7 minute read

Pioniers met passie voor de plattelandsbibliotheek

Tegenwoordig kun je met een paar muisklikken een boek thuis laten bezorgen. Ook in de meest afgelegen plaatsen op het platteland. De bibliotheekpioniers Abraham van Uxem en Claar Goudswaard zouden er misschien wel van hebben gedroomd.

Met de bibliotheken op het platteland was het droevig gesteld, constateerde Van Uxem omstreeks 1948. Als cursusleider van Volkshogeschool Diependaal in Markelo had hij, in samenwerking met de Overijsselsche Landbouwmaatschappij, een enquete gehouden naar de lectuurvoorziening buiten de steden. Het leverde een beeld op van versnippering en chaos en Van Uxem besloot daarin verbetering te brengen. Hij koerste op een provinciale of regionale organisatie met een centrale bibliotheek en een wisselmagazijn. Kleine, vaak nog op te richten, bibliotheekjes in de buitengebieden zouden daarvan dan gebruik kunnen maken. Na veel voorbereidend werk en intensief overleg met belanghebbende organisaties werd op 17 maart 1948 de Centrale Plattelandsbibliotheek voor Overijssel (CPBO) opgericht. Claar Goudswaard werd benoemd als directrice van de centrale en zij was daarmee tegelijkertijd de eerste professionele kracht. Zij had ruime ervaring als bibliothecaresse in verschillende stedelijke openbare bibliotheken en als directrice van de openbare bibliotheek in Vlaardingen.

‘Meneer’ en ‘mejuffrouw’

Gedreven door idealisme, creativiteit en zakelijk instinct was Abraham van Uxem de stuwende kracht achter de nieuwe organisatie. In grote eensgezindheid en in nauw overleg met Claar Goudswaard bouwde hij aan een netwerk van bibliotheken op het platteland in de provincie. Vanaf het begin was er sprake van een natuurlijke rolverdeling. Hij was de nuchtere slimme zakenman, die zorgde voor de financiën. Zij bewaakte de idealen van verspreiding van kennis op het platteland en hoge kwaliteit binnen de bibliotheken. Met een natuurlijke autoriteit en voortdurende persoonlijke belangstelling voor het personeel gaf zij leiding. Respectvol werd zij ‘de moeder van het bedrijf’ genoemd. ‘Juffrouw Goudswaard is goud waard’ was het gezegde onder het personeel. Samen vormden ‘mijnheer’ Van Uxem en ‘juffrouw’ Goudswaard een markant en dynamisch duo. Het was de oprechte overtuiging van Van Uxem dat bewoners van het platteland recht hadden op goede bibliotheken en hij deed er alles aan om dat recht te realiseren. Naar zijn idee stelde een dorpsgemeenschap geen prijs op een anoniem systeem van boekzendingen zonder tegenprestatie. Volgens hem moest een op te richten bibliotheekcommissie van elke aangesloten dorpsbibliotheek zèlf verantwoordelijk worden gesteld voor de financiën en de dagelijkse gang van zaken. Een eigen dorpsbibliotheek was een voorwaarde voor het welslagen van de lectuurverspreiding in de buitengebieden. Hij was ervan overtuigd dat gemeenschapsvorming, ondanks de modernisering van de samenleving, een belangrijke factor bleef in het dagelijks doen en laten van de dorpsbewoners. In de pioniersfase waren er veel, zowel financiële als praktische, problemen. Enig budget voor de opleiding van professionele bibliothecarissen was er niet. Daarom bezocht de directrice ten minste twee keer per seizoen de bibliotheken die bij de centrale waren aangesloten. Zo kon zij de bibliothecaressen bijpraten over alle aspecten van het werk en bleef zij op de hoogte van het wel en wee van de mensen in het veld. Ze stimuleerde hen en adviseerde om open te staan voor de vernieuwingen in de na-oorlogse maatschappij.

Abraham van Uxem en Claar Goudswaard

‘Juffrouw’ Goudswaard en ‘meneer’ Van Uxem tijdens een feestelijke bijeenkomst in 1973 ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van de CPBO.

Groen en rood

De voornaamste zorg van de beide pioniers was hoe een bibliotheek acceptabel kon zijn voor lezers en lezeressen van alle gezindten. Claar Goudswaard bedacht er iets op. Boeken werden ingedeeld naar levensbeschouwelijke overtuiging. Groen gemerkte boeken waren ‘veilig’ voor iedereen; de rode waren níet voor streng-christelijke en niet voor -katholieke lezers. In geval van twijfel waren er de adviseurs: twee dominees

‘Officieel bezoek’ aan de bibliotheek in Haarle begin jaren zestig.

en een pater die na lezing gezamenlijk hun oordeel geven. In die verzuilde tijd een unieke constructie. Om de kennisachterstand in het buitenstedelijk gebied zo snel mogelijk weg te werken, pleitte de directrice al in de beginperiode ook voor het aanschaffen van vaktijdschriften voor landbouwkringen en stimuleerde ze de uitbreiding van het aantal studieboeken. Verspreiding van kennis op het platteland was één van haar idealen, juist ook omdat de jeugd méér dan voorheen voortgezet onderwijs ging volgen. Onder haar aansturing groeide ook het aantal jeugdboeken onverminderd. Ze richtte speciale jeugdafdelingen op met lidmaatschap tegen laag tarief. Het aantal jeugdige lezers nam gestaag toe en de hulp van plattelandsvrouwen werd dan ook graag geaccepteerd. duur om hun ideaal vorm te geven. Het bibliotheekbedrijf bleef groeien, ondanks de vaak primitieve behuizing waarin de uitleen van boeken plaatsvond. Soms was er niet eens een toilet; de buren moeten erg gastvrij zijn geweest! In 1957 kwam Van Uxem met een meerjarenbouwplan, op basis van een eenvoudig en functioneel concept: een uitleenruimte die door één functionaris kon worden overzien. Op die manier kon ook worden bespaard op de personeelskosten. Het ontwerp van de gebouwen werd regelmatig herhaald en zo bleven ook de bouwkosten relatief laag. Vanwege de strakke rechthoekige vormgeving werden de bibliotheken in de volksmond al gauw ‘schoenendozen’ genoemd. ‘Niet te lang praten, maar aan het werk’, was Van Uxems lijfspreuk, voortkomend uit zijn aangeboren zuinigheid. ‘Dit gepraat heeft de belastingbetaler al heel wat geld gekost’, merkte hij eens op na een gesprek vóór een vergadering.

Spijkers met koppen

Door zijn creatieve manier van denken heeft Van Uxem veel geld voor de Centrale bij elkaar gesprokkeld. Toen hij er aan het eind van de jaren vijftig lucht van kreeg dat de overheid extra subsidie toekende aan bedrijven in zogenoemde probleemgebieden, was

De voormalige bibliotheekcentrale (1959-1975) in Borne.

De eerste bibliobus van de PBC Overijssel-Oost (1969). > > Een typische ‘Van Uxem-bibliotheek’ in Bathmen.

hij er als de kippen bij om die regeling tot het uiterste te benutten. In de betreffende gebieden zou extra geld worden toegekend voor ‘aard- en nagelvaste goederen’. Eigenhandig timmerde Van Uxem alle bibliotheekkasten vast aan de vloer! In 1968 stelde hij opnieuw een vijfjarenplan op voor de bouw, wat leidde tot een dicht netwerk van bibliotheken. Over een lange reeks van jaren is zijn succesformule praktisch onveranderd gebleven. En hoewel hij niet altijd rekening hield met nieuwe inzichten en ontwikkelingen gingen de medewerkers als vanouds voor de directie door het vuur.

Problemen na 1975

Toch begonnen zich geleidelijk aan problemen af te tekenen: het streven naar democratisering begon ook voelbaar te worden binnen de organisatie. Het grootste struikelblok bleek op den duur het centralistisch gevoerde beleid, zonder al te veel inspraak. In 1975 werd de Bibliotheekwet van kracht en dat had diepgaande gevolgen voor de organisatie. De contributievrijdom tot achttien jaar bracht een enorme toename van het aantal uitleningen met zich mee. Bovendien gingen langere openingstijden gelden in combinatie met een personeelsstop. Een ander systeem van subsidietoekenning, dat midden in het jaar werd ingevoerd, ontregelde de financiële administratie volledig. Nieuwe regelingen en voorschriften legden een steeds zwaardere druk op de organisatie. Het betekende dat Van Uxem zijn beleid moest aanpassen en dat viel hem zwaar. In 1976 ging hij op 65-jarige leeftijd met pensioen. Het sterke duo Van UxemGoudswaard viel daarmee uiteen. Claar Goudswaard moest verder met een nieuwe economisch directeur en na verloop van tijd ontstonden tussen hen grote conflicten. ‘Niet het schitterende schema, maar de mensen moeten het doen’, noteerde zij. ‘Belangrijker dan een rechte lijn is plezier in het werk’. En: ‘Streven naar een ideale organisatie is mooi, maar de ervaring leert, dat er geen mens of groep te vinden is die er precies in past…’

Langzamerhand werd de situatie voor haar onhoudbaar. In 1977 meldde zij zich ziek en zij kwam niet meer terug. Het deed haar veel pijn, dat zij met problemen moest vertrekken. Op 1 januari 1980 ging zij op 62-jarige leeftijd met pensioen.

Bij het veertigjarig jubileum van de Centrale in 1988 was zij op uitnodiging van de nieuwe directeur Henk Middelveld aanwezig bij de feestelijkheden. De scherpe kanten van het oude conflict leken wat zachter te zijn geworden. Het heeft haar in elk geval geholpen wat meer afstand te nemen van het verleden. Het jubileumboekje Het vermogen tot…, in 1988 uitgegeven ter gelegenheid van het jubileum, werd opgedragen aan ‘Cl. M. Goudswaard en A. van Uxem, pioniers, ontwerpers, bouwers en vooral werkers…’. Claar Goudswaard overleed op 28 oktober 2000 in Zwolle. Bijna vijf jaar eerder, op 11 januari 1996, was Abraham van Uxem overleden. ■

Op 6 april 1948 werd in Borne de Katholieke Centrale voor Lectuurvoorziening in Overijssel opgericht. Deze organisatie bestreek een groot gedeelte van de buitengebieden in Oost-Overijssel, met name Twente. Al snel werd dan ook gesproken van de bibliotheekcentrales ‘Oost’ en ‘West’. Pioniers in de regio Oost waren de directeuren J. Buijvoets en R. Heerink. Nadat Heerink in 1952 was benoemd, bleef hij de organisatie trouw tot aan zijn pensionering in 1980. Ook de penningmeester van het eerste uur, J.G.A. Lubberdink, heeft zich tot 1985 ingezet voor het bedrijf. Om efficiënter te kunnen werken gingen ‘Oost’ en ‘West’ in 1967 over tot samenwerking. Na een moeizame onderhandelingsperiode fuseerden de twee organisaties op 1 januari 1989 en werd de Overijsselse Bibliotheek Dienst (OBD) opgericht, een netwerkorganisatie die tot op de dag van vandaag service en diensten verleent aan Overijsselse bibliotheken.

This article is from: