Schoolgids

Page 1


inhoud

vooraf

3

1. Even voorstellen: het Montessori college 1.1 Kennismaken met Maria Montessori 1.2 De erfenis van Maria Montessori: onze visie op onderwijs 1.3 Enkele gegevens over de school 1.4 Het bouwwerk: de stenen, het cement, het gereedschap

4 5 6 7

2. Wat heeft het Montessori College in huis?

2.1 Het Nederlandse onderwijssysteem 2.2 Toelating tot onze school 2.3 Tussentijdse instroom 2.4 De brugperiode in de onderbouw 2.5 Leerlingen met extra zorg 2.6 De VMBO bovenbouw 2.7 De HAVO en VWO bovenbouw

2

12 13 14 14 16 18 20

3. De gang van zaken op school en in de les

3.1 3.2 3.3 3.4 3.5

Hoe zijn de lessen georganiseerd? De organisatie van het Montessori College Leerhulp en individuele leerlingbegeleiding Activiteiten buiten de les Stages

22 24 26 28 29

4. Het kostenplaatje

4.1 Kosten voor het onderwijs 4.2 Schoolkosten 4.3 Het boekenfonds 4.4 Culturele activiteiten 4.5 Verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid

30 30 32 32 33

5. Schoolregels en afspraken

5.1 5.2 5.3 5.4 5.5

Leerplicht en kwalificatieplicht Vakantie en verlof Afspraken over de dagelijkse gang van zaken Sancties, schorsing en verwijdering Klachtenregeling

34 36 36 37 38

6. Keuzes en adviezen gedurende de schoolloopbaan

6.1 Leerroute en determinatie in de onderbouw 6.2 OriĂŤntatie op studie en beroep 6.3 Betrokkenheid van de ouders

40 41 43

7. Het leerproces op school

7.1 Toetsen en herkansen 7.2 Vorderingen bijhouden 7.3 Rapportage en overgang

44 46 47

8. Op weg naar het eindexamen

8.1 Het globale eindexamenprogramma 8.2 Programma van toetsing en afsluiting 8.3 Het examenreglement 8.4 Schoolexamen en centraal examen 8.5 Als er bijzonderheden zijn 8.6 Eindcijfers en slagen 8.7 Vragen en klachten over het centraal examen

48 49 50 50 50 51

51

en schoolexamen

9. Kwaliteitszorg

9.1 De relatie van de school met de inspectie 9.2 De kwaliteitskaart 9.3 De kwaliteitsbewaking 9.4 Leerlingen over de school 9.5 Collegiale visitatie

52 53 53 54 55

10. Medezeggenschap

10.1 Goed contact met de school 10.2 Het leerlingenstatuut 10.3 Een veilig schoolklimaat 10.4 Communicatie

56 58 58 59

Bijlage In gids genoemde documenten adressen

60


vooraf Voor u ligt het algemene deel van de schoolgids van het Montessori College Nijmegen-Groesbeek. Deze schoolgids kunt u beschouwen als het basisdocument van het handelen in onze school. We hebben in een lees­ bare vorm de hoofdzaken van de school bij elkaar gezet. De nadruk ligt op leesbaar, omdat we degenen die voor de eerste keer met onze school kennismaken niet willen vermoeien met allerlei formele zaken. We willen dat de schoolgids, naast veel informatie, ook de sfeer van de organisatie uitstraalt.

Naast deze schoolgids geeft elke locatie per jaar een locatiegebonden deel uit. Organisatorische zaken ver­ anderen soms per schooljaar. Er zijn wisselingen in het docentenbestand etc. Al die onderwerpen kunnen we geen plaats geven in een gids die meerdere jaren een functie dient te hebben.

Het is niet per se een document dat u van voor naar achter dient te lezen. In de inhoudsopgave staat vrij gedetailleerd aangegeven welke onderwerpen aan bod komen. Bijzondere aandacht wil ik vragen voor het eer­ ste hoofdstuk waarin we uitgebreid ingaan op onze visie op kinderen en op onderwijs. Onderwerpen die nadrukkelijk vragen om samenwerking tussen school, ouders en kinderen. U vindt hoofdstukken over de inrichting van ons onderwijs en hoe we de begeleiding hebben vormgegeven. We geven aan hoe we werken met leerlingen en hoe we omgaan met ouders en ande­ re belangstellenden. Kortom een scala aan onderwer­ pen zodanig gerangschikt dat u beschikt over een naslagwerk voor de gehele periode dat uw kind op het Montessori College verblijft. Het is onze bedoeling dit algemene deel van de schoolgids één keer in de school­ loopbaan van een leerling te verstrekken. Uiteraard zal een nieuwe versie verschijnen als daar aanleiding toe is.

Bij elkaar vormen deze drie instrumenten de basis­ documentatie van het Montessori College voor de ouders en de leerlingen. We hopen hiermee aan een behoefte te voldoen en wensen u veel leesplezier toe. Mocht u meer informatie willen dan vindt u in de gids ook de adressen en telefoonnummers van de verschil­ lende locaties.

Ook laten we elk jaar (de vorm kan per jaar wisselen) een kalender verschijnen waarin de planning voor een schooljaar is opgenomen.

Juli 2008

Janneke Stam Rector Montessori College Nijmegen-Groesbeek

3


1.

Even voorstellen: het Montessori 1.1

kennis maken met

maria montessori In Chiaravalle in Italië werd op 31 augustus 1870 een meisje geboren dat de naam Maria Montessori mee­ kreeg. Ze bleek later heel wat in haar mars te hebben. De wereld kent haar het best als pedagoge, maar ze was ook arts en filosofe. Bovendien studeerde ze wis­ kunde, biologie, Italiaans en Latijn. Maria’s moeder was zelf ook leergierig en voor die tijd heel vooruitstrevend. Ze zag dat haar dochter intelli­ gent was en stimuleerde haar om te gaan studeren. Dat deed Maria en ze koos voor de artsenopleiding. Ondanks de nodige moeilijkheden en tegenwerking studeerde ze in 1896 als eerste vrouw af aan de univer­ siteit van Rome. Ze kreeg meteen een baan in een zie­ kenhuis, waar ze veel met kinderen te maken kreeg. Ze raakte daardoor betrokken bij hun ontwikkeling en was ervan overtuigd dat goed onderwijs van wezenlijk belang is voor alle kinderen: jongen of meisje, begaafd of verstandelijk minder getalenteerd. Ze leunde bij de theorie die ze ontwikkelde op de ideeën van Rousseau: “Alle denken begint bij de observatie van concrete din­ gen, daarom moet je beginnen met de training van de zintuigen”. Zo verwelkomde ze de pedagogie en zei ze de artsenij gedag.


College Ze ontdekte dat kinderen niet allemaal op dezelfde momenten aan hetzelfde leren toe zijn. Volgens haar moet je daar als opvoeder of docent gebruik van maken. Als een kind in een stimulerende omgeving over de juiste materialen beschikt, zal het vanzelf beginnen zich bepaalde vaardigheden eigen te maken. Als althans voor dat kind de tijd rijp is. In haar kinder­ huizen in Italië (‘case dei bambini’) werden de inmiddels beroemde methodieken en materialen ont­ wikkeld en toegepast. Later verspreidde haar gedachte­ goed zich verder over Europa, Amerika en zelfs India. Er zal geen school in Nederland zijn, die het onderwijs niet met een vleug Montessori lardeert. Haar hele leven lang heeft ze met veel plezier gewerkt. In de liefde was ze helaas wat minder gelukkig. Getrouwd is ze nooit, haar geliefde koos uiteindelijk voor een ander. Ze had wel een zoon, Mario Montessori. Al werd Mario aanvankelijk op het platteland door een­ voudige mensen opgevoed, later waren moeder en zoon onafscheidelijk. De laatste jaren van haar leven woonde Maria in Amsterdam. Ze overleed op 82-jarige leeftijd in Noord­ wijk, toen ze bij vrienden op bezoek was.

1.2

de erfenis van maria montessori :

onze

visie op onderwijs

Aangezien het Montessori College het onderwijs baseert op de pedagogie van Maria Montessori, bezien we onderwijs in het licht van de totale ontwikkeling van het kind. Dat wil zeggen dat we rekening houden met de verschillende ontwikkelingsfases waarin kinderen zich kunnen bevinden. Kinderen van 12 tot 15 jaar zijn vooral bezig met het inrichten van hun individuele leven en het nemen van verantwoordelijkheid daarvoor. Daarna, zo tussen het 15e en 18e levensjaar, ontwikkelt zich de maatschappe­ lijke mens. De aandacht verplaatst zich naar de ruimere maatschappij. De jongeren vormen zich een eigen oor­ deel en voelen zich betrokken bij maatschappelijke pro­ blemen. Zelfstandigheid en zelfverantwoordelijkheid

Zelfstandigheid en zelfverantwoordelijkheid zijn daarbij kernbegrippen. We leggen er de nadruk op bij alle acti­ viteiten, in de klas en er buiten. Leerlingen verwerven beide competenties vooral door hun eigen werkzaam­ heid, op hun eigen initiatief en in hun eigen tempo. De school gelooft in kinderen en in hun vermogen om te groeien. We zijn ervan overtuigd dat zij veel meer kunnen dan menigeen soms denkt. Kinderen verdienen in onze ogen de ruimte om te laten zien waar hun ‘leer­ kracht’ ligt. Zo neemt het plezier om te leren toe.

5


Naast de cognitieve ontwikkeling kiest de school heel bewust voor het stimuleren van de sociaal-emotionele en culturele ontwikkeling van leerlingen. De wereld bin­ nen school en die daar buiten horen bij elkaar. Er wordt heel veel buiten de muren van de school geleerd. Wij proberen dat naar binnen te halen en te integreren in onze aanpak. Daarmee zien wij onze school als een werkplaats voor een goede voorbereiding op de toe­ komst. Meer dan dat: het is tevens een plezierige leef­ gemeenschap met aandacht en respect voor elkaar. En om plezier in school gaat het ons net zo zeer als om goede resultaten. Zoals Maria Montessori al aangaf: als we kinderen passend werk geven waaraan ze met ple­ zier werken, dan zullen ze minder de neiging hebben de grenzen van het toelaatbare te zoeken.

1.3

6

enkele gegevens

over de school Het Montessori College is een school op Algemeen Bij­ zondere grondslag. Het is één van de 15 scholen voor Voortgezet Montessori Onderwijs (VMO) in Nederland. Alle leerlingen zijn bij ons van harte welkom, ook de leerlingen die geen Montessori basisschool hebben gevolgd. De school wil een ontmoetingsplaats zijn voor mensen met verschillende overtuigingen en van ver­ schillende afkomst. We vinden het een uitdaging om een actieve bijdrage te leveren aan het stimuleren van wederzijds respect tussen leerlingen onderling en tus­ sen de leerlingen en de medewerkers. We zijn een middelgrote zelfstandige school met zo’n 1.900 leerlingen verdeeld over 4 locaties. We vervullen ook een regionale functie. Veel leerlingen komen vanuit de gemeenten rondom Nijmegen onze school bezoeken.

Kleinschalige omgeving

Een groot aantal leerlingen dus, en toch bieden we een zo veel mogelijk persoonlijke leerweg, van VMBO tot en met VWO. Kwalitatief hoogstaand onderwijs in een kleinschalige omgeving. Waar de aard van het leerproces het toelaat, streeft de school ernaar in beperkt heterogene groepen te werken: naar aanleg, leeftijd en leerstijl. Dit om de persoonlijke ontwikkeling te bevorderen en vanuit het maatschappe­ lijk belang dat verschillende bevolkingsgroepen elkaar leren begrijpen.


1.4

het bouwwerk :

de stenen , het cement , het gereedschap

Het Montessori College is gevestigd op 4 locaties: in Nijmegen aan de Kwakkenbergweg, de Vlierestraat en de Berg en Dalseweg, en in Groesbeek aan de Spoor­ laan. Elke locatie bestaat uit verschillende gebouwen, waarin onderwijs en ondersteunende voorzieningen zijn ondergebracht. Kwakkenbergweg leerjaar 1 en 2 vwo/havo/vmbo t/k/b met een vwo-plus klas en een cultuurklas Vlierestraat leerjaar 3 t/m examen vwo/havo/vmbo t Berg en Dalseweg leerjaar 3 en 4 vmbo k/b sectoren economie en zorg en welzijn en leerjaar 1 en 2 lwoo met de mogelijk­ heid voor sportspecialisatie Nevenvestiging Groesbeek leerjaar 1 t/m examen vmbo t/k/b sectoren techniek, zorg en welzijn en ICT-route, tevens instroom vwo/havo leerjaar 1 en 2 Elk van de vier locaties beschikt over een mediatheek, waar studie- en leesboeken kunnen worden geleend op vertoon van een lenerspasje. Bovendien staan er com­ puters opgesteld met een permanente internetaanslui­ ting. Leerlingen mogen hun (keuzewerk)tijd daar door­ brengen als er plaats is en ze in rust kunnen werken. Ze kunnen gebruik maken van de computer en internet, mits het een educatief doel dient en ze een duidelijke taak hebben. De locaties zijn voorzien van kluisjes waar de leerlingen

wat zit waar ? de opleidingsmogelijkheden op onze school in schema

>

leerjaar

1

2

3

4

5

VWO

K

K

V

V

V

HAVO

K/G

K/G

V

V

V

vmbo-theoretische leerweg: alle sectoren

K/G

K/G

G/V

G/V

vmbo-kader en basis beroepsgerichte leerweg

K/G

K/G

G/B

G/B

sector economie

B

B

sector zorg en welzijn

B/G

B/G

sector techniek

G

G

intersectorale ICT-route: alle sectoren

G

G

vmbo-lwoo* K/B/G K/B/G

B/G

B/G

*sectoren economie, zorg en welzijn

B

B

*sectoren techniek, zorg en welzijn

G

G

6

7

K = locatie Kwakkenbergweg V = locatie Vlierestraat B = locatie Berg en Dalseweg G = locatie Groesbeek * lwoo = leerwegondersteunend onderwijs

V


hun tassen en kostbaarheden veilig kunnen opbergen. Er geldt een borg voor de sleutel. De kantines op school zijn alleen in de pauzes geopend en verkopen drinken, eet- en snoepwaren. Het studiehuis in de Vlierestraat is voorzien van een audiovisuele ruimte, waarin leerlingen materialen kun­ nen bekijken en beluisteren. Leerwegondersteuning

VMBO-lwoo is geen aparte leerweg. Op de locaties Berg en Dalseweg en Groesbeek zijn er relatief meer leerlingen met leerwegondersteuning, maar op de andere locaties worden ook leerlingen begeleid met extra ondersteuning, lwoo kan ook in de theoretische leerweg voorkomen.

8

Leerlingen met een lwoo-indicatie worden afhankelijk van hun mogelijkheden in één van de leerwegen van het VMBO geplaatst. Een onafhankelijke commissie bepaalt of een leerling recht heeft op extra leerwegonder­ steuning of niet. Het samenwerkingsverband overlegt met de basisscholen over de te volgen procedure. Adressen

De adresgegevens van alle locaties zijn achterin deze schoolgids opgenomen.

het cement :

onze doelstellingen en aanpak Zelfstandig leren en werken

Zelfstandig werken en zelfstandig leren wil zeggen, dat leerlingen in staat zijn hun eigen keuzes te maken en beslissingen te nemen voor de organisatie van studie en werk. Zo worden ze verantwoordelijk voor hun eigen leerproces. Het is vanzelfsprekend dat ze daarbij hulp en begeleiding van docenten vragen en krijgen als ze die nodig hebben. Zelfstandig leren en werken staan bij ons hoog in het vaandel. Daar horen nog andere vaardigheden bij: samenwerken en overleggen, initiatief nemen, aan­ spreekbaar zijn en je eigen verantwoordelijkheid dra­ gen. Dat zijn de vaardigheden die leerlingen nodig heb­ ben in hun verdere leven. Of het nu om vervolgonder­ wijs gaat of om toekomstig werk. Het is dan wel zaak om leerlingen verantwoordelijk te maken voor bepaalde aspecten van leren en werken evenals voor hun materiële en sociale omgeving. Zelfstandigheid bevorderen doet de school door het aanbieden van de keuzewerktijd (KWT), waarin de leer­ lingen zelf kunnen kiezen aan welke taken ze werken, mits dat binnen de grenzen van het programma past. Ook de vaklessen zelf zijn zo ingericht dat een groot deel van de tijd besteed kan worden aan het zelfstandig werken. Aanvankelijk is het zo dat de docent die opdrachten geeft nog sterk stuurt, later kiest en beslist de leerling meer zelf. Zelfstandig werken verschuift dan steeds meer richting zelfstandig leren.


Samenwerken

Het samenwerken, in groepjes of in tweetallen, wordt gestimuleerd in allerlei opdrachten en projecten. Dat bevordert, naast het vermogen om te overleggen, samen prioriteiten te stellen, taken leren te verdelen en keuzes te maken, ook de dagelijkse afwisseling. Het is prettig om werken en sociale contacten te combineren! Daarbij bevorderen we dat leerlingen bij samenwer­ kingsopdrachten op zoek moeten gaan naar personen buiten hun eigen vertrouwde vriendenkring. We stimu­ leren daarom het werken in wisselende groepjes. Rol docenten

Als we verantwoordelijkheid en zelfstandigheid van leer­ lingen vragen, vragen we uiteraard eenzelfde houding van docenten. Daar komt nog bij dat gelijkwaardigheid en respect hebben voor elkaar, binnen onze school een belangrijk accent krijgen. Leerlingen moeten docenten niet beschouwen als hun natuurlijke tegenstander, maar als mensen die hun leerproces kunnen begelei­ den. En mensen die hen toestaan om fouten te maken en vooral van hun fouten te leren. Beoordelingen van het werk zijn dan ook vooral bedoeld om leerlingen te stimu­ leren, uit te dagen en feedback te geven. De school wil de leerlingen wijzen op hun sterke en zwakke punten, hen de mogelijkheid geven te reflecteren op hun werk en zonodig bij te sturen. Omgekeerd geldt dat docenten en schoolleiding zich ook blijvend ontwikkelen. Leerlingen geven daarbij vaak de koers aan: wij leren heel veel van hen.

School voor hoofd, hart en handen

Wij streven naar een brede belangstelling en een varia­ tie aan activiteiten van leerlingen. Wij geven hen de mogelijkheid om alle kanten van hun persoonlijkheid te ontdekken. Vandaar dat we dans en drama even belangrijk vinden voor de ontwikkeling van kinderen als wiskunde en maatschappijleer. Wij gaan immers uit van de totale ontwikkeling van het kind. Onze school wil een school zijn voor hoofd, hart en handen!

9


het gereedschap onze onderwijshulpmiddelen Om onze aanpak daadwerkelijk te kunnen uitvoeren, staan ons enkele Montessori ‘hulpmiddelen’ ter beschikking. We lichten de belangrijkste er uit. een overzicht van het werk

10

Leerlingen krijgen op het Montessori College vooraf­ gaande aan een lesperiode, voor alle vakken een over­ zicht van de taken die in die periode gedaan moeten worden. De verschijningsvorm van die overzichten kan verschillend zijn, maar altijd is het bedoeld om leerlin­ gen houvast te geven in de verwachtingen van de vakdo­ cent over het werk dat gedaan moet worden in een bepaalde tijdsplanning. Wij vinden het belangrijk dat kinderen hierdoor inzicht krijgen in planning en in de manier waarop zij daarmee om moeten gaan. In de onderbouw wordt daar regelmatig aandacht aan besteed, met behulp van de leerlingmap die de functie van agenda over neemt. De leerlingmap geeft de leerling een instrument in handen om samen met de docent (en de ouders die over de schouder mee kijken) na te den­ ken over het eigen leerproces en zonodig bij te sturen. Het heeft ook tot doel de leerlingen te motiveren: ze werken aan overzichtelijke taken die op een zeker moment ook afgesloten kunnen worden. Los nog van de inhoud, is het een prettig gevoel om iets af te hebben. Deze werkwijze is een goede voorbereiding op de boven­ bouw, waar de hoeveelheden leerstof groter worden. 70 minuten rooster

Op onze school hanteren we een 70-minuten rooster. Dat doen we om rust te brengen in het leerproces. Er is een overzichtelijk aantal verschillende vakken per

dag en dus een beperkt aantal vakken waar elke dag huiswerk voor gemaakt moet worden. Het langere les­ uur biedt genoeg tijd om naast een klassikaal gedeelte van bijvoorbeeld 20 minuten voldoende tijd over te houden voor zelfstandige verwerking van de stof. Het vermogen om naar docenten te luisteren, is voor kinderen in de puberteit immers beperkt. Leerlingen vinden het prettig om zelfstandig te werken aan leerta­ ken of met anderen samen te werken. De docent treedt op in de rol van begeleider. Bijkomend groot voordeel is dat kinderen een beperkt aantal boeken per dag nodig hebben. Keuzewerktijd

Elke dag is er ook 40 minuten keuzewerktijd (KWT). Dat is altijd na het tweede lesuur. Leerlingen bepalen zelf welke taak ze gaan uitvoeren. Ze kunnen werken aan schoolwerk: werkstukken, leerwerk, opdrachten maken, lezen, spreekbeurten voorbereiden, een proef­ werk inhalen of herkansen of extra hulp vragen. In de onderbouw doen ze dat in overleg met een vakdocent of mentor en worden ze begeleid in het maken van keuzes. In de bovenbouw doen leerlingen dat in toenemende mate zelfstandig, hooguit krijgen ze een strategisch advies. Leerlingen voeren via internet hun keuzes voor de KWT’s in, dat kan op school of thuis. Als het thuis gebeurt, geeft het ouders ook de gelegenheid met hun kind over de keuzes in gesprek te gaan. Mentor-KWT

Elke week is er een mentor-KWT. Dan vullen alle leerlin­ gen samen met hun mentor de tijd in en kan er niet gekozen worden. Dit uur staat vaak in het teken van het bespreken van groepsaangelegenheden, maar is er ook ruimte voor individueel overleg tussen mentor en leerling.


Het Montessori College wil leerlingen de mogelijkheid geven om alle kanten van hun persoonlijkheid te ontdekken. Vandaar dat we dans en drama even belangrijk vinden voor de ontwikkeling van kinderen als wiskunde en maatschappijleer. Wij gaan immers uit van de totale ontwik足 keling van het kind.


2.

Wat heeft het Montessori 2.1

12 /

het nederlandse

onderwijssysteem Het Nederlandse onderwijssysteem is zo opgebouwd dat alle leerlingen een ‘startkwalificatie’ kunnen beha­ len. Een vwo of havo diploma geldt als startkwalificatie net als een mbo diploma op niveau 2. Het Montessori College biedt een groot aantal oplei­ dingsmogelijkheden aan van vwo tot en met basisbe­ roepsgerichte leerweg inclusief leerwegondersteuning. Voor de minimale kwalificatie niveau 2 is een overstap naar het middelbaar beroepsonderwijs nodig. Het Mon­ tessori College onderhoudt nauwe banden met de ver­ volgopleidingen.


College in huis? Voorstel tot indeling

2.2

toelating

tot onze school

Voor informatie aan ouders en leerlingen van groep 8 wordt een procedure van toelating verstrekt bij de aan­ melding. We schetsen hieronder het globale traject dat een leer­ ling na aanmelding doorloopt. Het aanmeldingsformulier komt terecht bij de aanname­­ commissie. Daarin is een klein aantal docenten, verant­ woordelijk voor de contacten met de basisscholen in de regio, en een lid van de schoolleiding vertegenwoor­ digd. De commissieleden leggen een dossier aan van de leerlingen die zich aanmelden. Ze luisteren naar het advies van de basisschool, winnen informatie in en kij­ ken naar de uitslagen van toetsen (CITO of een ande­ re). Deze informatie leidt tot een voorstel voor indeling in een bepaalde niveaugroep.

Ouders en basisschool krijgen het voorstel voorgelegd. In de meeste gevallen is er geen probleem: het niveau dat volgens de verwachting van de school het best bij een leerling past, stemt overeen met de opvatting daar­ van van basisschool en ouders. Mocht dat niet zo zijn, dan kunnen ouders bezwaar aantekenen bij de aanna­ mecommissie. Er volgt dan overleg en weging van informatie van alle partijen. De school neemt de uitein­ delijke beslissing. Is het voorstel akkoord, dan volgt de definitieve plaatsing. Het komt zelden voor, maar het kan gebeuren, dat we een leerling niet kunnen aannemen. De redenen daar­ voor zijn individueel erg verschillend. Het komt er in grote lijnen op neer dat de school er heel af en toe aan twijfelt of een leerling zich thuis zal voelen bij onze kenmerkende elementen als initiatief durven nemen, verantwoordelijkheid kunnen dragen, zelfstandig leren werken en op een gelijkwaardige manier kunnen omgaan met volwassenen. Leerling gebonden financiering

Voor leerlingen met een handicap of gedragsmoeilijkhe­ den is een speciaal protocol van toepassing dat wordt gehanteerd bij toelating van deze leerlingen. Dit is het ‘Protocol Leerling Gebonden Financiering’.

13


2.3

tussentijdse

instroom

Als leerlingen vanuit andere scholen voor voortgezet onderwijs in de onderbouw van het Montessori College instromen, dan kan het zijn dat het gevolgde program­ ma niet helemaal gelijk heeft gelopen met wat onze school aanbiedt. Er zijn verschillen mogelijk in de moderne vreemde talen of bij techniek en verzorging. Wij gaan dan met de leerling en ouders na welke oplos­ sing de beste is: een vrijstelling of juist extra les. Ook kan het nodig zijn dat bijlessen voor een bepaald vak worden geregeld. Afspraken hierover worden met ouders gemaakt. Stromen leerlingen vanuit andere scholen bij ons de bovenbouw in, dan zullen het gevolgde programma, de profielkeuze en de vakken in de vrije ruimte uiteindelijk bepalen hoe een leerling bij ons verder zal gaan.

14 2.4

de

brugperiode

in de onderbouw

Overgang van basisonderwijs naar voortgezet onderwijs

De onderbouw op het Montessori College duurt twee jaar. In die twee jaar kunnen de leerlingen die van de basisschool komen wennen aan de nieuwe school. Wij bouwen voort op de mate van zelfstandigheid die leer­ lingen opgebouwd hebben op de basisschool. In het vorige hoofdstuk zijn kenmerkende hulpmiddelen (leer­ lingmap, keuzewerktijd en 70-minutenrooster) beschre­ ven die we in de onderbouw gebruiken. Middelen die de zelfstandigheid versterken en het volgen van het individuele kind ondersteunen.

De brugperiode bestaat op het Montessori College uit twee leerjaren. Op deze manier creëren wij een doorlo­ pende leerlijn van primair onderwijs naar voortgezet onderwijs. Het zijn ook de jaren tussen het basisonder­ wijs en de meer definitieve keuze voor een schools­ soort in klas 3. In de derde klas kiezen de leerlingen dan voor de basisberoepsgerichte leerweg in het vmbo (vmbo-b),de kaderberoepsgerichte leerweg in het vmbo (vmbo-k), de theoretische leerweg in het vmbo (vmbot), de havo of het vwo. Voor de laatste twee opleidingen is verandering van keuze in klas 3 ook nog mogelijk. Tijdens de brugperiode werken we met verschillende dakpanklassen. Dat zijn klassen waarin leerlingen met bijv. b-advies en k-advies samen onderwijs volgen. Wij hebben de volgende ‘dakpanklassen’: vmbo b/k, vmbo t/k, h/t, h/v. Het doel van dakpanklassen is om leerlin­ gen na de basisschool niet meteen op een bepaald niveau te plaatsen. Kinderen krijgen de gelegenheid om zich in de brugperiode zo te ontwikkelen dat de keuze na klas 2 voor een schooltype gedegen is.

onderbouw vwo , havo en vmbo - t Vwo-plus klas en Cultuurklas

In de onderbouw havo en vwo zijn we gestart met een cultuurklas voor h/v en een vwo-plus klas voor vwoleerlingen. De slogan van de cultuurklas is ‘kunst doen, kunst ervaren en cultureel erfgoed bestuderen’. Het is een klas voor havo en vwo leerlingen die geïnteresseerd zijn in cultuur. De vwo-plus klas is bedoeld als alterna­ tief voor het gymnasium, de leerlingen doen een aantal vakken in minder tijd en krijgen daarnaast een pro­ gramma dat wordt gekenmerkt door een onderzoeks­ middag, waarin leerlingen onder deskundige leiding onderzoek kunnen doen naar allerlei onderwerpen,


door filosofie en door Cambridge Engels of Spaans. Met de cultuurklas en de vwo-plus klas sluiten wij aan bij de belangstelling van leerlingen, waardoor de moti­ vatie om te leren vergroot wordt. Denklessen

In ons denken zitten allerlei systemen en systeempjes om een probleem aan te pakken. Een heel simpel voor­ beeld is het ordenen van groot naar klein. Die systemen worden naarmate we ouder worden steeds ingewikkel­ der. Wij ondersteunen leerlingen bij het verwerven van die systemen door de denklessen. In de denklessen worden systematisch allerlei denkvaardigheden aange­ leerd waardoor het denken en dus het leren van leerlin­ gen verdiept wordt. Samenhang en vakken

In de onderbouw van vwo, havo en vmbo-t wordt inten­ sief samengewerkt tussen verschillende vakken. De talen werken vanuit een gezamenlijke didactiek. Dat wil zeggen dat de talen – uiteraard - gescheiden worden geleerd, maar dat de manier van werken overeenkomt. Nederlands en geschiedenis werken intensief samen in het vak Wereldbeeld en Taal (WBT). Onderdelen van Nederlands worden direct toegepast bij geschiedenis zodat de transfer optimaal is. Hetzelfde geldt voor de Natuurwetenschappen (NAW). Bij dat leergebied wor­ den via een uitgekiend computerprogramma de kennis en vaardigheden van de verschillende natuurweten­ schappen en wiskunde aan elkaar gekoppeld. Die samenhang tussen vakken heeft als doel de kennis van de wereld in eenheid en niet gescheiden te tonen. En wat bij het ene vakgebied geleerd wordt, kan direct toegepast worden bij een ander vakgebied

onderbouw vmbo In de onderbouw van het vmbo staat naast het verwer­ ven van kennis de ontwikkeling naar zelfstandigheid centraal. Zelfstandig werken, zelf verantwoordelijkheid dragen, leren plannen, samenwerken en overleggen staan centraal. Dit alles gebeurt onder gestructureerde begeleiding van mentor en docenten. Hiermee oefenen leerlingen voor de manier van werken in de bovenbouw, die weer voorbereidt op een vervolgopleiding of het toekomstige beroep. De leerlingen van het vmbo moeten al vrij snel - op het einde van de tweede klas - een keuze maken voor een beroepssector. In de eerste klas worden de leerlingen tijdens de lessen SMB (studie, maatschappij en beroep) en in de tweede klas tijdens het mentoruur uitgebreid voorbereid op die keuze. Leerlingen krijgen beroepen­ projecten, studiekeuzelessen en hebben meeloopdagen. B-kwadraat

De leerlingen uit de b/k–klassen zitten op de Kwakken­ berg in B-Kwadraat. De mentor geeft meerdere vakken, dus lessen in deze klassen. Het effect hiervan is dat de mentor zijn of haar leerlingen veel beter kent en dat de leerlingen zich veiliger voelen bij hun mentor. Met als gevolg dat de prestaties van deze leerlingen beter wor­ den. In de projecten wordt de samenhang in het leren versterkt, waardoor kennis en vaardigheden beter beklij­ ven. In het volgende subhoofdstuk treft u meer infor­ matie aan over B-kwadraat.

15


2.5

leerlingen met

extra zorg

Leerwegondersteuning

Voor leerlingen die bij het volgen van de leerwegen in het vmbo ondersteuning nodig hebben is er het leer­ wegondersteunend onderwijs (lwoo). Leerlingen heb­ ben bijvoorbeeld te kampen met een leerachterstand of missen de bagage om de lesstof op een gewone manier te volgen. Ze krijgen dan extra hulp binnen ons reguliere onderwijs.

16

Om voor leerwegondersteuning in aanmerking te komen vraagt de school een toelaatbaarheidsverklaring aan van de Regionale Verwijzings Commissie (RVC). Aan de hand van een lijst met landelijk vastgestelde cri­ teria beoordeelt deze commissie het dossier van de leer­ ling. Criteria zijn onder andere het IQ (moet tussen de 75 en 90 liggen) en de leerachterstand (minimaal ander­ half jaar). Vervolgens wordt vastgesteld of de leerling voor lwoo in aanmerking komt. Daarover ontvangt de school voor de leerling een zogenaamde beschikking. Onze school bewandelt twee wegen bij de plaatsing van lwoo-leerlingen. Een deel van de leerlingen vindt een plaats in een gewone vmbo-groep en wordt daar­ naast apart begeleid waar dat nodig is. Voor elke leer­ ling wordt een handelingsplan opgesteld. Leerlingen moeten wel baat hebben bij de beslissing om in een gewone groep mee te draaien: de groepsgrootte en het normale tempo mogen geen belemmering vormen voor hun ontwikkeling. Deze geïntegreerde aanpak wordt toegepast op de locaties Kwakkenbergweg en Groesbeek.

Homogene, kleine groepen

De tweede weg is om de lwoo-leerlingen te plaatsen in homogene, kleine groepen in onze studiehuiskamers op de Berg en Dalseweg of in Groesbeek. In een kleine groep krijgen deze leerlingen de aandacht die ze nodig hebben bij het dagelijks verwerken van de leerstof. Daar­ bij wordt het onderwijs door een klein aantal docenten verzorgd, waardoor de leerlingen geen last hebben van de verschillende manieren van doen van de leraren. Wij hebben de ervaring dat dit voor deze groep leerlingen vaak een belangrijk verschil maakt. Zo kunnen ze hun eigen tempo volgen en de leraren zijn goed op de hoogte van hun leerbehoefte. Bovendien krijgen ze een aange­ past programma: geen Frans en twee jaar verzorging.


B-kwadraat

Een ander voorbeeld van deze werkwijze vind plaats op de Kwakkenbergweg. Het is een combinatie tussen de studiehuiskamers en het werken in reguliere groepen. Het kleinschalige B2 (B-kwadraat) project is bedoeld voor vmbo-leerlingen, die minder goede ervaringen hebben opgedaan in hun schoolverleden en daardoor gedemotiveerd zijn geraakt. Deze leerlingen functioneren minder goed in een grote足 re groep en zijn gebaat bij een beperkt aantal docenten met wie ze te maken hebben. Minder verschillende docenten voor de klas, zoals wij dat noemen. We proberen bij de leerlingen het vertrouwen in school en in hun eigen capaciteiten en talenten te herstellen. Ze worden in kleinere groepen opgevangen en intensief begeleid. Bovendien wordt daar, vergelijkbaar met de studiehuiskamers, in projectvorm, vakoverstijgend en ge誰ntegreerd gewerkt. Veel aandacht gaat uit naar prak足 tische en creatieve vaardigheden. De leerlingen volgen geen Frans en hebben twee jaar verzorging. Ze stromen door naar de reguliere bovenbouw van het vmbo.

het vmbo bereidt leerlingen voor op een vervolgstudie opleiding

geeft toegang tot

diploma vmbo-theoretische leerweg

vakopleiding

diploma vmbo-gemengde leerweg

middenkader opleiding

(2-4 jaar) (3-4 jaar)

de kaderberoepsgerichte leerweg

vakopleiding

middenkader opleiding

(2-4 jaar)

de basisberoepsgerichte leerweg

basisberoepsopleiding

(3-4 jaar)

(2-3 jaar)

>

17


2.6

vmbo bovenbouw Leerwegen

theoretische leerweg

Er zijn vier leerwegen in de bovenbouw van het vmbo:

De bovenbouw van de theoretische leerweg voor alle sectoren bevindt zich op de Vlierestraat en in Groes­ beek. Na diplomering op vmbo-t bestaat de mogelijk­ heid de overstap te maken naar het havo. Dat gebeurt in nauw overleg met het kernteam en de decaan. Bovendien zal een leerling bij het kiezen van het vak­ kenpakket rekening moeten houden met de voorgeno­ men stap van vmbo-t naar havo.

– de theoretische – de gemengde – de kaderberoepsgerichte – de basisberoepsgerichte In de bovenbouw kan gekozen worden uit vier sectoren, te weten Zorg en Welzijn, Economie, Techniek en Land­ bouw. Deze laatste sector kan bij ons op school alleen gekozen worden in de theoretische leerweg van het vmbo. Doorstroming naar een MBO ‘groen’ is ook mogelijk via de ICT-route basis/kader en via één van de andere sectoren.

18

Daarnaast biedt het Montessori College in Groesbeek de ICT-route in de gemengde leerweg en op de Vlierestraat de gemengde leerweg technologie. Tevens is voor de Vlierestraat en de Berg en Dalseweg een opleiding ontwikkeld voor leerlingen die zich op kunst, cultuur en media willen richten. Er wordt nauw samengewerkt met het ROC. Vervolgstudie ROC

Het vmbo bereidt leerlingen voor op een vervolgstudie op het ROC (Regionaal Opleidingen Centrum). Het niveau waarop ze het ROC instromen, heeft te maken met de leerweg die binnen het vmbo is afgerond.

sectoren

Leerlingen die belangstelling hebben voor een beroep in bijvoorbeeld een ziekenhuis, of als kapper, schoon­ heidsspecialist of sociaal-cultureel werkende, kiezen voor de sector Zorg en Welzijn. Is er meer affiniteit met het werken in een winkel, voor een administratief beroep of met werk in de toeristische sector, dan is de sector Economie daarvoor een goede voorbereiding. Voor een leerling die feeling heeft voor technische vak­ ken en erover denkt om later bijvoorbeeld bankwerker te worden, in een garage te gaan werken, ICT- beheer­ der te worden of meubelmaker, is de sector Techniek de aangewezen leerroute.


Kader en beroepsgerichte leerweg

Behalve bij de theoretische leerweg - de naam zegt het al - en de gemengde leerweg, staat bij de overige twee leerwegen het leren door zelf doen voorop, vooral in de bovenbouw. We besteden de nodige aandacht aan het leren van de taken die passen bij het toekomstige beroepsveld. Dat doen we met behulp van een werk足 plekken structuur, waarbij concrete situaties uit de praktijk zo natuurlijk en volledig mogelijk worden nage足 bootst. Kennismaken met de echte praktijk hoort er vanzelfsprekend ook bij. In het derde en vierde leerjaar gaan de leerlingen uit het vmbo-kader en basis op stage. Leerwerktraject

Binnen de basisberoepsgerichte leerweg is bovendien het leerwerktraject ontwikkeld, waarvoor onze school een certificering heeft verworven. Het is een leerroute met meer ruimte voor stage of werk. We hebben een plan opgesteld en voeren dat uit in samenwerking met verschillende bedrijven in de regio. Aan het einde van het leerwerktraject ontvangt de leerling een diploma.

19


HAVO en VWO bovenbouw

2.7.

Voor de leerlingen die instromen in de onderbouw van havo/vwo, is er het junior studiehuis (zie ook 2.4). Het onderwijs is er zo ingericht dat het een goede voor­ bereiding vormt op het werken in de tweede fase in het Studiehuis. De leerlingen worden vanaf het begin naar de profielen en praktische opdrachten in de bovenbouw geleid. De werkwijze geeft na verloop van tijd steeds meer ruimte voor zelfstandig werken en het leren maken van keuzes. We hebben al lange tijd - vanaf 1995 positieve ervaringen met de werkwijze van het zelfstan­ dig studeren in het Studiehuis. Voor ons hield dat na verloop van tijd in dat we een logische stap konden maken naar het junior studiehuis voor de onderbouw.

20

De leerlingen van de bovenbouw leren in het Studie­ huis aan de Vlierestraat zelfstandig studeren in een voorbereide omgeving. Het gebouw is er ook echt op ingericht. Iedereen heeft een eigen boekenkastje, zodat de leerlingen altijd de beschikking hebben over de boeken en schriften die ze nodig hebben. De leerlingen moeten dan ‘s middags nadenken wat ze die avond thuis nog gaan doen. Er is een mediatheek waar leermiddelen geraadpleegd kun­ nen worden en gebruik gemaakt kan worden van pc's. Het derde jaar is een overgangsjaar, waarin het klassen­ verband nog gehandhaafd blijft, maar waar de leerlin­ gen al wel kennismaken met de sfeer in de bovenbouw en de docenten die daar lesgeven.

College en begeleidingslessen

In de klassen 4, 5 en 6 bepalen leerlingen deels zelf hoe hun lesdagen eruit zien. Onze school heeft een zodanig rooster dat leerlingen ook letterlijk eigen keuzes kun­ nen invullen en uitvoeren. Het rooster kent per week van 20 lessen zo’n 6 tot 8 keuzelessen die de leerlingen voor een periode van 9 weken zelf inroosteren. Het gaat dan om zogenaamde ‘begeleidingslessen’: lessen waar­ in de leerling bepaalt welke begeleiding hij of zij nodig heeft. Dat kan bijvoorbeeld om extra uitleg gaan, om extra oefening of om verdieping. Op deze uren kunnen leerlingen van alle leerjaren door elkaar zitten en aan het werk zijn. Daarnaast zijn er lessen waarin de docenten de inhoud bepalen en de regie voeren. Wij noemen ze ‘collegeuren’. Ook de Keuzewerktijd blijft in de bovenbouw gehandhaafd. Elke 9 weken verandert het rooster en kunnen vakken aan bod komen die in de voorafgaande periode niet gegeven zijn.


De profielen

Aan het einde van de derde klas wordt het profiel geko­ zen. De profielen corresponderen met bepaalde maat­ schappelijke sectoren en bestaan uit combinaties van een aantal vakken. Het gaat om de volgende vier profielen: ■ Cultuur en Maatschappij ■ Economie en Maatschappij ■ Natuur en Gezondheid ■ Natuur en Techniek In de vierde klas vwo worden de vier profielen zodanig aangeboden dat er nog gewisseld kan worden tussen het profiel natuur en gezondheid en natuur en techniek. Naast de vakken die specifiek bij het gekozen profiel horen, volgen de leerlingen een breed pakket vakken. Het Montessori College geeft ruime keuzemogelijkheid voor de vakken in het vrije deel en legt weinig beperkin­ gen op om organisatorische redenen. De omvang van elk vak wordt uitgedrukt in de studielast die het met zich meebrengt: SLU (= studielasturen). Elke leerling krijgt daarvan een overzicht en weet dus hoeveel belasting in uren een bepaald vak of onderdeel per periode gemiddeld met zich meebrengt. Handelingsdelen

Een aantal vakken kent handelingsdelen. Het gaat om opdrachten die een leerling naar behoren moet hebben uitgevoerd. Een voorbeeld: het bekijken van een theater­

voorstelling voor het vak Culturele en Kunstzinnige Vor­ ming (CKV). Voor handelingsdelen worden geen cijfers gegeven, maar om examen te kunnen afleggen moeten deze opdrachten naar behoren zijn uitgevoerd. Profielwerkstuk

Tenslotte kent de bovenbouw van havo en vwo het pro­ fielwerkstuk. Dit is een uitgebreide praktische opdracht, waarbij twee vakken (waarvan minstens één uit het pro­ fieldeel) betrokken zijn. Dit werkstuk toetst vaardighe­ den in combinatie met kennis en inzicht. Het doel ervan is om samenhang en integratie tussen leerstofonderdelen van verschillende vakken te bevorderen. Bij ons op school wordt het profielwerkstuk in de examenklas geschreven. De voorbereiding start in 4 havo of 5 vwo. Gekozen mentoraat

We hebben nog een bijzonder begeleidingsinstrument in de Tweede Fase, namelijk dat van het gekozen men­ toraat. Leerlingen kiezen hun eigen mentor en kunnen dus zoeken naar iemand die hen aanspreekt en/of veel met hen te maken heeft (en hen dus wat beter kent). Deze mentor maakt afspraken met de leerling om te praten over resultaten, zich lekker voelen op school, maar ook over omstandigheden en relaties buiten de school. Dat alles steeds vanuit de redenering dat er meer is dan alleen leren op school!

21


3.

De gang van zaken op school en in de les 3.1 Hoe

zijn

de lessen

georganiseerd Lessen van 70 minuten

Lestijden zijn in de onder- en bovenbouw

22

altijd op dezelfde manier ingevuld.

Op onze school zijn er lesuren van 70 minuten, in plaats van 45 of 50 minuten, hetgeen betekent dat we minder lessen op een dag geven. De lesstof kan daardoor intensiever aan bod komen. Er is veel ruimte voor zelf­ standig werken en er is maar een beperkt aantal boeken per dag nodig. Leerlingen hebben (zeker in de onder­ bouw) geen tussenuren, ze hebben een aaneengesloten rooster en komen zo goed in een ‘ritme’.

Les 1

08.30 – 09.40 uur

Pauze

09.40 – 09.55 uur

Keuzewerktijd

Les 2

09.55 – 11.05 uur

Ook de KWT is een terugkerend onderdeel: een korter lesuur om zelf te kiezen aan welk vak of welk onderdeel gewerkt gaat worden. Alle leerlingen hebben dan de keuze om buiten het vaste lesrooster in een lokaal naar keuze aan een vak te werken naar keuze. De overwegin­ gen die leerlingen daarbij maken zijn zeer divers: de een zal extra uitleg willen, de ander wil een oefening nakijken, een leerling kan een herkansing maken of een toets bespreken en afspreken met een vriend of vrien­ din om samen te werken. De keuze voor KWT is regel­ matig aan de orde met de mentor. Leerlingen schrijven zich via internet van te voren in voor een bepaalde KWT.

Keuzewerktijd (KWT)

11.10 – 11.50 uur

Lunchpauze

11.50 – 12.20 uur

Les 3

12.20 – 13.30 uur

Pauze

13.30 – 13.45 uur

Les 4

13.45 – 14.55 uur

Incidenteel volgt nog: Les 5

15.05 – 16.15 uur


Mentor-KWT

Op één vaste dag in de week (meestal op dinsdag inge­ roosterd) is de keuze voor KWT niet aan de leerling. We hebben dat ‘mentor-KWT’ genoemd. Zoals uit de bena­ ming duidelijk zal zijn, is dit lesuur bestemd voor het overleg/contact tussen de mentor en zijn/haar leerlin­ gen. In de onderbouw houdt de klas zich dan bezig met zaken die hen als leerlingen allemaal aangaan. De gang van zaken van allerlei organisatorische dingen in de lopende week staat op de agenda: de proefwerken van een volgende week, KWT voor de rest van de week, enzovoort. Maar ook zaken zoals de sfeer in de klas of problemen krijgen aandacht. Verkort rooster

Als er een studiemiddag is voor het docententeam of als er rapportvergaderingen zijn, werkt het Montessori College met een verkort rooster. Bij rapportvergaderin­ gen bijvoorbeeld kunnen op die manier alle lessen, zij het verkort tot 60 minuten, gewoon doorgaan, maar vervalt de KWT. Lesuitval

Bij lesuitval vanwege ziekte van een docent of om ande­ re reden die niet te voorzien is, is ons uitgangspunt steeds dat we leerlingen in uitvallende tussenuren zoveel mogelijk binnen onze deuren willen houden. We hebben een systeem ontworpen dat een oplossing biedt: de STIP-uren. Bij lesuitval wordt de les door een collega-docent waargenomen. Leerlingen werken dan zelfstandig door aan het vak dat uitgevallen is, of aan een ander vak. Lesuitval aan het begin of het einde van de dag wordt niet altijd vervangen. Indien mogelijk

wordt gebruik gemaakt van de telefoontrap om leerlin­ gen te waarschuwen bij lesuitval op een eerste uur. Brugklasleerlingen krijgen voorrang bij vervanging. Leerlingen van de bovenbouw havo/vwo (klas 4 en hoger) achten wij zelfstandig genoeg om bij lesuitval zelfstandig te kunnen werken. Zij blijven doorgaans op school en werken voor zichzelf verder, vaak zonder begeleiding, soms in aanwezigheid van een docent. Huiswerk

Huiswerk maken komt natuurlijk ook op onze school voor. We spreken liever van ‘schoolwerk’, omdat het streven erop gericht is veel werk op school te doen. Daarvoor is een gedeelte van de normale lesuren al bedoeld, waarin de leerlingen zelfstandig met hun werk aan de slag gaan. De KWT kan ook die functie vervul­ len. Doordat leerlingen vanaf de brugklas vertrouwd worden gemaakt met zelfstandig keuzes leren maken, leren plannen en ‘leren leren’, is de ervaring dat ze in de onderbouw doorgaans thuis minder tijd aan hun werk hoeven te besteden dan op andere scholen gebrui­ kelijk is. De benodigde tijd loopt vanzelfsprekend op naarmate ze in een hoger leerjaar komen, maar het blijft een feit dat de bij ons zo gestimuleerde zelfstandigheid ervoor zorgt, dat flink wat werk op school gedaan kan worden.

23


3.2

de organisatie van het

Montessori College

eigen begeleidingsteam. Een kernteam bestaat uit vier tot zes docenten. Mentoraat

Onze school wil een lerende organisatie zijn, een orga­ nisatie die in staat is zijn eigen toekomst te creëren door veranderingen te zien als producten van leren. In zo’n organisatie kenmerkt het leiderschap zich door het laten leren van anderen en het laten ontstaan van leiderschap op allerlei plaatsen in de organisatie. Visie en communicatieve vaardigheden alsook het ver­ mogen om visie om te zetten in concrete plannen die de medewerkers positief beïnvloeden, zijn voor ons onlosmakelijk aan leiderschap verbonden.

24

Kernbegrip in onze lerende organisatie is het delen van verantwoordelijkheden. Het belangrijkste principe daar­ bij is dat we de verantwoordelijkheid zoveel mogelijk daar leggen waar hij het meest effectief kan worden waargemaakt. Dat is dus ook vaak zo dicht mogelijk bij het primaire proces, het onderwijs zelf. Toch is dat voor onze school niet automatisch de individuele docent. Wij hebben gekozen voor kleine samenwerkingsverban­ den, waarin intensieve interactie plaats kan vinden: de kernteams. In die teams leveren docenten gedeeltelijk hun autonomie in ten gunste van de autonomie van het kernteam. Daarmee scheppen we juist ruimte voor de versterking van de individuele kwaliteiten door de intensieve leermogelijkheden binnen zo‘n kleine eenheid. Andere doelen van het werken met kernteams zijn het vergroten van de herkenbaarheid voor leerlingen en het stimuleren van kleinschaligheid in een grote en com­ plexe organisatie. De school is als het ware opgedeeld in kleine schooltjes van een aantal klassen met elk een

Het mentoraat dient hetzelfde doel: het bevorderen van herkenbaarheid en kleinschaligheid. De belangrijkste functies van mentoren zijn het samen met leerlingen bewaken en bespreken van de studievoortgang en als een leerling er behoefte aan heeft, het ondersteunen in sociaal-emotionele zaken. Tevens vormen de mentoren het aanspreekpunt voor ouders: is er iets dat school betreft en hun eigen kind aangaat, dan is de mentor degene die ze moeten benaderen. Zoals we al eerder aangaven, is er in de bovenbouw havo/vwo een gekozen mentoraat. Decaan

De decaan begeleidt de leerling bij de keuze voor een afdeling binnen de school. Samen met de leerling bespreekt hij of zij het vakkenpakket en de profielkeuze. Daarnaast kan de decaan ook adviseren bij de keuze van een vervolgopleiding of beroep. In het onderstaande organigram laten we zien hoe de organisatie van het Montessori College er uit ziet. De schoolleiding bestaat uit een rector en conrectoren. De conrectoren zijn locatiedirecteur of hebben een col­ legebrede portefeuille. Het beleid van het Montessori College wordt door de schoolleiding vastgesteld. De rector is voorzitter van de schoolleiding en is eind­ verantwoordelijk voor alles wat er in de school gebeurt. In die hoedanigheid legt zij of hij verantwoording af aan het bestuur. De externe contacten, voor zover die


het hele college aangaan, behoren ook tot diens porte­ feuille. De rector is te bereiken op de locatie Kwakken­ bergweg, via het directiesecretariaat. De locatiedirecteur is integraal verantwoordelijk voor een locatie, voor het onderwijs, de organisatie en de dagelijkse gang van zaken. Hij of zij zorgt er vooral voor dat er gelegenheid is om met de kernteams ‘om de tafel te gaan’ en hen te ondersteunen bij de verant­ woordelijkheid voor onderwijs en begeleiding. De locatieondersteuner maakt dit mogelijk door de zorg voor de dagelijkse gang van zaken over te nemen van de locatieleiders (denk aan het maken van roosters, de opvang van leerlingen). De conrector Personeel & Organisatie regelt samen met de rector alle schoolbrede stafzaken en zorgt voor een adequate ondersteuning op locatieniveau. Het kernteam is verantwoordelijk voor het onderwijs en de begeleiding van een beperkte groep van ongeveer 100/125 leerlingen. Het behoort tot de bevoegdheden van het kernteam om te bepalen hoe individuele docen­ ten lesgeven en leerlingen begeleiden in hun klassen. Het regelt de begeleiding van leerlingen door hun men­ tor en is verantwoordelijk voor de inzet van RT(remedial teaching)-tijd. De kernteamcoördinator is een lid van het kernteam met een extra takenpakket maar zonder extra bevoegd­ heden. De coördinator zorgt voor de taakverdeling binnen het kernteam en voor de communicatie met derden.

Het locatieberaad verzorgt de communicatie tussen de kernteams onderling en tussen de kernteams en de schoolleiding. Leden zijn: de kernteamcoördinatoren (of een ander lid), de locatieondersteuner en de locatie­ directeur. Het locatieberaad zorgt voor een goede afstemming op de locatie. Het bestuur van onze school wordt gevormd door de Stichting Voortgezet Montessori Onderwijs Nijmegen en Omstreken. Het bestuur heeft een voorzitter, een secretaris en vijf leden. Zij mandateert de verantwoor­ delijkheid voor het reilen en zeilen van de school naar de rector. Het bestuur is bereikbaar via het directie­ secretariaat van de school op de Kwakkenbergweg. Voorts is er het onderwijsondersteunend personeel (OOP). Het secretariaat, de financiële administratie, de mediatheekmedewerkers, de systeembeheerders, de conciërges, de schoonmakers: zij ondersteunen de ande­ re medewerkers door te zorgen dat docenten en leiding zich bezig kunnen houden met hun primaire taken door alle randvoorwaarden zo goed mogelijk in te vullen. De school kent ook verschillende vrijwilligers. Zij helpen in bijvoorbeeld de mediatheek. Hoewel hun werk erg op prijs wordt gesteld, hebben zij formeel geen plaats in het organigram.

Onze school wil een ‘lerende organisatie’ zijn, een organisatie die in staat is zijn eigen toekomst te creëren door veranderingen te zien als producten van leren

25


3.3 Leerhulp

en individuele

leerlingbegeleiding

Bij de start in de brugklas worden leerlingen getest op een aantal basisvaardigheden. Als sociale factoren het leren belemmeren, kunnen leerlingen terecht bij het schoolmaatschappelijk werk. Er is een professionele maatschappelijk werker aan school verbonden en deze is wekelijks aanwezig om met leerlingen te praten over de problemen die niet direct het schoolse leren betreffen. Remedial teaching

26

Als het leerproces niet goed verloopt, als er een leer­ achterstand is of als er leerproblemen met bepaalde vakken en/of vakinhouden zijn, dan geeft de school in groepen of individueel remedial teaching (RT) aan de leerlingen die dat nodig hebben. De remedial teacher kan verder ingeschakeld worden om goede leergewoon­ ten te ontwikkelen en te oefenen, om aanwijzingen te geven bij het maken van huiswerk als dat op ongewoon grote problemen stuit en om ondersteuning te geven bij problemen op het gebied van de grove en fijne motoriek.

Naast RT kunnen we bij toetsen extra tijd bieden en eventueel een vergrote afdruk. We kunnen het gebruik van auditief materiaal faciliteren (maar niet verstrek­ ken) en we kunnen afspraken maken over woordjes overhoren en spelling toetsen. Dyslexie gaat niet over; dyslectische kinderen kunnen er wel beter mee om leren gaan, maar ze zullen altijd een extra inspanning moeten leveren. Onze school wil een open oog voor hun problemen hebben en het hen waar mogelijk wat gemakkelijker maken. Indien sprake is van een zware vorm van dyslexie of van andere leerproblemen (ook dyscalculie), dan is de begeleiding op onze school daar onvoldoende voor toe­ gerust en moeten we ouders doorverwijzen naar andere instanties en bij aanname soms naar andere scholen. Anderstalige leerlingen

Anderstalige leerlingen ondersteunt de school door extra aandacht te besteden aan de Nederlandse taal. Inciden­ teel wordt uitstel verleend voor het volgen van vakken. Bij het Centraal Examen en bij de toetsen die de aanloop tot het examen vormen, mogen deze leerlingen gebruik maken van een woordenboek in de eigen taal. Faalangst

Dyslexie

Het Montessori College heeft in beperkte mate forma­ tie beschikbaar voor extra ondersteuning bij dyslexie. Wij merken alleen die leerlingen als dyslectisch aan, die beschikken over een officieel rapport van een orthope­ dagoog. In zeer nauw contact met ouders, RT en basis­ school bekijken we òf en hoe een kind bij ons op school begeleid kan worden.

Voor faalangst beschikken we over een eigen beleid. Één van de remedial teachers is gespecialiseerd in dit verschijnsel. In het tweede leerjaar krijgen leerlingen, waarvan het vermoeden bestaat dat ze faalangstig zijn een test. Op basis daarvan selecteert de remedial tea­ cher die leerlingen die in aanmerking komen voor een faalangstreductietraining. De training omvat een zestal groepsbijeenkomsten. Het doel van de bijeenkomsten is vooral om leerlingen te leren omgaan met het pro­ bleem. Is het echt nodig om een leerling individueel te begeleiden bij dit probleem, dan doen we dat ook.


Examentraining

Zorgadviesteam

Alle leerlingen die in het eindexamenjaar zitten kunnen in aanmerking komen voor een examentraining om met faalangst te leren omgaan. Ze worden getest door een remedial teacher. Op basis van de testuitslagen maakt deze een selectie van leerlingen die op hun weg naar het eindexamen in aanmerking komen voor extra begeleiding.

In het Samenwerkingsverband Voortgezet Onderwijs Nijmegen en Omgeving is de samenwerking voor de zorgleerlingen geregeld. Doel hiervan is het vormgeven van een samenhangend geheel van zorgvoorzieningen. Onderdeel van het zorg­ systeem van het Montessori College is het multidisci­ plinaire zorgadviesteam. Het zorgadviesteam bestaat uit de zorgcoördinator van de locatie, en vertegenwoor­ digers van: het jeugdgezondheidsteam (GGD), het schoolmaatschappelijk werk, Bureau leerplicht en het Bureau Jeugdzorg. Doel is het vroegtijdig signaleren van leer- en andere problemen bij leerlingen, zodat er in een vroeg stadium, zo mogelijk in preventieve zin, al aan gewerkt kan worden.

Lichamelijke handicap

De gebouwen van het Montessori College zijn gebouwd in een tijd dat voorzieningen voor gehandicapten nog geen prioriteit kregen. Dat betekent dat we waar bouw­ kundig mogelijk een voorziening gecreëerd hebben, waardoor de begane grond toegankelijk is voor rolstoe­ len. Een voorziening voor gehandicaptentoiletten ont­ breekt vooralsnog. De bovenverdiepingen zijn (uitge­ zonderd Groesbeek en het Junior Studiehuis) niet rol­ stoeltoegankelijk. Schoolgezondheidsteam

Vanuit de afdeling Jeugdgezondheidszorg (JGZ) van de GGD is een schoolgezondheidsteam aangesteld. Dat team bestaat uit een arts, een sociaal verpleegkundige en een doktersassistent. Het doel van zo’n team is om de gezondheid van de leerlingen te bewaken en te bevorderen. In de eerste twee leerjaren onderzoekt het team alle leerlingen op bepaalde functies en op hun ontwikkeling. Daarnaast kunnen deze teams onze school ondersteuning geven bij voorlichting aan leerlin­ gen en ouders over allerlei gezondheidsonderwerpen zoals verslaving, seksualiteit of sport en beweging. JGZ beschikt over veel voorlichtingsmaterialen en informa­ tiebrochures over uiteenlopende onderwerpen. Tenslot­ te kunnen leerlingen of ouders contact opnemen met deze teams als ze met vragen of problemen zitten over de groei en ontwikkeling van hun kind.

Zorgcoördinator

Elke locatie heeft een zorgcoördinator die contact onder­ houdt met het samenwerkingsverband en die eindver­ antwoordelijk is voor de begeleiding van de zorgleerlin­ gen. Hij of zij organiseert de leerlingenzorg op de loca­ tie en is de coördinator van het zorgadviesteam. Orthopedagoog

De orthopedagoog die aan onze school verbonden is heeft een collegebrede taak als ondersteuning van de zorgcoördinatoren. Zij onderhoudt contacten met het samenwerkingsverband en ondersteunt ook de remedial teachers in hun werk. Soms is het bovendien de taak van de orthopedagoog om bij leerlingen diagnoses te stellen door middel van tests, of om de begeleiding van bepaalde leerlingen op zich te nemen.

27


3.4 Activiteiten

buiten de les

Soms maken de zaken die buiten de lessen om door school georganiseerd worden een school extra bijzon­ der en aantrekkelijk. Het toetje na een geslaagde maal­ tijd, zogezegd. Voor het Montessori College horen deze activiteiten er helemaal bij en de school besteedt er veel tijd aan. Zo is er ruimte voor de internationale contacten. De waarde van dergelijke contacten achten wij groot. Wij spreken van een internationale oriëntatie en geven daaraan op de volgende manieren vorm: Internationale contacten

Uitwisseling van leerlingen met andere landen (Hongarije, Duitsland, Portugal, Litouwen); ■ Contacten via internet, ook in projectvorm (bijvoorbeeld met Nicaragua, Denemarken, Oekraïne, Engeland); ■ Culturele reizen in de bovenbouw (o.a. naar Rome, Parijs, Brussel, Madrid); ■ Uitwisseling van docenten met verschillende scholen in het buitenland; ■ Studiereizen van docenten en schoolleiders (o.a. naar Finland, Zweden, Portugal, Italië, Marokko, Oekraïne, Verenigde Staten, Frankrijk); ■ Bijzondere acties ter ondersteuning van projecten in andere landen (bijvoorbeeld in Kenia, Polen, Nicara- gua, Roemenië, Costa Rica); ■ Aandacht voor vieringen, festiviteiten en rituelen van in Nederland voorkomende culturen. ■

28

Bijzondere aandacht besteden we aan onze contacten met het Vespucci College op Curaçao (Nederlandse Antillen). Deze school is met onze school een samen­ werkingsverband aangegaan dat op vele terreinen zicht­ baar is. Activiteiten

Aan het begin van elk schooljaar, meestal in de week voor de herfstvakantie, vindt een activiteitenweek plaats voor alle leerlingen. Deze wordt onder verantwoorde­ lijkheid van het kernteam georganiseerd. Afhankelijk van het leerjaar wordt er gefietst, gewandeld, gekookt, worden musea en steden bezocht, wordt er creatief gedaan in binnen- of buitenland. Deze week is bedoeld als de afronding van de introductieperiode. Een week om elkaar beter te leren kennen in een ander dan het schoolverband. Daarnaast hebben alle leerlingen gedu­ rende het schooljaar nog vele andere activiteiten, vaak in kernteamverband, soms ook met alle leerlingen en leraren van een locatie. Vieringen

In de onderbouw vieren de klassen naar eigen goed­ dunken en inzicht Sinterklaas (die elk jaar zijn entree nog maakt!), Kerst en Carnaval. In de bovenbouw ver­ dwijnt de animo voor de Goedheiligman en voor Carna­ val geleidelijk, zij compenseren dat met andere geza­ menlijke activiteiten. Kerst blijft een moment van geza­ menlijke viering, per locatie of kernteam op eigen wijze ingevuld. We organiseren excursies en culturele reizen, onder andere naar het buitenland (zie hiervoor). Bij de voor­ bereiding betrekken we de leerlingen zo veel en zo actief mogelijk.


Cultuur

Aandacht voor cultuur en creativiteit is er ruimschoots. Op de verschillende locaties (Kwakkenbergweg en Vlie­ restraat) is er een jaarlijkse culturele avond waar leerlin­ gen, ouders en medewerkers met glans een optreden verzorgen. In het Studiehuis aan de Vlierestraat is er maandelijks het ‘Broodje Cultuur’. Tijdens de KWT wordt er open podium gehouden met een bepaald thema. Dat kan literatuur, poëzie, theater, muziek of mime zijn. Zowel leerlingen als docenten maken dankbaar gebruik van de mogelijkheid om hun talenten ten toon te spreiden. Leerlingen van het studiehuis doen elk jaar mee aan het Voordrachtfestival in Cultureel Centrum De Lindenberg. Gedurende het hele schooljaar is er op alle locaties een aanbod van verschillende activiteiten buiten de lessen om, van muziek tot spel, van theater tot sport. Er is een schoolband van leerlingen en er is er een bestaande uit medewerkers. Schoolfeesten

Laten we vooral de schoolfeesten niet vergeten. Er zijn er door het jaar heen enkele gepland, die terug te vin­ den zijn op het jaaroverzicht. De feesten vinden meestal buiten school plaats in een zalencentrum of disco. Ze vallen onder de verantwoordelijkheid van de school, maar andere, zelf georganiseerde bijeenkomsten of feesten uitdrukkelijk niet. Jaarlijks zijn er nog twee bijzondere feesten op de boven­ bouw: het galabal voor de eindexamenkandidaten en het ‘eind van het schooljaar feest’. Voor het eindfeest worden ook oud-leerlingen uitgenodigd.

3.5 Stages Leerlingen doen op onze school verschillende soorten stages. In de onderbouw van het vmbo zijn dat bijvoor­ beeld beroepsoriënterende stages en in de bovenbouw van het vmbo zijn het werkervaringsstages die passen binnen de sector die de leerling volgt. Deze stages maken allemaal deel uit van het onderwijsprogramma. Sinds enkele jaren doen leerlingen ook maatschappelijke stages. Dat zijn stages die gericht zijn op ervaring opdoen in een bepaalde sector van de maatschappij waarbij het vooral belangrijk is kennis te maken met werk dat je niet elke dag tegen komt. Dat kan zijn werk in een verpleeghuis of bejaardenhuis of les geven aan jongere leerlingen, maar ook meehelpen met het onder­ houd van bossen. Het belang van een maatschappelijke stage waarin je als jong volwassene kennis maakt met een omgeving die nieuw voor jou is, vinden wij als Mon­ tessori College groot. In de komende jaren zal het volu­ me van de maatschappelijke stages oplopen. In 2011 is elke leerling in de loop van de schoolloopbaan 72 uur met een maatschappelijke stage bezig geweest. De vrij­ willigerscentrale is de scholen behulpzaam bij het vinden van geschikte stageplaatsen.

zaken die ‘buiten de lessen om’ georganiseerd worden, maken een school extra bijzonder en aantrekkelijk

29


4.

het kostenplaatje 4.1 kosten voor

het onderwijs

Het onderwijs in Nederland is gratis zolang de leerlingen leerplichtig zijn. Maar dat betekent niet dat onderwijs niets kost. De Nederlandse overheid betaalt in 2008 E 6658,voor elke leerling in het voortgezet onderwijs. Ouders betalen ook voor het onderwijs. Naast de kosten voor de aanschaf van pennen, potloden, agenda en schrif足 ten zijn ouders geld kwijt aan boeken, ouderbijdrage, school-fonds en buiten-schoolse activiteiten. Ouders die niet in staat zijn deze zaken te bekostigen, kun足 nen een tegemoet-koming aanvragen. De hoogte daarvan wordt bepaald door hun inkomen. Formulieren om deze tegemoet-koming aan te vragen kunt u op de school van uw kind vragen of via de website van de Informatie Beheergroep opvragen: www.ib-groep.nl/studiepunt/wtos/S01_ algemeen.asp

4.2.

schoolkosten Schoolkosten zijn kosten die samenhangen met school en onderwijs. Schoolkosten zijn niet wettelijk vastge足 legd en worden niet door de overheid aan de scholen betaald. Onder schoolkosten vallen bijvoorbeeld:


vrijwillige ouderbijdrage; doelheffingen; ■ door de school georganiseerde uitstapjes en excursies. ■

Schoolkosten

Scholen mogen ouders vragen om een ouderbijdrage voor niet subsidiabele kosten; deze bijdrage is vrijwillig. Het Montessori College vraagt deze vrijwillige ouderbij­ drage voor keuzebegeleiding, het solidariteitsfonds, examenkosten en onkostenvergoedingen voor vrijwilli­ gers. In het begin van het schooljaar staat deze ouder­ bijdrage vermeld op de acceptgirokaart. De actuele bedragen zijn ook te vinden op de website www.mon­ tessoricollege.nl. Doelheffingen

De school kent ook de zogenaamde doelheffingen. Zon­ der deze heffingen is het voor ons onmogelijk om de leerlingen de extra’s te bieden die het leven op school gezellig maken zoals bij vieringen. Daarnaast gebruiken wij de doelheffingen om onze specifieke montessori identiteit in het onderwijs op een voldoende niveau te houden. De school kiest er, in overleg met de ouderraad, voor om niet bij elke activiteit aparte bijdragen te vragen door het jaar heen, maar deze ineens te innen. Bij de doelheffingen moeten ouders denken aan de kos­ ten die wij maken voor: ■ buitenlesactiviteiten, culturele activiteiten en vieringen; ■ leer- en hulpmiddelen met een speciaal montessori karakter, zoals de leerlingmap of takenplanner; ■ mediatheekmaterialen, computers, tekenmaterialen, techniek, enz.;

onkosten voor ouderraden en -avonden; informatiemateriaal voor ouders en leerlingen.

Uitstapjes en excursies

Elke leerling neemt deel aan de activiteitenweek en aan verschillende excursies die bij vaklessen horen, deze vormen onderdeel van het programma van de school. De kernteams stellen het programma vast. Dit kan dus per groep verschillen. Derhalve variëren ook de daar­ mee samenhangende kosten, zowel per leerjaar als per locatie. Elk jaar stelt de school in overleg met de ouderraad de hoogte van de doelheffingen vast. Tegelijk met de ande­ re kosten zoals ouderbijdrage en excursiebijdrage kan men het bedrag vinden op de acceptgirokaart aan het begin van het jaar. In een begeleidende brief geven we een verantwoording van de verschillende bedragen. De doelheffingen kunnen in termijnen betaald worden. De ouderraad controleert jaarlijks de jaarrekening over de vrijwillige ouderbijdrage en de doelheffingen. Het Montessori College handelt conform de Gedrags­ code schoolkosten Voortgezet Onderwijs, die door alle betrokken organisaties in het voortgezet onderwijs is opgesteld. Huren kluisje

Aan het huren van een kluisje of garderobekastje, en aan het kwijtraken of beschadigen van de leerlingmap of het lenerspasje voor de mediatheek zijn kosten verbonden. Raadpleeg voor deze kosten het locatiedeel van de schoolgids.

31


4.3

het boekenfonds Het schooljaar 2008- 2009 is een overgangsjaar als het om de kosten voor boeken gaat. Ouders betalen nog een keer de huur van boeken zelf, maar krijgen daar­ voor via de kinderbijslag een vergoeding van ongeveer 300 euro. Vanaf het schooljaar 2009-2010 worden de verantwoordelijkheid en de middelen voor het ter beschikking stellen van de boeken aan de leerlingen, rechtstreeks bij de school gelegd. Daarmee komt er voor de school een taak bij en is er een zorg voor de ouders minder. Vanwege deze bijzondere situatie zal er apart informatie over de boeken en benodigde lesmate­ rialen per brief aan alle leerlingen verstrekt worden.

4.4 Culturele

32

activiteiten

Cultuur neemt een belangrijke plaats in op het Montes­ sori College. Wij zijn een cultuurprofielschool, wat wil zeggen dat we voldoen aan een landelijk gestelde norm in het aandacht geven aan kunst en cultuur op school. Dit gebeurt in de speciale cultuurklas, maar ook in het vak culturele en kunstzinnige vorming (CKV). Daar­ naast worden leerlingen in de breedte gestimuleerd hun bijdrage te leveren aan allerlei soorten culturele activiteiten die worden georganiseerd.

De rijksoverheid stimuleert leerlingen van cultuur te genieten door het Cultureel Jongeren Paspoort (CJP) ter beschikking te stellen van alle leerlingen in de school. Deze pas wordt aan de school toegestuurd en door ons verstrekt aan de leerlingen. Het CJP geeft een jaar lang recht op korting op de toe­ gangsprijs van culturele instellingen, waaronder ook films in filmhuizen. Op het CJP wordt door de overheid ook een tegoed gezet. Afhankelijk van het leerjaar wordt dit tegoed door school benut om een voorstelling voor alle leerlingen in te kopen en gezamenlijk te bekijken, doorgaans in de onderbouw. Het is ook mogelijk dat een groot deel van het budget op de pas blijft staan zodat leerlingen zelf hun keuze maken en individueel naar een voorstelling gaan, bijvoorbeeld voor het vak CKV. De CKV docenten en de cultuurcoördinatoren bepalen de keuzes hieromtrent.


4.5 verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid De verantwoordelijkheid van school voor de leerlingen begint officieel op het moment dat de leerling op school is en eindigt op het tijdstip dat de lessen zijn afgelopen. Voor ongevallen die gebeuren op weg naar school en weer terug naar huis, heeft het Montessori College geen verzekering afgesloten. De verzekering van de leerlingen blijft dus een verantwoordelijkheid van de ouders. Zoals aangegeven organiseren we met regelmaat activiteiten die buiten het schoolterrein plaatsvinden. Bij dergelijke evenementen zoals de buitenles activitei足 ten, de reisjes en de excursies, is de school verantwoor足 delijk voor de leerlingen. Het gaat bij aansprakelijkheid altijd om de vraag wat redelijk en billijk is. Ofwel: er zijn zeker ook situaties denkbaar waarin leerling of ouders verantwoordelijk gesteld kunnen worden. In dat geval biedt de eigen WA-verzekering meestal de oplossing. De school is niet aansprakelijk voor beschadiging en/of verdwijning van eigendommen van de leerlingen. Elke leerling krijgt de mogelijkheid een garderobekast足 je/kluisje te huren, zodat eigendommen veilig kunnen worden opgeborgen. In beperkte mate en bij schrijnende gevallen kan een beroep gedaan worden op het solidariteitsfonds. De centrale ouderraad beslist over de toekenning van aanvragen bij het solidariteitsfonds. Er bestaat geen recht op vergoeding.

33


5.

Schoolregels en afspraken 5.1

leerplicht en kwalificatieplicht

Begin en einde leerplicht

34

Kinderen moeten vanaf hun vijfde tot hun achttiende verjaardag naar school. De ouders zijn verplicht hier op toe te zien. De school en de leerplichtambtenaar con足 troleren dit. Leerplicht geldt voor kinderen van 5 tot en met 16 jaar. Vanaf de eerste dag van de maand nadat een kind 5 jaar wordt tot het einde van het schooljaar waarin het 16 jaar is geworden. Of aan het einde van het twaalfde schooljaar. De basisschoolperiode telt mee voor acht jaar, ook als de leerling hier in werkelijkheid korter over gedaan heeft. De meeste kinderen gaan al naar school als ze 4 jaar zijn. Ze vallen dan nog niet onder de Leerplichtwet. Voor hen gelden wel de regels die de school voert over aanwezigheid en het volgen van het onderwijs. Deze regels gelden ook voor leerlingen die niet meer leer足 plichtig zijn. Na het laatste schooljaar van de leerplicht begint de kwalificatieplicht. Daar zit geen dag tussen. Met de kwa足 lificatieplicht wordt de leerplicht verlengd tot de dag dat de leerling een startkwalificatie heeft gehaald. Of tot de


dag dat de leerling 18 jaar wordt. Een startkwalificatie is een havo-, vwo- of mbo niveau 2, 3, of 4- diploma. De kwalificatieplicht verplicht alle jongeren een volledig programma van onderwijs te volgen totdat zij een start­ kwalificatie hebben behaald. De kwalificatieplicht bete­ kent niet altijd vijf dagen per week in de schoolbanken. Het is ook mogelijk om met combinaties van leren en werken aan de kwalificatieplicht te voldoen zoals de beroepsbegeleidende leerweg in het mbo. Leerplicht

De Leerplichtwet is streng. Het zorgt ervoor dat ieder kind tot zijn achttiende verjaardag naar school gaat. Verplicht. Ouders of verzorgers zorgen er voor dat hun kinderen ook daadwerkelijk naar school gaan. Ze wor­ den er op aangesproken als dat niet gebeurt. Worden kinderen bewust van school gehouden, dan riskeren ouders (en ook kinderen van 12 jaar en ouder) strafver­ volging.

Scholen zijn verplicht spijbelende leerlingen te melden bij de gemeente. De schoolleiding meldt dit na uiterlijk drie achtereenvolgende verzuimdagen. Ook meldt de school dit wanneer de leerling gedurende vier opeen­ volgende lesweken meer dan een achtste deel van de lestijd verzuimt. Leerplichtambtenaar

De leerplichtambtenaar houdt zich bezig met controle op naleving van de leerplicht. Daar hoort ook voorlich­ ting aan jongeren bij over het belang van naar school­ gaan en de gevolgen van het overtreden van de Leer­ plichtwet. Is er sprake van ongegrond verzuim, dan zijn ouders en leerlingen vanaf 12 jaar aansprakelijk. Wil een kind niet meer naar school omdat het een pro­ bleem heeft, dan zoekt de leerplichtambtenaar – in overleg met school en ouders – naar een oplossing. Hij neemt niet de zorg voor het kind over. Ouders en school zijn en blijven hiervoor primair verantwoordelijk.

Spijbelen

Spijbelt een kind langer dan drie dagen of regelmatig, dan zoekt de leerplichtambtenaar uit wat hiervan de reden is. Hij kan een procesverbaal opmaken. Ouders en jongeren (vanaf 12 jaar) riskeren een boete, krijgen een leerstraf of kunnen in hechtenis worden genomen. Bij ‘luxeverzuim’ (extra vakantie onder schooltijd zon­ der toestemming) is de kans op een procesverbaal extra groot. Soms schrijven ouders hun kinderen niet bij een school in en/of laten ze niet naar school gaan. Ontdekt de leer­ plichtambtenaar dit, dan maakt hij een procesverbaal op of schakelt de Raad voor de Kinderbescherming in.

Wilt u echter maatwerk voor uw kind of voor u zelf? Neem dan contact op met de leerplichtambtenaar van de gemeente waar uw kind woont. Ziekte

Een ziek kind kan niet naar school. Is uw kind ziek, waarschuw dan de school. Wij gaan uit van de goede trouw van de ziekmelding. Bestaat het vermoeden dat de ziekmelding niet klopt, dan kan de school de leer­ plichtambtenaar onderzoek laten uitvoeren. Deze infor­ meert bij de ouders en/of de schoolarts naar de achter­ grond van de ziekte.

35


dagelijkse gang van zaken

5.3 Afspraken 5.2 vakantie en verlof

36

Onze school geeft leerlingen vrij voor de dagen waarop zij vanwege de geloofs- of levensovertuiging van hun ouders, niet op school kunnen zijn. Dat geldt ook voor de dagen dat er belangrijke familiegebeurtenissen plaats­ vinden, zoals huwelijken en begrafenissen. Een verzoek daartoe moet vooraf aan de locatiedirecteur gericht worden. Wij geven leerlingen geen vrij voor een wintersportva­ kantie of bezoek aan het land van herkomst buiten de vakanties om. In heel bijzondere gevallen kunnen ouders een verzoek indienen om een leerling maximaal tien dagen per jaar vrij te geven om op vakantie te gaan. Dat geldt echter alleen indien de ouders vanwege hun beroep of bijzondere omstandigheden niet in staat zijn om in de reguliere vakantieperiode op vakantie te gaan. De locatiedirecteur beoordeelt elk geval opnieuw en individueel. Die uitspraak is bindend. Toestemming voor verlof in de eerste twee weken na de zomervakan­ tie is door de leerplichtwet uitgesloten. Kijk voor bijzondere situaties op www.leerplicht.net.

over de

Wij willen een school zijn die weinig regels en afspra­ ken nodig heeft om respectvol met elkaar om te gaan. Dat geldt niet alleen binnen de les en op school, maar ook in de directe omgeving. En zoals uit onderzoek naar o.a. opvoeding al zo vaak gebleken is: regels en verboden helpen vaak niet en zijn doorgaans niet de beste middelen om bepaalde problemen te voorkomen. Onze school gelooft dat zonder meer. Daar komt nog bij dat als regels hun uitwerking willen hebben, er in elk geval serieus mee moet worden omgegaan. Dan horen daar ook controle en sanctie bij. De volgende regels menen wij te moeten handhaven: Er wordt in de gebouwen van het Montessori College niet gerookt. ■ Leerlingen jonger dan 16 jaar drinken geen alcohol op schoolfeesten. ■ Ieder heeft het recht op vrijheid van uiterlijk onder voorwaarde dat het uiterlijk niet beledigend is voor anderen en voldoet aan algemene fatsoensnormen. Dit is ter beoordeling aan de leidinggevende. Bepaalde kleding kan verplicht gesteld worden om hygiëne- en veiligheidsredenen (zoals sportkleding). ■ Eten en drinken tijdens lessituaties (maar ook in mediatheken) is niet toegestaan. ■ Uiteraard mogen geen wapens, of zaken die anderen kunnen verwonden zoals kettingen, mee naar school genomen worden. ■


5.4

We zijn bijzonder attent op pesten. Als het gesigna­ leerd wordt nemen mentoren gepaste maatregelen. ■ Iedere dag controleren alle docenten op afwezigheid. Indien een leerling niet wordt afgemeld met een geldige reden, nemen we dezelfde dag nog contact met thuis op. ■ Als een leerling afwezig is door ziekte, wil de school daar graag voor 09.00 uur van op de hoogte gesteld worden door de ouders. Is de leerling weer beter, dan levert hij of zij bij de receptie/leerlingenadministratie bij terugkeer op school een door de ouders onderte­ kend briefje in, waarin vermeld staat op welke dag of dagen de leerling afwezig was. Worden leerlingen tij­ dens schooltijd ziek en willen ze naar huis, dan melden ze zich eerst af. ■ Te laat komen verstoort het werken in de klas. Het is dan ook vanzelfsprekend dat leerlingen op tijd komen. Een leerling die te laat is dient zich eerst te melden. Komt een leerling vaak te laat dan worden maatregelen getroffen. Die maatregelen kunnen variëren al naar gelang de omstandigheden. ■ Gedragen de leerlingen zich in de ogen van docenten erg hinderlijk en storend en zijn ze niet aanspreekbaar op hun gedrag, dan lopen de leerlingen het risico om extra taken te moeten uitvoeren of na te moeten blij­ ven. Komt dat erg vaak voor, dan neemt de mentor contact op met de ouders. ■

sancties , schorsing en verwijdering Als leerlingen zich ernstig misdragen, dan kunnen ze van school gestuurd worden. Is dat voor maximaal een week, dan spreken we van schorsing. Is het voorgoed, dan heet het verwijdering. Verwijdering gebeurt echter hoogst zelden, en het zal ook niet als een donderslag bij heldere hemel komen. Dat mag niet en dat willen we ook niet. In dergelijke gevallen is er al heel wat voorgevallen en hebben we veel gesprekken gevoerd met de leerling en de ouders. Verwijdering van school

De beslissing om een leerling te verwijderen, wordt for­ meel door het schoolbestuur genomen. In de praktijk is de schoolleiding verantwoordelijk voor het advies en de uitvoering van de beslissing. Voordat een leerling verwij­ derd wordt, horen we eerst de leerling zelf. Als deze nog geen 18 jaar is, worden ook de ouders in de gelegenheid gesteld gehoord te worden. Gaat het om een leerplichtige leerling (zie 5.1) dan hebben we ook een inspanningsver­ plichting om te zorgen dat een andere school de betref­ fende leerling toelaat. Zo’n beslissing over verwijdering melden wij vervolgens meteen aan de leerplichtambte­ naar. Er wordt tevens met de inspectie overlegd. Gedurende deze hele periode van overleg en het zoe­ ken naar een andere school, is de leerling geschorst. We zullen ook aan ouders en leerling schriftelijk uitleg­ gen waarom de leerling verwijderd wordt. Hebben we te maken met een geval van verwijdering, dan nemen wij alle regels zorgvuldig in acht. Wij stellen de ouders eveneens op de hoogte van hun beroepsmogelijkheden tegen het besluit tot verwijdering. In geval van schor­ sing zijn deze procedureregels niet van toepassing, maar handelen we met dezelfde zorgvuldigheid. Geluk­ kig is het bijna nooit nodig en komt schorsing zelden en verwijdering bijna niet voor!

37


5.5

klachten regeling

Bij het samenwerken van mensen kunnen wel eens beslissingen worden genomen en handelingen worden verricht of juist worden nagelaten, die aanleiding zijn voor een klacht. Daarom moet iedere school een klach­ tenregeling hebben, zodat leerlingen en hun ouders maar ook alle leden van het personeel en het bestuur weten welke stappen moeten worden gezet bij het indienen van een klacht. Wettelijke mogelijkheid

38

De klachtenregeling biedt de wettelijke mogelijkheid voor ouders, leerlingen en personeel om klachten van allerlei aard aan de orde te stellen. Daarnaast heeft de regeling de functie om de kwaliteit van het onderwijs te verhogen en de communicatie tussen school, leerlingen en ouders te verbeteren. Meestal kunnen klachten binnen de school door onder­ ling overleg van de direct betrokkenen of door tussen­ komst van de contactpersoon vertrouwenszaken, de schoolleiding of het bestuur worden opgelost. Wanneer dit echter niet in alle opzichten wil lukken, komt de bovenschoolse klachtencommissie in beeld.

Regionale klachtencommissie

Omdat een dergelijke commissie onafhankelijk tot een objectief oordeel moet kunnen komen, heeft de school zich aangesloten bij de bovenschoolse regionale klach­ tencommissie voor Nijmegen en Omstreken. De com­ missie onderzoekt of een klacht gegrond is, rapporteert hierover aan het schoolbestuur en geeft zonodig advies over te treffen maatregelen. De klachtencommissie is geen beroepsinstantie en heeft geen bevoegdheid om bijvoorbeeld een beoorde­ lingscijfer van een docent of een bevorderingsbeslis­ sing van een docentenvergadering terug te draaien. Het adres van de Regionale Klachtencommissie voor Nijmegen en omstreken: Klachtencommissie CSN Postbus 40020 6504 AA Nijmegen Zedenmisdrijf

In geval van een mogelijk zedenmisdrijf, gepleegd door een leerling of medewerker van de school jegens een minderjarige leerling, zijn medewerkers bij wet verplicht dit onverwijld aan het schoolbestuur te melden.


In overleg met de vertrouwensinspecteur beoordeelt het bestuur of aangifte bij politie of justitie noodzakelijk is. Het Montessori College werkt met interne contactper足 sonen vertrouwenszaken per locatie (zie locatiedeel) en met een externe vertrouwenspersoon. De tekst van de volledige klachtenregeling, waarin opgenomen het reglement van de klachtencommissie is op te vragen via het directiesecretariaat op onze hoofd足 locatie, telefoon [024] 328 30 05. De externe vertrouwenspersoon voor onze school is mw. K. Stadman, bereikbaar via de Arbo Unie Midden en Zuid Gelderland, telefoon [024] 372 27 21. De vertrouwensinspecteur is te bereiken via telefoon [0900] 111 31 11. Op dit nummer kunnen ook meldingen gedaan worden van discriminatie en onderwerpen, die met extremisme en racisme te maken hebben.

39


6.

Keuzes en adviezen gedurende de 6.1

40

leerroute en determinatie in de onderbouw In de loop van het eerste schooljaar krijgen ouders regelmatig en op verschillende manieren (rapport, oudergesprek, takenboekje) inzage in de vorderingen van hun kind. De normering en beoordeling zijn altijd gerelateerd aan het niveau waarop de leerling functio足 neert. Als er duidelijk verandering komt in onze ver足 wachting van het niveau dat de leerling aan kan, dan melden we dat direct aan de ouders. Het mag voor hen geen verrassing zijn, dat bijvoorbeeld havo toch niet haalbaar is en een leerling meer tot zijn of haar recht zal komen in het vmbo. Doorstromen

In de loop van de eerste 2 jaren wordt steeds duidelij足 ker wat het doorstroomadvies gaat worden. Voor het vmbo vindt het definitieve besluit voor wat betreft de leerweg (theoretisch, kader- of basisberoepsgericht) plaats na 2 jaren. Meestal geldt dat ook voor de keuze voor een sector (zorg en welzijn, economie of tech足 niek). In het bepalen van de leerweg heeft de school de zwaarste stem, over de sector beslist vooral de leerling samen met zijn of haar ouders.


schoolloopbaan 6.2 oriëntatie op studie en Definitief advies

Voor havo en vwo vindt de definitieve advisering in het derde jaar plaats. Het programma voor de bovenbouw start namelijk in de vierde klas. De groepering in het derde leerjaar is wel voorbereidend op de uiteindelijke doorstroom. De docenten uit de onderbouw geven een duidelijk advies mee dat leidend zal zijn voor de start in de derde klas. Toch is het belangrijk de keuze voor havo of vwo pas in het derde jaar definitief te laten zijn. De leerlingen krijgen dan ook les op de locatie en van de docenten die in de bovenbouw les geven. Het determineren en bepalen van de leerroute krijgt op het Montessori College voortdurend de aandacht. Naast cijfers (niet altijd de meest geëigende vorm om leerlingen te beoordelen) maken we gebruik van andere gegevens voortkomend uit observaties van het team van docenten, om de leerlingen zo goed mogelijk op hun plek te krijgen. We bezinnen ons voortdurend op andere en betere mogelijkheden om de vorderingen van leerlingen in kaart te brengen.

beroep

Om de leerlingen uit het vmbo in de onderbouw te hel­ pen bij hun keuze is er een uitgebreide introductie op de sectoren in de bovenbouw, Praktische Sector Oriën­ tatie geheten (PSO). Sommige opdrachten vinden bui­ ten de school plaats om de leerlingen kennis te laten maken met het beroepenveld. Onze school kiest er ver­ der bewust voor om leerlingen kennis te laten maken met alle sectoren, ook met de sector landbouw, al heb­ ben we die niet zelf in huis. Zo kunnen leerlingen zich breed oriënteren en in aanraking komen met de eisen die een bepaald beroep stelt aan kennis en vaardigheden. Aan vmbo leerlingen en hun ouders wordt aan het eind van het tweede jaar een doorstroomadvies gegeven. Voor de sectorkeuze moeten de leerlingen een goed idee hebben van hun eigen capaciteiten en vaardig­heden, zodat ze een voor hen passende sector en leerweg kun­ nen kiezen met het oog op hun toekomstige beroeps- of opleidingswensen.

lees verder

>

41


Profiel

Aan het eind van het 3e jaar speelt hetzelfde voor de havo- en vwo-leerlingen. Zij kiezen dan een profiel en een vakkencombinatie. De samenstelling van het vakkenpakket is belangrijk. De vakken waarin eindexamen gedaan wordt, kunnen namelijk dikwijls bepalen welke mogelijkheden er zijn om door te studeren in het hoger beroepsonderwijs of het wetenschappelijk onderwijs. Ouders en leerlingen kunnen zich dan ook het best van te voren goed oriënteren op de eisen die vervolgoplei­ dingen stellen. De decaan beschikt over informatie over vervolgopleidingen en kan daarover ouders en leerlin­ gen uitstekend adviseren. Zittenblijven

42

Een klas doubleren is voor ons alleen een optie als het zinvol is. In de onderbouw zijn we daar erg terughou­ dend in, omdat zittenblijven in de eerste 2 jaren door­ gaans niet zinvol is gebleken. Leerlingen hebben er vaak meer baat bij met hun leeftijdsgenoten naar een volgend jaar te gaan, soms is het dan nodig dit op een ander niveau te doen. Hieraan verwant is de veel gestelde vraag of het in de tweede fase nog mogelijk is door te stromen van vmbo-t naar havo en van havo naar vwo. Het antwoord daarop is "Ja, mits..." Er is namelijk een aantal voorwaarden aan verbonden. Een dergelijke stap gaat altijd in overleg met het kern­ team en de decaan. Uiteindelijk ligt de verantwoorde­ lijkheid voor een besluit bij het kernteam havo of vwo.


6.3 betrokkenheid van de ouders Vanaf de aanmelding op school van een nieuwe leerling beschouwt het Montessori College de ouders als serieuze gesprekspartners. Dat wil ook zeggen dat wij hen bij adviezen en beslissingen over de schoolloop­ baan betrekken. Als jongeren kiezen voor onze school, kijken we naar het advies van de basisschool, de uitslagen van eventuele toetsen en de wens van kind en ouders om zo het instapniveau te kunnen bepalen. Samenspraak

Op dat moment en ook daarna is het aan ouders en school samen om te bepalen waar de leerling aanleg voor heeft, waar zijn of haar ambities liggen, welke kans de leerling heeft om zijn/haar talent optimaal te ontwikkelen en welke capaciteiten aanwezig zijn. In samenspraak willen wij verstandige keuzes realiseren. De inzichten van school en ouders kunnen wel eens verschillen. Meestal komen we daar in een onderling gesprek wel uit. Mocht dat niet zo zijn, dan kunnen ouders en leerling in beroep gaan bij de aannamecom­ missie, als het gaat om het toelaten van een nieuwe leerling (zie hiervoor ook 2.2). In de hele schoolloopbaan daarna houdt de school de ouders op verschillende manieren (takenboekjes, rap­ porten, gesprekken) op de hoogte van de vorderingen van het kind, gemeten aan het niveau waarop de leer­ ling functioneert. Ook is er contact met ouders als andere dan leeront­ wikkelingen besproken moeten worden.

Zodra we zien dat er verandering komt in het verwachte niveau, zorgen we ervoor dat ouders op de hoogte gesteld worden van onze verander(en)de inzichten. Ouders zijn niet verplicht om het advies van de school blindelings te volgen, als het gaat om overgaan of zit­ tenblijven, om het niveau waarin de leerling is ingedeeld (vmbo, havo of vwo) of om de toelating tot de school. Het is echter wel de verantwoordelijkheid van de school om op basis van de verzamelde gegevens een beslis­ sing te nemen of een leerling overgaat naar een vol­ gend leerjaar of tot welk niveau hij of zij wordt toegela­ ten. Wij hebben er alle vertrouwen in dat wij het in een gesprek met de ouders wel met elkaar eens worden. Is dat niet het geval, dan hebben ouders natuurlijk het recht hun kind van school te halen en op een andere school aan te melden. Hierbij dienen ouders er wel reke­ ning mee te houden, dat de ontvangende school het advies van de school van herkomst zwaar zal laten wegen.

43


7.

het leerproces op school 7.1 toetsen en herkansen Het schooljaar is verdeeld in vier perioden. Na elke periode wordt een rapportage gegeven over de vorde­ ringen van de leerling. Op sommige locaties is aan het eind van het schooljaar een proefwerkweek, soms alleen enkele toetsdagen. De lessen vervallen en in plaats daarvan worden toetsen afgenomen. De school houdt rekening met de combina­ ties van bepaalde proefwerken op één dag (bijvoorbeeld twee moderne vreemde talen), zeker voor de onderbouw. Over het aantal toetsen hebben we op het Montessori College voor de onderbouw een afspraak gemaakt. Uitgangspunt is ten hoogste 2 volwaardige proefwer­ ken/toetsen per dag; uitzonderingen zijn mogelijk. In totaal mogen er niet meer dan 5 proefwerken/toet­ sen per week worden gegeven (dit geldt niet voor een proefwerkweek). Proefwerken worden altijd bij voorkeur in overleg met de klas vastgesteld. Over niet te omvang­ rijke lesonderdelen kunnen daarnaast schriftelijke of mondelinge overhoringen gegeven worden.


Voor de bovenbouwleerlingen gelden de afspraken over de hoeveelheid toetsen niet. Er geldt voor hen een andere manier van toetsing, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen voortgangstoetsen en dossier­ toetsen. Dossiertoetsen zijn omvangrijker en maken onderdeel uit van het zogenaamde schoolexamen. Overigens maken praktische opdrachten ook deel uit van het eindexamen. Handelingsdelen, nog een onderdeel van het programma voor de 2e fase, moeten afgerond zijn en voldoende zijn bevonden voor bevordering van de leerling naar het volgende jaar. Daarnaast kun je niet aan het eindexamen deelnemen indien er nog handelingsdelen open staan. Zie voor een uitgebreide be­schrij­ving van toet­ sing op weg naar het eindexamen hoofdstuk 8. Leren van fouten

In de filosofie van het Montessori College staat het zelf­ standig leren en werken centraal. Als leerlingen con­ form die gedachte de kans moeten krijgen om echt te leren, taken uit te voeren, praktisch te handelen, dan weten we ook dat dat wel eens mis kan gaan. Leren zonder fouten te maken, dat bestaat niet. Voor ons is er onlosmakelijk aan verbonden dat je mag laten zien dat je kunt leren van je fouten. Die kans geeft onze school haar leerlingen expliciet. Het bieden van de gelegenheid om een toets opnieuw te maken, is onderdeel van het beleid van de school. Het betekent wel dat leerlingen moeten leren om goed met de geboden ruimte om te gaan. Ze leren om geen misbruik te maken van deze mogelijkheid tot herkan­ sen. Het herkansen is onderdeel van het onderwijs vanaf de onderbouw tot en met het eindexamen. Zo leren leerlingen er ook daadwerkelijk mee omgaan. Docenten hebben daarbij een begeleidende rol. Samen met de leerling kijken ze terug op wat er fout is gegaan.

Er wordt nagedacht over een strategie om het anders aan te pakken. Zo krijgt de leerling inzicht in het eigen leerproces en de mogelijkheden ter verbetering. Zeker dat laatste krijgt uitdrukkelijk de aandacht, want de vraag of op dít moment voor díe leerling een herkan­ sing zinvol is, moet eerst beantwoord worden. Ondanks het extra werk voor docenten, kunnen zij zich zeer vinden in de achterliggende filosofie van de her­ kansingen. Het aantal herkansingen is wel aan banden gelegd. Een bedenking die men kan opperen is dat het geen kunst meer is om voldoendes te halen als leerlingen alles mogen overdoen. Of dat de school op die manier de lat wel erg laag legt. Dat willen we graag weerleggen. Ten eerste is er uiteindelijk de toets van het eindexa­ men en op onze school zakken de leerlingen beslist niet vaker dan elders. Belangrijker is echter dat we zien dat leerlingen werkelijk het inzicht verwerven dat een gemakkelijke houding (‘ik mag het toch overdoen’) hen uiteindelijk alleen maar heel veel extra werk oplevert. Overigens moet niet vergeten worden dat van die gedachte aanvankelijk een faalangstreducerende wer­ king uitgaat. Wij zien een duidelijk leereffect optreden, dat loopt langs de lijn van ‘ik mag het toch overdoen’ via ‘gelukkig, ik mag het overdoen’ naar ‘als ik het maar niet over hoef te doen’. Om dat effect doen we het, want de vier schakels: leren - fouten maken - leren van fouten inzicht in het leerproces, zijn voor onze school wezenlijk. Hoe herkansingen uiteindelijk meetellen in een rapport­ cijfer en hun verhouding met de oorspronkelijke toets, staat beschreven in de leerlingmap in de onderbouw en in het Programma van Toetsing en Afsluiting (PTA) in de bovenbouw.

45


7.2 vorderingen bijhouden Uiteraard is het belangrijk dat ouders en leerlingen op gezette tijden weten hoe het gaat op school. Wij gaan nog iets verder en voorzien leerlingen en ouders van permanente informatie hierover in de leerlingmap. Dit is vooral een leerinstrument voor leerlingen in de onderbouw. Daarnaast geven we de leerlingen 4 keer per jaar een rapport. Leerlingvolgsysteem

46

Leerlingen worden vanaf hun allereerste stappen op het onderwijspad gevolgd. Vorderingen worden vastgelegd, maar dat is niet het enige doel. Er worden van elke leerling gegevens verzameld en bij de overgang van basisschool naar het voortgezet onderwijs gaan die mee naar de nieuwe school. Zo heeft de school zicht op het perspectief en de voortzet足 ting van het leerproces van de leerlingen. Het monito足 ren van het leerproces is uitermate belangrijk als het maar op een verantwoorde en juiste manier gebeurt. Zorgvuldigheid en vertrouwelijkheid zijn sleutelbegrip足 pen. Wij denken op school doorlopend kritisch na over wat we vast willen leggen, welk doel het dient en of het noodzakelijk is voor een goede doorlopende lijn in de opeenvolgende jaren.

Leerlingendossier

Elke mentor heeft de taak de leerlingen te volgen en er verslag van te doen. Niet alleen rapportcijfers zijn in dat opzicht belangrijk, maar ook de gegevens die belangrijk zijn voor de vervolgstudie, zoals bijzondere gebeurtenissen, uitslagen van testen of observaties, gegevens over het sociaal-emotionele welbevinden. Ze worden allemaal opgeslagen in een leerlingdossier. Dit dossier is slechts voor enkele medewerkers toegankelijk.


7.3 rapportage en overgang Na afloop van elke periode van negen weken volgt een rapportage. In de onderbouw zijn de vorderingen door de periodes heen via het takenboekje te volgen. Daar­ naast krijgen de leerlingen vier keer een cijferrapport. In verband met de rapportvergaderingen is er een ver­ kort roosterweek na afloop van elke periode. In deze verkort roosterweek zijn de lessen korter en is er geen KWT, waardoor de leerlingen ‘s middags vrij zijn, maar wel alle lessen gevolgd kunnen worden. Aan het eind van het schooljaar is er vaak een proefwerkweek. Na af­loop van deze week zijn er geen lessen meer, maar nog wel momenten om de resultaten op te halen of om een herkansing af te spreken. Voor sommige leerlingen geldt, dat deze soms nog resterend werk moeten doen in de week na de proefwerkweek. De rapportcijfers zijn samengesteld uit de cijfers van de overhoringen en de toetsen. De cijfers voor de overho­ ringen wegen minder zwaar voor het bepalen van het rapportcijfer dan een volwaardig proefwerk. Docenten geven aan leerlingen duidelijk aan hoe zij de cijfers moeten interpreteren. Behalve cijfers spelen andere factoren, zoals motivatie, inzicht en initiatief ook een rol bij het bepalen van de schoolloopbaan. In de bovenbouw krijgen leerlingen een rapport en een overzicht van de dossiertoetsen. Dossiertoetsen vor­ men een onderdeel van het cijfer voor het schoolexa­ men. Ze staan ook op de rapporten vermeld in de vorm van cijfers. Ze blijven staan tot het eindexamen.

Aan alle rapporten zijn oudergesprekken gekoppeld. In zo’n gesprek kunnen ouders de mentor en/of vakdocenten raadplegen. Zijn de prestaties van de leerlingen voldoende, dan gaan ze over naar het volgende leerjaar in dezelfde niveaugroep. Is er echter sprake van onvoldoende prestaties, dan bespreekt het kernteam zo’n leerling uit­ gebreid in de rapportvergadering. Het team neemt daarbij de beargumenteerde prognoses en resultaten mee die de vakdocenten gegeven hebben. De rapport­ vergadering geeft een advies aan het kernteam. De uit­ eindelijke beslissing over verandering van niveau, dou­ bleren of verwijzing naar een andere opleiding ligt bij het kernteam. Het door de school veronderstelde belang van de leerling staat bij de besluitvorming voor­ op. In de eerste twee leerjaren wordt het zittenblijven slechts bij hoge uitzondering toegestaan, bijvoorbeeld in geval van langdurige afwezigheid door ziekte. De reden hiervoor is dat er een beperkte verblijfsduur (van 5 jaar) is vastgesteld door het ministerie om een diplo­ ma te halen, met name in het vmbo. Als ouders het met dergelijke beslissingen niet eens zijn, is het zaak daar samen met de school uit proberen te komen. Lukt dat niet, dan kan de leerling bij een andere school aangemeld worden. Daarbij zal de ont­ vangende school zeker rekening houden met het advies van de school van herkomst.

47


8.

Op weg naar het eind 8.1 Het globale eindexamen

-

programma

Het eindexamen moeten we zien als een belangrijke afsluitende toets waarmee uiteindelijk een diploma gehaald kan worden. Dit diploma is belangrijk om in het vervolgtraject, of het nu een andere opleiding is of een betaalde baan, te kunnen laten zien dat een oplei足 ding is afgerond. Die opleiding zelf is natuurlijk meer dan alleen maar een opleiding voor een toets. Daarom bestaat minstens de helft van een eindexamen uit een gedeelte waar de school zelf verantwoordelijk voor is. De toetsing van dat gedeelte vindt plaats gedurende de hele voorbereiding voor het eindexamen en kan zich over meerdere leerjaren uitstrekken. De toetsing van het gedeelte dat landelijk geregeld is, vindt plaats in het laat足 ste jaar van een opleiding (meestal in de maand mei).


examen 8.2 Programma

van

toetsing en afsluiting

De programma’s van het schoolexamen en het landelij­ ke centraal gestuurde examen betreffen dezelfde vakken maar kunnen in de praktijk van elkaar verschillen. Som­ mige onderdelen worden alleen binnen het schoolexa­ men afgenomen en andere onderdelen alleen binnen het centraal eindexamen. Dat heeft alles te maken met de aard van het vak. Zijn er praktische vaardigheden die getoetst moeten worden? Is er sprake van beoordeling van een stage? Moet er een werkstuk gemaakt worden dat zich over meerdere vakken uitspreidt? Het centraal eindexamen kent ook een tweede correctie. Docenten van een andere school worden hiervoor door de inspec­ tie aangewezen. Om duidelijk te maken aan leerlingen en ouders wat er behandeld wordt en welke onderdelen op welke manier getoetst worden, wordt een zogenaamd Programma van Toetsing en Afsluiting (PTA) opgesteld.

Het PTA wordt opgesteld per opleiding. Er is dus een apart PTA vmbo-b, vmbo-k en vmbo-t, voor havo en voor vwo. In elk PTA wordt per vak aangegeven wat er in de verschillende perioden wordt getoetst en in welke periode dat gebeurt. Ook wordt aangegeven hoe de beoordeling plaatsvindt en welke waarde aan die beoor­ deling wordt toegekend. Zo kan een overzicht worden bijgehouden van de stand van zaken. In het vmbo wordt het PTA in twee delen verstrekt. Het tweede gedeelte wordt daar in leerjaar 4 uitgereikt. Binnen het Montessori College is het PTA niet alleen een overzicht, maar het wordt vooral gebruikt als een instrument om te plannen. Leerlingen lezen er in wat er op een bepaald moment van hen verwacht wordt en kunnen daar rekening mee houden. Het PTA vervangt daarmee het takenoverzicht van de beginleerjaren en stelt hen in staat om beter te plannen.

49


centraal schriftelijk deel bestaat, bijvoorbeeld bij een vak als tekenen of de beroepsgerichte programma’s in het vmbo, is de onderlinge weging normaal gesproken gelijk, dus ieder de helft. Een uitzondering vormt het beroepsgerichte programma in de basisberoepsgerichte leerweg. Daar telt het praktijkdeel dubbel ten opzichte van het theoretische deel.

8.3 Het examen reglement Het examenreglement wordt aan het begin van de exa­ menperiode aan elke leerling verstrekt. Het bevat het overzicht van regels en procedures waaraan alle deelne­ mers zich hebben te houden als het om onderdelen van het examen gaat. Dit betreft ook de onderdelen die in het PTA staan beschreven. Verplichtingen en verant­ woordelijkheden hebben in het reglement een plaats gekregen. Zo wordt er bijvoorbeeld beschreven wat er gebeurt wanneer fraude wordt geconstateerd en wat moet gebeuren wanneer een leerling een deel van een examen heeft gemist, etc. Krijgt een leerling te maken met maatregelen op grond van het examenreglement, dan kan hij/zij in het regle­ ment ook vinden welke stappen genomen kunnen wor­ den om tegen een bepaalde maatregel in beroep te gaan. In elk examenreglement staat dan ook vermeld hoe de commissie van beroep bereikt kan worden en wie er in die commissie zitten.

50

8.4 Schoolexamen

en

centraal examen Zoals we hierboven al hebben aangegeven bestaat het examen uit twee gelijkwaardige gedeelten. Voor havo, vwo en vmbo-t/g/k bepaalt elk deel voor 50% de uitslag van het cijfer voor het eindexamen. De vmbo-afdelin­ gen techniek, zorg en welzijn, economie kennen naast een schriftelijk centraal examen ook nog een praktijk­ examen. Het praktisch eindexamen moet zijn afgerond voor het schriftelijk centraal eindexamen begint. Als het centraal examen uit een centraal praktisch deel en een

8.5

Als

er

bijzonderheden zijn

In sommige situaties kunnen regels bij eindexamens aangepast worden. Dyslectische leerlingen (leerlingen die met een rapport van een orthopedagoog kunnen aantonen dat ze dyslectisch zijn) krijgen bij het centraal examen ver­ lenging van de examentijd met een half uur. Deze maat­ regel hoort bij de bevoegdheden van de rector, maar moet wel bij de inspectie gemeld worden. Bij andere aan­ passingen voor het examen, zoals het gebruik van een laptop, is overleg vooraf met de inspectie noodzakelijk. Bijzonderheden in de persoonlijke situatie van een leer­ ling (bijvoorbeeld het overlijden van een nabije persoon, of ziekte) vragen om goed overleg met de secretaris van het eindexamen, dat is doorgaans de locatiedirecteur. Hiermee kan voorkomen worden dat de kansen van een examenkandidaat in gevaar komen. Vroegtijdig overleg over hoe te handelen kan teleurstelling voorkomen. In de 2e fase wordt het soms in een vroeg stadium duidelijk, dat een leerling niet in de daarvoor benodigde tijd het examen kan halen terwijl de capaciteiten wel


aanwezig zijn. Omdat de 2e fase flexibel ingericht is, kan het kernteam in een dergelijk geval beslissen de betreffende leerling een verlengde leerweg te laten vol­ gen. Het programma van de twee laatste jaren wordt dan over 3 jaar verdeeld. Het voordeel is dat een leer­ ling niet een heel jaar hoeft te herhalen. Een nadeel is dat het programma sterk af kan wijken van het pro­ gramma van de andere leerlingen. Sociale contacten ondervinden hiervan soms nadelige gevolgen terwijl bovendien -zowel door leerling als docententeam- extra werk verricht moet worden om het leerproces goed te kunnen laten verlopen. Er wordt dus behoedzaam met deze mogelijkheid omgesprongen.

8.6

eindcijfers en slagen De regels voor slagen en zakken staan genoemd in het examenreglement. Deze regels worden door het Ministerie van Onderwijs vastgesteld. De resultaten van het schoolexamen en van het cen­ traal examen worden op een cijferlijst gecombineerd en aan de hand van die lijst van eindexamencijfers wordt de uitslag bepaald. In uitzonderlijke gevallen kan het voorkomen dat een leerling een onderdeel van het schoolexamen niet afge­ rond heeft. Zo’n leerling kan dan niet meedoen aan het centraal examen. Natuurlijk wordt er vanuit onze ver­ antwoordelijkheid voor begeleiding alles aan gedaan om dit soort problemen te voorkomen, maar het is goed om te weten dat het ontbreken van onderdelen van het schoolexamen ernstige gevolgen kán hebben.

Ook is het mogelijk dat een leerling tijdens een examen ziek was. Er is een mogelijkheid om tijdens de herkan­ singen (tweede tijdvak) dit examen alsnog te doen. Indien noodzakelijk kan dan voor de herkansing naar het derde tijdvak (juli) uitgeweken worden. De regeling hierover staat in het PTA. Bij onduidelijkheden moet altijd contact gezocht worden met de secretaris van het eindexamen.

8.7 vragen en klachten over het centraal examen en schoolexamen Vragen over de inhoud van het centraal examen kunnen het beste aan de vakdocenten gesteld worden. Zij ken­ nen natuurlijk niet de opgaven, maar zijn wel op de hoogte van de gevraagde stof. Bovendien staat er veel informatie in het PTA. Klachten over het centraal examen kunnen gericht wor­ den aan een klachtencommissie. Ook de wijze waarop de klachtencommissie bereikt kan worden staat ver­ meld in het examenreglement. We vinden het erg belangrijk dat klachten voorkomen worden. Goede informatie die op tijd wordt verstrekt is daarvoor noodzakelijk. Het is ook noodzakelijk dat die informatie gelezen wordt. Het is verstandig niet met een klacht te wachten totdat het resultaat van de toets tegenvalt. Tijdig overleg kan veel problemen voorkomen.

51


9.

Kwaliteitszorg 9.1 De

relatie van de school met de

inspectie

Nederland is verdeeld in een aantal regio’s en elke regio heeft zijn eigen inspecteur. Regelmatig is er van­ uit de school contact met de inspectie; het gaat dan vaak om informatieve vragen, of om toepassing van regelgeving. Daarnaast komt de inspectie (meestal meerdere inspecteurs) regelmatig langs voor het zogenaamde PKO (periodiek kwaliteitsonderzoek). Regelmatig bete­ kent in dit geval één keer in de 2 á 3 jaar. Bij dit bezoek worden gesprekken gevoerd en worden allerlei gege­ vens onderzocht. Het gaat dan om de kwaliteit van het leerproces, hoe er wordt lesgegeven en of de resultaten naar behoren zijn, hoe het gesteld is met de leerlingen­ begeleiding. Meestal wordt bij elk bezoek een speciaal onderwerp uitgezocht, waarop de aandacht gericht wordt. De bevindingen worden met de schoolleiding doorgesproken. De uitkomsten van dit onderzoek worden gepubliceerd op internet. Informatie over de inspectie is te vinden op www.owinsp.nl. Voor vragen over het onderwijs kan gebeld worden met 0800-8051.


9.3 De kwaliteits bewaking 9.2 De

kwaliteits

kaart

Daarnaast maakt de inspectie, aan de hand van de eindexamenresultaten en de instroom- en doorstroom­ gegevens, een kwaliteitskaart van elke school in Neder­ land. Deze kwaliteitskaarten zijn te vinden op www.kwaliteitskaart.nl. U zult bij een bezoek aan bovenstaande website zien, dat onze school er gemiddeld goed uit te voorschijn komt. De scores worden telkens vergeleken met het gemiddelde van andere scholen. Omdat onze school een brede scholengemeenschap is met relatief veel afdelingen is het van belang te weten, dat kleine afde­ lingen sterkere schommelingen in het beeld kunnen laten zien, omdat een enkele leerling dan van grote invloed is op het gemiddelde.

Het zou niet goed zijn wanneer we alleen vanwege de inspectie aan kwaliteitszorg zouden doen. We vinden het zelf van groot belang om de kwaliteit te blijven ver­ beteren. Elk jaar spreken we in het ‘Beleidsplan Onder­ wijs en Organisatie’ af welke doelen we willen bereiken. In die plannen spelen de kernteams een belangrijke rol. Zij hebben immers de verantwoordelijkheid voor onder­ wijs en begeleiding. Bij die verantwoordelijkheid hoort ook de bewaking van de kwaliteit en het bijsturen van het beleid wanneer dat noodzakelijk is. Omdat de structuur van de school zo is dat bedenken en uitvoe­ ren dicht bij elkaar liggen (leraren zijn ook vaak kern­ teamleden en die bepalen wat er veranderd moet wor­ den aan het onderwijs en de begeleiding), hebben wij geen ingewikkelde procedures nodig om de kwaliteit van het onderwijs op hoog niveau te houden.

53


9.4 leerlingen over de school

De kernteams gebruiken verschillende manieren om te weten hoe het met de kwaliteit gesteld is. Vaak zal dat gewoon het informele contact zijn tussen docent en leer­ ling - de mentor is natuurlijk een belangrijke informatie­ bron - maar er worden ook leerlingenenquêtes gebruikt om de kwaliteit van de lessen te achterhalen en er wordt regelmatig met leerlingen geëvalueerd over hun ervarin­ gen met schoolse zaken. Er is intensief contact met leer­ lingen, ouders, collega’s en schoolleiding. Met een bepaalde regelmaat wordt een landelijk onder­ zoek afgenomen, dat tevredenheid van onze leerlingen en hun ouders meet in relatie tot een landelijk gemiddel­ de. Daarnaast werkt de school mee aan een onderzoek over veiligheid op school en over gezondheid van de jeugd.

54

De vakgroepen hebben een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van de kwaliteit van de vaklessen. Overigens hechten wij er wel aan dat vakgroepen in pedagogische zin loyaal zijn aan het beleid van het kernteam. De ver­ antwoordelijkheid van de vakgroep richt zich vooral op zaken als vakresultaten, examenresultaten, eigen vak­ ontwikkeling, vakdidactiek en onderwijskundige aanpak.

Kwaliteitsbewaking vindt ook plaats door scholing van vakdocenten, kernteams en schoolleiding en een regel­ matige evaluatie door ouders en leerlingen van het onderwijs. Bij die evaluatie komen zeker niet alleen de cijfers aan bod maar ook (en misschien vooral) het schoolklimaat, relatie tussen docent en klas etc. Elk jaar wordt door middel van een leerlingenenquête aan de leerlingen gevraagd hun oor­ deel te geven over de lessen van één of meer docenten. De ervaring leert dat leerlingen zeer zorgvuldig omgaan met deze enquêtes. In de terugblik met de docenten blijkt ook vaak dat zij de uitslag herkennen.


9.5

collegiale visitatie Het Montessori College maakt deel uit van de afdeling Voortgezet Montessori Onderwijs (VMO) van de Nederlandse Montessori Vereniging. Vanuit deze afde­ ling is een visitatietraject opgezet, waarbij de scholen elkaar bezoeken en beoordelen op aspecten die de algemene kwaliteit aangaan en de kwaliteit van het pedagogisch klimaat als Montessori school. Het Mon­ tessori College Nijmegen-Groesbeek is enkele jaren geleden als één van de eerste scholen aan bod geweest. Het is ons als school erg goed bevallen om zo gericht feedback te krijgen van collega’s die dezelfde doelen nastreven met hun onderwijs.


10.

Medezeggenschap

10.1 Goed contact met de school We vinden het belangrijk om de beleidskeuzes van de school met ouders (en leerlingen waar dat zinvol is) te overleggen. We denken hiermee de betrokkenheid van de ouders te vergroten en voor ons is het zinvol om ons blijvend te realiseren dat we in eerste instantie voor anderen werken. Voor ouders en leerlingen is het bovendien belangrijk om een goed inzicht te krijgen in hoe onze school werkt en welke afwegingen bij belang足 rijke zaken worden gemaakt. Om de invloed van ouders en leerlingen op het Montessori College zichtbaar te maken hebben we naast de vele informele contacten ook een structuur ontworpen waarin ieders verantwoor足 delijkheden zichtbaar worden gemaakt en worden omschreven.


Medezeggenschapsraad

Collegebreed schoolbeleid

Belangrijke bevoegdheden zijn in handen gelegd van de medezeggenschapsraad (MR). De MR bestaat uit twee geledingen, namelijk ouders/leerlingen en medewer­ kers. Meestal vergaderen deze geledingen apart, maar tweemaal per jaar komen ze samen en overleggen dan met het bestuur. Daarnaast hebben de voorzitters van de beide geledingen onderling contact, zodat een extra bijeenkomst belegd kan worden, wanneer dat noodza­ kelijk is. Ook kan het bestuur zelf een extra bijeenkomst beleggen wanneer er belangrijke zaken aan de orde zijn, zoals fusie of verandering van identiteit van de school. De rechten en plichten van de MR zijn vast­ gelegd in het MR-reglement.

Het collegebrede schoolbeleid komt in de COR ter sprake. De COR komt vijf tot zes maal per jaar bij elkaar, altijd in aanwezigheid van de rector. Het kan dan gaan over samenwerkingsvormen met andere scholen of over onderwijskundige veranderingen. Ook de beleidsplannen en de financiële documenten van de school worden besproken.

Ouderraad

De MR geleding ouders/leerlingen wordt gevormd door de Centrale Ouderraad, waarin vertegenwoordigers van de Locatie Ouderraden (LOR) zijn verenigd. Per locatie wordt een LOR gevormd uit ouders. Deze LOR kiest ook de vertegenwoordiging in het overkoepe­ lende orgaan: de Centrale Ouderraad (COR). Minimaal vier leden van de COR zijn aangewezen als MR verte­ genwoordiger. Samen met de leden van de personeelsgeleding Medezeggenschapsraad (PMR) vormen zij for­ meel de MR. Elke LOR heeft vijf keer per jaar overleg met de locatie­ leiding en bespreekt daarmee allerlei onderwerpen die de locatie aangaan. Op deze wijze is dus sprake van medezeggenschap in de breedste zin van het woord. Aan de ouders van de LOR wordt advies of instemming gevraagd over zaken die alleen de locatie aangaan. Bij­voorbeeld de hoogte van de bijdrage van ouders aan de activiteitenweek, of de verantwoording over de be-­ steding van deze middelen wordt aan de LOR voorgelegd.

Thema-avonden

Ook worden er op voordracht van ouderraden themaavonden belegd voor grotere groepen ouders, zoals over dyslexie en puberteit. De medezeggenschap van de leerlingen is geregeld door het regelmatige overleg dat plaatsvindt met het kernteam. Het kernteam houdt een luisterend oor bij de leerlingen en laat zich in besluiten door de leerlin­ gen voeden. Daarnaast is er op elke locatie een leerlin­ genraad. Deze overlegt periodiek met de locatiedirec­ teur of iemand namens hem/haar. Belangrijk is onze opvatting, dat medezeggenschap ook betekent dat ieder medeverantwoordelijk is voor beslui­ ten en de uitvoering daarvan.

57


10.2 Het

leerlingen

statuut

Er is een leerlingenstatuut met algemene afspraken. Dit document is bedoeld om een handreiking te zijn hoe leerlingen in een Montessori scholengemeenschap met elkaar en met de medewerkers zouden moeten omgaan. Het leerlingenstatuut regelt daarom niet in detail aller­ lei afspraken, maar wil de toon zetten voor goed over­ leg, rekening houdend met omstandigheden.

58

Leerlingen hebben het recht dat docenten hen serieus nemen en met respect behandelen, en dat geldt omge­ keerd ook voor de docenten. Het lijkt dan vanzelfsprekend, dat overlegd wordt over werkafspraken en over toetsen, dat er een termijn geldt waarbinnen werk wordt nagekeken, dat voor toetsen en ander werk rekening gehouden wordt met vakanties etc. Omdat dit niet altijd het geval is, staan in het leer­ lingenstatuut richtlijnen om goed met deze zaken om te gaan.

10.3 Een

veilig schoolklimaat

Het Montessori College wil de leerlingen en medewer­ kers een veilige leef- en werkomgeving bieden. Wanneer je je veilig voelt, kom je tot de beste prestaties. Daarom besteden we veel aandacht aan factoren die een veilige omgeving bevorderen:

In de omgang met elkaar is respect een belangrijk uitgangspunt. Het maakt niet uit of we het over leerlin­ gen hebben of medewerkers. Dit basisprincipe geldt voor iedereen en ook ten opzichte van elkaar. ■ We proberen de betrokkenheid van leerlingen en medewerkers te vergroten door veel aandacht te beste­ den aan zelfstandigheid en verantwoordelijkheid. ■ De beoordeling van het werk van de leerling moet in eerste instantie tot doel hebben de leerling uit te dagen en te stimuleren en zich bewust te maken van zijn/haar eigen mogelijkheden. ■ Leren reflecteren levert inzicht in eigen handelen op. Stelselmatig reflecteren maakt het eigen handelen van leerlingen bespreekbaar en daarmee kunnen conflictsi­ tuaties in een vroeg stadium door een goede communi­ catie mogelijk opgelost worden. ■

Vertrouwenszaken

Het kan gebeuren dat iemand het moeilijk vindt om problemen zelf aan te pakken of het vertrouwelijke karakter speelt een belangrijke rol. In die gevallen kan een beroep gedaan worden op ‘contactpersonen ver­ trouwenszaken’ die op elke locatie aanwezig zijn. Deze contactpersonen vervullen een gidsfunctie bij de aan­ pak van de problemen. Afhankelijk van het soort pro­ bleem en de complexiteit ervan zal de contactpersoon adviseren naar een oplossing. Bij problemen die in de richting gaan van seksuele intimidatie zal naar een externe vertrouwenspersoon verwezen worden. De regeling met betrekking tot klachten is beschikbaar op school. In het geval we als school niet zelf tot een oplossing kun­ nen komen, of de school is zelf een onderdeel van het probleem, dan is er de mogelijkheid om een klacht te deponeren bij een externe klachtencommissie. Zie hier­ voor ook paragraaf 5.5.


Omgang met elkaar

De ontwikkelingsfase waarin onze jongere leerlingen zich bevinden is bij uitstek de leeftijd waarin ze zich kritisch en onderzoekend opstellen. Het is ook een fase waarin invloed van buitenaf belangrijk is. Daarom worden op onze locaties in de onderbouw methodes gebruikt die aansluiten bij het thema relatievorming en persoonlijk­ heidsontwikkeling. Ze geven mogelijkheden om te oefe­ nen in communicatie en sociaal-emotionele vaardighe­ den. Samenwerking met ouders hierbij speelt een belangrijke rol. Op het Montessori College vinden we het belangrijk leer­ lingen niet alleen op schoolafspraken aan te spreken wanneer correctie op gedrag nodig is, maar proberen we ook door een gesprek inzicht te verschaffen in het belang van deze afspraken. We willen namelijk dat leerlingen vanuit eigen inzicht hun gedrag eventueel veranderen.

10.4

communicatie

doorgenomen. Doorgaans is er voor ouders van leerlin­ gen die een sector of profielkeuze gaan maken nog een informatieavond over dit specifieke onderwerp. Verder is er ieder jaar een speciale thema-avond waarbij ouders van harte zijn uitgenodigd. Contacten over de leerling lopen doorgaans via de mentor. Om ouders en leerlingen te informeren over de wekelijkse activiteiten op de verschillende locaties van onze school wordt de Monti gemaakt. Deze kent een digitaal abonnement maar het is ook mogelijk om een papieren exemplaar mee te laten nemen door de leerling. Bij speciale gelegenheden worden ouders via aparte brie­ ven geïnformeerd. Om portokosten te besparen worden deze brieven meestal aan de leerlingen meegegeven. Ouders van wie wij een e-mailadres hebben krijgen een seintje als er brieven worden uitgedeeld. Daarom vragen we alle ouders om hun e-mailadres door te geven. Als wij dat niet hebben is het voor ouders belangrijk regelmatig bij hun kinderen te informeren of er nog berichten zijn.

Met je klanten moet je goed communiceren. Daarom wil­ len we ook op het Montessori College goede contacten onderhouden met ouders en leerlingen. Met leerlingen loopt dat als het ware vanzelf omdat we ze regelmatig ontmoeten en, vanwege het kleinschalige karakter van de locaties, ook gemakkelijk kunnen aanspreken in en buiten de lessen. Ouders van nieuwe leerlingen kunnen de website raad­ plegen voor informatie of natuurlijk ook bellen om informatie te verkrijgen. Daarnaast wordt er informatie gegeven op de voorlichtingsavonden.

Bij elk rapport is er gelegenheid om over de stand van zaken te praten. In een eerste gesprek wordt meestal kennis gemaakt met de mentor. In de volgende gesprek­ ken is het ook mogelijk vak­docenten te spreken. Daar­ naast is het altijd mogelijk om een afspraak te maken. De website van het Montessori College is een belangrij­ ke informatie en communicatie bron. lnformatie over de school staat er uitgebreid weergegeven, en leerlingen van verschillende locaties kunnen hun rooster­wijzigingen van de volgende dag op de website vinden. Ook wordt bijgehouden welke brieven voor de ouders aan de kinderen zijn meegegeven.

Als leerlingen eenmaal op school zitten, zijn er verschil­ lende mogelijkheden. Jaarlijks starten we het schooljaar met een informatieavond. Op die avond worden de belangrijkste aandachtspunten van een schooljaar

Hiermee wordt het gemeenschappelijke deel van de schoolgids besloten. Per locatie wordt er jaarlijks een locatiedeel uitgebracht, waarin de meer specifieke infor­ matie per locatie is opgenomen.

59


documenten In de gids genoemde documenten zijn op aanvraag via de school verkrijgbaar.

Procedure toelating Protocol Leerling Gebonden Financiering ■ Gedragscode schoolkosten Voortgezet Onderwijs ■ Klachtenregeling ■ Examenreglement ■ MR-reglement ■ Leerlingenstatuut ■ ■

60


adressen montessori college nijmegen - groesbeek www.montessoricollege.nl locatie Berg en Dalseweg

locatie Kwakkenbergweg

Berg en Dalseweg 295 6522 CH Nijmegen T (024) 327 91 00 F (024) 322 10 23 E bgd.adm@montessoricollege.nl Leerjaar VMBO 1 – 2 – 3 – 4 Voorbereidend Middelbaar Beroepsonderwijs, inclusief LWOO Sectoren/leerwegen Zorg en Welzijn en Economie Assistenten leerweg, basis-beroepsgerichte leerweg, kaderberoepsgerichte leerweg Meidenleerhuis Mariken

Kwakkenbergweg 33 6523 MJ Nijmegen T (024) 328 30 00 F (024) 322 12 00 E kwb.adm@montessoricollege.nl Leerjaar VWO 1 / HAVO / VMBO VWO 2 / HAVO / VMBO

Groesbeek

Spoorlaan 16 Postbus 6 6560 AA Groesbeek T (024) 399 55 60 F (024) 397 19 92 E grb.adm@montessoricollege.nl Leerjaar HAVO 1 2 VMBO 1 2 3 4 Sectoren/leerwegen Zorg en Welzijn, Metaaltechniek, Bouwtechniek, Elektrotechniek, ICT-route, Theoretische Leerweg en Gemengde Leerweg met het vak ICT-breed.

locatie Vlierestraat

Vlierestraat 3 6523 EX Nijmegen T (024) 328 70 00 F (024) 360 57 66 E vli.adm@montessoricollege.nl Leerjaar VWO 3 4 5 6 HAVO 3 4 5 VMBO-T 3 4 Financiële administratie

Stichting. Voortgezet Montessori Onderwijs Nijmegen e.o. T (024) 328 30 91 Gironummer 2626875 Bestuurssecretariaat

T (024) 328 30 05 E rector@montessoricollege.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.