldig verzuim, informatieplicht, inzagerecht • … erkende rechten: • rechten van de patiënt, rechten van de minderjarige, rechten van de gedetineerde, rechten van de mens, rechten van het kind Daarbij aansluitend ga je na of er nog andere regelgeving of gedragsvoorschriften aan de orde zijn. Andere relevante vragen zijn: • Waar is de regel niet eenduidig? • Waar is de regel beperkend? • Welke marge of autonomie laat deze wetgeving toe?

Oriëntatie in de diepte: waarachtigheid We zien de dingen niet zoals ze zijn, we zien de dingen zoals wij zijn. (De Talmoed) De vierde stap in onze oriëntatie is het verkennen en verhelderen van het eigen ethische standpunt. Je komt tot een antwoord op de vraag ‘Wat is in dit geval voor mij, de goede keuze?’ Waartoe kan ik me als professional betrouwbaar engageren? Doel van het kijken in de diepte is: waarden zoals waarachtigheid, integriteit, veiligheid, vertrouwen, autonomie en gezondheid opsporen. Vragen die je helpen om dat doel te bereiken zijn: • Welke waarden worden bedreigd? Welke waarden staan op gespannen voet? Is er sprake van een waardendilemma? Zo ja, welk? • Wat vind je goed, wat vind je juist en wat vind je niet kunnen? • Wat beoordeel je in deze situatie, in deze context als sociaal rechtvaardig? Een manier om dit ethisch dilemma scherp te krijgen is de Socratische dialoog. Het doel van de Socratische dialoog is met een gesprekspartner zoeken naar die handelswijze die klopt met wie ik ben, die dus integer is. Je vertrekt vanuit een fundamentele vraag die gekoppeld wordt aan een concreet voorval. Vervolgens onderzoek je de ‘waaroms’, de motieven, de redenen van hoe je met dat concreet voorval kan omgaan. Een socratische dialoog veronderstelt dat je: • tijd neemt (cf. een dialoog is een vorm van langzaam denken, gericht op diepgang), • luistert, vragen stelt, je verplaatst in een ander (cf. de wereld door de ogen van de ‘andere’ bekijken), • begrip toont: er hoeft geen beslissing uit te komen, begrip kweken en zicht krijgen op elkaars denkbeelden is voldoende, • niet tegen de anderen denkt (cf. ‘ja, maar’), maar met de anderen denkt (cf. samen denken, als één hoofd denken, ‘ja, en’), • je niet fixeert op oplossingen: onderzoek de onderliggende redenen, waarden of visies van een probleem of een oplossing.

313


De knoop doorhakken: morele oordeelsvorming Als je deze vier stappen hebt gezet, en daar kan heel wat tijd en denkwerk over gaan, dan heb je alle argumenten op een rijtje gezet en moet alleen nog de knoop worden doorgehakt. Wat je ook beslist, als je al deze stappen hebt gevolgd, dan heb je een weloverwogen beslissing genomen en ben je in staat om die keuze te verantwoorden. Doel van de morele oordeelsvorming is een ‘voor mij uitlegbare keuze maken en die omzetten in een beslissing.’ De volgende vragen staan in deze fase centraal: • Welke argumenten uit de voorgaande stappen zijn doorslaggevend voor mijn beslissing of keuze? • Wat is wenselijk? Wat is haalbaar in deze casus? In de lijn van de antwoorden op die vragen, bedenk je een actie(plan) dat op een haalbare en betrouwbare manier kan worden gerealiseerd.

1. Op een terugkoppelingsseminarie van Thuiscompagnie (5 juni 2012) werd aan de aanwezige vertegenwoordigers van diensten en organisaties de vraag voorgelegd: ‘Waaraan merken jullie dat jullie dienst of organisatie of meewerkt met Thuiscompagnie?’ 2. De toepassing van artikel 107 laat toe dat ziekenhuizen (tijdelijk) ziekenhuisbedden afbouwen en een deel van hun budget flexibel inzetten om, in samenwerking met andere zorgactoren (partners binnen en buiten de geestelijke gezondheidszorg), binnen een door hen overeengekomen werkingsgebied, zorg uit te bouwen in de natuurlijke woon- en leefcontext van de patiënt. Met de ‘vrijgekomen’ middelen van het residentiële geestelijk gezondheidszorgaanbod, kunnen mobiele multidisciplinaire teams worden samengesteld. Die richten zich op begeleiding, behandeling of psychosociale revalidatie van personen met psychische problemen, bij hen thuis of eender waar zij zich bevinden. Bedden kunnen (tijdelijk) buiten gebruik gesteld worden om de zorg in specifieke leefeenheden verder te intensifiëren. 3. zie o.a. http://www.vlabo.be/?action=onderdeel&onderdeel=648, http://www.ziekeren.be/asster/reling%28art.107%29 zie o.a.: Driessens K. & Van Regenmortel T. (2006). Bind-Kracht in armoede. Boek 1. Leefwereld en hulpverlening. Leuven: LannooCampus. Vansevenant, K., Driessens K. en Van Regenmortel, T. (2008). Bind-Kracht in Armoede. Boek 2. Krachtgerichte hulpverlening in dialoog. Leuven: Lannoo Campus. www.bindkracht.be 4. zie eindnoot 2 5. zie o.a. Steunpunt Jeugdhulp: http://2013.steunpuntjeugdhulp.be/?action=onderdeel&onderdeel=193&titel= Beroepsgeheim 6. Dit stuk is gebaseerd op het werk van Agnes Verbruggen en is een compilatie van informatie uit de volgende bronnen: Phillipart, F. (2007). Using Socratic Dialogue. In: S. Bank & K. Nohr (eds.), Teaching practical ethics for the social professions. FESET Verbruggen, A. (2007). De ziel van de stiel. Gent: Academia Press. Herman, S. (2010). Het Ecogram. Sociale netwerken in kaart gebracht. Brussel: VVSG-Politeia. Verbruggen, A, Tuteleers,P., Gyp, D., & Ponteur, F. (2011). Sociaal >weer<werk. Gent: Academia Press. Bonte, J. (2011). VZW VOS Intervisie nieuwe stijl. Stas, K., Verbruggen, A., & Vlaminck, H. (2013). Ethische knopen doorhakken in sociaal werk. Gent: Academia press. 7. Het begrip discretie komt van het franse woord discrétion. Het is in de Nederlandse taal vooral bekend in de betekenis van discretie dat staat voor terughoudendheid, tact. Het betekent echter ook à discrétion, dat staat voor ‘naar believen, zoveel men wil, se servir à discrétion, zich naar hartenlust bedienen. In de context van dit draaiboek gaat het over: être à la discrétion de quelqu'un of volledig aan iemand overgeleverd zijn, van iemands genade of ongenade afhankelijk zijn.

314

Stapstenen naar een management van verbondenheid



Colofon Uitgave De deputatie van de provincieraad van Limburg Herman Reynders, gouverneur-voorzitter Marc Vandeput, Ludwig Vandenhove, Igor Philtjens, Frank Smeets, Jean-Paul Peuskens, Inge Moors, gedeputeerden, en Renata Camps, provinciegriffier Tekst Directie Welzijn, Cluster Samenleving, S-ement in samenwerking met Ellen Cypers, Patricia Daems, Anneleen D’Hooge, Odette Geelen, Hilde Genoe, Guy Hoeven, Mieja Engelen, Lieve Kavs, Kristien Nys, Cécile Peters, Ine Spreuwers, Koen Vansevenant, Katrien Vandenbempt en Agnes Verbruggen Eindredactie Kristien Nys, Kenniscentrum Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen, HUB-KAHO Mieja Engelen, directie Welzijn, Cluster Samenleving, S-ement Coördinatie Mieja Engelen, directie Welzijn, Cluster Samenleving, S-ement Vormgeving Caroline Van Poucke + Grafische Producties, Informatie en Communicatie, provincie Limburg Fotografie Caroline Van Poucke In het draaiboek vind je foto's van gezinnen, verzorgenden en coaches die in Thuiscompagnie betrokken zijn naast foto's die in scene zijn gezet. We danken iedereen die hieraan mee­gewerkt heeft. Drukwerk Directie Facilitair Beheer, printkamer Realise, Hasselt Oplage 500 Wettelijk depotnumer D/2014/5857/025

Sponsor

Met dank aan alle diensten voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg die meewerken aan Thuiscompagnie: Familiehulp vzw, Landelijke thuiszorg vzw, Solidariteit voor het Gezin, Thuishulp De Voorzorg, vzw Thuisverzorging de 'Eerste Lijn', de OCMW-diensten voor gezinszorg van de Welzijnsregio Noord Limburg, Beringen, Diepenbeek, Dilsen-Stokkem, Gingelom, Halen, Herk De Stad, Heusden-Zolder, Kinrooi, Kortessem, Leopoldsburg, Lummen, Maaseik, Sint Truiden, Zonhoven.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.