Dé fietsroute door de Achterhoekse coulissen
Anton Stortelder
‘Na iedere bocht een ander decor’
Anton Stortelder
‘Na iedere bocht een ander decor’
Het landschap van de Achterhoek is gevormd tijdens de ijstijden en in de loop van de laatste paar duizend jaar aangepast door de mens. Vandaag de dag zie je er onder andere houtsingels, beekjes, akkers, bossen, veenmoerassen en oude boerderijen. Dit zo karakteristieke landschap, dat je vrijwel nergens anders in Nederland vindt, wordt ook wel coulisselandschap genoemd. Het lijkt namelijk sterk op een toneel met verschillende coulissen.
Je kunt het Achterhoekse landschap nog het best omschrijven met het woord ‘afwisselend’.
Want wist je dat er in die relatief kleine regio maar liefst acht verschillende landschapstypen voorkomen? Die verschillende landschappen en hun belangrijkste kenmerken worden in dit boek uitgebreid beschreven.
Om al die landschappen te ontdekken en te beleven, is er een speciale fietsroute uitgezet. Ook die vind je in dit boek. Het is een meerdaagse route, die is opgedeeld in vijf etappes. Daarnaast kun je losse dagroutes fietsen. Je fietst onder andere over landgoederen, langs akkers, door
steden en dorpen, over rivierdijken, door beekdallandschap, langs (voormalige) heidegebieden en langs broekontginningen.
Als je weet waar je op moet letten, herken je al snel in wat voor landschap je je bevindt. Bij elk landschapstype en elk deel van de route staat bovendien beschreven welke planten en dieren er zoal voorkomen, zodat je tijdens je fietstocht bewust naar ze kunt speuren. Ook ontdek je welke historische elementen vandaag de dag nog in het landschap te zien zijn. Op basis hiervan kun je je een goede voorstelling maken van hoe het er vroeger uitzag.
Dat het mooi fietsen is in de Achterhoek wist je misschien al, maar na het lezen van dit boek kijk je op een heel andere manier om je heen. Zo geniet je onderweg nóg meer van wat je ziet. We wensen je veel fiets- en ontdekplezier!
Stichting Achterhoek Toerisme
In opdracht van Stichting Achterhoek Toerisme is een overzicht gemaakt van de landschappen van de Achterhoek. In totaal worden er acht verschillende typen landschap onderscheiden. In dit boek komen ze allemaal aan bod. Van elk landschapstype ontdek je wat dit landschap karakteriseert, wat de belangrijkste landschapselementen zijn en welke soorten wilde planten en dieren er zoal voorkomen.
De acht landschapstypen zijn:
1. Oude hoevenlandschap
2. Landgoederenlandschap
3. Beekdallandschap
4. Heideontginningslandschap
5. Heidebebossingslandschap
6. Broek- en goorontginningen
7. Rivierenlandschap
8. Steden en dorpen
Landschap met hoge kwaliteit. Op de voorgrond nog betrekkelijk kleinschalig heideontginningslandschap met slootjes met moerasplanten, structuurrijke weilanden met vee en struweel. Op de achtergrond het oude hoevenlandschap met hoge eiken.
Bronnen
Voor het in kaart brengen van de acht landschapstypen is gebruikgemaakt van een historisch-geografische kaart (Grote Historische Atlas van Nederland, deel 3 Oost Nederland 1830-1855), gecombineerd met de kaart van de fysisch-geografische regio’s en een recente topografische kaart. Dat de historisch-geografische kaart een belangrijk uitgangspunt vormt, heeft vooral te maken met wat we van die kaart landschapsecologisch kunnen leren over de samenhang tussen de verschillende onderdelen.
Historische ontwikkelingen
Veel landschapselementen die je vandaag de dag ziet, zijn te verklaren vanuit de geschiedenis van de Achterhoek. In het midden van de negentiende eeuw, dus vóór de komst van de kunstmest en de technische ontwikkelingen, hadden de boeren beperkte mogelijkheden om het land in te richten en te beheren. Bodem en water bepaalden in hoge mate het landgebruik en de natuur. Prikkeldraad was nog niet uitgevonden en men gebruikte (vlecht)heggen, verdichte houtsingels en waterhoudende sloten om het vee van de bouwlandjes en tijdelijk van de hooiweiden weg te houden. De houtopstanden werden periodiek (om de tien tot vijftien jaar) gekapt, waarbij het hout werd benut als brandhout. Op landgoederen werden ook wel bossen aangeplant, maar ook daar ging het vooral om
economisch nut (houtopbrengst). Doordat op verschillende plekken anders met extensieve landbouwmethoden werd ingespeeld op de natuurlijke omstandigheden, ontstonden landschappelijke verschillen met een grote diversiteit in flora en fauna.
Met de komst van kunstmest, prikkeldraad en de mechanisatie kantelde de situatie. De landbouw werd minder afhankelijk van de natuurlijke situatie, maar kon meer en meer worden gecontroleerd door de mens. Dit leidde tot nivellering.
Huidige ontwikkelingen
Ook vandaag de dag zie je het landschap langzaamaan veranderen. De trend is dat de agrarische cultuurlandschappen, zelfs na de ruilverkavelingen, steeds grootschaliger worden. Dit wordt gestimuleerd door de verdergaande mechanisatie in de landbouw, met steeds grotere machines. Het streven van de agrarische ondernemers om verder op te schalen, is begrijpelijk. Maar de keerzijde is dat veel landschapselementen verdwijnen. Gevarieerd grasland wordt bijvoorbeeld vervangen door monoculturen, waarin nauwelijks nog plaats is voor wilde flora- en faunaelementen. Ook visueel worden de landschappen hierdoor minder aantrekkelijk. Soms is een landschapstype (bijvoorbeeld beekdallandschap of heideontginningslandschap) niet goed meer te herkennen.
Hengelo
OVERIJSSEL
KILOMETER
Alstätte
GELDERLAND Duitsland
Rhede Donsbrüggen
Rindern
Siegeheide
De landgoederen en de daarbij behorende bossen zijn in de loop van de eeuwen op diverse plaatsen ontstaan. Alleen de zeer welgestelden konden zich deze vorm van grootgrondbezit veroorloven. De locatie voor een landgoed werd weloverwogen gekozen. In ieder geval werd erop gelet dat de grond geschikt was voor landbouw, zodat er voldoende opbrengst gegenereerd kon worden. Goed, productief hooiland was daarbij cruciaal en alleen plaatsen met basenrijk grondwater (kwelwater) en de aanvoer van beekwater waren daarvoor geschikt. Behalve de laaggelegen hooilanden was de aanwezigheid van hogere
Borken
stukken bouwland (eenmansesjes) van belang voor het verbouwen van granen en hakvruchten. Ook bosbouw was een belangrijke bron van inkomsten. Men dacht aan de lange termijn en investeerde in grote oppervlakten met houtaanplant, onder andere eiken. Een deel daarvan leverde pas na een eeuw rendement op. Bospercelen met hakhout (en overstaanders) leverden al op korte termijn het nodige brandhout.
Fraaie tuinen
Een landgoed moest mooi zijn, status hebben en rijkdom uitstralen. Men bouwde grote versterkte
landhuizen en kastelen, omgeven door een gracht die werd gevoed door beekwater. Rond het kasteel werden fraaie, romantische tuinen en parken ingericht, veelal in de Engelse landschapsstijl. Om in de eigen behoefte aan voedsel te kunnen voorzien, werden ook grote moestuinen aangelegd. Op de meeste landgoederen werd de landbouwgrond verpacht aan tientallen horige boeren (pachters), die een deel van de oogst of een pachtsom aan de kasteelheer moesten afstaan. Ook moesten ze diensten leveren, zoals het onderhoud van de tuinen en het beheer van de bossen. Het familiewapen van de kasteelheer werd op de luiken van de boerderijen geschilderd, zodat zichtbaar werd tot welk landgoed de boerderij behoorde. Deze gewoonte is tot op de dag van vandaag behouden gebleven.
Bos aangeplant
Rond de kavels van de pachtboeren werden houtwallen aangeplant, veelal met zomereik als de belangrijkste boomsoort. Verspreid over het landgoed werden grote stukken loofbos en solitaire bomen aangeplant, mede met het oog op het creëren van een aantrekkelijk jachtgebied. Door de lange geschiedenis van de landgoederen staan er nu veel majestueuze bomen.
Duur onderhoud
Vroeger was de grote rijkdom van de families op de landgoederen kenmerkend. Maar in de loop van de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw werd het steeds moeilijker om in het dure onderhoud te blijven voorzien. Door de gedaalde houtprijs verminderde de opbrengst uit de bosbouwtak en ook de pacht van de landbouwbedrijven liep terug, omdat veel kleinere pachtboeren hun bedrijf beëindigden. Diverse landgoederen werden verkocht, overgedragen
aan natuurbeschermingsorganisaties of kregen een publieke functie. De historische boerderijen zijn grotendeels verhuurd aan burgers (erfpacht).
Oude loofbossen
Grotere, oude loofbossen komen in de Achterhoek uitsluitend voor op de landgoederen. Buiten de landgoederen was er rond 1800 nauwelijks bos aanwezig, wat trouwens in die tijd voor heel Nederland gold. Ecologisch zijn de oude loofbossen interessant, omdat er veel zogenaamde oud-bosplanten zoals bosanemoon en salomonszegel groeien. In bossen die jonger zijn dan een eeuw komen die niet voor. Ook vogelsoorten als boomklever, glanskop en middelste bonte specht zijn kenmerkend voor de oude loofbossen. Bij de vlinders geldt dit voor kleine ijsvogelvlinder en keizersmantel. Cultuurhistorie, een rijke flora en fauna en aantrekkelijkheid voor de recreatie gaan hier hand in hand. Dit is te danken aan de gevarieerde aanleg en de lange ontwikkelingstijd.
HalleHeide
Lengte 65 km
Startpunt
TOP Sevink Mölle
Mariënvelde
Eindpunt
TOP Groot Nibbelink
Zieuwent
Heelweg-Oost
Noorder-
Harreveld
Vennebulten
Lievelde Zwolle
KloosterNationaal arboretum
Bredevoort
Etappe 3 begint bij Sevink Mölle bij Winterswijk, aan de rand van de grote zandwinplas Hilgelo. De plas wordt omgeven door stroken bos en struweel. Na vertrek sla je net voor bosgebied het Waliën linksaf. Als je na ruim een kilometer rechts afslaat, bevind je je meteen in het oude hoevenlandschap. Het landschap rond Winterswijk is heel aantrekkelijk, dankzij de afwisseling van akkers en weilanden, oude loofbossen en houtwallen. Het landschap wordt doorsneden door snelstromende beekjes. Doordat ze zo snel stromen, vriezen ze vrijwel nooit dicht. Daarom vormen ze de ideale biotoop voor de ijsvogel, die zijn holletje maakt in de steile, afgekalfde oevers langs de buitenbochten van de beekmeanders.
Je start de route bij de ophaalbrug over de Oude IJssel, net buiten Laag Keppel. Het kasteel wordt omgeven door grachten en een park in Engelse landschapsstijl. Het heeft een strategische ligging. De eigenaren, de heren Van Pallandt, hadden het recht om tol te heffen bij de schepen die langskwamen. Verder hadden ze een groot bezit aan bossen en landerijen met horige boeren. Aan de luiken is nog steeds te zien welke boerderijen onder Keppel vielen. In de negentiende eeuw was het bezit nog 1600 hectare groot, nu is daar nog maar een derde van over.
Langs de kade bij de ophaalbrug groeit groot hoefblad. Deze plant heeft sterke wortelstokken en voelt zich thuis tussen de stenen. Op de helling van de kade zie je bloemrijk grasland en aan de oevers rietkragen en moerasplanten als gele lis. Links kijk je in het rivierenlandschap, met bruine akkers, grasland, knotwilgen en bosschages.
De Oude IJssel ligt nu ingeklemd tussen kades, maar in het verleden kon hij meanderen en zijn
Restant van een oude rivierloop (strang) met oevers van elzen, wilgen en riet.
loop af en toe verleggen. Hierbij bleven delen van de oude loop als geïsoleerde stukken water of moeras achter. Van de oude loop vind je hier nog een restant. Naast nieuwe waterlopen werden ook oeverwallen opgeworpen, wat leidde tot een reliëfrijk landschap. De hoogteverschillen zijn later weer deels verdwenen door egalisatie.
Iets verderop sla je rechts af het pad op door het boerenland. Links van je zie je grootschalige landbouw, met eerst een akker met triticale. Dit is een kruising tussen tarwe en rogge. Rechts is een gevarieerd, kleinschalig landschap te zien, met structuurrijke struwelen, moerasjes, knotwilgen, solitaire bomen, bosjes en resten van oude strangen. In de struwelen bloeit wilde roos, meidoorn, sleedoorn en Gelderse roos. Maar je ziet ook veel viltbraam, een exoot die zich in heggen en bosranden sterk heeft uitgebreid.
Voor je zie je een houtsingel die naar rechts richting de Oude IJssel loopt, met bomen met veel dode takken. Dat zijn essen die zijn aangetast
Fragment van een heg met bloeiende Gelderse roos. Op de achtergrond de extensief beheerde IJsselweiden.