LEERJAAR THEMA
4
LEERLIJN
WORD Leerlijnen ICT Moorsledegem
LEERKRACHT
Kunnen werken met het programma “Word”.
W.O.: Onze hersenen
Competenties: 8 De apparatuur hanteren: Tekst in word kunnen opmaken, een afbeelding van internet kunnen invoegen,… Kunnen schakelen tussen twee vensters.
Lesverloop: 1 Hersenen. • Vooraf in klas wordt kort uitleg gegevens over de werking van onze hersenen. (zie o.a. “Hebbes” van Hilde JasPaert en Paul Maes (Die Keure) of Wikipedia. Samenvatting: • Twee hersenhelften die met elkaar verbonden zijn door een hersenbalk. • Linkerhersenhelft: voert berekeningen uit, hulp bij schrijven, logisch denken, oplossen van problemen, ziet details, houdt van letters en woorden,… • Rechterhersenhelft: laat je verschil tussen kleuren zien, ziet het totaalbeeld (bv. Kamer ziet er netjes uit), verwerkt beelden en vormen, ritme (drummen), oriëntatie (op wegenkaart),… • Om dit te illustreren volgende oefening in WORD. 2 Opdracht: • Zie opdrachtfiche. Er worden twee documenten geopend waartussen de lln schakelen. (onderaan vensterknop op taakbalk)
• • • •
1. de opdrachtenfiche 2. het worddocument waar op gewerkt wordt. Woorden in word intikken (blauw, geel, groen,…) Dit telkens in een andere kleur. Lettertype bepalen. Tekening van internet (google: wikipedia) in word plakken. Document bewaren.
3 Uittesten: • Opdracht: “Zeg zo vlug mogelijk van ieder woord in welk kleur het woord geschreven staat.” Ze ervaren dat ze eerder de het woord lezen dan de kleur te benoemen van het woord. Uitleg: • Je linkerhersenhelft ziet het WOORD • Je rechterhersenhelft ziet de KLEUR
•
Jij moet de kleur ZEGGEN en daar wringt het schoentje! Het is je linkerhersenhelft (hij die het woord ziet) die het SPREKEN controleert. Hij moet dus zeggen wat hij ziet en daar heeft hij blijkbaar moeite mee! (uit “Hebbes”)