Hard werken, heel zachtjes rimpelen

Page 1

Hard werken

Heel zachtjes rimpelen Monique Jansen 0


‘Ik schrijf in mijn hoofd. Ik bedenk verhalen, of ik ze nu op papier zet of niet.’

Hella Haasse

1


Hard werken Heel zachtjes rimpelen

Verhalen uit het onderwijs.

2


Inhoudsopgave

Voorwoord Het verhaal van de draak. Vergaderen met Piet Van 0 naar 100 Klas 3A bij Digital Playground Tussen Sint en kerst Rapportzaken en puberbreinen Puberpassie Democratie met een rafelig randje Wat ik niet weet is wat ik vergeet Tarzan en de mammoet Ich bin kein Berliner Klas 3 naar de havendagen Het verhaal van de slak

6 10 17 23 27 30 33 37 41 45 48 52 56 60 3


I.M. Ton Dillo Wat is les? Leraar door de ogen van een puber Leerlingen en hun passie Maasland vs. Vic, de laatste ronde Mijn eerste keer kamp klas 3 Twitter, whoops, something went wrong Koffie met slagroom System down & out Verwondering Autopech 9.999 plus 1 De ik doe niet mee dag Leerlinggestuurd onderwijs Bruggertjes Bijenkorven en wespennesten Boerengolf De ratrace Mooi-weer wiskunde Duizend bommen en granaten Studiedag voor onderwijsvrouwen LoopbaanorĂŻentatie Blue Wednesday Flubbelen Over de streep Thomas

4

64 67 71 76 81 89 96 101 105 108 113 116 120 123 126 129 131 134 140 143 146 151 154 157 161 166


Copyright Š 2018 Monique Jansen/Mind@scapes Auteur: Monique Jansen Uitgeverij: in eigen beheer Grafisch ontwerp: Monique Jansen Tekeningen: Allard Budding Drukwerk: Printenbind Amsterdam Website: www.mindescapes.nl Niets in deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of gepubliceerd, of openbaar worden gemaakt op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande toestemming van de auteur. 5


Voorwoord

Na precies 15 jaar voor de klas op deze school, zijn er veel verhalen te vertellen. Mooie verhalen en minder mooie verhalen. Kleurrijke verhalen. Er zijn verhalen met zacht oplichtende, vloeiende randen, herinneringen om te koesteren en blij van te worden. Dat ik er bij mocht zijn, het mee hebt mogen maken, er deel van uitmaakte. Maar ook verhalen met rafelige randjes waar ik me flink aan heb bezeerd. Vijftien jaar herinneringen aan leerlingen en collega’s, aan klassen, aan gebeurtenissen en aan momenten. Er kwam een moment, zo rond 2009, dat ik het op ben gaan schrijven. De titel werd “Hard werken, heel zachtjes rimpelen” want beter kon ik het niet omschrijven 6


Momenten dat ik meer dan zachtjes rimpelde zijn er meer dan genoeg geweest, de onvermijdelijke en leeftijdsgebonden lijntjes werden rimpels, daarna kreukels en eindigden soms als diepe fronsen en harde lijnen. Die fronsen werden dan uiteindelijk weer gladgestreken door bijzondere, mooie en leuke momenten met leerlingen, en omgebogen naar een glimlach, of de gebeurtenis kon worden omgekeerd door er vanuit voortschrijdend inzicht en met een flinke dosis humor naar te kijken. Door ze te noteren, en daardoor ze te relativeren. En naast heel veel vrolijke gebeurtenissen, waren er soms ook tranen. Bijvoorbeeld toen onze collega Ton Dillo overleed. Wie ben je dan, als team, als mens, als docent, als collega, hoe ga je daar mee om. Maar ook als ik me in vertrouwen aan een persoon of groep had verbonden, gecommitteerd had aan iets of iemand en dan gekwetst werd, want ook dat kan gebeuren en is gebeurd. Of toen ik na de diplomering uit de groepsapp stapte na twee jaar mentoraat, met meer lief en leed dan je normaalgesproken meemaakt met een groep. Mijn allereerste verhaal was ‘Vergaderen met Piet’ en dat stamt uit ongeveer 2009, maar is gebaseerd op al een paar jaar meedraaiend in de onderwijsvergadercultuur en de rollen die de verschillende teamleden daarin innamen. Een voor mij destijds boeiend psychologisch fenomeen en het maakte deel uit van een onderzoek voor mijn afstuderen aan de HRO docent eerstegraads beeldend. Het stamt uit de tijd dat ik in de overgang verkeerde van autonoom kunstenaar naar docent beeldende vorming, van onaangepast en soms ongeleid projectiel,

7


naar me meer conformerend aan de onderwijscultuur en het werken in een organisatie. Van energieke, onervaren Kunstjuf van 40 naar docent LOB van 55 jaar met nu een energiehuishouding die niet meer onuitputtelijk blijkt. Van soms impulsieve heethoofd die met de vuist op tafel slaat, naar iets meer bedachtzaam ‘enerzijds-anderzijds’, maar, zij het meer met mate, nog steeds met de vuist op tafel bij tijd en wijlen…. Soms noem ik in schrijfsels namen van collega’s, en soms ook niet. Misschien dat collega’s zich dan toch herkennen in een verhaal, ook al ben je naamloos, misschien ook niet. Misschien vind je het leuk om jezelf te herkennen, maar misschien ook niet. Soms en waar gepast zijn namen van leerlingen of collega’s fictieve namen. Het is hoe dan ook nergens mijn intentie geweest mensen te kwetsen. De schrijfsels zijn verder niet chronologisch, ze staan willekeurig en los van een tijdlijn doorelkaar. En ze zijn niet meer en minder dan mijn belevenissen, mijn perceptie, mijn verhaal. Mijn leven voor de klas en in een schoolorganisatie, zoekend naar mijn eigen ‘Wie ben ik, wat kan ik, wat wil ik?’ in een setting waar ik al sinds jaar en dag verkeer, meedraai, deel van uitmaak, waarin ik onderuit ben gegaan, en waarin ik ook de mooiste momenten heb mogen beleven, ook voor mijzelf persoonlijk. Vijftien jaar die levensveranderend zijn geweest. En het is nog niet klaar. Dank aan mijn collega’s en (oud)leerlingen door de jaren heen voor de inspiratie en het materiaal om deze verhalen te kunnen schrijven 8


9


Het verhaal van de draak

Het schooljaar is weer begonnen en de afgelopen week zijn alle lesgroepen langs geweest voor de eerste les LOB van mij, en met uitzondering van mijn mentorklas die ik al twee jaar beeldende vorming heb gegeven, zijn ze allemaal nieuw voor mij en ben ik dat voor hen. Het is altijd weer bijzonder als je ze voor het eerst hebt als derdeklassers. Je hebt ze rond zien lopen als tweedeklassers, soms als ongeleide projectielen, stuiterballen, zo kenmerkend voor klas 2. Een leerjaar in toenemend zelfbewustzijn, met soms ook toenemend verzet en onaangepast gedrag, grenzen zoekend, overschrijdend, maar nog niet goed weten hoe. Onhandig. Een aantal van hen, merendeels jongens, zag je bij wijze van spreken meer op de gang zitten, werken en staan, dan dat je ze in het lokaal zag zitten, en je nam 10


je voor die gezichten te onthouden, met de gedachte “dat wordt nog wat volgend jaar”….. En zo hebben ze natuurlijk ook naar mij gekeken als ik door de gangen ging. “Die Jansen”. Ze, weet ik, vinden me een beetje eng en raar soms; ‘die heks, die in draken gelooft’. “Hallo Hans, goedemorgen Grietje, telefoon graag in de bak, doe je kauwgom even uit, pet af, ga lekker zitten”. Of ze zien me als erg streng, want bij ongepast gedrag in de gangen pak ik ze regelmatig in hun kraag. En ik heb een type gezicht wat er erg streng uit kan zien als ik niet glimlach. Lengte en meer doen de rest. Kortom: ze weten niet zo goed wat ze kunnen verwachten als ze mij krijgen, tenzij het broertjes of zusjes van oud leerlingen zijn. Het drakenverhaal gaat al járen rond met als oorsprong dat ik in klas 1 vroeger draken met ze boetseerde bij Beeldende Vorming en dan altijd vertelde over onze schooldraak én dat draken bestaan. Zo overtuigend dat de klas ademloos luisterde en ik sommige monden een beetje open zag hangen onder verbaasde ogen. Onze schooldraak, vertelde ik dan, zie je maar weinig buiten (en dan wees ik naar een veldje naast de school), want het is een héél gevoelig dier. Alleen op kalme, stille, herfst- en voorjaarsdagen, in de vroege ochtendnevel en bij een lekkere temperatuur, kan je hem daar zien staan, maar dat is maar héél af en toe. Als je geluk hebt kun je hem zien. Moet je wel vroeg naar school komen. Natuurlijk geloofden ze het uiteindelijk niet. Maar er was altijd een moment van twijfel. Of dat over het bestaan van de draak was of twijfel aan mijn verstandelijke vermogens ... wie zal het zeggen. 11


Toen er een keer een leerlinge voor de zoveelste keer de les verstierde en toevallig tijdens de drakenkop boetseerles, heb ik haar een uitstuur gegeven. Vanaf dat moment gaat het verhaal rond dat als je mij tegenspreekt op het geloven in draken, je subiet een uitstuur krijgt. Oppassen geblazen dus. Dat is al vele jaren geleden, maar het gerucht blijft gaan en sommige van mijn jonge collega’s beleven er veel plezier aan het verhaal van de draak in stand te houden. In klas 3 vertel ik ze hoe het werkelijke verhaal is onder het motto “Jullie zijn nu grote kinderen, nu kan ik het wel vertellen”, en zij bewaren het als een gedeeld geheim. Dus daar zitten ze dan, in de eerste les LOB. Grote drukke groepen van 28 kaderberoeps, groepjes van 15 basisberoeps. Groepen van 22, Gemengd theoretische leerweg. Veertien, vijftien jaar zijn ze. En na één-achtste eeuw voor de klas, vloeien de nieuwe leerlingen over in leerlingen uit voorgaande jaren; een lange, lange rij pubers die allemaal komen, en allemaal gaan. Jaar in, jaar uit. Allemaal uniek, maar ook allemaal hetzelfde. De prototypes ken je na al die jaren wel. De opstandige, de bitch met de felle ogen die eigenlijk heel lief is maar dat liever niet laat merken, de rustige beschouwer, de vroegwijze, de ‘de kat uit de boom kijker’, de leerling die altijd commentaar heeft, de hardwerkende en de ambitieuze. De achterover leunende “meuh”-zegger die met zo min mogelijk uitvoeren probeert alles te halen, de voetballertjes die in de pauzes in de hal met blikjes voetballen, de zuigers die altijd net buiten beeld de grenzen verkennen en er overheen gaan, de zeer ernstigen waar nauwelijks een lachje afkan, de huilers die hun tranen altijd paraat hebben voor de gelegenheid, de sjaggo’s, en de macho’s die jouw autoriteit als Alpha willen uittesten. 12


De haren borstelende meisjes, het vriendinnenduo wat probeert elkaars kloon te zijn in alles, de onderuitzakkende ‘boefjes’ zoals een collega ze zo mooi noemt. De grijze muizen, de brede Harries, de beweeglijken en stuiterballen die niet stil kunnen zitten, de verklikkers (“oooh juf, hij/zíj deed het! Ik deed écht niks!”), de snel aangebrande met regelmatige driftaanvallen, compleet met geschreeuw en slaande deuren en de sloompies die maar net aan wakker weten te blijven. De sonore bromtollen met de baard al in de keel, en de krassende jongens die daar nog net niet zijn, de kwetteraars, de mompelaars, de “ik schreeuw gewoon lekker altijd door alles heen” types, de Donald Duckjes, de “praat eens iets duidelijker ik kan je niet verstaan als je zo zacht praat” dames, de eeuwige kletskousen, de smoezers en de zwijgende kijkers. De open, onschuldige blikken, vriendelijke blikken, nieuwsgierige blikken, terughoudende en afwachtende blikken en de ronduit wantrouwende blikken. En soms de boze, zo niet woedende ‘waag het niet in mijn buurt te komen’ blik. Bij binnenkomst zijn ze al voorspelbaarder dan ze zelf kunnen weten: een deel van de jongens duikt weg, zo ver mogelijk bij me vandaan, achterin het lokaal, en zakken daar zo diep mogelijk weg onder hun tafel, liefst met nog stiekem iets te eten of drinken in de hand. Hun stijf van de gel staande kuifjes en glinsterende oogjes pieken nog net olijk boven de rand van de tafel omhoog, ‘ziet ze me nog?’ Bijna onzichtbaar, denken ze, maar zeker niet onhoorbaar. Gebrom afgewisseld met krakend raspend stemgeluid, of Donald Duckachtige klanken komen naar me toe zweven. De meiden zitten meer vooraan, nieuwsgierig en peilend, maar soms ook met een chagrijnige “kom maar op”blik als het om de meer bijdehante dames gaat. Vaak half omgedraaid, één been nonchalant opgetrokken op de stoel, kauwgom kauwend, zwierend met zijdezachte lange lokken en nog net even doorbabbelend als ik klaarsta om te 13


beginnen met vervolgens een zogenaamd verrast ”Oh, sorry! Ik had écht niet gezien dat u wilde beginnen!” Natuurlijk. En het schaakspel is begonnen, zij mochten openen en ik zet mijn zwarte pionnen prikkend naar voren, mijn paard doet verrassende sprongen en uit het niets zien ze hem opduiken, mijn loper slaat dwars over het veld in de verrassingsaanval, de toren houdt kalm het overzicht en schuift traag eens wat naar links of rechts, of overweegt een verrassende rokade. De koning en de koningin kijken vanaf de achterlijn voorlopig nog rustig toe en wachten de ontwikkelingen af. De eerste fase van het spel kunnen de andere stukken het prima zonder hen af. Een enkele les is het nodig dat de koningin even een kleine waarschuwende manoeuvre maakt, maar dat was weinig. En ik begin met mijn les. Ik stel me voor, vertel wie ik ben, wat mijn hobby’s zijn, waar ik woon, een beetje hoe mijn privéleven er uit ziet, dat ik een dochter van 15 heb die net naar het MBO Grafisch is gegaan en eindig met: “Zijn er nog vragen? Willen jullie nog iets van me weten? Je mag alles vragen, misschien geef ik niet overal antwoord op, maar vragen staat vrij.” Stilte. “Hebben jullie helemaal geen vragen, weet je het zeker?” Een vinger gaat omhoog, dapper, en daar komt de vraag: “Gelooft u in draken?” Aan het einde van de eerste les weten ze veel meer over mij, over wat we gaan doen bij LOB, en waarom, en heb ik op mijn beurt hen geobserveerd. Ik heb wat mild waarschuwend geschoven met posities in het lokaal als dat nodig was, heb mijn zichtlijnen op de kuifjes achterin opengegooid zodat ze goed in mijn beeld zitten en een enkeling mag lekker dicht bij mij vooraan komen zitten. 14


Ik heb sommigen zien ontdooien tijdens deze les, en zie anderen nog halsstarrig in verzet blijven zitten. Een enkeling is licht weggedommeld bij zoveel moois. Als ik aan het eind van de les vraag of er nog vragen of opmerkingen zijn zegt er in één van de groepen een leerling: “Juf, we dachten dat u véééél strenger! Maar dat valt écht heel erg mee!” De groep knikt instemmend. Het waren de afgelopen week stuk voor stuk leuke lessen met ze, al had ik aan de D groep wel mijn handen vol, maar dat is ieder jaar. En zoals een collega tegen me zei: “Dat moet voor een door de wol geverfde docent als jij toch geen probleem zijn?” Twaalf en een half jaar, laat de koperblazers maar schallen en wie had dat ooit gedacht. Al biedt door de wol geverfd geen 100% garantie. Iedere jaargroep is anders, en toch hetzelfde. En altijd komen er in het jaar de verrassingen, de uniciteit van de kinderen komt in beeld, de authenticiteit, de ontwikkeling die ze als derdeklasser doormaken van kind naar jong volwassene, de verrassende onderstromen die ik te zien mag krijgen door het vak wat ik geef, de achtergronden die voor een deel bepalen wie ze zijn en hoe ze handelen, en hun namen krijgen een gezicht. Of andersom. Door de jaren heen vervagen die gezichten grotendeels weer, maar een enkeling vergeet je nooit meer. Soms, en steeds vaker, ben ik zélf mijn verrassing, verras ik mezelf. Zeker een stuk kalmer dan vroeger toen ik op mijn veertigste voor de klas ging en heetgebakerder was. Mijn temperament in volle galop door alles heen denderde en soms zelfs als een olifant in een porseleinkast.

15


Toen mijn vuist nog wel eens op de tafel belandde in zowel de klas als in vergaderingen met collega’s, ik vaker bulderde (en met enig plezier, dat kan ik niet ontkennen) en sneller een uitstuur gaf. Ik ook ambitieuzer was, en naïever, en me de “poten uit mijn lijf liep” voor schoolzaken en de schoolorganisatie, hart en ziel in volle vaart op weg naar de vervulling van mijn onderwijsdromen. Aangepaster en milder nu, liefdevoller wellicht, vrolijker en lichter zeker. Trager, zachter, rustiger en ook; laconieker. Maar ook door de wol geverfd, teleurgesteld hier en daar, ontmoedigd en vermoeider. Ouder en wijzer, en een tikkie grijzer. Met soms nog een kleine temperamentvolle oprisping. Nog veertien jaar te gaan tot ik moet stoppen met onderwijzen. Een zilveren jubileum met onvermijdelijk zilveren haar is, met wat aanpassingen, haalbaar; draken hoedend, verhalen vertellend, toekomstperspectieven schetsend, met kuikens in mijn kielzog door de gangen als moeder gans, “Sjoe-sjoe, hop je toekomst in kleintje... Je kunt het.” Dag Hans, het ga je goed! Dag Grietje, maak er wat moois van! En ja: ik geloof in draken…..

16


Vergaderen met “Piet”

Op een school werken, of deel uitmaken van een teamorganisatie, is iets waar ik als solistisch werkend beeldend kunstenaar aan heb moeten wennen. In de kunsthal waar ik parttime in teamverband werkte, was het eenvoudig: de taken waren verdeeld, ieder deed zijn werk en waar nodig hielp je elkaar, daar hoefde niet over gesproken te worden, dat deed je gewoon. De te dragen verantwoordelijkheid was erg overzichtelijk en afgebakend, de communicatie prima. De pauzes waren gezellig, de gesprekken wisselend luchtig of diepgaand en er was nauwelijks een wanklank te horen. Iedereen was gelijk en de baas werkte zelf ook mee met het team, hij was één van ons. En om 5 uur stapten we allemaal vrolijk op de fiets op weg naar huis of naar het café voor een afsluitende borrel. In het onderwijs is dat een heel ander verhaal. Er is veel overleg, vergadertijd, en je hebt het gevoel dat je op een werkdag achter de feiten aan loopt te hollen, er 17


altijd nog iets “moet” wat je over het hoofd hebt gezien. De mensen en de taken zijn complexer, de belangen groter, de drijfveren anders, hiërarchie speelt een rol, er zijn verschillen in opleiding en achtergrond. Ik ben gefascineerd geraakt door teamprocessen in het onderwijs. Wat er gebeurt tijdens de bijeenkomsten. Hoe mensen zich daarin profileren en waarom. Dat waarom weet je vaak pas nadat je een tijdje in zo’n organisatie hebt gewerkt en de achtergronden en karakters van collega’s hebt leren kennen. Dat verklaart soms veel van het getoonde gedrag tijdens bijvoorbeeld vergaderingen, maar ook aan tafel tijdens de lunch of in de wandelgangen. Jarenlang hadden we op de onderbouw te maken met een oudere collega die niet meer als docent werkzaam was en die door omstandigheden nog wel in de school werkzaam was, maar nauwelijks nog verantwoordelijkheden had of kreeg. Hij zelf had daar duidelijk andere ideeën over, moeite mee en bracht zichzelf in beeld waar en wanneer de mogelijkheid zich maar voordeed. Deze collega “pakte” ook tijdens vergaderingen zijn moment en was dan ook niet meer te stoppen. Het signaal “Hé, ik ben er nog en dat zullen jullie weten ook!” werd onbewust, maar luid en duidelijk afgegeven en hoe dat voor zijn collega’s en de lopende vergadering was, boeide hem niet echt. Docenten, collega’s in vergaderingen en bijeenkomsten: een blauwdruk van hoe de organisatie er voor staat? Er is de ervaren, sceptische docent die altijd blijft staan tijdens vergaderingen, bij de deur, armen over elkaar, een afkeurende, maar strijdlustige blik in de ogen, CAO boekje losjes in de hand en met soms een bijtende korte vraag die iedereen weer op doet kijken.

18


Er is de docent die altijd een weerwoord heeft, commentaar moet leveren op ongeacht wat er gemeld wordt. Er is de docent die altijd een niet relevante vraag wil stellen en daar lang over uitweidt. Er is de docent die zijn “15 minutes of fame” neemt, doorspekt met veel uitgerekte “uhm” klanken, en op een toon die zegt “allemaal opletten nu, dit is belangrijk”. Er zijn collega’s die gaan zitten ginnegappen, en leerlinggedrag vertonen. Het gros reageert niet, zit het uit, kijkt heimelijk naar de klok en er hangt een bijna zichtbare denkwolk boven de hele goegemeente “Het zal mijn tijd wel duren”.... De zogenoemde Stille Staking, leerden we een keer op een studiedag. En vanzelf zijn er de collega’s die wel opletten en relevante vragen stellen of opmerkingen maken die iets bijdragen aan de vergadering en die het lef hebben een discussie die van niks naar nergens gaat door het stellen van een kritische vraag af te kappen. Ik reken ik mezelf het liefst tot die laatste groep, maar de les is wel geweest niet overal op te reageren en dat de toon de muziek maakt. Proactief deelnemen is namelijk ook niet altijd nodig, al heeft het wel een tijdje geduurd voor ik me dat bewust was. En toe kon passen. Ik was niet te beroerd de zwarte denkhoed van de Bono op te zetten, of de groene en daar mijn zegje over te doen. Er niet bij stilstaand of dat wel in de situatie paste, nodig was. Ik deed dat gewoon. Impulsief. Hop, daar ging die vinger weer omhoog. Tegenwoordig vraag ik soms een collega mij er van te weerhouden welke vraag dan ook te stellen als dat dreigt te gebeuren…. Dat geleerd hebbende, ben wel ik meer gaan zwijgen, doe ik af en toe mee aan de stille stakingsmentaliteit en kies ik mijn momenten dat ik iets zeg zorgvuldiger. Ik heb ook geleerd mijn ergernissen niet meer ter plekke te

19


ventileren en ze beter te beheersen, en om ontploffingsgevaar tijdens de vergaderingen uit te stellen naar een later moment, of zelfs te voorkomen. Ik kon voorheen af en toe van pure frustratie, vermoeidheid en ergernis over de gang van zaken, een uitbarsting krijgen die de zaal en alles wat zich daarin bevond, deed schudden. Waarbij de vuist soms letterlijk met een klap op de tafel belandde…. Vaak beende ik daarna het lokaal uit om even af te koelen. Wat overigens wel effect had, en door een enkele collega’s zelfs als verhelderend en verfrissend werd aangemerkt, want “not done” volgens de ongeschreven wetten die er golden Maar wat toch niet de manier was. Kortom: ik heb geleerd me enigszins te conformeren aan de etiquette van de vergadercultuur. De schoolcultuur. Het lijkt er op dat goed vergaderen onder andere stevig in de weg wordt gezeten door persoonlijke belangen, agenda’s en frustraties, die het proces vertroebelen en traineren. En mensen zich te vaak onbewust zijn van hun eigen rol of aandeel in dit proces. Vaak heb ik me verbaasd op hoe er niet werd ingegrepen op zaken door de voorzitter. Hoe het maar voortsudderde, kostbare tijd opslokte en een tijdlang begreep ik dat niet, was een kwestie van kordaat voorzitten naar mijn idee, maar zo eenvoudig ligt het niet. Ik heb de afgelopen jaren in wisselende samenstelling veel voorzitters (waaronder ikzelf) vergaderingen zien leiden, van zeer wisselende kwaliteit. En ben ik wel degelijk gaan inzien wat een wespennest het voorzitten van een vergadering soms kan zijn. De kunst van het voorzitten van een vergadering komt soms in de buurt van het strategisch kunnen leiden van een leger op missie.

20


Maar het valt ook niet mee. Hoe doe je het nou goed? Je kunt niet zeggen “hé Piet, lullig voor je dat je ordeproblemen hebt en het thuis ook niet lekker loopt, maar hou dat lekker bij jezelf en projecteer dat niet op deze vergadering?” Nee, we geven Piet zijn zo gewenste moment, zwijgen en halen stilletjes opgelucht adem als hij of klaar is, of er een collega of de voorzitter de monoloog op tactische wijze weet te beëindigen. Piet met een goed gevoel van een punt gedrukt te hebben en de borst vooruit weer het mannetje zit te wezen, en we over kunnen gaan naar het volgende agendapunt. En daarmee op naar de volgende Piet.... “Piet” als teamlid en kwetsbaar en feilbaar menswezen hoort er namelijk wel bij en is in de verschijningsvorm die hij op dat moment op tafel legt, voor het hele team een leermoment. Of zou dat kunnen zijn als de cultuur al zover was dat we daar op die manier naar kunnen kijken én mee om zouden kunnen gaan. Piet moet Piet kunnen zijn, maar het zou wel héél prettig zijn als hij zich bewust zou zijn van hoe zijn eigen aandacht vragende gedrag keer op keer op tafel legt in de bijeenkomsten, hoe het een truc is verworden die niet meer in het teken staat van het algemeen belang en de gevoerde agenda. En hij dus kostbare tijd van en voor het collectief, voor zichzelf opeist. Hoe hem zover te krijgen dat hij dat gaat inzien en ander gedrag gaat tonen? Het lijkt bijna onmogelijk.... In een schoolorganisatie kennen we vele Pieten en ze komen prominent in beeld op het strijdtoneel wat vergaderen heet. En natuurlijk manifesteren ze het niet alleen maar daar, maar ook elders op de werkvloer, maar dan minder zichtbaar en de verschijningsvorm en camouflage die (onbewust?) gekozen wordt, is soms van hoge kwaliteit en nauwelijks te traceren, tenzij je heel goed kunt waarnemen. De Pieten zijn talrijk, en gevarieerd. 21


De Pieten zijn voor een organisatie een factor om serieus rekening mee te houden, want: als je één Piet corrigeert; je hebt zo alle andere Pieten over je heen en dan worden ze een sterk en hongerig organisme wat de val van een schoolleider in een mum van tijd tot stand weet te brengen. In dit proces ontpopt er één zich tot Alphawolf en bijna de hele roedel volgt maar al te graag en het ‘Wij-zijn-samen-één’ gevoel viert hoogtij. Het is etenstijd, de groep gaat op jacht. Het gedrag van “Pieten” en de groep zijn ook een serieus signaal wat afgegeven wordt over hoe “het” er voor staat in een school. Voelt iedereen zich gehoord en gezien? Wórdt men wel gehoord en gezien? Serieus genomen? Dat zou er zomaar wel eens aan kunnen ontbreken bij tijd en wijle. Het vraagt bijna om een opleiding tot psychiater, met grootse coaching kwaliteiten en strategisch inzicht, om dit in goede banen te leiden. Het vraagt om gedegen kennis van individuele- en groepsprocessen, van organisatievormen en -modellen, kennis van jezélf, van denkhoeden, van tactiek, van kwaliteit. Het vraagt om een heldere analyserende geest die zaken kan waarnemen, anticiperen, ordenen, overzien en strategieën uit kan zetten. Het vraagt om een plan, bonding met gelijkgestemde zielen, invoelend vermogen en empathie, vertrouwen in eigen kunnen, persoonlijk leiderschap, en vertrouwen in het team. Een open mind, en het je oprecht kwetsbaar kunnen opstellen. Het vraagt om het vermogen creatief-lateraal te denken, authenticiteit en om autonomie, het moet gezien en gespeeld worden als een (schaak)spel, maar de belangen die hier een rol spelen, inclusief de persoonlijke belangen van iedereen in de organisatie, zijn iets om niet, nóóit, te onderschatten! 22


Van 0 naar 100

Op de dinsdagochtend heb ik dit jaar iedere week het genoegen klas 1A beeldende vorming te geven. Een hele grote klas zoals we die al jaren niet meer hebben gehad sinds de A klas altijd een theoretische leerwegklas is, en niet meer de kaderklas. A klassen zijn altijd druk en niet op hun mondje gevallen. B klassen zijn óók druk, maar vaak wat gemoedelijker, gewoon anders. Ik heb al heel wat A en B klassen langs zien komen door de jaren heen en altijd is er een opmerkelijk verschil. In de loop van klas 1 naar klas 4 tonen A klassen zich mondiger, meer vragen stellend, assertiever, en soms rebelser. Ik heb daar al een paar mooie voorbeelden van langs zien komen. Deze A klas is een hele leuke en gevarieerde klas, een mondige klas met wel het nodige karakter- Ên niveauverschil in de club die het is. Redelijk half om half jongens en meiden. 23


Ze lesgeven is wel een klus, zeker bij een vak als beeldende vorming; ze zijn levendig druk en hebben veel pret. Beetje te veel pret soms, voor zover je dat kunt zeggen natuurlijk, maar al die bewegelijke pret geeft wel een hoop chaos. Ze staan (nou staan….) áltijd al zeker 15 minuten voor we beginnen voor het lokaal te wachten. Duwend, trekkend, buitelend, vallend, rollend, lachend, kletsend. Als ik om 10 voor half negen bij het lokaal aankom roepen ze blij: “He he, bent u daar éindelijk!!”…. en willen gelijk naar binnen stormen. “Momentje jongens!”, roep ik terwijl ik me door al die kleine vrolijke lichamen heen naar binnen pers met mijn tas en koffie in de hand, want aan de kant gaan komt niet bij ze op. Bij de deur staand schuiven er vooral blije gezichten naar binnen en is als de 28e binnen is, de bak met telefoons tot de rand toe gevuld en loodzwaar. Dat is bij derdeklassers wel even anders. Na maanden zijn we redelijk in balans, wat niet betekent dat ik niet meer hoef in te grijpen zo af en toe, maar het gaat goed, ik ken hen (zo ongeveer want al die namen en mijn afnemende geheugenkwaliteit gaat niet altijd goed samen), en zij kennen mij. Dat is niet geheel zonder slag of stoot gegaan en ik heb er wel een stel al meerdere malen even bij me gehad na schooltijd voor een kort babbeltje, met bijbehorende alternatieve straffen als dat uiteindelijk nodig was. Zoals: op een te klein vel, te veel, 28 om precies te zijn, rare beestjes tekenen en dat aan de klas laten zien. Voor het begrip van wat er gebeurt als je met zo veel druk doet in een net niet passende ruimte. Dat werkte wel. Ze vonden het ook niet echt een straf: “Maar dat is geen stráf juf! Dat is léuk!”

24


Of in de drukte gooien met een potlood is een potlood natekenen, mét schaduw, en de week erna inleveren. Mij herhaaldelijk napraten is een papagaai natekenen. En ook hierop klonk weer een enthousiast “Oh, leuk!!” Tijdens een gesprek een keer met de hele klas over hoe het wat rustiger te krijgen, wierp de komiek in de klas, Thomas de Zeeuw, zich op om uit te beelden hoe sommige andere docenten dat aanpakten met hen, en het beeld was klip en klaar duidelijk. Een amusante vertoning waar ik oprecht om moest lachen. De klas knikte instemmend tijdens zijn performance; want zo was het écht wel... Vandaag zijn we begonnen met de opdracht maskers, een opdracht met de ultieme chaos: ballonnen, behangerslijm en kranten. Na een speedstart was het hele zooitje lekker bezig, en nam de pret en het volume toe. Als een vliegtuig wat zijn motoren op volle toeren laat draaien om op te stijgen, als een formule 1 wagen uit de pitstop weer de baan op, als de menigte in een arena; een aanzwellend brullend geluid waarvan je weet dat de snelheid enorm zou worden, het geraas immens. Ik kijk om me heen en haal héél diep adem voor de lage waarschuwende brul en daar komt ‘ie dan: JONGENS EN MEISJES!”. Het valt stil…. Op normale toon zeg ik: “jullie mogen heus lekker kletsen met elkaar, maar ga nou niet met z’n 28-en zitten schreeuwen tegen elkaar (en ik kijk de hoofddaders priemend aan), want dat is níet te doen voor een ouder wordende juf”. Zacht knikkende hoofdjes. 25


Enigszins vermoeid van zoveel gevarieerde activiteiten op de vroege ochtend en mijn maximum aan lateraal flexvermogen ingezet hebbend, zak ik achter mijn bureau en overzie ik mijn krioelende, door behangerslijm en kranten geregeerde koninkrijk. Dof klinken de kreten als : “Dit is lekker juf” in de verte, maar ze dringen even niet echt door. Ik lurk aan mijn inmiddels koude bekertje koffie en zucht even. En bedenk me dat mijn dinsdagochtenden erg veel weg hebben van accelereren van 0 naar 100 kilometer per uur, en ik de formule 1 racewagen ben die op het punt staat om op te stijgen. Wie de bestuurder is mag Joost weten, ik ben het niet in elk geval. Gelukkig zit er genoeg benzine in de tank, is de accu opgeladen en zijn de banden nieuw. Vroem…..

26


Klas 3A bij Digital Playground.

Klas 3A is op workshop ‘een documentaire maken’ geweest bij Digital Playground in Rotterdam; een soort media- kunstinstituut waar jongeren en scholieren met digitale media aan de slag gaan: film, foto, animatie en dat alles in het centrum van Rotterdam op lokatie. Vooraf hadden ze in de les de webwalk gedaan als voorbereiding, een soort interactief online programma, waarin ze kennis maakten met wat het allemaal was en vragen moesten beantwoorden: leuk vormgegeven en aansluitend op hun leeftijdsgroep. Op maandagmiddag waren we in Rotterdam in de kelder van Cinerama voor de workshops. De ruimte was érg uitnodigend, lange podia met zitzakken waar ze zich op konden nestelen voor de instructie, graffiti op de muren, felgekleurde posters en gedimd licht en de leerlingen riepen gelijk dat school er ook zo uit zou 27


moeten zien en herinnerden me er aan dat BP weliswaar banken heeft om op te zitten, maar dat dit toch wel ff beter was (Chill…) Na een korte inleiding, gingen we op pad om shots te maken in de omgeving. Ze hadden van tevoren al nagedacht over de stelling: Graffiti, kunst of vandalisme? En daar een standpunt over ingenomen. Met filmcamera’s en in tweetallen, gingen de groepen onder de begeleiding van een jonge hippe begeleider op pad om Graffiti in de omgeving van de Witte de Withstraat en de Oude Binnenweg te bekijken, te filmen en interviews te houden met mensen op straat over wat zij er van vonden. Het was koud! Het houden van interviews en aanspreken van wildvreemde mensen was voor een aantal wel even een drempel die genomen moest worden, maar uiteindelijk is het door bijna alle tweetallen ook werkelijk gedaan en hebben ze mensen aangesproken die ze op de film konden zetten. De verleiding van de winkels was wel erg groot…. Een aantal waren er natuurlijk dan ook ontsnapt aan mijn immer waakzaam oog, máár moet gezegd: ze kwamen wel terug met resultaat, en na wat heen en weer gebel hadden we ze weer terug bij de groep……. Roy en Hidde waren gewoontegetrouw ook weer eens ontsnapt en diep van binnen heb ik daar natuurlijk, als jaren ’80 product, wel waardering voor; naar hun favoriete skateshop deze keer. Met wel met als resultaat dat ze daardoor in de galerie van een graffiticollectief terecht kwamen en een interview beet hadden met een echte graffitispuiter! Volgens de inschatting van de jongens was hij wel knetter stoned, máár: opvallend goed filmmateriaal gescoord! En het resultaat telt.

28


Ondanks dit prachtige gegeven: ze zijn nu wel genomineerd voor zo’n enkelband met een alarm wat afgaat als er “spijbelalert” dreigt en ze zich buiten de toegestane zone begeven... Eenmaal weer terug op het honk werd er met het programma Magix gemonteerd en dat deden de leerlingen verrassend handig en pikten ze snel op. Met als resultaat 9 filmpjes van ca 1 minuut. Afsluitend hebben we met z’n allen de resultaten op een groot scherm bekeken. Voor herhaling vatbaar en een aanrader! Vanzelf is dit ook een pleidooi van mijn kant om het “Maasland goes multimedia” nog wat beter op gang te helpen bij ons op school! Het is gewoon ontzettend leuk, leerzaam, van deze tijd, educatief én creatief verantwoord, en onze multitaskende mediawizkids op het lijf geschreven

29


Tussen Sint en kerst

…heerst chaos en verwarring?

Met de achterkant van Sint nog in zicht, en de dikke buik van kerst al in beeld, gaf dat vandaag het volgende tafereel. 12 december, in de laatste weken van het schooljaar, het zesde, zevende en achtste uur mijn klas 3A voor het project. Het zijn rommelige weken nu, zo vlak voor de kerst met de speculaasresten nog tussen je kiezen en de kalkoenbout al in zicht. De deadline voor bij mij het projectwerk inleveren in klad was vorige week en de uitzonderingen die door ziekte achterliepen, hadden uitstel gekregen naar deze week. Ik had besloten tot kalme dienst en een goed humeur, met voor vandaag het beoordelen van elkaars websites, en daaraan voorafgaand een klassikaal overleg over “waar let je op bij het bekijken van een website?” De rest van de tijd mochten ze aan de andere vakken besteden. 30


Laat ik zachtjes uitgedrukt zeggen dat het bepaald niet hun volle aandacht had, en ik bleef hangen in een redelijk zinloze poging hun aandacht te vangen. Een enkeling deed leuk mee, maar de sfeer was er eigenlijk één van “duizend dingen te doen, leuk verhaal juf maar ene oor in, andere oor uit, we hebben het druk, dat ziet u toch?” Of ook wel: ik praatte tegen dovemansoren, was het spek en bonenjuffie van de dag, Don Quichotte en zijn windmolenpark, de joker zonder Batman, enzovoorts. Ik keek om me heen naar de gezellige bedrijvigheid en dacht: dit heeft geen enkele zin, de sfeer is prima, maar ze doen gewoon niet mee. Wat nu? Ik besloot dat het een mooi moment was om dan zelf ook gewoon maar niet mee te doen. Ontploffen met een stevige bulder leek me geen optie: met name niet voor mijn eigen gemoedstoestand, dat was het niet waard. Deze klas kan uitstekend werken, en ja, nu even niet, althans, eigenlijk wel, maar niet voor wat ik even van ze wilde. Dat was duidelijk. Dus ik zweeg, wachtte en leunde achterover. Ze praatten gezellig door over vanalles en niets, sociaal was het een hoogtepunt qua samenzijn en slechts één leerling probeerde de anderen duidelijk te maken dat ze hun mond moesten houden. Ik stak mijn duim naar hem op. Het duurde even voor iedereen in de gaten had dat ik niets meer zei en 20 paar ogen keken me aan met een blik van: “wat gaat ze doen?” Ontploffingsgevaar lag natuurlijk om de hoek. Ik zei: “nou, dat is nou wel jammer, ik sta hier een les met jullie te doen, en niemand doet leuk mee. Weet je wat? Ik doe gewoon ook niet mee. Ik ben nu beneden, ga een bakkie doen en zie maar wat je doet, de les duurt nu in elk 31


geval wel tot half 4.” Ze zouden eigenlijk om half 3 uit zijn bij mij die dag als bonus voor het goede werken, maar die verviel hiermee. Natuurlijk. Behalve voor K. die geprobeerd had de klas tot zwijgen, luisteren en meedoen te bewegen. Ik vertrok en kwam 15 minuten later terug in een klas die heerlijk rustig aan het werk was. Direct kwam er een “Juf, kunt u me even komen helpen?” Mijn antwoord daarop was: ”Ik zou het echt héél graag willen, maar helaas doe ik even niet mee, morgen ben je de eerste, of vraag het je buurvrouw even?” Een beledigd “Oh, nou, dan toch niet!” met felle blik was mijn deel. Uiteindelijk heb ik wel wát geholpen met diverse zaken, maar weinig. Het was verder een genoeglijke en gezellige les, ze werkten prima, hielpen elkaar en om half drie kon K. lekker naar huis, aangemoedigd door zijn sportieve klasgenoten. “Ga maar lekker naar huis hoor K, je hebt het verdiend”. Goeie tekst! Ik heb ze na zijn vertrek nog een half uur bij me gehouden, we hebben wat leerlingen voor leerlingen filmpjes gekeken waar ze zelf aan mee hebben gewerkt, er over gepraat of wat er in beeld kwam het onderwerp verduidelijkte, en (kan het toch niet laten) afgesloten met een kleine vriendelijk moralistische verhandeling over samen de les maken, en hoppakee, lekker naar huis allemaal. En wie weet doen we morgen allemaal weer leuk mee. Of niet.

32


Rapportzaken en puberbreinen

Het is voorjaarsvakantie en op dinsdag besluit ik met frisse tegenzin het werk van mijn 3A klas na te gaan kijken. Een enorme klus gezien het feit dat ik een jaar lang durend project met ze draai, waar een variatie aan opdrachtvormen in voorbij komt: digitale tests, geschreven reflecties, filmkijkwijzers, een filmpje wat ze moesten maken, doe-opdrachten, webwalks, en dat alles verzameld op een website, waar ze ook nog een cijfer voor krijgen. Hoe moeilijk kun je het jezelf maken. Wanneer en dat ik die websites nakijk weten ze en hetzelfde geldt voor welke opdrachten er op moeten staan; ik heb het verteld, laten zien, ik heb het ze tot in detail gemaild, ik heb ze een stencil gegeven, en het in de laatste les nรณg een keer nadrukkelijk verteld. Het gaat voor deze periode om 6 opdrachten per persoon die ik op die persoonlijke website die ze hebben gemaakt, wil kunnen aanklikken en bekijken. 33


Achtien leerlingen maal zes is honderdacht werkstukken te beoordelen… Na er wat omheen gedreuteld te hebben zit ik eindelijk, twee computers voor mijn neus om het werk te vereenvoudigen en ik klik ons schoolrapportsysteem aan waar de cijfers genoteerd moeten worden. Tot mijn schrik zijn er, ondanks mijn herhaaldelijk indienen van welke kolommen dat moeten zijn, geen kolommen aangemaakt. Cijfers invoeren zal dus niet gaan. Snel de docent die dit regelt nog maar eens mailen; een noodgeval! De eerste tegenslag is binnen, moedig verder maar weer. Een lijst maken en uitprinten waar alle leerlingen en opdrachten opstaan, het ouderwetse handwerk. Om een lang verhaal kort te maken: honderdacht cijfers in te voeren en ik heb bijna drie uur later 42 enen genoteerd voor het niet in beeld zijn van de opdrachten op de site. Ik weet dat ze de opdrachten hebben gemaakt, maar net dat laatste deel, het uploaden naar de websites, dat is niet gedaan door velen. Dat is bedroevend, deprimerend, demotiverend, ontmoedigend, tranen trekkend slecht. Ik had de pest in, was boos, raakte gefrustreerd en tierde inwendig een kwartiertje stevig door. Al mijn kennis over en begrip voor de werking van het puberbrein ten spijt, ze zijn toch niet dóóf? Ze kunnen lezen, ik spreek geen chinees, ik praat niet binnensmonds, ik slis niet waardoor wat ik zeg onverstaanbaar is, kortom: het was toch duidelijk? Duidelijker kon ik toch niet zijn? Wat doe ik verkeerd? Ik kom tot de conclusie dat ik maar één ding verkeerd doe: ik geef ze veel te veel kansen om het werk uit te stellen….. Ik ben gewoon niet streng genoeg, blijkbaar moet ik strakker en consequenter zijn. 34


Jammer, want dat streng zijn, als het aan mij ligt liever niet en aan cijfers heb ik eigenlijk een broertje dood, mag van mij afgeschaft worden. Het is een leuk en gevarieerd project, een examenonderdeel notabene (dat wil ook maar niet doordringen), en ik hoop en reken er op dat ze uit zichzelf in beweging komen om hun zaken op orde te brengen. Ze zelf snappen dat dat erbij hoort, nodig is, deel uitmaakt van het ontwikkelen van vaardigheden. Het is ijdele hoop…. Besluiten worden, geïrriteerd starend naar het ontmoedigende lijstje, stantepede genomen: er gaat een kordate mail de deur uit en de eerste verschrikte reacties van ouders en leerlingen komen al snel binnen. De leerlingen vragen om nog een kans en ik kaats de bal terug: wat zou jij doen als je nu de docent was van deze klas en dit is het resultaat? Kom maar op, denk ik bij mezelf, laat maar eens horen wat jullie zelf zouden beslissen in zo’n geval. Schoorvoetend komt terug dat zij degene zijn die fout zitten, ze het hebben laten liggen. Ik ze feitelijk geen kans meer moet geven, maar ze toch hopen van wel. Ze komen met voorstellen, lekker proactief met het water tot aan de lippen. Ik heb al besloten welke kans dat gaat worden. Ik hou ze nog even in spanning, laat maar sudderen. En ik? Ik moet strenger gaan controleren. Deadlines stellen en mijzelf en hen daaraan houden. Niet mijn sterkste punt…

35


Het puberbrein; het is een chaotisch mengelmoesje met wisselende belangen die om voorrang vragen. Zij kunnen er blijkbaar geen wijs uit en schoolwerk heeft geen prioriteit . Dus juf, dan moet jij het voor ze doen. Het puberende brein, je kunt er boeken over schrijven, websites mee vullen, op afstuderen, een academische graad mee behalen, je kunt het in plakjes snijden om te kijken welk deel er nou eigenlijk ontbreekt. Je kunt het vast lekker klaarmaken en consumeren, maar voor mij als docent is het een rommelige grijze massa met verkeerde schakelingen, dwarswegen en zijpaden, kortsluitingen en verkeerd ingeplugde stekkertjes die er alles bij elkaar in elk geval zorg voor dragen dat het werk wat gedaan moet worden, meestal niet af komt. Aan de docent de schone taak‌

36


Puberpassie

Ondertussen thuis… Al jaren gaat Puck gebukt onder een kruis: “Iedereen weet waar hij goed in is, behalve ik.” Ze is nu 13 jaar. Daar was niet tegen aan te praten, want het was een vaststaand feit. Een eindeloos rijtje vriendinnen en hun talenten werd er dan opgesomd met als afsluiting: “En ik kan helemaal niks”. Ik kon genoeg bedenken waar ze goed in was, maar dat telde natuurlijk niet. Maar daar is verandering in gekomen: Puck heeft ontdekt dat ze goed foto’s kan bewerken en gevoel voor fotografie heeft. Fotografie is dus een feit. En er moet dus gefotografeerd gaan worden, wat kan en mag, want ik heb een prima Canon G10 camera die ze mag gebruiken, en er is ook nog een wat eenvoudigere digitale camera in huis.

37


Ze heeft zelf al diverse fotobewerkingsprogramma’s gedownload, is daar erg vaardig mee en boekt bij haar vriendinnen grootste successen op Hyves met haar bewerkte achtergrondfoto’s. Vast onderwerp natuurlijk: zijzelf in “coole” standen. Ze heeft haar zinnen gezet op het leveren van hoogwaardige, zoniet de béste kwaliteit en dat kan alleen met een digitale spiegelreflexcamera. Want zoveel vers ontdekt talent komt alleen maar goed tot wasdom met de beste apparatuur. Natuurlijk en welja, waarom niet gelijk een Hasselblatt…. Klein aandachtspuntje: na dit jaar de investering in dubbel glas ter waarde van € 10.000 te hebben moeten doen, en de aanschaf van een koelkast, een nieuwe printer en een nieuwe oude auto, én de broodnodige zomerzonvakantie is de geldboom wel even kaal, de spaarrekening tot op de bodem leeg en de gewone rekening schreeuwt mij rode cijfers tegemoet….. “Het beste” wordt een relatief begrip. We laten de kaviaar dit jaar even staan. Dat begrijpt ze wel, maar het verandert haar standpunt over het moeten bezitten van de digitale spiegelreflex verder niet. “Eíndelijk iets waar ik echt goed in ben mam en nou krijg ik dat niet van jullie.” Bovenstaand gesprek vind plaats per videochat, want ze heeft het bedacht in haar week bij paps Hans, en na twee uur zeuren met niet de gewenste reactie bij hem, komt ze binnen op de computer bij mij. Om de onderhandelingen voort te zetten en ons tegen elkaar uit te spelen. En ik kijk dus tegen een intens chagrijnig hoofd aan en zie op de achtergrond een vage donkere gestalte met eenzelfde halsstarrig aandoende houding; vader en dochter lijken bést wel op elkaar. 38


Ik verdenk haar er van dat ze moeite moet doen zoveel chagrijn goed in de plooi te houden, maar vooruit: ik gun haar haar “ik ben een chagrijnige puber en ik zal krijgen wat ik wil” chatfeestje. Het leven is K** en alles is stom, en dat een keer of twintig, anders begrijp ik het natuurlijk niet. Ze laat haar gezicht nog wat meer hangen, richt haar ogen dramatisch omhoog naar een punt buiten het beeld en buigt nog wat verder naar voren naar de webcam, zodat ik het tot in de volle details tot me kan nemen. Geen middel wordt geschuwd om me in haar kamp te krijgen. Mijn onzinnige en uit de prehistorie stammende suggesties over sparen, eerst maar eens oefenen en werken met het materiaal wat we al in huis hebben en zelf geld verdienen door bijv. haar kinderfietsjes op marktplaats te verkopen, mijn auto te wassen en anderszins geld bij elkaar te gaan verdienen, worden weggewimpeld. Dat intens vervelende gesprek had ze namelijk net ook al met paps gehad: boring. En, meldt ze, dat zet geen zoden aan de dijk, die lullige tientjes. Zó dan. Nou, en dan is het gesprek natuurlijk ook wel klaar. En dat bevalt haar natuurlijk nog minder. De tranen van frustratie springen haar in haar ogen en dat brengt ze vol in beeld. Drama alom en ik zal weten ook wat ik haar allemaal aandoe met mijn harteloze weigeringen.

39


Ze dreigt dan ook met weglopen. Want we zijn rotouders die haar niks gunnen en er op uit zijn haar het leven zo zuur mogelijk te maken, begrijpen haar niet, gunnen haar niks en hebben niks voor haar over. Er rest haar dus niets anders dan weglopen, en dat is dan mooi onze eigen schuld. Wij raden haar aan een dag met mooi weer te kiezen. Weglopen in de regen is zo armoedig. En de ludieke actie vooral vast te leggen met één van onze beschikbare inferieure camera’s. Het beeld wordt in één klap donker. Puck is offline.

40


Een lesje democratie met een rafelig randje

Klas 3A bezocht als eerste in de reeks deze week het Binnenhof in Den Haag en het is een boeiende dag geworden die een onverwachte wending nam. Een rafelig randje kreeg. Na een tijdje zoeken (een goede voorbereiding is alles…) en een fijn stukje wandelen door de ijzige kou (hier waren we net óók al juf!!”) hadden we de juiste ingang gevonden waar we ontvangen werden door onze gids. We namen plaats in een zaaltje, een voorlichtingsruimte voor de scholieren. Gids nam het woord en begon dingen uit te leggen, toonde ons een filmpje met daaraan verbonden vragen voor de leerlingen en dat deed hij erg goed moet ik zeggen! Een jonge man nog, student, hip, good looking (leuk voor de meiden) en hij had echt gevoel voor wat hij deed. De klas deed erg goed mee.

41


Geweldig vond ik het centensysteem. Voor elke goed beantwoorde vraag kon je een cent krijgen en wie aan het eind van de dag de meeste centen verzameld had, was de winnaar en kreeg een prijs. Tot mijn stomme verbazing gingen de leerlingen er helemaal voor! Zo’n centenspel: een gouden idee, de vingers reikten tot aan het plafond, schouders trokken licht uit de kom; alles voor een cent. Is onderwijs dan zo eenvoudig? Vandaag wel in elk geval. Daarna naar het parlementsgebouw: alles moest worden ingeleverd en achtergelaten; niets mag mee naar binnen, en alles ging achter slot en grendel. Safety First. Door het poortje het parlementsgebouw in, een zenuwachtige toestand voor de meesten: met kreten als “mijn piercing kan écht niet uit hoor!!”, riemen moesten af, maar “Jáh, dan zakt me broek af juf!!” Neem een broek die past, denk ik dan heel ouderwets, maar ondanks de riemen af, ging er niemand met zijn broek op zijn enkels het poortje door. Ik piepte er lustig op los: haarspelden en wat had me bezield bretels aan te trekken vandaag? Tot vermaak van de klas moest ik helemaal gescand worden voor ik als veilig werd bestempeld. De rondleiding door het gebouw was leuk, jammer alleen dat er niks te beleven viel, want er was geen bijeenkomst in de tweede kamer. De quiz werd leuk meegespeeld en de muntjes stroomden binnen; een ware competitie met gretig uitgestoken handen en teleurgestelde gezichten als hun hoog reikende vinger niet werd aangewezen om het goede antwoord te geven. Als ze op school ook zo voorbeeldig waren, zou ik me ontzettend gelukkig prijzen.

42


Terug om de tassen te pakken en klaar voor een koude rondwandeling over het binnenhof. Weer een quiz, in de vorm van een speurtocht en alweer leuk meegespeeld door de klas, ondanks de ijzige kou. Maar daar golfden de geluiden van het donkere randje van ons toe. Er was een demonstratie gaande die je kon horen en daar was net iets over verteld als zijnde één van de manieren om je mening aan een parlement door te geven, als petities, mails enz. gefaald hadden. Dus ze wilden natuurlijk gaan kijken. Zo gedaan. De demonstratie was niet groot, wel heftig! Een groep Libische betogers was aan het demonstreren tegen de misstanden die momenteel in Libië aan de gang zijn, en dat werd ondersteund door spreekkoren die leuzen scandeerden, spandoeken droegen en ….grote A3 kleurenfoto’s omhoog hielden van de gruweldaden van het regime. De klas splitste zich op in groepjes: de meiden vooraan, de jongens wat meer naar achteren, en een deel van de meiden was aanvankelijk nog wat lacherig, tot de omvang van wat ze hier hoorden en zagen, vol tot ze doordrong: moord, martelingen, verkrachting, onderdrukking. De foto’s, je kon er niet om heen: dit was gruwelijk. En het lachen stierf weg…. Ernstige koppies, zoiets hadden ze nog niet eerder gezien. Je ziet het op het nieuws, maar dit kwam ineens heel dichtbij. Ik maakte foto’s en filmde, en zag dat de klas om een Libische man heen was gaan staan die ze uitlegde waarom deze demonstratie gaande was en wat er werkelijk gebeurde in Libië. Ze luisterden. Ook kregen ze pamfletten in hun handen gedrukt, en nog erger: grote A3 kleurenprints van gemartelde vermoorde mensen. Die nog lang zo erg niet waren als de prints die de 43


demonstranten zelf vasthielden en lieten zien, daar was al over nagedacht zag ik. Feit bleef dat we niet om de gruweldaden heen konden, de leerlingen best wel geschokt waren bij het zien van de taferelen op de foto’s en ook ikzelf kreeg kippenvel bij het zien van zoveel ellende; een knoop in je maag. Er werd nagedacht, gepraat met elkaar, ze kwamen met vragen en we hebben vrij lang bij de demonstratie doorgebracht, en over de kou hoorde ik niemand meer. Teruglopend heb ik de kleurenprints verzameld om aan collega Marc te geven, misschien nog iets om te gebruiken in de les Maatschappijleer die ze vrijdag hebben en nog even na te praten over wat ze hier ervaren hebben. Eenmaal terug in de zaal, ging de gids er nog even heel goed op door: hij had Google Earth voorgezet, en vertelde over het hoe en waarom van wat er momenteel in LibiÍ, Egypte en TunesiÍ gebeurt. De klas was verrassend goed op de hoogte vond ik. Goed dat hij er nog op terugkwam. Daarna nog een ontspannen potje Binnenhof Bingo, het grote moment van wie de meeste centjes verzameld had, en er werd stevig PR gevoerd waardoor alle muntjes bij Roy en Amy S/Emma terechtkwamen, en de winnaar was Roy. Niet dat Roy de meeste antwoorden goed had, hij had gewoon alle muntjes van de jongens gekregen. Er werd weer gelachen en gedold met elkaar, ook al was iedereen eigenlijk wel erg moe van deze dag. Mooi zo. Het was een geslaagde, gezellige, bijzondere en vooral complete dag. En met een echte eyeopener dat onze vrijheid niet de vanzelfsprekendheid is die we denken dat het is. En het openbare leven niet overal zo veilig is als bij ons.

44


Wat ik niet weet, is wat ik vergeet

Of wat ik weet, is dat ik vergeet, en dat ik achteraf weet, wat ik vergeet of dat ik vergeet wat ik weet en niet weet wat ik vergeet, en zo kan ik nog wel even doorgaan. Maar wat ik zeker weet, is dát ik vergeet en dat is behoorlijk irritant. Tijd voor een tablet met geheugentraining, als ik tenminste niet vergeet waar ik m’n tablet heb gelaten, of om welke geheugentraining het gaat. Of überhaupt vergeet dat ik een tablet met geheugentraining heb. Van de week ben ik gewoon domweg vergeten boterhammen voor Puck te smeren en die mee te geven naar school. Ze ging op excursie naar Leiden en ik ben het gewoon vergeten, het is niet eens in me opgekomen en nergens een klein belletje dat ik wat vergat…. Gelukkig had ze een flink pak cheesewafels bij zich, zelf aangeschaft de dag ervoor.

45


Ook had ik beloofd de camera voor haar op te laden en ik dacht ook echt dat ik dat gedaan had, want het stekkertje in de camera gestopt. Helaas de andere kant vergeten in het stopcontact te steken. Ik vergeet al weken een afspraak bij de ortho voor haar te maken en nu ligt er een briefje op tafel als reminder. Koeienletters kan ik wel zeggen, evenals de tandarts, de belastingen en meer. Ik was gelukkig niet vergeten dat ik met mijn klas naar Rotterdam ging afgelopen maandagmiddag, maar dat helaas weer wel vergeten toen ik met een leerling een afspraak maakte voor een leerlingen voor leerlingenfilmpje diezelfde maandagmiddag. Dat kost me nu een Tompoes om het goed te maken, hij (eersteklasser) had zich er nl. erg op verheugd. En ook: ik was niet vergeten mijn collega Nederlands te vertellen dat ik ging en een uur van haar wilde voor de excursie, maar ik was wel vergeten haar dat ook nog even te mailen, waardoor zij het weer vergeten was. Vorige week vrijdag naar Utrecht vertrokken met het onrustige gevoel dat ik iets vergat, maar ik kon er niet opkomen. In Utrecht wist ik het weer: het adres en de routebeschrijving naar het hotel waar de bijeenkomst was lag nog vers uitgeprint in de printer. Bij een bank naar binnen gegaan om de weg te vragen, maar ik kon aan de balie met geen mogelijkheid meer op de naam van het hotel komen. Gewoon weg, vergeten en nergens plopte iets op. De lijst met Utrechtse hotels bood uitkomst: Mitland, dat was hem‌ Gisteren was het ouderspreekavond, maar al mijn ouders had ik de week ervoor al gesproken en bijna nooit wil iemand mij voor beeldende vorming spreken. Dus de ouderspreekavond stond niet in mijn geheugen genoteerd.

46


Tot ik gebeld werd door een collega met de vraag waar ik was, want er stonden een paar ouders op me te wachten. Vergeten te kijken, na te denken en alert te zijn. Een stille vloek galmde door mijn hoofd. Dat was wel de limit voor dat moment en ik zat er vreselijk mee‌. Snel gekeken of er nog meer ouders zich aangemeld hadden voor mij, maar gelukkig bleef de schade beperkt en heb ik ze direct aan de telefoon gevraagd en een nieuwe afspraak gemaakt. Er komt een meisje van 12 binnenlopen, geen idee wie het is, woont ze hier? Ze heet Puck zegt ze en ze beweert dat ze mijn dochter is. Ja, dat kan iedereen wel zeggen‌. In de kamer kijkt iemand me aan, een lange vrouw, jaar of vijftig, zwart haar, groene ogen, vermoeid gezicht. Ze gebaart en zwaait met een tablet. Ken ik haar? Dwaas mens.

47


Tarzan en de mammoet

Vandaag kwam het LWT bij mij thuis, ze kwamen mijn bomen snoeien en zagen. Het LWT, het klinkt als een geldwisselkantoor, één of ander re-integratieproject, of een munteenheid. Maar dat is het allemaal niet. Het LWT is het leerwerktraject van het Lentiz Maaslandcollege en zij zijn een onderwijsconcept binnen onze school, gerund door Siem en Ton, de docenten. Twee eigenheimers met eigen ideeën over onderwijs aan jongens (vooral jongens bemannen het LWT) en meiden die doeners zijn, die een broertje dood hebben aan leren, maar graag met hun handen werken. En bij dat laatste krijgen ze alleen de meest noodzakelijke theorie aangeboden. Gezien het feit dat het vaak hele drukke leerlingen zijn met een korte aandachtsboog, zijn het kleine klassen van ca 10 leerlingen. Het LWT is een volkje apart en je kunt niet om ze heen binnen de school. Een tijdje geleden hadden we voor klas 3 een CKV dag met o.a. een tattooworkshop. Ik had bedacht dat de LWT-ers dat vast ook leuk zouden 48


vinden en het een aansprekende workshop voor ze zou zijn, want normaalgesproken nemen ze geen deel aan dit soort culturele activiteiten. Dus Siem voorgesteld dat zijn jongens ook mee zouden doen en zo was het, met onze getatoeëerde gymdocent Dennis als hun persoonlijke begeleider: een rolmodel voor de jongens. Want de LWT-ers zijn wel een slag apart. Je hoort ze van verre, ze hebben zo hun eigen favoriete onderwerpen waarover ze praten en dat is niet de hogere wiskunde…, ze roken veel en ook; overal waar het niet mag, houden van hakkuh, hebben op andere tijden pauzes, zijn en gedragen zich als een “gang”, maar zijn o zo (gezagsge-)trouw aan de 2 docenten. Wie het voor het zeggen heeft, de Alfawolven zijn, daarover bestaat geen twijfel. Jongens van het slag “recht zo die gaat”, de broek vaak nog verder afgezakt dan wat gemiddeld is voor pubers, jongens die heel hard “BIER!! en NEUKUH!!” roepen en waarvan sommigen een hoog “oh oh Gerso” gehalte hebben. En eerlijk is eerlijk, sommigen zijn niet het type wat ik ’s nachts op straat graag tegen zou komen, of waarvan ik zou willen dat mijn dochter ze tegenkomt. Maar omdat ik ze in klas 1 les heb gegeven, weet ik wie ze zijn, en ook hóe ze zijn, maar als je dat niet weet ga je als je ze in het donker aan ziet komen een blokje om. Ze echter nu zo een beetje kennende weet ik dat ze ten eerste niet allemaal zo zijn, en dat zag ik vandaag ook weer, en ten tweede ze gewoon een klein hartje hebben. Tijdens de tattooworkshop hield ik wel een extra oogje op ze, want toch een volkje apart en ze kunnen een tikkie storend en ongezeglijk aanwezig zijn. En inderdaad: met veel misbaar kwamen ze binnen, niemand kon er omheen dat het LWT “in tha house” was, daar zorgden ze wel voor. Maar de workshopgever ging daar enorm goed mee om, toonde zich alfawolf en kreeg daarmee het gepaste ontzag en respect en het aansprekende onderwerp deed de rest. 49


Tijdens de workshop zag ik dat het goed ging. Ze hadden het erg naar hun zin en werden langzaamaan tijdens het werken rustiger, al is het rustig van hun nog steeds erg druk van een andere groep. Een relatief begrip. Maar ook: als je vergeten was waar je geslachtsdelen ook alweer zaten, wat de mogelijkheden daarvan zijn en waar ze voor dienen, dan ben je na een sessie met hen wel weer helemaal bij! Gisteren waren ze buitengewoon braaf. Keurig zelfs bij binnenkomst. Ik vermoedde een instructie vooraf. Ik had koffie, Cola en stroopwafels gehaald en ze gingen direct aan het werk, Siem vooral, de docent. Hij deed het echte zaagwerk, de jongens assisteren. Langzaamaan kwamen de tuinen van de buurvrouw en mijzelf vol te liggen met takken. De concentratie echter nam na een tijd wel af, de jongens zaten voor een deel lekker te roken en te kletsen aan mijn tuintafel en terwijl ik zelf meehielp de takken klein te snoeien, luisterde ik naar de gesprekken. Over mogelijke verkeringen, één was er voor het eerst bij een meisje thuis geweest (“wat zei d’r ouwe toe ie je zag?!”) Eén van de moeders had zoonlief het geluid van hun huilende hond opgestuurd en dat werd een keer of 10 geluisterd en als ringtone ingesteld, een gesprek over dat er in de fabriek gaatjes worden geprikt in de condooms en hoe je met spaarpunten een gratis rood/wit/blauwe dildo kon verdienen, model Tarzan. Over ’s avonds uitgaan (het is kermis in Maassluis) en hoe laat iedereen thuis moest zijn, over alleen mogen fietsen of niet. Of ik christelijk was want een Jezusbeeld in mijn tuin, maar ook een Boeddha en één wist te vertellen dat als je een dikke Boeddha over zijn buik wrijft, dat geluk brengt. De nodige respectvolle platte opmerkingen naar Siem toe droegen bij aan de gemoedelijke sfeer van mannen onder elkaar op mammoetjacht. Waarbij sommigen aanzienlijk harder op jacht waren dan anderen (iemand moet het overzicht houden), maar dat mag de pret niet 50


drukken: een dagje samen op stap. Ondertussen verdwenen de jongens ook in tweetallen naar de Albert Hein voor Shag en drinks. Een lekker loopje, een fijne escape en ze namen hun tijd. Bij terugkomst van het eerste duo werd er verteld hoe ze bijna onder die ‘bovengrondse metro’ waren gekomen ‘of hoe dat ding ook heet’, en daar werd hartelijk om gelachen: een tram heet dat. Nog nooit gezien en ze liepen nog wel op het zebrapad! Ja, daar stopt een tram niet voor nee…… Ze waren zich helemaal lam geschrokken! Ik was verbaasd: nog nooit een tram gezien, meen je dat nou? Hoe is het mogelijk, zo dicht bij de stad. “Ja, die hebben we in Maassluis niet hoor!” Ook geen metro, maar wel de trein! Bij ieder duo wat vertrok om versnaperingen te halen klonk het: “Pas op hè, voor die bovengrondse metro!!” Om drie uur was de klus geklaard, tijd om te gaan. Twee tuinen vol met takken en boomstammen, ik heb weer genoeg hout voor een zomer vuurtjes stoken en de zon kan weer volop schijnen in mijn tuin. “Zullen we even helpen de koffiespullen naar binnen te brengen?” kwam er nog heel attent langs, en daar gingen ze weer. Op grote schoenen klotsten ze door mijn huis, met alle spullen (waaronder een grasmaaier, maar ik heb helaas geen gras), naar het busje. En het hele zooitje stapte douwend en trekkend weer in, Siem stoïcijns achter het stuur, niks nieuws onder de zon, business as usual. Ik heb ze uitgezwaaid. We zullen de LWT pot spekken voor een etentje bij een fastfood restaurant. De mammoet is succesvol neergehaald.

51


Ich bin (k)ein Berliner…

Onlangs heb ik mijn mentorklas de 360 graden feedback laten doen op mijn docentschap aan deze klas. In alle vertrouwen dat daar een goed cijfer voor mij uit zou rollen, want deze klas en ik gaan heel goed door de bocht met elkaar. Vind ik. En mijn eigen onvolkomenheden als docentmens zijn mij goed bekend, dus waar ik minder zou scoren zou geen verrassing zijn. Dacht ik. Het werken met deze klas is een genoegen voor me, ik heb ze 8 uur per week, de sfeer is goed, we gaan veel op stap, er wordt gelachen, gehuild, ze werken goed (voor pubers dan…) en ik meen te mogen zeggen dat we een team zijn, waarbinnen ik de docent ben, en zij de leerlingen. De uitslag werd me aan het eind van de middag toegestuurd en ik had pas ’s avonds laat tijd om die door te nemen. Met wat verbazing nam ik de uitslag door met als eindcijfer een 6.9. Dat is niet zo hoog als ik gedacht had te krijgen en ik moest eigenlijk gewoon even slikken. Een krappe zeven, dat viel me tegen. En ik nam de scores en de vragen 52


uitgebreid door. Daarnaast was er ruimte in de enquête om een losse opmerking te plaatsen en dat hadden er heel wat gedaan. Dat was positief, op één na, die een uitgesproken hekel aan mij aan de dag legde en ik meen wel te weten wie dat was. En geeft ook niet, want dat mag. Vraag 1: Kent de docent alle leerlingen bij naam? Nou, dat dacht ik toch wel en meer dan dat. Maar geen 100% score. Goh. Hoe kan dát nou? En zo zag ik er nog wel een paar waarvan ik dacht ‘hè?’ De volgende dag heb ik de enquête doorgenomen met de klas, want vanzelf wil ik, als docent die zichzelf eigenlijk diep in haar hart een 8 geeft, weten hoe hun beleving op mij is en waar er te verbeteren valt. Vertel het mij maar, anders kan ik er niks mee. Want je kunt vanalles bedenken, maar de beleving van pubers is nooit helemaal te voorspellen. Vraag voor vraag heb ik de lijst met ze doorgenomen, ze uitgelegd waarom ik die feedback van ze wil, met als startvraag: Is er hier iemand in de klas die het idee heeft dat ik niet weet hoe je heet? Want de score geeft geen 100% op deze vraag. Nou, ze moesten lachen, iedereen had natuurlijk wel het idee dat ik hem/haar bij naam ken, maar, zeiden sommigen, ze hadden vaak niet het maximale ingevuld, maar net die daaronder. Want voor veel vragen gold dat iets nooit altijd zo was. Nou, dat vind ik ook en dat kan ik begrijpen. Hoewel ik dat dan bij de vraag of ik je naam ken een beetje verbazend vind, maar vooruit. Zo’n vragenlijst met je klas doornemen en er over praten is goed om te doen, en ook: ze de openheid (veiligheid?) bieden om op een goede manier kritiek te

53


geven waar je als docent iets mee kunt. Of waardoor je uit kunt leggen waarom je iets doet of laat. Luisteren en gehoord worden zijn best belangrijke aspecten van je docentschap. En meer dan dat: er ook iets mee doen, maar met als aantekening dat niet alles van de ene op de andere dag te verbeteren is. En wat één leerling als aantekening schreef: niemand is perfect. Zo is het. Als ze je maar geloven. Ik ben weer wat wijzer, heb wat punten waarmee ik aan de slag kan, heb over sommige zaken iets gezegd waarom ik ze niet zal veranderen, andere zaken een verrassing voor me waren en ze beloofd minder en compacter te mailen. Ze vinden dat ik soms boos wordt, al vind ik zelf dat ik extreem weinig boos op ze ben geweest en indien als, dan toch met goede reden? Dat vinden ze dan ook wel weer, en belangrijk: áls ik boos wordt, komt het niet onverwacht en is het terecht. Ook vonden ze dan “prettig” dat als ik boos was geworden, het daarna ook weer klaar is, ik niet boos blijf. En ze vinden dat ik erg smakelijk om mijn eigen grapjes lach, en veel met mijn armen zwaai en soms raar naar mijn beeldscherm zit te staren, alsof ik helemaal van de wereld ben. Maar niet op een manier die stom is, wel leuk eigenlijk vonden ze. Controle op het werk: het grootste deel van de klas vond dat ik dat consequent doe, een paar niet. Maar dat doe ik eigenlijk veel te matig, steekproefsgewijs. Blijkbaar geeft dat het beeld af dat ik strak hun werk controleer bij de meesten. Maar de slimmeriken gaven aan dat ik helemaal niet zo strak controleer, dus een paar hebben het wel in de gaten en voor mij is het interessant om te zien wie dat zijn: die zijn opmerkzaam en dat is goed om te constateren. 54


En zo nog veel meer. Ook gaf het interessante discussies, want misschien overschatten wij onze rol als docent en de invloed die je hebt soms wel. Maak je jezelf te belangrijk? Ik? De klas had daar een uitgesproken, maar toch ook dubbele mening over. Enerzijds zeggen ze dat wij niet zo veel invloed hebben op hoe de sfeer in de klas is, want dat is zoals het is. Maar anderzijds zeggen ze ook dat bijvoorbeeld een teambuildingsdag een groot verschil heeft gemaakt hoe ze zijn met elkaar, omdat ze daardoor een team zijn geworden en elkaar zijn gaan vertrouwen. Maar misschien zegt dat het wel al: zij zijn een team geworden, niet “wij”, en ik faciliteer dat. Zo simpel. Voor hen ben ik er en als het goed gaat tussen de klas en de docent, denken ze er eigenlijk helemaal niet zo over na hoe jij bent met hen? Gaan ze zich er pas mee bezig houden als het niet goed gaat? Het lijkt er wel een beetje op. Nou, goed nieuws dus. Ze houden zich helemaal niet zo met mij bezig en dus gaat het goed. En dat is er voor mij wel één om goed in de gaten te houden. Mezelf niet belangrijker maken dan ik ben, me niet meer “in” de groep zetten dan ik sta. Zij zijn zichzelf, ik faciliteer ze daarin, dat maakt als geheel een klas met hun mentor en samen zijn wij een organisme wat werkt. Dat doe ik als docentmens met een tikkie idealistische insteek over wat ik voor jongeren wil betekenen en dat is mijn keuze, niet die van hen. Ich bin ein Berliner? Mooi niet.

55


Klas 3 naar de Rotterdamse Havendagen.

Op vrijdag 2 september zijn we met alle derdeklassers op stap geweest naar Rotterdam: voor het eerst was er een onderwijsdag aan de Rotterdamse havendagen toegevoegd en het zag er allemaal veelbelovend uit. Ook het weer! Met de organisatie ervan hadden wij, de mentoren klas 3 en m.n. Christa, het best druk en na het nodige infomateriaal dubbel of zelfs driedubbel gemaild te hebben, hadden we allemaal gezien (en sommigen hebben het zelfs gedeeltelijk gelezen) wat voor prachtigs deze dag voor ons en onze leerlingen in petto had. Ook zat er een berg documentatiemateriaal aan vast met opdrachten die de leerlingen konden doen, voorleeswerk voor de docenten en een boekje met informatie, en dus voor iedere leerling een opdrachten hand-out (mooi woord toch) gekopieerd en het boekje de helft van het aantal leerlingen, daar konden ze wel samen mee doen. En onze leerlingen kennende zou het zo machtig 56


interessante materiaal al rap ergens in een prullenbak belanden. In het gunstigste geval. Ik had het genoegen met 3A het Maritiem museum te gaan bezoeken, al had ik bij Christa toch expliciet aangegeven het museumgedeelte voor 3A te willen overslaan. Leer mij Het Rotterdams Maritiem kennen…Seen it, been there. Professor Plons Waterspeeltuin op het dak is erg leuk, vooral met je eigen kleuter ,en daar mochten we helaas niet in, maar verder is het ronduit saai. Althans, dat vind ik, en als ik dat al vind, dan mijn leerlingen waarschijnlijk helemaal…. Mijn vermoedens werden bewaarheid, en toen mijn meiden heel braaf 15 minuten naar een maquette van de Rijnmond hadden gestaard, wachtend op een gesprek met een ervaringsdeskundige uit “het havenleven”, was ik zelf ook wel klaar met de “rondleiding” door het Maritiem en heb het hele brave groepje meegenomen naar de hal om daar gelaten het einde van dit deel van het evenement af te wachten. Buiten vond het absolute hoogtepunt plaats: een belangrijke partij touwtrekken. Verder stortte het hele spul zich op het kinderspeel”ding”, en hobbelden ze vrolijk een paar keer het glijbaantje van ca. anderhalve meter af. De docenten die het havenmuseum hadden bezocht sloten aan voor een bakkie koffie in de zon gedurende het uurtje pauze wat we hadden. We draaiden een wisselrooster met de groepen en de andere groep had een excursie naar deschepen van het buitendeel van het museum en de Mac Donalds toe en zij hadden zich kostelijk vermaakt met Koot en Bie-achtige scenes tijdens de rondleiding op het antieke schip. Bereidwillige, goedbedoelende vrijwilligers hadden daar, niet gehinderd door al te veel kennis van de hedendaagse puber, de informatieronde op zich 57


genomen, en waren nogal lang van stof geweest in hun enthousiasme. Wat tot enige verveelde baldadigheid had geleid bij een aantal leerlingen. Met teksten als: als jullie niet stil kunnen zijn, gaan jullie maar weg. Onze Maaslandse braverikken bleven natuurlijk staan. Een groep Rotterdamse scholieren was ongetwijfeld stante pede opgestapt. Eenmaal onze 120 leerlingen weer verzameld gingen we lopend over de Erasmusbrug naar het festivalterrein, een groep docenten met daarachter als ganzen een lange sliert pubers, waar om 13 uur het onderwijsprogramma was gestart, en om 14 uur een spectaculaire opening zou zijn. Dat wilden we natuurlijk niet missen, dus alle leerlingen hadden een half uur om rond te lopen en opwindende activiteiten te ondernemen, en dan met z’n allen op de tribune om de opening te bekijken. Wij waren er helemaal klaar voor! Dat viel een ietsepietsie tegen…. Er kwam een enórme boot voorbij met een grote draak er op. De (zelfgemaakte) vlottenrace door scholieren bleek uit kleine zeilbootjes te bestaan en hoe de speaker ook schreeuwde: spannend werd het nergens. Vele sprekers betraden het podium en staken elkaar commerciële veren in de bips ter bevordering van de handelsrelatie tussen China en Nederland, en namen daar ruimschoots de tijd voor. De spectaculaire vliegershow viel helaas grotendeels weg achter de grote boot met de draak. En er trad een bandje op wat in de X-factor de eerste ronde niet zou hebben gehaald. Braaf zaten onze kuikens op de tribune, tussen de massaal aangetreden 70 plussers, te wachten tot we ze zouden verlossen. 58


En dat deden we. En daarmee verlosten we niet alleen hen‌. Ingespeeld op en in volledige gelijkgestemdheid met elkaar als wij zijn in leerjaar 3 was een enkele blik van verstandhouding voldoende om te besluiten deze enerverende en hoogst educatieve dag tot een einde te brengen. We zorgden ervoor dat alle leerlingen voorspoedig op weg naar huis gingen, en zetten vervolgens zelf koers naar een fijn multicultureel terras in de zon om deze dag eens even SMART te evalueren. Een paar welverdiende biertjes waren daarbij zeer behulpzaam. De Havendagen: een prachtig evenement. De leerlingen waren voorbeeldig, de sfeer was optimaal, het was collegiaalheid troef, de entourage prachtig en het was misschien wel de mooiste en warmste dag van het jaar. Maar van alles wat veelbelovend was, is eigenlijk alleen het prachtige weer uitgekomen als verwachting. Toch geen slechte score, om het maar op zijn Rotterdams te zeggen.

59


Het verhaal van de slak

Aan het begin van het schooljaar gaan we altijd op kamp met onze leerlingen uit klas 3 en dat is als mentor een mooie gelegenheid om je nieuwe klas beter te leren kennen, en zij elkaar. Mijn nieuwe mentorklas dit jaar bestaat uit negen instromers, een leerlinge die autistisch is, de nodige ADHD-ers, een jongen met een progressieve spierziekte en alle andere pubers met zo hun eigen dingen. In totaal 25 stuks. Leerlinge Manouk uit mijn klas heeft als diagnose Asperger gekregen. Ze leeft in een net andere wereld dan anderen en raakt de alledaagse realiteit net voldoende om mee te kunnen draaien in het reguliere systeem van alledag. Maar dat ze “anders� is, daarover geen twijfel. In haar ogen altijd die stille, teruggetrokken afwezigheid, en tegelijk ook drukte van het bezig zijn met haar eigen beleving op zaken. Ze kijkt je aan en tegelijk langs en door je heen, alsof ze in meerdere werkelijkheden tegelijk vertoeft. Ze 60


heeft veel te melden vanuit haar andere wereld; daar wordt veel nagedacht, beleefd, ervaren en onderzoek gedaan. Ze komt dan ook vaak naar me toe om dat te delen, al is dat niet precies wat ze werkelijk doet: het is meer mede-delen. Ze praat niet zozeer met je, meer tegen je. Maar luistert wel naar wat er dan terugkomt, geconcentreerd, haar hoofd net iets schuin. Dan valt ze even stil, neemt het in zich op, transformeert en na enig nadenken volgt dan haar reactie. Manouk tekent, schrijft verhalen en gedichten en doet dat goed. Een wereld van elfen en draken, van sprookjes. Ze droomt van en werkt aan haar eerste grote speelfilm. De gesprekken met Manoek zijn trage gesprekken die soms nogal wat geduld vragen. Zij leeft niet in tijd. En dat jij daar wel aan gebonden bent, dat zit niet in haar beleving. Is totaal niet relevant voor haar. Op kamp betrok ze een overgebleven kamer, helemaal alleen. Door ruimtegebrek kwamen daar twee meiden bij: bijdehandte dames uit één van de basisberoepsklassen die niet op hun mondje gevallen zijn en goed in beeld zijn in de menigte. Wij als docenten keken ernaar en zeiden tegen elkaar: “Een boeiende combinatie, benieuwd of dat goed gaat.” Zodra de kamers ingericht waren vertrok Manouk naar het omliggende bos, een oud stukje bos met grote beuken, kreupelhout, stralende open plekken met zonlicht, stonehedge-achtige door de bliksem getroffen bomen die fier gebroken rechtop zo’n lichtplek bezetten. Avalon. En ze ging een hut maken. Bij de lunch ontdekte haar kamergenote Cici dat Manouk er nog niet was, en ze ging haar roepen. Een collega en ik gingen mee.

61


Op het geroep kwam ze in de verte het bos uit dwalen, en sloot rustig zwijgend aan bij de andere 60 leerlingen voor de lunch. Tevreden en in zichzelf gekeerd. Het middagprogramma deed ze gewoon mee, en ook alle andere programmaonderdelen, maar als er even tijd was, vertrok ze naar haar hut in het bos, met haar tekenboekje en het potlood. De tweede dag vroeg ik haar of ik haar hut mocht zien en samen liepen we er naartoe. Het was een prachtig plekje met uitzicht op de “Stonehedgeplek”, met een bankje van stammen, een drempel van takken, tot een koepel omgebogen takken van de struiken, een gevonden rood-wit lint om af te bakenen, een aan oud touw hangend tafeltje van een doorgezaagde boomstam, met daarop haar tekenspullen. En de kleine vuurplaats maakte het compleet. Ze ging zitten “Kijk juf, zo zit ik hier dan en dan luister ik naar de vogels en de bomen”. Ik vroeg of ik erbij mocht komen zitten, toestemming is belangrijk want het geheel straalde iets sacraals uit waar je bijna alleen maar inbreuk op kon maken. Dat mocht. En daar zaten we, terwijl ze de betekenissen van de diverse onderdelen van de hut aan me uitlegde. Traag, zonder tijd. Daarna gingen we samen wandelen door het stukje bos en ik vertelde haar dat ik in dit soort bossen altijd naar stukken boomstronk zoek die ik dan mee naar huis neem. Ik dat fijn vond om te doen. Ook vroeg ik haar wat ze voelt als ze zo in het bos is. Ze vertelde dat ze daar rustig van wordt, de drukte in haar hoofd dan verdwijnt. Maar ze wilde me nog vanalles laten zien, en zo kuierden we door het bos; een moment van rust en stilte, van ‘weg uit de tijd’, van ziel en bezieling. Later die dag kwam Manouk naar me toe met de vraag of ik even mee wilde komen naar haar hut. Ze had voor mij stukken stronk verzameld, voor mee naar huis. Prachtige stronken die hier bij mij thuis staan nu. Eén staat er nog op 62


school, in de entree van de hoofdingang. Hij was te groot om gelijk mee te nemen en is later in het busje mee teruggekomen. Een grote stronk in de vorm van een slak, althans, min of meer. Manouk was ook voor de anderen iets bijzonders. Iedereen wist van haar hut, en ze lieten haar met rust in haar anderszijn. ’s Avonds bij het kampvuur verzamelde ze een klein groepje om zich heen en ze luisterden naar haar verhalen over wat en waarover ze schrijft. Er was bewondering voor haar tekenkunsten en als er voor iets groepjes moesten worden gemaakt, kwamen er meiden naar haar toe: ”Heb je al een groepje Manouk? Anders kun je bij ons komen hoor”. En uiteindelijk zijn er op de laatste dag leerlingen bij haar hut gaan kijken “Heb je de hut van Manouk al gezien?” Anderszijn. In het project “Wie ben ik?” is er Manouk, authentiek in haar anderszijn en als het zo gewoon mag zijn dat je “anders” bent, en tegelijk zo bijzonder, als dat tot acceptatie en zelfs integratie kan leiden met en bij zestig andere leerlingen op een kamp klas 3 VMBO TL, kader en basisberoeps, dan gaat er iets heel erg goed. Dan slagen wij er in om voor de leerlingen een veilig klimaat te creëren waarin ze anders of uniek mogen en kunnen zijn. Dat geldt niet alleen voor Manouk, maar ook voor alle anderen in hun eigenzijn, want alleen zo kunnen ze worden wie ze zijn. In onze hoofdingang staat nu “De slak”. Manouks slak. Als symbool dat het goed is als we soms even vertragen in de waan van de dag. Even stilstaan, transformeren en de tijd nemen om informatie tot ons te nemen, alert en vol verwondering om ons heen te kijken met oogjes op steeltjes, die vervolgens naar binnen kunnen keren voor wat contemplatie op wat we zien en horen. Zodat we soms ook zelf even “anders” kunnen beleven én zijn. En daar tijd voor maken. 63


In memoriam: Ton Dillo

Van enige afstand stond ik naar mijn klas te kijken die een lokaal binnenging voor les. Buitelend, schreeuwend, rumoerig, vrolijk en beweeglijk. De lesgevende docent stond niet bij de deur, maar zat achter het bureau. Ondanks al het rumoer en de chaos niet op of- omkijkend, de klas eigenlijk volkomen negerend. Dat verbaasde mij. Zoveel lawaai bij binnenkomst, en dan niet op of om kijken. Ik keek nog even naar mijn klas die ook binnen nog doorging met hun gedoe, en ben toen weggegaan, nog voor de deur van het lokaal dichtging. Het tegengestelde tafereel speelde zich op een ander moment af bij de les economie: Ton bij de deur, zijn arm als een poort tussen zijn lichaam en de deurpost, kalm, stevig, onontkoombaar en met vriendelijke, maar strenge blik achter zijn bril, de eeuwige zweem van een glimlach in zijn mondhoek. De klas buiten, druk, maar aanzienlijk minder druk dan bij bovenstaand tafereel, staat in een rij te wachten om naar binnen te mogen. 64


Voor het binnengaan een controle op spullen; hij somt ze rustig op, ik zie de leerlingen in hun tassen rommelen om de spullen paraat te hebben als ze aan de beurt zijn, ze kennen het ritueel. Voor het naar binnengaan is er persoonlijk contact, en voor iedere leerling is er een kort woord. In orde? Dan door de poort. “Heb je vrienden binnen? Okay, ga dan maar zitten” hoor ik hem zeggen, de leerling glimlacht timide en maakt rustig zijn of haar entree in het lokaal, zoekt een plek en wacht tot de les begint. Ton, mijn zo gewaardeerde collega die een eind aan zijn leven heeft gemaakt, die op het laatst zo twijfelde aan zijn capaciteiten en of hij nog wel voldeed, paste, en zich afvroeg of hij nog iets bij kon dragen aan het onderwijs van de leerlingen. Of hij nog ‘up to date’ was. In gesprek daarover zei ik tegen hem: “Ton, twijfel daar niet aan, je bent de beste en de leerlingen zijn dol op je, respecteren jou meer dan wie dan ook.” Maar hij geloofde het zelf niet meer. Ton, ook de docent van ons leerwerktraject die je als je ’s ochtends aan kwam rijden met zijn LWT-jongens door het dorp zag wandelen, de leerlingen als een groep ganzen achter hem aan, bijna in een rijtje en gedisciplineerd. Ton, de collega die als hij je niet mocht, dat niet onder stoelen of banken stak en je dan bijtende woorden met bijtende blikken toe kon werpen. Eenmaal daar aanbeland kón je het niet meer goed doen, het was besloten. Voor wie hij wel mocht een geweldige humorvolle, loyale collega die altijd voor je klaarstond. Mopperen kon hij, en hij was daar vasthoudend in. Koppig en halsstarrig kon hij zijn als iets hem niet beviel, een azijnpisser, een zuurpruim. En ook de loyale collegiale Ton die, toen ik mentor was van zowel een derde als een vierde klas, spontaan aanbood mijn hulpsinterklaas te zijn, wat ik met twee 65


handen aangenomen heb en wat tot een bijzondere samenwerking leidde, waarbij hij het noodzakelijke oudercontact aan mij overliet, want dat was niet helemaal zijn ding, maar wiens heldere, duidelijke ondersteuning ik ontzettend gewaardeerd heb en waardoor we elkaar beter hebben leren kennen en er vertrouwen ontstond. Het CAO-boekje standaard op zijn bureau Ên goed in zicht, kritische blik van achter de brillenglazen, zijn geweldige scherpe humor, zijn intelligentie en vermogen tot waarnemen en bovenal: zijn oneindige trouw aan zijn leerlingen. En aan de mensen die hij mocht en vertrouwde. En in de pauzes vond je hem op het bankje buiten aan de rand van de sloot, rustig zijn sjekkie rokend. Zijn het niet altijd de meest bijzondere mensen onder ons die in stilte de zwaarste last met zich meedragen, en dan in een onbewaakt moment, trots en moedig besluiten dat het niet meer gaat? Het klaar is, genoeg is geweest en tijd om te vertrekken‌.

66


Wat is les?

Bij terugkomst na de kerstvakantie, had ik bedacht dat ik die dinsdag het jaar met klas 3A wilde starten met het opschrijven van zaken die je achter je wilt laten, een vuurtje stoken met z’n allen, de briefjes ritueel verbranden en zo het jaar schoon, én leuk, beginnen. En dat is voor mij les. De leerlingen schreven ijverig dingen op: sommigen een heel A4tje vol, anderen staarden mistig voor zich uit, want “Ik kan niks bedenken juf”. Nou, er zal toch wel iets te bedenken zijn? Uiteindelijk had iedereen wel iets opgeschreven en gingen we naar buiten om het vuurtje te stoken. Nou, we; ik. Handen in je zakken zien te houden “no matter what” is wel een ding bij pubers. De leerlingen stonden er chill omheen, sommigen rokend, allemaal lekker kletsend, en een enkeling wilde dan nog wel een klein handje helpen, het liefst met dat verdwaalde stukje vuurwerk wat nog in hun zakken zat en op mijn strenge verbod de repliek: “maar het knalt niet hoor juf, écht niet!” en hoppakee, 67


daar lag het gevalletje al in het vuur. Het knalde inderdaad niet. Daar bleef het gelukkig bij, de kleine daad van opstandigheid moest gewoon worden gepleegd, daar is geen houden aan. Ze waren er positief over, iedereen gooide braaf zijn briefje in het vuur en hoewel ik mijn ideeën over hoe zoiets ritueel moet plaatsvinden terzijde moest schuiven, het was toch geslaagd. Binnen de marges van de doelgroep. Ze vonden het chill, beter dan les. Fijne term toch: CHILL. Als het chill is, is het goed. Moet je wel ff weten als docent. Is basiskennis. Moet in het handboek voor docenten. De opmerking “beter dan les” sloeg ik in mijn achterhoofd op, want die ging nog terugkomen. Naar aanleiding hiervan besloot ik tot het bekijken van de film dead Poets Society; ‘wat is les?’ Daar wilde ik nog wel wat mee en als iets het mooi weergeeft, dan is het wel deze film. Afgelopen dinsdag met klas voor het project de film dead Poets society bekeken. Daarop volgend de videoclip Brick in the Wall (We don’t need no education) van Pink Floyd. Vervolgens een Kringgesprek met de klas op het thema “wat heb je nou gezien, wat gebeurt er nou in deze film?” Het voeren van een kringgesprek met een klas is een boeiend fenomeen en ik begin het elke keer weer met de tekst: “Ik wil graag dat júllie praten, het is niet de bedoeling dat het een monoloog is van mij”. Afijn, ook ik weet nu iets beter hoe je dat doet als docent en ze praten.

68


Moeizaam, maar ze praten en geven een mening. Een zetje hier, een duwtje daar en heel expliciet zeggen “Pietje, wat vind jij daarvan, of Elsbeth, zeg jij er eens iets moois over, en Klaas, probeer nog even wakker te blijven”, houdt het spul toch wel bij de les. In dit gesprek kwam op een gegeven moment de opmerking waar ik op had zitten wachten: “Nou, film kijken is in elk geval leuker en beter dan les”. En zo kwamen we op het thema: wat is dan les? “Is een film kijken dan geen les?” Ja, soort van wel, maar…. Het vuurtje stoken vonden ze ook wel les, want die briefjes maakten het nuttig, daar had je wel wat aan. En zonder de briefjes? Minder volgens hen. Een wandeling? Een kringgesprek? Een discussie in de klas? Enz. Met de film in ons achterhoofd hebben we toen het gesprek over les gevoerd. De leerlingen zijn eigenlijk best wel geconditioneerd merk ik, want hun definitie van les is: de leerling met een boek of laptop achter een tafel, je mond houden, heel veel opdrachten moeten maken en saai. Ze gaven aan dat ze dachten dat als ze iets meer van dit soort “doe”dingen in het programma hadden het ook makkelijker zou zijn om de lessen waarbij je echt stil aan je opdrachten moest werken, goed en beter geconcentreerd te doen. Of dat ook zo werkt, dat is de vraag…. Dus kwam mijn monoloog natuurlijk alsnog en heb ik mijn visie op wat les is aan ze voorgelegd, en dat het een én-én verhaal is. Dus, ja, soms mond houden en je opdrachten doen, maar soms ook iets anders, zoals een wandeling of een vuurtje stoken.

69


Dat kan heel nuttig zijn en daar leer je weer andere dingen van. Het leek wel alsof ze er voor het eerst op die manier over nadachten. Wat is les? Ik hoop ze met het bekijken van deze film, het kringgesprek en mijn monoloog toch weer iets bewuster te hebben gemaakt van het feit dat les krijgen, iets leren, niet alleen maar achter een laptop, boek of een tafel plaatsvindt. En ze er zelf iets over te zeggen mogen hebben.

70


De leraar door de ogen van een puber.

Sinds mijn dochter Puck in klas 2 van het VO zit krijg ik weer een nieuwe kijk op hoe pubers tegen hun docenten aankijken. Geen grote verrassingen, wel kleine en veel glimlachmomenten, en soms schaterlachen waarbij ik me in een diepe onderlaag afvraag : Hoe doe ik dat en hoe kijken mijn leerlingen naar mij?” Want wat ze thuis over je vertellen, je zou eens moeten weten….. Gisteren kwam ze weer eens thuis met een verhaal. Haar mentrix is zwanger, daar soms wat humeurig van lijkt het, maar het wordt haar graag vergeven vanwege de (zo schattig) baby in haar buik. Puck vertelde laatst dat de juf een les een heel slecht humeur had gehad en tegen haar klasje iets had gezegd over “Stelletje rotkinderen en dan ook nog dat rotkind in mijn buik”. Of dat helemaal zo gezegd is is trouwens maar de vraag, pubers overdrijven graag en voor de goede orde; ze is volgens mij heel blij met de op komst zijnde baby, en een slechte dag hebben we allemaal wel eens. Het was niet lelijk 71


bedoeld, gewoon zo’n dag die je wel eens hebben kunt en zin hebt om eens iets ongepasts te zeggen. Het was haar dan ook niet aangerekend, pubers snappen dat wel en als ze je mogen, mag er een hoop gezegd worden. Puck had het erg grappig gevonden dat ze dat had gezegd. Niemand had het de juf kwalijk genomen. Gisteren had één van de leerlingen gevraagd hoe lang ze nu zwanger was. Dat was door een andere leerling niet helemaal goed verstaan en die loeide door het lokaal: “Hóe ze zwanger is geworden!!?” Dat gaf het nodige gegiechel, rumoer en volgens Puck had de juf voor de klas gestaan met een gezicht van “Tsja…”. Net als ouders hebben leraren namelijk geen seks. Dat is ‘Gatver’. Het idee. Dat ze zwanger is vinden ze allemaal erg leuk, maar hoe ze zwanger geworden is, dat is nog een hele smerige ‘ver van mijn bed’ toestand. Bespaar ze de details… Er is veel gatver in de puberbeleving….. Waar kijken ze naar? Naar alles! Je leeftijd: en je bent al snel stokoud in hun ogen, een fossiel. Hoogstens een leuk fossiel. Je haar: als fossiel mag je je haar niet meer lichtblond verven en in een jeugdig staartje doen, dat is dodelijk. Je kleding; je moet je passend kleden, geen te korte rokjes, niet te bloot, ook dat is “Stom” of “gatver”. En vergeet niet; op tijd schone kleren aan anders ben je ook weer ‘gatver’. twee dagen hetzelfde is max. Je make-up: niet te overdadig en goed verzorgd, anders vinden ze je belachelijk. Ben je niet zo knap en gebruik je geen make-up, dan begrijpen ze wel dat je nóóóóit aan de man komt….eigen schuld.

72


Je gedrag, dat is een hele ingewikkelde: niet te popi Jopie, niet te streng, niet te makkelijk, je moet consequent zijn, geen grapjes maken die zij helemaal niet leuk vinden maar jij enorm, want dan ben je ook weer dûh ‘belachelijk’. Je moet wel iets over jezelf en privéleven vertellen, dat vinden ze leuk en maakt je een mens. Je moet jezelf kunnen relativeren, goed opletten wat er gebeurt in de klas en je mag er niet per ongeluk één overslaan die al een tijdje met zijn vinger in de lucht zit, want dan ben je een hele slechte leraar. Het mag “los” zijn in de klas, maar geen bavianentroep worden want dan heb je geen natuurlijk overwicht en ben je een sukkel, je moet altijd zien wie er tussenuit knijpen als er iets gedaan moet worden. Je mag dreigen met straf, maar dan moet je het wel uitvoeren anders ben je een joker waar ze een loopje mee kunnen nemen, je moet en publiek je ongelijk toe kunnen geven en een genomen maatregel terug kunnen draaien als dat nodig is, maar ook weer niet te snel, want dan laat je je in de maling nemen door krokodillentranen of smoesjes en ben je weer de loser, enzovoorts. Ze kijken naar de auto waar je in rijdt; hoe groot, klein, nieuw, oud, breed, lang, de lengte van je rokken, vlekken op je shirt, je BH, hoe hoog of laag je broekband is en hoe dik de billen die er in wonen, of er een bullebak in je neusgat hangt, er haren uit je oren groeien, of je een pukkel hebt, een nagelbijter bent, hoe je loopt, sjokt of door de gangen beent, hoe je kijkt en uit welke eeuw de bril komt die je draagt. Je schoenen; merk, soort, kleur, hoe hip of uit de tijd ze zijn, en in het slechtste geval zijn dat leren wandelsandalen met daarin mogelijk uitstekende tenen met kalknagels en haren er op. Je haar: de kleur, volume, kaalheid, vetgehalte en het kapsel. Ook: ze ruiken je en gokken hoe vaak je doucht en welke deo je wel of niet gebruikt, je parfum, of 73


je spuugt tijdens het praten en hoeveel, of je uit je mond stinkt, je tanden poetst, net gerookt hebt, ze zien hoe je met je collega’s bent en of je daar wel of geen contact mee hebt en wat voor contact dat dan wel of niet is. Ze kijken naar werkelijk alles met al hun zintuigen en het wordt genadeloos gewogen en beoordeeld. Of veroordeeld. Ben je o.k. bevonden na door de strenge selectieprocedures gekomen te zijn, dan zit je goed en zijn ze bovenmatig vergevingsgezind. Ben je eerlijk en authentiek, dan is het ook goed, want als ze ergens een hekel hebben is het wel aan docenten die een ‘wannabee’ zijn. Doe normaal mens, gevalletje interessanteritus en de leukste thuis: “dat is écht zo’n sukkel mam!!” en dan volgt er een lange monoloog waarom dan precies. Ook hebben wij geen privéleven, want we zijn er als ze op school komen en we zijn er ook nog als ze weggaan: daartussen kan onmogelijk een privéleven plaatsvinden. Partnerloze docenten zijn wel het toppunt van zielig, en dat zijn er in haar ogen nogal wat, maar met de wrede aantekening dat vaak ook niet zo verwonderlijk is gezien hoe ze “zijn”. Ze voelen haarfijn aan wanneer je echt bent. Een mens bent, en dat mag je zijn, maar wel met de juiste timing, op hun voorwaarden en het wisselt ook nog per vak hoeveel je mag laten zien van je ‘menszijn’. Je mag blunderen, fouten maken, slecht lesgeven, knorrig en onredelijk zijn, noem maar op, want dat snappen ze best. Hebben ze zelf ook vaak last van op die leeftijd. Maar kies je moment. Zorg dat ze je bulderpartij aan zien komen en al wat waarschuwingen binnen hebben voor je “ontploft” én; je basisverstandhouding met de klas moet in orde zijn. Het pedagogisch klimaat dus.

74


Als ze je maar geloven. En je verstand hebt van je vak. En misschien wel het allerbelangrijkste van alles: als ze het gevoel hebben dat je ze ziet, kent, naar ze luistert en ze serieus neemt. Dan doen ze dat namelijk ook met jou en krijg je hun respect. Maar dat moet je eerst verdienen. Ik wist het allemaal al, maar het uit de mond van mijn dochter horen in de vorm van verhalen, dat is toch weer anders. Vaak hilarisch en we lachen heel wat af om wat ze over haar leraren vertelt (en dat is soms vrij wreed in haar observaties maar altijd bijzonder humorvol), waarbij ik vaak denk: “hoe doe ik dat zelf met mijn leerlingen?� Wat vertellen ze thuis wel niet over mij? Wil ik het eigenlijk wel weten?

75


Leerlingen en hun passie in Dutch Big Picture

DBP neemt de passie van de leerling als uitgangspunt voor het aanbieden van onderwijs, en hoewel er door de jaren heen aanpassingen zijn gedaan aan het DBP onderwijsconcept en het programma wat we met en voor de leerlingen draaien, het woord passiegestuurd onderwijs hebben we nog steeds hoog in het vaandel staan. Voor een promofilm die er voor DBP gemaakt gaat worden, heb ik leerlingen gevraagd voor de camera te komen en hun passie te noemen. In klas 2 zit Kevin en die wilde op zich ook wel voor de camera komen, maar zijn passie is wapens en dat dat een wat twijfelachtig karakter heeft, is hij zich zelf ondertussen ook wel bewust. Dus hij draalde en treuzelde, wilde wel, maar kwam niet. Ik was even vergeten dat wapens zijn passie is en hij zei: “Ja juf, ik wil wel, maar mijn passie is wapens…..” en de klas begon te lachen. Want over Kevins passie voor wapens is 76


nog wel eens wat te doen geweest in de school. Ik keek hem aan en moest ook lachen, want hij is eigenlijk één van de leerlingen die écht voor zijn passie gaat, al is het een wat twijfelachtige (hij fotoshopte onlangs ook wat zorgelijk een Hitler in een reclameposter voor onze school die hij voor beeldend digitaal moest maken) Dus ik zei: “Ja Kevin, dat doet het misschien niet zo leuk op een promotiefilmpje, dat klopt wel, dus nee, dat is inderdaad niet zo handig dan”. Daarna volgden er natuurlijk nog een reeks aan grapjes in de klas over “Not-done” passies, zoals terrorisme, bomaanslagen plegen, enz. Het zette me echter toch aan het denken. Hier zat een jongen met een uitgesproken passie, maar wel één die wij als “fout” bestempelen, die niet erg wenselijk is en waar we weliswaar geen censuur op zetten (want hij mag zijn presentaties over wapens doen), maar waar we het soms toch wel over hebben en waarop we, en dan vooral zijn mentoren, hem toch monitoren. Zijn mentoren zijn er wel bewust mee bezig waar het kan, en waar het over de grens van het acceptabele gaat en zijn daarover ook met hem in gesprek. Een passie voor konijnen of anderszins dingen met een hoog harig knuffelgehalte hebben is volledig geaccepteerd. Maar wapens? Nee, dat klinkt dan wel weer eng. En het waarom ligt ook wel voor de hand, want Kevins Hitler bij beeldende vorming was ook niet o.k., hoewel ik persoonlijk Kevin wel mag en hij niet de eerste is die ik tegenkom die Hitler als inspiratie gebruikt voor een beeldend werkstukje. En voor het complete beeld een tegengeluid: zijn andere passie zijn parkieten en op de Kerstmarkt kon je voor een euro met één van zijn parkieten op de foto, dat had hij georganiseerd.

77


Dan zie je hem, met zijn passie voor wapentuig, met een flink aantal parkieten op zijn hoofd, armen en schouders glimlachend door de school gaan en dat geeft toch weer een heel ander beeld van deze jongen. Volkomen geaccepteerd als passie en zelfs “lief en schattig” te noemen. Passie… Hoe zit het daarmee als je 11, 12 jaar bent? En waar komt je passie dan vandaan? Ingegeven door thuis en is de passie van je ouders dan automatisch ook jouw passie? Komt het van binnenuit? Een keer een mooie film over woestkruinige cavia’s in de Himalaya gezien toen je vier was? Zat je favoriete oom die jouw held was, misschien in het leger en is hij in Afghanistan geweest? Met je opa ooit een gazon gemaaid met als beloning heel veel snoep en daarmee een diepe liefde voor gras en grasmaaimachines ontwikkeld? Passie: het is een prachtige term én een heel mooi uitgangspunt om je leven mee te leiden, en er zijn zeker kinderen die een passie hebben. Voor olifanten, woelmuizen, paarden, make-up, Robbie Williams, grasmaaien, besneeuwde alpentoppen, uitgestorven diersoorten, rampen door de eeuwen heen en bijv. dus ook: wapens. Of het echt al passie is? Dat is maar de vraag. Máár toch, ze gebruiken het in het project gestuurde passiegerichte onderwijs, doen onderzoek en geven er presentaties over. In mijn klas 3 zit Hidde en die had in klas 1 een grote passie voor olifanten; hij wilde ranger worden in Zuid Afrika! Met die passie komt hij als eersteklasser in beeld op het DBP promofilmpje van 2 jaar geleden: een geinig sprietig jochie die enthousiast over zijn passie voor olifanten vertelt voor de camera. Een schoolvoorbeeld en een fijn stukje film van hoe we het graag zien binnen DBP. 78


Daar, die passie voor olifanten, is echter weinig meer van over: Hidde wil golfsurfen, skaten, zo min mogelijk aan schoolwerk doen, kletsen met vriend Roy als ik iets uit sta te leggen, spijbelen en puberen. Over de grote grijze geslurfde vrienden hoor ik hem nooit en als hij surft op het internet zie ik ook nooit een olifant of ranger op zijn beeldscherm verschijnen. In drie jaar tijd van passie voor slurf naar passie voor surf. Dus wel filmpjes van hoge golven en coole surfboys in tropische oorden of skateparadijzen in de omgeving en skateboardontwerpen. Hidde kan veel maar loopt niet zo hard en als het woord passie valt, trekt zijn guitige hoofd in een komische grimas: de passie kan hem gestolen worden, spijbelen om met vriend Roy te gaan skaten is veel leuker en binnen de marges van passie komt dat het dichtst in de buurt van wat je die naam zou kunnen geven. In klas 3A zijn er trouwens een aantal met wel een uitgesproken passie: paarden, wolven, sport, make-up. En vooral die laatste komt mooi in beeld, want bij de aanvang van werkelijk iedere les zit leerlinge Ramona zeker een kwartier haar make-up te bestuderen en (want de barre reis naar school laat desastreuze sporen na op de perfect en zorgvuldig aangebrachte visagie) en bij te werken. En met overgave, of passie als je het zo zou willen noemen, dat staat vast! Mijn vaste tekst is dat als ze net zoveel aandacht aan haar schoolwerk zou besteden als aan haar make-up, ik zielsgelukkig zou zijn. Maar het gros heeft geen passie, hoogstens iets wat ze ‘wel leuk’ vinden, met als nr. 1: niet te veel uitvoeren en zo min mogelijk last van je ouders en leraren zien te hebben.

79


Laat staan dat ze weten wat ze er in de toekomst mee zouden willen doen en welke vervolgopleiding daarbij past…. En het MBO voor sms-end rondhangen en lummelen, waar ze ongetwijfeld allemaal cum laude zouden slagen, bestaat nog niet. Maar als ik een rondje over passie doe om het op film te zetten, doen ze wel leuk mee en na lang nadenken en diverse malen roepen “Ik weet écht niks hoor juf!!” (met als antwoord: “Nou, denk nog eens even goed na, je vindt toch wel íets leuk? En anders zeg je maar “mijn passie is met mijn mobiel spelen”) komt iedereen uiteindelijk wel voor de camera met “Ik ben… en mijn passie is…”, maar of het nou vanuit hun tenen omhoog komt borrelen met grote hartstocht? Dat dacht ik toch niet. Ja, bij Kevin met zijn “ongezellige” passie voor wapens.

80


Maasland vs. Vic, de laatste ronde

Meestal heb ik geen enkele moeite een verslag te schrijven over een week weg met leerlingen, maar de afgelopen week, nog in Spanje, bedacht ik me al dat dat deze keer geen eenvoudige klus zou gaan worden. En nu weer thuis, is er aan die gedachte niet veel veranderd. Wij, Nannette, Rens en ikzelf, waren met klas 3A in Vic, Spanje, en het was tevens de laatste keer daar met een klas; deze school als uitwisselingspartner is voltooid verleden tijd. Komt dat onverwacht? Nee, dat komt het voor mij niet en voor we vertrokken was ik eigenlijk al benieuwd hoe het deze keer zou gaan verlopen en wat we deze keer tegen zouden gaan komen. Ik hield mijn hart eigenlijk al een beetje vast‌

81


Vrijdagochtend om 10 uur vonden we onszelf terug op een terras in Caldetenes, voor de zoveelste keer die week in “Freetime”, beduusd, aangeslagen, boos en gefrustreerd, maar óók: gelukkig, voldaan, tevreden en zaken waar mogelijk met humor beschouwend. Een mengeling aan emoties en stemmingen dwarrelde voorbij en we praatten na over wat er allemaal gebeurd was deze afgelopen vijf dagen. Uitwisselingen vinden plaats voor de leerlingen, je wilt ze iets meegeven over het dagelijks leven in een ander land, de cultuur, het schoolleven, de gedeelde taal wordt dan Engels, de horizon wordt verbreed, er wordt gesjanst en geflirt, een enkeling brengt het tot een zoen, er wordt heel hard gehuild bij het afscheid en ze hebben gewoon een hele onvergetelijke, leuke en bijzondere tijd. Maar daar ga ik het nu niet over hebben. Want ik ga het hebben over de uitwisseling beleefd vanuit de docentenkant en ook dát is toch telkens weer een hele belevenis. De eerste keer in Spanje heb ik me verbaasd over de rollen die mannen en vrouwen daar hebben, althans, voor wat ik er binnen de setting van het omgaan met collega’s en de principal daar van meegemaakt heb. Nu moet het gaan over een cultuurverschil in onderwijsvisie aangaande het omgaan met jonge mensen in de pubertijd. Wat is school voor Spaanse docenten, wat is school voor ons als Nederlandse docent? Wat is onderwijs überhaupt, welke band ga je met je leerlingen aan, hoeveel verantwoordelijkheid neem je en hoe geef je dat vorm, en geef je ook aan je leerlingen, hoe serieus neem je ze, wat wil je ze meegeven en hoe verhoud jij als docent je tot deze jonge wezens die op weg zijn hun leven in én 82


waar jij voor gekozen hebt ze daarbij cognitief en sociaal emotioneel te begeleiden. En welk voorbeeld geef je zelf? Welke signalen geef je af naar je leerlingen toe? Want je hebt toch (hopelijk) bewust de keuze gemaakt docent te worden en bent vanuit betrokkenheid bezig met je vak en de leerling. Dat doen wij als docententeam in Maasland helemáál niet slecht, om het maar op zijn Rotterdams te zeggen. Dat vond ik al en nu nog meer. Schrijnend pijnlijk is het verschil tussen hoe ons beeld van, en onze visie op hoe om te gaan met jonge mensen tegenover die van onze Spaanse collega’s komen te staan. In zo’n uitwisseling kun je de klok er op gelijk zetten dat er zich incidenten voordoen, meestal zijn die klein, behapbaar, te handelen. Vervelend, ongewenst, maar het gebeurt en je gaat er zo goed mogelijk mee aan de slag, lost zaken op. En dat gebeurde nu natuurlijk ook: leerlingen niet op de afgesproken tijd bij de bus is er bijvoorbeeld zo één. Zoekacties, een boze chauffeur, een boze Spaanse docente. Leerlingen krijgen natuurlijk op hun kop en een hartig woordje wordt gesproken, niet meer doen, snel excuses aanbieden en op naar huis. Kleine dingetjes als het bekijken van een film in de koekjesfabriek, er zitten er altijd wel een paar te geiten en je maant ze tot rust. En ja…hoe saai kan een excursie zijn? En dan krijg je als puber de slappe lach over koekjes, kaakjes en biscuitjes op een moment dat dat niet zo goed uitkomt. Zo gaat dat. Even lekker dichtbij ze gaan zitten als juf, kalmeren maar weer jongens, nog 5 minuutjes, “sssshhht, zachtjes, je krijgt zo een koekje…..” 83


We gaan naar het strand, maar de Spaanse leerlingen hebben niet alleen een verbod gekregen op zwemmen, ze mogen zelfs geen teen in het water steken en ons wordt gemeld dat als wij onze leerlingen wel laten zwemmen, het middagje strand misschien maar beter gecanceld kan worden. Dat kun je gerust een dreigement noemen en dat is aan ons vrijdenkende Hollanders niet zo besteed. Het verschil in visie op omgaan met leerlingen en wat je ze gunt, wordt pijnlijk duidelijk. Vanzelf hebben wij, na onderling overleg, onze leerlingen niet verboden te zwemmen maar dat gewoon maar niet te melden bij Nuria, en waren we dus wel aan het strand, al was het helaas wel zo dat het een heel kort dagje strand was met dank aan de Spaanse docente die de terugreis vervroegde met anderhalf uur. De reden laat zich raden. Maar dan erger: twee leerlingen stelen zonnebrillen bij de eerste de beste strandkiosk en hoe onhandig kun je dat doen‌. Onder het oog van de eigenaars, opzichtig, klungelig en direct betrapt. Een reden is er niet, of geen andere dan dat het jongens zijn die zich hebben laten opjutten het te proberen, stoerdoenerij, puberale klungeligheid, oerstom. Zijn wij boos? Ja reken maar dat we boos zijn en we voeren een buitengewoon pittig gesprek, weten de politie buiten de deur te houden en zaken te regelen met de eigenaars. Kafferen we ze uit en zetten we ze acuut op het vliegtuig naar huis? Nee, dat doen we niet. We zorgen ervoor dat ze weten dat ze fout zitten, het besef er is en het schaamrood ze op de wangen staat omdat zij zich realiseren wat ze gedaan hebben en wat dat niet alleen voor hen betekent, maar voor ålle aanwezigen! En voor ons als school. En dan is het voor dat moment klaar. Wordt absoluut vervolgd, maar niet meer daar op die plek en op die dag.

84


Het bevalt Núria, de Spaanse docente, allemaal helemaal niet. Ze ergert zich openlijk aan ons, aan onze leerlingen, maar dan…. Misschien ergert deze jonge vrouw zich zelfs wel aan het leven zelf en alles wat vrij is. Ik kijk naar haar, observeer haar; geen relatie met haar leerlingen, geen lachje kan er af, geen aai over de bol en geen enkel gesprekje met haar jongens en meisjes. Een strakke jonge docente die veel en hard “SSSSHHT” roept, boos en als een roofvogel haar leerlingen in de gaten houdt en een regime voert van orde, tucht en discipline. En…van angst. Maar ook: die de benen neemt bij excursies zodra ze daar een gelegenheid toe ziet, waar wij echt samen met de klas zijn, iets eten of drinken samen, of zoals op het strand bij ze in de buurt zitten met net genoeg afstand. En zelf ook de zee in plonzen. Ik zie bij haar geen betrokkenheid, geen inleving en geen begrip voor de leeftijdsgroep waar ze mee werkt. Waarom is deze vrouw in vredesnaam voor de klas gegaan, docente geworden? Ik denk na haar nu voor het tweede jaar meegemaakt te hebben het antwoord daarop wel te weten… En ze vindt haar gelijke in het schoolhoofd, de Principal. Samen voeren ze een strak regime op de leerlingen en blijkbaar voor henzelf naar volle tevredenheid. “Macht uit onmacht” is een zin die die week al regelmatig mijn gedachten geraakt heeft. Bij het eten donderdagavond bespreken we kort wat er gaande is en we stellen onszelf de vraag of de uitwisseling met deze school wel door moet gaan, gezien het verschil in visie en waar dat toe leidt.

85


Op vrijdagochtend zitten we met Nuria en de principal Dionys in een kamer op de school. Strakke, harde gezichten tegenover ons, wij kijken elkaar aan. Dionys spreekt met Núria in het Spaans, waarbij hij naar beneden naar de tafel en zijn strak gevouwen handen kijkt en zij mag vertalen wat hij haar meldt. De principal kijkt ons geen moment aan en de man heeft blijkbaar geen enkel idee of vermogen hoe je zo’n gesprek moet voeren. Núria meldt ons dat Dionys zó overstuur is dat hij geen woord Engels meer kan spreken, maar dat kon hij ook al niet als hij niet overstuur was, dus dat maakt weinig uit. Ik voel een klein glimlachje trekken in mijn mondhoek, zij het niet één van plezier. Het is geen fraai betoog wat er volgt, een monoloog en de modder vliegt ons om de oren. Kort gezegd komt het er op neer dat wij een stelletje waardeloze docenten zijn met een losgeslagen groep leerlingen, er geen discipline is, we zware straffen hadden moeten uitdelen en kinderen op het vliegtuig naar huis hadden moeten zetten. We onze leerlingen hadden moeten verbieden te zwemmen omdat zij dat ook deden. Ze al deze dingen vorig jaar ook al vonden, maar ons nog een jaar de kans hadden gegeven…. En de samenwerking op dat moment door hun wordt beëindigd. Naast me voel ik Nannette gaan koken van woede, het raakt haar vol op haar ziel en terecht. Want hoe oneerlijk kan iets zijn en wat heeft ze een hoop inspanningen op deze uitwisseling gezet. Ik kijk naar Rens die ondanks zijn woede zijn kalmte bewaart en wat kritische vragen stelt, maar bot vangt. En ik kijk naar de muur die de twee Spaanse collega’s hebben opgeworpen en waarvan je direct ziet dat er geen doorkomen aan zal zijn; twee angstige, 86


bekrompen mensen die vol op macht zijn gaan zitten. Aanval is de beste verdediging is hun tactiek en niet gehinderd door enige zelfreflectie is die vol ingezet. Die hun gelijk willen hebben en er alles aan zullen doen dat te krijgen. Met ze in discussie gaan heeft geen enkele zin en ik besluit NĂşria met mijn groene ogen zo strak mogelijk aan te kijken en mijn mond te houden. Kalm te blijven. Nannette doet een kleine poging door de muur heen te komen, maar het is zinloos, deze mensen willen geen gesprek. Ze trekt zich gelukkig terug. Buiten roepen we onze leerlingen in de kring, en we gaan met ze praten. We leggen ze uit wat er gebeurd is, leggen ze uit dat dit iets is wat een totaalgebeuren is en niet alleen maar komt door de akkefietjes die er door toedoen van sommige leerlingen zijn geweest, maar dat die vooral aangegrepen zijn om iets anders weg te zetten. Het ook over ons drieĂŤn als docent gaat en hoe onze visie van omgaan met leerlingen en bijbehorende zaken verschilt van die op deze Spaanse school, wij anders met zaken omgaan als zij en dat ook bewust doen. En dat in beeld is gekomen door wat er gebeurd is zoals bijv. ook door hen niet te verbieden te zwemmen, ondanks dat dat verbod er voor de Spaanse leerlingen wel lag. En het dus niet alleen gaat over dingen die zij gedaan hebben, maar ook over beslissingen die wij genomen hebben. Onze leerlingen reageren op een hele goede manier, denken na, voeren het gesprek met ons, beschouwen mee en geven hun mening op wat ze hebben gezien en wat ze vinden. En heel mooi; ze bedanken ons voor het feit dat we achter hen zijn gaan staan, ons vertrouwen in hen en onze steun aan hen en de wijze waarop wij met hen omgaan.

87


Ik kijk naar mijn klas, ik kijk naar de koppies en ben ontroerd. En ja, er zijn beslist dingen fout gegaan en een aantal van hen mag zeker wel even voor de spiegel gaan staan en nog eens diep nadenken over hun aandeel in dit gebeuren, maar zo hier staand denk ik dat ze het nooit meer zullen doen en nooit meer zullen vergeten. En ik ook niet…. Wat er hier gebeurd is was pijnlijk, leerzaam en van een afstand beschouwd bijna een soap. Maar al met al vooral een week die moeilijk en moeizaam was vanuit mijn (ons) docentschap, keuzes moesten worden gemaakt en veel beheersing moest worden getoond en opgebracht, en een gezonde dosis humor moest ons soms absoluut redden. En dat viel in deze setting niet altijd mee… En alweer dus de vraag: wat is onderwijs? Waarom sta je voor de klas? Wat voor docent ben jij? Wat voor docent ben ik? Wat voor band ga ik aan met mijn klas en dúrf ik me kwetsbaar op te (blijven) stellen? Hoeveel risico op teleurstellingen dat ook met zich meebrengt, het antwoord voor mij is en blijft volmondig: ja Want vanuit een harnas, een bunker, kan ik niet werken en geen voorbeeld geven aan mijn leerlingen over hoe ik denk dat we als groep, als stam, als gemeenschap met elkaar zouden kunnen zijn. En dat is voor mij wel een belangrijk aspect binnen het vormgeven van mijn docentschap.

88


Mijn eerste kamp klas 3

Voor het eerst mentor van een derde klas en dan mag (nou mag….) je mee op kamp met je klas! In de derde week van het nieuwe schooljaar vind je jezelf dan ’s ochtends om half 8 terug op een licht deprimerend busstation, onder een grijs wolkendek, met 46 pubers (plus ca. 23 tikkie bezorgde ouders en wat verkreukelde collega’s) die voor 3 dagen meenemen wat ik nog niet voor drie weken meesjouw op vakantie. En dat terwijl ik de camouflerende make-up zo ondertussen toch harder nodig heb dan zij, zou ik zo denken…… Maar ik heb natuurlijk ook niet meer de puf om me 4 keer per dag te verkleden, minstens 2 nachtponnetjes en de nodige kamerjassen mee te nemen én ik heb mijn tas niet volgestouwd met chips, koeken en energy-drinks, dat scheelt natuurlijk ook nogal wat aan bagage. 3B-ers Thom en Aron hadden heel verrassend een complete DJ installatie meegenomen, met lichtbalken, lampen, blacklight en al en zaten glimmend op hun kisten zich zichtbaar te 89


verkneukelen op het ongeremde lawaai wat ze zouden gaan veroorzaken met hun installatie. Na de koppies geteld te hebben (Anthony Vos telde er meer dan dat we werkelijk bij ons hadden, zal wel iets wiskundigs zijn wat ik als kunstjuf niet begrijp, maar beter teveel dan te weinig denk ik dan maar) vertrok de bus en stapte ik in mijn auto om er achteraan te rijden. Op naar de Peel. Waar zaten we ook alweer? Een gehucht, Evertsoord. Afslag 38 in elk geval, veertig kilometer voorbij Eindhoven. De bus al snel ingehaald en in één keer recht naar Kamphuis de Patrijs toegereden zonder te verdwalen. Daar zaten de leerlingen en docenten van kamp klas 3CDEF al te wachten voor hun vertrek. Vermoeide koppies bij beiden. De bus kwam, de groepen wisselden, de regels werden uitgelegd, de energy-drinks ingenomen en de kamers werden betrokken. Jongens zo ver mogelijk bij de meiden vandaan, zodat het ’s nachts wel een stukje lopen zou zijn voor ze om het zo gewilde andere geslacht te bereiken. En de kans gezien, gehoord en vervolgens gepakt te worden dus wat groter zou zijn. Nadat de kamers betrokken waren volgde de lunch en tijd om te hangen, want dat is toch de favoriete bezigheid van pubers. Dick en Anthony gingen boodschappen doen met de bus…..en tanken. Uiteindelijk, uren later, kwamen ze terug met weliswaar wel wat boodschapjes, maar de benzinepomp (ca vijf kilometer verderop) hadden ze niet kunnen vinden. En dan wordt er iets gezegd over vrouwen en richtingsgevoel…..Wij vrouwen (Judith, Christa, José en ik) verdachten hen ervan gewoon lekker zinloos rondgereden te hebben met de bus. Mannending natuurlijk, lekker zinloos rondrijden, kijken of er nog

90


mammoeten te schieten zijn in de buurt en als je ze dan ziet, vol gas weg te spuiten met je bus. Vervolgens het geplande “sport en spel”-gebeuren op het grote veld voor het kamphuis. Het maken van de groepjes was al een hele organisatie op zich, en Dick en Anthony hadden daarin de leiding. Dat gaf wat chaos en onoverzichtelijke toestanden, maar uiteindelijk waren de groepjes met een corrigerend “Dirk, ik zei je toch al dat dit niet zou werken…” en wat wiskundig inzicht toch gevormd (optellen, aftrekken, rijtjes maken; het is een gave) waren. Ga nooit zonder een wiskundedocent op stap als je op kamp gaat. Veel spel, weinig sport, maar een genoeglijke middag zonder winnaars of verliezers. Chillen dan maar weer tot het diner zou komen. Dick en Anthony gingen maar weer eens een stukje rijden in de hoop de benzinepomp deze keer wel te vinden. De Dj’s testten hun installatie, de jongens van 3A waren aan het voetballen met een enkele 3B-er erbij, de meisjes waren grotendeels op de kamers en verschenen zo af en toe buiten in kamerjassen van glanzend satijn met wisselende dierenprints, én wisselende kapsels (wat je allemaal niet kunt dóen met lang haar!!) en er werd door Nathalie werkelijk wel 2 uur op het veld eindeloos geoefend met haar majorettestokje tot Judith er bijna een zenuwtoeval van kreeg en dreigde Nathalie’s stokje af te pakken en op de knie te breken als ze nu niet heel even zou pauzeren in het oefenen voor het Open Podium. Dat had weinig effect ,sterker nog, nu had het de volle aandacht van nog meer meiden die ook wel even wilden oefenen en er bleken zelfs nog meer majorettes aanwezig te zijn die buitengewoon vaardig waren met het magische stokje.

91


Misschien een idee voor school: ons eigen majorettekorps. Mooie groene pluimen op de hoed, stemmig kort overalletje aan, kaplaarzen met diervriendelijke groene bontrand, ik zie het wel voor me. Het diner. Macaronischotel. Prima voedsel, zag er lekker uit en smaakte uitstekend. Lust iedereen zou je denken. Maar menig neusje werd ervoor opgehaald en een enkel hartgrondig “Gatver!!” deed ons de wenkbrauwen optrekken: “pardón!?” Waar de macaroni bij de groepen 3CDEF niet aan te slepen was, ging er een pan vol terug naar de keuken bij deze groepen, om nog maar niet te spreken van de hoeveelheid volle borden die terug gingen. Bij het rondgaan van de gesneden tomaten kwam van één van de leerlingen de stemmige vraag of er ook mozzarella was…….volgend jaar misschien maar een chipsverbod, want pubers in de groei; de macaroni zou toch niet aan te slepen moeten zijn na een dag buiten. Maar dat denken wij als fossiele docenten dan. Zelf heb ik met smaak 2 volle borden opgegeten. Op naar het avondspel: een spookavontuur in het bos. Ik had het genoegen aan het begin van de spookroute te staan en ze het bos in te sturen. Anthony reed de bus met de groepjes, Judith was moeder overste op de kampbasis, Dick lag achter in het bos te slapen op de laatste vraag, José en Christa zaten eng te wezen achter een boom en de leerlingen Aron, Thomas en Mark uit 3B mochten spook spelen om het gegil zo maximaal mogelijk te krijgen. De leerlingen stapten wat bibberend uit het busje bij aankomst: Anthony deed zijn werk prima. Keihard de voetbalverslagen aan van de diverse wedstrijden die die avond waren (“waarom denk je anders dat ik het busje rijd”) en als wannabee zombie achter het stuur, rotondes 3 X nemend, plotselinge snelheidswisselingen, licht slingerend op het bospad, zo hard remmend dat ze met hun neus tegen de voorstoel aangedrukt werden, en de leerlingen vroegen 92


me zodra hij weg was of mijnheer Vos soms stomdronken was want hij reed en deed wel erg raar. Een enkeling (te weinig naar mijn zin….) had door dat hij maar deed alsof. Afijn; voorspelbaar gillend het bos door (je zou denken dat ze toch een beetje te groot zijn voor zo’n spookbosspel, maar nee, blijft leuk), daar soms bijna hyperventilerend van terugkomend bij mij op de basis. Bij het wachten op het busje terug werd er nog wat gezoend en gevoosd, wat natuurlijk in de flits van zo’n camera mooie plaatjes oplevert. Weer terug maakte iedereen zich op om naar bed te gaan. Judith, Christa en José hadden al ruime ervaring met de nachten en hoe dat ging was door de vorige groep al doorgebriefd aan deze groep. Met nog een kleine geënsceneerde opvoering waarbij wat meiden van 3A (als in scène gezette regelbrekers) en jongens van 3B (die dat niet wisten) betrokken waren zijn we een eigenlijk rustige nacht ingegaan en hebben we als kampleiding gewoon geslapen. Wat rondjes om het gebouw, een brul van Dick, (Anthony was op zijn kamer alvast in meditatie om tot de juiste formule te komen voor het indelen van de groepen de volgende dag), Christa en José een tijdje wakend achter een boom achter de kamers, was genoeg om de betrekkelijke rust te garanderen. Om half zes wakker geworden van gegil, maar dat bleek erg onschuldig: een stel meiden van 3B was in de badkamer alvast aan hun make-up begonnen en hadden niet zo in de gaten dat de akoestiek in de badkamer dat een nogal lawaaiig gebeuren maakte. Een blik op mezelf in de spiegel deed me besluiten er maar een geheel makeuploze dag van te maken; daar was geen eer aan te behalen.

93


Na het ontbijt op weg naar de heide waar we onder begeleiding van Staatsbosbeheer berken gingen zagen. Menig 3B dame had daarbij het onmisbare handtasje stemmig aan de schouder hangen. Nooit ergens heen zonder je handtasje. De zaagactiviteit was erg leuk en iedereen deed enthousiast mee. Het weer was fantastisch en dat gaf prachtige foto’s. Zelf kwam ik helaas in een moerassig stuk terecht (ik dacht een korte weg terug te zien naar het pad) wat me toch wel wat benauwde momenten opleverde….. Als een stripfiguur in een cartoon zakte ik tot aan de knieën weg in het moeras, ging ik plat op mijn plaat bij het nemen van wat ik dacht veilige stappen waren en kwam ik in een gehannes terecht waarbij de betere beschouwer mij als het ware van staand naar plotseling totaal uit beeld had kunnen zien opploppen en weer verdwijnen in dit adembenemende natuurschoon. Het benam mij in elk geval behoorlijk de adem. Mijn eerste zorg was: Help!! Hoe kom ik hieruit!! Maar een hele goede tweede was toch wel: “als de leerlingen het maar niet zien……” Beetje gênante toestand wel, je probeert dat als docente van bijna 47 met toch een beetje waardigheid te “handelen”. Een hele opgave en behoorlijk mislukt. Geen spatje waardigheid blijft er overeind als je je uit een moeras aan het worstelen bent. Gelukkig had ik mijn knalrode lippenstift niet op, want daarmee door de moerassigheid worstelend en deels ook te onder gaand, maakt het stripgebeuren wel helemaal compleet…..Na veel geploeter, modder tot aan mijn knieën, laarzen vol drab, hijgend van de inspanningen en een licht paniekerig pompend hart, lukte het me op handen en knieën het droge weer te bereiken en met een “niks aan de hand, lekker weer ook” houding weer aan te sluiten bij de groep.

94


Leuk verhaal natuurlijk wel bij het drinken van de limonade, waarop sommige leerlingen zeiden: Maar we zagen u wel gaan hoor juf! Niets ontgaat ze, maar mij komen redden uit de hachelijke situatie, ho maar. Terug op het kamp ging de jeugd massaal aan de chips, koeken en andere versnaperingen, de klaargemaakte lunchpakketten lagen stemmig te verpieteren op de tafels. Zij zouden die middag gaan zwemmen, ik ging terug naar huis. Puck was die dag jarig, is 10 geworden en maakt een start met háár pubertijd. Dat wil ik natuurlijk niet missen! Ik was weer iets beter voorbereid op wat me nog te wachten staat. Nog een laatste kringgesprek in de zon met mijn 3A klas en mijn tijd met kamp klas 3AB zat erop. Tot mijn genoegen draaiden de Dj’s ineens een nummertje echte muziek: de red Hot Chillipeppers (eindelijk), want de beukende technosmurfendiscoklanken gaan na 2 dagen soms best een beetje vervelen. Licht in het hoofd weer terug in de auto naar huis. Is op kamp gaan misschien iets wat een soort endomorphine losmaakt in je lichaam, wat verslavend werkt op lange termijn en als je het maar vaak genoeg doet? En vinden sommige collega’s het daarom zo leuk om altijd mee op kamp te gaan of, zoals nu Judith, Christa en José, langer te blijven dan strikt noodzakelijk is? Ik ga het ontdekken, want ik vrees dat ik nog vele jaren…..

95


Twitter: whoops, something went wrong

Vandaag heb ik aan den lijve kennisgemaakt met de twittercultuur zoals die onder jongeren gevoerd wordt. Het was een pijnlijke ontmoeting. Twitter, een fenomeen waar ik op LinkedIn al op gereageerd heb, gezien het hoge onbenulligheidgehalte wat het soms lijkt te hebben. Mededelingen als “Sta nu in de file”, “Eet nu een broodje”, “Ben nu op een meeting” schijnen noodzakelijk wereldkundig te moeten worden gemaakt, terwijl ik dan denk: moet je niet gewoon even met iemand praten of van je broodje genieten en je geavanceerde stukje technologie misschien niet gewoon even wegstoppen? Onbenullige gedachte blijkbaar, want hele volksstammen poepen alles maar de ruimte in wat in ze opborrelt en het wordt door duizenden gelezen. Zelf twitter ik niet.

96


Ik mail (veel), ik bel en ik praat persoonlijk met mensen en ik voer een website die je naar believen kunt bekijken of negeren. En dat wil ik graag zo houden ook. Mijn leerlingen Twitteren ook, en ook dat is al niet altijd erg hoogstaand van niveau. Hoe diep dat kan zinken heb ik vandaag zelf mogen lezen en ervaren; het ging helaas over mij persoonlijk. Werkend met de klas en na voor de zoveelste keer het “mobieltjes uit en in je tas” doorgegeven te hebben, blijkt dat dat toch niet helemaal gelukt is. Om 10.15 uur vraagt een collega me of ik even tijd heb. Het klinkt ernstig, en dat is het ook. De boodschap: mijn eigen mentorleerlingen twitteren beledigingen over mij rond, tijdens de les die ik zelf met ze heb notabene, de les van “mobieltjes weg en in je tas”. Een eersteklassers en het broertje van één van mijn twitteraars had het gezien op zijn telefoon. En dat was gezien door de docent. Het is een goeie les, een leuke les, een gezellige les waarin er goed gewerkt wordt; niks aan de hand. Dacht ik. De twitters variëren van “Jansen is dom” tot “Ik ben Jansen al een hele tijd spuugzat” En nog wat twitters daartussen, al evenmin verheffend in hun boodschap.…. Een van hen is aan het begin van de les nog bij me geweest met een probleem, ook kampt zij met ernstige gezondheidsproblemen en ik heb aan het einde nog even met haar gesproken om te vragen hoe het met haar gaat, want van de week weer de nodige medische instellingen bezocht. De tweede heeft me vriendelijk toe geglimlacht tijdens de les en ik heb hem geholpen met zijn werk. De derde heb ik geprezen om haar prachtige ontwerp en ze keek me trots en lief aan bij dat compliment. Dus zó! Waar komt dit dan vandaan? Wat bezielt ze deze lelijkheid te twitteren? 97


Ik heb de eerste over wie ik de melding kreeg direct uit de les gehaald, en apart gezet. Woedend was ik. Teleurgesteld. Uitprinten en laat maar zien. Lichtelijk overstuur terug naar de les die ik moest gaan geven, grip op mezelf zoekend, de balans hervindend en de teleurstelling wegslikkend. Uit de print bleek dat er nog 2 waren en die mochten zich ook melden. Nadat ik klaar was met mijn lessen, met alle drie afzonderlijk gesproken. Grote verschrikte ogen keken me aan, een antwoord op het “waarom doe jij dat, vertel me asjeblieft gewoon eerlijk hoe dat zit” bleef uit. Als een konijn in de koplampen keken de meiden me aan. De jongen in het gezelschap begon zich eronderuit te wurmen met kreten als “vrijheid van meningsuiting” en “Ik mag toch zeggen wat ik denk?” Ja, zéggen ja, niet Twitteren… Dus aan mij niet zo besteed, want wat let je een gesprek met mij hebben om je grieven te bespreken en te onderbouwen. Dit is iets anders, gaat over iets anders, dit is geen open vizier, dit is onder de gordel. Op mijn: “dit heb je tijdens mijn les gedaan terwijl ik met je aan het werk was, we gepraat hebben, en je hebt mij niets laten merken van wat je hier schrijft. Als dit is wat je vindt, waarom praat je dan niet met mij?” had hij geen ander antwoord dan “Ik weet het niet”. Waarom ze het doen, of gedaan hebben; er kwam geen bevredigend antwoord, geen idee, dom, ik deed het gewoon, omdat dat is wat er gedaan wordt, omdat het kan, omdat iedereen het doet. Heb ik dan iets gedaan waardoor je dit rondtwittert? Nee, dat ook al niet. Is dit dan hoe je over mij denkt? Nee, eigenlijk ook niet. Omdat dat is wat ze doen. Omdat dat is wat ze over iedereen doen. En omdat het is wat iedereen over iedereen doet.

98


Het ingelaste gesprek met de klas was bijzonder. Aanvankelijk zonder de drie, later met. Het fenomeen twitter, Hyves, MSN: ze doen het bijna allemaal, een enkeling daargelaten. Ze doen het over alle docenten en ze doen het over elkaar, en gaven dat, nu het zo open op tafel lag als probleem wat nu mij was overkomen, ruiterlijk toe. Een reden is er eigenlijk niet echt… Ik praatte, zij praatten, we waren face to face in gesprek met elkaar. Ik zag schrik en besef, keek naar ernstige gezichten, hoorde openhartige eerlijkheid en inzicht werd getoond. Omdat… Omdat ik wel degelijk geëmotioneerd raakte in het gesprek en ik mijn tranen niet tegen kon houden, omdat ik in vertrouwen wil werken met ze en dat vertrouwen beschaamd was, dat pijn deed. Door willekeurig nu deze drie, maar het hadden net zo goed anderen kunnen zijn, want dat de meiden in deze klas het onderling ook zo doen met elkaar is bekend, én een probleem. Omdat het mij als 48-jarige blijkbaar al kwetst en raakt, laat staan hoe dit aankomt als je 14 bent en je klasgenoten doen dit met jou. Daar lig je nachten van wakker. Is dit dan hoe we het willen met elkaar? Kennen we geen andere manier meer dan zo? Hoe kunnen we dit stoppen? En dat ook zo benoemd. Ik viel stil en had even tijd nodig om mezelf en mijn stem weer op orde te krijgen, mijn tranen verwerkend. Zij vielen ook stil, mijn tranen verwerkend en het tot zich door laten dringend. Het werd uiteindelijk een mooi en heel uitgebreid gesprek, en ik denk dat er wel weer een stukje besef over “hoe gaan we met elkaar om en wíllen we met elkaar omgaan”, hoe communiceer je nou éigenlijk met elkaar, bij ze binnengekomen is. Om niet te vergeten voor hen, maar ook voor mij.

99


Ik heb me zo kwetsbaar mogelijk opgesteld naar hen toe, en het was niet eens een keuze; dat moest. Ik kreeg er kwetsbaarheid en openheid voor terug. Mijn emoties bleven en ik kreeg mezelf niet meer helemaal strak op de rails, mijn ogen bleven vochtig en een huilbui lag om de hoek. Op hun opmerking dat mijn getoonde emotie ze had doen beseffen dat dit zo niet moet en docenten dus wel degelijk ook gevoelens hebben die gekwetst kunnen worden, mompelde ik dat ik mijn tranen in de pauze keihard had staan oefenen voor dit moment, wat een enorme opluchting en bevrijdende lach gaf in de klas die even nodig was. 18 van de 500 leerlingen hebben vandaag een moment van besef gehad. Ik ook, plus dat een paar collega’s het wel degelijk meegekregen hebben zijdelings. Maar er is nog wel werk te doen… Twitteren is wat anders dan communiceren, we doen mededelingen aan elkaar en slingeren onze meningen en boodschappen soms gedachteloos de ether in. De gevolgen niet altijd overziend en dat geldt zeker voor pubers lijkt het wel. Onze communicatie hoeft wat mij betreft niet altijd mooi te zijn, we mogen onredelijk, teleurgesteld en boos zijn, maar we moeten misschien wel altijd authentiek en “Live” zijn. Misschien moeten we elkaar wel aan kunnen kijken bij wat we zeggen over en tegen elkaar….? De dag van de social media: zet de telefoons en computers maar eens een dagje uit. Wie weet wat dat wel niet op zou leveren?

100


Koffie met slagroom

en een likeurtje

Ik had een bijzondere klas dit jaar, een fijne klas, en ik was blij met ze. Dat betekent niet dat ze probleemloos waren, of altijd makkelijk. Welnee, zo werkt het nooit. Maar er is wel degelijk een verschil van het ene jaar met het andere en dit was een goed jaar. Een klas met grote verschillen in karakter en persoonlijkheden, uiterlijk, interesses, problematiek, en noem het maar op. Maar een eenheid. Een team. Ook was het een klas met een mening, met een aantal leerlingen die goed kunnen waarnemen en hun waarnemingen een stem konden geven en zo iets bijzonders bijgedragen hebben aan de klas als geheel. Een klas ook die mij op zaken gewezen heeft waar er voor mij te verbeteren valt, of waar ik aandacht aan kan besteden. En wat ik goed doe. En ze zijn een klas die luisterde naar wat ik te zeggen had, dat meenamen en er indien nodig later nog eens op terugkwamen. Soms door middel van een grap of een kwinkslag,

101


of door irritatie in het moment, soms door het gesprek serieus met me aan te gaan. Je geeft elkaar ogen die kunnen waarnemen en het vermogen om werkelijk te kunnen zien, en een stem die werkelijk in staat is om iets te zeggen en de moeite waard is om naar te luisteren. Ik met hen, zij met mij. Dat te kunnen bereiken met je klas is waardevol, bijzonder en je kunt er naar streven, maar of je het ook kunt en mag verwachten? Je kunt het wel hopen en wensen, en er de juiste inspanningen op zetten om dat met elkaar te bereiken. En dat gaat allemaal over veiligheid en respect. Er wordt vaak gesproken over het bieden van veiligheid aan de leerlingen, maar zo werkt het niet alleen maar: ook als docent moet je je veilig kunnen voelen bij en met een klas, en daar ligt deels ook wel degelijk een stukje verantwoordelijkheid bij de klas, een stuk bewustzijn in de groep waarin je als docent in investeert, en later in het gunstigste geval de vruchten van kunt plukken. Dan is er ook de ruimte om je als docent kwetsbaar op te stellen als de situatie daarom vraagt, vragen te gaan stellen aan je klas, aan je leerlingen en pas dan ontstaat er een goed geworteld, veilig klimaat waarin je werkelijk van samenwerken kunt gaan spreken. De afgelopen week hadden we een Spaanse klas te gast vanuit een uitwisselingsproject, met 2 docenten en het was een bijzondere en vooral ook intensieve week. Lesgeven aan een groep van 42 leerlingen en het jezelf dan niet al te makkelijk maken binnen de opdrachten die je hebt bedacht is een uitdaging van formaat. Het kon omdat ik de klas vertrouwde, en er van uitging dat ik op hun medewerking kon rekenen. Ik hoopte en dacht dat we samen de intentie en zelfs de ambitie hadden de Spaanse groep te laten zien hoe wij denken dat een 102


uitwisseling vorm kan worden gegeven. Ik rekende op de steun van mijn leerlingen, had hen daar ook om gevraagd en dat bleek, terugkijkend, terecht. Het doel is gehaald, het was voor iedereen een bijzondere en enorm intensieve week, ook voor ons als docenten, zowel de Spaanse, als wijzelf. Tijdens de tocht met de Spido was ik met twee leerlingen in gesprek over een stuk problematiek die er ligt met de lessen aan de klas van een vakdocent en ik dacht hardop mee over een oplossing voor een probleem wat er lag rondom de aankomende toetsing deze week. En wat ik er aan kon doen om dat goed te laten verlopen. Leerlinge Mattanja gaat ineens rechter zitten, kijkt me strak aan, ze knijpt haar mond tot een grimmige streep, streng, en zegt: “Juf, u moet eens ophouden de problemen van andere docenten op te lossen, dat moeten ze zelf regelen. Niet u!” Leerling Gio valt haar bij. Ze slaan de spijker op zijn kop, veel meer en actueler dan ze eigenlijk (kunnen) weten en ik val er even helemaal stil van. De vermoeidheid valt als een klamme deken over me heen als ik naar deze twee jonge mensen met hun strenge blik op mij gericht kijk die me blijkbaar goed geobserveerd hebben en beter kunnen waarnemen dan ik dacht. En mij hier even een les aan het geven zijn, een les die ik ze zelf geleerd heb, waar ze absoluut aanleg voor hebben en waarvan ik gerust kan zeggen dat wat ik wilde bereiken met leerlingen, me hier zo als bewijs in de schoot geworpen wordt… En ik moet echt even slikken en de vervelende gedachte komt langs: heb ik te veel prijsgegeven en heb ik ergens iets meer gezegd en getoond dan ik mag laten zien aan hen?

103


Ik besluit dat ik discreet genoeg ben geweest over zaken en het echt praktisch beperkt is gebleven tot wat actueel was voor hen, rondom vakgerichte zaken zoals nu dit specifieke geval. Maar informatie hangt soms in de lucht en wie weet voelen deze twee bijzondere leerlingen vanuit de intensiteit van de omgang die zij en ik hebben wel feilloos aan wat er onder de oppervlakte zit. Met Mattanja heb ik een speciale band, Gio is blijven zitten, niet de makkelijkste, niet de betrouwbaarste, maar wel al voor het tweede jaar mijn mentorleerling en door die 2 jaar heen hebben we wel, met vallen en opstaan, een band opgebouwd. Ik moet een brok die ineens heel hinderlijk vastzit in mijn keel wegslikken en een kort moment staat het huilen me nader dan het lachen. Bijna van de schrik, maar vooral ook van ontroering. En in dat moment ontspan ik, voel ik de spanning van mijn schouders glijden en ontstaat er een eigenaardig soort ruimte in mezelf, in het stuk mens wat ik ben, maar vooral ook in het stuk docent die ik ben. Na de stilte zeg ik tegen ze: “Jullie hebben gelijk. Dankjewel allebei. Ik ga maar eens een lekker bakkie koffie drinken” Ze lachen en zeggen: “ja doet u dat maar eens juf, dat kunt u wel gebruiken”. Sommige jaren zijn een slap en Haags bakkie, sommige jaren zijn een goeie sterke espresso. Dit jaar was een heerlijk kopje koffie met een toefje slagroom en een likeurtje.

104


System down & out, maximum overdrive.

Het einde van het schooljaar nadert en dat is altijd een hectische toestand. Een lading aan taken en werkzaamheden valt op je toch al volle bordje en blijkbaar is het niet vol genoeg; dรกรกr kan nog wel een schepje bovenop! Hoe vol mag en kan een bordje zijn? Goede vraag. Ik heb uren wakker gelegen vannacht met een lijf vol adrenaline en tollende gedachtes die zich kenmerkten door zich ophopende ergernissen aangaande werk. Rustig Zengericht ademhalen hielp niet, de irritaties plopten in hoog tempo op, met tussendoor de telkens terugkerende gedachte: wie bedenkt dit nou eigenlijk allemaal!? Zijn ze gek geworden ofzo!? Mijn schoolmailbox schreeuwt me een scala aan administratieve verplichtingen toe: Ik moet alle vakken die ik geef in kaart gaan brengen en er een evaluatie op schrijven en daaraan gekoppeld een verwachting voor volgend jaar. Het is weer iets nieuws en heet opbrengstgericht werken. Dat is op zaterdag (gisteren) door 105


een teamleider verstuurd “vanaf zijn I Phone” en moet eind volgende week klaar zijn. Zo dan… Lekker op tijd gecommuniceerd in de drukste periode van het jaar en een energieniveau van nul. Ik moet daarnaast ook een hele lijst van nieuw in te voeren competenties aanleveren, uitwerken en bijbehorende sheets voor hoe ermee te werken maken, deadline: morgen. En er mee gaan werken werken; begin volgend schooljaar starten. Een enorme boekhouding staat dus op stapel voor volgend jaar, toch al niet mijn sterkste punt. En een cijferrapport is volgend schooljaar ook niet meer genoeg, daar moet een geschreven rapport aan worden toegevoegd waarbij de stand van de ontwikkelde competenties van de leerlingen in beeld wordt gebracht. Ik moet alle cijferlijsten van mijn derdeklassers doornemen voor de rapportvergadering overmorgen en bekijken wie er door gaan of blijven zitten. Helaas zijn nog niet alle cijfers door collega’s ingevoerd en is het beeld niet compleet. Dat wordt dus een uur voor de vergadering dat ik het in beeld heb… Ik moet de Cultuurkaart bellen over verdwenen budgetten, mijn excursiebudget uitzoeken, een stranddag met mijn mentorklas regelen, vier vergaderingen in twee dagen bijwonen, met ouders en collega’s mailen en bellen over niet werkende zoons en dochters of anderszins problematiek. Met de zorgcoördinator en een externe praten over een probleemleerling, ik moet dossiers aanvullen, mijn vierdeklassers bellen of ze wel of niet geslaagd zijn, de Efteling bezoeken en ‘actief controlerend’ rondlopen daar werd er nadrukkelijk vermeld. Ik moet mijn lokaal beeldende vorming opruimen en leeg maken, een project bespreken, een plan initiëren en organiseren, en nieuw in het pakket: bij de rapportvergadering van álle klassen aanwezig zijn, ook al geef ik aan 70% geen les…. 106


Nergens praat ik hier over lesgeven. Lesgeven lijkt bijzaak geworden, iets wat je doet tussen de administratie en de vergaderingen door. Het lijkt een ondergeschoven kindje te worden. Lesgeven, met je leerlingen in een lokaal, iets aan het doen, ze iets leren… je weet wel. Lesgeven. Lesgeven lijkt wel het bestaansrecht van je docentschap te zijn geworden om je lopende dossiers over leerlingen aan te vullen. En dat wordt alleen maar erger ben ik bang. Op LinkedIn is een discussie gaande. De regering wil een controlesysteem invoeren waarin docenten elkaar gaan beoordelen op professionaliteit en bekwaamheid door lesbezoeken te gaan doen. Dat doe je niet op je eigen school bij je eigen collega’s, nee, dat doe je op een ándere school, bij iemand die je niet kent en natuurlijk komt er dan iemand bij jou in de les, die jou niet kent. Je bevindingen mogen gelijk naar onderwijsinspectie. Welja, mijn bordje kan nog wel een schepje erbij hebben, ik heb een gezonde trek. Doet u mij maar een school in Friesland…

107


Verwondering

Vandaag had ik een moment van verwondering en misschien wel meerdere. De dag start met vier lesuren klas 3A in hun BP-project. Gisteren heb ik Onbewoond Eiland voorgedaan, een performance zal ik het maar noemen om ze te inspireren en een idee te geven van wat het, de presentatie die zij moeten voorbereiden, zou kunnen zijn. Moeilijke opdracht en oh, wat ben je dan kwetsbaar als je 14, 15 jaar bent…… De klas was verwonderd…. Jansen met een grote zonnebril op, op een strandstoel, onder een parasol, fles wijn en zonnebrand, een zonsondergang op het activeboard en het overweldigende geluid van brekende golven op het strand. Ook voor mij een hele organisatie, máár als je het voordoet, moet je het goed doen. Hoewel ook voor mij niet geheel risicoloos, want de balans tussen een voorbeeld zijn of geven en een karikatuur worden, moet wel worden bewaakt. En nee, dus maar niet in badpak……. 108


Een heel gedoe en gesjouw, maar erg leuk. De verbaasde ogen als ik start met mijn “ik ben het spúúgzat allemaal!!” Ik ben blijkbaar overtuigend, en terwijl ik er met veel plezier op los mopper, zie ik in de bij sommigen ietwat verschrikte ogen hier en daar, langzaam de kwartjes vallen. Op het moment dat ik zeg: “Woensdag vlieg ik, ik heb een ticket gekocht naar de Canarische Eilanden, dan ben ik weg van dit gedoe, dit gestress, deze chaos, bekijk het allemaal maar, ik doe niet meer mee!” , zie ik dat de laatsten ontspannen, oh, het is niet écht! En ik zie de verwondering en de glimlachjes rond de monden en in de ogen verschijnen. Ik heb hun volle aandacht. Vanochtend staan ze voor de deur te wachten, laptops onder de arm. Ik doe de deur open. Ik heb een schema gemaakt, wat doen we op maandag, wat op dinsdag, wat moet wanneer af zijn. Op maandagavond lees ik in het kader van mijn onderzoek, een artikel over pubers waarin staat dat hun biologische klok op deze leeftijd anderhalf uur teruggezet wordt en welke gevolgen dat dus heeft voor hun opnamevermogen op de vroege ochtend. Het is half 9 als we starten, maar voor hen dus 7 uur. Best vroeg…… Even landen met z’n allen, opstarten en ik start de instructie. Met die anderhalf uur in mijn hoofd, ben ik benieuwd, wánt het zal dus betekenen dat ik weliswaar duidelijk uitleg, voorbeelden laat zien, stencils met de opdrachten uitdeel, enz., maar dat toch zeker een kwart van de klas nog in een halve slaapstand staat en niet opneemt wat ik vertel. Toch al niet het sterkste punt van pubers, maar goed, je moet wat. Daarom ook maar die stencils, wat ik vorig jaar (nog) niet deed. En ja, na anderhalf uur merk ik dat er een aantal zijn die een flink deel gemist hebben: pal voor mijn neus Boy met een ietwat suffig “wat moet ik eigenlijk 109


doen juf?” Deel 1 heeft hij nog wel onthouden, maar wat er daarna kwam is hem geheel ontgaan. Ik zeg: “Nou Boy, daar heb ik nog niet zo lang geleden een minuut of 20 aan besteed, voor jou misschien dat moment dat je slaperig dacht: wat doet en praat ze daar toch allemaal druk voor dat bord?, maar dat was wat we noemen “het instructiemoment”…..Bovendien, dat blaadje waar je elleboog op rust, daar staat alles ook nog eens op.” Een mat “Oh” is het antwoord. En hij bekijkt het blaadje en er volgt nóg een “Oh”. Buurman Thom lijkt soms wel nooit wakker te worden en zweeft zichzelf door het internet heen, naar vanalles op zoek om op zijn site te zetten, filmpjes, muziekjes en hij geniet er duidelijk van, deelt zijn vondsten met Boy en Gio, zijn beider buurmannen, oordopjes wisselen snel van oor en er wordt gekeken, uitgewisseld (deze is Cool man), maar de opdrachten boeien hem niet zo, of beter; volgens mij dringen ze überhaupt niet tot hem door als zijnde zaken die op de agenda staan voor deze ochtend en ook gedaan moeten worden. Dus Thom is voor Boy ook al niet echt een enorme steun en stimulans om aan de opdrachten te gaan. “Thom, ga eens aan je opdrachten, weet je nou wat je moet doen?”, zeg ik meerdere malen. Een wazige blik is mijn deel; ik kom duidelijk niet binnen in zijn dromerige wereld met mijn praktische opmerkingen. Zouden zijn vleugels onder dat jack van hem verstopt zitten? Het is volgens mij een elf… Daarnaast Gio, die hardwerkend en enthousiast aan de opdrachten zit, een baken van werklust pal voor mijn neus, en niet te beroerd zijn zwevende, tikkie afwezige buurmannen het nog eens uit te leggen. Uit de klas komen verschillende geluiden: Joella’s lijzige stem met de vaste tekst: “Juf, ik begrijp het niet, oh ja toch wel!” 110


Roy en Hidde vinden het website bouwen helemaal leuk en ik zie in de verte YouTube filmpjes van verlangen op hun beeldschermen verschijnen die weinig met de leerstijlentest en “mijn voorkeuren”opdracht te maken hebben die ze moeten doen, maar wel het levende voorbeeld zijn van een leerstijl én de voorkeuren die ze hebben! Doen, op zoek gaan, surfen op het internet naar surfen op de golven! Onderzoeken wat je passie is, golfsurfen, skaten en filmpjes daarvan op je site plaatsen. En zo kan ik nog wel even doorgaan met het beschrijven van de processen in de klas. Ik kijk naar ze, geniet van ze, ik observeer en bestudeer ze met mijn onderzoeksvraag in mijn achterhoofd. Ik bekijk hoe ze elkaar helpen met dyslexieproblemen, het maken van een link om de gemaakte docs gelijk op de site te plaatsen, enz. Ik zie hoe sommigen heel efficiënt het gevraagde werk doen, en anderen in de afleiding verloren raken. Big Picture onderwijs: hoe boeiend kan het zijn? Het borrelt en bruist in de klas, het leeft aan alle kanten, want ongeacht of ze nou werkelijk de opdrachten doen, of met hoeveel multitaskende zijwegen, ze hebben het allemaal enorm naar hun zin, het werk wordt uiteindelijk door (bijna) iedereen gedaan én: ze leren! Ze leren absoluut! Ze zijn in beweging, ze communiceren met elkaar, met mij en met zichzelf, ze stellen vragen en vragen zich dingen af, dus ze leren. Ik heb zelf wel wat onderwijsdilemma’s in het gebeuren (hoe strak moet ik zijn, wat kan ik van ze verwachten, hoeveel ruimte wil ik geven en nog veel meer), maar dat onderzoek ik later wel weer.

111


Mijn verwondering krijgt pas echt vorm als ik naar het lokaal van een collega loop met een vraag. In het lokaal zit een 4e klas basisberoeps, het is stil, koppies boven de opengeslagen boeken. Mijn binnenkomst geeft even wat afleiding, niet vervelend en ze blijven rustig, maar ze nemen de gelegenheid te baat om toch even te bewegen en te praten. In 1.26 heerst een zekere mate van chaos, althans; zo zouden sommige collega’s dat wel ervaren. Ik zie kinderen in beweging, op volle capaciteit bezig met wat ze leuk vinden. Zij multitasken zich door de lesstof en de opdrachten heen, ontmoeten onverwachte filmpjes, er wordt gelachen, er wordt gepraat over dingen, ze wisselen hun testuitslagen uit, reflecteren op zichzelf en denken er samen hardop over na, met mij en met degene die naast ze zit. En ja, van de aaneengesloten 135 minuten die ze moeten draaien, worden er zeker 35 verkwanseld aan bijzaken, als het er niet meer zijn. Nou, bijzaken, zijn het dat wel? Daar kun je over discussiëren. Je kunt appels niet met peren vergelijken; ik kan me dit met de klas, binnen dit “Wie ben ik” project permitteren, sterker nog; naast enige discipline, is dit juist wat ik graag wil. En ja, soms moet het stil zijn, en dat gebeurt eigenlijk vaak ook vanzelf, zo starten we meestal wel, dan zijn ze rustig aan het werk. Of niet aan het werk, maar hun anderhalf uur achterstand aan het uitzitten achter een laptop tot de inwendige wekker zegt dat het tijd is om op te staan. Maar om 10 uur wordt het hele zooitje wakker, ze willen wat eten, drinken, ze willen bewegen, praten en dingen doen. En al doende, leren ze enorm veel. En ik kijk naar ze, leer van ze en ben enorm aangenaam verwonderd…..

112


Autopech

Je wilt om 17:00 uur lekker naar huis na een dag lesgeven met BP vergadering toe, en dan ga je rijden en denkt, wat trekt de auto toch naar links. Stoppen om je ergste vermoeden bevestigd te krijgen; jawel, een lekke voorband. De schroef in de band knipoogt me lelijk toe en de gedachte springt onwillekeurig toch omhoog; Opzet of toeval, misschien lelijk gedaan tegen de verkeerde leerling vandaag? Of een collega? Donker, koud, midden in de winter, omringd door tractoren en koeien, en mistig: niet de ideale omstandigheden voor een lekke band. Als die er al zijn. Doorgereden naar het mini-rotondetje op de kop van de Commandeurskade, en de ANWB bellen. Die zouden binnen nu en uur ter plaatse zijn, dus die duidelijkheid heb je alvast. Zelf doen is geen optie, hoewel ik wel van de generatie ‘zelf doen’ ben: band plakken was één van de eerste dingen die mijn vader me leerde, mijn vriendje 113


leerde me de bougies van mijn brommer vroeger schoonmaken en later van zijn 2 Chevaux, stekkers en andere electriciteitszaken repareren, wc potten aansluiten, een gasleiding solderen en ik kan zelfs stukadoren. En een autoband wisselen, zeker wel eens gedaan. Zij het in de zon, in de zomer en in gezelschap van toenmalige partner die er verstand van had. Maar ik kon en deed veel zelf. Vroeger. Terwijl ik daar sta, rijden er al wat collega’s langs, slechts weinigen zien mijn “nood” en rijden vrolijk door. Even zwaaien, ho maar. Twee stoppen er om te vragen of er iets loos is en of ze kunnen helpen. Aardig en nee dank je, ik heb de ANWB al gebeld, die komen er aan. Even terug naar school dan maar voor een kopje warme chocolademelk en wellicht nog wat gezelligheid van vertrekkende collega’s. Ik ben namenlijk best zielig. Dapper zielig, doortastend zielig, maar toch wel een beetje zielig. Gezeteld bij de receptie komen langzaamaan de resterende collega’s voorbij op weg naar huis en haard. Stel dat de ANWB er niet zou zijn, dan kun je maar beter geen lekke band krijgen of anderszins met autopech komen te staan op de Commandeurskade….. of je moet als de sodemieter alsnog een on line cursus autoband verwisselen gaan volgen. De bemoedigende opmerkingen van langskomende directeur, teamleiders en collega’s zijn weliswaar hartverwarmend, maar je band wordt er niet mee geplakt…. Hennie bood aan dat haar man het voor me zou gaan doen als hij haar op kwam halen van het werk, maar ook hij bleek niet zó enthousiast voor het 114


aannemen van deze klus onder barre omstandigheden en de te verwachten koude vieze handen die dat op zou leveren. Het gebaar van Hennie om haar man in de aanbieding te gooien als redder in nood, was natuurlijk wel heel lief! De eerlijkheid gebied me natuurlijk te zeggen dat ik tegen geïnteresseerden wel direct meldde dat de ANWB onderweg was, maar ergens denk ik toch…… Hoe het verder ging: De Tomtom van de wegenwachter kon helaas de Commandeurskade niet vinden hoewel ik hem wel twee keer langs zag komen rijden, de Molenweg richting Schipluiden inslaand , maar na drie keer bellen en geïnspireerde aanwijzingen van mijn kant, heeft hij het toch kunnen vinden en werd de broodnodige hulp geboden. Dus vooral: lang leve de ANWB. Hobbelend naar huis op mijn reserveband bedacht ik hoe heerlijk het is als mannelijke collega’s de deur voor je openhouden, je jas voor je ophouden, een paraplu voor je openklappen als het giet, fietsband oppompen of plakken, en anderszins enigszins ouderwets aandoende doch galante handelingen plegen. Of een band van de auto wisselen. Dat mag dan ook. Ik zal dan mijn dankbaarheid tonen…..

115


9.999 plus 1

Jaren geleden was ik met vrienden bij een concert van Marco Borsato, zij trakteerden me daarop. Dat was in de Ahoy in Rotterdam, een zaal met 10.000 mensen. Ik was nog vol in mijn “zwarte” tijd, en als een raaf zat ik tussen de kleurige menigte, een ander soort publiek zo door de bank genomen dan ik was en dat wilde ik vooral maar zo houden ook. Zij waren “de massa”, ik was mijn unieke zelf en ja, de grote gemene deler was dat we allemaal naar Marco luisterden, maar ik behoorde ondanks dat toch écht niet tot deze groep! Ik was daar toevallig, per ongeluk, door omstandigheden: stom toeval. Een incident eigenlijk….

116


Voor Marco Borsato was er natuurlijk niet zoiets als alle mensen en die ene zwarte raaf; er was slechts de massa, en daar was zijn hele act dan ook op gericht. Er werd zwaar ingespeeld op een “wij zijn hier samen” gevoel (Marco heeft een missie), compleet met opdrachten als ‘nu allemaal klappen, allemaal staan, allemaal zwaaien, allemaal meezingen’, enzovoorts en dat deed hij ongelofelijk goed en charismatisch en een hele zaal volgde zijn opdrachten, het schudde er van. Maar het kon me gestolen worden; er was voor mij geen samen met z’n allen, er waren zij en er was ik. Een zekere weerzin borrelde in me op. Dus ik bleef zitten en negeerde alle opdrachten, om me heen kijkend naar de schapen, het klootjesvolk, die zo braaf deden wat Marco ze opdroeg en ik denk dat als hij had geroepen “Poep nu allemaal op je stoel” ze het ook hadden gedaan. Volksmennerij voor de dommen was mijn conclusie, en 9.999 mensen deden daar aan mee, ik niet. Zij waren de sukkels zonder eigen wil, ik de uitzondering die zichzelf bleef en ik was er trots op: het was een bijna een queeste. Niet meedoen, het outsider zijn tot kunst verheffend, ik had óók een missie! Toch voelde het eigenlijk niet helemaal makkelijk. En volhardend in mijn principes, halsstarrig, trots en onbeweeglijk op mijn stoel zittend, voelde ik me toch niet zo geweldig als ik me voor probeerde te doen en keek naar al die mensen die enorm veel plezier hadden, inclusief mijn vrienden. En ik voelde toch enige afgunst dat ik dat niet kon….het knaagde wel een beetje. Maar ik hield stand! En op mijn linkerschouder fluisterde een duiveltje vals: “10000 mensen hebben een geweldige avond, behalve 1…” 117


Deze gebeurtenis is me altijd bijgebleven en ook nu komt deze ervaring weer naar boven om twee redenen. Gisteren in de klas kreeg leerling Sjors van mij de wind van voren. We gaan op uitwisseling naar Spanje en er is een klassenfacebook aangemaakt waar de leerlingen lid van kunnen worden. Wat ze nu ook allemaal hebben gedaan, op één na. Sjors. Ik heb hem al een paar keer uitgenodigd, maar hij weigerde. Daar doet hij niet aan mee, dat soort bullshit en stom groepsgedoe. Maar ik plaats daar belangrijke info, handige dingen en ik weet dat dat veel toegankelijker is dan de mail, dat het werkt. Al weken weigert Sjors met zijn dwarse nek om lid te worden van de groep. Ik kijk ernaar, snap zijn punt en beter dan hij weet, maar hij móet lid worden van mij, hij moet een deelnemer worden, nu een keer met de klas zijn, samen. Vriendelijk vragen, erover praten en begrip tonen hielp blijkbaar niet, goede redenen werden nors weggewuifd en ik liep tegen zijn muur van bozige, arrogant aandoende trots aan. En gisteren was het klaar. Wat de aanleiding precies was weet ik niet meer maar hij zette weer een dwarse nek op mijn verzoek lid te worden van de groep, en op volle oorlogssterkte kwam mijn commando er uit, met als fors uitgebulderde eindtekst: Wordt lid! Wordt eens een keer een deelnemer!! Misschien, of waarschijnlijk, heb ik er nog wel verdomme achteraan gezegd ook….. Gisterenavond kon ik hem toevoegen aan de groep, eindelijk.

118


En thuis, thuis heb ik een dochter van 12 die momenteel boos en ongelukkig is, die in een klas zit waar je aan bepaalde zaken moet voldoen wil je er bij horen, en ze weigert. Want ze vindt het bullshit en ze wordt bozer en bozer, dwarser en dwarser en vooral: steeds ongelukkiger‌ Tranen met tuiten, want ze loopt er op stuk en wil zich niet conformeren aan sommige zaken. Loopt nu vast in haar trots en raakt verstrikt in haar eigen onverzettelijke koppigheid. Ze heeft gelijk, ik begrijp haar, herken het, en heb met haar te doen. Ze gaat zich niet aanpassen aan de groepsdruk, ze is autonoom en wil koste wat kost zichzelf blijven: een hele opgaaf voor haar momenteel en een hele klus voor ons als ouders die maar al te goed begrijpen en herkennen waar ze op stukloopt. Ze heeft het van geen vreemde. Maar ze is nog te jong om te nuanceren en te begrijpen dat er een strijd van maken ook niet de manier is‌. Ik kijk naar Sjors. Ik kijk naar mijn dochter Puck. Hun vasthoudendheid in deze strijd. Ik praat met ze en probeer ze te laten inzien dat soms eens meedoen niet gelijk betekent dat je enorme concessies doet aan wie jij bent. Het niet altijd een strijd hoeft te zijn. Je ook binnen een groep authentiek kunt zijn. Mag zijn. Meedoen soms leuker is, kies je moment.

119


De “ik-doe-vandaag-niet-mee” dag

Buiten in het zonnetje pratend met collega’s, mijn eigen vermoeidheid wegdrukkend met de vier tussenuren die ik moet overbruggen, blijk ik niet de enige te zijn die last heeft van lamlendigheid. Ik ben in gevecht met een diep verlangen naar een bed, een dutje, een slaapkuur. Ik ben een soort van chronisch moe, “iets” onder de leden met hoest, snot en nies, maar net niet genoeg om voor thuis te blijven. Je voelt je wel ziek, maar bent het niet. Je ene oog hangt wat sneu net iets af, en onder het bruin door schemert een grauwe vaalheid, maar niet genoeg dat anderen het echt zien en je vragen “Joh, voel je je wel goed? Ga lekker naar huis joh” Bijna jammer… Misschien gewoon de bekende voorjaarsmoeheid en een “het wil maar niet zomeren” gevoel. Ik hoor een vrouwelijke collega zich afmelden voor de middagvergadering, iets zeggen over doktersbezoek, zich niet fit voelen, algeheel onwel zijn, even na laten kijken. Nog zo één dus. 120


Ik ben al een tijdje een voorstander van het invoeren van legitieme baaldagen voor leerlingen. Twee dagen per jaar hoef je niet mee te doen, kun je een baaldag opnemen, mag je wegblijven, want soms heb je gewoon zo’n dag dat je niks wilt, eigenlijk baalt. En moet je toch vanalles.. Maar dat geldt natuurlijk niet alleen voor leerlingen, ook wij als docenten zouden die regeling wel kunnen gebruiken en als die bestond, zou ik vandaag één van mijn “ik doe niet mee” dagen hebben opgenomen. Thuis blijven, met chocoladetruffels onder de wol kruipen, de dekens over mijn hoofd trekken, wat mok-en gromwerk, misschien even een kleine huilbui gewoon omdat dat soms oplucht en het kán, en vooral slapen, slapen en nog eens slapen. Lekker ongegeneerd stinken in je bed, met de ramen en de gordijnen dicht, helemaal donker ondanks de prachtige zonnige lentedag. Gewoon de boel de boel laten, en extra lekker omdat het eigenlijk juist een drukke dag zou zijn geweest met veel verplichtingen en werkzaamheden; voor een maximaal rendement... Volgens mij zou het als arbeidsvoorwaarde niet misstaan, naast je reiskostenvergoeding, een verhuisdag en je andere CAO gebonden zaken is er nu de “ik doe vandaag niet mee” dag. Je belt ’s ochtends je teamleider op en zegt gewoon heel opgewekt: “Hallo, ik doe vandaag niet mee”. No questions asked, je hoeft niet stil te staan bij de rooster technische chaos die jouw instant beslissing veroorzaakt, geen schuldgevoel (voor vrouwen), nee niets van dat al: de “Ik doe niet mee dag” mag volkomen onredelijk, onlogisch en onverwacht zijn. En je teamleider zegt: “Geniet er van, we kunnen prima een dagje zonder jou! Tot morgen.” 121


Eén van mijn manlijke collega’s, Ton, vertelde net buiten dat hij ter ontspanning graag dingen doet met ballen: bowlen, jeux de boule, enz. Samen met andere mannen, met flauwe grappen en belangrijke inhoudsloze gesprekken. Hij lijkt mij inderdaad niet zo’n “hoofd onder de dekens” type. En misschien dat de manlijke collega’s zich meer in zijn concept kunnen vinden: iets met mannen en ballen doen. Of op een opgevoerde tractor zinloos rond rijden door de Vinex wijk, de tuin omploegen tegen de uitdrukkelijke wens van je vrouw in, doelloos een grote stapel stoeptegels verplaatsen van de ene naar de andere kant waar ze daar weer een paar jaar in de weg kunnen gaan liggen. Of de barbecue aanmaken terwijl je niet gaat BBQ-en. Dat soort dingen. Want ook dat kan natuurlijk een prachtige invulling zijn van een “Ik doe niet mee” dag! Ik ga vast m’n elektrische deken aanzetten en de truffels kopen, de bel saboteren en de telefoon uitzetten en regelen dat Puck een dagje langer bij paps doorbrengt. Vandaag doe ik niet mee…

122


Leerlinggestuurd onderwijs

Vandaag moesten een aantal leerlingen van mijn mentorklas een toets wiskunde inhalen, en die zou tijdens de projecturen die ik met ze had worden gemaakt. Nadat de wiskundedocent me de toetsen had gegeven, ging ik in de school op zoek naar een rustige plek voor ze waar ze de toets zouden kunnen maken, terwijl ik met de rest van de klas het programma voor de op komst zijnde uitwisseling zou doornemen; per definitie niet mogelijk zonder rumoer en opwinding. Beter dus ze apart ergens te zetten waar ze rustig de toets konden maken. De drie leerlingen dus alleen, met de toets, aan één werkbank in ons voormalig houtlokaal achtergelaten, met natuurlijk de tekst: dit doe je voor jezelf, kunnen jullie zonder mijn toezicht deze toets maken zonder hem “samen” te gaan maken? Dat beloofden ze, en ja, ze snapten waarom. “Echt, nee juf, u kunt ons vertrouwen, dat gaat goed komen”. 123


Waarbij ik dacht:: we gaan het zien, het is een experiment. Een uurtje later staan ze weer voor mijn neus met de gemaakte toetsen en ik zeg “is het gelukt jongens?” waarop een blij (te blij?) “jahoor!” volgt en ze leveren hem in bij de wiskundedocent die in het kamertje tegenover het lokaal bij de teamleider zit voor overleg. De bel gaat, pauze, ik ruim mijn spullen op en loop bij ze naar binnen en vertel van het experiment. Mijn collega zit de toetsen door te bladeren. Ik zeg: “Eppo, kijk even of dit door ieder apart is gemaakt of dat er sprake is geweest van enige samenwerking?” ”Nou”, zegt hij ze bekijkend, “zo te zien is er wel overleg geweest” en hij lacht. Ik zeg hem dat het mijn verantwoordelijkheid is, leg uit waarom ik het zo heb gedaan en het een experiment was en dat mocht er nog iets opnieuw gemaakt moeten worden, ik dat met ze zal doen. De competentie samenwerken dus in elk geval goed is begrepen door het drietal. Beneden in de hal zit mijn klas pauze te houden, ik ga naar ze toe, ik roep de drie bij me en vraag ze of ze de toets allemaal alleen hebben gemaakt of dat er enige samenwerking op losgelaten is. Ik zie het gelijk aan de “snuitjes”; samenwerking. En ze geven het ook maar gelijk toe, ze kennen me ondertussen wel. Maar, zegt er één, wat u daar van ons vroeg is ook wel erg moeilijk hoor om niet te doen! Nou, dat begrijp ik best wel, kat op het spek. Ik vertel ze dat ik met dhr. Hartman heb gesproken en hem heb gevraagd wat zijn inschatting was en dat ook hij dacht dat dat het geval was en hij er met humor naar kan kijken. Ze dus even zelf naar hem toe moesten gaan om dit te bespreken. Daar zagen ze wel een tikkie tegenop “Ja maar hij wordt vast héél boos juf!!” en verschillende opties van uitstel kwamen op tafel. 124


Op mijn: “Nee, beter nu” vertrokken ze met licht opgetrokken schoudertjes en wat sip kijkend richting trappenhuis naar boven. Ik keek ze na, zag ze even dralen bij de deur en hun blik achterom op mij (ze staat er nog…), waarna ze definitief door de deur verdwenen, als lammetjes op weg naar de slachtbank. Hoe het verder ging. Eenmaal boven had mijn collega Eppo ze gezegd dat het goed gemaakt was, wel een 9. En dat ze die voor hun cijfer door 3 mochten delen. Het had heel even geduurd voor dat kwartje landde, maar toen begrepen ze hem. Het was natuurlijk niet serieus bedoeld geweest, even een dolletje, een kort moment van wit om de neusjes en uiteindelijk zijn ze er met alledrie een 6 goed van af gekomen. Samenwerken: een waardevolle competentie. Leerlinggestuurd: ach, ze kunnen zoveel als je ze het initiatief zelf laat nemen. En het experiment? Ik beschouw het als boven verwachting geslaagd.

125


Bruggertjes

Ik heb een hele grote klas 1 TL dit jaar waar ik beeldende vorming aan geef, en ik heb er mijn handen aan vol. Leuke vrolijke kinderen, ze hebben het erg gezellig met elkaar, en zijn dus als muizen in een te kleine kooi ook érg druk in de “vrije” les die beeldende vorming is. Al weken probeer ik de groep jonkies in het gareel te krijgen zonder al te veel op straf te gaan zitten, maar wel duidelijk te zijn. We hebben een naamkaartje gemaakt, zijn nu bezig met portretten waarbij je de ander tekent en wat hebben ze het leuk met elkaar….. En wat maken ze daarbij zonder er erg in te hebben een lawaai. Het kwettert, het grapt, het draait en woelt, het kletst, het ‘muist’ en bruist dat het een lieve lust is. Met daarin een paar opvallende figuren die de boventoon zingen en al kwetterend steeds vrolijker en harder, de rest volgt als het koor dat inzet na die eerste tonen. Ik moet om ze glimlachen. Maar het moet wél rustiger, en iedere les weer is dat iets wat speelt. 126


Ik probeer van alles, en merk met het ouder worden, dat een zekere mildheid mij eigen begint te worden en ik veel met creatief straffen en humor op probeer te lossen. Stemverheffing is echter niet altijd te voorkomen. De les gisteren zijn we gestart met de presentatie van drie tekeningen, strafwerk, met als thema: teveel beestjes in een te kleine ruimte. De drie boosdoeners die de vorige les te veel onrust veroorzaakten hadden dat als thuisopdracht meegekregen en waren stralend vertrokken na aanvankelijk afwachtend verschrikte blikken, want bij het terugkomen voor straf bij die lange juf met dat zwarte haar en die groene ogen en dan deze opdracht krijgen had er één uitgeroepen: “Maar dat is geen straf hoor juf!! Dat LEUK!”. Waarop ik zei: “Nou, dit is écht wel straf hoor.” Gisteren had ik de hele klas na schooltijd terug laten komen, dan maar even zo. Ik zat op de tafel, 28 verschrikte blikken, grote ogen, afwachtend op mij gericht. Wat zou ik gaan doen, hoe lang zou het gaan duren….. oei. En ik zeg: Nou, vertel het me maar, hoe gaan we dit oplossen? Daar hadden ze wel ideeën over en de meest bijdehandte, Thomas de Zeeuw, nam theatraal het woord. Nou juf, u moet het doen zoals mw. A, daar zijn we héél stil! Hoe doet mw. A het dan? Vraag ik. Nou, juf, en hij gaat er bij staan, kijk, dat doet ze zo (en hij staat strak rechtop met zijn kleine lichaam), dan waarschuwt ze ons met héééle strenge stem en dan kijkt ze ons heel boos aan!” De klas knikt instemmend, en eentje zegt: “We zijn echt heel bang voor haar”. Of zoals mw. B, zeggen ze, zoals die het doet, dát werkt ook!” “En wat doet die dan?” Vraag ik. “Nou, die roept héél hard 1…..2…..3!!

127


Een demonstratie van hóe hard en op welke toon, waarop volgt “En dan zijn we bij 1 al stil juf! “Zó, dat is mooi”, zeg ik. “Of”, zegt een derde, “u moet doen zoals in die reclame van de Jumbo” en er volgt weer een demonstratie van hoe ik dat dan zou moeten doen. U moet dan heel hard roepen: Jóngens!! Ik ken de reclame, een moeder in een mannenhuishouden die alles laten slingeren, waarbij ze telkens enigszins vermoeid gelaten zegt: “Jongens…..” en uiteindelijk als ze uitglijdt over de bananenschil, komt er een heel hard en ferm “Jóngens!!” uit. Ik moet lachen. En aangemoedigd door mijn lach en de ontstane goedmoedige sfeer, worden ze een tikkeltje overmoedig: tijd om de rust weder te laten keren en eindafspraken te maken. Want ik meen het natuurlijk wel en dat moet goed duidelijk zijn. Ik vertel ze hoe ik het ga doen en waarom. Omdat er in deze klas veel kinderen zitten die gewoon lekker aan het werk zijn en goed resultaat hebben. Zij baat hebben bij een goede werksfeer, waarbij het niet doodstil hoeft te zijn, maar het wel prettig is, en dus rustig. “Jongens”….

128


Bijenkorven & wespennesten.

In een nijvere werkkring kan het een drukte van belang zijn. Drukte is bedrijvigheid, productiviteit. Maar soms ook: onrust. Er wordt verzameld en gebouwd, hard gewerkt, maar daar kun je een heel spectrum aan beschouwingen op loslaten. Is het een bijenkorf, met heerlijke honing als eindproduct, of kaarsen van was? Of is het een wespennest, met een vorm waarvan je, als je het bestudeert, een beetje naar gevoel in je maag van kunt krijgen, alsof je naar de hersenen van een buitenaards wezen kijkt. De bijenkorf vs het wespennest, allebei gebouwd door nijvere gevleugelde en onmisbare diertjes, maar toch zo anders. In sfeer, in Gestalt, in vorm, in product. Teamprocessen, wat is het soms ingewikkeld zonder dat het dat zou hoeven zijn, althans dat denk ik dan. Wat doen mensen toch moeilijk en wat zitten ons ego en alle daaraan verbonden belangen en (on)machtsconstructies ons soms 129


ontzettend in de weg. Het maakt blind, of het vertroebelt of vervormt de werkelijkheid en alles wat daarin nodig en gewenst is om gezamenlijk goed te functioneren, opbrengsten te genereren. We nemen waar met oren die niet willen horen, we kijken met ogen die niet zien. En om over wat we spreken nog maar te zwijgen… Horen of luisteren, kijken of zien? Een kwestie van perceptie. Misschien dat je het als volgt zou kunnen stellen: Horen en kijken vormen de essentie van het wespennest . Luisteren en waarnemen vormen de essentie van de bijenkorf. Ik zie jou, zie jij mij? Ik luister naar jou, luister jij naar mij? Ik heb aandacht voor jou, heb jij aandacht voor mij? Onze school: wespennest of bijenkorf. Horen en kijken, of luisteren en werkelijk ook zien. Het is als filosofische overpeinzing interessant om over na te denken. Beiden hebben ze hun plaats in de wereld. Maar: slechts één van de twee maakt van de nectar daadwerkelijk honing.

130


Boerengolf

In een weiland lopen 42 jongeren van een jaar of 15 rond te banjeren met een stok in de hand met daaraan een klompje. Her en der liggen verspreid ballen van verschillende kleuren, de koeien in dezelfde wei grazen onverstoorbaar door en de schapen scharrelen ertussendoor. Een mengeling van Engels, Nederlands en Spaans schalt over de uitgestrekte weidelanden, vergezeld van een dof geluid als de klomp aan de stok een bal raakt en hem meters verderop met een beetje geluk in een verse koeienvlaai doet belanden. Of een plons als hij in de sloot belandt. Gelach. De zon schijnt, stapelwolken tegen de blauwe lucht, molens in de verte, weilanden, boerderijen en vaarten zover de horizon strekt: we zijn in Holland en we doen aan educatieve recreatie. 131


Ik kijk uit over het hele gebeuren, de camera in de hand en zie in de verte 3 jongens met hun klomp aan stok fanatiek op de grond slaan. Wat zijn ze nou toch aan het doen? Het gebeurt met een (zelfs op de zeer grote afstand waarneembare) fanatieke overgave en ik kijk met argusogen toe, want de kans dat er een klompstok breekt lijkt me niet onwaarschijnlijk. Het gaat zeker 10 minuten door en ik heb geen idee wat ze aan het doen zijn. Ze hebben het er in elk geval heel druk mee en het lijkt met volle overgave en veel plezier te worden gedaan. Na 10 minuten fluit ik op mijn vingers in de hoop ze te bereiken, alle andere leerlingen komen langzaamaan alweer terug scharrelen van dit sportieve boeren evenement, al dan niet schone kleren nodig hebbend door bevuiling door losgeslagen koeienvlaai of andere boerenproducten die er in zo’n weiland rond kunnen vliegen als je de bal raakt. Het groepje kijkt even op, en voor een kort moment staakt het woeste hakken. Dan gaan ze weer vrolijk door, blijkbaar besluitend dat “de baas” op voldoende veilige afstand staat om werkelijk in te kunnen grijpen op hun net aan ongeoorloofde oorlog met de bodem, of wat het ook is wat ze aan het doen zijn. Bij terugkomst meldt leerling G dat hij veel plezier heeft beleefd aan het opdrijven van de schapen, het een echte uitdaging was geweest de hele kudde eigenhandig één richting op te drijven. Het een soort jachtgevoel had gegeven, “Wat u altijd zegt over dat we eigenlijk op mammoetjacht zouden moeten kunnen gaan juf”. Dat vind ik inderdaad.

132


Als de drie hakkers arriveren, vraag ik wat ze nou toch eigenlijk aan het doen waren daar in de verte. Het antwoord is dat ze met de klompstok een diepe kuil aan het hakken waren in het weiland voor als ze achtervolgd zouden worden door een koe, die zou dan in de kuil vallen met zijn poten (en zou breken neem ik aan) en ze zo zouden kunnen ontsnappen aan het zo gevaarlijk op hol geslagen wildebeest. Het wordt me hijgend van de opwinding verteld als zijnde wel een echte prestatie die goed overdacht was en niet gespeend van vernuft als het gaat om inventief omgaan met mogelijke gevaren die de natuur anno 2012 ons mogelijk te bieden heeft. Toch mis ik de mammoeten voor net dat beetje extra uitdaging!

133


De ratrace

Toen ik tien jaar geleden voor de klas ging, hadden we één open dag en die was ergens in april. Een dag dat we ons beste beentje voor zetten, onze bezoekers en geïnteresseerden in onze school welkom heetten, voorlichting gaven over wie we waren en wat we te bieden hadden, en het resultaat was steevast een A tot en met G klas. Dat zijn ongeveer 115 leerlingen op onze VMBO groenschool. Ik denk soms met heimwee terug aan die periode. De dependance aan de Huisteveldelaan waar ik les gaf viel van ellende uit elkaar, een soort uit de hand gelopen stacaravan; klein, gammel, tochtig. Een oud stenen gebouw; de onderbouw van ons VMBO Groen college. Online konden we er de eerste jaren niet en voor cijfers invoeren gingen we naar het hoofdgebouw, in de wachtrij, want slechts vier werkende computers beschikbaar. Later kregen we zelf drie computers die online konden en die stonden in een ruimte van één bij drie, het kapstokhok. Buitengewoon knus zat 134


je dan schouder aan schouder en met de jassen in je nek, met een collega je cijfers in te voeren. We waren er meestal met ongeveer tien lesgevende collega’s aan het werk, plus de dame van de huishoudelijke dienst, de conciërge, de teamleider onderbouw en de zorgcoördinator. En dus ook ruim 230 leerlingen, bovenop elkaar. Een kippenhok. Het was eigenlijk zó klein dat je alles in één blik kon overzien, altijd dichtbij was, zowel bij de leerlingen, als bij je collega’s. We gaven er les. In oude lokalen, met soms beschilderde muren en gaten in het stuc, aan oude tafels en op oude stoelen. We zakten er nog net niet door de vloer. Soms nam een kind een huisdier mee naar school, of zelfs een pony die dan gewoon door de gang liep voor een spreekbeurt Tien jaar geleden was er aanzienlijk meer autonomie voor de docent en minder administratie te doen. Je cijfers invoeren was eigenlijk de adminkant van het werk, en natuurlijk werden er verslagen gemaakt van een aantal LWOO leerlingen, maar dat deed de zorgcoördinator en het was allemaal wel wat eenvoudiger dan nu. De meeste tijd besteedde je aan lesgeven en aandacht voor je leerlingen. En je collega’s. Een periode voor mij waar ik hele goede herinneringen aan heb. Tegen de zomer, als het lekker weer werd, ging je wel eens naar buiten met je klas. Voetballen, soms gewoon zitten in het gras met de klas en genieten van het mooie weer, of de ervaren biologiedocent nam de klassen spontaan mee voor een wandeling door de omgeving, vertellend over alles wat groeit en bloeit, en dat vonden de leerlingen leuk. We hadden een tuintje buiten, ons tuintje, 135


waar de leerlingen in konden werken, en we hadden nog kerngroepen: één docent die het merendeel van de lessen gaf aan zijn of haar mentorklas en die met de leerlingen kon lezen en schrijven, letterlijk en figuurlijk. Als er wat was, zat je er bovenop, de eersteklassers kregen nog een eigen eerste disco waar we doeken voor ophingen en leuke lampjes, en waar het jonge grut urenlang tegen de wand geplakt hun eerste disco beleefden, met als hoogtepunt de wedstrijd luchtgitaarspelen. Sint kwam nog op bezoek, mijn toen nog 5-jarige dochter en ik waren zwarte piet, dikke pret met alle leerlingen samen en het hele gebouw lag onder de pepernoten. En tweemaal per jaar hadden we Open Podium, onder de bezielde begeleiding van onze toenmalige muziekdocent, die al zijn klassen altijd voorlas voor de les begon. Ik was zelf ook nog actiever: we deden bijvoorbeeld het Jackson Pollock project: op een groot doek buiten op het plein, met emmers met verf, pollepels, overals en een dreunende beat. Of we maakten totempalen met alle klassen voor het midzomerfeest wat ik organiseerde. CKV dans met alle leerlingen op het plein, in de zon. We draaiden krakkemikkige projectweken, startten de dag om 8.15 uur samen met wat wij noemden “het gebed” waar er even werd doorgenomen wat er van de dag te verwachten viel, welke leerlingen er problemen hadden en wensten elkaar een fijne werkdag. We rookten nog een sigaret in de docentenkamer, zittend in het open raam. Als beginnende docent kreeg ik alle steun van de collega’s daar zonder dat dat georganiseerd hoefde te worden: we waren er voor elkaar.

136


Er werd veel gelachen, en er was natuurlijk ook wel eens wat aan de hand, maar we waren een team en kenden elkaar. En altijd stond er een grote pan soep klaar. Het was leuk en ontspannen; dit was ons schooltje. Gisterenavond stonden we met alle collega’s klaar op de eerste voorlichtingsavond. Bij de deur van ons grote, mooie nieuwe schoolgebouw met zijn prachtige ligging. Gastvrij en vriendelijk glimlachend, welkom welkom, fijn dat u ons komt bezoeken! Een speech van de teamleider, een speech van de jaarlaagcoördinator klas 1 en na drie kwartier luisteren naar een berg praktische weetjes, mochten de aanwezigen door de school langs de vakken. En dat is slechts het begin, want er volgen nog twee open dagen, er worden basisscholen bezocht, proeflesjes gegeven, leerlingen klas 1 gaan werven op de basisscholen, de PR molen draait op volle toeren. Want we moeten werven, het is onze boterham, je bent een professional of je bent het niet. Mijn dochter van 14 een avond alleen thuis, ik had vier mensen rond te leiden…. Vier! Alle vier waardevol, maarhet woog voor mij niet op tegen die ene thuis…. En volgende week zit ze weer een avond alleen thuis, want Open dag. ’s Middags mopperde ik iets tegen een collega over de “extra” avond die ik “op moest komen draven”, hoe we vroeger aan één open dag genoeg hadden voor hetzelfde resultaat en ze zei: “Maar vorig jaar was het wel heel gezellig!”. Ik keek haar aan en zei: “Nou, ik heb het thuis óók heel gezellig met mijn dochter, en zij met mij”. Het was even stil, en toen zei ze: “Ja, ik begrijp je punt….” Want gezellig, ja natuurlijk is dat fijn en belangrijk, maar we kijken vooral tegen het feit aan dat we als school (en dat geldt voor alle scholen) in een bizarre 137


wedstrijd “leden werven” terecht gekomen zijn, een ontwikkeling die maar toeneemt en toeneemt en waar alle scholen verplicht als in noodgedwongen, steeds meer inspanning op moeten zetten, want iedereen doet het. Je moet mee! De open dagen schuiven steeds verder naar voren, het worden er meer, het moet allemaal beter, groter, mooier en er is geen ontkomen meer aan. We móeten mee om niet achter te blijven de andere scholen die op hun beurt weer mee moeten om niet achter te blijven bij ons…. We poetsen het gebouw, de lokalen, de lessen en onszelf op tot een glanzend en kostbaar kleinood, hier moet je zijn, hier is het het beste, kijk ons eens, zijn we niet mooi? Wij glanzen en laten uw kind óók glanzen. Ik glans, jij glanst, wij glanzen. Oogverblindend. Ironisch is dat mijn dochter nu op een school zit die helemaal geen mooie glanzende open dag had. De docenten stonden niet verwelkomend bij de deur, je moest ze eigenlijk zoeken, vaak zaten ze ergens achterin het lokaal een beetje onzichtbaar op een stoel, te zitten, misschien vanuit de gedachte dat het type onderwijs (Vrije School) zichzelf wel verkocht, en niet zij. Het gebouw is oud en muf en niet up to date. Op de open dag heb ik één computer gezien in het hele gebouw. Ik had zelf tijdens de open dag daar het gevoel dat ik me door de spinnenwebben heen moest worstelen en het geheel deed vooral stoffig aan….. En het had inderdaad invloed op onze schoolkeuze want haar eerste jaar middelbare school is ze naar een goed gefaciliteerde school gegaan met een prachtige open dag, waar ze zich direct thuis voelde…..

138


Na een jaar was ze er weg, want de realiteit in het dagelijkse schoolgaan en in de klas was toch een beetje anders en ze zat geknakt, dof en gebroken op mijn bank te huilen dat ze niet meer naar school wilde. Een hartbrekend tafereel, een kapot en beschadigd kind wat niet begeleid was, en niet geholpen was. Niet gezien was. Nu glanst ze weer enigszins, na anderhalf jaar herstel, op haar plek in een school met een destijds buitengewoon muffe open dag en muffige aandoende docenten, maar met, weet ik nu, een goed hart voor de leerlingen en het prachtige, veelzijdige onderwijs wat ze aanbieden. Puck wordt weer gezien. Dat verdient ieder kind. En zelfs ik, die beter zou moeten weten, heb me laten misleiden of verleiden destijds, door schone schijn. Onze open dagen komen er aan en we tonen ons van onze beste kant, zoals de meeste scholen dat doen. En we kunnen het absoluut waarmaken, zeker wel. Het is een goede, fijne en veilige school voor de leerlingen met veel goede docenten die lesgeven met hun hart en beste intenties. En ik geef ouders graag iets mee van wat wij willen en kunnen betekenen voor hun kinderen. Dat is helemaal het punt niet. Maar: ik vind het jammer, héél jammer zelfs, dat dat niet meer in beeld kan komen zoals dat tien jaar geleden met één enkele open dag nog kon…. Dat scholen tegen elkaar opbieden, en dat telkens weer meer en meer nog steeds te weinig is in deze dolgedraaide maatschappij waar alles een wedstrijd lijkt te zijn geworden. 139


Mooi-weer wiskunde

De eerste mooie lentedagen zijn een feit en dan is het goed toeven op onze voormalige land- en tuinbouwschool, tegenwoordig VMBO groencollege geheten. Onze lerarenkamer ligt op het zuiden, met een deur naar het terras. Bankjes in de zon, schapen met hun lammetjes in het weiland voor de deur, een specht in de verte, een slechtvalk op ons dak, buizerds in de lucht, uitzicht over het Groene Hart tot aan Delft aan toe en enkel geluiden van de natuur. In de verte hebben de leerlingen pauze en die hebben het heel druk bij de sloot; het wachten is op de eerste natte broekspijpen. Ze hebben dikke pret, en vanuit de verte zijn de eersteklassers net vrolijke jonge veulens. Bovenbouwers hangen in hun pauzes loom blackberry-end in de zon, ĂŠĂŠn en al milde vriendelijkheid. We hebben een fijne lieve school.

140


Ik zit met een paar collega’s, waaronder een nieuwe wiskundedocent. We praten natuurlijk over het weer en het gesprek komt op lesgeven. Ik zeg tegen hem; “Maar je kunt ook lekker naar buiten gaan met je klas. Kijk, die sloot, daar kun je toch een hele leuke wiskundeopdracht aan verbinden voor ze? Brug bouwen, de hoek van de walkant meten, uitrekenen hoe lang de brug moet zijn. Er kan van alles hier.” Hij lacht wat gereserveerd. Ik probeer hem er van te overtuigen dat dat echt een optie is bij ons op school, mits met mate toegepast. Hij reageert niet erg enthousiast. Ik vraag hem of hij soms denkt dat dat niet mag, en dat bevestigt hij. Het verbaast me soms dat met zo’n fantastische omgeving als wij hebben bij onze school, de wiskundedocenten en hun klassen elkaar niet staan weg te ellebogen om de theorie eens op zo’n leuke manier aan de praktijk te verbinden en het onderwijs zoals dat zo mooi heet ‘ervaringsgericht’ te maken. De biologiedocenten met hun klassen elkaar niet het Heemkruid en de madeliefjes wat gevonden is uit de handen staan te trekken, de klassen die Nederlands, Engels, Duits hebben niet associatief woordspelletjes aan het doen zijn in een kring in de zon met de omgeving als uitgangspunt. Nask niet meet hoe het volume in de sloot toeneemt als je er met de hele klas inspringt…. Zoveel kansen, zoveel onbenut. En de ervaring heeft me geleerd dat dat ook niet gaat gebeuren, want slechts een enkeling neemt zijn klas mee naar buiten om daar onderwijs te plegen. Die cultuur, die is er niet. De praktijkvakken, ja die zijn al heerlijk buiten en er wordt geschoffeld en gespit dat het een lieve lust is. De meisjesleerlingen op hun hakjes, in witte broeken en elegante hemdjes, ploegen met een muziekje op vrolijk onze tuintjes op orde, zetten de violen in de grond en de lente straalt er af. 141


De jongens sjouwen met kruiwagens rond, waar ze bij voorkeur natuurlijk een klasgenoot (of meerdere) in vervoeren, één en al pret en spierballenvertoon. Bij dierverzorging worden de jonge dieren geknuffeld tot er een rood label aan gehangen wordt; een teken van dat het maximum aan knuffelen en oppakken voor die dag bereikt is. En de ramen van de lokalen staan natuurlijk wel open en verlangende hoofden, handen en geluiden komen uit het raam. In de pauzes stormen zowel de leerlingen als de docenten massaal naar buiten om de eerste lentezon te genieten. En natuurlijk zou het een onoverzichtelijke chaos worden als we met 500 leerlingen ervaringsgericht onderwijs zouden plegen buiten, allemaal tegelijk bloemen plukken, kevers rapen, lammetjes wegen, bruggetjes bouwen, in sloten duiken. En het spelen van associatieve woordspelletjes zou een kakofonie van jewelste geven als we dat allemaal tegelijk zouden doen. Maar nu is het misschien wel erg stil……

142


Duizend bommen en granaten

Soms heb je van die dagen dan heb jij zelf ‘het niet, maar je leerlingen ook niet. Soms ben je alert en weet je als je aan de dag begint dat het zo’n dag is. Je eigen antennes laten je weten dat je heel erg kalm zaken tegemoet moet treden, want het lontje is kort en je bent een wandelend vaatje buskruit. Soms weet je het wel, maar voer je de juiste maatregelen niet in, en kijk je een paar uur later wat beteuterd voor je uit op weg naar huis; dat ging niet helemaal goed vandaag…. Gisteren had ik zo’n dag. Na een hele lange dinsdag van lesgeven, vergaderen en een oudervoorlichtings-avond toe, was mijn emmertje wel leeg. Vooral het deel met ouders kan net even dat beetje too much zijn, want je wilt je toch van je beste kant laten zien zodat iedereen weet dat hun kind bij jou helemaal in goede handen is. Bleek en afgetrokken stap je dan na een lange dag in je auto, zwaaiend naar andere collega’s die hetzelfde traject hebben afgelegd die dag: lekker naar huis. 143


De volgende ochtend lijkt het wel te gaan, maar in de eerste les beeldende vorming, altijd een blokuur, vind ik mezelf halverwege ineens bulderend, en met veel misbaar een grote platte hand op mijn tafel plantend, terug. Duizend bommen en granaten, Captain Haddock is in the house! Mijn 3A mentorklas staat muisstil en in de stand waarin ze stonden toen mijn plotselinge uitbarsting startte, bevroren. Kwasten vol verf wijzen verdwaald omhoog, vastgehouden door bewegingsloze handen die ergens halverwege ooghoogte en op weg naar het schilderij zijn blijven hangen van de schrik. Grote ogen kijken me aan, sommige monden hangen half open en ik hoor een heel zachtjes “Zo hé…” Niemand durft iets te zeggen, te bewegen of te lachen. Ik tier mijn bekende riedeltje uit op volle orkaankracht, een echt weeralarm code rood en ze hebben het door. “En nu als de sodemieter aan het werk” bulder ik als afsluiting, “en wee degene die het woord scooter nog in de mond durft te nemen, want ik laat je gewoon strafwerk schrijven!!” Als in een film komt er in slow motion weer beweging in de groep en hoor je in eerste instantie enkel het schuiven van de kwasten over het doek. Langzaam gaan ze weer wat actiever bewegen en ze praten fluisterend met elkaar. Het is een samenwerkingsopdracht en praten is dus nodig. Ik kijk rond, zucht eens diep en zeg; “Jullie mogen wel gewoon praten hoor, je hoeft niet te fluisteren, maar hou je gewoon vooral bezig met je werk… Waarom de uitbarsting? Feitelijk omdat ik te moe was. Deze week voor het project al enorm heb lopen sleuren en trekken aan ze om het werk goed ingeleverd te krijgen voor het aanstaande rapport. Omdat ik dat werk, meer dan 200 cijfers voor deze klas alleen al, nog moet gaan zitten nakijken en invoeren, ik 18 websites met het werk na moet gaan lopen, 144


zaken uitgesteld heb, voor mijn gevoel te soepel ben geweest voor ze en ik nu gewoon, kinderachtig bijna, wil dat ze braaf en goed werken in deze les. Omdat ze aan het begin van de les met chagrijnige gezichten over de tafels hangen, me verveeld en ongeïnteresseerd aankijken en niet vooruit te branden zijn zonder een lichte dreiging van mijn kant over of nu minstens een pink gaan bewegen, of om half 4 terugkomen. Ze na zoveel lessen beeldende vorming nog steeds schilderen zonder een pot water op de tafels te hebben staan en kwasten liggen te verdrogen. Er met kleine kwastjes tergend langzaam grote vlakken worden ingeschilderd, ze met zwart beginnen waar ik duidelijk heb verteld dat zwart het láátste is wat je doet… Ze er, eenmaal op gang, een gezellige bende van maken waarbij er óók gewerkt wordt, maar zeker net zoveel tijd besteed wordt aan op een kluitje, te ver van het werkstuk vandaan, praten over bijzaken zoals scooters, make-up, chillen, msn-n en andere belangrijke bijzaken. Ik werd boos omdat ik een makkelijke les wilde met een ijverige, geïnspireerde, goed getrainde klas, die luistert naar de instructies die ik geef, die aanwijzingen toepast en roept: wát een fijne leuke opdracht juf! Konden we dit altíjd maar doen!! Met bijbehorende adembenemende resultaten, en enkel harmonie, engelengezang en blije, dankbare gezichtjes. Werken we hard genoeg juf? Bent u tevreden over ons? Wij zijn ook blij met u hoor, u bent de beste! In Utopia vallen soms bommen en granaten….

145


Studiedag voor onderwijsvrouwen

Afgelopen zaterdag bezocht ik een studiebijeenkomst georganiseerd door de CNVO vrouwenbond in Utrecht. Het programma zag er interessant uit, wij moeten ons bekwamen in vanalles en nog wat, dus heb ik me ingeschreven om deze bijeenkomst bij te wonen. In de ochtend een lezing van Gerard Weide, ’s middags de workshop “veranderen is leuk” en een meditatieve schilderworkshop naar aanleiding van het Zonnelied van Assisi. Bij binnenkomst valt de zeer gevarieerde pluimage van de deelneemsters al direct op: een dame uit de Biblebelt met de karakteristieke knot, hoog dichtgeknoopte witte blouse en mantelpak tot over de knie. Oudere, doorgroefde basisschoolleraressen zoals ik ze ook bij Puck op de basisschool zag lopen, kekke hippe veertigers, jonge frisse meiden, dames waarvan je zou 146


zweren dat ze toch al enige tijd met pensioen zouden moeten zijn, opvallende types en grijze muizen. Vrouwen in alle soorten en maten en allemaal met dezelfde gedrevenheid (neem ik aan) want ze zitten allemaal op hun vrije zaterdag in deze studiebijeenkomst. De ochtend begint met een lezing van Gerard Weide, bekend van de kanjertraining, zelf ex docent en een kleurrijke man die goed kan vertellen. Zijn openingszin is: “er is iets helemaal mis met deze maatschappij” en hij begint te vertellen waarom. Zijn verhalen brengen aandachtige beroering in de zaal en roepen vragen en discussie op, een enkele vrouw spuit fel haar ongenoegen op zaken en dat lucht blijkbaar op. Of de lezing nou werkelijk ook expliciet over het onderwerp wat aangekondigd is gaat, dat is deels zijdelings, maar het maakt niet uit. Het gaat over macht, onmacht, repressie, frustratie, vertrouwen, puppytraining, klassenmanagement en hoe willen en kunnen we in deze samenleving met elkaar omgaan en hoe staan we voor de klas? Hij schetst 2 actuele modellen waar je als docent mee te maken hebt. Hij boeit, zijn betoog boeit en de tijd vliegt voorbij. De eerste stof tot nadenken is binnen, op naar de lunch. ’s Middags eerst de workshop “Veranderen is leuk” door Hans van Dinteren, ex teamleider en nu coach bij CNVO. Hoe gaan we met al die veranderingen die we op ons bord krijgen om en hoeveel invloed kun je op zaken uitoefenen? De workshop geeft veel commotie, beroering, onrust. Hans zegt hele zinnige dingen die tot nadenken stemmen en rolt een aantal balletjes heel rustig terug naar de groep.

147


Op het bord verschijnen de cirkel van invloed met daaromheen de cirkel van betrokkenheid. Wat ligt binnen jouw invloedssfeer en hoe communiceer je zaken zodat je ook werkelijk invloed hebt op “hoe het gaat”? Ga je zeuren, ga je in gesprek, en hoe? Kies je wel de juiste ingang of zit je in je cirkel van betrokkenheid, maar buiten je cirkel van invloed? Sommige oudere docentes melden dat ze veranderingsmoe zijn, anderen zeggen dat veranderen leuk is en bij je vak hoort, een competentie is, bijna, en ook: logisch. Alles verandert, onderwijs ís de maatschappij en dus hoort veranderen en aanpassen aan de huidige maatstaven erbij. Echter: de formulierencultuur die is ontstaan leidt tot massaal protest in de groep, bizar veel en tijd rovend van het werkelijk bezig zijn met de leerlingen zelf. Niet alleen op mijn school dus ‘een ding’. Gespreksleider Hans is goed in het plaatsen van maar al te ware, relativerende opmerkingen, maar erkent ons tegelijkertijd in de onrust en de kritiek. Het is namelijk allebei waar…. De discussie breidt zich door middel van wat eenvoudige actieve werkvormen uit naar meer discussie: onvrede over de huidige regering, de bezuinigingen, competenties, hoe geld belangrijker lijkt dan (de begeleiding van) de leerling, de werkdruk, het functioneren, of disfunctioneren, van schoolleiding en teamleiders, het gebrek aan erkenning en waardering wat je als leerkracht wilt krijgen, het vele moeten en hoe er meer en meer bijkomt, maar nooit iets af gaat. Of lijkt te gaan. En we dat zelf eigenlijk ook niet willen, vasthoudend volkje alsdat we zijn.

148


Een aanwezige teamleidster komt in beweging en protesteert een tegengeluid op de kritiek op teamleiders: zij doet dat zo niet, geeft wel waardering aan haar docenten want ze is zich er van bewust dat dat belangrijk is. Maar geeft ze ook aan, als iemand niet goed functioneert, pakt ze dat ook stevig en aanzienlijk minder complimenteus aan. We constateren dat zaken zo hier en daar zwart-wit worden geschetst en natuurlijk niet voor iedereen gelden, maar daarom niet minder relevant zijn. Beleving als niet te verwaarlozen factor? Aan beleving in elk geval geen gebrek en ook ikzelf voel het borrelen en bruisen. En: hoe we door zo intrinsiek gemotiveerd te zijn, soms moeite hebben met veranderen en loslaten omdat we zo enorm investeren in onze baan, tot aan het schrijven van ons eigen lesmateriaal toe. En hoe zit het met onze eigen verantwoordelijkheid in zaken die we hier bespreken en hier en daar bemopperen? Het gaat er over hoe docenten NIET staken en waarom niet. Waarom we wel protesteren in kleine kring en de wandelgangen, maar in de dagelijkse praktijk zo braaf alles doen wat ons opgedragen wordt. Wat voor volk zijn wij docenten en onderwijsmensen eigenlijk? Deze workshop is soms echt een kippenhok met veel commotie, protest en onvrede over de gang van zaken. Maar ook met tegengeluiden en opbouwende, relativerende positieve input. En aan het einde nog lang niet klaar‌‌ We komen er natuurlijk niet uit, maar het geeft wel inzicht en prikkelt. Want op dit moment voor mij erg actueel en het gaat over zaken waar ik me al weken mijn hoofd over breek. 149


Wat een brave, gezags- en plichtsgetrouwe doelgroep zijn we toch…… Althans: wel de groep die hier zit en dat zijn zo te zien en horen, en hoe bedrieglijk het uiterlijk ook zo hier en daar, al vrouwen die bereid zijn op hun school het gesprek aan te gaan met collega’s en teamleiders. Nieuwsgierige vrouwen die hier niet zitten om te zeuren, maar om te kijken naar de mogelijkheden en kansen, en die willen leren. Kortom: een workshop die tot nadenken stemt, zo hier en daar meer vragen oproept dan antwoorden geeft, maar mij persoonlijk ook helderheid geeft op wat ik wil bereiken, al heb ik de vorm nog niet op orde. Mijn laatste workshop was een rustige: een meditatieve schildersessie op basis van een gedicht van Franciscus van Assisi. De vrouw naast mij barst in huilen uit, ze is overstuur want ze kreeg de dood als thema en dat was erg actueel voor haar. Het bleek uiteindelijk, want het rondje ‘deel je ervaring’ was natuurlijk onvermijdelijk, over haar recent overleden kat te gaan. Ik zie wel dat schilderen voor iedereen een rustmoment geeft om even naar binnen te gaan, er een prettige goede sfeer hangt en men geconcentreerd aan het werk is, en ikzelf ook. En dus als aanvulling op het programma een mooie workshop na alle commotie van de eerdere sessies. Weer op weg naar huis ben ik helemaal leeg. Ik merk dat als ik op dat moment zou moeten navertellen waar het allemaal over gegaan is, ik het niet kon herhalen; te veel informatie. De zondagochtend met een bak koffie achter mijn computer brengt het allemaal weer terug en ik begin te typen. Moedig voorwaarts in (w)onderwijsland maar weer. 150


Loopbaanoriëntatie

Een toekomstige loopbaan begeleiden in een onderwijssysteem wat niet voor alle leerlingen passend is, is een bijzonder vak om te geven. We zijn in de periode van stages, eind van het schooljaar dûh, nog meer dûh en dûh aanbeland en het jonge leven hangt het uit tot de zomervakantie. En dit is het beeld wat de leerlingen op dit moment afgeven; hangend aan hun tafel, met één waakzaam oog, want de onvoldoende voor meestal wiskunde die “Dat wordt doubleren!!” roept en wat tot onverschillig tonende, maar onderdrukte paniek leidt. En met het andere oog slaperig, want je bent vijftien jaar en helemaal wakker wordt je op zo’n dag nergens echt, en wil je ook niet worden ook. Voor een groepje leerlingen die mogelijk, misschien en eventueel- als, naar het Grafisch Lyceum willen is het gelukt iets te doen vanuit het vak LOB wat “anders” is. 151


Een professionele fotografe die ik ken wilde wel wat doen met deze kids, gratis en voor niks, want ze vindt het belangrijk dat hoe eerder je bij je passie komt, hoe beter het is; dat scheelt je een hoop tijd, onzekerheid en geworstel. En dan denken wij ouwetjes terug aan vroeger, kwam jij net die ene docent tegen die een verschil maakte? Ik wel, en Hannah, de fotografe niet, maar zij is er van overtuigd dat ieder kind dat verschil wel verdient. Dus zet ze zich in om deze zes leerlingen iets van haar vak bij te brengen in de vorm van een aantal bijeenkomsten. Deze leerlingen hebben moeite met het schoolsysteem en zijn niet de makkelijkste leerlingen in de klas. Ik heb al menig botsing met ze gehad, tot aan slaande deuren aan toe. Ik vind ze bijzonder, ze hebben mijn aandacht al een tijdje, maar oh, wat zijn sommigen soms onhandelbaar in de les. J. heeft er een queeste van gemaakt zich tegen mij af te zetten, maar op kamp ontdekte ik al hoe enorm creatief ze was. Maandenlang bleef ze boos, koppig, ronduit onbeschoft, provocerend en onbereikbaar. Ik stond op het punt om haar de toegang tot mijn lessen te gaan ontzeggen, maar voor het zover was besloot ik: biedt je hulp aan en wacht. Wacht. En observeerde ik haar en benaderde haar zoals je een schuwe kat benadert, omzichtig en respectvol. Voor je het weet krijg je namelijk een flinke haal. Tot de opdracht droombaan kwam en haar passie voor fotografie op tafel kwam, en ze mooie foto’s bleek te maken. J doet basisberoeps, maar denkt minstens MAVO en is zeker een kaderleerlinge. Als ze tenminste eens wat zou doen‌..

152


R heeft zwaar ADHD, totaal onhandelbaar, te druk, obstinaat en onlangs zijn zijn ouders gescheiden. R is boos en flink ook. Hij is ondertussen zo onhandelbaar in de klas dat hij de rest van het schooljaar buiten de klas werkt en iedere dag van half negen tot vijf op school moet zijn om over te gaan naar klas 4. R heeft een HAVO advies en doet kader. Hij wil acteur worden en fotografeert ook graag. S heeft een HAVO advies en doet kader. Hij heeft niet zo’n zin in leren. Maakt liever grapjes dan dat hij wat uitvoert. Hij heeft al een interne schorsing en een vierkant rooster achter de rug en of hij echt naar het Grafisch wil: we gaan het ontdekken, maar ik vermoed van niet. M is bijzonder. Doet kader maar is zó veel slimmer dan dat. Hij is boos, wil niks. Tot ik toevallig zijn passie voor vormgeven en fotografie ontdekte. Ik zag zijn gezicht opengaan, veranderen, een glimlach kwam heel even tevoorschijn en die heb ik sindsdien gelukkig vaker mogen zien. Hij wil naar het Grafisch. Maar is nog zoekende. En P, mijn eigen mentorleerlinge die vanachter haar bril en van onder haar haar verlegen en schuw de wereld bekijkt en me laatst zei: “Juf, ik denk dat er veel meer in mij zit dan er nu uitkomt”. En ik kon zeggen: Véél meer, heb nog maar even geduld. Ik ben zo benieuwd naar jou over een paar jaar!”

153


Blue Wednesday

Binnen een half uur na het starten van de dag tik ik aan in het derde lokaal met een drukke klas in mijn kielzog en de dringende wens mijn les te kunnen draaien zoals ik dat voor ogen had. We kijken een video deze twee weken, en daarvoor heb je een DVD speler nodig en wel één die het ook doet. In lokaal 0.51 waar ik sta ingeroosterd doet hij het niet. Al een tijdje niet meer ook trouwens. Collega Marc is bereid van lokaal te wisselen, dus verkas ik met mijn leerlingen, alle stencils, mappen, tassen en mobiele telefoons naar 0.59. Na opgestart te zijn blijkt de beamer het nét begeven te hebben: wel beeld maar geen verbinding én ondersteboven. De DVD speler doet het hier wel. Ik rommel wat aan de kabels en alles lijkt in orde. Ik roep de hulptroepen in en collega Ed klimt op de tafel om te kijken wat er loos is, maar ook hij krijgt hem niet goed. De lamp lijkt het grootste deel van zijn levensduur er op te hebben zitten en dan raakt het hele apparaat van streek.

154


Een rondje door de school dan maar, waar vind ik op woensdagochtend een leeg lokaal, met een werkende DVD speler, een werkende beamer en geluid....? Ik vraag de klas rustig te wachten, ik móet even weg om dit te regelen. Om de hoek mopper ik even bij collega Marrie, zoveel chaos op de vroege ochtend is me een beetje teveel. Ik knor van ongenoegen en denk geobsedeerd aan bamboe: wuif mee, buig mee. Ik schuif nogmaals een lokaal op: naar 0.60 en we gaan na het gebruikelijke gesjouw met alles, zitten. Ik start voor de derde keer in een half uur de boel op. De klas is ondertussen opmerkelijk rustig en ze werken en leven geweldig mee. Ik weet dat klassen dat doen als ze zien dat je je in het zweet loopt om zaken te regelen, schatjes zijn het dan. Dan hebben ze namelijk met je te doen. “De beamer doet het juf!” roept de klas opgewekt als het scherm oplicht. Ik mompel: “Niet te vroeg juichen, eerst checken of het geluid het ook doet....”Alles doet het! We kijken de film, al komen we niet zo ver als ik hoopte. Maar dat is niet erg, dat halen we volgende week wel weer in. Blij dat ik zit en alles werkt. Wél gaat er even een mail uit naar alle betrokkenen in de school die op dit facilitair haperen invloed uit kunnen oefenen! Repareren a.u.b. De laatste twee lesuren van die dag breng ik door in 0.45. De batterijtjes van de afstandsbediening van de beamer zijn op, al een jaar of twee schat ik zo. “Waar is de bezem jongens?” vraag ik. Hij wordt me aangereikt en ik prik licht zuchtend met de steel de beamer aan. Wel fijn dat er in dit lokaal een bezem is en ik niet op een tafel hoef te klimmen om hem aan te zetten. 155


Met als bonus van de dag dat de deur van dit lokaal (en niet alleen dit lokaal) hopeloos klemt. Als het pauze is en de klas het lokaal verlaten heeft, sluit ik de deur voor zover mogelijk ‘normaal’, doe een stap opzij en knal met een ferme schouderworp en mijn volle 85 kilo de deur waar hij hoort te zijn: in zijn sponning. Die is dicht en kan op slot, hoewel dat bij zoveel klem eigenlijk niet echt nodig is. Het schijnt, vertelde een collega me later op de dag, dat dat niet gerepareerd gaat worden omdat als de kachels weer gaan branden, de boel vanzelf weer in zijn sponning krimpt. En deuren weer gewoon met de hand in plaats van met het lichaam, geopend en gesloten kunnen worden. Klinkt goed! Misschien gaan weigerende beamers, afstandsbedieningen en haperende DVD spelers het ook wel weer gewoon doen als de kachel in de school weer aan gaat? Ik ga op weg naar een welverdiend bakkie koffie. De lesdag is bijna om. Alleen de klemmende deur straks nog open zien te krijgen.

156


Flubbelen

Iedere woensdagmiddag geef ik het keuzevak teken, schilderen, illustreren aan derdeklassers KBL en BBL die dat vak gekozen hebben. Nou, gekozen is misschien een groot woord. Ze hebben ergens in klas 2 op een formulier ingevuld dat ze dat wel wilden doen, niet gehinderd door al te veel besef van wat dat precies inhoudt. Ik begin de eerste les altijd met een rondje ‘waarom heb je het gekozen, wat verwacht je er van en wil je later iets gaan doen in de grafische sector?’ Enigszins ontmoedigend is dan dat in de groep van negentien leerlingen er slechts vijf zitten die het echt bewust gekozen hebben en er ook zin in hebben, en de rest er met een hoog ‘Mwah’ gehalte voor gekozen heeft. Dat mwah wordt expressief ondersteund door lichaamshouding en gezichtsuitdrukking, en laat niets aan de verbeelding over.

157


Uitspraken als: “Nou, ik wist niet wat ik anders moest kiezen” en ‘Ach, leek me wel leuk….’ En zelfs “Leek me het minst vervelend” komen dan het meest langs. Tsi is geen beeldende vorming, zeg ik dan, en ik zie de nodige snuitjes teleurgesteld kijken, dat is een tegenvaller, want ze hadden zich erg verheugd op kleien. “Het bereidt je voor op een MBO als het Grafisch Lyceum of een andere opleiding die over vormgeving gaat, zoals interieurontwerp” vervolg ik, en ik zie dat ik driekwart van de groep kwijt ben. Geen enkele leeftijdsgroep kan zo verveeld uit z’n ogen kijken als derdeklassers. Dûh. Talk to the hand. En het blijft daar niet bij; ze spreken, en verzuchten, zeuren, protesteren en klagen het ook recht voor z’n raap, luid en ongenuanceerd uit. Wat twee weken geleden tot een prachtige clash leidde waarbij ik drie pittige dames kordaat het lokaal uitgebonjourd heb met de krachtig gesproken woorden: “Vertrek nu héél snel uit mijn lokaal, ga lekker ergens anders de boel vervelen, kies iets wat je wél enigszins interesseert of desnoods wat je niet stomvervelend vindt, maar niet meer hier want ik ben er helemaal klaar mee!” en met opgeheven hoofd vertrokken ze, woedend. Stampend. Tierend. Op mij. Ik ging even in mijn ‘adem in, adem uit’ stand. Is allemaal weer helemaal goed gekomen en gaf drie mooie gesprekjes achteraf. En ze zijn gewoon weer in de les en sterker nog, ze werken en zelfs met enig plezier lijkt het wel! Je peinst je gek wat je ze aan gaat bieden zodat het toch ook voor de nietgemotiveerden aantrekkelijk is. Of downgradend gedacht: niet al te vervelend, toch gezellig, dat ze er toch nog íets van oppikken….

158


Je investeert, verzamelt materiaal, besteedt uren aan het maken of aanpassen van powerpointpresentaties over kleur, vorm, structuur, licht, en noem het maar op. Ik zoek aansprekend beeldmateriaal op Pinterest, en heb stapels met gelamineerd beeldmateriaal voor ze gemaakt, wat ik ze tijdens de les aanbiedt. En dat ligt daar mooi te wezen, al mijn voorbereidingswerk, maar geen hond die er naar kijkt, wat ik ook aan aanmoedigende dingen zeg. Of het uitdeel, ze onder hun eigenwijze neus duw en iets verzucht als “Goed dat ik hier tot gisterenavond 11 uur mee bezig ben geweest om het te maken…” Daar glimlachen ze dan wel om. Dat is lief van ze. Je wilt ze toch dingen aanbieden waarvan je weet; dat is belangrijk om te weten of zien als je iets gaat ontwerpen en zo is het ook nog inspirerend voor ze. Maar je weet het niet. Je weet misschien wel niets. Als docent denk je dat alleen maar. De werkelijkheid haalt je soms links en rechts in en op een zeker moment vind je jezelf terug aan je tafel, tussen je prachtige voorbeeldbladen, om je heen kijkend naar je bijenkorf, je hoofd ondersteunend met twee handen. Zuchtend, maar met een kleine glimlach. Beter maar met een glimlach. Je bent de docent in een scene van Koefnoen, Draadstaal, De Luizenmoeder, het is niet anders. Ze willen eigenlijk alleen maar ‘mooie dingen’ maken en moeten erg lachen als ik zeg dat ze flubbels moeten tekenen, lelijke dingen okay zijn, ik wil dat ze ‘rommelen’ en ‘fiedelen’. Mijn woordenschat leidt tot veel vrolijke momenten want ze vinden mijn woordkeuze wel heel raar…. Flubbel je wel genoeg? Dus zijn we nu met typografie bezig en sleep ik ze door de voorbereidende onderzoeks- en studieopdrachtjes heen. Met soms een succesje met verrassende resultaten maar ineens zie ik dan ook dat één van de meest 159


getalenteerde leerlingen uit de groep op het raam iets over staat te trekken wat ze ‘mooi’ vindt en wat ver, héél ver, buiten de opdracht is. Ik neem haar apart, spreek haar streng toe, ook met het oog op wat er van haar verwacht gaat worden op het Grafisch Lyceum. Wees origineel. Dit meisje heeft veel last van ‘puberteit’. Ik geef haar aan het eind een aai over haar bol en noem haar nog even ‘stomme puber’. En ik volhard in het klassikaal herhalend iets zeggen over flubbelen, rommelen, maak iets wat lelijk is, wees vrij, dans, in de hoop dat er een paar het oppakken en met een opmerkelijk lelijke maar boeiende voorstudie op de proppen komen. En dat gebeurt dan ook, ik prijs diegenen en ze kijken me verbaasd aan. Begrijpen het niet zo goed, want het is toch gewoon lelijk? Niet mooi als in mooi zoals zij denken dat mooi is? En ik zeg: over een paar jaar begrijp je het, let maar op. Ik overweeg om de volgende les te starten met op grote vellen, met houtskool, blind te tekenen op muziek. Op míjn muziek. Uit de jaren ’80. De Mercyseat van Nick Cave bijvoorbeeld. Of iets van de Sisters of Mercy. Hard, donker, recht uit de ziel en rauw, lekker lelijke dingen maken die overtuigend gekrast en geflubbeld zijn, waar rommelen centraal staat, je tot je enkels in de houtskoolresten staat en ook zelf een wandelende houtskoolveeg bent geworden en het geluid zo hard staat dat je het woord ‘mooi’ helemaal vergeet…. Dan gaan ze flubbelen op een heel nieuw level wat ze hopelijk nooit meer zullen vergeten.

160


Over de streep

De allermooiste en meest bijzondere lessen die ik met mijn klassen heb, zijn de lessen dat we de documentaire “Over de streep” kijken én in de kring napraten. “Als je me echt zou kennen, zou je weten dat….” Delen is het, ervaringen delen, elkaar beter leren kennen, weten waar iemand vandaan komt en daardoor elkaars gedrag ook beter kunnen begrijpen. Onbegrip wegnemen. Elkaar in vertrouwen (durven) nemen. Aan wederzijds vertrouwen en begrip voor elkaar bouwen en zo veiligheid in de groep creëren. Ik doe dat nu denk ik sinds zeven jaar met mijn klassen. Ooit begonnen met mijn eigen mentorklas waarmee ik ook altijd het jaar startte met een teambuildingsdag op het veld voor de school, om te ‘bonden’, elkaar te leren kennen, elkaar te gaan vertrouwen. 161


“Over de streep kijken” was toen ik het ging doen vooral een ‘wild’ idee, en ik had geen idee wat dat teweeg zou brengen in de groep. Wat de impact zou zijn. Leek me wel goed en niet gehinderd door al te veel voorkennis deed ik zoiets dan gewoon, enigszins impulsief. De emoties die het de eerste keer losmaakte kwamen voor mij dan ook totaal onverwacht; huilende leerlingen die volkomen overstuur raakten, elkaar in de armen vielen. Ach wat een tranen kwamen er los. Dát had ik niet voorzien. Ik schrok er van. En ook wat het deed met de groep in het moment, hoe verbonden ze waren in het delen, het herkennen en ervaren dat ze niet de enige waren die al het nodige had meegemaakt, en soms al hele erge dingen hadden meegemaakt. Gebeurtenissen waarvan je niet wilt dat ze het al hebben meegemaakt op zo’n jonge leeftijd. En hoe mooi om te zien wat het doet met een groep als ze er voor elkaar kunnen zijn, een knuffel, een aangereikte zakdoek, een onhandige aai over een rug, een hand die vastgehouden wordt. Iets kunnen betekenen voor elkaar. Die eerste keer moest ik improviseren met wat er gebeurde, ik was onvoorbereid en had het onderschat. Maar dat dit waardevol was stond buiten kijf en ik ben het blijven doen. Heb het uitgebreid en ben beter voorbereid. Na een paar jaar alleen met mijn mentorklas ben ik het met alle derdeklassers gaan doen. Met hun eigen klas, ergens in oktober. En is ‘Wie ben jij in de groep?’ een vast onderdeel van het programma Loopbaanorïentatie en begeleiding geworden bij ons op school. Een belangrijk onderdeel, vind ik. 162


Ik heb door de jaren heen schokkende verhalen gehoord en mijn hart gaat uit naar de leerlingen die deze verhalen vertellen, hun leven zo op tafel durven te leggen en de groep, en mij, daarmee in vertrouwen nemen. Ik heb groepen zien veranderen, in elk geval voor een tijdje, en de leerlingen waren er altijd positief over. Vroegen me ook of we niet een ‘echte’ Over de streep konden doen met heel jaarlaag drie, een vraag die ieder jaar weer terugkeert. En dan is het antwoord: “Nee, helaas, dat doen we op deze school niet.” Maar wat zou ik het graag willen….. Vandaag heeft klas 3F, een ingewikkelde basisberoepsklas, deze les gehad. Een klas waar wij als docenten onze handen aan vol hebben, en zeker ook ik. Met mijn vak en met wie ik ben als docentmens. Met mijn verwachting en wens van wat ik wil dat ze zijn met elkaar, met ons, met zichzelf. Met mij…. Vorige week een ontzettend moeilijke les met ze gehad en waarvoor ik in samenspraak met Peter Wubben tot een ongewone oplossing ben gekomen, en we die hebben uitgevoerd. Het hebben nabesproken ook, samen. Een groep die me raakt, die me soms met de handen in het haar doet zitten, tot wanhoop drijft, die me uitdaagt en ook; die me uitput. Zoals vorige week. Want ze raken me en maken dat ik me als docent af en toe onmachtig voel. Op het onbekwame af zelfs soms. Een groep waar de mentoren Siem en Bas ontzettend veel inspanningen op zetten; deze groep is met recht “Hard werken” te noemen. En na de les van vorige week en het gesprek met Peter dacht ik: “Wat nu? Hoe verder?” 163


Dus hebben we vandaag “Over de streep” gekeken, want deze klas had dat als enige nog niet gedaan. Mentor Bas was er bij en het was fijn om dit samen met hem te gaan doen. Ik had geen idee hoe het zou gaan lopen en het voelde toch als een risico, wat kon ik verwachten? Hoe zouden ze reageren? Zouden ze rustig worden? Durfden en konden ze het wel aan, juist ook met elkaar? Het was een prachtige les. Gestart met de uitleg; waarom doen we dit en wat verwachten we van je? En dan laat ik de ijsberg zien: dit is je gedrag, maar wie ben jij nou eigenlijk echt? Wat zijn de redenen van je getoonde gedrag? Ben je verdrietig en doe je daarom boos? Ben je gepest in het verleden? Zijn je ouders gescheiden? Heb je een dierbare verloren? Wie ben jij en wat is jouw verhaal? Wat weten we van elkaar? Een aantal leerlingen was onrustig, zoals altijd, en toonden storend gedrag direct al bij binnenkomst en tijdens het kijken van de aflevering. En dat vroeg enig correctiewerk van de mentor. Maar beter nog: klasgenoten gingen corrigeren, iets wat je in deze klas (te) weinig ziet, maar nu wel. En dat was door één leerling stevig en ronduit. En met resultaat. Eén leerlinge raakte geëmotioneerd tijdens het kijken, en moest even weg naar de gang. Een klasgenote ging met haar mee. Het werd gezien door de klas, genoteerd, en droeg bij aan meer rust in de groep. Na het kijken even een kwartiertje pauze, en daarna verder met het kringgesprek. 164


We zijn in de kring gaan zitten, een grote rol tissues net even achteraf, maar wel aanwezig. Weer een korte uitleg en het waarborgen van veiligheid: alles wat hier besproken wordt, blijft hier. Dat beloven we aan elkaar. En ook: we vragen van jullie om iets te delen, en doen dat zelf ook. Open je hart? Dus ik startte met: Als je me echt zou kennen, zou je weten dat….”. En vertelde mijn verhaal. Na mij volgde mentor Bas, met zijn verhaal. En het was rustig in de groep, en stil. Ze luisterden. En in de ronde langs alle leerlingen, vertelden zij zelf hun persoonlijke verhaal, ze deelden hun ervaringen met hun klasgenoten. Met tranen soms. Met stiltes. Met rust. Met troost. Verbonden met elkaar. Deze complexe klas die bekend staat als erg lastig, met leerlingen met gedrag waar je soms niet meer weet hoe er nog mee om te gaan en goeie oplossingen voor probeert te vinden; ze waren samen, ze waren een team. Ze namen risico’s en durfden hun hart te openen, eerlijk te zijn én naar zichzelf te kijken. En dat te benoemen naar hun klasgenoten toe. En naar ons.. En zelfs excuses aan te bieden voor hun gedrag aan de klasgenoten in een enkel geval. Het was een dag van groot vertrouwen in de setting van deze les. En daar ben ik altijd, en iedere keer weer, zo ontzettend blij mee. En durf ik het te zeggen? Dankbaar voor.

165


Thomas

Dit verhaal gaat over Thomas. En over alle ‘Thomassen’ die je zo door de jaren heen tegenkomt als docent, in al hun gestaltes. En dit verhaal gaat in het bijzonder over die ene, ‘Mijn’ Thomas. Uit mijn laatste mentorklas, de klas waar ik vier jaar aan heb lesgegeven, en waarvan ik twee jaar de mentor ben geweest. Als je kijkt naar al die jaren mentoraat, dan zijn er een paar leerlingen die je niet vergeet, en nooit gaat vergeten. En als ik kijk hoeveel dat er zijn, dan zijn het er aardig wat. Maar sommigen maken een onuitwisbare indruk. Elselien uit mijn eerste mentorklas. Sjors, de eenzame wolf die het zo zwaar had en die zo boos was. Jeroen, de enigszins trage kaderleerling die instroomde in de GTL klas, het daar fantastisch deed en die nu de hele wereld rondreist voor zijn opleiding aan de Hogere Hotelschool.

166


Gino, het turntalent, vreselijk dyslectisch en ook van kader naar TL gekomen, en met een diploma naar het MBO sport en bewegen en een prachtige jonge man nu. Cemal, de tengere jongen met de grote bruine ogen die dolfijnentrainer wilde worden in de eerste en met een enorme knuffeldolfijn voor me op de foto ging, en nu fotomodel is en die in de serie Utopia zit. Mattanja, de alerte, heldere vroeg volwassen scholiere met haar prachtige lach die ze te pas maar ook te onpas inzette om haar zin te krijgen. Hidde en Roy, de skaters, mijn notoire vrolijke spijbelaars die ik het zo graag en vaak vergaf. Tara en Joelle die beiden in hetzelfde jaar een ouder verloren aan kanker en allebei met een zwaar bevochten diploma de deur uitgingen. Joey, de ongelofelijk leuke, bijzondere Joey die een passie heeft voor techniek, bij Ronald al techniekles gaf aan onderbouwklassen in zijn eigen tijd toen hij zelf in de vierde zat en onder andere daarvoor een lintje heeft gekregen vanuit de Lentiz-organisatie. Genomineerd door Ronald Koenders; we waren zo trots op hem. En zo nog wel een paar leerlingen die nu jonge mensen zijn en hun weg gevonden hebben. Maar de meest bijzondere van allemaal is voor mij Thomas de Jong. Met kop en schouders steekt deze leerling boven de anderen uit. Want wat een darm was het in de onderbouw, wat een gedoe bij de lessen beeldende vorming, wat een strijd. Hij kon zuigen, jennen, zeuren en schelden zoals geen ander dat kon, hij haalde me het bloed onder mijn nagels vandaan en wist precies hoe hij vol op mijn allergie kon gaan zitten. Wat tot de nodige wanhoopsboosheid en uitstuurformulieren heeft geleid. Geen land mee te bezeilen en daarin koppig volhardend‌. 167


In de tweede bereikte de verstandhouding een absoluut dieptepunt en ik had het niet snel maar bij Thomas dacht ik: “Oh, hoe moet dat nou volgend jaar als hij mijn mentorleerling wordt….” Ik zag er echt ontzettend tegenop. En hij ook tegen het feit dat ik zijn mentor zou worden. Hij was voorwaardelijk over naar 3 TL en we moesten aan de slag. Dat was het begin van een nieuwe start. Ik had goed en veel contact met zijn moeder Yvonne en er volgde een gesprekje aan het begin van het schooljaar waarin zaken open benoemd werden en de eerste drempel werd genomen. Een schone lei, soort van. We gingen aan het werk. Het lukte met Engels en hij kon blijven. We groeiden in die periode naar elkaar toe, het werd leuk. De strijdbijl was begraven en we hebben beiden onze mening over de ander kunnen en moeten herzien. Maar het was met deze jongen meer dan dat; dit was een leerling die een plekje in mijn hart veroverde en van wie ik ben gaan houden zoals me dat maar weinig overkomt in al die jaren mentoraat. En nooit eerder in die mate. Misschien juist wel vanwege de strijd, de aversie die wederzijds was, het gedoe. Eenmaal uit de strijd bleek het een fantastische jongen, met een ontzettend leuke humor, de leukste lach en bovenal ongelofelijk lief; een hart van goud.

168


En heel soms kwam er bij hem oud gedrag bovendrijven. Niet en nooit meer naar mij toe, maar wel richting collega’s. Dan kreeg ik een klacht van desbetreffende collega. Nam ik hem apart, keek in zijn boze, koppige ogen, was er een gesprekje, kwam de humorvolle glinstering terug in zijn blik en bedaarde het wel weer. Ik ben door alle gebeurtenissen met deze klas meegegaan van klas 3 naar klas 4 en bij de afsluitende BBQ met de klas en ouders klom Thomas op een stoel. Ik keek hem aan. Zag hem glimlachen naar me. En ik durf oprecht te zeggen dat dat een liefdevolle glimlach was, met een lichte zweem van spot ‘daar ga je juf’ in de krullende mondhoeken. Met glinsterende ogen van plezier sprak hij me (kort) toe en ik was ontroerd. En ik zei na afloop: “Pas maar op Thomas de Jong, ik krijg je nog wel.” Want dat ik bij de diplomering voor hem op een stoel zou gaan staan, dat wist ik op dat moment allang. Op de diplomering heb ik hem “in het zonnetje” gezet en op het podium gehaald naast me, met een filmpje van ontzettend veel foto’s van hem die al dan niet flatterend waren (veel ook niet) en de muziek uit Ciske de rat “Krijg nou allemaal de kolere….”, een hint naar zijn gescheld in de groepsapp, wat hij vaak en graag deed en waar hij op een dag postte: “ze kennen de kleren krijgen”. En ik hem antwoordde met: als je scheldt, spel het dan tenminste goed. Met een dikke knuffel en het Nederlandse schelwoordenboek als cadeau toe.

169


Uit de groepsapp stappen de volgende dag, kostte me moeite. Echt heel veel moeite. Ik aarzelde lang, staarde naar 2 jaar WhatsApp-berichten, moest even slikken en klikte op ‘de groep verlaten’. Dat deed zeer. Vijf seconden later was ik weer toegevoegd… met een dikke lachende smiley erbij. Door Thomas. Geintje. En ik verliet de groep in een paar minuten tijd voor de tweede keer. En nu definitief. En huilde op mijn bank thuis tranen met tuiten om dit afscheid, van deze mentorklas, de intense gebeurtenissen van deze afgelopen twee jaren en mijn groteske, diepe vermoeidheid. En bovenal; om het afscheid van deze bijzondere jongen die misschien wel een boegbeeld was geworden van wat ik kan bereiken met leerlingen, wat zij kunnen bereiken bij en met mij, en niet te vergeten; ik met mijzelf.

Februari 2018

170


171


‘Alle verhalen eindigen gelukkig, als je maar op tijd stopt’

Annie M. G. Schmidt

172


Monique Jansen

www.mindescapes.nl

173


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.