Monkey Climber magazine

Page 1

WHERE THE WILD THINGS ARE

1° winter • €8,95

specimen magazine for specimen anglers


Many men go fishing all of their lives without knowing that it is not fish they are after. Henry David Thoreau


Hallelujah! Het leven heeft rare kronkels. Had je ons vorig jaar op hetzelfde moment verteld dat we dit jaar met een nieuw magazine op de markt zouden komen, hadden we je waarschijnlijk gek verklaard. Niet dat we er nog nooit bij stilgestaan hadden, maar tussen droom en werkelijkheid staan nu eenmaal praktische bezwaren. Wist Elsschot trouwens al... Gelukkig zit het leven ook vol verrassingen, want wie had gedacht dat iemand als Luc De Baets ooit nog terug moedwillig karpers zou gaan belagen? Of omgekeerd, dat een diehard als Phil Cottenier er op een dag genoeg van zou hebben? En wat zoekt een Ronny De Groote in godsnaam aan de andere kant van de aardbol? Of we hier dan geen vissoorten genoeg hebben? Blijkbaar niet, maar toch lijkt karper tegenwoordig stilaan overal de klok te slaan... Anyway, voor je ligt het eerste nummer van Monkey Climber, dat naast een hoge dosis karper ook ruime aandacht schenkt aan andere species & specimens. Weg met het overgewicht, op zoek naar een redelijk evenwicht. Joris Vandaele legt het jullie straks alvast eventjes haarfijn uit. Kortom, genoeg te ontdekken in deze eerste wintereditie en dan hebben we lang nog niet al onze schrijvers én kleppers verklapt. That’s it for now, hope you enjoy it! Peace out, Monkey crew Follow us

Samenstelling Monkey Climber magazine Giovanni Vanhooren Maria Theresiastraat 42 8400 Oostende • België info@monkeyclimber.be www.monkeyclimber.be BTW BE 0894.708.006

6-10 A fish for all seasons - Martin Bowler 12-23 wH2O’s wH2O - Phil Cottenier 24-27 Duits snoekonderzoek - Alexander Kobler 28-33 Welcome to the jungle - Ronny De Groote

Grafische vormgeving

36-42 In de ban van de bijvangst - Luc De Baets 44-45 Shortfolio 46-49 FISHues - Joris Vandaele 50-54 Een oude geliefde - Steve Ricketts 57-61 Off the hook - Geert Ooms 64-69 A freeze dried romance - Hans Moolenaar 71-73 Mijn wereld - Ernesto Kamminga 77 Diem competition 78-80 Flashback - Chris De Clercq

Werkten mee aan de inhoud van dit nummer Martin Bowler, Phil Cottenier, Luc De Baets, Chris De Clercq, Ronny De Groote, Kevin Diederen, Mark Dörner, Ernesto Kamminga, Alexander Kobler, Gilles Lambert, Hans Moolenaar, Geert Ooms, Steve Ricketts, Simon Soenens, Bernd van Broekhoven, Joris Vandaele Cover Alexander Kobler met een atypische Cassienvis en dito -foto Illustraties Bjorn Bossu, Geert Vandeplancke Aanvullende fotografie Ryan Debacker, Kevin Diederen, Ludovic Hollevoet, Gilles Lambert, Switn Druk Hollevoet Ichtegem

.. 81-83 Ride the lightning - Mark Dorner 84-90 Winter in de achtertuin - Kevin Diederen

Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar worden gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, internet of welke andere wijze ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Monkey Climber.

3



WILD THING... You make my heart sing, Wild thing... I think I love you!

A Rh么ne, Frankrijk F Gilles Lambert

5


Het was met trillende vingertoppen dat we de verzendknop van de e-mail richting de Engelse allround specialist Martin Bowler aanklikten. “Of hij geen zin had in een artikelenreeks in een nieuw specimenblad?”, vroegen we hem onomwonden. Martin was meteen wild enthousiast en niet veel later hingen we met hem aan de lijn voor een gesprek dat het startschot zou vormen voor een wondermooie reeks.

Martin Bowlers Liefde voor élke vissoort Martin, je bent net 40 jaar jong geworden, wat betekent dat je ondertussen al meer dan drie decennia lang aan de waterkant vertoeft. Sommigen houden het geen fractie daarvan vol, hoe blijf jij zo gemotiveerd? Vissen is voor mij een obsessie die mijn hele levensstijl bepaalt, het zout in mijn vissersbestaan. Van kleine jongen tot volle wasdom, het wonderlijke gevoel om aan het water te vertoeven is in al die jaren geen greintje veranderd. En wanneer, ten langen leste, die aanbeet er opnieuw komt, dan giert de adrenaline als vanouds door mijn lichaam. Ieder moment blijf ik zodanig koesteren dat de tijd tussen sessies in haast ondraaglijk lijkt. Natuurlijk is het zo dat mijn uitdagingen en vissen in de loop der jaren groter werden, maar één ding blijft voor mij altijd idem en dat is mijn liefde voor elke vissoort. Terwijl vele van mijn tijdgenoten hun hart verpandden aan het pad met slechts één eindbestemming – karper – bewandel ik een veel leukere route met een wirwar aan omweggetjes. En jawel, karpervissen was voor mij dé perfecte slijpsteen om de grote-vissen-jager te worden die ik nu ben, maar godzijdank heeft de zoektocht naar karper mij nooit in de weg gestaan om de strijd aan te binden met een barbeel in een of andere kristalheldere kalkstroom of om tot het uiterste te gaan met een fors uit de kluiten gewassen blauwe haai op het wijd van de Atlantische oceaan. Het leven als visser is gewoonweg veel te kort om maar één visverlangen te mogen ervaren en net zoals een postzegelverzamelaar zijn felbegeerde collectie constant tracht aan te vullen staat ook mijn hele leven in het teken van nieuwe plaatjes in mijn fotoalbum. 6



Dankzij heel wat publicaties en je werkelijk betoverende film Catching the Impossible sta je vandaag wereldwijd als specimen hunter bij uitstek te boek. Een titel naar je hart? Het visserswereldje duwt zichzelf nogal graag in allerhande hokjes, voor iedere vissoort bestaat tegenwoordig een aparte tak: wedstrijd, karper, roof,… Het klopt inderdaad dat ik vooral als specimen hunter geboekstaafd sta, iets wat ik altijd tegenspreek. Niet alleen bevis ik een bijzonder wijde waaier aan vissoorten, het najagen ervan hangt voor mij volledig af van het weer en de seizoenen. Dit terwijl een specimen hunter pur sang een bepaald doel vooropstelt en kost wat kost blijft doorgaan, ongeacht de omstandigheden. Ik leg mezelf uiteraard ook bepaalde criteria op, maar ik mag er niet aan denken in de sneeuw te karperen of brasems op een bloedhete dag te belagen. Een blik door het raam bij het krieken van de dag en mijn instinct volgen geeft mij simpelweg veel meer voldoening dan het nauwgezet uitvoeren van een bepaald plan de campagne. Ik hou evenveel van de veranderingen die de seizoenen met zich meebrengen als van de vissen die ik belaag en misschien is het net dat waardoor ik even gedreven blijf als die kleine jongen aan het kanaal. Op de keper beschouwd denk ik daarom beter in het rijtje ‘allrounders’ te passen.

“Hoe koud ik het ook heb, mijn hart slaat altijd een paar slagen over wanneer de snoekdobber tot leven komt en de aasvis in de enorme tandenmuil verdwijnt.” 8


Hoe moeten onze lezers jouw seizoensbenadering precies zien en is er een bepaald seizoen torenhoog favoriet? Niets mooier tijdens de zomer dan het opkomen van de zon naast een bloeiend lelieveld. Pal tegen de welig tierende, diepgroene bladeren trekt een onstuimig bellenspoor de aandacht. De atmosfeer is loodzwaar en zwanger van geuren. De fijne belletjes op het overigens gladde wateroppervlak vertellen je dat het om zeelt gaat, de kop diep in de bodem. De gestrooide hennep doet samen met de al rijkelijk aanwezige muggenlarven een ware vreetorgie ontstaan. Het is met deze wereld dat ik verbinding zoek via mijn pen die nerveus danst op het ritme van waaierende vinnen en stofwolken. Verschillende keren moet ik de neiging onderdrukken niet op die schijnbeten aan te slaan, tot de pen veelbetekenend weg zeilt. In zijn zog volgt een droge zwiep. De aanslag veroorzaakt een kettingreactie boven en onder water. Het carbon gaat hoepelrond en de centrepin zingt, zwichtend onder de druk, zijn zeemzoete ochtendlied... In de herfst draagt de roep van de rivier tot ver in de Atlantische Oceaan en trekt zo de zalm tot diep in de moederschoot. Daar sta ik dan met mijn vijftienvoets zalmhengel in de hand en aanschouw het fantastische spektakel. Ik waad de kolkende rivier in en met een zorgvuldig geselecteerde vlieg vis ik elk plekje van mijn gekozen jachtterrein secuur af. Door de regenval in de bergen verlaten de vissen de riviermonding waar ze massaal samentroepten en zetten de laatste etappe van hun tocht in. Eén hindernis moeten ze echter nog zien te omzeilen en dat is de sliert vissers zoals mijn goede zelve die langs de riviervallei op een van deze zilveren toeristen gebrand is. Hoop is wat ons op de been houdt, want

onze vliegimitaties lijken danig klein en hopeloos in zo’n immense waterweg. Gelukkig zijn vissers optimisten en zelfs wanneer ik me zonder het minste teken van vis terug op het droge begeef, kijk ik alweer uit naar een nieuwe poging de volgende dag. Diezelfde avond hef ik een glas whisky op deze bijzondere vis en een al even schitterend seizoen. De winter maakt meteen komaf met de gouden herfstteinten om het landschap niet veel later met een dikke laag ijs te bedekken. Maar zelfs wanneer de meeste vissen beschutting zoeken voor de sneeuw en vrieskoude kent mijn enthousiasme geen grenzen en is het verlangen om de lijnen nat te maken even sterk als anders. Persoonlijk koester ik deze periode evenzeer als eender welk ander jaargetijde. Het feit dat de weersomstandigheden nu niet meezitten maakt de uitdaging nog veel groter. Zorgvuldig afwegen welke vis je zal belagen is de enige garantie op regelmatige actie en ik sta constant met het geschikte materiaal paraat om zo mijn kansen optimaal te benutten. Wanneer de rivieren helder zijn, dan kunnen ijskoude vlagzalm en kopvoorn mijn dag goed maken, tot er een storm vanuit de Atlantische Oceaan het vasteland geselt met harde wind en warme regen. Diep vanbinnen hoop ik dan dat de rivieren keihard beginnen stromen en in het troebele water de barbelen gedwongen worden te zwemmen. Hierdoor vergroot de kans op een spannende dril met een van deze bronzen torpedo’s aanzienlijk. En in de meest barre omstandigheden kan ik nog altijd terugvallen op de steeds hongerige snoek. Hoe koud ik het ook heb, mijn hart slaat altijd een paar slagen over wanneer de dobber tot leven komt en de aasvis in de enorme tandenmuil verdwijnt.

En nu naar een nieuwe lente. Ik hou enorm van het voorjaar en het ontwaken van de natuur. Naarmate de bloesems de bomen aankleden, ontwaken de karpers uit hun sluimerstand met een honger die gestild moet worden. Dit is het uitgelezen moment om ze te vangen; ze zijn minder waakzaam en iedere visser die het zout in de pap waard is mag nu rekenen op actie. Zelf trek ik me terug in mijn bivy en wijd ik de lengende dagen aan het uitdokteren van een meesterplan om mijn prooi om de tuin te leiden. Hoog vanuit de kruin van een boom kan ik al hun bewegingen bespieden. Mijn zorgvuldig uitgezette vallen met boilies zijn moeilijk te negeren. Nog steeds naïef van hun slome wintermodus gooien ze al hun behoedzaamheid overboord en kan mijn rig zich snel ankeren in de lip van een dikke spiegel die er vervolgens alles aan doet om mijn hengel de plas in te sleuren. De doldraaiende beetmelder bezorgt mij haast koppijn! Van ontspanning tot pure paniek in een oogwenk, ik voel mijn hart gewoon bonken wanneer ik het dertienvoets carbon vastpak in een poging de vis in te tomen. Het gieren van de spoel klinkt onheilspellend en ik kan niet anders dan proberen stand te houden. Zoals je ziet, is het vissersleven van een allrounder nooit saai want uiteindelijk is er altijd ‘een vis voor elk seizoen’. Martin, hartelijk dank voor dit gesprek. Het volgende magazine komt meteen pal in dit laatste spannende seizoen uit, benieuwd wat je dan voor ons in petto zal hebben!


www.facebook.com/MartinSBowler

10


www.ccmoorebenelux.be

CC Moore Benelux • Reedonk 15 • 2880 Bornem (België) • + 32 (0)3 298 90 41

Dankzij CC Moore ontdekt u méér. Met onze 150 jaar expertise en knowhow in de dier- en visvoedersector brengen we u steeds het beste wat de wondere aaswereld te bieden heeft. Van boilies over pellets tot losse ingrediënten, natuurlijke poederextracten en vloeibare additieven, ons gamma is allesomvattend en steeds kakelvers. Wat meer is, vanuit onze R&D-afdeling zijn we constant bezig met de ontwikkeling van nieuwe, innovatieve producten. Zodat u steeds een stapje voor blijft!


12

wH 2 O' s

wH 2O



Eerst bezinnen, dan pas herbeginnen of het begin van het einde?

HET SABBATJAAR VAN Het is dus niet een gebrek aan een bepaald target of targetwater dat aan de basis van je inactiviteit ligt? “Nee, absoluut niet, in België zijn nog targets zat. Weet je, als alles goed gaat, dan is die drive er wel nog. Maar als het tegenzit, dan steekt het me ook echt tegen. Vroeger kon ik gerust een week blanken op het Kempisch Kanaal, nu word ik na een nacht al zot! Het ding is ook dat ik al jaren niet meer aan targetvisserij doe. In de jaren ’90 kon ik makkelijk voor één enkele vis gaan, maar mocht ik daarmee doorgegaan zijn, dan was ik nu al lang gestopt. In feite ben ik er na de Langen op 7/8 mee opgehouden, zonder twijfel de vis die me de meeste moeite Laten we meteen met de deur in huis vallen Phil. Afgelopen jaar ben je heeft gekost. Voor de targetvisserij moet je jezelf een zodanige druk op niet echt aan vissen toegekomen, op een verwaaide sessie in het najaar leggen, dat de fun er vaak af is.” na. Ben je opgebrand, uitgevist of ben je het gewoonweg beu, heb je het gezien? Specifieke vissen als de Mohikaan, het nieuwe Beneluxrecord, of de “Opgebrand zou ik het niet durven noemen, ik vind dat immers zo’n Eburoon die nog steeds parmantig haar rondjes op de Schaapskuil lelijk woord. Feit is wel dat ik voor het eerst gewoon de drive niet meer trekt, kunnen jou dan niet bekoren? heb om constant aan het water te zitten. Je moet weten dat ik 47 ben “Vroeger wel, maar nu totaal niet meer. Het blijven uiteraard fantastien al meer dan 25 jaar hardcore op karper vis en zo fanatiek als ik sche vissen, maar ik zou me erop breken. Vooral op die laatste dan. Ik bezig was, hoeft voor mij niet meer. Hoe dat komt, weet ik eigenlijk niet vind het nochtans een enorme uitdaging en dat zal misschien raar klingoed. Onbewust zijn er natuurlijk altijd een aantal factoren die mee- ken, maar het is niet meer aan mij besteed. Althans de lijdensweg erspelen. Dan denk ik bijvoorbeeld familiaal, ik ben nooit thuis geweest... naar toe niet, de euforie van de eventuele vangst vanzelfsprekend wel.” En dat Bart Douma, mijn vaste vismakker sinds jaren, er dit jaar ook zo goed als de brui aan gaf, zal ook wel ergens mee aan de basis liggen. Phil, je doet weekendwerk en je bent al jarenlang gewend aan een leEr was wel al langer iets aan de hand hoor. De laatste jaren begon ik ven aan de waterkant. Nu je niet vist, wat doe je god-ganser-dagen? steevast een zomerstop in te lassen en dan plots waren er ook hiaten “Weinig! (lacht) Je zou eigenlijk versteld staan hoe snel de tijd voorbijvan een maand in het eigenlijke visseizoen. Ook betrapte ik mezelf gaat. Ik zat natuurlijk al lange tijd in het stramien van weekendwerken erop vaak te lomp en te lui te vissen. En ’s morgens bleef ik gewoon te en vissen, maar dat weekendwerk bevalt me nog steeds en ik geniet lang in mijn kaf liggen.” met volle teugen van de rust in de week nu. Ik woon samen met mijn broer; ik kan gerust eens wat langer slapen en wat langer opblijven, Is dit dan het grote keerpunt? Is er nog een weg terug? genieten van niks doen,... Kortom, het leven kabbelt voort. Ook tracht “Ik denk inderdaad dat dit het keerpunt is, toch wel! Pas op, ik heb ik wat familiale en sociale contacten opnieuw op te pikken, al is dat niet dit jaar nog gevist en ik zal altijd blijven vissen, maar nooit meer zo altijd even makkelijk. Je moet weten dat ik mijn familie, vrienden en bezeten. Wat opvalt, is dat alle sessies die ik nog doe, bijna enkel nog kennissen jarenlang in zekere zin verwaarloosd heb door zo te vissen. socials zijn zoals met mijn goede maat Frank Cleeren. En dat is dan De meeste maten die je als visser hebt, zijn immers vismaten. En als niet omdat het een verplichting is, maar omdat ik dat echt graag doe. je niet meer vist, sta je eigenlijk versteld hoe weinig echte (vis)maten Ik kan tegenwoordig enorm van de compagnie genieten, en nog meer je maar hebt.” van het socialisen dan van het vissen.” Maar dan toch niet lang leve het zwarte gat, gelukkig! Wat dacht je Wat was je laatste wapenfeit vorig jaar dan? trouwens van writing your memoirs, nu je een zee van tijd hebt? “Het hele najaar heb ik zowat op het Waesmeer doorgebracht. De “Ai ai, ik heb voorlopig geen ambitie in die richting en een schrijver als vangsten waren meer dan behoorlijk met een aantal beste vissen waar- Alijn en consorten ben ik al helemaal niet. Ik denk dat ik er tien jaar onder de Blokschub, maar ergens had ik er wel meer van verwacht. zou over doen om dat boek af te krijgen, kan ik evengoed opnieuw De rest van mijn tijd ging vorig jaar op in het Verbindingskanaal waar gedreven beginnen vissen! Heb je trouwens nog van die ambetante ik ook wel een veertiger kon strikken, maar het bijzonder harde kanaal vragen? (bulderlacht)” heeft me ditmaal geen deugd gedaan. Ik heb enorm veel geblankt en dat zal ook wel een rol spelen dat ik vanaf nu de voet van het gaspe- Plenty! daal hou.” Als er één visser was die nooit of nimmer zou opgeven, dan was hij het wel. Als er één visser was die de volharding zelve was, dan was hij het wel. Winter, zomer, bij nacht en ontij, jarenlang was Phil Cottenier doordeweeks steevast aan de waterkant te vinden. Dicht bij huis tot diep in Frankrijk. Afgelopen jaar echter zat hij thuis, de strechter ingeruild voor de sofa. Of hij het naar zijn zin had? Monkey Climber bezocht Phil aan de oevers van het Land van Ghow waar het voor hem allemaal écht begon. Want als er één visser is die ooit nog eens openhartig geïnterviewd moest worden, dan was hij het wel...

14


PHIL COTTENIER Van de early days naar het circuit Even terug in de tijd nu, hoe lang doe je dit al en hoe is het ooit begonnen om er zo volop voor te gaan? “In ’85-86 begon ik eigenlijk pas echt serieus op karper te vissen. Daarvoor karperde ik ook al, maar lang niet zoveel. En nog daarvoor viste ik zoals iedereen wat op paling of met de vaste stok, al was dat bij mij pas op latere leeftijd gekomen. Ik denk dat ik al vijftien geweest moet zijn toen ik beginnen vissen ben. Toeval of niet, maar het moment waarop ik serieuzer begon te karperen, viel samen met de start van het boilietijdperk. En dat liep wonderlijk goed. Eigenlijk ben ik nooit meer gestopt, tot vorig jaar dan.” Als we goed geïnformeerd zijn, en wat velen niet weten, is dat je destijds pas serieus beginnen karperen bent op het Populierenhof in Desselgem en daar nog vrij lang blijven hangen bent? “Dat klopt inderdaad. Voor ’85 viste ik enkel op karper op onderbezette oude Scheldearmen waar je weinig beet kreeg en ik logischerwijs wat aanmodderde. Op het Populierenhof vervolgens, wat in feite een echte karperput was, kreeg ik pakken meer actie en meteen was de microbe geboren. De vele actie die ik daar kreeg was ook een goeie leerschool voor mijn latere carrière. Ik viste toen nog weekends (red.: in feite viste Phil tot 1997 in het weekend, pas in dat jaar schakelde hij over op weekendwerk), maar lang niet ieder weekend. Er moest nog wat vrije tijd overblijven om uit te gaan en dergelijke. Ondertussen was ik wel ook van start gegaan op het Kanaal Kortrijk-Bossuit wat bij wijze van spreken langs mijn voordeur liep en nog steeds loopt. Ik heb die twee eigenlijk drie jaar gecombineerd: het Populierenhof in het weekend en het kanaal tijdens ochtend- of avondsessies in de week. Na verloop van tijd begon het kanaal wel de voorkeur te genieten en keerde ik enkel nog naar het Populierenhof terug in het vroege voorjaar of als ik eens zin had in wat actie. Ik was trouwens niet de enige

die dat deed. Martin Colson en Darwin bijvoor- het kanaal kende een telegeleide boot kunbeeld deden dat evenzeer.” nen kopen van twee mannen die nog voor of misschien tijdens de periode van Luc De Ging het daarna stekerecht (red.: West-Vlaams Baets op Ghow visten. En ik had het geluk dat voor rechtstreeks) naar het fameuze Land van ik die van Geert mocht gebruiken. Je kan je Ghow? werkelijk niet voorstellen wat ik toen van de “Nee, in ’89 ben ik eerst wat aan het rond- 145 gehaald heb. De stek was nog nooit bevist zwerven geweest, waaronder in Walen dagen van tien tot twaalf runs waren echt lonië. Vaak zelfs op putjes waarvan geen uitzondering, ik hoefde er zelfs de reik totaal niks kende. Zo belandde ik gels niet te overtreden door ’s nachts te op de Grand en Petit Large in Pévissen. Zonder te willen stoefen, maar ronnes, op de watertjes die toen in op die stek legde ik dat najaar de Gahet Parc Paradisio lagen en zelfs vers plat. Ooit zag ik er zelfs op het plasje waarrond eind jaren vier vissen tegelijk uit het ’90 een ware hetze ontstond omdat water komen, onvoorstelde Tweekleur uit Ghow erheen gebaar gewoon! Naarmate mijn stolen was. Het was wel in ’89 dat voercampagne vorderde, raakte ik voor het eerst mijn zinnen zette mijn vriezer weliswaar leeg. Op het op Ghow, ik moest en zou er in ’90 einde voerde en viste ik gewoon van start gaan. Her en der had ik al met ‘kroketten’, gekookte boilievan een vis tot 15 kilogram vernoworsten die ik in stukken sneed, men, wat ongelooflijk was in die tijd, en de en nog dieper in het najaar wergrote slok water zelf trok me uiteraard ook den dat gewoon ‘deegkroketten’. Ik erg aan. In de daaropvolgende winter heb deed zelfs de moeite niet meer om ik dan maar mijn 400 liter vriezer met boize te koken. Het jammere van de lies gevuld, dagenlange arbeid was dat toen, zaak was dat ik niet kon doorvissen, en pas vrij laat in ’90 – eind april, begin mei maar verplicht eind november moest moet dat geweest zijn – ben ik begonnen op stoppen omdat er ’s winters een gesloeen stek die gekend staat als de Ligweide. ten tijd op het domein geldt. Ik weet nog Na verloop van tijd begon ik er mijn vissen goed dat ik die laatste avond mijn drie stokte vangen, maar dat waren vaak kleintjes, ken liet aflopen en daarna gewoon ingepakt temeer omdat ze al afgepaaid waren. Zo ben. De balans van dat najaar Ghow was feving ik een 13 kilo plus schub die toen nomenaal. Ik had het grootste deel van het de topschub van de Gavers was. Stillebestand zien passeren, met een hele rits tjes aan ben ik van stek opgeschoven om twintigers en maar liefst 19 dertigers tot 19,6 dieper te kunnen vissen, om in het najaar kilogram. Door het vele voeren met vooral uiteindelijk op de Top te belanden, een stek vismeelboilies – ook van anderen – hadden waar de vis altijd massaal buiten werpafstand de vissen een echte groeispurt genomen. Het zat te springen op de zogenaamde 145, een gevolg was dat iedereen na dat jaar een tele plateautje tussen het eiland en de Top dat ook wilde. Samen met mijn broer die een krak op in De Dunne Lijn beschreven staat.” het vlak van modelbouw is, ontwikkelden we die winter drie telegeleide boten met transEn dat is waar het vernuft van je broer om de portband. Ik zeg bewust niet bootjes, want de hoek kwam kijken? bombastische dingen hadden een omvang van “Nog niet helemaal, maar daar kom ik zo wel een meter vijftien op een halve meter! Een meteen op terug. Vlak voor ik naar de Top voor mezelf, een voor Geert en nog een voor verhuisde, had Geert Vandeplancke die ik van Berke, een oudere gast wiens echte naam me


nu even ontsnapt. Ook de rest van de vissers was druk in de weer met De Drie van ’95 en laag profiel het ontwikkelen van een eigen versie, maar ironisch genoeg werden telegeleide boten vanaf ’91 officieel verboden op de Gavers.” In 1995 ving je als targetvis het toenmalige Beneluxrecord de Grooten op 34,6 kg op het KK. Heb je daarna dan geen pauze ingelast of was Maar dat weerhield je er niet van om er te vissen? daar op dat moment geen denken aan? “Nee, uiteraard niet. In de jaren ’90 ben ik steeds op de Gavers blijven “Nee jong, totaal niet! Nooit gehoord van De Drie van ‘95? Ik was in vissen, maar altijd in combinatie met andere wateren. Iedereen bleef dat jaar écht supergemotiveerd. Dat is ongeveer als volgt gegaan: in trouwens nog met telegeleide boten vissen, maar dan verdoken wan- het najaar van ’94 was ik al eens op de Gavers in Geraardsbergen op neer de wachters nog niet aanwezig waren. En niet veel later werd Skup gaan jagen, maar ik had de vis niet mogen vangen. In ’95 heb ik ‘s nachts ook de overstap naar opblaasbare boten gemaakt.” dan mijn seizoen gestart op het KK, de Grooten gevangen maar er toch blijven doorvissen tot de sluiting. In de gesloten tijd ben ik dan naar Dé manier om aan de Kabel in het reservaat te vissen, nietwaar? Boze Ghow getrokken, omdat je daar in die periode toen wel nog mocht vistongen beweren al altijd dat jij en Geert Vandeplancke destijds zo het sen. En met de opening op openbaar water ging het opnieuw richting water op bedenkelijke wijze plat legden, maar dat klopt hoegenaamd de Gavers in Geraardsbergen waar ik Skup vrij snel kon vangen op 25,4 niet als wij goed geïnformeerd zijn tenminste. kilogram. En direct daarna zette ik koers naar de E10-put om jacht te “Ik moet grif toegeven dat ik er in ’91 met Geert in het reservaat heb ge- maken op de Knik die ik ving op 24,2 kilogram. Het seizoen ‘95 was vist, later ook nog trouwens, maar nooit ofte nimmer hebben we er ook targetvissen pur sang: de drie vissen die ik wilde vangen, had ik ook maar één bol voorgevoerd. Onze truc bestond erin voor de Kabel op gevangen. Saignant detail is ook dat dit de eerste drie vissen in België werpafstand te voeren, daar de hele nacht op te vissen en dan in alle waren die later stuk voor stuk over de dertig kilo zouden zitten.” vroegte de hengels in het reservaat in te varen. Wanneer deze hengels afliepen, konden we ze overdag sowieso niet in het reservaat terugleg- Ondanks dat je één van de bekendste karpervissers van de Benelux gen en zwierden we ze noodgedwongen opnieuw op werpafstand in. bent, bleef je steeds low profile en zocht je nooit zelf publiciteit. Is dat Niet zelden gebeurde het dat deze overdag nog aanbeten produceer- een bewuste keuze en hoe is die buzz rond jouw persoon er dan gekoden. ‘Toevallige bonusvissen’, zo expliceerden we onze omstanders, men? maar wij wisten wel beter.” “Dat is natuurlijk moeilijk te zeggen over jezelf, maar in West-Vlaanderen waren we minder bedeeld qua grote vissen en had je enkel maar Haha, een listig afleidingsmanoeuvre! Je spraakmakende vangsten op Ghow. Het was ergens logisch dat mijn naam hier over de tong begon Ghow en je onaflatende successen volop in de glorieperiode van het te gaan. Als ik er trouwens bij stilsta en je moet dat maar eens zelf Kempisch Kanaal is wat iedereen zich zowat van je herinnert nagaan, waren de Gavers van de jaren ’90 een kweekvijver voor Belvan de jaren ’90. Wat veel mensen tegenwoordig minder of gisch karpertalent. Hoeveel vissers van daar niet uitgegroeid zijn zelfs niet weten, is dat in diezelfde periode nog een hele tot topvissers die overal hun mannetje kunnen staan, kan je je resem toenmalige circuitwateren je pad kruisten. werkelijk niet voorstellen. Ik zat ook vrij vroeg in het AVK en vis“Klopt! Speciaal voor dit interview ben ik even mijn logte ook snel het hele land rond. Voor een West-Vlaming boeken ingedoken (Phil haalt een geheugensteuntje uit was het in die tijd eigenlijk niet vanzelfsprekend om zijn achterzak), maar als we alles moeten overlopen zitten bijvoorbeeld in het Mechelse de Nekker te gaan aanwe hier morgen nog (lacht). Zoals ik eerder al zei, heb ik pakken. Verder had je natuurlijk ook mijn sponsoring, Ghow altijd met ander(e) water(en) gecombineerd. Het KK mijn vriendschapsband met Patrick Bauwens die op 7/8, de Integra, Nekker, Ry-Jaune, de Gavers in Geraardsdat moment aan de wieg stond van het VBK en later vooral bergen, E10-put,... noem maar op. God, als ik daar nu op ook met Alijn Danau die wel eens vaker iets over me liet terugkijk, dan was ik vroeger een gedreven manneke! Ik vallen in het VBK-magazine en in zijn boek Karperblues. moet wel zeggen dat ik de echte glorieperiode van het KK En natuurlijk het KK, waar toen het kruim van de Belgische gemist heb; begin jaren ’90 hadden heel wat vissen het loodje scène aan de slag was. Maar zelf heb ik inderdaad nooit pugelegd.” bliciteit gezocht. Ik ben immers net het tegenovergestelde: als ik iets speciaals vang, probeer ik dat toch minstens een Een targetvis toen kon makkelijk één enkele veertigponder op een tijdje stil te houden.” heel water zijn. Immers, de vangst van een veertiger stond in die periode nog in een ander daglicht dan nu. Een jammerlijke evolutie? In de jaren ’90 raakte je ook verbonden met Nash Tackle, een “Vaak ging ik op die circuitwateren inderdaad slechts één bepaalde vis firma waar je vandaag nog steeds bij zit. Hoe is die samenwerachterna. Soms kon het gebeuren dat ik die vis vrij snel had en direct king er gekomen? weer naar een ander water trok. In die tijd begrepen de mensen dat “Als ik me niet vergis, kreeg ik in ’93 de vraag van Ronny De Groote door de bank genomen niet echt, nu is dat meer ingeburgerd. In die na het vertrek van Mark BMW uit het team en sindsdien ben ik altijd tijd ging dat targetvissen trouwens ook veel makkelijker, je kon je bij Nash gebleven.” target bij wijze van spreken uitkiezen. Nu daarentegen zwemmen bijna overal veertigers en zelfs vijftigers, een luxe probleem dus. In de Benelux ben je daarmee ongetwijfeld recordhouder wat betreft Jammerlijk vind ik dat niet, maar nu pas begrijp ik wat Luc De het trouw blijven aan een en dezelfde firma. Hoe belangrijk is die Baets wilde zeggen met het feit dat hij bijvoorbeeld op Ghow ook loyaliteit voor jou? alle vissen gevangen had, maar dan op lager gewicht. Karpers zijn “Ik zit ondertussen al bijna twintig jaar bij Nash en ben al van dag de laatste jaren waanzinnig gegroeid en als ik er nu zo voor zou gaan één bijzonder tevreden over hun aas en toevoegingen. Dat Nash daarals ik vroeger deed, dan had ik nog een pak meer echt dikke vissen naast ook zowat alles van tackle produceert dat je maar denken kan, gevangen. Wat ik wel spijtig vind, is dat veel anderen dit niet meer in is natuurlijk ook heel handig meegenomen. Waarom zou ik aan een perspectief kunnen zien. De grens is gewoon verlegd, punt aan de lijn.” andere firma denken als ik sowieso al over een uitstekend totaalpakket beschik?”


Je staat dan ook niet bepaald positief tegenover de huidige trend van sponsorhoppen en zelfs wat we zouden kunnen noemen sponsorshoppen waarbij sommigen al zo ver gaan om zich met hun curriculum vitae Cyprinus carpio zelf bij potentiële sponsors aan te bieden? “Tgoh, iedereen doet natuurlijk wat hij wil, maar het begint meer op het voetbalwereldje te lijken dan op vissen. En wat is je geloofwaardigheid dan nog als je om de haverklap van sponsor wisselt?” Wat denk je trouwens over de scène van nu, is die nog vernieuwend? “Toch wel, al is die vernieuwing minder dan vroeger, maar dat is ook logisch. Een vernieuwend product waar ik bijvoorbeeld vol lof over ben, is de Spomb. Hadden we dat maar veel eerder gehad! Ook op het vlak van visveiligheid is er heel wat innovatie geschied, wat ik enkel maar toejuich. Enkel op het vlak van rigs, lijkt iedereen tegenwoordig vast te zitten. Als we naar de vissersscène zelf kijken, dan is iemand als Kurt Van Cauwenbergh een visser die mijn respect verdient. Wat die allemaal niet bij elkaar gevangen heeft de laatste jaren (red.: dit interview werd nog voor Kurts vangst van het nieuwe Beneluxrecord op 40 kg afgenomen) zonder te gaan zweven, petje af!” Hoe low profile je ook moge zijn of tracht te zijn, we kunnen er niet om heen: je hebt een bekende kop. Wat zijn de gevolgen daarvan aan de waterkant? Heb je bijvoorbeeld last van zogenaamde punishers die tergend lang blijven buurten, vissers die vlak naast je plaatsnemen,...? En wat zijn de positieve gevolgen? “De negatieve punten die je opsomt zijn er inderdaad, zelfs als ik in het buitenland vis soms, en dat is bijvoorbeeld erg lastig als je de hele nacht in de weer bent geweest en je overdag wat slaap wil inhalen. Mijn vismaat Bart kon toeschouwers al eens sneller wandelen sturen, maar zelf lukt me dat niet. Het ligt gewoon niet in mijn aard... Positief is dan weer dat je automatisch veel meer opvangt. Ik weet nog goed dat het Kempisch toen de broeihaard van onze karperscène was en met vissers die er uit alle windrichtingen kwamen, wist ik automatisch alles over heel België wanneer ik er viste. Bleef ik er een bepaalde periode weg, dan was dat ineens al véél minder.” Frankrijk, het nieuwe millennium en the bait(ing) game Was het ook daarom dat je in 2000 je pijlen erg op Frankrijk richtte? Of zocht je in Frankrijk wat je in België niet meer vinden kon? “Nee, eigenlijk niet, want ik ben mijn Frankrijkvisserij altijd blijven combineren met België. Zo herinner ik me nog een bepaalde periode van zes weken waarin ik maar liefst viermaal een trip naar Liez deed, maar tussenin ook

nog twee doordeweekse sessies op het Albertkanaal viste. Ik wilde al een tijdje gerichter in Frankrijk vissen, maar niet te ver. Naar Lyon rijden voor vier nachten zou maar al te gek zijn, niet? Ik had wat interessante plassen korterbij gevonden en dat jaar was gewoon het moment om het te doen. Twee jaar heb ik doorgevist op wateren als Liez, Charmes, de Heilige Vaast,... met vaak fenomenale vangsten.” Nochtans viste je voorheen ook al in Frankrijk, niet? En je was onder andere bij de eersten die de start op Du Der meemaakten. Hoe was dat? “Klopt, maar dat waren dan vooral vakantietrips die alle richtingen uit gingen: de Grand Large in Lyon, Beaumont, Cassien, Lac du Causse,... Niet alle trips waren trouwens geslaagd, een paar keer gingen we ook de mist in. In ’92 waren Geert en ik inderdaad bij de eersten op Du Der en wat we daar meemaakten grensde werkelijk aan het abnormale! Ik was getipt door een Waalse maat toen we opnieuw op zoek waren naar een vakantiebestemming voor in de zomer. En tijdens een rondje om het water liepen we er meteen Luc De Baets tegen het lijf... Tijdens die zomertrip vingen we goed vis, maar wanneer we in het najaar teruggingen werd het pas echt absurd. Zelfs overdag kregen we volle bak actie. Geert was toen vaak tegen ’s avonds pompaf en gek als ik toen was viste ik zelf de nacht door met alle stokken. Vraag me niet meer hoeveel vissen we toen hadden, maar dat heb ik nergens nog meegemaakt. Het Du Der bestand was gigantisch en de vissen kenden er nog niks. Onze stokken liepen continu af en soms moesten we zelfs de hengels uit het water laten om foto’s te kunnen nemen. Ik ben er na die trip nooit meer teruggeweest.” De laatste tien jaar herinneren we van jouw Belgische visserij vooral het Verbindingskanaal, het Albertkanaal, de Maas en daartussen ergens je terugkeer op Ghow. Niet bepaald makkies... “Van een understatement gesproken! En dan was er ook nog een najaar op Sibelco, een winter en voorjaar op ‘t Vlot en mijn comeback op het KK, waarbij ik supergedreven en superscherp naar het beruchte kanaal terugkeerde.” Goed, je komt aan op zo’n water, of zelfs een overdonderende rivier als de Maas. Hoe pak je dat aan? “Het Kempisch is misschien een moeilijk voorbeeld omdat je er onbewust weet dat je er stukken scherper moet vissen, terwijl de Maas dan weer een stuk ruiger is. Maar doorgaans bevis ik een stek 24 uur en als er geen beet valt, verkas ik. Op het Kempisch wist ik bij-

voorbeeld dat ze ’s morgens vaak sprongen en niet zelden volstond het bij het eerste licht pal op de vis te verkassen om ze te vangen. Als je dat kan samen met een goed aas en goede rig, vis je iedereen naar huis, gegarandeerd!” Thanks Phil! Als onze lezers er nu nog eens zoveel tijd insteken als jij deed, behalen ze minstens dezelfde resultaten. Want dat is toch wat je vaak hoort: “Die Cottenier, makkelijk als je zoveel tijd ter beschikking hebt…” “Haha, ik heb inderdaad tijd en op aasvlak ben ik ook in het voordeel, maar je moet ze nog altijd vangen. Ik heb ook al veel uren aan het water gezeten dat ik ze simpelweg niet gevangen kreeg! Soms is het ook zo als je veel vist, dat je niet meer scherp blijft, terwijl iemand met minder tijd soms veel meer geoefend is in het vangen binnen een korter tijdsbestek. Maar doordat ik wekelijks vier nachten ter beschikking heb en snel verkas, weet ik meestal vlug hoe de vork in de steel zit.” Je had het zonet over aasvoordeel, maar voor je bij Nash zat, had je ook al een topaas waarmee je iedereen de broek af

deed. “In tegenstelling tot vele anderen heb ik me nooit zoveel met aas beziggehouden, maar voor het Nashtijdperk beschikte ik inderdaad al over een bijzondere goede boilie die eigenlijk nog uit het deegtijdperk stamde. Zelf had ik een goed deegje net zoals mijn toenmalige vismakker Eddy Deconinck er een had en dat hebben we gewoon bij elkaar gekapt, er Trouvit bij gedaan en tot boilies gekookt. Toch was het niet de Trouvit die de doorslag gaf, maar wel een ander deel uit de samenstelling, nl. ARHP, een product van Arca dat jammer genoeg plots niet meer verkrijgbaar was. Een aantal Ghowvissers heeft toen alle stock daarvan in de Belgische winkels opgekocht. In feite heb ik daarmee gevist totdat de productie stopgezet werd en dan ben ik kunnen overschakelen op Nash. Vanaf dan hoefde ik me helemaal geen zorgen meer te maken over aas. De Squids staken overal torenhoog uit en met de Monster Pursuit kreeg ik gemiddeld minder beet, maar doorgaans ging het om betere exemplaren. Wat ik ook vaak deed en doe, is meerdere soorten boilies door elkaar voeren. Je zou versteld staan wat een verschil dat kan maken. Tijdens mijn comeback op Ghow in 2005 met Bart voerden we zeker vier, vijf verschillende boilies door elkaar en visten we ook vier stokken met verschillend aas naast elkaar. We wisten dat de vis van rechts uit het reservaat kwam, maar toch waren het vaak enkel de hengels met een bepaalde boilie die aanbeten opleverden. Die boilies pikten ze er dan gewoon uit. Soms ging het om individuele vissen met een bepaalde aasvoorkeur, maar evengoed kon het om bepaalde gewichtsklasses gaan.”

17


De fantastische Tijger, destijds een target voor menigeen.

Voorjaarsstart op Ghow, de monkey climbers klaar voor actie.

Phil met de geleende boot van Geert, de voorloper van zijn eigen slagschip.

Petje af voor Kurt, hier met 40 kg recordvlees in handen.

18


Big Scale van de Nekker, nog zo’n brok Belgische karpergeschiedenis.

Jawel, ook Osama viste ooit op Ghow!


Dat staat nogal haaks op het De Baets-principe van de populatie op een aas zetten, iets wat jij toch ook al in the eighties deed. “Het is inderdaad heel verschillend, maar ik ben ervan overtuigd dat je er vissen mee vangt die je anders misloopt. Op Kortrijk-Bossuit was ik via mijn kleine-stekjes-techniek al heel vroeg bezig met de populatie op mijn aas te zetten, maar dat was onbewust. Ik voerde dagelijks namelijk tot tien stekjes over het hele kanaal met dezelfde boilies af, om die vervolgens om beurten af te vissen. Toch is het Luc De Baets die dat volgens mij samen met zijn partners in crime als eerste doelbewust op het Kempisch gedaan heeft in de jaren ’90. Zonder namen te noemen of bijbedoelingen te hebben, maar zelf ga ik nooit claimen wat ik niet zelf uitgevonden heb. Achteraf is dat immers maar al te makkelijk...” Als je vrij over grote hoeveelheden aas beschikken kan, vis je dan ook wel eens single hookbait? “Het is iets wat ik minder doe en wanneer ik ze wel inzet, dan is dat vaak op een aangevoerde stek die ik met singles afvis. Particles vormen nog zoiets wat ik eigenlijk weinig gebruik als ik erbij stilsta, op de occasionele tijger na dan.” En wat met pop-ups? “Ik heb heel lang veel met pop-ups gevist, vooral overgelood. Maar toen ik erachter kwam dat dat de reden was waarom ik zo lang op de Langen had moeten doorbeuken op het KK, heb ik eigenlijk nog weinig zuiver pop-ups ingezet. De Langen was immers een van die vissen op 7/8 die zelden op een pop-up gevangen is geweest, terwijl heel de populatie er wel uit kwam op bodemaas.” Back to...? Laten we toch nog even terugkeren naar het grote kruispunt der wegen waarop je je nu bevindt. Wat dacht je van back to basics? Niet enkel meer op die kleppers gaan jagen? “Hangt ervan af wat je bedoelt met kleppers, want waar zwemt tegenwoordig nog geen twintig kilo plus vis? Of het moest bij jullie aan de kust zijn... (schaterlacht) Wat ik wel eens van plan ben, is om uit te pak20

ken op de Schelde. Het is dicht, ideaal voor korte sessies en een verrassing is nooit uit... Maar verder van huis moet er toch iets zwaarders rondzwemmen. Er zijn trouwens wateren genoeg om actie te krijgen, denk maar aan het Waesmeer bijvoorbeeld.” En dan nu een vraag die je waarschijnlijk al van mijlenver had zien aankomen, zeker van een specimen magazine als het onze, is dit dan niet hét kantelmoment waarop je je op andere vissoorten richten zal? “Euh, kan je de vraag nog even herhalen? Ik was namelijk even afgeleid... (net op dat moment loopt er vrouwelijk schoon de stek voorbij) Of je nu niet op andere vissoorten vissen zal? Volgens de geruchtenmolen heb je immers al een snoeksessie op de planning staan? “Ah ja, inderdaad, met Geert, maar dat is er nog niet van gekomen. Snoeken zouden misschien wel mijn interesse kunnen wekken, maar het is niet zo dat ik nu meteen een boot en alle toebehoren zal kopen. Ik zal er eerst even moeten van kunnen proeven. Peuteren op baarzen en de snoekbaarsvisserij is dan weer iets wat me minder zou kunnen bekoren denk ik. Het klinkt raar en een achterliggende reden heb ik er niet voor. Misschien zijn het de proporties die snoeken kunnen bereiken die mij intrigeren. Toch denk ik dat het zal blijven bij enkele uitstapjes want het boeit me nog altijd niet evenzeer als de karpervisserij.” In ieder geval voorbeelden zat van vissers die hun karperstokken aan de wilgen hingen en succesvol werden in het belagen van andere vissoorten. Wat met meervallen trouwens, die kunnen ook gigantische proporties bereiken, toch? “Eerlijk, die vind ik persoonlijk maar niks, ik vind het trouwens ook geen mooie vissen. Misschien heb ik er al teveel de revue zien passeren tijdens het karpervissen.” Tot slot: als je de balans opmaakt van je hele leven als karpervisser, zou je het overdoen? “Er zijn veel momenten die ik voor geen geld van de wereld had willen missen, denk maar aan ’95, Maar alles overdoen en in die hoedanigheid? Ik dacht het niet, of toch nooit zo lang...”


Skup van de Gavers, één van de fameuze Drie van ‘95.

Een stukje Ghow geschiedenis.

Volle bak actie op Du Der.

Dat vismakker Bart er ook zo goed als de brui aan gaf, zal wel mee aan de basis liggen.


De Grooten van KK 7/8 in ‘95, een vis die de wereld rond ging.

22


Een streetwise Phil op één van de hardste waterstraten van België.

Van een superscherpe KKcomeback gesproken.

Foto’s: Switn, Phil Cottenier. Met dank aan Ryan Debacker voor het inscannen van de vele dia’s


Baanbrekend Duits snoekonderzoek

Over gedragsverschillen gesproken... We hoeven het jullie niet te vertellen; als je als visser aan de waterkant staat of vanuit de boot voorzichtig het wateroppervlak bespiedt, ben je altijd gefocust op slechts één ding. Juist ja, tekenen van vis! Een boeggolf, opborrelende luchtbellen van azende vis die de bodem omwoelt, jagende activiteit van roofvis, springende of rollende exemplaren, of vissen die beschutting zoeken onder een overhangende boom... De verbeelding van wat er onder het wateroppervlak al dan niet zou kunnen zwemmen of simpelweg de charme van het observeren van een dartelend schooltje witvis in ‘t kantje is wat vissers keer op keer opnieuw naar het water drijft, de enige plek waar ze écht tot rust kunnen komen. Maar a happy angler is nu eenmaal een visser die vis vangt en precies daarom trachten vissers constant hun observaties in hun geheugen op te slaan voor toekomstige sessies. Samen met de kennis die ze verzamelden over vorige vangsten, het diepteverloop en informatie van andere vissers, doen vissers een aardige gooi om alle puzzelstukjes bijeen te leggen en zo hun water en de vissen die erin leven beter te begrijpen. Het was met dezelfde intentie en om de kennis over snoekgedrag (Esox lucius) te verruimen dat één visser en twee studenten (Thomas Klefoth en mezelf) onder supervisie van Dr. Robert Arlinghaus in 2005 een tien maanden durend wetenschappelijk radiotelemetrieproject opzetten op de Kleiner Döllnsee, een natuurlijke plas van 25 hectare zo’n 50 kilometer ten noorden van

Berlijn gelegen. Begin april van dat jaar werd gestart met elektrovisserij, kort voor de paaiperiode, wanneer de snoek zich vooral ophield in de brede rietkragen. Twintig volwassen snoeken (> 45 cm, gemiddeld 57 cm, met als grootste 80 cm) kregen onder verdoving kleine radiotags ingeplant die ons zouden toelaten hun exacte positie gedurende tien maanden te bepalen. Wekelijks werd dit vanuit een boot met elektromotor opgevolgd, ’s winters zelfs vanop het ijs! De volgsessies duurden telkens 24 uur met als bedoeling ieder individu om de drie uur te kunnen lokaliseren zodat we per snoek over acht locaties per 24 uur zouden beschikken. Deze locaties werden vervolgens in de GPS opgeslagen. De volgsessies werden tegenwijzerzin over het water uitgevoerd. Extra opvolging geschiedde door hengelvangsten waarbij de snoeken weer vrijgelaten werden. Dit radiotelemetrieproject wou een antwoord bieden op volgende onderzoeksvragen: 1| Hoe groot is de home range van de snoeken in dit 25 hectare grote meer? Is er invloed van de seizoenen op deze home range? En wat gebeurt er als een snoek door een visser uit de home range gevangen en elders op het water teruggezet wordt? 2| Welke afstanden leggen snoeken af en wat is hun voorkeurshabitat? Bestaan er verschillen in de afgelegde afstanden en habitatkeuze tussen de tijdstippen van de dag? En zijn er verschillen in winter- en zomeractiviteit en -habitakeuze?


1a|

De resultaten ’s Zomers bedroeg de home range van snoeken gemiddeld 1393 m² (onderling verschillend van 70 tot 3370 m², zie Fig. 1). De omvang van deze home range werd ’s winters beduidend groter en omhelsde gemiddeld 3613 m² (onderling verschillend van 200 tot 8910 m²). De aanzienlijke winterverschillen waren vooral te verklaren vanuit het feit dat meer snoeken die voorheen steeds tussen de waterplanten (zie Fig. 1a) of dicht tegen de rietvelden (zie Fig. 1b) aangetroffen werden nu meer gebruik maakten van open water. In sommige zones, waar het rietveld wel 50 meter breed was, lagen de snoeken soms zelfs zo diep dat we er met de boot niet dichter dan 20 of 30 meter bij konden. Hoewel de waterdiepte er tussen 0,5 en 2 meter bedroeg en er ’s winters makkelijk 30 centimeter ijs lag, kwamen sommige ‘rietsnoeken’ ook dan nog niet uit hun territorium. Twee van hen waren zo stationair dat we soms dachten dat ze gewoon dood lagen. Maar vangsten op de hengel bewezen het tegendeel. Het was op die zeldzame momenten dat ze zich op de rand van de rietkraag bevonden en we ze met aasvissen of rubberen shads om de tuin konden leiden. Heel interessant is ook dat hoewel deze honkvaste rietsnoeken zich nooit buiten hun home range van maximum een paar honderd vierkante meter bevonden, ze toch hun vaste standplaats terug konden vinden nadat we hen met de hengel gevangen hadden en aan de andere kant van het meer terugzetten. Heel spectaculair was ook vast te stellen hoe trouw ze aan hun standplaats waren binnen de home range (zie Fig. 1c). Sommige snoeken hadden slechts enkele uren nodig om terug te zwemmen naar exact dezelfde rietstengel waar we ze voorheen regelmatig vonden (zie Fig. 1). Tot slot stelden we vast dat alle acht snoeken die gevangen en elders op het water teruggezet werden binnen 4,8 tot 143 uur terugkeerden naar hun home range. De grotere snoeken leken daarbij sneller terug te keren.

1b|

1c|

Zoals verwacht zwommen snoeken ‘s zomers grotere afstanden met een gemiddelde van ongeveer 20 meter per uur (zie Fig. 2). ’s Winters was dat ongeveer 12 meter per uur. Niettegenstaande waren we erg verrast over de afstanden die ze in zeer koud water en onder een ijslaag van 30 centimeter aflegden. Meer nog, de winteractiviteit maakte de volgsessies van 24 uur, waarbij we over het ijs moesten lopen met een antenne in de hand en een slee met een referentiestation voor de GPS (tot op 1 meter precies) achter ons, erg lastig en vermoeiend. En wij ons maar afvroegen what the hell sommige snoeken midden in de nacht onder die met sneeuw bedekte ijslaag zwemmend uitspookten. Kan je je voorstellen hoe donker het onder water geweest moet zijn? Net zoals de afstanden die snoeken aflegden in 24 uur, verschilde ook de periode van de dag waarin snoeken deze afstanden zwommen tussen zomer en winter. ’s Zomers waren snoeken het actiefst van de schemer tot ’s morgens terwijl deze pieken zich ’s winters niet manifesteerden en snoeken overdag even actief waren (zie Fig. 2). Omdat het telemetrieproject tien maanden duurde, met wekelijks minstens één 24-uurs volgsessie, kregen we een soort van band met de snoeken. Zo waren we gedurende regenachtige nachten maar al te blij dat we de snoek met de getagde frequentie 150.391 MHz steeds snel konden opsporen zodat we spoedig weer de warmte van de caravan konden gaan opzoeken en nog wat televisie kijken voor de volgende volginterval (per 3 uur) van start ging. De 150.391 MHz snoek was er een die we steeds binnen een heel kleine zone in het rietveld konden terugvinden

Fig. 1: Zomer en winter home range van drie snoeken in een 25 hectare groot natuurlijk meer. De vormen rond de punten komen overeen met de geschatte omvang van de home range en werden berekend met 50% (stippellijn) en 95% waarschijnlijkheid (volle lijn). Ook vermeld zijn de vangstlocaties van de vissen en de tijd waarin de snoeken terugkeerden naar hun home range, de locaties van verplaatsing tot terugkeer naar de home range en de locaties van vier wekelijkse 24-uurs volgsessies na het terugzetten, inclusief de terugzettijd. Iedere figuur (a, b en c) staat voor een verschillende snoek. a) 68,8 cm b) 49,3 cm c) 46,2 cm; zomerlocatie, winterlocatie, vangstlocatie, terugzetlocatie, locaties tot terugkeer, locaties 4 weken na terugkeer, riet, ondergedoken waterplanten, open water.

25


,, What the hell spoken die snoeken midden in de nacht onder een met sneeuw,, bedekte ijslaag toch uit?

(zie Fig. 1c) en die we van ver konden lokaliseren omwille van het ondiepe water waarin ze zich bevond. Het signaal van de radiotransmitter vermindert immers aanzienlijk naargelang de waterdiepte. Deze snoek kwam eigenlijk nooit uit de rietkraag en wanneer we haar – eindelijk – konden vangen, bleek daaruit ook haar afwijkend kleurenpalet (bruinachtig in plaats van groenachtig). Andere snoeken zoals de 150.238 MHz (zie Fig. 1b) konden overdag met alle gemak teruggevonden worden in hun toevluchtsoord in het riet dat vaker niet groter was dan 50 m². Tijdens de schemering begon deze snoek iedere avond echter aan haar nachtuitje waarbij ze zowat het hele water aandeed om telkens exact bij het ochtendgloren terug te keren naar haar schuilplaats in het riet. Sommige nachten zwom deze snoek zodanig snel en diep dat we haar haast niet konden lokaliseren en we er meer dan een uur voor nodig hadden met de boot en extra tools om dieper te kunnen meten. Geen tijd om te verpozen in de caravan ditmaal... Echt intrigrerend om deze sterke individuele verschillen in snoekgedrag vast te stellen! De resultaten en antwoorden op onze onderzoeksvragen wierpen dan ook een nieuwe vraag op: bestaan er verschillende gedragtypes onder snoeken? En inderdaad, gedurende de zomermaanden konden we statistisch 17 snoeken – die constant gevolgd werden tijdens deze periode – onderverdelen in riet specialisten, ondergedoken waterplanten specialisten en habitat generalisten. Deze drie gedragstypes verschilden niet in omvang, leeftijd en groei. De riet specialisten (5 snoeken) werden nagenoeg uitsluitend binnen of vlak voor de rietgordel gevonden (zie Fig. 3). Kenmerkend was hun strikt sedentair gedrag zonder dat er activiteitsverschillen gedurende de verschillende dagdelen optraden (zie Fig. 4). De ondergedoken planten specialisten (4 snoeken) werden zowel ’s nachts als overdag zo goed als altijd in de ondergedoken waterplanten aangetroffen. Hun activiteit was overdag het hoogst. Een derde gedragstype, de habitat generalisten (8 snoeken), gebruikte alle habitattypes naar keuze. Typisch was hun voorkeur voor riet en ondergedoken planten overdag (hoewel ze zich overdag ook af en toe in open water begaven, zie Fig. 3a). Tijdens de schemer verhoogde hun activiteit en ze bleven gans de nacht actief waarbij ze in toenemende mate in open water gevonden konden worden (zie Fig. 3b, Fig. 4).

Samengevat toonde dit onderzoek aan dat snoeken een beperkte home range hebben waarbinnen ze ook nog eens sterk plaatsgetrouw zijn. Dit kan verklaard worden vanuit een verhoogde kennis van deze zone en – bijgevolg – verhoogd jachtsucces. Maar ook de territoriale interactie met andere snoeken kan een rol spelen. Zowel het positiegedrag van de snoek als haar activiteit verschilt van zomer tot winter. Schijnbaar beïnvloedt de afbraak van de ondergedoken waterplanten in de winter sterk de habitatkeuze van een groot deel van de populatie. Het verraste ook niet dat de snoekactiviteit ’s winters afnam gezien het feit dat snoeken net zoals de meeste andere vissen poikilothermisch zijn, afhankelijk van de omgevingstemperatuur dus. Onderlinge verschillen in snoekgedrag werden waargenomen. In plaats van een sterk ‘snoektypisch’ gedrag te vertonen, konden binnen de bestudeerde snoekpopulatie drie verschillende gedragstypes geconstateerd worden: riet specialisten, ondergedoken waterplanten specialisten en habitat generalisten. Niet alleen geven deze resultaten ons een beter inzicht in snoekgedrag, we kunnen ze gerust doortrekken om onze vistechnieken bij te schaven volgens de seizoenen en verschillende dagdelen. Ook kunnen we aannemen dat niet alle snoeken even vangbaar zijn. Het heeft ons echt moeite gekost om de snoeken te vangen die zich enkel in de rietkragen ophielden en het tijdsbestek waarin het ons wel lukte, wanneer ze zich aan de rand van het riet bevonden, was erg kort. Als snoekvisser valt het ook te overwegen in de schemerende of donkere uurtjes in open water te vissen. Al moeten we er meteen bij vertellen dat dit in de praktijk erg lastig bleek. Zelf hebben we het ’s nachts meerdere malen al trollend geprobeerd, maar nooit konden we er een vangen, ook al wisten we met zekerheid dat er op dat moment veel snoek in open water aanwezig was.

Alexander Kobler Dit artikel is gebaseerd op de masterthesis (Universiteit van Hohenheim, Duitsland) van Alexander Kobler die geschreven werd aan het Leibniz Instituut voor Zoetwaterecologie en -Visserij in Berlijn. De studie dateert van 2005, maar werd nog nooit gepubliceerd in het Nederlandstalig taalgebied.


,, Sommige snoeken hadden slechts enkele uren nodig om terug te zwemmen naar exact dezelfde,,rietstengel. 2|

3a|

riet ondergedoken waterplanten

habitat generalisten

riet specialisten

riet specialisten

waterplant

waterplant specialisten specialisten

habitat generalisten open water

Fig. 2: Afgelegde afstanden door snoek in zomer en winter naargelang de verschillende dagdelen. Op de grafiek zijn de gemiddelde waarden te zien.

4|

3b|

riet habitat generalisten riet specialisten waterplant specialisten

ondergedoken waterplanten open water

Fig. 3: Zomerse habitatkeuze van snoeken overdag (a) en ’s nachts (b) in een 25 hectare groot natuurlijk meer naargelang gedragstype. Habitat generalisten: in alle habitattypes, 8 getagde stuks; riet specialisten, vooral in de rietgordel, 5 getagde stuks; ondergedoken planten specialisten, vooral in de waterplanten, 4 getagde stuks.

riet specialisten

waterplant specialisten

habitat generalisten

Fig. 4: Afstanden afgelegd per gedragstype gedurende dag en nacht voor riet specialisten (5 snoeken), ondergedoken planten specialisten (4 snoeken) en habitat generalisten (8 snoeken). Op de grafiek zijn de gemiddelde waarden te zien.

27


“Ik ben op veel schitterende plaatsen op deze aardkloot geweest,


Ronny De Groote Kolkend bloed en flying eagles Als sardines zitten we op elkaar gepakt in het kleine Antonov-28 vliegtuigje. Een uur eerder zijn we opgestegen in Paramaribo en nu vliegen we naar een van de meest verlaten streken van de Surinaamse Amazone. Zo ver we kunnen kijken zien we een groen bladerdeken met hier en daar een donkerblauwe kronkelende streep, die een rivier moet voorstellen. De bestemming van deze vlucht is het Kayser gebergte van waar we met 8 man in 4 kano’s de Zuid en Lucy rivier gaan afvaren op zoek naar de roofvissen die hier goed gedijen. Onze piloot stuurt zijn vliegtuig in een vloeiende beweging richting de snel dichterbij komende lichtgroene landingsstrook. Binnen het kwartier zijn al onze spullen uit de Antonov geladen. We wuiven de ijzeren vogel na terwijl hij wiegend in duikvlucht slechts vijf meter boven ons hoofd langsscheert als laatste groet. De piloot is knotsgek, maar ik mag hem wel. Wat nu gaat volgen is waarschijnlijk een van de meest adembenemende expedities waar ik ooit deel van zal mogen uitmaken. Tweehonderd kilometer in een kano de bovengenoemde rivieren afvaren is slechts door weinigen ons voorgedaan. Onderweg hopen we bergen pauwstaartbaarzen of Tucanarés zoals de lokale Indiaanse bevolking hen noemt, Ajoemara’s en als het even kan ook nog een paar katvissoorten te vangen.

maar dit slaat werkelijk alles.”

We zijn nog maar anderhalf uur onderweg of een van de motoren laat het afweten. Gelukkig zijn we in de buurt van een achtergelaten kamp en kunnen we hier aan de slag om de eerste reparatie van deze trip uit te voeren. De techneuten in deze groep, en dan voornamelijk Andre, brengen de sputteraar terug tot leven. Zelf bouwen we het kamp op bovenop een paar rotsen die boven een prachtige waterval uittoren. Het laatste licht wordt gebruikt om nog een paar worpen te wagen. Maar meer dan een uit de kluiten gewassen piranha vangen we niet. Ton komt van onderaan de waterval en meldt dat hij net een grote pauwstaartbaars heeft verspeeld. Tijdens een ultieme sprong heeft deze Tons lepel kunnen kwijtspelen. Als ik hem vraag waar precies zegt hij: “Daar bij het strandje. Je zal wel onmiddellijk zien waar zijn standplaats is.” Vorig jaar konden Ton en ik nog het verschil maken doordat we de rivier quasi feilloos lezen. Echter onze metgezellen hebben goed opgelet en zij weten nu ook dat een metertje meer naar links of rechts een groot verschil kan uitmaken qua vangsten. Wanneer ik op het strandje neerkijk, zie ik gelijk rechts tussen een paar pollen gras een kanjer van een pauwstaartbaars liggen. Hij lijkt wel te dutten, want hij verroert geen vin. Voorzichtig probeer ik al pilkerend mijn kunstaas(lepel) net voor zijn bek aan te bieden. Echter doordat ik vrij onstabiel op deze rotsen sta en daardoor mijn bewegingen niet zo gecontroleerd zijn zoals ik zou willen raakt mijn lepel deze Cichla Ocellaris en paniekerig vlucht hij weg. Kans verkeken! Hopelijk komt er een herkansing… 29


Kopje onder De volgende ochtend zal Bart Jan, mijn metgezel in de boot, deze kanjer vangen. Beiden zijn we afgedaald tot onderaan de waterval en ik bevind me een tiental meter stroomafwaarts van waar Bart Jan zijn worpen maakt in de richting van het diepere water. Na een aantal worpen komt er plots een roodwitte schim van uit de diepte en werpt deze zich op Bart Jans kunstaas net op het ogenblik dat die de ondiepe plaat nadert. Alles speelt zich op slechts drie meter vandaan van me af en die fractie van een seconde staat nu nog altijd in mijn geheugen gegrift. Een paar minuten later poseert een trotse Bart Jan met een kanjer van een pauwstaartbaars. Het is hem gegund. Deze sympathieke Nederlander is mijn compagnon tijdens deze trip. Hij is een schitterende vent, maar soms o zo verstrooid en dat hebben we geweten. Als je bijvoorbeeld stroomversnellingen met de kano moet nemen, dan doe je dit best door sneller dan het water te varen. Op zich is dit niet zo moeilijk aangezien je de kracht van de stroming gebruikt en gecoördineerd en met verenigde krachten de kano meer snelheid kan geven met de peddels. Gecoördineerd zei ik dus en daar loopt het bij ons al een keertje mis. Het resultaat is dat we met de kano in volle stroomversnelling ondersteboven gaan. Het grootste deel van mijn kunstaasselectie en een duur hengelmolen combo ligt nu ergens op de bodem van de Zuid rivier. Het is mijn eigen fout, want ik moest deze maar verzekerd hebben in de kano.

De twee-drie volgende dagen vorderen we relatief makkelijk, soms zelfs meer dan dertig kilometer per dag. De rivieren zijn hier in feite kanalen met aan weerszijde een muur van tientallen meters hoge bomen en ondoordringbare struiken. Deze groene long is van uiterst belang voor onze planeet.

Terug naar de trip nu. Tegen de middag van de volgende dag komen we aan de volgende stroomversnellingen, maar aangezien het verval hier te groot is moeten alle kano’s uitgeladen worden en over de rotsen naar de onderkant van de waterval worden gesleept. Op zich zijn we daar een paar uur mee bezig en wordt er besloten om onderaan deze waterval te overnachten, want de volgende watervallen liggen slechts honderd meter stroomafwaarts en meer dan anderhalf uur daglicht rest ons niet. Qua slaapplaats is dit adembenemend prachtig. Zelf ga ik tezamen met een van de andere jongens op verkenning en onze beslissing om hier te overnachten krijgt nog meer kracht aangezien we zeker een paar uur zullen nodig hebben om deze tweede stroomversnelling veilig door te komen.

Op een gegeven moment zwemt er een vis naast de boot die we niet echt kunnen identificeren, maar Bart Jan en Ik gokken op een enorme Ajoemara. Echter dit exemplaar laat alles verbleken wat we tot nu toe hebben gezien van deze soort. Het is minimaal 140 cm lang en qua gewicht zeker veertig pond. Ik heb het niet aangedurfd om het een tik op zijn kop te geven niettegenstaande het op minder dan twintig centimeter naast de kano zwom en op slechts 20 tot 30 cm diepte. Ajoemara zijn verschrikkelijk agressief en ook nog een keertje ongelooflijk nieuwsgierig. Zo herinner ik me een tafereel van een jaar eerder waar de Ajoemara’s ons lagen aan te kijken op kniediep water terwijl we een paar seconden daarvoor nog met de kano over hen waren gevaren. Hun rode ogen lichtten duivels op toen we met onze hoofdlampen op hen schenen. Qua uiterlijk hebben ze dezelfde vormen als de ‘slangenkoppen’ of Channidae uit Azie. Echter snakeheads, zeker de giant soort, zijn mooier van kleur. Veel mooier zelfs, maar Ajoemara hebben het ruwe van de oertijd en hun blik spuwt nog meer agressie uit. Van de locale indianen krijgen we verhalen te horen van Ajoemara’s die mensen hebben aangevallen wanneer ze door ondiepe poelen waden. Wat er mag van waar zijn, een beet van deze geweldenaren wil ik ten aller tijden vermijden zeker nu we op minimaal 400 km van het dichtstbijzijnde ziekenhuis zijn.

Lieve kleine...

Savoir-faire

De jongens willen natuurlijk vissen. Echter pauwstaartbaarzen verwacht ik hier niet, piranha’s wel, maar die vangen we overal en ze vormen niet echt een uitdaging. Ajoemara misschien? Ton en ik kammen het stukje water voor ons uit en een twintigtal meter stroomafwaarts van het kamp begint een diepere pool. Ik zeg dat indien ik een Ajoemara was dat ik hier in de hinderlaag zou gaan liggen. Snel worden er een paar piranha’s gevangen als aas en de groep stevent naar deze diepere kuil. Binnen een paar minuten hoor ik in de verte opgewonden kreten. Blijkbaar is mijn veronderstelling juist. Verschillende jongens komen naar het kamp om snel een foto te nemen van hun buit. Andre zou de grootste Ajoemara van deze avond, en trip vangen. Indien ik het me nog goed herinner, flirt deze geweldenaar met de dertigpondsgrens. We spreken voor alle duidelijkheid over de vis, André laat de weegschaal als gezonde Bourgondiër ietsjes meer kreunen.

Hoe we Ajoemara’s bevissen vraag je? Heel simpel: een stuk piranha op een behoorlijk grote haak die verbonden is met een stalen onderlijn van minstens 1 mm dikte en die dan is geknoopt aan een handlijn zoals bij de locale indianen of via een stugge hengel/ molen combo in een modernere versie. Vervolgens klap je een paar maal het stuk aasvis met volle kracht op het wateroppervlakte en laat je het zakken in het troebele water. De aanbeet is ongemeen agressief en je mist ze zelden. Ajoemara’s vind je ofwel in de diepere kuilen waar ze zich tegoed doen aan piranha’s of je treft ze in extreem ondiepe baaitjes waar ze op de loer liggen om een vogel, amfibie of reptiel aan te vallen van zodra deze zich aan de oeverrand of in het ondiepe water begeven. Tucanarés vind je dan meestal terug aan de onderkant van een stroomversnelling. Kleinere aasvissen zullen zich eerder aan de buitenkant van deze stroomversnelling voortbewegen en dan is een Took bij de pinken om zijn slag te slaan. Is er aan de onderkant van die stroomversnelling dan ook nog een zandplaat met waterplanten dan ben je bijna 100% zeker dat dit het terrein is van een of zelf een koppeltje pauwstaartbaarzen. Heel dikwijls vangen we zowel het mannetje – te herkennen aan de hoge bult achter zijn kop – als het wijfje.

De volgende dag zullen we geheel wijden aan het doorkomen van de meerdere stroomversnellingen in dit gebied. De GPS zegt ons dat we in twee dagen slechts 1600 meter zijn opgeschoten. Wanneer we net voor donker het strandje aan de onderkant van deze meer dan anderhalve kilometer lange stroomversnellingen bereiken, kan

30

ik het niet laten om toch een paar worpen te maken en gelijk is een tien pond zware vlinderpauwstaartbaars het klosje. Bart Jan vangt nog een paar Ajoemara’s. Ondertussen vliegt een koppeltje rode Ara’s luid krijsend terug naar hun overnachtingsplaats. Het kamp wordt opgebouwd en weldra verandert de omgeving in een concertzaal met miljoenen mannelijke Cicadomorpha of zingcicaden die het beste van zichzelf geven. Deze junglegeluiden werken, bij mij althans, als het beste slaapmiddel op de markt. Weldra vermengen de ‘gezangen’ van verschillende jongens van de groep zich met de omgevingsgeluiden. Het sleuren met de boten gedurende de voorbije dagen eist duidelijk zijn tol. Iedereen zit op zijn tandvlees.


“Het resultaat is dat we met de kano in volle stroomversnelling ondersteboven gaan...�


Ik zei het al dat de communicatie wat betreft het besturen van de kano al eens de wensen mocht overlaten tussen Bart Jan en mij, maar wat het vissen betreft zitten we op een lijn. Aangezien hij vooraan in de kano zit, klinkt het dikwijls “Bart Jan, 11 uur, 25 meter” of iets soortgelijks waarbij enkel de hoek (uur) en de afstand verandert. Onmiddellijk wordt de roeispaan door de klaarliggende spinhengel vervangen en indien de worp feilloos is uitgevoerd drilt Bart Jan een paar seconden later zijn zoveelste Tucanaré van de trip. Meestal brengen we die ongeschonden aan boord en kunnen we hen terug plaatsen in hun habitat. Echter regelmatig mist deze baarssoort een stuk van zijn staart door het sloopwerk van piranha’s. Pauwstaartbaarzen, hun naam zegt het eigenlijk al, hebben een typisch pauwenoog op hun staart als afleider voor voornamelijk piranha’s die hen soms als een makkelijke prooi beschouwen. Door hun staart op te offeren kunnen ze meestal hun hachje redden.

Copperfield Piranha’s mogen dan wel een bloeddorstige reputatie hebben, en het zijn inderdaad geen lieverdjes voor alle duidelijkheid, maar ons is opgevallen dat zolang een andere vis zich normaal gedraagt het best meevalt met de vraatzucht van deze rovers. Echter wordt een pauwstaartbaars gehaakt en gaat deze paniekerig reageren dan krijgen piranha’s die spreekwoordelijke rode waas voor hun ogen en begint hun bloed te kolken. Ze veranderen nu in nietsontziende vreetmachines. De omvang van de beet van een 3-4 kg zware piranha kan je vergelijken met een stuk die uit een appel wordt gebeten door een volwassen mens. Echter hun tanden zijn veel scherper dan die van ons. Maar verder 32

valt alles best wel mee. Ik herinner je me nog dat Arnout Terlouw me ooit zei dat hij naar een eiland moest zwemmen om van daaraf de betere plaatsen te kunnen bevissen. Ik verklaar hem op dat ogenblik gek omdat hij zich dus in piranhagebied begeeft. Ondertussen weet ik dat piranha’s slechts vraatzuchtig worden van zodra ze daar de aanleiding toe krijgen. Het bewijs is dat ieder van onze groep heelhuids is teruggekomen niettegenstaande we allen noodgedwongen te midden van deze zogenaamde nietsontziende rovers hebben gezwommen. Dus als je in de volgende Fear Factor een of andere beroemde persoon in een aquarium ziet zwemmen met piranhaatjes van 15 cm groot dan stelt het evenveel voor als David Copperfield die een olifant laat verdwijnen, met andere woorden niks meer en ook niks minder dan het entertainen van de goedgemeenschap. Ik moet wel eerlijk bekennen dat deze laatste zijn illusies me ontzettend fascineren, maar dat is ook omdat ik de kennis niet heb om deze trucs te doorgronden. Wat piranhas’s betreft, weet ik natuurlijk ook wel dat je niet met je handen in het water moet gaan klappen op het ogenblik dat ze naast de boot een gehaakte vis aanvallen, want dan vraag je gegarandeerd om moeilijkheden. Echter je gecontroleerd in een stroomversnelling laten zakken en rustig naar de boot toe zwemmen die een twintig meter onder de stroomversnelling ligt is een berekend risico. Ik veronderstel dat ze ons beschouwen als een grote meervalsoort of een alligator en bij die staan ze zelf op het menu. Het instinct van iedere rover zegt hem om voorzichtig te zijn als hij het gevoel heeft zelf het prooi te worden.


“Het kamp wordt opgebouwd en weldra verandert de omgeving in een concertzaal met miljoenen junglegeluiden.” We zijn bijna aan het einde van onze trip en het moet zo op ongeveer 40 km van de samenvloeiing van de Lucy in de Coranthijnen rivier zijn als we in een onwaarschijnlijk mooie meander van deze eerstgenoemde rivier komen. De laatste twee decennia ben ik op vele schitterende plaatsen op deze aardkloot geweest, maar dit slaat werkelijk alles. Het beschrijven is quasi onbegonnen werk, want geen enkele woordenboek bevat genoeg woorden om dit ‘Eden’ te verwoorden. Eilandjes, met grote rabarberachtige planten omzoomde en op meerdere plateaus liggende poeltjes die via minuscule watervalletjes met elkaar in verbinding staan, stroomversnellingen van allerlei formaat, kreekjes, langzaam kabbelende beekjes, alligators, leguanen, duizenden chartreuse gekleurde vlinders, enz. maken allen deel uit van deze adembenemende waterpartij. Het ruikt er gewoon naar Tooks en Ajoemara’s en ik ben er zeker van dat we hier minimaal een paar dagen met zijn allen aan de slag kunnen. Echter om een reden die ik nu nog niet begrijp wordt besloten om na slechts een tussenstop van een uur, een paar op hun staart dansende Ajoemara’s en acrobatische sprongen makende tucanarés, besloten om verder de rivier af te varen. Mijn vissershart bloedt nu, drie jaar later, nog. Hier moet ik ooit naar terug!

In een interview met een buitenlands magazine wordt me een paar maanden geleden gevraagd door een vrouwelijke journaliste waarom ik toch steeds naar al die ‘gevaarlijke’ plekken wil gaan vissen. Als antwoord kreeg deze trouwens hele mooie dame: “Als je kolkend bloed je naar deze plekken doet kruipen dan mag je daar geen weerstand aan bieden.” Of om af te sluiten een Engels gezegde: “It is better to fly with eagles than to scratch with chickens.”

“Het instinct van iedere rover zegt hem voorzichtig te zijn als hij het gevoel heeft zelf prooi te worden.”


BACK IN TIME Verscholen tussen het riet wacht Kevin Diederen geduldig tot zijn pen onderduikt.

A Zuid-Limburg, Nederland F Kevin Diederen

34



Af en toe vis ik wel weer eens op karper. Maar meer dan een occasionele krabbel in de marge van mijn andere visserijen met een lang geleden al afgeknabbeld potlood, is dat niet. Daar waar ik na een aantal visserslevens van heel uiteenlopende aard alsnog maar eens een zekere mate van passie en drive gevonden heb – onder andere voor zeelten en barbelen dit keer – en bereid ben om daar tot op zekere hoogte offers in de vorm van kilometers, uren en verzaakte liefde voor te brengen, stap ik voor karper enkel nog in de ring wanneer er rust en liefst ook veel vis aan te pas komen. Het moge duidelijk zijn dat dit niet zal leiden tot inzichten of vangsten die de karperwereld met verstomming gaan slaan. Interessanter om iets over te vertellen zijn die ‘andere’ karpers; vissen die als ongevalletjes (meestal) of ongevallen (af en toe) bij het zeeltvissen gehaakt en vaak – met een beetje geluk en veel geduld – ook geland worden. Daar kan ik binnenkort wel een stuk over schrijven dat ik een aantal richtingen uit laat waaieren, maar ik wil me hier beperken tot één water en één type visserij, waarbij de

karpers het zeeltlaken tot scheurens toe hun kant op trokken en zowel mij als de toch wel wat vastgelopen karpervisserij daarbij flink met de billen bloot legden. In het relaas hieronder beschrijf ik louter wat ik deed en dacht. Conclusies maak je zelf maar. Het verhaal begint eind juni 2009 en het loopt door tot in augustus van dat jaar. En in 2010 krijgt het nog eens een vervolg van een tiental korte sessies. Alles begint met een poging om op het tweede stuk van de Damse Vaart een paar zeelten te vangen. Het wordt tasten in het donker want ik beschik over heel weinig betrouwbare info – maar veel zullen er alvast niet rondzwemmen. Op het eerste stuk, tussen Brugge en Damme, is altijd al kwistiger met visuitzettingen omgesprongen en daar zitten er beslist meer, maar echt groot zijn ze er ook niet. En bovendien is er daar te veel aanloop van dolende karperaars, allemaal op zoek naar iemand om mee te kletsen. Voor wat ik wil gaan doen – rondsluipen en penvissen – is dat geen bonus. En ik moet op school al genoeg vragen beantwoorden.

Ik rij een paar keer langs in het weekend, vermomd als ‘wielertoerist’, om te zien waar de karpervissers zich op dat rustiger tweede stuk hebben gevestigd. Het valt heel erg mee, moet ik zeggen. Daar had ik ook op gehoopt, want met de combinatie van nachtvisverbod en een karperpopulatie die zowel bescheiden is naar aantallen als naar formaat (we hanteren voor dat laatste even de geldende normen des tijds) valt er nauwelijks een beter recept voor rust te vinden. De twee stroken van zo’n 200 meter waarop ik me wil gaan concentreren zijn voorlopig vrij van karpervolk en liggen een paar kilometer uiteen. Op beide trajecten strooi ik op een midweekse avond hier en daar een hand of twee voer. En ik peil telkens een aantal potentiële plekjes uit en markeer ze met bamboestokjes. Het zijn stekjes waar de vrijwel ononderbroken strook plompen (die loopt van pal achter het riet tot vijf à acht meter verder uit de kant) wat wijkt (zodat er een ‘inhammetje’ ontstaat) of even licht onderbroken wordt. De volgende ochtend ben ik al vroeg paraat. Lastig voor een avondmens als ik, dat zeelt-


vissen. En de krappe nachtrust wordt niet gecompenseerd door de euforie van de vangst. Ik maak een slechte start. Verder dan wat aardige voorns (dat die daar nog zitten na jaren aalscholvervraat gaf me wel een kick!) en een paar brasempies zo plat als een frisbee kom ik niet. En de sessie(tje)s daarna valt er voorlopig ook niet echt te feesten. Ik vang geen enkele zeelt; enkel wat witvis en twee jonge spiegelkarpertjes van zo’n 8 en 12 pond – waar ik onder de hengeltop voor even toch mijn handen vol aan heb in die dichte plompen met bijna vingerdikke stengels in de fleur van hun zomerleven. Het zijn visjes die we te danken hebben aan het feit dat er in Sluis wél nog karper wordt uitgezet, in tegenstelling met het Belgische deel van het kanaal. Leuk dat Belgische vissers er met de hulp van de hengelvereniging van Sluis zo in zijn geslaagd om de ‘biotoopzuiverende’ plannetjes van de Belgische ‘groenen’ te dwarsbomen. (Die willen namelijk geen karpers meer op dat deel van de vaart.) Dat is lachen in het vuistje en genieten. Wat echter veel minder leuk is: ik verspeel ook twee karpers en één ervan was zeker een beduidend grotere vis – wat een gortig eerste schot overal dwars doorheen was me dat zeg! Na een paar dagen van niet vissen en aarzelen besluit ik om toch door te gaan. Maar dan ben ik eerst dringend aan een rondje evaluatie toe. Eerste aspect: voer. Dat was tot nog toe een paar handjes fijn boiliekruim of grondvoer, met daarop ongeveer twee deciliter gekookte hennep en half zoveel casters (voor alle omnivore vissoorten een moordend duo; merkbaar beter nog dan elk apart) en een twintigtal graantjes sweetcorn. Geen pellets, want ik wil namelijk nog iets anders vangen dan ondervoede snotvodden. Ik besluit om voor wat meer punch te zorgen en het grondvoer of boiliekruim te vervangen door het meest potente spul dat ik ken – al komt daar wel wat extra werk bij kijken: ik laat een mengeling van particles (maïs, maples, hennep, en in een later stadium ook nog tijgernoten) een paar dagen gisten in het kookwater, giet dat water af, laat de particles een dag drogen in de gaasbakken waarin ik in de vorig eeuw mijn boilies droogde en vries ze dan in porties van pakweg twee kilo in. Voor het vissen laten ontdooien, fijnmaken in de blender en aanmaken met zo’n 15% pure Robin Red. Een bom – zeker op een water waar de vissen met het rode spul vertrouwd zijn – die bovendien nog het voordeel heeft dat de slijmvellen er op veel wateren niet al te tuk op zijn (vanwege het pikante karakter van de Robin Red). Daar bovenop komen natuurlijk nog de hennep, casters en een lichte sprenkeling sweetcorn. Tweede aspect: materiaal. Schuurbestendigheid is hier niet vereist en dus staat de dunne, erg soepele en gladde 15 lb PB Chameleon onderlijn niet ter discussie, net zo min als de haak; een Fox SSBP nr. 10 is namelijk mijn enige keuze wanneer er bij het zeelten geregeld karpers tussen lopen en er hoe dan ook fors moet worden gedrild. Al plooi ik na verhitting in een kaarsvlam het haakoog wel terug tot in het verlengde van de haaksteel. Dit omdat deze haakjes in de vorm waarin ze worden verkocht wel heel weinig ‘opening’ hebben (zei de gynaecoloog). Onverwoestbaar zijn ze. En met een worm kan het iets groter; daarvoor gebruik ik dan een nr. 9 of zelfs 8. De zwakke schakel in de ketting is de 22/00 – niet kinderachtig voor een zeeltje van pakweg vier of vijf pond, maar aan een beetje karper in de plompen heb ik hiermee slechts een weinig overtuigend verhaal te vertellen. Dat is ook duidelijk genoeg gebleken. De situatie vraagt om 30/00, maar dat vind ik er dan weer ‘over’; bij deze visserij boet ik dan teveel aan subtiliteit in. Met een 25/00 Tubertini Gorilla (wordt verdeeld door

de firma Van den Eynde) heb ik echter een oerdegelijk compromis. Dit 25/00 nylon heeft aan trekkracht meer te bieden dan het gros der andere snoeren in de 30/00 categorie – en bovendien is het een aangenaam zachte lijn (we vissen met een dobbertje, remember?) waarbij ook nog eens het hoge percentage rek voor een serieuze extra buffer zorgt. Ik moet ook een hengel met wat meer power. Allemaal nogal fors voor de zeelten, ik weet het, maar voorlopig staat het qua aanbeten wel 4-0 voor de karpers. En zoals tot nog toe 50% verspelen van wat ik haak – wat dat ook moge zijn – accepteer ik in geen enkele visserij. Derde aspect: aas en aanbieding. De twee jonkies die ik ving kwamen op een worm. Zo scoorde ik in de jaren tachtig ook de meeste van mijn karpers op de pen. Maar helemaal lekker voel ik me hier toch niet meer met zo’n ouwerwetse pier aan de haak. En daar heb ik voorlopig twee redenen voor. Ten eerste had ik eens op een avond zeker een kwartier lang een karper van dik twintig pond op de plek terwijl er een regenworm aan de haak hing. De vis rolde twee keer voorzichtig door het oppervlak pal op het visplekje (spannend hoor, op zes meter bij je vandaan), aasde zeker een aantal minuten op de bodem (viel op te maken uit het lichte heen en weer ‘drijven’ van de pen) en pakte de worm even, maar spuwde hem alsnog uit (te zien aan een heel snel onder water dippende en net zo snel terugkerende dobber). Ten tweede kreeg ik één van de twee verspeelde karpers vast prompt na het wisselen van een worm naar casters. Weg met de pieren, dus. Misschien een beetje snel geconcludeerd, maar ik heb er 12 jaar wedstrijdvissen opzitten, en dat is een onverbiddelijke leerschool waarbij het interpreteren van informatie en het zo snel mogelijk nemen van de juiste beslissingen alles bepaalt. Casters? Jazeker! Op de haak? Neen, niet echt. Dat kan natuurlijk ook niet, met zo’n dikdradige haak. Wel twee of drie ‘artificial’ casters op een korte hair. De totale lengte van de hair is hierbij slechts zo’n 1,5 cm. Er zit dus al bij al niet veel meer dan zo’n halve centimeter vrije hairlengte tussen casters en haak. Dat kan perfect, omdat je bij het penvissen niet afhankelijk bent van de ‘rig mechanics’ (een naar de onderlip draaiende, zelf vlees in de bek ‘pakkende’ haak) maar het metaal eigenhandig via de aanslag in de bek trekt; een actie waarbij het dicht bij de haak bevestigde aas veel minder een belemmering vormt voor het initiële indringen. Bijkomend voordeel van die casters in kunststof: met hun drijvend vermogen neutraliseren ze het gewicht van de haak, zodat die zich heel vlotjes naar binnen laat ‘zuigen’. Vierde aspect: voertactiek. Wat handjes voer net over de plompen gooien, daar ga je toch geen punt van discussie van maken hé, De Baets? Want dan gaan we geeuwen hoor! Tja, dan wens ik je alvast veel plezier met de meerkoeten. Het gaat namelijk fout zodra er ook maar iets van wat je in het water wilt hebben op de plompenbladeren blijft liggen. En dat valt haast niet te vermijden wanneer je het met de hand gooit. Dan gaan de zwarte opportunisten zodra je op een plekje verderop staat te vissen niet enkel die paar kruimels van de bladeren pikken, ach neen. Er wordt meteen met veel overtuiging gedoken, want onnozelaars zijn het beslist niet. En nu ga je me niet horen verkondigen dat ze altijd de vis van je stek verjagen. Want dat is niet zo.1 Maar ze ‘zwemmen’ wel je voer compleet open en vreten de lekkere brokjes natuurlijk weg. En als je eraan komt gestapt vluchten ze met veel misbaar weg – en dat is wel een teken van gevaar voor de vissen, wees daar maar zeker van.

1 Ik heb al een paar keer een karper gevangen terwijl er één of meerdere koeten op mijn plek aan het duiken waren. En in het voorjaar van 2011 heb ik geleerd dat ook zeelten geen moeite met inmenging van de koeten hebben. Ik verspeelde zelfs een vis omdat ik dacht dat de zakkende waker werd veroorzaakt door een koet (je herkent het) en de zeelt zich al in de planten vast had gezwommen voor ik door had dat de koet (haar naam was Haas) rustig en zelfverzekerd rondkijkend boven water was gekomen en niet verantwoordelijk was. En ik ga nog een stap verder: op minstens één water (maar waarschijnlijk twee) activeerden de koeten de zeelten! Op een tijdstip van de dag waarop normaal geen beet te verwachten viel had ik herhaaldelijk een zeeltrun binnen het kwartier nadat een aantal koeten op de plek waren beginnen duiken. Met kuifeenden (‘duikeendjes’) daarentegen heb ik wel slechte ervaringen van allerlei aard, zelfs tot in het holst van de nacht toe, maar laten we daar maar niet op ingaan.

37


De oplossing? Je voer netjes via een spod en een onderhandse zwaai pal achter de plompen deponeren. En dat heeft nog een bijkomend voordeel. Met de hand gegooid voer moet altijd eerst enigszins worden samengedrukt en gaat hoe dan ook in meer geconcentreerde vorm naar beneden. Met een spod krijg je een veel mooier ‘egaal’ voertapijt. Controleer maar eens onder de oever in helder water. En reken maar dat dit extra vis oplevert - maar dat is dan weer voer (haha) voor een ander artikel. Een spod kan je dan nog eens lichtjes verslepen terwijl hij zijn inhoud aan het lossen is, mocht je nog meer spreiding wensen. Vijfde aspect: dat noemen we maar de manier van vissen, want van een rig kan je bij het penvissen bezwaarlijk spreken. Het wordt nu even een beetje technisch, maar wat hieronder volgt is cruciaal voor de rest van het verhaal. Zoals gezegd gebruik ik een 15 lb gevlochten onderlijn van 15 cm, die ik volledig op de bodem leg. De verbindingswartel tussen onder- en hoofdlijn vis ik zo dicht mogelijk tegen de bodem aan, maar nét niet erop (en we praten hier dan echt over één tot maximaal twee centimeter erboven). Vlak boven die wartel – dus op de nylon hoofdlijn al – zit een loodhagel nr. 3 of 4. Zo vissend heb je de meest gevoelige vorm van penvissen die er te bereiken valt.2 Omdat de dobber dan door wind, lichte stroming of een enigszins strak geviste lijn tussen pen en hengeltop vrijwel altijd gaat wegdrijven van de plek waar het aas zich bevindt, komt de onderlijn gestrekt op de bodem te liggen. Zodra het aas van de bodem opgepikt en - ook al is dat slechts een paar centimeter - opgetild wordt, komt de (relatief) dunne antenne van de dobber al een paar millimeter omhoog. Wordt het aas nog hoger van de bodem getild, dan wordt progressief het effect van het gewicht van wartel + loodhagel nog meer opgeheven en klimt de pen nog iets hoger – dat is natuurlijk vanzelfsprekend. Al de rest van het lood zit helemaal bovenin en dient mede om de Drennan Crystal Insert 3AAA waggler op de lijn te fixeren. Ik heb geopteerd voor een waggler omdat ik tot over de plompengordel moet ingooien en er me dan pal tegenaan trekken – en dat gaat bij eender welk ander type dobber veel minder goed. (Tja, dat wedstrijdvissen was met al zijn verschillende aspecten voor veel dingen uitermate leerzaam hoor. Veel meer nog dan het karpervissen destijds heeft het me gedwongen tot nadenken en extreme efficiëntie. De karpervissers die er vanuit hun ivoren toren op neerkijken hebben er echt niks van begrepen.) De zes weken daarna suist het karpervissersbloed van weleer opnieuw door de ooit behoorlijk dichtgeslibde aderen. Zeelt? Wat is dat? Al meteen bij de eerstvolgende zitting merk ik dat de wijziging in de aard van het voer ook hier wel degelijk een verschil maakt: de voorns zijn er nog en ze zijn nu gemiddeld genomen duidelijk groter, maar de magere snotvellen zijn minder prominent aanwezig en ik vang plots ook al eens een grote winde. Ik voer bij aankomst telkens vier of vijf plekjes op beide stroken. Het is daarbij de bedoeling om één strook aan te voeren, dan naar de andere strook te trekken, daar één of twee uur rond te hangen en daar door te gaan als ik er binnen die tijd een teken van karper zie. Zo niet verkas ik naar de eerst aangevoerde strook, die tegen dan als bonus een zekere ‘inlooptijd’ heeft gehad. Maar ik zie geen teken van karper. Nergens. Zelfs niet op de plekjes waar een beet vandaan komt. Hoe alert ik ook ben, ik zie geen enkele kop die subtiel door het oppervlak prikt om lucht voor de zwemblaas te tanken, geen lichtjes verdrijvende pen door fervent geschrok op de plek, nergens een plomp die door een wendend achterlijf opzij wordt gedrukt. Toch vang ik er drie in evenveel bezoekjes van een paar uur. Zoveel is wel duidelijk: wanneer er een karper in de buurt zit, trek

Ook op ander water moest ik me met dat kleine aas, mijn haakjes nr. 10 of 12 en 20/00 nylon door de karpers heen vissen. En maar drillen aan die beesten. De vis op deze foto denkt echt dat hij een zeelt is: ik had ‘m maar liefst drie keer op zeven weken tijd.

ik hem nu vlot op het voer. Bewijzen kun je dit natuurlijk niet, maar aanvoelen des te meer, en ik hoef jullie wel niet te vertellen wat zo’n soort gevoel met je vangsten doet. Ik laveer tussen euforie en onrust. OK, dit is geen makkelijk water, wees dus tevreden. En toch, en toch… er is iets dat me ontglipt. En dan, bij mijn volgende bezoek, daagt het me en kom ik in een stroomversnelling terecht. Een sessie die me mijn hele leven zal bijblijven als keiharde les. Maar voor ik het vergeet: ondertussen heb ik nog iets aangepast. Alhoewel ik daar nu toch al een redelijk aantal uren van plek naar plek heen en weer loop met die penhengel en inmiddels toch al behoorlijk goed weet hoeveel ik mijn pen bij de wissel van de ene stek naar de andere omhoog of omlaag moet schuiven moet ik soms alsnog tot drie keer toe ingooien voor ik het qua diepte-instelling perfect voor mekaar heb. En omdat nu duidelijk wordt dat een deel van de karpers toch echt wel heel behoedzaam aast is slordig vissen geen optie. Omwille van de rust op de plek gooi ik telkens wel een paar meter te ver in en draai de waggelende dobber dan traag en voorzichtig in positie, net achter de plompenrand. Maar als ik niet zeker ben dat het met de diepte perfect goed zit heb ik geen rust. Dan moet ie er weer uit en blijf ik schuiven tot het perfect is. En ik voel instinctief aan dat dit een aanwezige karper best wel eens zou kunnen verstoren. (En dan bij het binnenhalen blijven haperen aan een plompenblad is al helemaal geen optie - maar het gebeurt wel eens!) Daarom had ik besloten om al de plekjes die ik om beurt bevis te nummeren en één voor één tot vrijwel op de centimeter nauwkeurig uit te peilen. De diepte wordt telkens accuraat genoteerd. Dat doe ik door op te schrijven waar de bovenkant van mijn dobber zich bevindt t.o.v. de hengel (x aantal cm boven geleideoog x of y) nadat ik de wartel telkens door een klein lusje powergum heb geduwd dat ik aan de handgreep van de hengel vast heb bevestigd. Net voor het vissen plaats ik dan merktekens op de hengel (met Rubiver of vetkrijtjes) om telkens de dobber voor elk plekje meteen van bij de eerste inworp op exact de goede diepte te hebben staan. Bij een gewijzigde waterstand volstaat het dan om één plekje uit te peilen en alles overal een paar centimeter naar boven of onder aan te passen. Ik weet dat sommige van jullie dit wel heel extreem gaan vinden, maar hier steekt weer de drang naar precisie

2 De ‘lift-method’ (met excuses aan de mensen die hier niet vertrouwd mee zijn) en de ‘staande haak’ zorgen ook voor een directe beetregistratie, maar eerstgenoemde is me

vaak niet subtiel genoeg en kon ik omwille van de plompen ook niet gebruiken en bij laatstgenoemde valt, vissend op grote vissen met klein en licht aas, datgene wat er daar beneden gebeurt veel te moeilijk te interpreteren.


Af en toe vis ik nog wel eens gericht op karper, met de doorgaans gebruikte karperspullen, methodes en aasformaten. Dan komen de boilieschrokkers van het water - en niet zelden zijn de sporen van lompheid en vraatzucht in de bekken terug te vinden.

de kop op die ik me bij het wedstrijdvissen eigen heb gemaakt – en ik ben er echt van overtuigd dat ik door dit soort details in die Damse Vaart episode beslist extra vissen heb gehaakt; en meer dan een paar. Op naar die bewuste, memorabele sessie dus. Er zit karper op de ene strook! Eerst voel ik het, dan zie ik het ook, duidelijk, herhaaldelijk. Meteen na het voeren zit er op alle plekjes witvis – die zijn dus ook los. Om de paar minuten wissel ik van plek. Het heeft namelijk geen zin om langer door te gaan: wanneer het aas, zodra het op diepte is, aandacht van witvis krijgt dan wil dat immers zeggen dat er geen grote vis op de plek aanwezig is. Bij het verlaten van de plekjes voer ik telkens ook bij. En bij de tweede doorgang is de witvisdrukte op de eerste hoekplek al verdwenen. Meteen volle concentratie. Ik ben aan het vissen met een uitgebalanceerd graantje sweetcorn.3 Ik zie dat de dobber opeens lichtjes en traagjes gaat verdrijven. Onmiskenbaar: een karper die op de bodem aan het rondscharrelen is; de waterverplaatsing die daarmee gepaard gaat drukt de verticaal lopende lijn lichtjes opzij. Even later krijg ik een licht opstekertje. Ik wacht tot de pen ‘gaat lopen’. Maar de dobber zakt na een seconde of drie terug

en er gebeurt minutenlang niks meer. Kijk, dat had ik eerder ook al een aantal keren. En ook dan gebeurde het telkens op een plek waar er naar mijn gevoel op dat moment geen witvis zat. Ik haal de zaak binnen, controleer het aas en werp opnieuw in, maar er komt geen herkansing. Game over. Ik voer heel voorzichtig wat casters bij met een korrel of tien sweetcorn er achteraan. Tien minuten later ben ik terug. Niks. Dan voer ik wat meer bij – maar ik zou de hele avond op die plek geen tikje meer krijgen. Een half uur later herhaalt hetzelfde scenario zich op een andere plek. Ook daar is de witvis blijkbaar plots verdwenen en na amper twee minuten staren naar het rode puntje door een spleetje in het riet komt er een lichte opsteker. Ik sta nu wel op scherp; ik had al besloten om bij een volgende gelegenheid niet te wachten tot de pen ging lopen en meteen aan te tikken. Je hebt in zo’n geval toch niks te verliezen. De impasse na de tik duurt hooguit een halve seconde. Dan wordt de hengeltop naar omlaag geramd alsof er een volle zak uit de bouwsector op valt. De plompen wijken vol respect terug en er komt een niet te stuiten eerste schot, waarbij een meterslange bellenstreep opstijgt

3

Ik ga daarbij als volgt te werk. Ik haal de zachte kern van de korrel eruit, schuif die korrel dan met de dikke kant naar boven op de haaksteel tot net over het haakoog, prik en schuif er dan een kubusje geel foam achteraan en druk dat in de holte van de korrel. Perfect uitgebalanceerde zaak en de korrel zit mooi vast op de haaksteel (zie ook foto op de volgende pagina).

39


Artificial casters op een korte hair.

Links de in de tekst beschreven methode met uitgeholde sweetcorn en foam. Rechts een handiger alternatief wanneer er veel witvis zit: een artificial corn (fl oating) met een loodhageltje op de hair. Maar dan moet je bij het penvissen wel degelijk gevoelig vissen en snel aantikken!


Dit schitterende visje kwam er bij een serie zeelten gewoon tussenlopen. En of ik er blij mee was.

vanaf de bodem – altijd indrukwekkend dit. De zeeltmolen schreeuwt zijn protest uit tegen het brute onrecht dat hem wordt aangedaan. Dit kan toch echt wel nooit de bedoeling van zijn maker geweest zijn, denkt ie nog, voor ie sterft in mijn handen. Het gaat in één ruk door, schuin naar de overkant. Met moeite en nood wordt een halt geforceerd en er volgt een kamp waarbij ik het bloed minutenlang nét niet door mijn onderlip heen bijt. Ik land een schitterende, grote vis, maagdelijk uitziend en strak in het harde vlees zittend. Plompenblad drijft overal rond. Dat zoiets kan met zo’n minuscuul haakje. En één nietig sweetcornvelletje. Ik voel een warme gloed vanbinnen en alle vezels in mijn lichaam (ach, zoveel zijn het er bij mij niet) tintelen en juichen. Vergeef me mijn afvalligheid, o legioen der statische karperaars, maar dit is echt niet dezelfde visserij van wat men doorgaans karpervissen noemt. Dit is zo anders dan een aan een zelfhaaksysteem en een 22 mm bal geprikte vis van op tachtig (of honderdtachtig) meter binnen te pompen aan een 3-ponds hengel. Weet je wel wat je mist? Of wil je het niet weten? Nu ja, laten we eerlijk blijven: ik vroeger ook al te vaak niet hoor. Elk mens wordt lui geboren en moet daar een leven lang tegen vechten als ie het een beetje spannend wil maken. Na de commotie en de collateral damage aan de rechterkant van de strook schuif ik mijn visactiviteiten wat door naar links, en voer daar nog twee extra plekjes aan. Alhoewel de avond ook perfect en verhelderend was geweest indien het bij die ene karper was geble-

ven, haak ik er nog drie. Allemaal volwassen vissen – geen recente projectspiegeltjes. Twee op artificial casters en nog één op een bijna zwevend ‘sweetcorntje’. Telkens op een opstekertje van slechts een paar millimeter(!) Nu kan het best dat de pen dan alsnog ‘was gaan lopen’ en uiteindelijk onder water was verdwenen, als ik wat langer had gewacht, maar zoals herhaaldelijk was gebleken dus net zo goed ook niet. Terwijl het toch wel degelijk ging om aasopnames – die mits scherp vissen en perfecte timing zonder uitzondering ook in gehaakte vissen resulteerden! In de weken daarna en ook nog in een aantal sessies het jaar erop, vang ik nog een reeks karpers op die manier. Ook nog op een derde strook. In totaal blank ik nog slechts drie keer. Vrijwel elke beet zet in met zo’n ogenschijnlijk verwaarloosbaar opstekertje, maar de kans om zich dan alsnog te bedenken geef ik hen niet meer. Het blijft in alle opzichten een spannende visserij. En al gaat het op een paar uitzonderingen na om kleinere karpers (ook oudere exemplaren hoor!) en vissen uit de middenklasse, telkens is er de kick: de felle dril en het gevoel van door goed te zitten vissen weer iets te hebben afgedwongen. Ook is de indruk heel sterk aanwezig dat het in de meeste gevallen gaat om vissen die vrijwel nooit worden gevangen; ze zijn vaak zo mooi en zo gaaf – ook in de bek! En een paar spiegels hebben naar de normen van dat water ook opvallend veel schubben op hun lijf staan. Ook daar zit dus beslist meer karper dan men doorgaans ver41


moedt. En zo ken ik nog wel wat wateren. Natuurlijk los ik nog een paar vissen; wat wil je, met zo’n haakje. En ik verspeel er nog enkele. Ook dat valt niet volledig uit te sluiten, onder die omstandigheden. Maar met een nummertje tien met plat geknepen weerhaak en een achtergebleven flardje lijn berokken ik wel niet te veel schade. Eén van die verspeelde vissen zal me nog lang bijblijven. Een absoluut lustobject voor ieder paar vissersogen was het; een werkelijk sublieme, langwerpige halfrijen; donkerbruin op de rug, geel op de buik en daarmee een absoluut atypische vis voor het water. Ik schatte hem op een kilo of dertien, veertien. Hij had zich op het allerlaatste moment, toen de strijd eigenlijk al in mijn voordeel was beslecht, bij een ultieme wanhoopsuitval onder mijn eigen kant nog vast gezwommen in een fikse tak die ik niet wist te liggen. Ik heb ‘m nog tot op mijn net gehad, toch voor een deel, want hij viel niet te scheppen. De knal van de uiteindelijk kapot spattende lijn galmde nog lang na. En er viel nog zoveel meer te beleven. Enkele schitterende, vroege ochtenden. Met nevel die een deken van dempende stilte drapeert over velden en weiden. Het zilveren strijklicht van de opkomende zon die hem wegbrandt. Het aanzwellende ruisen van de populierenbladeren. De zonder mededogen afgerukte en tegen het asfalt te pletter gesmakte takjes, slachtoffers van de wind, die altijd ergens heen wil waar ie ongetwijfeld eerder al is geweest, en van zijn gevecht tegen de dingen die hem daarbij in de weg staan. Ik rook al de geuren. En ik zag al de kleuren; wel honderd soorten groen. De weidsheid en het geduld van het omliggende land. De zwemmers in Oostkerke, ‘s avonds in rustige cadans hun streep trekkend – maar alsnog verstoorders van de idylle. Geen nood, de bellen spatten kapot, het water sluit zich weer en wist zo alle sporen. Een leuk uitziende vrouw fietst voorbij. Oogcontact. Een band van twee seconden, daarna weer voor altijd ontbonden. Daar zijn de twijfels over de zin van het vissen weer. Melancholie. Maar ook het besef van de onbereikbaarheid van de ander, zodat je de intensiteit van dit alles nooit écht met iemand kan delen. Ik staarde dus nog maar wat naar mijn dobber…

42

Met een traditioneel landingsnet met een koord aan de voorkant kan je in de lelies niks uitrichten. Daar kom je snel genoeg achter. Dit is wat je nodig hebt: een snoeknet. Dat van mij is van Fox.

And where were you, beauties?


www.hengelsportdepoorter.be Einde Were 93 9000 Gent +32 (0)9 225 34 62


SHORTFOLIO

Gilles Lambert

“Aan één leven heb ik nooit genoeg!”

leeftijd: 21 × thuis: Bevekom, klein dorpje in Waals-Brabant, België × tweede thuis: Overal waar bos en wild water is. × vist sinds: 1996 × vist op karper sinds: Lente 2000 × houdt van: Mijn vrijheid, bedankt mama en papa! Het gevoel in de wilde natuur. Een lekker vuurtje en een zonsondergang aan een groot meer, that’s just it! × houdt niet van: Praatgrage mensen die eigenlijk niks te zeggen hebben. × kijkt uit naar: Avontuur over de hele wereld. × luistert naar: Goeie beats... lounge, reggae, drum&bass, oldschool hiphop en af en toe dubstep. Zolang het maar goed en niet te commercieel is. × ruikt: Het liefst naar mijn vriendin. × beste karaktertrek: Ik geef nooit op. × slechtste karaktertrek: Weet altijd alles beter. Waaraan kan jij je mateloos storen? Mensen die hun peuken op straat gooien. In het algemeen mensen die de natuur niet respecteren en dat zijn er heel wat in het visserswereldje. Veel vissers hebben een geluksbrenger, heb jij een talisman? Zeker niets materieels. Eerder een totem, een soort van aantrekkingskracht, een gevoel van verbondenheid met dieren. Voor mij is dat de snelste vogel ter wereld, de valk! Ik hecht bijzonder veel belang aan wat dieren ons kunnen leren en/of proberen te zeggen. Stel je hebt nog slechts één dag te leven, wat doe je? In een Black Hawk UH-60A (red.: Sikorsky helicopter) over de Amazone vliegen! Beste uitvinding ooit? Camera obscura. Beste uitvinding van het afgelopen jaar? Apple’s iPad. Idolen? Daft Punk voor de sound, Tom Hanks voor de movies. Een leven zonder vissen? No thanks! Alhoewel de natuur alleen al voldoende is, maar vissen of jagen – als levensonderhoud of om een populatie te reguleren dan – in diezelfde natuur is stukken beter. Spijt dat je ooit begonnen bent met vissen? Never! Je blijft dus altijd (karper)visser? Ik denk het wel. Er zijn nog zoveel bestemmingen waar ik heen wil. Om te karkar pervissen, maar ook met de vliegenhengel op jacht naar exotische vissoorten. Met één leven kom ik er gewoonweg niet! Einzelgänger of vissen met vrienden? Friends are life! Ik vis graag solo, meestal eigenlijk, maar vind het super om momenten te kunnen beleven en delen met vrienden. Geven of nemen? Geven. Stiekem nemen als het lekkere chocolade is! Droomvis? Een gitzwarte,

donkere rijen uit Italië. Droomlocatie? In de bergen langs een wild meer in Alaska of langs de Yukon, een Canadese rivier. Droomvrouw? Mijn schatje gewoon! Grootste frustratie? Heb superlang een kleine je-weet-wel gehad. Haha, niet voor publicatie vatbaar! Zotste plek waar je ooit geweest bent? Montagne Noir, een heel smal riviertje in het Zuiden tijdens een vis- en klimtrip toen ik 14 was ofzo. Tussen de rotsen, water tot aan de kin, zat vol donkere monstertjes met rode stipjes... Vergeet ik nooit! Zotste plek waar je ooit wakker geworden bent? Op een Zodiac van 3 meter op meer dan 2200 hectare water! Onmisbaar? Muziek. Je huis staat in de fik, wat red je? Mijn MacBook! Meest memorabele moment aan de waterkant? Verjaardagsvis tijdens mijn tweede trip op de Rhône drie jaar terug. Werd net 18 en zat overdag alleen te vissen. Ving na drie uur meteen een fantastische volschub. Een droomvis die ik heb kunnen vangen dankzij een van mijn beste vrienden. Bedankt Chris! Je hebt net een droomsessie achter de rug, wat doe je als je thuiskomt? Kijken of de foto’s gelukt zijn! Can’t live in a living room? Nope! Ik moet naar buiten kunnen en liefst waar het zo groen mogelijk is. Was je liever op een andere plek geboren? Toch niet. Ik ben fier dat ik kan zeggen dat ik Belg ben. Ik hou van mijn land om er te leven, zelfs al loopt niet alles perfect. Mensen klagen constant, maar beseffen niet dat ze van geluk mogen spreken in een land te wonen waar geen oorlog woedt of voedselgebrek heerst.


Bernd van Broekhoven

“Die grote, vadsige baars spookt constant in mijn hoofd rond!”

leeftijd: 24 × thuis: Terneuzen, Nederland × tweede thuis: Op het wijd, home sweet home. × vist sinds: Het behalen van mijn eerste zwemdiploma. × roof/baarsvist sinds: Een tiental jaar terug. × houdt van: Alles waarbij ik tot rust kom. Vissen, kamperen, tennissen... het mag best vermoeiend zijn, als ik mijn mentale balans maar vind, weet je wel. × houdt niet van: Overdreven drukte, behalve concerten dan, en drukke tijden, denk aan stress. × kijkt uit naar: De wonderen der natuur. × luistert naar: Mijn vriendin, én zware metalen. × ruikt: Een licht, zoete geur. Mijn vriendin draagt daar mooi aan bij. × beste karaktertrek: Ik geef niet snel op. × slechtste karaktertrek: Ook wel dat ik niet snel op- of toegeef, het kan ook tegen me keren. Ik word wel eens eigenwijs genoemd. Just being there, voldoet dat voor jouw visserij of is vangen een absolute must? De hele beleving staat centraal bij mij. Ik geniet van alle elementen waar de omgeving rijk aan is. Vangen komt op de tweede plek, maar natuurlijk heb je als specimen hunter een doel voor ogen. Die hele grote, vadsige baars spookt constant door mijn achterhoofd. Je moet voor de rest van je leven één (kunst)aas kiezen, wat is dat? Een Salt Shaker 11 cm in een felgeel kleurtje met wat flash, op een 10 grams Lunkercity Grip Foodballhead loodkopje. Hoeveel keer per week check je de weersvoorspellingen? Driemaal daags, dus eenentwintig keer. Stel je kan reizen in de tijd, wat doe je? Vissen en jagen in de tijd van jagers en verzamelaars. Op wie zou je graag eens voodoo uitoefenen? Zelf heb ik niet meteen vijanden, maar wie staat in China alweer aan de macht? Waar kan jij je mateloos aan ergeren? Natuurvernietiging op kleine en grote schaal. Niet alleen dicht bij huis, maar ook hoe bv. de hele Mekongdelta wordt verkracht. Beste (vis)boek ooit? Ik lees écht niet graag, ik droom liever weg bij beklijvende fotoreportages. Meest zinloze product dat je ooit gekocht hebt? Teveel kleding, ik trek altijd dezelfde dingen aan die ik dan helemaal afdraag. Je huis staat in de fik, wat red je? Mijn vriendin, ze is gewoon onvervangbaar. Meest memorabele moment aan de waterkant? Afgelopen winter, samen met mijn maat Sanne tijdens extreem barre omstandigheden. Vorst, harde wind, sneeuw... en toch baarzen vanuit de bellyboat vangen op nog geen anderhalve meter water

van slechts 2°C. Je hebt zo’n droomsessie achter de rug, wat doe je als je thuiskomt? Spullen sorteren, laptop aan, SD-kaart erin en die droomsessie nogmaals beleven. Is het niet thuis, dan wel op café met vrienden. Idolen? Ik ben erachter gekomen dat mijn vader en moeder heel veel voor me betekenen, zeker mijn idolen. Daarnaast heb ik niemand waar ik op zou willen lijken, ik ben lekker Bernd. Zotste plek waar je ooit geweest bent? Strupec, een oud plaatsje in Bulgarije. Dronk er samen met de burgemeester Rakija. Zotste plek waar je ooit gevist hebt? Kanaal Gent-Terneuzen, al bellyboatend tussen immens grote afgeladen zeeschepen. Zotste plek waar je ooit wakker geworden bent? Een gemeenteplantsoen tussen het stadscentrum en mijn ouderlijk huis. Gekste stunt die je ooit uitgehaald hebt? Ik ben een brave jongen, ik vis hooguit op plekken – bijzonder goeie plekken vaak – waar het niet toegestaan is. Droomjob als kind? Boswachter. En wat doe je nu? Marien Biologisch onderzoek en aquacultuur. Zoutgericht, maar ik ben wel met water bezig. Spijt dat je ooit begonnen bent met vissen? Geen seconde. Een leven zonder vissen? Ik zie het niet meteen voor me, maar who knows... Of toch maar niet, ik zou er blijven naar uitkijken. Je dobbert op je zestigste dus nog altijd in een bellyboat rond? Laten we het daar op houden! Was je als visser liever op een andere plek geboren? Australië heeft toch wel heel veel mooie baarsachtigen in petto, niet? Tot slot, wat is het eerste dat je na dit interview doet? Nog een biertje opentrekken. 45


FISHues


over gewicht Het is ochtend. De opkomende zon maakt komaf met de laatste dauwdruppels die zich tevergeefs vastklampen aan de huid van mijn pluutje. Voor me uit starend zie ik hoe een diepgeladen vrachtschip gestaag de vaargeul doorklieft. Golven klotsen heen en weer. Eerst hard en agressief, dan zachtjes en troostend. De geur van fris, vissig kanaalsop en het geluid van gorgelende betonwanden werken mijn opperbest humeur in de hand. Dan gebeurt het: met een hels geluid komt een wit bestelwagentje uit de bocht geraasd. Behendig als een racepiloot – of dat denkt de chauffeur tenminste aan zijn bijhorende mimiek te zien – parkeert hij het oorverdovende onding vakkundig tussen twee bomen. Op de achterruit ontwaar ik een kolossale karpersticker. Het dichtklappen van de deur weergalmt nog wanneer de eerste woorden luiden. “En, al iets gepakt?” “Ja, ééntje…”, antwoord ik, helemaal tevreden. “Een dikke?”, weerklinkt het, nog voor ik mijn zin goed en wel heb afgerond. “Kilootje of zeven”, luidt mijn antwoord. Luttele tellen later en schijnbaar gedesinteresseerd zit de man al terug in zijn auto. Ik weet genoeg. Geen schijn van kans om te praten over de bellenplakkaten die ik in de schemering langzaam dichterbij zag komen op de voerstrook, over de natuurlijke schoonheid van de schub in kwestie, over de spectaculaire dril waarbij je de hoofdlijn kon horen zingen terwijl de karper langs het talud raasde… Nee meneer, niets van dat alles. De nuchtere gewichten a.u.b., mét cijfers na de komma als het even kan. Ik wil niet al te veel zwartkijken, maar ik krijg de laatste jaren steeds meer het gevoel dat mijn hobby – karpervissen that is – louter verworden is tot een getallenstrijd tussen cijferslaven. In mijn ogen heeft de immer harder gepropageerde kilobeleving daar veel mee te maken. Beginnende karpervissers willen sneller dan ze kunnen stappen hun eerste veertiger te pakken krijgen, aan elk interessant openbaar water zitten karpisten tegenwoordig als haringen in een ton opeengepakt, en een aantal gesponsorde vissers lijkt een zekere stress te ervaren bij de gedachte dat ze dit jaar geen vijftigplusser zullen klissen. Waarom eigenlijk? Wat zeggen die – soms wetenschappelijk precieze – gewichten ons dan? Staan ze in verhouding met de hoeveelheid talent die de visser in kwestie in de schaal werpt? Vormen ze een weerspiegeling van de gedane moeite en inzet? Of zijn zware vissen per definitie misschien moeilijker vangbaar? Laten we wel zijn, op geen enkele van deze vragen kunnen we unaniem positief antwoorden. Desalniettemin merk je dat het onderling respect en de waardering voor collegakarpervissers tegenwoordig vaak in relatie staat tot het aantal gevangen kilo’s, of correcter, tot het aantal gevangen gewichtige exemplaren. Net zoals leeuwen die strijden om de leiderspositie binnen de roedel, proberen karpervissers zich te profileren en op te werken in het wereldje op basis van ponden karpervlees. Zelfs een hobby waarin bouwstenen zoals sfeer, natuur, beleving en mysterie centraal zouden moeten staan, ontsnapt blijkbaar niet aan de invloeden van onze prestatiegerichte maatschappij. Waar groepsdruk gedijt, sneuvelt de eigenheid van het individu. 47



Tijd voor enige nuancering. Natuurlijk vangt iedereen graag grote vissen en uiteraard is het vangen van een megavis steeds een unieke beleving. Niets op tegen, helemaal prima! Waaraan ik echter wel een rothekel heb, is het gegeven dat de context van een vangst of sessie er voor velen niet langer toe doet. Een verhaal over het vangen van een mogelijk maagdelijke dertiger – laat staan twintiger – uit een onbekend verscholen kanaaltje wordt door sommige personen bruusk van de baan geveegd met een opsomming van een hele rits veertigers en vijftigers die door de gesprekspartner in kwestie een week eerder uit een of ander pispotje werden geplukt. Het stoort mij enorm dat ‘de variatie in waarde’ van een karper niet meer in acht genomen wordt, hoe relatief en persoonlijk die ook moge zijn. De cijfers en getallen op de voorgrond (alsook de bijna in de lens geduwde karper), de sfeer, beleving en ‘manier waarop’ op de achtergrond (daar waar u nog net het piepkleine hoofdje van de vanger ontwaart). Zo gaat het tegenwoordig. Ik wil maar zeggen: grote vissen netten is super, maar eenmaal de zoveelste terugvangst van een volgevreten bekendheid meer opschudding veroorzaakt dan de vangst van een nooit eerder geziene massieve parel, dan is er mijns inziens een kortsluiting opgetreden in de mentaliteit van (karper)vissend België, en bij uitbreiding Europa. Mijn eigen visserij valt dan ook eerder te typeren als size doesn’t matter, it’s what it does to you. Voor de meesten ligt dat anders. Vraag maar eens aan tien karpervissers wat hun mooiste vis tot nog toe is. Wedden dat ongeveer zeven of acht van hen zonder aarzelen hun zwaarste vis zullen noemen? Vreemd is wel dat geen van hen in dezelfde valkuil zou trappen mocht je ze vragen naar de mooiste vrouw die ze kennen. Wat heeft er nu eigenlijk voor gezorgd dat die vermaledijde ponden of kilo’s al zijn wat de (weeg)klok slaat? Is het niet vreemd dat de karpervisserij de enige vorm van hengelen is die alles bekijkt aan de hand van gewichten? Akkoord, een apart kliekje snoekvissers heeft het ook op dertigponders gemunt in plaats van die magische metergrens. En je hebt zeeltvissers die het louter op double figure specimens gemunt hebben. Ook zullen er ongetwijfeld nog andere type vissers zijn die een bepaalde ‘droomgrens’ vooropstellen, maar toch lijkt de unstergekte veel nadrukkelijker aanwezig te zijn binnen het karpervissen. De tijd dat men het meetlint naast een langgerekte boerenkarper legde, lijkt voorgoed verdwenen. Persoonlijk denk ik dat de - te (?) – sterke uitbreiding van het bataljon karpervissers het klokken kracht bijgezet heeft. Terwijl het vroeger over wilde, natuurlijke karpers ging, gaat het nu veelal om boilievreetmachines pur sang, mogelijk gemaakt door het massale voederen. Deze kunstmatige vetmesting van karpers heeft dus ontegensprekelijk als gevolg gehad dat het gewicht plots ‘gestuurd’ kon worden door de mens. Dat was met de lengte vast ook het geval, maar in veel mindere mate. Haal je maar eens zo’n korte vette spiegel voor de geest. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat de kilotendens op die manier ingang vond. Maar… er is in mijn ogen wel degelijk een verschil tussen wegen uit gezonde nieuwsgierigheid en obsessief gewichtjagen. Naar mijn aanvoelen is onze hobby meer dan ooit verzeild geraakt in dat laatste stadium.

nemen dat ze ons pronkend om de oren komen slaan met cijfermateriaal wanneer ze er dan uiteindelijk toch in geslaagd zijn een klepper te vangen? Wees trouwens eens heel eerlijk tegenover jezelf: hoe kom je aan dat palmares vol zware karpers? Was het puur talent, of toch eerder geluk dat er zo’n monsters op je thuiswater rondzwommen? Was het een perfect uitgedokterd plan, of mogen we van een dosis toeval spreken? Had je eerst vijf dagen geobserveerd, of gewoon koppig dertig nachten volhard op dezelfde stek? Over bovenmenselijk superaas en uit zeventien onderdelen bestaande rigs wil ik het zelfs niet eens hebben. En toch is er volgens mij genezing mogelijk: laat de karpermedia meer sfeerverhalen publiceren, vervang drie vierde van de nietszeggende manvisfoto’s door natuurbeelden die je meteen naar het water trekken, laat het gewicht eens achterwege,… Ook karpervissers zelf kunnen veranderen, als ze maar durven. Zit niet de hele tijd slaafs en resultaatloos achter je hengels te wachten op die ene targetvis, maar trek er eens met de pen of korst op uit in de polder, waar gewichten niet eens bestaan. Je zult kippenvel krijgen bij het zien van enkele opborrelende luchtbelletjes, je hart zal overslaan op het moment dat je pen wegduikt. Het zal je op dat moment worst wezen of er een knol of een bak aan de andere kant van de lijn hangt, ik verzeker het je. Er valt zoveel meer uit onze fantastische hobby te halen dan we geneigd zijn te denken. Ga de uitdaging aan: wees wijs en kijk eens naast de wijzer! Stiekem hoop ikzelf ooit een punt te bereiken waarop ik beslis mijn weegschaal thuis te laten omdat het me simpelweg niet meer kan schelen hoe zwaar of hoe licht een bepaalde vis is. Die totale nonchalante desinteresse van een ervaren karpervisser zou meer indruk op me maken dan om het even welk gewicht…

Joris Vandaele

Zullen we dan nooit kunnen ontsnappen aan het huidige gewichtengegoochel, en dito -gehuichel? Geen flauw idee. Ik vrees dat de redding voor sommigen veel te laat komt. Dan denk ik bijvoorbeeld aan de groep mensen die van die speciale weegschalen hebben die altijd minstens anderhalve kilogram meer aangeven, en aan personen die vloeken omdat een vis van ruim negentien kilogram nu eenmaal niet als veertiger in het album mag. Toch zijn we allen zelf verantwoordelijk voor de toekomstige tendensen binnen onze visserij. Als wij, vaak impliciet, de boodschap blijven uitdragen aan de vissende jeugd (en aan elkaar) dat je er niet bij hoort zolang je geen grote vissen op de mat kon verwelkomen, kunnen we het hen dan kwalijk

49


Een

oude

geliefde by

Steve Ricketts

Ze slapen in bivy’s als karpervissers, ze hebben een set hengels als karpervissers, ze zien eruit als karpervissers. Meer nog, ze gaan zelfs dagen- en soms wekenlang voorvoeren als karpervissers. Ze vormen een bij ons zo goed als ongekend select clubje big eel vissers, zowat een van de moeilijkste en meest ongewaardeerde zoetwatervissen die je in onze contreien kunt belagen. Een van hen, Steve Ricketts, geldt als internationale referentie binnen deze scène. Speciaal voor Monkey Climber doet hij het relaas van zijn trip of a lifetime afgelopen jaar.

50


Het was alweer een hele poos geleden dat ik nog eens op Broadwater gevist had. Te lang geleden eigenlijk, als ik mijmer naar de dagen dat ik het water frequenteerde en de nauwe band die ik ermee onderhield. Ach ja, dat is nu eenmaal how life goes, niet? Gelukkig bevatte het water nog steeds enkele geweldige specimens, al kan het vangen ervan een echte klotejob zijn. Daarbij is het ook de plek waar het kruim van de hedendaagse specimen hunters aan de slag gaat, waardoor je constant op scherp moet staan.

Vermeende monsters En net dat had ik nodig; op heden was mijn seizoen niet exact zoals gepland verlopen, heel wat tijd had ik gestopt in een veelbelovend kustwater op de grens van de graafschappen Kent en Sussex met als enige doel dát ene monster waar ik al zo lang op zoek naar ben. En geloof me, dit water had de potentie en zou naar verluidt schrikaanjagend grote palingen bevatten. Hoe vaak ik in dergelijke fabels gelopen ben, wil je niet weten, maar aan de andere kant weet je maar nooit… Vijf nachten zat ik er al aaneen, met vissen tot 1,7 kilogram op mijn conto en talloos veel kleinere exemplaren, maar nog steeds geen teken van een echt monster. Gelukkig ben ik de enige die er mijn palinggeluk mag beproeven; het water is in handen van een zeer strikt karpersyndicaat en hoegenaamd niet goedkoop om het nog zacht uit te drukken. Omdat het lokaliseren van de betere vissen maar niet wilde lukken en ik op deze trip heel de nacht in de weer was geweest met kleinere paling, besloot ik er – voorlopig – de brui aan te geven. Enige pleister op de wonde was de wondermooie setting van deze plek. Met de zee zo dichtbij is elke zonsondergang er gewoonweg niet te versmaden en ook de mistbanken die ‘s morgens vanuit zee het water optrekken zullen voor altijd in mijn geheugen gegrift staan. En alsof dat nog niet genoeg is, wiegt het zachte geluid van de rollende golven je ‘s nachts telkens lieflijk in slaap als de wind juist zit.

Change of plans Eenmaal terug thuis neem ik snel een douche om me nog even voor de televisie te kunnen ploffen alvorens mijn eega terug is. Niet veel later rinkelt de telefoon; aan de andere kant van de lijn hangt een van mijn oude vismaten om te horen of ik nu al op Broadwater gevist had waar ik eindelijk opnieuw een plaatsje had kunnen bemachtigen. Ik moest bekennen dat ik er door een overaanbod aan goede wateren dit jaar nog niet geraakt was. Tien minuten later zit ik afwezig naar een aflevering Tom & Jerry te staren als ik plots de ravage opmerk die de kleinkinderen in mijn afwezigheid achtergelaten hebben. En tot overmaat van ramp hebben ze ook nog eens de afstandsbediening van

“Hoe vaak ik in dergelijke fabels gelopen ben, wil je niet weten, maar je weet nooit…”


de TV om zeep geholpen… That’s it, dacht ik bij mezelf, ik moet er opnieuw uit. Als het dan toch niet wil lukken, kan ik ineens maar beter bikkelen op een hard water! Niet veel later zet ik koers richting Broadwater, een keihard grindgat in de Colne Valley dat ik al twaalf jaar niet meer bevist had. Was het het telefoontje, of de troep thuis? Het enige wat ik weet, is dat ik plotsklaps al mijn projectwateren vergeten was om mijn kansen op een oude geliefde – en geduchte tegenstander – te gaan wagen. Wist ik toen veel dat dame Fortuna nog maar eens aan mijn zijde zou staan. Vooraleer mijn tocht aan te vatten, passeer ik nog even bij de plaatselijke visboer om vijf kilogram sardines en na een bloedstollend snelle laadbeurt begeef ik me door het enorm drukke en woelige Londen. Meer dan tweeënhalf stressy uren voor een ritje van een kleine 45 kilometer, lang leve het hedendaagse stadsverkeer! Heet en bezweet kom ik iets na tienen ‘s avonds aan het water aan. Meteen zwier ik de hengels in, gemonteerd met vier Sidleys (red.: de John Sidley rig, een speciale ledgerrig) beaasd met luchtgeïnjecteerde wormen. De baitrunners aan en ik kan het basiskamp beginnen opzetten. Net wanneer ik mijn bivy op heb staan, begint een van mijn baitrunners traagjes te tikken. Onmogelijk in minder dan een kwartier vissen dacht ik bij mezelf, gezien de onverbiddelijke reputatie van dit water, maar het blijkt om een brasem van maar liefst 4,2 kilogram te gaan. Een evenaring van mijn recordvis die ik enkele weken eerder in het graafschap Kent wist te strikken, maar een peulschil in vergelijking tot de ware monsters die hier rondzwemmen. Ik besluit mijn oude vismaat wat op te naaien en stuur hem een bericht dat ik een 4 kilo plus vis heb

gehad waarna ik mijn telefoon uitzet. Tegen de morgen heb ik ook nog een paling van 1,4 kilogram en blijf daarmee on track voor wat het kleine vissen vangen betreft. Toch ben ik meer dan voldaan om na zo’n lange afwezigheid meteen actie tijdens mijn eerste nacht te kunnen noteren. Normaliter is het op Broadwater een kwestie van blanken, blanken en nog eens blanken en als je al een run krijgt, dan is het door de bank genomen iets speciaals. Het water staat wijd bekend om zijn specimens en met een exemplaar van 1,4 kilogram heb je niet bepaald het geluk aan je zijde. Maar goed, vis is vis en als het moeilijk gaat, is elk exemplaar een opkikker.

Opgenaaid staat (niet) netjes ‘s Morgens bel ik mijn maatje en biecht hem op dat het om een 4,2 kilogram brasem en geen paling ging. De logische scheldtirade die ik meteen over mijn kop krijg, verdien ik wel, maar ach, dat maakt het vissen net zo leuk. Part of the game, toch? De volgende donderdag ben ik opnieuw present. Zoals vanouds start ik met het bevoeren van mijn stek; een zak met vermalen vis wordt over een diepe geul gehangen waarover ik vervolgens nog eens een massa dode maden en een mix van in visolie gekookte zaden en pellets spod. Daarna kan het lange wachten tot het vallen van de avond beginnen. Ondertussen amuseer ik me naar hartelust op het nabijgelegen riviertje, zonder beet weliswaar, maar ooit vang ik hier een van die prachtige barbelen, ik zweer het je! Zodra de avond valt en er wat wolken komen opzetten, wordt de temperatuur weer draaglijk. Eerst wat te eten klaarmaken en daarna opnieuw de vier vallen zetten. Twee hengels vis ik met verse Aldi kreeften-

staarten, aan de twee andere bengelen dikke, good old regenwormen. Omdat ik toch niets anders te doen heb, trek ik me terug in de afgekoelde bivy en ga wat op mijn bedchair liggen. Ik ben net aan het indommelen onder het geluid van het bekende zoemende eskadron dat zich tevergeefs doorheen het muggengaas toegang tot mijn onderkomen wil verschaffen wanneer plots een snelle reeks bliepen weerklinkt. Een schokkerige aanbeet op een gepop-upte kreeftenstaart! In luttele tellen heb ik de hengel in de hand. Bij het vasthouden van de lijn voel ik enkele korte rukjes, maar geen fatsoenlijke run. Toch besluit ik te kloppen, je weet immers maar nooit. De populatie zoetwaterkreeften op dit water kan immers lelijk huishouden en heel wat valse aanbeten zijn dan ook aan hen te wijten. Toch vertelt de diep doorbuigende hengel en een stevige klop op de top me meteen dat het om een beste paling gaat. Man, wat hou ik van dit gevoel! Niet veel later is de vis zonder al te veel problemen binnen en met 2,55 kilogram op de weegschaal is het mijn beste vis van het jaar. Reden genoeg om te vieren met fris blikje gouden godenvocht! Meer dan tevreden met het resultaat lijkt het ernaar dat er kentering in mijn seizoen gekomen is. Twee vissen in twee nachten op dit water is werkelijk ongezien. Toch heb ik dergelijk scenario al meermaals mogen meemaken in mijn vissersloopbaan. Je sukkelt een tijdje, tot plotsklaps het geluk je toelacht, je een paar beste vissen vangt om terug naar af te keren. Nooit heb ik kunnen uitvogelen waarom ik geen constant resultaat kan boeken doorheen het seizoen, maar zolang ik nu en dan eens in de honingpot val, hoor je mij niet janken.


“Nooit heb ik kunnen uitvogelen waarom ik geen constant resultaat kan boeken, maar zolang ik nu en dan eens in de honingpot val, hoor je mij niet janken.”

Expect the unexpected

“In de onthaakmat lijkt de vijfponder van daarnet maar een baby tegenover het brute monster dat ik nu gevangen heb.”

Snel maakt de nacht plaats voor de dag en vroeg in de ochtend doe ik al een ommetje rond het water om te zien of ik een fotograaf vinden kan. Je raadt het al, geen ziel te bespeuren… Noodgedwongen bewonder ik het majesteuze beest nog eens alvorens haar uit de bewaarzak vrij te laten. De vaart waarmee ze terug in de diepte van het water verdwijnt, laat een diepe indruk op me na. Tevreden met het succes van afgelopen nacht doe ik die dag niets meer dan alles in gereedheid brengen voor de volgende nacht. Veel werk heb ik eigenlijk niet en afgezien van wat lezen geniet ik de rest van de tijd gewoon van de rust en de stilte rondom mij. Naarmate de dag vordert, begint het weer gestaag te veranderen; de wolken pakken bijeen en het begint licht te regenen. Condities naar mijn hart! Tegen de klok van 20 uur zijn alle vallen opnieuw gezet en stiekem hoop ik op iets meer actie dankzij de uitstekende weersomstandigheden. Hoewel het rond 21 uur nog altijd klaar is tijdens deze tijd van het jaar zorgen de wolken voor een duistere sfeer. Het hoeft dan ook niet echt te verbazen dat ik zo vroeg al een eerste, bloedstollende run krijg. De aanbeet komt op de afstandsstok en is er een van het type dat je een hart- en paniekaanval bezorgt. Snel grijp ik de hengel vast en nog voor ik kan aanslaan neemt die een bevredigende curve aan. Gelukkig kan ik de op vaart gekomen vis snel stoppen en aan het duel te voelen hangt aan de andere kant van de lijn opnieuw een monsteraal. Beetje bij beetje pomp ik de vis van wel erg ver binnen om niet veel later in het net te liggen. Na wegen blijkt het opnieuw om een fantastisch exemplaar van 2,5 kilogram te gaan, eentje met een erg kenmerkende dikke knobbel net achter de luchtgaten. Terwijl de vis rustig en veilig op de carp cradle onthaakmat ligt te wachten en ik nog een bewaarzak aan het fiksen ben, loopt alweer een andere hengel af. Ditmaal is het een van de kreeftenstaarten op korte afstand – een goede twintig meter uit de kant – die een tergend trage aanbeet registreert, slechts een minimum aan lijn werd van de spoel getrokken. Onmiddellijk neem ik de stok beet, schakel ik de baitrunner uit, sluit de beugel, voel de lijn aanspannen en sla aan. Geen paling, dacht ik meteen, de hengel slaat dubbel en de vis gaat er met een rotvaart vandoor. Omdat ik met gevlochten lijnen vis, staat de slip nooit even hard als met nylon het geval zou zijn, maar geen van beide 2 kilo plussers had meer dan een goede meter lijn genomen. Dit beest is duidelijk van een ander allooi; bij het zetten van de haak wordt meteen twintig meter lijn genomen alvorens de vis vastberaden besluit zich stil te leggen. Nu weet ik haast zeker dat ik wel een karper gehaakt moet hebben, want het dier is ook nog eens naar links

gezeild. Plots komt er opnieuw beweging in het zaakje en vanaf dan begin ik dat typische palingpatroon in de dril te voelen. Ik draai haast dol. Als dit werkelijk een paling is, dan is het een absolute recordvis!

Het is een nacht.. De volgende tien minuten zijn ongetwijfeld de langste in mijn leven. Mijn benen voelen als in gelei, mijn mond is haast even droog als de Sahara en ik blijf maar prevelen ‘Val er nu alsjeblief toch niet af’. In het kristalheldere water komt de vis uiteindelijk toch in zicht en net op dat moment draait ze zich op haar zijde zodat ik haar volledige omvang kan aanschouwen. Holy shit! Ik val haast achterover van verstomming. Snel het landingsnet pakken en tot mijn borst het water in, want de vis wil maar niet dichter komen in het ondiepe water en ik ben bang dat de haak lost als ik meer druk zet. Ik steek het net zo diep mogelijk onder water en mijn prooi verdwijnt erin. Letterlijk schuddend en bevend kruip ik terug de kant op. In de onthaakmat lijkt de vijfponder van daarnet maar een baby tegenover het brute monster dat ik nu gevangen heb. Op de weegschaal die ik voor de zekerheid in een boom hang gaat de vis vlotjes tot 4,39 – 4,34 kilogram om vervolgens terug halt te houden bij 4,37 kilo. De grijns die op mijn gezicht ontstaat is zo breed dat ik makkelijk mijn evenwicht verliezen kan. Beide vissen steek ik in een bewaarzak die ik voor de zekerheid in nog bewaarzak stop en vervolgens aan een boom bind. Meteen probeer ik wat mensen op te bellen en berichten te versturen, maar met Engeland die op dit eigenste moment een belangrijke match speelt is dat geen sinecure. Snel tover ik dan maar mijn laatste blikje Strongbow boven en compleet in extase ontdek ik dat ik wél kan dansen, al zou ik dat nu niet meteen publiekelijk willen herhalen. In tegenstelling tot sommige van de ‘moderne’ vissers wil ik het nieuws van de daken schreeuwen, de wereld vertellen waarin ik net geslaagd ben. Het zou me zelfs niet kunnen schelen of naar me geluisterd zou worden of niet, door het gevoel van overwinning sta ik deze nacht echt op springen. In de vroege uurtjes voeg ik aan het duo nog een derde paling van ruim een kilo toe en sluit daarmee de nacht van mijn leven af. De volgende ochtend staat mijn telefoon roodgloeiend. Uit alle richtingen ontvang ik felicitaties en een paar van mijn makkers komen al vroeg langs om de vissen te kunnen aanschouwen en foto’s te nemen. Op zaterdagnacht, de laatste nacht van deze sessie, grapt een andere visser nog tegen me of mijn nieuwe doel nu een double figure exemplaar is of als ik voor het nieuwe record ga, maar ik verduidelijk hem dat mijn vorige record een dikke zesponder was en ik nu eerst graag een zevenponder zou willen vangen, wat al lang een ambitie van me was, en bij een volgende gelegenheid pas een achtponder, wat voor mij al altijd als regelrechte droomvis gold. Je gelooft het nooit, maar tegen drie uur ‘s morgens heb ik al een zevenponder te pakken! Nu ik dit neerpen, kan ik het nog altijd niet geloven. Hoe in godsnaam is me dat gelukt? Meer dan twintig jaar heb ik gepoogd de zevenpondsbarrière te doorbreken en nu

53


speel ik dat tweemaal in eenzelfde sessie klaar… Een sessie die de geschiedenis in zal gaan als de vangst van het grootste palingduo ooit met daarbij de tweede grootste paling ooit gevangen door een palingvisser. Voor de volledigheid: de grootste vis mat 105,4 centimeter bij een omvang van 28,6 centimeter; voor de zevenponder was dat 108 bij 26 centimeter. Fenomenaal gewoon! De vissen vielen buit op verschillende aassoorten waarmee ik op een water in Kent geëxperimenteerd had en het lijkt erop dat ze ook hier scoorden. Het voeren werkt nog altijd zoals veertien jaar geleden, enkel zijn de vissen ondertussen schijnbaar stukken groter geworden of heb ik gewoonweg megaveel geluk gehad tijdens deze sessie. Ik kan haast niet wachten op komend seizoen, ik denk niet dat ik voorlopig nog elders vissen zal…

“Meer dan twintig jaar had ik gepoogd de zevenpondsbarrière te doorbreken en nu speel ik dat tweemaal in eenzelfde sessie klaar…”

Steve Ricketts is de auteur van Eels, The Final Frontier, een uitgave van het bekende Medlar Press en een boek dat doet wegdromen zoals bijvoorbeeld Terry Hearns In Pursuit of the Largest dat kan. In Engeland haalde Steve met zijn boek de paling uit de underdogpositie onder de specimens. In het volgende nummer van Monkey Climber brengt Steve een How To om monsteralen te belagen. Wedden dat u binnenkort ook een convert bent?

54


GET DOWN WITH THE EXCLUSIVE TASTE Kies uit drie ranges van bewezen kwaliteitsboilies of creëer je eigen, 100% gepersonaliseerd aas met onze Bait Designers Club.

WWW.EXCLUSIVEBAITS.BE Kortenbosdries 20 • 9310 Moorsel (Aalst) • +32 (0)477 51 11 86


www.diem-angling.com


ms Oo rt ee .G

In de ontnuchterende realiteit van Pukkelpop 2011 – het Belgisch festival dat in augustus door ongemeen hard noodweer geteisterd werd – ontmoetten we naar jaarlijkse traditie Geert Ooms ten huize Poelmans. Meer dan twee uur hadden we Geert en vriendinlief niet kunnen bereiken, totdat beiden gelukkig heelhuids terug ten tonele verschenen. Voor Geert de tweede freaky gebeurtenis in amper één maand tijd. In Off The Hook presenteren we u Geerts incredible story. De naakte waarheid, het relaas van een wel heel bizarre nacht.

De

na

ak

te

wa

ar

he

id

Op een zwoele avond ergens in augustus ben ik weer eens aan de waterkant gearriveerd. Al zwetend sjouw ik alle spullen naar de stek en word zowat lek gestoken door een eskadron muggen. Je kent dat wel, van die kleine venijnige zwarte mugjes die er tamelijk onschuldig uitzien maar aanvallen als een verdomde losgeslagen pitbull. Om nog maar te zwijgen over de zwelling die ontstaat na zo’n prik. Terwijl ik in het rond sta te zwaaien om de aanvallen af te slaan, zet ik mijn tent op en zorg ik er voor dat het muggengaas netjes tegen de grond aansluit. Gelukkig heb ik een uiterst geschikt nachtelijk onderkomen; de ganse voorkant van mijn tent bestaat uit muggengaas zodat er voldoende frisse lucht door kan circuleren en je toch niet wordt leeggezogen door die venijnige kleine vampieren.

Eigenlijk was dit nachtje helemaal niet gepland maar na de goede vangsten tijdens een recente tweedaagse sessie op dit water, samen met mijn vriendin, kon ik de verleiding moeilijk weerstaan. Annelies ving zelf dé vis van de sessie en toonde daarmee nogmaals wat girlpower in het karpervissen. Het is leuk om te zien hoe anders zij het karpervissen ervaart. Omdat ze – bewust – niet vaak rechtstreeks met het wereldje van macho’s en opgeblonken ego’s in contact komt, is haar plezier in deze visserij heel puur. Het avontuur van buiten te vertoeven, kamperen, vissen zoeken, de lijnen klaarmaken en uiteindelijk vangen geeft haar enorm veel voldoening. Een gevangen vis hoeft niet per se groot te zijn, maar eerder mooi. Het is eveneens de adrenaline en de actie die een aanbeet teweegbrengt die haar zin in karpervissen zelfs nog versterken. Het zou voor velen uit de karperscène een verrijking zijn om de eigen visserij opnieuw eens nuchter te bekijken en zich af te vragen waar we soms mee bezig zijn. Voor mij werkte die bewuste sessie alleszins verrijkend. Ik kan mij tegenwoordig enorm ergeren aan het verregaand protectionisme en de egotripperij die zo vaak met onze hobby gepaard gaat. Een reclamespotje op de Belgische radio gaat als volgt: “Een open geest beleeft meer”, en daar ben ik het volledig mee eens. Je blik verruimen en die bekrompen visie overboord gooien vraagt wat opoffering, maar je wordt er niet alleen een beter visser maar wellicht ook een beter mens van. Enkel moet je daarvoor informatie willen delen, wat automatisch wil zeggen dat je jezelf kwetsbaar moet opstellen en in deze boze wereld wordt daar wellicht al gauw misbruik van gemaakt…

57


“Terwijl ik de hengel van een nieuwe onderlijn voorzie, blijft het gevoel belaagd te worden overheersen.”


Mijn gedrevenheid en motivatie is deze zomer trouwens helemaal top, daar kan zelfs de calvarietocht van de wagen naar de stek geen verandering in brengen. Ook al ben ik tamelijk goed georganiseerd en passen alle tassen en benodigdheden netjes op de kar, toch blijft het een fikse tocht die tegen snel wandeltempo toch minstens tien minuten in beslag neemt. Wanneer ik eenmaal geïnstalleerd ben en van de relatieve rust kan genieten vind ik de geleverde inspanningen toch de moeite waard. Wat mij opvalt is dat alles op en rond het water vandaag uitzonderlijk levendig is. Zwaluwen vliegen als volleerde gevechtspiloten over het wateroppervlak en pikken onderweg insecten mee, de hoentjes komen wat bessen van een overhangende wilde kersentak plukken, het struikgewas ritselt zowat overal en de rat die zijn hol rechts van m’n hengels heeft is veel minder schuchter dan gewoonlijk. Je zou haast denken dat ze mijn aanwezigheid op prijs begint te stellen. Helaas ben ik nog niet overtuigd dat het aloude spreekwoord ‘komen de ratten uit hun hol, gaan de karpers uit de bol’ hier opgaat want op het wateroppervlak is geen spoor van karper te bekennen! Normaal zie ik er elke avond wel eens eentje springen, rollen of draaien. Vaak zie je ze bij zonnig weer ook mooie v-sporen maken, maar nu dus niets van dit alles. Dit is echt wel gek, zeg ik zachtjes tegen mezelf. Het wordt helemaal te gek wanneer een grote kreeft gewoon de kant komt opgekropen. Vorige week had ik nog zonder veel succes geprobeerd om een kreeft die naast mijn lieslaarzen wegkroop te vangen en vandaag kruipen ze gewoon de kant op! Een snelle en zelfzekere graai resulteert in een handgrote kreeft tussen mijn duim en wijsvinger. Niet moeilijk dat hier soms korte metten gemaakt wordt met je haakaas. Kun je nagaan wat de karpers hier eten… babykreeft! Echt veel gekker moet het niet worden. Wanneer de dag plaats maakt voor het duistere donker heb ik nog steeds geen karperactiviteit kunnen waarnemen. Ik vraag mij af of de wisselende maan er ook nu weer voor iets tussen zit. Er bestaan veel theorieën en hypothesen omtrent de invloed die de maan uitoefent op alles wat op en onder water leeft, maar niemand kan er exact de vinger op leggen of een sluitende verklaring voor geven. Dat de maan onze resultaten beïnvloedt weet ik wel zeker. In de winter merk je veel vaker de rechtstreekse invloed van de maan door de strenge vorst en bijhorende blanks, maar ook tijdens het najaar wil de week voor de volle maan wel eens voor loeiende beetmelders zorgen. Zelfs het weer wordt beïnvloed door de stand van de maan. Storm en regen, regelmatig wisselende lage- en hoge luchtdrukgebieden lijken te stabiliseren zodra de maan gewisseld is. Ondertussen heb ik hoofdpijn gekregen van al dat gepieker over de waarschijnlijkheid van m’n theorieën. Het is volledig donker, er is geen karper te bespeuren én ik sta intussen vol jeukende muggenbeten. Soms krijg ik voor het volledig donker is al een aanbeet, maar dat zit er nu duidelijk niet in en dus kan ik maar beter gaan slapen. Wanneer ik de ritssluiting van mijn tent openmaak zie ik twee van die gevleugelde bloedzuigers mee in de tent sluipen. Het duurt uiteindelijk nog een kwartiertje vooraleer ik met uitgebreide hulp van m’n zaklampje een dubbele moord heb kunnen plegen. Eindelijk rust! Een tijdje nadat ik m’n slaapzak heb opgezocht word ik licht kwijlend wakker door een stem ergens achter mijn tent. “Mijnheer, mijnheer, mijnheer!”, wordt er geroepen. Omdat ik dit toch niet volledig vertrouw vouw ik m’n Opinel zakmes open en stop het in mijn broekzak. Voorzichtig rits ik de bivvy open en spring in een vloeiende beweging naar buiten, naar een zone waarvan ik zeker ben dat er niemand staat. “Wat scheelt er?”, roep ik op zo nors mogelijke toon terwijl ik in het stikdonker probeer de persoon te lokaliseren. Of hij mijn telefoon zou mogen gebruiken? Nee hoor, ik ben niet gek! Wanneer ik vraag waarom hij überhaupt een telefoon nodig heeft in een tijdperk waarin iedereen trotse of obligate bezitter van een gsm is, krijg ik als antwoord dat de arme stakker geen kleren meer heeft en dat alles gestolen is. Plots ben ik

Uiteindelijk is de naakten kleden toch ook een werk van barmhartigheid, of niet?”

59


nood te gebruiken. Dit lijkt me wel een geschikt moment om na twintig jaar afscheid te nemen van dit kledingstuk. Uiteindelijk is de naakten kleden ook een werk van barmhartigheid, of niet? Na een telefoontje naar zijn vader, waarbij ik expliciet gevraagd werd om niet te vermelden dat zijn zoon naakt aan de waterkant liep, verdwijnt de jongeman in het duister, op weg naar de plaats waar hij zou opgepikt worden. Hier zit ik weer in het rond te staren, niet helemaal gerust en nog steeds is er geen karperactiviteit te bespeuren. Ik kijk naar de volle maan en vloek binnensmonds voor ik weer mijn slaapzak opzoek. Nog steeds geĂŤnerveerd door de laatste gebeurtenissen kan ik de slaap niet vatten. Ik vertrouw het zaakje niet en besluit om de nachtwaker die een verderop gelegen jeugdkamp bewaakt op de hoogte

Jon gen , aa nd ew ate rka nt, daa rw ord tg esc hie den is g esc hre ven !

klaarwakker en nog meer op mijn hoede! Hoe heeft hij mij gevonden in deze desolate duistere nacht? Ah ja, de volle maan verlicht mijn bivvy! Ik gebied hem om te blijven staan waar hij staat en vooral niet langs het wegje dat naar mijn bivvy en, dus ook naar mij leidt, af te dalen want dat hij dan een klap voor zijn kop riskeert. Op mijn vraag over hoe iemand in godsnaam al zijn kleren en bezittingen kwijtspeelt op een doordeweekse avond aan de waterkant krijg ik een vaag en onsamenhangend antwoord. Hij beweerde dat hij een rondje gezwommen had en daarna in slaap gevallen was. Bij het ontwaken zou hij gemerkt hebben dat zijn kleren verdwenen waren‌ Ik geloof geen snars van dit bizar verhaal maar krijg toch wel een beetje medelijden met de stakker en vraag of ik iemand kan opbellen voor hem want mijn telefoon krijgt hij niet! Ik geef hem wel mijn oude bodywarmer, die ik al sinds begin de negentiger jaren naar de waterkant meezeul om in tijden van


te brengen van mijn aparte ontmoeting met de naakte man. Uiteindelijk zijn we in België en weet je maar nooit welke gekken er allemaal rondlopen. We hebben de voorbije jaren genoeg geschifte verhalen zien opduiken in de media. Kort na mijn telefoontje komt de nachtwaker polshoogte nemen en laat me uitgebreid vertellen. Of de naakte man geestelijk normaal leek? Ja hoor, hoewel,… ik weet het niet. De nachtwaker besluit om de politie te bellen en zo een beetje op zeker te spelen. Zelf weet ik niet of dit zo’n goed idee is, maar ik zit hier straks wel alleen hé! Kort na de nachtwaker zijn telefoontje arriveert hij met de politiecombi in zijn kielzog op mijn stek en moet ik mijn verhaal nogmaals doen. Er wordt wat heen en weer gebeld, onder andere naar de naakte man zijn vader die op dat moment nog steeds op zoek is naar zijn zoon. Uiteindelijk besluiten de overigens zeer vriendelijke agenten om de omgeving uit te kammen. Het is inmiddels middernacht en ik blijf weer alleen achter. Weer alleen, nog steeds zonder karper. Slapen zit er nog steeds niet in en ik loop maar wat rond mijn bivvy, luisterend naar elk geluidje dat vanaf het verderop gelegen wandelpad komt. Verdomme, ik vertrouw het niet en alles lijkt er op dat de vissen niet echt voor een moodswing zullen zorgen. Nog steeds geen teken van karper. Zelfs de ratten hebben gezelschap gekregen van hun airborne familielid: de vleermuis. In het felle schijnsel van de maan kan je ze met grote precisie langs de hengels zien vliegen. Merkwaardig voor een beest dat afgaat op ultrasone golven en niet eens over een goed zicht beschikt. Rond drie uur sta ik, toch een beetje ongerust door de naakte mannelijke aanwezigheid eerder deze avond, wat overtollige lichaamssappen af te scheiden. Natuurlijk krijg ik net op dat ogenblik een keiharde run op mijn middelste hengel. Even afschudden zit er niet in want ik moet m’n lieslaarzen nog aantrekken en het water in. Wanneer ik mijn hengel uiteindelijk vastgrijp merk ik dat de vis aan het andere einde van de lijn al verschillende meters lijn heeft genomen en op volle kruissnelheid zit. De lijn loopt gestaag van de toch al vast ingestelde slip om vervolgens helemaal slap te vallen. Godver… los. Dit zal mij maar weer overkomen! In een situatie die aanvankelijk uitzichtloos lijkt toch een aanbeet krijgen en die dan vervolgens verspelen door een losser. De voorbije weken had ik eigenlijk geen last van dit fenomeen

en dan nu plots, zonder dit ook maar te verwachten, rolt de vis van de haak. Om gestoord van te worden. Wanneer ik de lijn binnenhaal, merk ik dat het stuitje dat op de lijn geknoopt zit om de juiste afstand te markeren echt wel een héél eind van de molenspoel was verdwenen. Ongelooflijk dat een vis in zo’n korte tijd zoveel meter lijn kan winnen. Terwijl ik de hengel van een nieuwe onderlijn voorzie, blijf ik waakzaam over m’n schouder kijken. Het gevoel belaagd te worden blijft overheersen. Met een fonkelnieuwe onderlijn wordt de hengel weer in positie gebracht en kan ik eindelijk nog eens proberen om in mijn slaapzak te kruipen. Ondertussen komt er stilaan een einde aan deze bizarre nacht en heb ik nog geen moment geslapen. Uiteindelijk blijkt de vermoeidheid toch de overhand te krijgen en drift ik weg naar dromenland. Een land met mooie, grote karpers, uitgestrekte meren, geen plaats voor jaloezie en voor iedereen voldoende stekken naar keuze. Bij de eerste zonnestralen die zo mooi op het water weerkaatsen word ik uit mijn droomwereld geplukt. Ik sta weer met beide voeten in de werkelijkheid, die eerlijk gezegd ook niet eens zo slecht is want na een korte dril zwemt voor mij een mooie jonge spiegelkarper zijn rondjes, klaar om in de mazen van het schepnet te verdwijnen. Een waardige troost voor een lastige nacht, zeg maar. Die voormiddag krijg ik tijdens mijn overpeinzingen van de gebeurtenissen van de vorige nacht nog een visje van datzelfde slag op mijn onthaakmat. Drie aanbeten waarvan twee vissen op de kant, dat resultaat zou beter kunnen, zeker gezien de goede resultaten van de vorige weken. Zou die volle maan daar toch mee te maken hebben? Weer wordt de grijze massa in mijn bovenkamer in werking gezet en voor ik het besef is het tijd om in te pakken en huiswaarts te keren. Met frisse tegenzin zet ik de terugtocht naar de wagen in en herinner ik mij de woorden die mijn vader me ooit zei toen hij zelf nog fanatiek erop uit trok om karpers te belagen. “Jongen, aan de waterkant, daar wordt geschiedenis geschreven!” En nu ik er over nadenk, gelijk heeft ie, want als ik denk aan het voorbije etmaal dan weet ik dat dit iets is waarover ik op m’n oude dag nog zal praten. Zoveel vragen en zo weinig antwoorden. Wat gaat iemand poedelnaakt aan de waterkant zoeken? En hoe is hij zijn kleding kwijtgeraakt? De naakte waarheid? Ik zal het wellicht nooit weten. F Geert Ooms, Ryan Debacker, Gilles Lambert

61


FEEL THE COLD Er klopt iets niet, als je vissershart nu niet sneller klopt...

A Oude Leiearm, BelgiĂŤ F Ryan Debacker

62



Tijd om te mijmeren. Tijd voor mijmeren.


“Er was eens...”, zo beginnen inderdaad de mooiste sprookjes. Het najaar 2010 compleet in de ban van het doodaasvissen op snoekbaars voelt helemaal aan als een sprookje. Met veel inzet en motivatie worden verschillende wateren op zoek naar grote snoekbaars bezocht. Waar ik normaliter een soort van geestelijke en fysieke winterslaap houd op alle fronten vanaf november, spuit nu de energie er uit. En wat is het heerlijk aan die waterkant! Weg van de drukte, geen andere vissers dan hier en daar een zelfde zonderling, waarvan de meesten ook nog in een bootje, op afstand... Alles is nu grauwblauw en grijzig – overigens iets anders dan lelijk – met mooie, stemmige, gedempte kleuren. Tijd om te mijmeren. Tijd voor mijmeren. In die roes maakt begin december een wat vroeg ingevallen Koning Winter nog niet veel indruk ’s ochtends bij het begin van een van de sessies. Eerder dat najaar waren we al aardig succesvol met vis vangen, hetgeen daarna regelmatige resulteerde in een dolle boel aan de waterlijn. Want het nieuws ging snel onder de vrienden en bekenden met dezelfde gekte. Ze kwamen als vliegen op de roofvisstroop af, niet om te vissen, maar om sfeer te proeven. Normaliter niet mijn ding al die socialiteit tijdens het vissen, maar nu, in de kou en tijdens het soms lange lethargische wachten, kwam het goed uit. Je leert elkaar beter kennen, maakt plannen voor volgende sessies of zelfs het aanstaand voorjaar en hebt in sommige gevallen een goede daad verricht door de brave huisvaders in het clubje ‘nou-ga-je-eens-niet-vissen-dit-weekend’ toch even hun shotje met visgenoegen te geven. Als op dat moment niet-vissende entourage is dat slechts surrogaat, dat realiseren zij zich ook wel, maar alles beter dan thuis verplicht klussen of de kerstboom versieren... De winter was sowieso opnieuw vroeg dit jaar, maar de grote wateren bleven open, we namen het er van zolang het kon. Beetje vorst aan de grond of niet, we didn’t care, en dat de zaak aan de kanten langzaam dichtvroor maakte ons ook niet uit, lang leve de knisperende ochtenden!

How to

De technische kant: gevist wordt met per persoon twee hengels en piepers, en aan elke hengel een dode aasvis. Welke dat moet zijn, is tekens weer een punt van onderlinge discussie tijdens de voornoemde groepsmeetings aan de waterkant; sardine, spiering of zoetwatervis? En die laatste dan liefst in de vorm van een verse dode blankvoorn. Persoonlijk krijg ik het meeste beet op een sardine, en hoe groter, hoe beter. Niet alleen voor (grote) snoek, maar ook voor snoekbaars. En ik niet alleen. Heeft direct een nadeel, beet krijgen gaat vlotter, haken daarentegen is een heel stuk lastiger. Althans als het om snoekbaars gaat. Dagen van vijf, zes snoekbaarsruns en er toch maar één kunnen haken komen regelmatig voor. Teruggaan naar kleiner aas lijkt logisch, maar zorgt voor aanzienlijk minder aanbeet, en meer haken op de takel – tot het wettelijke maximum uiteraard – heeft hetzelfde gevolg. Het inzetten van een kleine enkele haak en elastiek aan een stukje vis geeft ook geen verbetering. Met gevlochten lijn vissen, open beugel, monkey climbers gebruiken als wakers die er bij het minste stukje omhoog afvliegen en de lijn weerstandsloos kan aflopen, vele meters ver als het moet, het maakt allemaal niet uit. Als de snoekbaars ‘gevoelig’ is – “die grote zijn vast allemaal vrouwtjes, die van zichzelf denken dat ze (ook) de Highsensitive Lady moeten uithangen...”, zei hij cynisch – dan maakt het niks uit, sla je keer op keer mis. Het is gewoon wachten op een Big Mama met serieuze honger. En geloof me, ik heb het geprobeerd met kleinere stukjes vis. Gefrustreerd is een understatement. Het volgende is puur speculatief, maar wel het overdenken waard. Naar zeggen zou juist de kleinere scholensnoekbaars dit metersver-zwemmen-en-toch-niet-te-haken-gedrag vertonen omdat deze buiten de school het veroverde hapje wil verorberen. Eerlijk is eerlijk, we vangen met deze methode dan ook nauwelijks kleinere snoekbaars, van zeg onder de 65 cm. De grotere, solitair zwemmende vissen hebben volgens bovenstaande theorie minder de neiging om eerst een eind te zwemmen en werken de zaak direct naar

“Waar ik normaliter een soort van geestelijke en fysieke winterslaap houd vanaf november, spuit nu de energie er uit.” binnen, met als resultaat een gehaakte vis. Ik ruil dit ‘idee’ in voor een betere zodra die langskomt, maar voorlopig hou ik me er aan vast. Gevist wordt op gooiafstand op die plekken waar we interessante dieptes – lees: de diepste stukken van het water, uiteraard per water verschillend – kunnen bereiken, het liefst net aan de onderkant van het talud. Voor resultaatgericht vissen is een afstandbestuurbare boot met (echt goedwerkende... lezer heeft u nog een uurtje?) dieptemeter onontbeerlijk, dat blijkt uit de resultaten van die vismaten die er een inzetten. Maar ja, niet zo romantisch. En dat ben ik ten eerste. En het extra gesjouw... los van het niet vergeten de batterijen op te laden. The shit comes with the dog. Windje in de rug en landtongetjes opzoeken geeft ook een prima resultaat. Plus de aasvis bevroren monteren en ingooien. Dat zeker. Over takels valt ook wel het een en ander te melden. Het mooist zou zijn om met een dunne fluocarbon onderlijn te vissen, het zou zeker meer snoekbaars opleveren, maar een aanzienlijk deel van de aanbeten komt van grote snoek, en wat daarmee dan? Die het risico laten lopen de lijn door te kunnen bijten en met een set ongevraagde piercings tijdelijk (?) rond te moeten zwemmen? Weidelijk vissen is voor mij die risico’s uitsluiten, ook als dat resulteert in minder snoekbaars op de kant door het verplicht inzetten van staaldraad. Dat ben je als visser – als het om ethiek gaat toch al op het scherp van


1

2

11

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11

"De linkerhengel vlak achter het talud gaat straks als eerste lopen, wedden?" Alles beter dan thuis verplicht klussen of de kerstboom versieren. Bij zuidwesten winden, ondanks ‘Alle Winden’. Lang leve de knisperende ochtenden. Een Big Mama met serieuze honger. Windje in de rug en een landtongetje opzoeken. Een gewaardeerde bijvangst. Soms zit je ook met het bootje op het juiste moment op de juiste plek. Wat extra comfort in de vorm van een tent is op zich geen sinecure. “Nee, niet in één nacht...?” Zo had ik het eigenlijk niet bedoeld...


3

7

5

6

9

4

8

“Als de snoekbaars gevoelig is, haalt niks uit, dan sla je keer op keer mis...�

10


de snede beland – verplicht aan je prooi. Zelf gebruik ik een Frans merk, VMC, uitvoering Cannelle Supraflex. En dan de dunste uitvoering van 7 kg. Lastig te krijgen, dus lang leve het internet. Die dikte is meer dan genoeg, de ingezette hengels zijn 2 lbs en de gevlochten lijn is daarop aangepast.

Absurdistan

Heel belangrijk is goed onthaakmateriaal, bezuinigen is niet slim. Dus goede en voldoende lange tangen. Voor onthaaktangen kun je prima terecht bij de vismerken, maar voor een kniptang met een serieus lange steel moet je in de beter gesorteerde gereedschapzaak zijn. Ze zijn duur, maar nogmaals, ik zou er niet op bezuinigen. En ik kan het weten. Al is die bewering niet geheel correct, want ik heb een goede kniptang, maar kon er niet bij op het moment suprême... Simpelweg omdat ik met de duim van de linkerhand èn de wijsvinger van de rechter gehaakt zat aan dezelfde (bovenste) dreg, waartussen ook nog het schepnet en aan de onderste dreg een flinke snoek. Letterlijk gevangen. Zittend op mijn knieën vlak boven het water, in de schemering, in de regen, alleen en ver van de bewoonde wereld. Zo absurd dat ik er even hard om moest lachen, uit mezelf getreden, er boven hangend en de situatie aanschouwend. Een verhaal een apart artikel waardig. Wellicht ooit? Al voor zonsopgang ben ik bij vismaat John voor de deur. De allereerste uurtjes, zo heeft de ervaring geleerd, zijn het best. Zorgen dat je vist vòòr de zon opkomt, is het allermooist. Toch niet zelden dat de eerste hengel ‘al vertrekt’ voor alles goed inligt. Niet direct altijd snoekbaars, maar wel leven (bv. in de vorm van snoek). En, als de snoek actief is, is de snoekbaars dat doorgaans ook. De inzet vandaag is grote snoekbaars, en die liggen niet gestapeld, althans niet in de omgeving waar wij vissen. Het is als met alle andere vissen, groot maar weinig, of plenty maar mindere goden en godinnen. Deze specifieke visvriend is altijd wel aardig op tijd, maar heeft meestal nog een academische tien minuten nodig. Geeft mij altijd de kans het ook rustig aan te doen op die vroege weekendochtenden, het blijft weekend. Ik zie de spullen al buiten bij de voordeur staan. Inpakken die handel, het vrouwtje nog een kusje en vort, op naar de visgronden. “Heb je de aasvissen mee?” Zijn we eigenlijk nog nooit vergeten.

Sardinejacht

Of toch wel, een week of wat eerder toen ik er alleen op uit trok naar hetzelfde water, en me realiseerde dat de vis nog bij de voordeur stond. Te ontdooien... ook dat nog, en mijn vrouw heeft een extreem scherp ontwikkeld reukorgaan. Ook Highsensitive... Of

68

ging dat om wat anders? Helaas was ik al te ver op weg om terug te keren, mede door de op gang komende ochtendspits in deze regio. De supermarkt die ik ken op de route die al ‘om 8 uur’ open ging had geen sardines... wel een overdaad aan haastige mensen die vlak voor hun werk nog even de dagelijkse boodschappen moesten halen. Doorgaans kom ik daar nooit zo vroeg, was er dus ook nog nooit getuige van. Wat een stress... De enige viswinkel in een straal van 20 kilometer was ook al vroeg open, had ze normaliter wel, maar nu nog ‘even’ niet, ze zouden rond 9 uur gebracht worden. Ik had geen keus. Noodgedwongen een doelloos klein uurtje rondgehangen in het centrum van het verder pittoreske dorpje. Kijkend vanuit de auto hoe mensen zich al slaapwandelend in de schemering door het eerste uurtje arbeid heen worstelen. Ik heb het over de plaatselijke makelaar die wel een half uur nodig had om zijn auto te parkeren, de voordeur te openen, de lichten aan te steken en met een huishoudtrapje de NVM-vlaggen (red.: keurmerk van de Nederlandse Vereniging van Makelaars) op te hangen, een per vijf minuten. Ik geef toe, het zijn slechte tijden in makelaarsland, en hij straalde het uit. Voor mezelf zonde dat de beste vistijd zo voorbij is gegaan, er blijft niet veel van de ochtend over. Dat mijn visgevoel goed was, bleek toen ik een paar hele mooie wist te vangen in de resterende uurtjes. Maar dat alles was eerder in het najaar. Het betreffende water is lastig lopend te bereiken. Eigenlijk niemand die het doet, een hele tippel van een klein half uurtje. En dan ook nog al dat gesjouw, extra viskar of kruiwagen of niet. Wel wordt er veel met bootjes gevist door anderen, vlak boven de diepere stekken heen en weer kruisend. Of wij er al vanaf de kant op werpafstand zitten te vissen of niet, maakt sommigen niets uit. Vast ‘karpervissers’ die vreemdgaan in de winter en hun sociale mentaliteit meegenomen hebben naar het roofvissen..., maar die heren vangen eigenlijk maar een schijntje aan roofvis ten opzichte van ons kantvissers. Heeft ook een logische reden in mijn ogen; de aasperiodes zijn kort maar hevig in het diepe najaar, en op de vroege ochtend na komen ze vrij onvoorspelbaar. Zo heb je drie aanbeten in een uur en zo een halve dag niks. Als je net met je bootje een periode aan de verkeerde kant van het talud, of nog erger, een kuiltje verder dobbert, zie je geen ‘staart’, vis en vaar je eigenlijk achter de feiten aan. Terwijl wij net zo lang (of kort) wachten tot de voor even actieve vis over onze takels met heerlijkheid – ik geef toe, een kwestie van perceptie – heen zwemt, uiteraard op die plekken gepresenteerd die zich bewezen hebben. Overigens zie ik dat vangstverschillen-verschijnsel tussen kant- en bootvissers op veel meer wateren.

Vive le vélo

Vandaag doen we het anders. We gaan op de fiets, dat moet kunnen. Nadeel is het veel minder spullen kunnen meenemen dan met een kar en zeker met die kou is wat extra comfort op zich geen sinecure. Maar goed, we doen het zo, kijken of het bevalt. Gelukkig is mijn mobiele schuur op wielen weer rijdend, de (tijdelijk) onverklaarbare ‘grappen’ met de dieselpomp hebben me mijn barbeelsessies in het Belgische gekost eerder dit najaar, maar anders hadden we twee fietsen en alle visspullen niet kunnen meenemen. Het wordt dus fietsen met al die spullen. Tegen de wind in, altijd tegen de wind in, moet aan Maarten denken, de hoofdpersoon van een Vlucht Regenwulpen. Dat is hier niet zo zo-ver vandaan allemaal gepasseerd. Zou me niks verbazen als hij op weg naar school naar ‘de grote stad’ dezelfde route nam als wij nu en ook even verderop aan een van de vaartjes is opgegroeid. Ik stel opgegroeid omdat dit boek van Maarten ‘t Hart vrij autobiografisch is, naast een mooie roman over een verder naargeestige gereformeerde tijd vol belemmering, schuld en boete. Door het grote verschil tussen de al koude lucht en de nog warme grond is het erg nevelig. Al vrij snel valt op dat alles wat water is bevroren is. De plassen langs het fietspad en op de velden, de sloten ertussen in. Het stemt niet hoopvol. Het zou toch niet? Vorige week was het al koud met wat nachtvorst, maar kon er nog ruim gevist worden op het grote sop. Al moet gezegd, de vaarten lagen al dicht. Wanneer we het dijkje op rijden – ik kan niet meer, stoeltjes, hengels en paraplu’s zijn niet gemaakt om te vervoeren op de fiets – moeten we even goed kijken tegen de opkomende zon in of het water wel open ligt. Ik kan mijn ogen niet geloven, het ligt overal dicht, zover als we kunnen kijken... pfffff. “Nee, niet in één nacht”, ik hoor het John nog zeggen... En geloof me, het was nog maar het begin van de niet-kunnen-vissen-misère. Alles raakt dichtgevroren. Van ellende komen we gaandeweg aan de kanalen in de binnenstad van Den Haag terecht, het enige water met wat potentie dat nog open ligt in de wijde regio. Zo had ik het eigenlijk niet bedoeld. Zitten we voor Piet Snot het jaar uit... Aangestaard door de plaatselijke buurtbewoners die noodgedwongen even hun hondje moeten uitlaten en duidelijk te doen hebben met dat stelletje zielepoten dat rond de feestdagen aan de waterkant rondhangt. Tijd om te mijmeren?


“Vissen voor zonsopgang is het allermooist, niet zelden vertrekt de eerste hengel al voor alles goed in ligt.�

Grauwblauw en grijzig, betoverend mooi.



MIJN WERELD

Ik ben dat, waar jullie vissers graag mee pronken, ik ben datgene waardoor jij je heel even een ander mens gaat voelen. Je bent vaak op zoek naar mij en toch ken je me nog lang niet goed genoeg. Kosten noch moeite heb je voor mij gespaard en toch kun je mij maar heel even daadwerkelijk vasthouden. Ik ben een target voor velen, maar je krijgt me vrijwel nooit te zien. Ik ben een bijzonder schepsel, dat wel, toch ben ik met mijn dikke lichaam en vale kleur, lang niet zo mooi als de lelijkste vlinder. Het liefst wil je me in je armen houden, om zo jouw geluk te vereeuwigen, maar helaas is jouw wereld niet de mijne en de mijne niet de jouwe. Dat maakt het voor jou interessant en soms ook best wel spannend, jij kunt niet zien wat ik allemaal doe en daarom is het voor jou vaak gissen. Een stukje mysterie is wat jou triggert, maar om meer te weten te komen over mij zal je je moeten verdiepen in mijn gewoontes, in mijn leefwereld, daar waar ik groot geworden ben. Voor jou is het een hobby, voor mij een zaak van overleven. Ik zal je niet langer in spanning houden, maar meenemen naar mijn wereld, een wereld waar jij als mens niet kunt leven. Ik zal je wegwijs maken zodat je mij beter leert kennen. Ik ben misschien zelfs wel ouder dan jij en toch ben ik in tegenstelling tot jullie mensen met mijn 50 pond een zwaargewicht. Ik leef met vele soortgenoten en toch heb ik maar vijf vrienden waar ik geregeld mee optrek. ALS HET WARM IS ‘s Morgens ga ik meestal met m’n vrienden op zoek naar een rustig Samen hebben we een grote ruimte ter beschikking plekje om te zonnen. Het plekje waar we meestal rondhangen bevat veel waterpest, als die we moeten delen met andere soortgenoten. Het het te heet wordt, zo rond de middag, heb ik liever wat schaduw en luier ik het liefst onder ‘plafond’ van deze ruimte zit gemiddeld op 5 meter een grote boom die gedeeltelijk in het water is gevallen. Eigenlijk doe ik elke dag hetzelfde, hoogte, de bodemstructuur is echter grillig, maar vandaar dat je, mij en mijn vrienden, onder deze omstandigheden vaak op dezelfde plekken goed, daar heb ik zoals je nu zult begrijpen geen kunt aantreffen. Rond de avond krijg ik veelal trek en ga ik op zoek naar eten. Muggen- last van, omdat ik mij zwemmend voortbeweeg. larven, slakjes, mosselen, maar ook waterpest gaat er bij me in als zoete koek. Een aantal jaren geleden echter, werd ik geprikkeld door een vreemd en voor mij nieuw soort voedsel. In eerste instantie zwom ik dit nieuwe voedsel zo voorbij, maar een jongere soortgenoot maakte me er op attent dat het erg voedzaam en bovendien goed te eten is, zijn naam is trouwens Gijs. Gijs is niet kieskeurig en lust daardoor alles, hij is dan ook altijd met eten bezig en daarbij eet hij ook nog eens zonder goede manieren. Nu zie ik hem weer eten, of moet ik zeggen vreten, ik draai me om, wat een veelvraat is hij toch. Door zijn onbeschoftheid vallen er allemaal stukken eten bij hem uit de mond en kieuwspleet. Ik moet zeggen dat hoewel ik niet bij hem aan tafel ga, maar een paar meter bij hem vandaan zwem, het best lekker proeft. Ik heb niet zoals jullie mensen alleen maar smaaksensoren in mijn bek/mond, 71


maar verdeeld over het gehele lichaam. Eigenlijk ben ik een zwemmende smaakpapil die zelfs de kleinste muggenlarve zonder probleem in de modder weet te vinden. Dit nieuwe voedsel daarentegen, ligt gewoon voor het oprapen. Veel van mijn soortgenoten zijn trouwens overgestapt op dit gemakkelijke junkfood. Ik eet het ook graag, maar ben wel op mijn hoede, temeer omdat er soms vreemde dingen gebeuren tijdens het eten van die ronde bollen. Gijs weet er over mee te praten; hij heeft de gevolgen al meerdere malen aan de lijve ondervonden. Klaarblijkelijk maakt het hem niet veel uit, hij is verslaafd, verslaafd aan veel en gemakkelijk te verkrijgen eten. Ik hoor een doffe dreun de spiegel doorbreken gevolgd door duidelijk voelbare trillingen vanaf de oever, gecombineerd met diverse ondefinieerbare vogelachtige geluiden. Het lijkt wel op het piepen van een vogel, maar toch is het anders. Het wordt tijd dat ik wegga, ik voel me hier niet prettig meer bij. Meestal eet ik alleen, ik hou van mijn rust, dat drukke gedoe is niets voor mij. Als mijn maten meegaan, moet ik veel sneller eten want anders zuigen ze het eten zo voor mijn neus weg, die ronde balletjes zijn vreemd, maar best lekker! Mijn eerste kennismaking met dit exotisch eten is al jaren geleden en bezorgde mij een ‘bittere nasmaak’ met andere woorden pijn in mijn vissenbek. De waterspiegel was al geruime tijd flink in beweging, tijdens dit soort omstandigheden voel ik me altijd topfit, mijn lichaam krijgt door het verhoogde zuurstofgehalte gelijk een flinke boost. Dit gaat meestal samen met een enorm hongergevoel, vaak moet ik me dan beheersen om niet mijn manieren te verliezen tijdens het eten... Ik ben een gentleman moet je weten en niet zo’n onbeschofte vlegel als Gijs. Die dag, ik bedoel de dag toen het mis ging, kon ik ook geen verdachte trillingen onderscheiden, dit omdat het wateroppervlak zodanig in beweging was, dat deze werd teruggekaatst vanaf de kantlijn. Hierdoor was het voor mij vrijwel onmogelijk om de aanwezigheid van mogelijk gevaar eetbare deel niet weg gefilterd krijg, spuug ik het ganse deel inclusief eten zo weer uit. Het blijft te onderscheiden. dan mooi liggen waar het ligt, daar ik mijn mond er figuurlijk niet weer aan wil branden. Daarbij zie ik DE EERSTE KEER DAT HET MIS GING Enfin, ik zoog een lekker exotisch bolletje naar binnen en begon te filteren om het oneetbare deel weg te spoelen. Toen dit niet lukte voelde ik opeens, nadat ik me, een klein stukje van de plek had laten afdrijven een vreemde kracht die me zijwaarts trok. Ik verzette me hevig maar was niet opgewassen tegen deze vreemde maar uiterst sterke kracht. Het was net alsof een soort elastische weerstand al mijn energie opslokte. Uiteindelijk werd ik door de spiegel heen getrokken en een donker doek werd stevig om me heen gedaan. Gelukkig kwam ik terecht op iets zachts en werd ik verlost van dat prikkend stuk vuil wat zich had vastgezet in mijn bek. Het schepsel dat mij vasthield was veel groter dan mij, maar op de een of andere manier was ‘het’ toch voorzichtig met me alhoewel ik het absoluut niet prettig vond dat hij me optilde en ik het liefst al mijn krachten wilde gebruiken om uit zijn macht te ontsnappen. Toch deed ik dat niet, het grootste gedeelte van de tijd dat ik in de andere wereld verbleef hield het schepsel mijn ogen bedekt. Hierdoor bleef ik rustig liggen, niet lang daarna voelde ik dat ik weer in mijn eigen element lag en het schepsel pakte me opnieuw op en ditmaal keek er een andere schepsel door een soort apparaat, het duurde niet lang en het schepsel dat mij vasthad, legde me met het grootste respect weer in het water, waarna ik mij snel uit de vinnen maakte. Sindsdien ben ik met het eten van dat vreemde voedsel, dat trouwens steeds vaker voorhanden is, veel voorzichtiger geworden. Wanneer ik nu tijdens het proeven het on-

in de meeste gevallen als ik aankom op een dergelijke voedselrijk gebied vaak wel iets liggen waardoor ik voorzichtig word. Mijn zintuigen gaan dan op scherp en alle glinsteringen en verdachte, lees opvallende voorwerpen die ik niet ken laat ik een flink stuk links liggen. Verandering heb ik zeer snel in de gaten, immers ik moet overleven en dat bepaalt voor het grootste gedeelte mijn gedrag. Ik kan me zeer eenvoudig aanpassen, aan zowel positieve als negatieve prikkels/ervaringen. Ik weet dan ook precies waar en wanneer er eten te vinden is. Wist je trouwens dat het meeste van dat vreemde voedsel zich bevindt in de kuilen en onderaan de glooiingen, daar waar het net even dieper is dan de rest? Ook die vreemde ronde bolletjes komen hier na verloop van tijd terecht, ze zwellen op en worden daardoor wat sponsachtig van structuur, maar niettemin blijven ze erg lekker. Bovendien zijn deze iets wat gedateerde balletjes veel veiliger om te eten. ALS DE UREN DAGLICHT INKORTEN Als de waterplanten afsterven en de daglichturen steeds minder worden, begin ik steeds meer honger te krijgen. In deze periode bestaat mijn ganse dagtaak uit het zoeken naar eten. De laatste jaren echter kan ik meer dan genoeg eten vinden en heb ik mijn buikje kogeltje rond gegeten voordat de tijd aankomt waarin de waterspiegel dikker is geworden en ik alles in slow motion doe. Ik heb tijdens deze periode dan ook veel minder drang om even een blik in de andere wereld te werpen, iets wat ik in de warmere maanden trouwens graag doe. Zeker toen ik nog jong was en veel temperamentvoller was dan ik nu ben, ging ik dwars door de waterspiegel heen, om me vervolgens met een plons weer te laten vallen in mijn eigen wereld. Nu ontbreekt me die energie. Ik ben oud geworden, wat rustiger, wat meer ervaren in mijn doen en laten. Nu is de periode aangebroken waarin het water kouder wordt en ik het bewustzijn steeds meer verlies. Ik zoek mijn oude vertrouwde beschutte plek op die ook nog eens de meeste daglichturen opvangt, hierdoor word ik ook tijdens de wintermaanden soms aangenaam verwarmd. Als het langzaam weer wat warmer wordt en de zon steeds meer uren begint te schijnen word ik weer iets actiever. Er is dan niet veel voedsel voorhanden, alleen in de oeverzone vind je iets. Dat is ook niet erg daar ik weer opnieuw moet wennen aan eten en genoeg reserve vet heb opgebouwd tijdens het najaar. Tijdens de lenteperiode als het water al lekker warm is, krijg ik een grote buik, een speciaal gevoel overmant mijn lijf. Een gevoel dat ik moeilijk kan omschrijven, ik noem het maar dat ik vlinders in mijn buik heb. Een heerlijk gevoel dat ik wel altijd zou willen hebben, ik zoek dan de ondiepe oeverzone op, daar waar altijd al vele soortgenoten aanwezig zijn. De geuren op deze plek zijn voor mij onweerstaanbaar en wekken een niet te onderdrukken oerdrift op. Ik geef me over aan het liefdesspel en al rollebollend genieten we van elkaar. Pas als het gevoel en mijn dikke buik weg zijn, denk ik weer aan eten. Wat kun je toch een honger hebben na het te hebben gedaan…


”Ik hoor een doffe dreun de spiegel doorbreken, gevolgd door duidelijk voelbare trillingen vanaf de oever, gecombineerd met diverse ondefinieerbare vogelachtige geluiden.”

SLOTWOORDEN Voorgaande zou het korte verhaal kunnen zijn van een jaar uit het leven van een grote, oude karper. Het verhaal komt voort uit een hersenspinsel van mij. Soms denk ik wel eens hoe het zou zijn als je als vis door het leven moest gaan. De laatste jaren zijn mij echter veel dingen duidelijk geworden, enerzijds door ervaring anderzijds door observatie middels onderwatercamera’s, duiken,.. maar ook door kennisoverdracht van andere karpervissers. Opvallend is dat wij als vissers ons eigenlijk veel te weinig verdiepen in de leefwereld van de karper, als we dat eens meer deden, dan zouden veel zaken een stuk duidelijker worden. Immers, wil je constant succesvol zijn, dan is het allerbelangrijkste dat je de levenswijze van het te vangen dier – in ons geval de karper – leert begrijpen. In bovenstaand relaas lees je tussen de regels door vele kleine tips en tricks die je eenvoudig kunt toepassen in je eigen visserij. Vaak zijn het dingen waar wij als mens niet bij stilstaan, maar die onderwater een geweldige impact hebben op de leefwereld van de vis. Een karper reageert net als ieder ander dier op impulsen, door bewust te worden van zijn leefwereld kun je gemakkelijk het dier een stapje voor blijven in zijn gedrag. Immers wij mensen hebben verstand gekregen en een vis reageert puur instinctief. Het enige nadeel is dat wij vaak niet kunnen zien wat er precies onderwater gebeurt. Ach en misschien is dat maar goed ook, anders zou de alles verhullende sluier wel erg laag komen te hangen, waardoor uiteindelijk onze interesse in deze vangtastische hobby weg zou vloeien.

Ernesto Kamminga

73


Moleskin cap €69 www.norseprojects.com

Beanie Burton €25 www.burton.com

The North Face slippers €29 www.thenorthface.com

OCD Stalker shirt €19 www.obsesivecarpdisorder.com

The Paratrooper vouwmountainbike €900 www.militarybikes.com

Fatboy Headdemock hangmat €389 www.fatboy.com

Solar Monkey Climber €17 www.ebay.co.uk

Go Pro camera. Wear it. Mount it. Love it. €300 www.gopro.com

Not your usual sleepingbag €119 www.musucbag.com


OCD Underwater monsters girlie €19 www.obsesivecarpdisorder.com

Jesper knit €164 www.norseprojects.com

Martin knit €121 www.norseprojects.com

BrAun cruZer 6 face €99 www.brAun.com

Polaroid X8103 sunglasses €150 www.polaroideyewear.com

Glow in the dark loo roll €9

www.iwantoneofthose.com

Navigator jacket €150 www.supremebeing.com

Victorinox Swiss Army USB 4GB €45 www.victorinox.com

75


Martin Bowler Volg steeds de laatste avonturen van een van ’s werelds meest vermaarde allrounders.

De nieuwe Nederlandstalige Korda website boordevol tips & tricks. Don’t click, maar klik...

Woord van Zwijgen II

De Tand des Tijds

Struikrovers en nachtbrakers opgepast, de Bad Boys Club van de hedendaagse karpervisserij is terug en hoe! Voor de tweede keer brengen Herwin Kwint en Raymond Hakkert een eerbiedige ode aan het sfeerverhaal met een wel erg straffe compilatie die net zoals deel I belooft géén moment te vervelen. In Woord van Zwijgen II doen maar liefst een dozijn schrijvers hun unieke belevenis of lang gekoesterde geheim uit de doeken. De kers op de taart? Laat dat misschien Neerlands grootste zijn, de vangst van het best bewaarde karpergeheim van Nederland. www.woordvanzwijgen.nl

Als één van de weinige en meest originele – we durven zelfs stellen meest experimentele – schrijvers van eigen bodem zonder ook maar enige voorafgaande poeha met een boek komt, zijn we op zijn zachtst gezegd thrilled. Op aansporen van Alijn Danau doet Vik Debouvere in De Tand des Tijds de Ieperse grondvesten tot ver daarbuiten daveren. Vik schreef zijn boek merkbaar vanuit zijn liefde en passie voor het vissen, met geheel zijn hart en ziel en met iedere vezel van zijn ouderwordende lijf. De aanwezigheid van een aantal gastschrijvers geeft De Tand des Tijds enkel maar een extra dimensie. www.westerlaan-publisher.com

Jack Johnson Hawaïaanse surfer/singer-songwriter en hell of a musician. Eentje die geheid vast blijft haken aan je gemoed. 76

Korda

Netsky Belgische drum&bass in your face. Ideaal escapisme voor de terugrit na een geslaagde sessie.


do the monkey

+

=

WIN!! In samenwerking met het hippe Engelse Diem Angling lanceren we in dit eerste nummer van Monkey Climber magazine een wel heel aparte competitie waarbij je een complete Diem winter suit en andere Diem kledij kunt winnen. Wat hoef je hiervoor te doen? Héél simpel: zet je beste apensmoel op, take a picture* en stuur die voor eind februari 2012 in op info@monkeyclimber.be. De beste en/of meest originele inzendingen worden door onze redactie geselecteerd, een onafhankelijke jury bepaalt de winnaars. Let’s go ape! * Wedstrijd enkel geldig voor Monkey Climber abonnees. Slechts één inzending per abonnee mogelijk.


, R E K L A W D R A H RIC G N I D N U O F DE E D N A V R E H J FAT I R E S S I V N E M I C E SP


23 september 1952, 5h00. Ergens in het Engelse Herefordshire staan twee mannen aan de oevers van een kleine, langgerekte plas. Het is een nacht die gebaad gaat in inktzwarte duisternis en bij zowel Richard als Peter klopt het hart in de keel. Hun ogen zijn strak gericht op het gekromde silhouet van de splitcane tegen de horizon. Richard vreest dat de hengel het ieder moment kan begeven; zo woest beukt de vis zich een weg naar de veilige wortels van de overhangende kastanjes. Het materiaal wordt tot het uiterste belast, iedere centimeter fel bevochten. In een laatste wanhoopspoging boort de vis zich muurvast in de met braamstruiken begroeide holle oever onder hun voeten. Een koelbloedige Peter weet het net achter de vis te manoeuvreren en leidt met zijn vrije hand een kolossale schubkarper in de mazen van het net. Het duurt nog even voor beide mannen goed beseffen wat ze precies gevangen hebben, maar de grote klomp vis voor hen in het gras is wel degelijk realiteit. Zowel water, vis als visser zouden vanaf die dag een stuk hengelsportgeschiedenis gaan vormen. Redmire bleef voor generaties het episch centrum van de Britse karperscène. Clarissa – zo werd de schub later gedoopt in de London Zoo – zou met 44 Engelse ponden decennialang het officiële Britse record blijven; terwijl Richard Walker door zijn innovaties, vangsten en talrijke publicaties één van de meest invloedrijke figuren werd in de hengelsportwereld. Zo was hij verantwoordelijk voor de uitvinding van de elektronische beetmelder en het Arlesey wartellood, én had hij een enorme impact op de ontwikkeling van carbonhengels. Als lid van de Carp Catchers’ Club (red.: de eerste, kleinste, weliswaar meest invloedrijke karpergroepering ooit) bepaalde hij met zijn ontwikkelingen binnen het karpervissen in de jaren vijftig mede het uitzicht van de hedendaagse karpervisserij. Daarnaast was Walker tevens een geniaal en invloedrijk vliegvisser en schreef hij in de jaren zeventig ook het Brits record regenboogforel op zijn naam. Boeken als Still Water Angling, Drop Me A Line, Carp Fishing en Rod Building For Amateurs zijn eigenlijk verplichte lectuur en heuse collector items. En zijn columns in The Angling Times vormden decennialang het hoogtepunt voor de lezers van deze Britse hengelsportkrant.

Big fish by design Richard Walker aka Dick was één van die mensen die in de naoorlogse periode het vissen op een andere manier ging benaderen. De sportvisserij was een uiterst populaire vrijetijdsbesteding geworden en ontgroeide stilaan de kinderschoenen. Dick bekeek het hengelen met een zeer scherpe en kritische geest en ontmantelde heel wat ‘visserswijsheid’ als folklore. Zijn quasi wetenschappelijke benadering van een complex probleem met vele variabelen als succesvol vissen maakte dat hij vaker dan gemiddeld grote vissen ging vangen. 1

De centrale stelling in zijn boek Still Water Angling is dat het vangen van grote vissen voor iedereen die doorzet mogelijk is. Walker ontwikkelde hiervoor een vijfstappenmethode die volgens hem een garantie was tot succes.

1

1975, David & Charles. Vertaald en bewerkt door Kees Ketting tot ‘Kanjers’, 1977, Elsevier.

79


Het lokaliseren zette Walker absoluut op de eerste plaats. Daarbij brengt hij factoren als manier van azen, aastijden, aanbod van natuurlijk voedsel, weer, dieptes, pleisterplaatsen, trekroutes, etc. in rekening. Het is werkelijk verbluffend om te lezen hoe iemand zestig jaar geleden al met de precisie van een chirurg het lokaliseren in al zijn complexiteit weet te analyseren en daarenboven nog eens helder uit kan leggen ook. Walker hamert erop dat het lokaliseren van grote vissen een arbeids- en tijdsintensieve bezigheid is. Enkel de doorzetters slagen erin om die informatie te verzamelen die hen tot succesvolle specimenvissers maakt. Eens de vis gevonden is het tijd voor the stealthy approach. Het lijkt wel De Dunne Lijn avant-la-lettre, want quasi met dezelfde woorden als Luc komt de tweede stap neer op: ‘de zinloosheid van al die moeite om de vis te vinden te getroosten als je ze daarna door je gedrag onmiddellijk verjaagt’. Tegenwoordig hoef je vissen die het klappen van de zweep kennen zelfs niet eens meer te verjagen als je toch perse wil blanken. Iedereen die zijn visserij ernstig neemt, weet hoe moeilijk vangbaar geconditioneerde vissen worden als ze zelfs maar vermoeden dat er vissers aanwezig zijn. De plons van een lood of boilies, het gezoem van een voerboot, zelfs het plaatsen van hengelsteunen. Vissen gaan er niet hals over kop van vluchten, maar aan hun gedrag merk je dat ze het zaakje niet echt meer vertrouwen… en voor een poosje onvangbaar worden. In deze tijden van een eindeloze keuze aan hengelsportmateriaal lijkt Walkers derde stap om vooral met het juiste materiaal aan de slag te gaan wat overbodig. Vergeet echter niet dat er in die tijd amper specifiek materiaal werd aangeboden om één bepaalde vissoort te belagen. In de vliegvisbranche was wel één en ander te vinden en het is dan ook niet verwonderlijk dat de eerste sterke karperhaken aangepaste zalmhaken waren. Hiervoor werd een stuk van de steel en het oog verwijderd en vervangen door een bolletje soldeersel waartegen een bledknoop strak kon worden getrokken. Ook in de hengelbouw wist Walker als geen ander wat er nodig was om de klus te klaren. Zijn ontwerpen zoals de Walker mark IV (1,5 lbs) en de Avon (1,25 lbs) blijven tot op heden enorm geschikt om grote vissen te vangen. Deze hengels kunnen weliswaar niet de afstand gooien van de moderne werpkanonnen, maar drillen doen ze nog altijd als de beste. Tegen Walkers vierde stap zondigen we allemaal wel eens. Je kent dat wel: tijdens die weinige vrije uurtjes snel een paar worpen met de kunstaashengel of wat peuteren met de pen. In je achterhoofd weet je dat die springende, vluchtende visjes vooral bij valavond voorkomen of dat die staartlob enkel in het eerste zonlicht boven water komt; maar dan heb je natuurlijk andere verplichtingen. De drang is groot en de tijd beperkt en dus vissen we niet op het favoriete tijdstip van de vis maar wel dat van de visser. Ook de laatste stap, namelijk het gebruik van de geschikte aassoort, wordt uitvoerig geargumenteerd en met tal van voorbeelden uit de praktijk geïllustreerd, zodat deze hogeschoolcursus specimen vissen toch leest als een trein. Absoluut een aanrader! Zo getuigt ook Jack Hilton, zelf een legendarisch karpervisser, in de inleiding van zijn boek Quest for carp. Volgens hem was het lezen van Walkers Still Water Angling een revelatie over het hoe en waarom van grote vissen vangen. En zoals Walker Hilton definitief op het goede spoor zette om mooie dingen te gaan doen, zo mag Monkey Climber magazine hopelijk voor de lezers een bron van inspiratie worden en een nieuw platform gaan vormen voor deze aparte tak binnen de hengelsport. Dus kijk uit moddervette zeelten, gigantische karpers, polsdikke palingen, kastelen van baarzen en monstersnoeken: Here we come! Enne… aan alle specimen vissers out there: May the spirit of Walker be with you…

Chris De Clercq


ride the lightning De vierwielbivy van Mark Dörner

Het valt niet te ontkennen, a fisherman’s ride is a fisherman’s pride. Of je nu met een aftandse visbolide rijdt, of een spiksplinternieuwe bak met alle mogelijke snufjes bezit, voor veel vissers is hun voertuig hun stukje trots. In ride the lightning presenteren we u de VW Transporter T2/T3 van de übersympathieke karpervisser Mark Dörner. Twee maal Deutsche Grundlichkeit ten top...

+

81


“Toen ik drie jaar geleden in een gespecialiseerde garage hier in Nürnberg een VW Transporter T2/T3 zag staan, was ik meteen verkocht. Het verleidelijke beestje dateerde uit 1988, had slechts 60.000 kilometer op de teller en was tot voor kort eigendom van het Duitse leger. Het was net het moment dat de Bundeswehr alle oudere modellen verving door nieuwe T4’s en T5’s. Lang hoefde ik dus niet na te denken en al snel was het de mijne. Veel heb ik er niet aan veranderd, ik ben eenmaal niet het type kerel dat uren en dagen aan zijn voertuig ligt te sleutelen. Meer nog, ik heb mijn busje zelfs nog niet gewassen in al die tijd! Wel liet ik hem pimpen met een oerdegelijk audiosysteem, als muzikant kan ik simpelweg niet zonder. En als ik niet helemaal doof wilde worden van het rammelende motorgeluid achterin kon ik gewoon niet anders. Verder liet ik ook nog aparte plastic doosjes inbouwen voor essentiële spullen als schaartjes, loden, polaroids,... en kwam er ook nog een grote aluminium versie aan te pas voor alle mogelijke reservemateriaal. Zelf installeerde ik ook nog twee customized drinkhouders, waar ik heel erg trots op ben... “

No sleep till... “Eigenlijk was ik al een tijdje op zoek naar een Transporter, of beter, een grote wagen zonder achterzetels. Het geeft je als karpervisser enorme flexibiliteit. Je kunt er je bedchair in opstellen om erin te slapen, maar wanneer je een berg materiaal en eten voor een verre trip nodig hebt, past alles er nog altijd probleemloos in. Niks is eigenlijk makkelijker en veiliger dan vanuit je busje te vissen. Je komt toe op een stek en alles staat reeds paraat. Rodpod en hengels uithalen, inwerpen en klaar is Kees! Wil je een boot of voerbootje gebruiken, dan nog past het er makkelijk in. Op deze manier viste ik praktisch het hele seizoen 2010 op mijn thuiskanaal voor de opnames van mijn tweedelige DVD-reeks Stahl und Beton. Toch viste ik de voorbije drie jaar hoogstens 100 nachten vanuit mijn van. Op veel wateren – en zeker de drukbeviste – zijn de beste stekken nog altijd die waarvoor je jezelf helemaal moet afpeigeren om er te geraken. Kortom, ik slaap sneller onder mijn Titan Brolly of in open lucht als

82

de weersomstandigheden het toelaten dan te kiezen voor het gemak en comfort van mijn camionette!”

Kickstart “Het leuke aan mijn Transporter is dat er op relatief korte tijd al heel wat herinneringen aan vastkleven, positief én negatief. Zo zetten een stel Franse vissers eens al mijn banden plat uit pure jaloezie. Een andere keer begaf mijn dynamo het op meer dan 200 kilometer van huis. En ik weet nog goed dat de brandstofmeter niet naar behoren werkte toen ik mijn busje nog maar pas had. Na een repetitie met mijn band Super Dance Orchestra raakte ik zo op 70 kilometer van huis op een drukke snelweg zonder diesel. Het was ijskoud, -17° C ergens in februari geloof ik. Mijn vriendin kwam me te hulp met een jerrycan, maar we kregen de oude batterij niet meer aan de praat! Er zat niets anders op dan de startkabels aan te koppelen terwijl volop vrachtwagens en snelle wagens tot 200 km/u voorbijraasden. Een onaangenaam lesje, kan ik je verzekeren! De volgende dag schafte ik me meteen een nieuwe batterij en jerrycan aan, geen risico’s meer! Gelukkig was dat de enige nare ervaring totnogtoe. Ik mag er niet aan denken dat ik met mijn Transporter een ongeval zou hebben of dat erin ingebroken zou worden. Nagenoeg altijd steekt al mijn materiaal erin en dat is twee keer zoveel waard als het busje zelf. Bovendien laat ik mijn van gelijk waar achter als ik aan het vissen ben, anders voel ik me te beperkt in mijn mogelijkheden.”

Home is where I park it! “De goede herinneringen die ik aan mijn Transporter heb, kun je dan gelukkig weer niet op één hand tellen. Wat me vooral is bijgebleven, is een Frankrijktrip met mijn goede vriend Volker Seuss, een van Duitslands meest uitgekiende specimen vissers. Het was tijdens de trip met de lekke banden en we vingen werkelijk de

pannen van het dak. Terwijl de locals volop blankten, kregen wij een hele reeks dertigers en veertigers op de kant. Een ander avontuur dat ik nooit zal vergeten, is mijn enige Luxemburgtrip ooit. Het kleine landje verwelkomde me meteen met een schub van meer dan 20 kg. En zelfs nu, terwijl we dit interview doen, ben ik een ongelooflijk goede sessie aan het draaien op een 90 hectare grote Duitse afgraving. We zijn nu dag vier en hebben reeds twaalf vissen. Elf daarvan zitten boven de dertigpondsgrens, vijf ervan halen zelfs veertig pond en de grootste is een vijftiger op de koop toe! Nochtans begon de sessie heel stressy. Na meer dan 400 kilometer gereden te hebben reed ik mezelf aan het water meteen hopeloos vast. Gelukkig hielp een local ons na lang rondbellen uit de nood met zijn 4x4... Op geen enkele van deze supersessies viste ik rechtstreeks vanuit de wagen. Van materiaal tot aas en voer, ik pak gewoon zoveel mogelijk mee als ik denk nodig te hebben – teveel meestal – en weg ben ik. Het ding kan toch tot 900 kilo aan!”

Flower power “Wat ik nog het meest vermakelijk van al vind, is dat bijna iedereen het heerlijk lijkt te vinden wanneer ze mijn Transporter passeren. Jong of oud, student of zakenman, Fiat- of Ferrarichauffeur, Duitser of Fransoos,... bijna iedereen kijkt vriendelijk op en glimlacht spontaan wanneer ze mijn busje voor het eerst zien. Hoewel het een oud legermodel is, associëren mensen dit type Transporter onlosmakelijk met de flower power periode. Toch beperkt die flower power zich hooguit tot mezelf en mijn vismateriaal. Of zou het komen omdat mijn van niet sneller dan 115 kilometer per uur kan en iedereen dat erg chill vindt? En wanneer ik met mijn band op tournee ben, doen we die flower powerstatus natuurlijk ook alle eer aan... Het gekke is ook dat mijn Transporter een échte vrouwenmagneet is, ze zijn er simpelweg dol op! Helaas verdwijnt alle mojo snel wanneer ik de deuren opentrek en de zure zweem van stinkende netten, matten en vismeelboilies hun neus voorbijtrekt. Maar afijn, ik kocht mijn busje niet om vrouwen te versieren!”


Lotto “Op korte tijd is mijn Transporter onbewust een soort van trademark voor me geworden. Wanneer mensen mij zien, denken ze automatisch aan mijn T2/ T3 en omgekeerd. Vet cool vind ik dat! Ik voel me nu eenmaal verbonden met een jongere generatie karpervissers voor wie het hele gebeuren een echte levensstijl is. Vergelijk het gerust met het skate-, surf- en snowboardwereldje waarin hard getraind wordt om suc-

ces te boeken tijdens contests. Ook wij geven 100% van onszelf aan de waterkant, maar daarnaast zijn we gewoon een bende vrienden onder een die zich zoveel mogelijk amuseren. Vaak krijg ik de vraag als ik er nog altijd mee zou rondrijden als ik het groot lot zou winnen. Met spijt in het hart moet ik bekennen dat ik momenteel eigenlijk al op zoek ben naar een meer recente Transporter. Het ding is dat de beste waters op 250 tot 400 kilometer van mijn deur liggen. Niet het feit dat het

een erg trage van is – ik ben nu eenmaal niet gehaast als ik er voor vier, vijf dagen op uit trek – stoort mij danig, wel het oorverdovende geluid van de motor die achterin zit en doorheen het hele busje weergalmt. Na een goeie 150 kilometer wordt me dat tegenwoordig haast ondraaglijk. Mocht ik goede plekken dichterbij huis hebben, zou ik er nooit aan denken mijn T2/ T3 van de hand te doen. Wel is één ding voor mij zeker: once a van driver, always a van driver!

www.dominik-benke.com

Het gekke is ook dat mijn Transporter een echte vrouwenmagneet is, ze zijn er simpelweg dol op! Helaas verdwijnt alle mojo snel wanneer ik de deuren opentrek en de zure zweem van stinkende netten, matten en vismeelboilies hun neus voorbijtrekt.



Kevin Diederen

Winter in de achtertuin

Het is alweer februari als ik samen met Mark voor het eerst een nachtje aan het water doorbreng. IJs, sneeuw en andere minder plezante zaken die de winter met zich meebrengt hebben ervoor gezorgd dat de afgelopen maanden slechts enkele keren een hengel ter hand genomen werd. In mijn geval werd het vissen zelfs beperkt tot twee keer een paar uurtjes op een hoog bezette ver verenigingsvijver. En in tegenstelling tot Mark was dit zonder resultaat. Vanwege de bekende karperbeurs in Zwolle komen we pas in het donker aan. Het uitgooien en spaarzaam bijvoeren gebeurt dus geheel op gevoel en goed geluk. En dat laatste zullen we hard nodig hebben met het weer van vandaag. Het waait al de hele dag als een dolle en ik heb de nodige moeite om de paraplu in bedwang te houden in de stormachtige wind. Een van mijn twee hengels ligt in de buurt van een over het water hangende wilg. De ander ligt in het diepere midden. Een handvol attractieve knikkers is, zo goed als met deze wind mogelijk is, in de juiste richting geworpen. Meer kan ik niet doen. Nu is het vooral wachten. 85


Dus als ik het goed begrijp liggen er straks twee mooie vrouwen in mijn eigen bed? En ik lig hier in een storm te hopen dat ik een vis vang? Pannenkoek! 86


Zoals gewoonlijk praten Mark en ik de klok rond over het vissen. De plannen die we voor dit jaar hebben, de laatste aankoopjes, memorabele vangsten en de wateren uit de omgeving komen aan de orde. Dit jaar ga ik vooral voor de beleving en iets meer actie dan vorig jaar. Ook wil ik zorgen voor iets meer afwisseling in mijn visserij. Het ene moment achter statische stokken, het andere moment met een splitcane hengel op fraaie zomerzeelten. Misschien komt er zelfs nog wat geflirt met graskarpers of barbeel voorbij. Wie weet… Die nacht wordt er vrijwel niet geslapen. De wind blijft maar op het doek van de paraplu beuken en meerdere malen moet ik naar de baleinen grijpen om te voorkomen dat het geheel de lucht in gaat. Wat ben ik ook aan het doen? Ik sms nog even met Leanne die nu samen met een vriendin op stap is en daarna bij ons thuis blijft slapen. “Dus als ik het goed begrijp liggen er straks twee mooie vrouwen in mijn eigen bed? En ik lig hier in een storm te hopen dat ik een vis vang? Pannenkoek!” Gelukkig weet ik uiteindelijk toch nog een beetje in te dutten en de laatste uren tot het daglicht in een soort van slaap door te brengen. Maar als ik wakker word, voel ik me brak en kan ik niet wachten tot ik straks na een goed ontbijt op de bank kan ploffen. Plotseling gaat er, geheel onverwachts, een beetmelder af. Iets beroert het haakaas dat bij de wilg ligt. Ik reageer… Enkele tikjes gevolgd door een slome, maar lage weerstand doen me aan een brasem denken. Maar niet veel later komt er onder de hengeltop een verrassing te voorschijn. Een fraaie winterzeelt.

Tweede poging Enkele dagen later ben ik alweer terug voor een kort nachtje. Ik kies ervoor om op een stek te zitten die mij hier vorig voorjaar en de zomer daarvoor een flink aantal mooie vissen heeft opgeleverd. Helaas bleven de toppers steeds uit. Zouden die misschien ergens anders rond scharrelen? Ach, ik moet eerst maar eens zien te ontdekken of er wel vis rondhangt in de winter. In het laatste restje daglicht werp ik dan ook maar eens uit om vervolgens al vroeg in de slaapzak te kruipen. De vroeg intredende duisternis in combinatie met de warme slaapzak eisen hun tol en voordat ik het weet ben ik in het land van Zweedse dameselftallen, zwembaden vol met Latijnse schoonheden en niet te vergeten meren vol met dikke vis… Dromenland! Iets na half twee in de nacht kom ik er ijskoud achter dat dromen geen werkelijkheid zijn. Ik ben bezig met zowel wakker worden als het drillen van iets dat een vis zal moeten voorvoor

stellen. Echt een spektakel is het niet te noemen. Ik voel iets draaien, een beetje hangen en af en toe enkele centimeters lijn pakken. Is het weer een zeelt? In tegenstelling tot wat ik normaal doe zet ik tijdens de dril al het hoofdlampje aan in de hoop het te kunnen zien. De vis komt onder de top een keer aan de oppervlakte en vervolgens in het net. Een gaaf, jong ogend spiegeltje is de eerste van hopelijk vele karpers die dit jaar gaan komen.

De derde nacht in Het is laat op de vrijdagavond als ik over het gladde water tuur. Net zoals Mark ben ik na de schranspartij, die aan de plaatselijke Indische toko te danken is, al vroeg op mijn stretcher gaan liggen. De lange nachten en de rust die het wintervissen met zich meebrengt zorgen ervoor dat ik voor de verandering eens zonder al te veel moeite aan de aanbevolen acht uur slaap kom. En om er nog een schepje bovenop te doen slaap ik die nacht ook nog eens aan een stuk door. Geen storm, geen karper en zelfs geen brasem of zeelt haalt mij uit mijn slaap. Ergens vind ik het jammer, maar ik ben uitgerust en heb het erg gezellig gehad met Mark. Ik besef dat ik er zo diep in de winter ook niet te veel van moet verwachten.

Is vier maal dan scheepsrecht? Al drie dagen op rij heb ik aardig wat uren overgewerkt en staat mijn hoofd even wat minder naar het vissen. Maar nu ik in de lunchpauze even in het stralende zonnetje sta, kriebelt het. Vandaag moet ik gewoon weer eventjes weg. Ik vraag aan mijn baas wat de planning is voor vandaag en stuur een sms’je naar Leanne dat ik vandaag niet thuis slaap. Precies om acht uur ’s avonds heb ik de hengels ingeworpen en plof ik op de stretcher. Voor de komende nacht is vorst, maar in ieder geval geen neerslag voorspeld. Ik heb ervoor gekozen om zonder de paraplu van huis te gaan en een nacht naar de sterren te kijken. Maar nu ik op de “takkenstek” zit, vraag ik me af of het wel zo’n slimme keuze is. Slechts enkele meters achter mij loopt een wandelpad waar veel mensen uit de aangrenzende woonwijk ’s avonds laat nog een rondje lopen met hun hond of vroeg in de ochtend voorbij fietsen als ze op een gezonde manier naar hun werk gaan. En aangezien ik morgenochtend iets langer kan blijven liggen, weet ik zeker dat in beide gevallen een aantal mensen raar gaan opkijken vanwege “die gast in de slaapzak”. Sterker nog, ik lig nog maar net in de slaapzak als een drietal mannen aan komt lopen. Twee kleine hondjes dribbelen voor hun uit. Een van hun klaagt wat over zijn vrouw en

helpt me er aan herinneren dat ik thuis maar mooi een topper heb zitten. Plotseling stopt een van de mannen: “Wat ligt daar?” Vanuit een kleine opening in de dikke slaapzak zie ik dat de man naar mij wijst. Ik kijk en wacht af. Dan komt de man iets dichterbij en gaat hij het pad af: “Een berg keien? Ligt daar nou een berg stenen?” Ik blijf stil liggen en heb iets leuks in gedachten. De man komt nog dichter bij me. “Dat hij me niet ziet liggen,” denk ik bij mezelf. Als de kerel nog maar een meter of drie van mij verwijderd is, schiet ik overeind en wens ik tegelijkertijd “Een goegoe denavond!” De man schrikt de ballen uit zijn broek en rent naar de andere twee. Ik hoor ze lachen en verder lopen: “D’r lag godverdomme eentje te slapen!” Heel veel tijd om bij te komen van de pret heb ik niet. Nog geen uur later zie ik een vrouw met een hond aan komen lopen. Af en toe gooit ze met een stok die door de hond in het donker gezocht word. Het beestje weet hem steeds feilloos te vinden. Heeft hij zo’n goede ogen of gebruikt hij vooral zijn geur om de stok te vinden in de duisternis? Waar ruikt een stok eigenlijk naar? Zou die hond het niet even voor kunnen doen aan de karpers die mijn aas de komende nacht moeten gaan vinden? Als de vrouw vlak voor me staat komt het hondje weer aan rennen met de stok. De vrouw bukt om de stok te pakken… Dan klinkt er plotseling een oorverdovende scheet. Bah! Een vrouw die een scheet laat… Haast automatisch roep ik “Gadverdamme!” De vrouw schrikt overeind, roept “Sorry” en loopt snel weg. Zij had me dus ook al niet gezien.


Als ik bijgekomen ben van het lachen val ik in slaap en word ik pas wakker als het weer licht begint te worden. Het is wederom een vangstloze nacht geworden. Maar dan wel eentje die ik niet snel zal vergeten. De volgende drie keren die ik achter mijn hengels te vinden ben, blank ik ook weer. Het wil mij op de een of andere manier niet echt lukken en ik ben nog steeds aan het teren op het kleine spiegeltje dat tijdens de tweede nacht op de kant kwam. Ik twijfel zelfs om de jacht naar een andere nog grotere spiegel weer op te pakken. Dan blank ik wellicht nog wat meer, maar is de kans op een echt bakbeest wel wat groter. Het is hier nu duidelijk anders dan de afgelopen zomermaanden. Maar het is gelukkig ook een stuk rustiger. En uiteindelijk helpt die rust mij in het besluit toch te blijven.

Alaaf! Ondanks dat ik het gros van mijn leven in Limburg doorbracht, heb ik tegenwoordig een hekel aan carnaval. Zatte mensen, hossen, polonaises en iedereen denkt je vriend te zijn. Van mij mogen ze het afschaffen. Carnavalsvrijdag rij ik dan ook gelijk vanaf het werk door naar de plas. Het zonnetje schijnt heerlijk en ik ga vandaag verkleed als karpervisser achter mijn hengels zitten. Aan de toenemende kracht van de zon is te merken dat de winter zijn beste tijd er weer op zitten heeft. Zolang ik een beetje uit de wind blijf, is het goed vertoeven. Het is ook gelijk te merken aan de hondenbezitters. In plaats van een stevig marstempo om warm te blijven en thuis weer zo snel mogelijk voor de beeldbuis te kruipen lopen ze nu rustig

hun rondje. Iedereen lijkt vrolijker te worden van dit weer‌ Door het zonnetje lijkt ook ineens de brasem geactiveerd. Een tweetal slijmerige dweilen vergrijpen zich aan het attractief krill-bolletje, maar van de karper ontbreekt opnieuw helaas elk spoor. De week daarop besluit ik het eventjes over een andere boeg te gooien. De dinsdagmiddag pak ik vrij en ga weer eventjes genieten van de zon. Samen met een antieke penhengel breng ik een paar beetloze uren door op een cultuurwater aan de andere kant van de stad. Het is goed te merken dat de nachten nog koud zijn. Er ligt op verschillende plaatsen zelfs nog ijs op de kant en buiten de watervogels is er helemaal geen leven op of in het water te zien. In het weekend heb ik gelukkig meer succes als ik eventjes ga pennen op een klein beekje. Op het voor mij nieuwe water heb ik al gelijk succes en weet ik een prachtig schubje op de mat te krijgen. Dat smaakt naar meer en is mooi om in het vroege voorjaar iets meer tijd in te steken. Zullen ze ondertussen ook al wat actiever worden op de plas? Als ik nog even snel ga kijken zie ik dat het in ieder geval drukker is met vissers. Een viertal rodpods staan om het water. Langzaam verschijnen er knoppen aan de takken, worden de dagen langer en komen de flapdrollen ook naar buiten. Ik besef dat ik nog weinig tijd heb. Over een weekje is het volgens de kalender voorjaar en dan wil ik andere wateren bevissen voordat ik iets later aan een andere uitdaging ga beginnen. Ik blader door de agenda‌ Twee nachtjes moet wel lukken. Eentje op de dinsdag en dan nog eentje op de vrijdag. Hopelijk heb ik dan weer eens succes.


Dinsdagavond kies ik voor de takkenstek. Mark heeft hier gisteravond nog een paar uurtjes gezeten en vis zien draaien voor de rietkraag die ik met een harde zwieper net bereiken kan. De andere hengel gaat uiteraard voor de in het water liggende takken waar ik dit jaar mijn eerste en helaas nog enige karper van dit water ving. Zou dat toen een toevalstreffer zijn geweest of liggen er meerdere vissen te wachten op een snelle snack?

Een blik mongolen Aan de andere kant van het water is ineens concurrentie te zien. Een tweetal voerbootjes lijken de landing van Normandië na te doen. Ze blijven maar heen en weer varen in de buurt van de eilandjes. Dat is helaas het nadeel van het steeds dichterbij komende voorjaar. Een paar zonnestraaltjes… Spelcomputers, televisies, bankstellen… het kan allemaal op Marktplaats. De mongolen komen ook weer eens buiten. Ondanks dat ik haast zeker weet dat de goede periode op de loer ligt en het niet lang meer duurt voordat er flink geoogst kan worden, weet ik dat het slim is om binnenkort af te haken. Het zal me vissen kosten, maar meer plezier bezorgen. En het is ook tijd voor een typische vroege voorjaarsvisserij. Actief met een pennetje, net zoals het afgelopen weekend.

89


Als ik met mijn ogen dicht in de slaapzak lig te fantaseren over de dingen die dit jaar nog gaat brengen, voel ik ineens een warme lucht over mijn gezicht. Het ruikt ook een beetje raar en pas als ik mijn ogen open hoor ik tussen de wind door iets hijgen. Ik kijk recht in de ogen van een grote rottweiler die mij aankijkt alsof ik een grote zompige vleesbrok ben. Als ik goed met mijn ogen knipper en mezelf afvraag of ik het fantaseer hoor ik iemand verderop iets roepen. De hond flitst ervandoor en het duurt nog eventjes voordat ik weer in slaap kan komen. Ondanks de tegenvallende vangsten maak ik in ieder geval genoeg mee. Mooie verhalen om later te delen met vismaten en vrienden. Vrijdagmiddag lijkt het geplande laatste nachtje ineens niet meer door te gaan. Het regent al de hele dag en de zin om te vissen is niet echt heel sterk aanwezig. Daarnaast gaat Leanne’s avondje met een vriendin door omstandigheden niet door. Ik voel er ook weinig voor om een hele avond, nacht en ochtend weg te regenen terwijl Leanne alleen thuis zit. De tegenvallende vangsten tellen uiteraard ook mee. Maar aangezien het alweer de achttiende maart is, betekent dat dan wel gelijk dat ik een grote wintervis kan vergeten. Ik bel Leanne en vraag haar wat zei denkt. Rond de klok van acht sta ik in de regen een zeelt te onthaken. Ik ben dus toch maar een nachtje gaan vissen en zit al vanaf de eerste minuut in de regen. Deze winter lijk ik er een abonnement op de te hebben. Of krijg ik gelijk alle neerslag van een heel visjaar in de eerste nachten over mij heen? In dat geval mag het nog eventjes blijven gieten. Ik verwacht toch niet al te vaak onder de paraplu uit te hoeven komen. Het testen van een slaapzak van een bekende hengelsportfirma is vanavond mijn goede reden om al vroeg in de trappelzak de duiken en te genieten van de warmte. Binnen een paar minuten ben ik mijn eigen militair exemplaar ook compleet vergeten. Wat een luxe. Wat een ruimte. Fleece… I love it! Een paar uur later moet ik de comfortabele wereld verlaten voor een wereld van regen, wind en een schreeuwende beetmelder. Op het moment dat ik de hengel in mijn handen heb, voel ik al gelijk dat dit geen bijvangst in de vorm van brasem of zeelt is. Wat ik voel is het gebonk van een buffel en het schuren van de lijn. De vis is zo te voelen langs een takkenbos gezwommen en lijkt met de seconde vaster te

90

raken. Automatisch gooi ik de hengel om in de hoop de lijn los te wippen. Maar de vis denkt er anders over. Hij beukt nog een paar keer op de top en pakt ineens een paar meter lijn. De vis zit nu in ieder geval niet meer in de takken en hopelijk is het dikke nylon niet te erg gerafeld. Het eerstvolgende dat ik nog bewust meemaak is dat de vis ineens aan het oppervlakte komt. De kop, de schubben achter het kieuwdeksel. Hij lijkt sprekend op een lage twintiger die ik hier vorig jaar had, maar oogt een stuk groter. Zou dat komen door het feit dat ik dit jaar pas twee kleinere karpers heb gevangen? Dan rolt de vis om en zie ik de andere kant van de kop en de kenmerkende zijkant van zijn bek. Dit is geen lage twintiger maar de grootste spiegel van de plas. De vis die ik zo graag wil vangen. Ineens word ik zenuwachtig en bedenk ik wat nog allemaal fout kan gaan. Ik word er bijna een beetje misselijk van en juist op dat moment pakt de vis een tiental meters lijn. Het voelt alsof ik weer terug bij af ben en opnieuw moet beginnen aan het hele spel. Maar het zit een keertje mee en ik ben uiteindelijk de winnende partij. Ik sms enkele vismaten, vrienden en goede kennissen over de vangst en wacht tot Mark in de ochtend komt helpen met het maken van foto’s. Het is me tijdens die laatste nacht gewoon gelukt om het hele winterplannetje met een knaller af te sluiten. Als de vis weer in het nog ijskoude water verdwijnt, besluit een andere vis dat hij wil meevieren. Wederom een fluiter op de hengel bij het takkenbos. Verbaasd sprint ik naar de hengel om niet veel later met een schubkarper voor de camera te poseren. Twee vissen tijdens de laatste nacht waaronder de grootste spiegel van de plas. Langzaam dringt het tot me door...


Al sinds 1993 is het VBK vzw het klankbord voor de karpervisser in BelgiĂŤ en de grootste karpervereniging van het Europese vasteland. Dankzij onze hoge vinger-aan-de-pols mentaliteit en nauwe contacten met VVHV, ANB, Natuurpunt,... spelen we steeds kort op de bal inzake wetgeving, spiegelkarperprojecten, anti-stropersacties, enz. Voor slechts 30 euro per jaar* wordt ook u lid en ontvangt u 4 x per jaar het VBK-magazine, verkrijgt u toegang tot onze wateren in (mede)beheer en gratis toegang tot verschillende regiomeetings en de inmiddels welbekende jaarlijkse supermeeting in december. www.vbk.be * VBK Jeugdcel leden jonger dan 18 jaar betalen slechts 20 euro per jaar.

Vereniging van Belgische Karpervissers VZW



SEE YOU NEXT TIME

A Uitkerkse Polders F Ryan Debacker

93


NEXT ISSUE Monkey Climber 2° Summer 2012 verschijnt begin mei 2012. In dit nummer komt onder andere volgende aan bod:

In es

ug

Br

Wie zei alweer dat Brugge saai was? Monkey Climber gaat op stap in de historische Brugse binnenstad om te zien wat er in het Venetië van het Noorden aan vis te rapen valt. Van de toeristische Brugse Reien tot de Ringvaart, onze streetfishers kammen elk stekje zorgvuldig uit. Eat this, Colin Farrell!

An an m

sh gli

En

Een zeldzame soort zijn ze, de Engelse vissers die geregeld de plas oversteken om openbaar water in onze contreien onveilig te maken. Nick ‘hell yeah’ Helleur is er een van. Mega keen, en een verdomd goede visser met een uiterst hoge dosis watercraft en boordevol baanbrekende ideeën. Tijdens zijn laatste sessie in Belgenland visten we enkele onvergetelijke nachten met hem samen.

.

.. in o

t Fo fa

Sa ri

94

In ons tweede nummer starten we met Foto Safari, een gloednieuwe vaste reeks waarbij bij voorkeur een specimen of allround visser met lange staat van dienst aan de hand van een vijftal foto’s over de meest beklijvende momenten van zijn hele carrière verhaalt. Geert Vandeplancke geeft alvast de aftrap.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.