10 minute read

Kanselier der Militaire WillemsOrde

KANSELARIJ

Generaal-majoor Morsink, Kanselier der Nederlandse Orden

Advertisement

‘De grens tussen dapper en roekeloos is heel erg klein’

De krijgsmacht gaat met zijn tijd mee, maar op sommige plekken is traditie nog volop aanwezig. Een mooi voorbeeld is de Kanselarij der Nederlandse Orden. Hier wordt het toekennen van de koninklijke onderscheidingen aan burgers en militairen begeleid. In het statige pand in Den Haag sieren grote schilderijen van helden van weleer de wanden, maar ook de recentere Ridders der Militaire Willems-Orde Marco Kroon en Gijs Tuinman heten je welkom in de ontvangsthal. We spreken met generaal-majoor Morsink, Kanselier der Nederlandse Orden.

Kunt u iets vertellen van de geschiedenis van de Kanselarij?

‘Koning Willem I heeft in 1815 twee ridderorden in gesteld, namelijk de Militaire WillemsOrde en de Orde van de Nederlandse Leeuw. De eerste is destijds ingesteld omdat de kersverse koning – in mijn woorden – de militairen aan zich wilde binden. Veel van hen hadden daarvoor al in Franse dienst gevochten, en de koning wilde Nederland samen met de andere geallieerden verdedigen tegen Napoleon, die weer in opkomst was. En dus stelde hij een hoge onderscheiding in voor militairen, toen ook al met de definitie van moed, beleid en trouw in den strijd betoond.’

Welke onderscheidingen zijn er tegenwoordig?

‘Je hebt enerzijds de dapperheidsonderscheidingen, dat zijn de Militaire Willems-Orde, de Bronzen Leeuw, het Bronzen Kruis, het Kruis van Verdienste en het Vliegerkruis. Anderzijds heb je de onderscheidingen voor maatschappelijke prestaties, namelijk de Orde van de Nederlandse Leeuw en de Orde van Oranje Nassau.’

Wanneer worden de dapperheidsonderscheidingen toegekend?

‘Het begint altijd met een dappere daad in een strijd tegen de vijand. Daarvoor moet je voorgedra-

gen worden, al kun je dat in theorie zelf ook doen door hem aan te vragen. Dan komt de voordracht via de commandant van de persoon bij het ministerie terecht. Daar zit een Commissie Dapperheidsonderscheidingen, deze is door de minister ingesteld om te adviseren. Als zij vinden dat het uitzonderlijk is wat er is gebeurd, dan kunnen zij zeggen dat deze daad naar hun idee bijvoorbeeld een Militaire Willems-Orde verdient. Dat gebeurt dus nog allemaal binnen Defensie. Het advies van de commissie gaat vervolgens naar de minister van Defensie en die legt het aan mijn kapittel voor. Dan pas gaan wij aan het werk.’

Defensie doet dus eerst al een soort quick-scan of iemand in aanmerking komt?

‘Nou, dat is een scan van soms meerdere jaren! De commissie doet heel veel onderzoek, maakt daar een omvangrijk dossier van. Als dat dossier positief is, en de minister het daarmee eens is, dan krijgen wij het opgestuurd en gaan we het bestuderen. Vervolgens zoeken wij naar extra bewijs, maar ook naar mogelijke ontkrachting van het bewijs. We spreken bijvoorbeeld met buitenlanders die te maken hebben gehad met de voorgedragen persoon, en vragen commandanten en specialisten die door die commissie nog niet gesproken zijn om advies. Ook kijken we of er in die periode dingen gebeurd zijn die niet door de beugel kunnen, misschien zelfs wel oorlogsmisdaden. Daarvan willen we zeker weten dat dat niet aan de orde is. Uiteindelijk maken wij, de negen leden van het kapittel, allemaal individueel een interpretatie. Die delen we dan met elkaar, en daaruit voegen we samen een geconsolideerd advies aan de minister.’

Hoeveel voordrachten zijn er voor de militaire onderscheidingen?

‘Dat is geheim, maar het zijn er maar heel weinig. Ik denk dat we er gemiddeld misschien een of twee per jaar behandelen, en de Commissie Dapperheidsonderscheidingen doet al zo’n gedegen werk, dat het zelden voor

Kapittel der Militaire Willems Orde

komt dat wij hun advies afwijzen. We hebben nu in ieder geval geen concreet voorstel liggen voor een dapperheidsonderscheiding, in ieder geval niet voor Militaire Willems-Orde.’

Worden de meeste mensen voorgedragen, of melden ze zichzelf aan?

‘Meestal weten ze het niet. Neem bijvoorbeeld Roy de Ruiter, de meest recente toekenning van de Militaire Willems-Orde. Daarbij hebben we vooral gekeken: wat maakt zo’n helikoptervlieger mee op het moment dat hij beschoten wordt, of als zijn brandstof op dreigt te raken? En wat is zijn band met mensen op de grond? Hij is een Apache-vlieger, die zijn er eigenlijk alleen om de grondtroepen te ondersteunen en informatie in te winnen. Daar hebben we ons uitgebreid over laten informeren door specialisten, want dat is niet iets wat je terugleest in het verslag van de commissie. Zo hebben we ook andere commandanten en mensen op de grond gevraagd: hoe belangrijk was die steun vanuit de helikopter? We hebben ook met buitenlandse vliegers gesproken, en die zeiden dat het optreden van Roy echt uitzonderlijk was.’

Hoe bepalen jullie de grens tussen dapper en roekeloos gedrag?

‘Die grens is heel erg klein, dat is bijna altijd zo bij dapperheid. Je moet bereid zijn om het belang van een ander hoger te achten dan dat van jezelf. Moed, beleid en trouw in de strijd: wat houdt dat in op dat moment? In het geval van Roy moest hij bereid zijn om zelf extra gevaar te lopen, omdat zijn mannen op de grond hem nodig hadden. Kijk, als je uitgeschoten bent, als je niets meer hebt, dan moet je terug. Maar hij had toen nog munitie, en ze hadden zijn steun nog nodig, alleen zijn brandstof was bijna op. En toch ging hij door, tegen de richtlijnen van de luchtmacht in. Die richtlijnen zijn in vredestijd heel belangrijk, anders ga je mensen roekeloos gedrag aanleren. Dus het is inderdaad een hele fijne grens: wanneer is iets roekeloos, en wanneer is het dapper. Dat ligt aan de context.’

Wat vindt u het mooiste aan uw functie als Kanselier?

‘We hebben nu vier dragers van de Militaire Willems-Orde die nog in leven zijn, drie jonge Nederlanders en een Engelsman die net 103 geworden is en nog steeds vaak naar Nederland komt. We hebben nog veel contact met hen, en een enorm respect voor wat al die ridders in het verleden gedaan hebben. Ik vind het heel belangrijk dat we die mensen eren, maar we moeten ook beseffen dat we ze op een voetstuk zetten waar ze niet zelf om gevraagd hebben. Bij de toekenning van een onderscheiding zijn ze vaak verrast en geven bijna altijd de eer door naar hun team, want niemand kan het alleen.’

Orde van de Nederlandse Leeuw

Militaire Willems-Orde

Orde van Oranje-Nassau

Uitgeverij Geromy

CAMOUFLAGE EN KENMERKEN

Camoufl age en Kenmerken op vliegtuigen van de militaire luchtvaart van Koninklijk Nederlands-Indisch Leger geeft beeld van de kleurrijke geschiedenis van het 36-jarig bestaan van de koloniale vliegafdeling.

SILENT KEY

Een echt Luchtvaartboek. Tijdens de zoektocht naar het leven van zijn vader stuitte Cornelis Hoefnagel op avontuurlijke en historische gebeurtenissen uit de luchtvaart rond de Tweede Wereldoorlog en wederopbouw die daar op volgde.

LINZEL De enige Nederlands gevechtsvlieger die tijdens de Tweede Wereldoorlog in zowel 1940, 1944 en 1945 tegen de Duitse bezetter heeft gevochten.

Voor het behoud van het luchtvaarthistorisch erfgoed Kijk voor meer informatie op www.geromybv.nl

FRANS BECKER EN TAMARA BECKER, OP VERZOEK VAN HARE MAJESTEIT. DE OORLOG VAN WIARDI BECKMAN, BOOM UITGEVERS, 192 PAGINA’S

Op verzoek van Hare Majesteit

Op verzoek van Hare Majesteit beschrijft de gedurfde operatie in de winter van 1941–1942 om de sociaaldemocratische politicus Herman Bernard ‘Stuuf’ Wiardi Beckman uit bezet gebied naar Londen over te brengen.

In het meer dan honderd jaar oude Brown’s Hotel in Albemarle Street kwamen op maandag 22 september bijeen: prins Bernhard, minister-president Pieter Sjoerds Gerbrandy, Erik Hazelhoff Roelfzema, adviseur van de koningin François van ’t Sant en luitenant-kolonel Euan Rabagliatiati. Ze hadden een lunchbespreking met op de agenda de ‘most secret’ operatie genaamd ‘“Volga” Sea Landing Operation’. Vier onderdelen had dit plan: een marconist in Nederland droppen, Peter Tazelaar per boot afzetten, een week daarna twee mensen ophalen en vier weken later Tazelaar op dezelfde manier terughalen. Alle ‘fundamentele punten’ moesten nog worden besproken. Waar zou Tazelaar wonen, aan wie moest hij een boodschap overbrengen, hoe moest die boodschap eruitzien, zou hij contact opnemen met de verzetsorganisatie die hij kende? Waar moest de marconist contact maken? Hoe kon deze missie in Nederland gefinancierd worden? Hazelhoff, die meer dan een maand eerder de overtocht had gewaagd, was vol energie om een verbinding tussen Nederland en Engeland tot stand te brengen door agenten in bezet gebied af te zetten. Hij kreeg echter te horen dat het plan anders zou lopen: zijn ‘allereerst doel zou zijn het produceeren van eenige personen uit Holland, die Hare Majesteit zich wenschte’. Een bespreking in Brown’s Hotel was voor Gerbrandy niet ongebruikelijk: sinds een maand was het zijn werk- en woonplek. Op 13 mei 1940 was hij ’s avonds met de andere ministers van het kabinet-De Geer II vertrokken met de HMS Windsor. In Londen waren ze ondergebracht in het Grosvenor House Hotel aan Park Lane, waar een leegstaande kamer diende als werk- en vergaderruimte. Veel bewindslieden waren uitgevlogen: vanwege de luchtaanvallen verbleven zij buiten Londen. Gerbrandy bleef in de stad. Net als Jan van den Tempel, minister van Sociale zaken, die in zijn dagboek schreef: ‘Ik heb het afweer-geschut van Hyde Park in de onmiddellijke nabijheid en dat kan spreken dat het geheele gebouw trilt. Maar het gevoel van stevige afweer geeft min of meer voldoening.’

MART DE KRUIF, ZANDHAPPEN.

GENERAAL IN AFGHANISTAN,

UITGEVERIJ WATER,

368 PAGINA’S (€ 20,00)

WWW.UITGEVERIJWATER.NL

Zandhappen

In het najaar van 2007 wordt Mart de Kruif gevraagd om als generaal-majoor de leiding op zich te nemen van de International Security Assistance Force (ISAF) in Zuid-Afghanistan. In Zandhappen heeft hij zijn ervaringen opgetekend.

Een week na de overname had ik al het gevoel dat ik er al maanden was, maar na twee maanden zat ik echt volop in de routine. En dat gold voor iedereen. We hadden een dagelijkse routine ontwikkeld die ons door het werk hielp. Ons lichaam was zo langzamerhand gewend aan het klimaat, de staf functioneerde en we hadden inzicht in het speelveld waarin we opereerden. En we hadden vertrouwen in elkaar. Maar het echte werk stond ons nog te wachten. Die eerste maanden was het touwtrekken met de Taliban, waarbij beide partijen soms wat centimeters wonnen. Dat schoot niet op. Maar wij wisten dat die situatie zou gaan veranderen. Binnen zes maanden zouden we er 25.000 Amerikanen bij hebben. Dat was heel erg nodig, maar zou onze wereld ook volledig op zijn kop zetten. Alles werd anders nadat Obama groen licht had gegeven om extra troepen naar Afghanistan te sturen.

Eind 2008 was het iedereen wel duidelijk dat de situatie in het Zuiden niet rooskleurig was. In 2006 had ISAF de blik vooral op de hoofdstad en op Oost-Afghanistan gericht. Daar lag dan ook het militaire zwaartepunt en werden de Amerikanen ingezet. Begrijpelijk, want in het Oosten lagen veel wegen van Pakistan naar Kabul, een historische verbinding die ook de Taliban gebruikten. Maar de band tussen de Pashtun en de Taliban was het sterkst in het Zuiden. Daar was de koppeling tussen de Taliban en de exploitatie van opium onmiskenbaar. En daar lag ook nog een grens met Iran, een land dat niet direct gebaat was bij een stabiel Afghanistan en zeker niet bij een westers Afghanistan. Die mix was van grote invloed op de veiligheid in Afghanistan. Het Zuiden was meer dan het Oosten een bron van onrust. En juist in dat Zuiden bestond ISAF uit een coalitie van landen, geleid door het Verenigd Koninkrijk, Canada en Nederland. Eigenlijk zaten de Amerikanen dus op de verkeerde plek. Helaas duurde het twee jaar voordat iedereen daarvan overtuigd was.

VIER 75 JAAR VRIJ HEID!

This article is from: