Kopkrant - uitgave april 2015

Page 1

PO VO

KopKrant

Inspectie onder indruk van Samenwerkingsverband

3

Sterker vangnet voor thuiszitters

Reportage praktijkschool Den Helder

5

6

april 2015

Hoe werken de Ondersteuningsteams? De deuren staan open bij De Tender in Schagen Nieuw overdrachtsformulier voor doorgaande VVE-lijn

‘Samen naar beleidsrijk onderwijs’

Elk kind een passende onderwijsplek


2

KopKrant, april 2015

Kopstuk Opmaat naar op maat Je zult maar de opdracht krijgen: ‘maak een beleidsrijk voorwoord’. Eerlijk gezegd heb ik die taak dagen uitgesteld. Beleidsrijk passend onderwijs vormgeven was een hele klus waar bestuurders en directies samen hun nek ver voor hebben uitgestoken. Dat levert nu beleid in werking op - en deze krant staat er vol mee. Terwijl ik de kopij doorlees,

Intussen worstel ik nog met

neemt een trots gevoel

dat voorwoord. Wat zou een

bezit van mij. Wat is er veel

beleidsrijk voorwoord hier

in gang gezet! Eerlijk is

nog aan toe kunnen voe-

eerlijk. Passend onderwijs is

gen?

ook een maatregel van de overheid om de kosten te

Misschien twee dingen. In

kunnen beheersen. Gewone

de eerste plaats maken we

mensen zeggen dan: bezui-

allemaal bewust of onbe-

nigingen. Maar de nieuwe

wust een enorme stap. Het

wet- en regelgeving biedt

was: waar heb je recht op?

zeker ook grote kansen voor

Het wordt: wat heeft dit

kinderen en scholen. Deze

kind nodig en wat heeft de

krant laat zien hoe die kan-

leerkracht en/of de school

sen door scholengroepen en

nodig? Hoe bewuster we ons

scholen worden benut, en

hiervan zijn, en hoe meer

kunnen worden benut.

we hiernaar handelen, hoe beter het voor onze kinderen uitpakt. En daar doen we het tenslotte allemaal voor. Zo is dit stukje een opmaat naar op maat.

‘De nieuwe wet- en regelgeving biedt zeker ook grote kansen voor kinderen en scholen’

Jan Bot voorzitter samenwerkingsverband Kop van Noord Holland PO

In de tweede plaats constateer ik met vreugde dat op maat werken ook betekent dat er meer ‘bottom up’

Partners

PO

Stichting Flore De heer S. Konst Postbus 279 1700 AG Heerhugowaard www.stichtingflore.nl (072) 566 02 00

Gereformeerd Primair Onderwijs West-Nederland De heer H. Scheffer ’s-Molenaarsweg 1 2401 LL Alphen a/d Rijn www.gpown.nl (0172) 41 88 30

s.konst@stichtingflore.nl

h.scheffer@gpown.nl

Stichting Meerwerf De heer D. Scholte Timorlaan 45a 1782 DK Den Helder www.meerwerf.nl (0223) 65 93 00

Stichting Schooltij Mevrouw N. Kant Postbus 61 1790 AB Den Burg www.schooltij.nl (0222) 31 65 16

Stichting SARKON De heer G.J. Veeter Postbus 6040 1780 KA Den Helder www.sarkon.nl (0223) 67 21 50

ad@meerwerf.nl

info@schooltij.nl

gjveeter@sarkon.nl

Stichting SURPLUS Mevrouw J. Vosbergen Postbus 394 1740 AJ Schagen www.stichtingsurplus.nl (0224) 27 45 55

Stichting Kopwerk De heer J. Deckers Postbus 444 1780 AK Den Helder www.kopwerk.nl (085) 273 40 00

Stichting Comenius De heer Th. Gauw Postbus 6032 1780 KA Den Helder www.abscomenius.nl (0223) 61 38 64

J.vosbergen@stichtingsurplus.nl

info@kopwerk.nl

directie@abscomenius.nl

www.swvkopvannoordholland.nl

Partners

PO VO

Stichting Samenwerkingsschool regio Den Helder De heer T. Jong Postbus 6038 1780 KA Den Helder www.sodenhelder.nl (06) 15 31 25 82

Stichting Heliomare De heer S. Silvius Postbus 78 1949 EC Wijk aan Zee www.heliomare.nl (088) 920 82 55

Stichting Aloysius De heer P. Mol Postbus 98 2215 ZH Voorhout www.aloysiusstichting.nl (0252) 43 40 00

info-onderwijs@heliomare.nl

secretariaat@aloysiusstichting.nl

Stichting Clusius College Mevouw A. Lugtig-Ouweltjes p/a Voltastraat 1 1817 DD Alkmaar www.clusius.nl (0224) 21 27 25

Stichting Regius College De heer A. Hoekstra Postbus 282 1740 AG Schagen www.regiuscollege.nl (0224) 29 78 41

Stichting Scholen aan Zee Sportlaan 38 1782 ND Den Helder www.scholenaanzee.nl (0223) 54 03 00

a.lugtig-ouweltjes@clusius.nl

directiesecretariaat@regiuscollege.nl

Stichting Ronduit De heer J.M.M. Zijp Rubenslaan 2 1816 MB Alkmaar www.ronduitonderwijs.nl (071) 514 78 33

Stichting Texel Mevrouw F.C. Giskes Emmalaan 15 1791 GT Den Burg www.texel.nl (0222) 36 22 16

Stichting Openbaar VO NHN De heer R. Bijeman Arubastraat 4 1825 PV Alkmaar www.sovon.nu (0227) 51 38 30

bestuur@ronduitonderwijs.nl

bestuurlijkassistent@texel.nl

r.bijeman@wiringherlant.nl

speciaalonderwijs@live.nl

Partners

VO

gaat en minder ‘top down’. Graag wil ik iedereen die betrokken is bij ons samenwerkingsverband uitdagen om hier op maat gebruik van te maken!

secretariaat@scholenaanzee.nl


3

KopKrant, april 2015

PO VO

Samenwerkingsverbanden kunnen van elkaar leren.

‘Fictieve grens maakt contact noodzakelijk’ Passend onderwijs voor iedere leerling is een gemeenschappelijk doel van alle samenwerkingsverbanden, maar niet iedereen volgt dezelfde route. Hoe kijken de buren van Noord-Kennemerland naar de Kop van Noord-Holland? Wat kunnen ze van ons leren en andersom?

Anne Veldt

Ieder samenwerkingsverband is anders ingericht en heeft zijn eigen prioriteiten, stelt Anne Veldt, algemeen directeur van Samenwerkingsverband Noord-Kennemerland. “Het ene samenwerkingsverband loopt wat voor op de aansluiting onderwijs-jeugdhulp, een ander is verder met zijn arrangementen.” Kijkend naar het Samenwerkingsverband Kop van Noord Holland wijst Veldt op het Startcentrum. “Dat is iets

om van te leren en daar zijn we ook al mee bezig. We hebben daar een delegatie naartoe gestuurd, mensen van het Horizon College, praktijkschool Focus en ook het Clusius College. Puur om te kijken: zouden wij ook iets dergelijks in ons samenwerkingsverband kunnen organiseren? We zoeken immers ook naar slimme verbindingen tussen het vo en mbo voor een passende onderwijsplaats voor jongeren.” Noord-Kennemerland werpt ook wel eens een blik over de schutting bij de oosterburen, bij Samenwerkingsverband West-Friesland. Daar heeft een praktijkschool met de gemeente afgesproken dat zij leerlingen die in een uitkering terechtkomen zelf naar arbeid begeleidt, omdat die school dat beter kan dan de gemeente. Het gaat om een verbinding van onderwijs en gemeente, de gemeente financiert de aanpak. Veldt: “Wij zijn aan het kijken of

we een dergelijke aanpak ook hier in Alkmaar kunnen realiseren.” Contact tussen samenwerkingsverbanden is noodzakelijk, aldus Veldt, vooral omdat er fictieve grenzen zijn getrokken. “Het is zaak om met je naaste buren en ook de iets verdere buren te praten, dat je van elkaars beleid weet. En dat het beleid ook wat gelijkluidend is, zodat er niet al te grote verschillen ontstaan aan weerszijden van die fictieve grenzen. Je hebt te maken met leerlingen die in een bepaalde regio wonen maar in een andere regio naar school gaan. Over dat zogenaamde grensverkeer moet je afspraken maken met elkaar.” “Zonder kritisch te willen zijn: Samenwerkingsverband Kop van Noord Holland is op een heel eigen manier georganiseerd, zoals ieder samenwerkingsverband. En als we het hebben over grensverkeer,

dan zegt het Samenwerkingsverband Kop van Noord Holland: ‘Wij hebben voor iedereen een goed arrangement en iedereen kan hier terecht. Dus als een leerling een arrangement in jullie samenwerkingsverband wil, dan geven wij daar geen geld voor mee’. Open overleg over het grensverkeer zou wel fijn zijn.”

met de MDO-T’s. Er zit ook een consulent van ons bij om te zorgen dat het proces goed verloopt. Je hebt niet meer te maken met een papieren leerling, maar met een leerling die aan tafel zit en daardoor een goede toewijzing krijgt. Ook de ouders zijn betrokken en dat alles werkt ondersteunend voor de school.”

Wat het Samenwerkingsverband Kop van Noord Holland zou kunnen overnemen van Noord-Kennemerland, zijn de multidisciplinaire overleggen bij de toewijzingen voor bovenschoolse arrangementen en toelaatbaarheidsverklaringen vso (MDO-T’s). Veldt: “Daarbij zit je met alle partners om tafel, dus ook met de leerling en de ouders. Dat vind ik zelf een must. We hebben goede ervaringen

‘Wij zijn aan het kijken of we een dergelijke aanpak ook hier in Alkmaar kunnen realiseren’

Bij het Samenwerkingsverband Kop van Noord Holland VO is ouderbetrokkenheid een voorwaarde. Ouders en leerlingen zijn welkom bij de Commissie Toelaatbaarheid Passend Onderwijs. Ouders melden zich aan bij een school, niet bij een voorziening. Bij het Samenwerkingsverband Kop van Noord Holland VO staat de onderwijs-ondersteuningsbehoefte centraal en niet de vraag naar een voorziening of (elders) bestaand arrangement. Directie Samenwerkingsverband Kop van Noord Holland VO

VO

Het oog van de ‘kritische vriend’ Dit jaar is de inspectie begonnen met kwaliteitsonderzoeken bij alle 152 samenwerkingsverbanden passend onderwijs. Léon Winkels bezocht met twee collega’s het Samenwerkingsverband Kop van Noord Holland VO en bracht een overwegend positief rapport uit. “Er hangt een heel constructieve sfeer”, stelt Winkels. “In het begin hebben ze even moeten zoeken omdat het twee voormalige VO-samenwerkingsverbanden zijn. Die zijn door de nieuwe Wet passend onderwijs aan elkaar gehaakt terwijl ze natuurlijk ieder voor zich al stappen hadden gemaakt. Desondanks hebben ze elkaar goed gevonden. Het Samenwerkingsverband Kop van Noord Holland VO probeert de verantwoordelijkheid laag in de organisatie te leggen, dus voor een groot deel bij de scholen te laten. Tegelijkertijd probeert het samenwerkingsverband waar mogelijk de kwaliteit te sturen en te zorgen dat

de leerlingen op een goede manier op een passende plek terechtkomen. En dat is het voornaamste.” Winkels is ook te spreken over de ondersteuningspunten. “Die vind ik sterk. Die ondersteuningspunten zijn niet alleen bedoeld om docenten te helpen om goede besluiten te nemen, maar ook om met ze in gesprek te gaan en meer expertise aan te reiken, om professioneler te worden en anders naar kinderen te leren kijken.” Wel adviseert het rapport te waken voor mogelijke verschillen in de ondersteuningspunten. Het is een van de aanbevelingen tijdens het be-

zoek. Aandachtspunten zijn er altijd, zegt Winkels. Sommige besturen zien het als gratis advies, andere vinden de inspecties controlerend, maar de meeste zien de inspecteur toch als ‘een kritische vriend’. Tot die categorie behoort ook het Samenwerkingsverband Kop van Noord Holland. Handelingsgericht werken is een belangrijk aandachtspunt. Scholen vinden dat heel belangrijk, maar het vraagt anders naar kinderen te kijken, stelt Winkels. “We zitten vast in: het kind heeft iets en moet daarom iets krijgen. Je moet eigenlijk terug naar: wat heeft dit kind nodig? Dat is meer handelingsge-

richt. Hoe kun je de cultuur zo draaien dat iedereen mee wil kijken naar de vraag: hoe kan ik dit kind in ontwikkeling krijgen, wat heeft ie daar voor nodig? Nu zitten we te veel vast aan kindkenmerken. Oh, dat is een druktemaker, die moet een rustige groep hebben. Handelingsgericht werken heeft voortdurend aandacht nodig. Dat doe je niet zomaar in een half jaar, daar ben je wel even druk mee.” Winkels keek als inspecteur in vele keukens rond. Hoe is het met de samenwerkingsverbanden in Nederland gesteld en in hoeverre kunnen ze van elkaar leren? “Elk samenwerkingsverband is uniek. Unieke scholen, unieke leerlingen, unieke docenten, en bovendien is de Kop van NoordHolland anders dan ZuidLimburg. Dat maakt het lastig

om samenwerkingsverbanden te vergelijken. Dat kun je pas doen als er resultaten zijn. Nu is het nog te vroeg. Alles wat ze nu doen, zijn hun keuzes. Af en toe stel je als inspecteur ergens wel een vraag bij, maar over het algemeen doen de samenwerkingsverbanden het eigenlijk best wel goed. Bij de meeste samenwerkingsverbanden zien we positieve ontwikkelingen.”

Léon Winkels


4

KopKrant, april 2015

PO

Samenwerking is de beste manier om iets aan het probleem te doen

Scholen Den Helder Noord trekken samen op tegen taalachterstand De scholengroepen in het Samenwerkingsverband Kop van Noord Holland zijn ruim een jaar actief. Zij weten wat er speelt in hun eigen regio en ontplooien initiatieven voor hun specifieke problematiek. Den Helder Noord, een groep van tien basisscholen, koos het onderwerp ‘taalachterstand’ als speerpunt. Arthur Nowack, directeur van De Windwijzer, is enthousiast over de vorderingen die zijn gemaakt binnen de scholengroep. “Voorheen wist je onvoldoende van elkaar. Nu zijn we allemaal met hetzelfde doel bezig. Je wisselt kennis uit, je leert van elkaar en er is grote mate van saamhorigheid en vertrouwen. Ik vind het heerlijk om met elkaar te kijken wat voor de kinderen in onze regio het beste is.”

‘Iedereen binnen Den Helder Noord was het erover eens dat taalachterstand een speerpunt moest worden’

Iedereen binnen Den Helder Noord was het erover eens dat taalachterstand een speerpunt moest worden. “We merken dat de kinderen die bij ons op school komen in verhouding een ontwikkelingsachterstand hebben in de taal”, stelt Nowack. “We hebben niet onderzocht hoe dat precies komt, maar wij hebben gezegd: dat is een constatering en laten we daarmee aan de gang gaan.” Aangezien een taalachterstand op jonge leeftijd ontstaat, is scholengroep Den Helder Noord ook om tafel gegaan met Stichting Voorschool en Stichting Kinderopvang Den Helder/Texel. Volgens Nowack was het een

constructief gesprek. “Iedereen is ervan overtuigd dat samenwerking de beste manier is om iets aan het probleem te doen.” Vervolgens zijn verschillende onderbouwleerkrachten en de leidsters van de voorschoolse opvang uitgenodigd voor een bijeenkomst in Heerhugowaard over de breinontwikkeling van het jonge kind. Daar slaagde Betsy van der Grift, auteur van het boek Peute-

ren en Kleuteren, er volgens Nowack in iedereen te inspireren. “Ze zeiden: daar willen we meer over weten. We hebben boeken aangeschaft en op onze laatste vergadering is besloten Betsy van der Grift uit te nodigen en te kijken wat de scholingsmogelijkheden zijn voor leidsters en onderbouwleerkrachten. Zij heeft veel geschreven over het kinderbrein, hoe kinderen leren en op welke leeftijd je wat moet aanbieden. Dat zijn nieuwe inzichten die nog niet voldoende waren ingedaald in het onderwijs en ook niet in de kinderopvang.” Arthur Nowack noemt het ‘schitterend’ dat zo’n initiatief uit de scholengroep voortkomt. Het beleid van het samenwerkingsverband begint volgens hem vruchten af te werpen. “Deze veranderingen vinden daadwerkelijk plaats op de werkvloer en maakt passend onderwijs voor elk kind mogelijk. Om Betsy van der Grift te citeren: Kinderen, vooral jonge kinderen, zijn leermonsters. Hoe jonger ze zijn, hoe meer we gebruik moeten maken van impliciete, onbewuste vormen van leren.” “We hopen dat we komend schooljaar al de scholing

kunnen gaan verzorgen, niet alleen voor Den Helder Noord, maar ook voor Den Helder Zuid en Julianadorp. Ook geven we onze initiatieven door aan de voorzitters van de andere scholengroepen. Wellicht willen zij het initiatief ook omarmen. Op die manier leer je van elkaar.”

‘Deze veranderingen vinden daadwerkelijk plaats op de werkvloer en maken passend onderwijs voor elk kind mogelijk’


5

KopKrant, april 2015

PO

Nieuw protocol en overdrachtsformulier voor de doorgaande lijn VVE

‘Dit document heeft een aanzuigende werking’ Kinderopvang en de onderbouw van het basisonderwijs vormen samen de Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE), dat de jongste kinderen optimale ontwikkelingskansen wil bieden. Voor een warme overdracht is het van belang dat het PO weet wat voor leerling ze in de klas krijgt. Resi Kompier, onderwijsadviseur van OBD Noordwest: “Daarom moeten de voor- en vroegscholen met dezelfde documenten werken.”

Resi Kompier

Helaas is dat nog niet overal de realiteit, voegt Kompier daar meteen aan toe. “Een kind moet in de vroegschoolse periode heel goed worden gevolgd en begeleid, zodat het basisonderwijs daar een passend gevolg aan kan geven. Alleen: dit vergt nogal wat van de kinderopvang. De medewerksters krijgen alleen extra uren om mét de kinderen te werken - niet om gegevens bij te houden.” Schakelklassen En juist in dat laatste zit ‘m de crux, stelt Kompier. “Ik kreeg vanuit de kinderopvang vaak

te horen: ‘Hoe moeten wij op de juiste manier onze gegevens aanleveren en wat gebeurt daar vervolgens mee?’ En dat is een heel terechte vraag, net zoals het begrijpelijk is dat het PO roept om een goede overdracht.” “Wanneer de instellingen met verschillende documenten werken, is het moeilijk om de doelgroepkinderen te lokaliseren, zodat ze op de basisschool meteen passend (taal) aanbod kunnen en, zoals in Den Helder, mogelijk deelnemen aan schakelklassen”, vervolgt Kompier. “In deze klassen krijgen de kinderen die het nodig hebben een uur per dag extra taalaanbod via het VVE-programma Uk & Puk. Dit gebeurt buiten het reguliere onderwijs.” Overdrachtsformulier De onderwijsadviseur ontwikkelde dit schooljaar een overdrachtsformulier, gebaseerd op de vele formulieren die

in de regio worden gebruikt. Haar werk ligt inmiddels bij het dagelijks bestuur van het samenwerkingsverband. Kompier legt de nadruk op de gebruiksvriendelijkheid. “Het is beknopt. Mensen kunnen eenvoudig extra informatie aan het document koppelen, zoals observatie- en toetsgegevens.” De vraag die beklijft: hoe ziet Kompier de toekomst? “Volgend jaar werken zeker twintig VVE-koppels met het overdrachtsformulier, maar binnen ons samenwerkingsverband zijn natuurlijk veel meer locaties”, besluit de onderwijsadviseur. “Ik ga ervan uit deze aanpak een aanzuigende werking heeft. Ik hoop over drie jaar op VVE-koppels in alle dorpen van het samenwerkingsverband, zodat de warme overdracht beter plaatsvindt dan nu het geval is.”

Eén programma voor 0 tot 7 jaar Een doorgaande leerlijn wordt niet alleen gerealiseerd door een goede overdracht. Volgens Resi Kompier is een ideaal scenario dat kinderen van 0 tot 7 jaar met een goed VVE-programma werken. “Denk aan Startblokken, Ko-totaal of Peuterplein en Kleuterplein”, zegt Kompier. “Hiermee werken kinderen vanaf het moment dat ze bij de kinderopvang als VVE-kind worden aangemeld tot en met groep 2. Dat geeft een enorme boost. Daarnaast kun je met een kindvolgsysteem als KIJK! de ontwikkeling van kinderen volgen. Met goede VVEprogramma’s kan in de Kop van Noord-Holland dus nog veel worden gewonnen.”

PO

Samenwerkingsverband wil door preventie thuiszitters terugdringen

‘We hebben ons vangnet versterkt’ Het Samenwerkingsverband Kop van Noord Holland PO streeft naar zo weinig mogelijk thuiszitters in de Kop van Noord-Holland. Een logische doelstelling, maar de praktijk was tot voor kort weerbarstig. “In de structuur van de WSNS-periode waren veel harde criteria waaraan je moest voldoen voor plaatsing in een specifieke onderwijssetting”, meent Katja Walstra-Groot, voorzitter van de CTO (zie kader). “Een kind met gedragsproblemen werd bijvoorbeeld zonder diagnose bijna nooit toegelaten tot speciaal onderwijs cluster 4. Bij cluster 3 was onder meer het IQ sterk bepalend bij de

toelating. Die denkwijze heeft het samenwerkingsverband losgelaten. Wij vinden een diagnosestelling of IQ-cijfer geen hard criterium, maar kijken puur naar de oplossing om te voorkomen dat een leerling thuiszit.” Extra ogen Een eerste stap is dat de thuiszitters gelokaliseerd worden. Daarom werkt het samenwerkingsverband

sinds dit schooljaar meer samen met leerplichtambtenaren. “Ze zijn een paar extra ogen voor ons”, weet Walstra-Groot. “Het kwam voor dat een leerplichtambtenaar wist dat een kind niet naar school ging, maar wij als CTO niet. Terwijl juist wij in die consultfunctie kunnen meedenken: wat zijn de behoeften van het kind? Kan zo’n leerling - al dan niet met ondersteuning - functioneren in een regulier klaslokaal, of moeten we een andere onderwijsplek zoeken?” “Het komt ook voor dat een school duidelijk aangeeft niet meer te kunnen voldoen aan

Wat doet de CTO? De CTO (Commissie Toelating Onderwijsvoorziening) is een onafhankelijke commissie van het Samenwerkingsverband Kop van Noord Holland, die als belangrijkste taak heeft de toelaatbaarheid van leerlingen tot speciale onderwijsvoorzieningen te bepalen. De CTO kan toelaatbaarheidsverklaringen afgeven tot speciaal basisonderwijs, onderwijs voor cluster 3 en 4 en Eureka-onderwijs. Beoordeling toelaatbaarheid voor onderwijs cluster 1 en cluster 2 vallen buiten de bevoegdheid van de CTO. Deze onderwijsvoorzieningen volgen een eigen traject.

de onderwijsbehoeften van een leerling”, vervolgt Walstra-Groot. “En dan? Moet zo’n leerling dan geschorst worden en thuiszitten? We hebben nu de afspraak met scholen dat zij deze kinderen in een consult voorleggen aan de CTO. Wij denken mee over een passende onderwijsplek en de route die zo’n leerling aflegt. Bij de bespreking schuift eventueel een extern deskundige aan - en ook de aanwezigheid van ouders is van belang.” Preventief Het CTO-werk is vooral preventief versterkt, zegt Walstra-Groot. Dit blijkt uit de kennisdeling met bijvoorbeeld de integrale vroeghulp. “Stel dat een peuter zich heel anders dan zijn leeftijdsgenootjes gedraagt op een kinderdagverblijf”, legt Walstra-Groot uit. “Zo’n kindje startte regelmatig op een basisschool in de buurt, maar liep na enige tijd soms vast omdat de school onvoldoende op de hoogte bleek van de

mogelijkheden en beperkingen.” “Tegenwoordig worden jonge kinderen met opvallend gedrag bij ons aangemeld”, zegt Walstra-Groot. “Met de ouders en de eventueel toekomstige school onderzoeken we wat een goede onderwijsplek is en hoe de overgang haalbaar kan worden gemaakt, zonder dat een leerling thuis komt te zitten.”

Katja Walstra-Groot


6

KopKrant, april 2015

VO

‘Ik word vaak door oud-leerlingen in positieve zin verrast’

De mooiste vorm van onderwijs In het fonkelnieuwe gebouw van De Pijler worden leerlingen die geen regulier onderwijs kunnen volgen in de breedste zin van het woord voorbereid op hun maatschappelijke leven. Een reportage uit Den Helder. Teamleider Patrick van der Mark: “Dit is één van de mooiste praktijkscholen in Nederland.” Het is nog niet eens zolang geleden, toen een jongvolwassen man zich opeens bij de balie van De Pijler meldde. Hij was al een tijdje werkloos, want zijn heftruckcertificaat was verlopen. “Het was een jongen die hier vijf jaar geleden op school zat”, vertelt Van der Mark. “Hij wist niet waar hij een nieuw certificaat moest halen. En dus kwam hij bij ons terecht. Wij regelden vervolgens dat hij zijn papiertje opnieuw haalde. Wie bij ons op school komt, moet zich welkom voelen – ook als hij De Pijler na een paar jaar verlaat.” De korte anekdote is misschien wel tekenend voor het beleid van De Pijler, de VO-school voor praktijkonderwijs in Den Helder, die veel meer is dan alleen een plaats

‘Het gaat erom dat leerlingen van De Pijler de aansluiting met het bedrijfsleven vinden’

Patrick van der Mark

waar leerlingen rekensommen oefenen. “We krijgen allemaal met rekeningen op de deurmat te maken, verzekeringen die geregeld moeten worden en iedereen moet vroeg of laat zijn eigen potje koken”, zegt Van der Mark. “Dat zijn een paar zaken waar we hier bovengemiddeld aandacht aan besteden. We proberen op De Pijler de zelfstandigheid en het geloof in eigen kunnen van onze leerlingen te vergroten.” “Voor de meeste leerlingen van ons is het praktijkonderwijs ook het eindonderwijs”, vervolgt Van der Mark. “Daarom richt De Pijler zich vooral op werken, hoewel sommige leerlingen ook één of twee dagen per week een beroepsgerichte MBO-opleiding volgen. We doen dus veel aan branchecertificering in de secties detailhandel, horeca, verzorging, groen, hout en metaal. Daarnaast kunnen scholieren hier hun VCA-diploma’s behalen, zoals een motor- of kettingzaagdiploma, of certificaten die van pas komen in de huishoud- of schoonmaaksector. Kijk, wij kunnen wel heel hippe opleidingen aanbieden en nagelstylisten opleiden, maar daar zit de omgeving echt niet op te wachten. Het gaat erom dat leerlingen van De Pijler de aansluiting met het bedrijfsleven vinden.” Volgens Van der Mark liggen er veel kansen voor laaggeschoolden. “Het punt is: hoe maak je het aantrekkelijk - zowel voor onze leerlingen als werkgevers?”, vraagt de teamleider, om vervolgens zelf het antwoord te geven. “Rekenen en taal is voor deze leerlingen erg moeilijk. Daarom proberen we dit relevant voor hen te maken in contextrijk onderwijs. Meten en wegen is bijvoorbeeld verankerd in onze horecalessen. Daardoor kunnen ze veel beter de verbanden leggen.”

Stages Van der Mark somt op: “Die branchecertificering zorgt ervoor dat ons onderwijs zich gemakkelijk naar de praktijk vertaalt. Dat geldt voor alle vakken die we aanbieden. Bij Horeca maken leerlingen bijvoorbeeld gebruik van ons schoolrestaurant, waarin we hun vaardigheden toetsen. Voor het vak Verzorging hebben we robotbaby’s, die op tijd getroost en gevoed moeten worden. We betrekken die context dus in onze school - De Pijler is één van de mooiste praktijkscholen in Nederland - maar ik ben er een groot voorstander van de leerlingen ook uit de school te halen.” Voor dat laatste zijn de stages van cruciaal belang. “De stagebegeleiders die hier werken, onderhouden een goede relatie met de lokale bedrijven. Wij kunnen ervoor zorgen dat ze de benodigde papieren halen. Maar dan nog is, meer dan voor iemand die het reguliere onderwijs volgt, de gunfactor van belang.” Dan staat Van der Mark op. Hij geeft ons een rondleiding door de school. In de keuken treffen twee jongens de voorbereidingen voor het diner van vanavond, waarbij de ouders zijn uitgenodigd. Later toont hij onder meer de grote houtwerkplaats, waarbij scholieren over de nieuwste apparatuur beschikken, en de winkel van de school. Naast voedingsmiddelen ligt er tweedehands kleding en speelgoed in de schappen. “Een mooie ruimte hoor, maar wat doen leerlingen hier in de

breedste zin van het woord? Winkeltje spelen”, vindt Van der Mark. “We hebben nauw contact met de Kringloop, waar scholieren de spullen uitpakken en verkopen. Daar hebben leerlingen natuurlijk veel meer aan. Daarom is het netwerk van bedrijven zo belangrijk voor deze school.” Wat opvalt: Van der Mark schaakt gedurende zijn rondleiding moeiteloos op meerdere borden. Hij stelt een jongen gerust die zich zorgen maakt over zijn Wajong-uitkering. Lacht naar een donker joch met kroeshaar, als die hem in het voorbijgaan met beide wijsvingers in zijn rug prikt. Ja, Van der Mark manoeuvreert soepel van zijn rol als teamleider naar iemand waarmee scholieren een dolletje maken. Talenten De afstand tussen de docenten en de scholieren is klein, bevestigt Van der Mark. “Wij hebben bijvoorbeeld geen personeelskantine, maar zitten tijdens de pauze tussen onze leerlingen. Dat gaat verder dan betrokkenheid en

Het Projecthuis Voor sommige leerlingen van De Pijler is het gewone lesprogramma niet toereikend. Omdat De Pijler iedere leerling optimaal wil voorbereiden op wonen, werken, vrije tijd en burgerschap is de school in 2012 gestart met het ‘projecthuis’. Het projecthuis is bedoeld voor de meest kwetsbare leerlingen waarvoor de reguliere schoolomgeving te hectisch is. Het projecthuis is een woonhuis, beschikbaar gesteld door woningstichting Den Helder en is gesitueerd in het centrum van de stad. De nadruk ligt op welbevinden, sociale vaardigheden en het vergroten van het zelfvertrouwen. Uiteraard komen ook de gewone schoolvakken aan bod.


KopKrant, april 2015

7

Stichting Present en kringloopwinkel Het Boelhuys Present slaat een brug tussen mensen die iets te bieden hebben en mensen die daarmee geholpen worden. Als makelaar in vrijwilligerswerk biedt Present voor vrijwilligers de mogelijkheid om zich in de eigen woonplaats in te zetten voor mensen die te maken hebben met armoede, slechte gezondheid of een sociaal isolement. Dit kan voor een dagdeel zijn, maar ook voor langere tijd. contact. Wij willen echt die voeling met onze leerlingen hebben. Dat hebben zij, maar ook wij nodig om elkaar te kunnen begrijpen. Zonder relatie geen prestatie, dat zegt men toch weleens? Nou, dat geldt voor deze vorm van onderwijs meer dan op een reguliere school.” “Weet je”, zegt Van der Mark opeens. “Dit is een ontwapenende doelgroep, die vaak een deuk in hun zelfvertrouwen heeft. En dat is ook niet gek. Hun leeftijdgenoten uit de buurt volgen het reguliere onderwijs, maar zij worden met een busje opgehaald om naar school te gaan. Deze leerlingen hebben weinig tot geen keuze in het onderwijs. We moeten echter niet vergeten dat ook deze kinderen enorme mogelijkheden en talenten hebben. Dáár ligt voor ons een taak, die we ontzettend serieus moeten nemen.” “Praktijkonderwijsleerlingen moeten meer hun best doen dan elke andere scholier”, meent Van der Mark. “Kijk maar eens hoeveel tijd en energie onze leerlingen moe-

ten steken voor het behalen van een VCA-diploma. Daar kan menig vwo-er een puntje aan zuigen. Dat realiseren de meeste mensen zich niet. Maar geloof me: iemand uit het praktijkonderwijs is gewend om hard te werken.” Motivatie Maar hoe zit het met de motivatie? Schort het daar bij veel leerlingen niet aan? Van der Mark kruist zijn armen, kijkt bedenkelijk. “Ik kan hier een heel mooi verhaal vertellen, maar natuurlijk: ook daar krijgen we mee te maken. Hier zitten veel leerlingen met uiteenlopende vormen van gedragsproblematiek. We werken met ons team op De Pijler heel hard om hen te enthousiasmeren. De context speelt daarin een grote rol. Vaak zie je namelijk dat probleemgedrag wegvalt, zodra leerlingen buiten de school moeten functioneren. Want dan is het opeens echt hè? Geef je in de bouw een grote mond tegen je collega’s – dan gelden er andere wetten. En ja, er blijft helaas een categorie waarbij het niet lukt. Helemaal voor deze specifieke

groep hebben we engelengeduld. We bieden ze altijd een nieuwe kans, luisteren goed en stellen vragen. Wat wil je? Wat kun je goed? Daarbij hebben we ook de ouders heel hard nodig.” “Onze leerlingen komen uit verschillende sociale milieus”, vervolgt Van der Mark. “We bemoeien ons ook met de thuissituatie en steken we veel tijd en energie in de relatie met de ouders. We nodigen ze uit op school om successen zoals een behaald certificaat te vieren, maar schromen ook niet het gesprek aan te gaan als het nodig is.” Netwerk Na hun schoolperiode worden leerlingen nog twee jaar door De Pijler gevolgd. “Natuurlijk vinden wij het voor sommige scholieren spannend als ze onze school verlaten. Toch kunnen wij hen het eerste traject in hun maatschappelijke carrière vrij goed volgen. Ik zit zelf in het netwerk ArbeidsAdviesTeam (AAT)”, vertelt Van der Mark. “Daar bespreken we alle oud-leer-

lingen. Bovendien houden we contact met de leerlingen en hun ouders, werkgevers en vervolgonderwijs – maar ook met het UWV en hulpverleningsorganisaties.” “Het is een intensieve baan”, besluit Van der Mark. Hij lacht. “Maar joh, dat is het allemaal waard. Dit is de mooiste vorm van onderwijs. Ik heb vaak contact met oud-leerlingen. En het gebeurt echt vaker dat ze me in positieve zin verrassen. Dat sterkt me in de gedachte dat wij onze scholieren op het juiste spoor kunnen zetten.”

Kringloopwinkel Het Boelhuys is opgericht met het doel een financieel fundament te leggen onder Stichting Present Den Helder & vestiging Texel. De opbrengst van Het Boelhuys komt geheel ten goede aan Present. De Pijler heeft een intensieve samenwerking met stichting Present en Het Boelhuys. Eén dag per week krijgen de leerlingen van de afdeling Detailhandel in de kringloopwinkel les van hun docent. Daarnaast helpt de afdeling groen bij projecten van Present. In de winkel en bij de opslag, beschikbaar gesteld door de Stichting samenwerkingsschool, lopen ook leerlingen stage.

Fotografie: R. van Beckhoven


8

KopKrant, april 2015

PO

Masteropleiding Special Educational Needs (SEN)

In het gebouw van het Linie College in Den Helder volgen een stuk of dertig onderwijsprofessionals sinds september de master-opleiding Special Educational Needs (SEN). Normaal gesproken zijn de studenten daarvoor aangewezen op plaatsen als Amsterdam, Leeuwarden of Utrecht, maar omdat er voldoende animo was bij het Samenwerkingsverband Kop van Noord Holland verzorgt de Hogeschool Utrecht de opleiding in Den Helder. Het is een uitkomst voor de deeltijdstudenten die de pittige opleiding naast hun werk volgen. Weinig reistijd betekent extra tijd voor de studie.

De tweejarige deeltijdopleiding tot master SEN is praktijkgericht. Niet alleen de professionele ontwikkeling van de student komt aan bod, ook leert hij of zij naar zichzelf te kijken. We vroegen twee studenten naar hun bevindingen. den in mijn vak. Je kunt ook extra kennis opdoen door boeken te lezen, maar dat is voor mij te vrijblijvend. Ik heb die structuur van de opleiding nodig. Je moet opdrachten inleveren, dus je moet aan de gang.”

Kirsten de Groot

‘Master SEN: leuk en leerzaam, een aanrader’ Kirsten de Groot merkte na haar eerste jaar als intern begeleider op OBS De Brug dat ze veel kennis tekortkwam. Om extra kennis te vergaren, begon ze in september aan de opleiding Master SEN. “Vooraf hoopte ik dat ik zekerder zou wor-

De Master SEN is een aanrader, zegt De Groot. De opleiding noemt ze leerzaam, leuk en interessant. “En heftig. Ik ben met hoge cijfers afgestudeerd aan de Pabo en dacht: die opleiding ga ik wel even doen. Alleen: ik heb een gezin met twee jonge kinderen en een baan. Dan is het best lastig om tijd in te ruimen voor de studie. Maar we zijn nu ruim een half jaar op weg en ik merk dat ik veel meer kennis heb.” De Groot heeft haar kennis ook al toegepast. “We zijn nu met een module Communicatie bezig. Daar leer je gesprekstechnieken en hoe je feedback moet geven. Dat laatste vind ik lastig, want ik ben een van de jongere leerkrachten in ons team. Dan moet je als dertigjarige advies geven aan iemand van vijftig met veel ervaring. Maar door die module krijg je meer zekerheid hoe je zoiets moet aanpakken. Ook hebben we orthopedagogiek gehad zodat je het kunt onderbouwen met stukjes theorie.”

Tamara Bron, intern begeleider op Meerwerf Basisschool Duynvaerder, vindt het een voordeel dat de opleiding Master SEN in Den Helder wordt verzorgd. “Voorheen moest je naar Amsterdam, Utrecht of Leeuwarden. Wil je een keer extra afspreken met je leergroep, dan kun je elkaar veel makkelijker bereiken. Dat is anders als je iemand uit bijvoorbeeld Utrecht in je leergroep hebt.” Tamara Bron

“Bij de richting Begeleiden ging het tweede blok over de taak van de begeleider. Dat blok is heel erg gericht op onze taak in de praktijk. Dan zie je dat we allemaal uit één samenwerkingsverband komen. Er is daardoor veel overeenstemming. Overkoepelend hebben we afspraken en die komen daarin terug.”

‘Deze opleiding doe je er niet zomaar even naast’

Het volgen van de Master SEN is niet alleen een voorwaarde van het schoolbestuur, Bron wil zelf ook extra kennis vergaren. “Je leert gesprekstechnieken, hoe je je team in kaart kunt

brengen, maar we hebben het ook over nieuwe ontwikkelingen, over passend onderwijs. Bij ons in het samenwerkingsverband zijn we heel erg met het handelingsgericht werken bezig. Dat komt dan vaak terug.” Volgens Bron is het geen opleiding die je er zomaar even naast doet. “Als je denkt: ik ga een cursusje doen, dan moet je er niet instappen. Dit is echt een behoorlijke tijdsinvestering. Er zitten ook rustige weken bij, maar als je een module moet inleveren, zit je wel een weekend achter de computer.” “Persoonlijk vind ik het een meerwaarde. Niet alleen voor mijn werk, maar ook persoonlijk, voor mijn eigen ontwikkeling. Je hebt bijvoorbeeld verschillende type personen. Dan weet je: als iemand zó reageert, dan moet ik niet ook zo reageren. Dat soort dingen pas je niet alleen op je werk toe, maar ook in je privésituatie.”


KopKrant, april 2015

PO VO

9

PO VO

‘Elk kind het beste bieden binnen onze mogelijkheden’ Dit jaar zijn binnen het Samenwerkingsverband Kop van Noord Holland voor het eerst Ondersteuningsteams (OT’s) ingezet, om de overdracht van basisschoolleerlingen naar het voortgezet onderwijs soepeler te laten verlopen. An van Zon, zorgcoördinator van het Regius College in Schagen deelt haar ervaringen. “PO en VO werkten al goed samen - deze voorziening is daarom een extraatje zodat kinderen nóg zorgvuldiger geplaatst kunnen worden.” Een OT wordt ingeschakeld bij twijfels over een juiste plaatsing als een basisschoolleerling de overstap naar het VO maakt. “Bij sommige kinderen met bijvoorbeeld gedragsproblematiek is het de vraag of een nieuwe school kan voldoen aan de ondersteuningsbehoefte”, vertelt Van Zon. “Helemaal voor deze kinderen is de overstap van PO naar VO immers enorm.” Ouders “Deze scholieren gaan van twee of drie leerkrachten per week naar meer dan tien docenten”, vervolgt Van Zon. “Heel praktische zaken als een roosterwijziging kunnen voor deze kinderen al een groot probleem opleveren. Bij twijfels over een aanmelding is het dus heel belangrijk dat in heel vroeg stadium wordt aangegeven: wat is dit voor kind, wat kan de school en waar hebben we mogelijk hulp voor nodig?” Het OT brengt de leerkracht, IB-ers, een vertegenwoordiger van het VO, maar ook ouders bij elkaar. “Dit ervaart iedereen als zeer prettig”, zegt de zorgcoördinator. “We kunnen namelijk meteen de

informatie, kansen en belemmeringen delen. En andersom leggen wij uit hoe het er bij ons op school aan toegaat. De ouders krijgen dus een goed beeld of hun kind bij ons op school past.” Juiste plek Bij het Regius College werken drie zorgcoördinatoren. “Eén voor het vmbo BK en TL, één voor havo/vwo en één voor het praktijkonderwijs”, zegt Van Zon. “Wanneer nodig schuift ook een schoolpsycholoog of een andere deskundige aan. Nadat is vastgesteld welke ondersteuning een kind nodig heeft en het kind is aangemeld, volgt vaak een gesprek met de ouders en het kind op de VO-school. We weten dus vrij goed wat voor kind na de zomervakantie bij ons komt. Dit zorgt voor een heel mooie start.” “PO en VO moeten elkaar zo breed mogelijk informeren over de kansen en belemmeringen van een kind”, besluit Van Zon. “We hebben immers allemaal hetzelfde doel: een leerling moet op de juiste plek zitten. Daarom willen we elk kind het beste bieden binnen onze mogelijkheden.”

‘Bruggen bouwen door bij elkaar in de keuken te kijken’

“Leerlingen met dezelfde begeleidingsvraag verschillen vaak in de praktische ondersteuningsbehoefte”, zegt Stéphania van Velzen, Ondersteuningspuntbegeleider van OSG De Hogeberg op Texel. “Daarom kijken we bij elkaar in de keuken, zodat we de setting van de basisschool kunnen meenemen.” Volgens Van Velzen wordt hiermee vormgegeven aan Passend Onderwijs. “Onze werkwijze is dat kinderen in hun context gezien en begeleid worden”, vertelt ze. “Deze lijn trekken we nu door naar de overstap van PO naar VO.” Betrokkenheid “Het PO werkt met een ongelooflijke vakdeskundigheid en betrokkenheid”, benadrukt Van Velzen. “Elk jaar wordt vanuit de basisscholen goede kennis overgedragen. Leerlingen komen op het VO echter in een totaal nieuwe omgeving. Hun ontwikkeling in die context kun je niet voorspellen, laat staan in woorden vangen.” De begeleider van het Ondersteuningspunt zwijgt even. Dan noemt ze een voorbeeld: “Stel: het is voor een kind heel belangrijk dat hij weet wanneer hij in de klas moet zijn. Voor de ene leerling is een plattegrond van de school en het studierooster voldoende. Een ander wil echter dat iemand de eerste weken met hem meeloopt. Kinderen hebben vaak dezelfde behoefte, maar op grond van wie ze zijn, is meestal een heel andere aanpak nodig.”

Observaties Van Velzen observeert daarom de leerlingen als ze op de basisschool zitten, zodat De Hogeberg weet welke begeleiding na de zomervakantie nodig is. “Dit proces begint bij het PO, dat de ondersteuningsvraag doorgeeft”, zegt Van Velzen. “Vervolgens bekijk ik de leerling een paar lessen, zodat ik een authentiek en volledig beeld krijg. Kinderen gedragen zich immers vaak anders, als er een nieuw gezicht in de klas zit.” Eind maart vonden de observaties plaats op de basisscholen. “De leerlingen kennen mij dus al, wanneer ze straks bij ons op school komen. De drempel om me aan te spreken wordt lager en dat is belangrijk, want jongvolwassenen willen natuurlijk niet anders worden gevonden.” Van Velzen observeert de leerlingen ook volgend schooljaar, als ze de overstap naar het VO hebben gemaakt. “Ik ken ze dan al vanuit hun oude setting, en kan hun gedrag daardoor beter duiden.”

Meet & Greet Stéphania van Velzen werkt aan een Meet & Greet tussen eerstejaars scholieren en hun voormalige IB-ers. “Die leerlingen hebben zich het afgelopen schooljaar bij ons ontwikkeld”, legt Van Velzen uit. “Ik denk dat die progressie binnen de VO-context erg interessant voor IB-ers is. Bovendien biedt zo’n bijeenkomst handvatten voor het basisonderwijs, omdat ze van de leerlingen zelf horen hoe we werken op het VO.”

‘De leerlingen kennen mij dus al, wanneer ze straks bij ons op school komen’


10

KopKrant, april 2015

PO

‘Het bieden van optimale zorg aan kinderen van 0 tot 12 jaar’

‘Bij De Tender staan de deuren letterlijk open’

Bij het Integraal Kindcentrum Waldervaart in Schagen zitten alle voorzieningen op het gebied van kinderdagverblijf, onderwijs, zorg, buitenschoolse opvang- en activiteiten onder één dak. Procesbegeleider Jannie Baron: “De korte lijnen die je met elkaar hebt - dat is een enorm groot voordeel.” Om maar meteen een misverstand uit de weg te ruimen: Jannie Baron noemt zichzelf liever geen projectleider, zoals op haar visitekaartje staat , maar procesbegeleider. “Ik stuur de projecten aan, maar als je écht deuren wilt openkrijgen, moet je mensen met elkaar verbinden. Dat proces vindt plaats op de werkvloer en daarin heb ik een begeleidende rol.”

Een primaire taak van Baron is, zoals dat zo mooi heet, om deuren te openen van de verschillende organisaties die in het IKC werken. Baron: “Dat moet je niet moeilijker omschrijven dan het is. Mensen verbind je door ze met elkaar in contact te laten komen. Dit betekent dat je daarin moet faciliteren, mensen aanspreekt, vragen stelt en de communicatieve lijnen warm houdt.”

Optimale zorg “Daarom organiseren we bijvoorbeeld koffiemomenten (zie kader, red.) en regelen we dat mensen bij elkaar in de klassen kijken”, gaat Baron verder. “Een team van zorgcoördinatoren werkt op die manier heel intensief samen. Omdat de meeste organisaties letterlijk onder hetzelfde dak werken, kan worden gebruikgemaakt van de schoolruimtes, maar vooral van de kennis en expertise waarover mensen zelf niet beschikken. ‘Hoe doe jij dat? Waarom pak jij iets op deze manier aan?’ De centrale vraag is hierbij natuurlijk hoe we optimale zorg bieden aan de kinderen van 0 tot 12 jaar kunnen bieden.” Naast leerkrachten kunnen ook kinderen bij een organisatie kijken. “Stel dat leerling uit groep 3 afwijkend gedrag vertoont”, vertelt Baron. “Het is voor iemand van het SBO of SBAO heel gemakkelijk om zo’n leerling te observeren, want het kind zit slechts één klaslokaal naast dat van jou. En daarnaast kun je zo’n kind ook een dagdeel in de andere klas plaatsen, waar hij of zij mogelijk veel beter functioneert. De school is namelijk zo ingericht dat de onderbouw bij elkaar zit. De korte lijnen die je met elkaar hebt - dat is een enorm groot voordeel. Net als het feit dat als kinderen de stap naar het speciaal basisonderwijs moeten ma-

ken, ze gewoon in hetzelfde schoolgebouw blijven en hun oude schooljuf of -meester nog steeds zien.” Bijtjesgroep Baron gaat ons voor, naar de gang van de Antoniusschool. “Hier zitten de REC 4-leerlingen”, zegt Baron, terwijl ze op deur van een klaslokaal klopt. Binnen zijn acht kinderen, begeleid door twee docenten, aan het knutselen. Dezelfde verhoudingen tussen leerkrachten en het aantal kinderen in de klas zien we ook terug op SBO-school De Tender en in de Bijtjesgroep van

Partners van De Tender De Tender bestaat uit de volgende zeven partners, die allemaal onder hetzelfde dak in Schagen zijn gehuisvest: De Antoniusschool (SO), Parlan (CVD), De Tender (SBAO), De Wegwijzer (BAO), De Niko Tinbergenschool (BAO), SKRS kinderopvang en de Voorschoolse peuteropvang.


KopKrant, april 2015

11

‘We werken hier op een grote schaal samen’

Klaslokaal van De Tender

jeugd- en opvoedorganisatie Parlan. “In de Bijtjesgroep zitten kinderen tot 4 jaar. We weten nog niet in welke klas ze straks terechtkomen”, legt Baron uit. “We geven ze langzaam steeds meer onderwijs en op basis daarvan bepalen we: komt de leerling in het REC 4-onderwijs, speciaal- of regulier onderwijs?” “Verder heeft dit IKC een medisch kinderdagverblijf, met een fysiotherapeut en een logopediste”, vervolgt Baron. “Deze mensen worden betaald door De Tender, maar andere organisaties maken ook gebruik van hun diensten, bijvoorbeeld als De Wegwijzer of de Niko Kinbergenschool een kleuter laat screenen op taal- of spraakvaardigheid.” Uniek Een deur verder lopen we de Niko Tinbergenschool in, het reguliere basisonderwijs waar één docent lesgeeft aan

Kinderopvang

25 kinderen. “Wij profiteren vooral van de SKRS kinderopvang en De Wegwijzer - de andere reguliere basisschool binnen dit IKC”, vertelt locatiecoördinator Monique van Klaveren. “Het voordeel van de SKRS, waar hoogopgeleide zorgcoördinatoren werken, is dat we ervaringen met elkaar kunnen uitwisselen. Zij zien de kinderen immers na schooltijd, terwijl ze overdag bij ons in de klas zitten. Voorheen maakte je dan afspraken om eens om tafel te gaan. Dat vergde natuurlijk nogal wat organisatie, omdat we de agenda’s naast elkaar moesJannie Baron

Koffiemomenten Bij de koffiemomenten kunnen alle medewerkers van het IKC elkaar beter leren kennen en ervaringen uitwisselen. Bovendien wordt men op de hoogte gebracht van de laatste ontwikkelingen. Het volgende koffiemoment vindt plaats op dinsdag 2 juni (15.30 - 16.30 uur).

ten leggen. Nu loop je bij elkaar naar binnen en dat is het fijne van deze IKC-opzet. De deuren staan hier letterlijk open.” Volgens Baron is het IKC in Schagen uniek in zijn soort. “We werken hier op een grote schaal samen”, meent de procesbegeleider. “Bovendien zitten we in een bestaand gebouw. Een IKC wordt vaak op nieuwe locaties neergezet, waarin vervolgens verschillende partijen participeren. Dan denk ik bijvoorbeeld aan de brede scholen, die enige tijd geleden in opkomst waren. In de praktijk werken deze instellingen echter afzonderlijk van elkaar, terwijl wij hard op weg zijn om ons doel - één organisatie in hetzelfde gebouw - te realiseren.”

Gezamenlijk Missieen visiedocument Eind deze maand wordt er een klap gegeven op het missie- en visiedocument, dat de gezamenlijke gedachten, wensen en ambities van het IKC representeert. Dit document is de afgelopen maand opgesteld door het managementteam. “We nodigen alle medewerkers uit op 23 april (19.30 uur) in De Tender”, vertelt procesbegeleider Jannie Baron. “Die avond is voor iedereen een gelegenheid om aanvullingen te geven, zodat er uiteindelijk een stuk ligt waar elke medewerker achter staat.”


12

KopKrant, april 2015

Pareltje van Arrangeren

VO

Kop op en blijven leren

Hoe arrangementen ‘een gezicht’ kregen

“Toen Pieter in december vorig jaar bij ons kwam, had hij een heel laag zelfbeeld,” vertelt Tanja Nederpelt-Hofstra, coördinator individueel arrangement Rebound. Hij kreeg altijd te horen dat het niet goed met hem ging. Bij Rebound kijken we vooral naar wat wél goed gaat en hoe we dat vervolgens kunnen uitbreiden”.

Nicole Rempt, Ingeborg Bisselink, Tanja Nederpelt-Hofstra, Martijn Regtop

‘We hebben aan dit stagebedrijf gevraagd of ze hem meer dagen konden gebruiken’

We probeerden aanvankelijk om Pieter drie dagen per week naar school te laten gaan, naast een tweedaagse stage. Dat werkte echter niet. Pieter is een praktijkleerling: hij is geen jongen die netjes achter zijn tafel zit en zijn schoolopdrachten maakt, maar werkt liever met zijn handen. Dat beeld werd bevestigd tijdens zijn stage. Deze verliep namelijk erg goed. Pieter werkt momenteel bij een Kringloopwinkel, waar hij spullen ophaalt en sorteert. We hebben aan dit stagebedrijf gevraagd of ze hem meer dagen konden gebruiken. Nadat we hier een bevestigend antwoord op kregen, hebben we dit kortgesloten met Beroepsonder-

Inkopper

wijs aan Zee, Pieters school van herkomst, en De Spinaker. De laatste school regelt in het geval van Pieter namelijk de stage-overeenkomsten. We zijn nu een paar maanden verder. Pieter zit goed in zijn vel. Hij loopt nu vier dagen per week stage en volgt daarnaast één dag bij ons zijn lessen. Deze constructie handhaven we tot de zomervakantie. De kans is groot dat hij volgend jaar een leer-werktraject op het reguliere onderwijs volgt.”

*Wegens privacyredenen is de naam in dit artikel gefingeerd.

Er wordt van alles uit de kast getrokken om te zorgen dat leraren blijven leren. De individuele cursussen, opleidingen en team- of bestuursstudiedagen zijn bekende fenomenen, maar intussen steekt de trend van de Academy (graag op zijn Engels uitspreken) steeds vaker de kop op. Zo werd ik laatst bij een bestuur buiten de Kop uitgenodigd in hun Academy. Met hoge verwachtingen schoof ik bij de directeuren aan. Helaas lukte het me niet ook maar iets academisch bij de groep onderuitgezakte directeuren te ontwaren. Noch qua inhoud, qua instelling en evenmin wat betreft de omgeving. Een ander bestuur stelde onlangs een coördinator Academy aan. Wat haar taak zou worden, vroeg ik toen een enthousiaste leerkracht op deze functie ging solliciteren. “Dat mag ik voor het grootste deel zelf invullen”, antwoordde ze me hoopvol. Intussen heeft deze creatieve leerkracht trouwens al wel enkele boeiende gezamenlijke activiteiten voor leraren ontwikkeld. Maar academisch? Mwah… Toch eens op de diverse websites van de besturen in de Kop kijken. Er is kennelijk (gelukkig) nog niet genoeg zuidenwind geweest die de trend breed naar het noorden doet overwaaien. Surplus heeft er wel iets mee. Geen Academy, maar wél een definitie van een academische basisschool. Als kenmerk noemt Surplus praktijkonderzoek: ‘Alleen met een onderzoekende houding van leerkrachten kan opbrengstgericht werken tot beter onderwijs leiden.’ Daar kan ik wel wat mee. Tenminste als die opbrengsten ook gaan over een onderzoekende houding van de leerlingen. Academische basisschool hoeft zo’n school van mij overigens niet te heten. Dat leidt tot irrealistische beeldvorming bij ouders en waarschijnlijk tot nog moeilijker adviesgesprekken in groep 8. Flore heeft een academische werkplaats - dat klinkt veelbelovend. Het blijkt om een vijfjarige onderzoekssamenwerking tussen Flore en het Centrum Brein en Leren van de VU te gaan. In het informatieve boekje ‘Onderzoek en onderwijs; een vruchtbare combinatie’ doen leerkrachten verslag van zeven onderzoeksprojecten. Behapbare vragen als ‘Leidt het IGDI-model tot betere spellingsresultaten?’ en ‘Wat is de relatie tussen welbevinden en schoolprestaties?’ brengen leerkrachten in een onderzoekende stand. Want dat is naar mijn idee wel degelijk nodig. Zeker als het leerkrachten in mijn studiedagen en cursussen nog zo veel moeite kost om open vragen te stellen. Ons samenwerkingsverband doet trouwens ook een flinke duit in de professionaliseringszak. Zo worden alle leerkrachten getraind in hoogbegaafdheid, gekoppeld aan onderwijsbehoeften. De relatie tussen leren en de functiemix is er ook. Deze blijkt echter weerbarstig, aangezien vorig jaar in het PO nog maar 21,6% in LB zat. Kop op, blijf evengoed leren. Ruud Musman

Colofon KopKrant is een initiatief van Samenwerkingsverband Kop van Noord Holland Projectleiding: Andrew Albers Tekst, ontwerp en productie: Second Opinion, Leeuwarden Redactie: Jan Bot, Andrew Albers, Ruud Musman, Anneke Bouma-de Vries en Johan de Voogd

Rebound

Voor meer informatie over deze uitgave kunt u contact opnemen met:

Rebound verzorgt arrangementen voor leerlingen die tijdelijk niet op hun eigen school functioneren. “We steken vooral in op gedrag”, vertelt Tanja NederpeltHofstra. “Deze scholieren komen maximaal een half jaar bij ons. In die periode blijven ze op hun eigen school ingeschreven. Negen van de tien leerlingen keert vervolgens weer terug naar hun oude school en haalt daar zijn of haar diploma. Wij geven ze net even het duwtje in de rug zodat ze in een normale klas kunnen werken.”

T (0229) 25 93 80 E info@swvkopvannoordholland.nl De KopKrant staat ook op de website: www.swvkopvannoordholland.nl Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch door fotokopieën, opname of enige ander manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.