DMB binnenwerk

Page 1

â?¤ Ons Amsterdam

december 2009

4 interviews over Amsterdamse DMB-projecten 50 quotes over de liefde voor de stad 1 essay over Amsterdam in 1597


Voorwoord Amsterdam en DMB zijn nauw met elkaar verweven. Heel nauw zelfs. Werken aan de ­schoonheid en de leefbaarheid van ónze stad is voor velen de drijfveer om bij onze dienst te werken. Onze missie luidt ook niet voor niets: DMB is dé Amsterdamse dienst die werkt vanuit bouwen en milieu aan een duurzame stad; met oog voor het verleden gericht op de toekomst.

Zoals in elk goed huwelijk is niet alles koek en ei. Het is een kwestie van geven en nemen. De historische binnenstad, de mondigheid van de Amsterdammers, de compactheid van de stad, de bijzondere ondergrond waarop de stad gebouwd is. Maar daar ligt nu ook juist de uitdaging. Het bijzondere karakter van deze stad vergt veel kennis, inventiviteit en uithoudingsvermogen.

Maar echte liefde roest niet. Daarom staat onze liefde voor Amsterdam centraal in deze editie van het jaarboek. Een liefde die begint in de 16e eeuw en die nog tot ver in de 21e eeuw zal duren. Want de stad is nooit ‘af’. Onze gebouwde omgeving niet, en het milieu evenmin. Daarom hebben we oog voor de toekomst, en werken we met zijn allen aan de duurzame ontwikkeling van Amsterdam. Ons Amsterdam.

Veel leesplezier!

Ronald Prins

2


Inhoud 2 4 6 14 20 28 34 36

Voorwoord De favoriete plek in Amsterdam van DMB’ers Medewerkers over hun meest geliefde stukje stad 1597: De opkomst van Milieu en Bouwtoezicht Een essay van bouwhistoricus Gabri van Tussenbroek De rustgevende herrie van de branding Geluidspecialist Frits van Bogaart over bonkende bassen, oprukkende airco’s, geluidzones en burengerucht Inspecteren kun je leren Amsterdam heeft haar eigen opleiding tot bouwinspecteur. Toekomstige inspecteurs leren het vak op de werkvloer Afrekenen met gif uit heden en verleden Senior inspecteur Bodemtoezicht Pauline Aalbersberg vertelt hoe dat kan in de Volgermeerpolder Afscheid van de Diamantbeurs Teamleider facilitaire zaken Theo Brijker over het gebouw waarvan hij alle hoeken en gaten kent De historie van de Diamantbeurs Een roemrucht gebouw uit 1911

3


De favoriete plek van... Frits

❤ Gabri

❤ ❤ Willem Bart ❤ ❤ Vincent Jerzy ❤ Jan ❤ Marianne ❤ Cees ❤ Peter ❤ ❤ Erik Lilian ❤ Margit ❤ André ❤ Els ❤ Daniëlle ❤ Ron ❤ Sanne Els ❤ ❤ Lidewij Patrick ❤ Els ❤ ❤ Frans Carla ❤ Patricia ❤ ❤ Louis Carlo Els ❤ ❤ Vanessa Annemarie ❤ Leeyanne ❤ Jos ❤ Natalia Els ❤ Annelies ❤ ❤ Johan ❤ Menno ❤ Theo

Jeroen

❤ Els ❤ Vera Mustafa

Inez Dick

Paul Jos

Marlies

❤ Tjitske

Lisl

Maria

❤ Theo

Pauline

Jon Betty

❤ ❤ Paul ❤

Charley Els

Guno Jerôme

4

❤ ❤ Louis


❤ Het Amsterdamse Bos ❤ Het centrum van Amsterdam ❤ Het Oosterpark en Bioscoop Tuschinski ❤ Banketbakkerij Landskroon op ‘t Singel ❤ Mijn balkon op IJburg ❤ Brouwerij ‘t IJ en de ArenA ❤ Het Vondelpark ❤ Het stuk aan de Amstel tussen het Weesperplein en Waterlooplein ❤ De Albert Cuypmarkt ❤ De Zeedijk, bij New King of Nam Kee ❤ Het W.G. Café, Vondelpark, kinderboerderij Zimmerhoeve in Oud-West, het Amstelpark, Nemo, Tropenmuseum en het Sloterbad ❤ De Noordermarkt, rommel- en antiekmarkt ❤ Een bankje op het Museumplein ❤ Het Flevopark ❤ De Jordaan, o.a. het eettentje Paladium ❤ De Hortus Botanicus ❤ Mijn boot op de Amstel of Het IJ ❤ Weesperplein 4, restaurant Kanis en Meiland op de Levantkade ❤ Zuid-Oost ❤ De Amsterdam ArenA ❤ De grachten, de Prinsen­gracht ❤ Het Rijksmuseum ❤ Mijn buurt in Slotervaart, de speeltuin bij de Westlandgracht ❤ De betonnen trap die het IJ in loopt aan de Javakade ❤ De route over de Ringdijk, Oosterringdijk ❤ Het Amsterdamse Bos, de Bosbaan ❤ Het Griekse restaurant To Ouzeri in de De Clercqstraat ❤ Het Amstelpark ❤ Het Amstelveld ❤ Het Homo-monument ❤ De Bijen­korf onder de bibliotheken: de Centrale Openbare Bibliotheek ❤ Kleine cafeetjes zoals de Engelse Reet, vlakbij het Begijnhof. En het prachtige stuk bij het Amsterdams Historisch Museum in de Kalverstraat ❤ Midden op het IJ ❤ De Rembrandttoren ❤ Het Java-eiland ❤ Het Rembrandtplein ❤ De Sloterplas ❤ Mijn oude studentenhuis in het centrum ❤ Het Tropenmuseum ❤ Het Minervaplein en de buurt eromheen ❤ Al 36 jaar de Jordaan ❤ Mijn eigen P.L. Takbuurt ❤ De Noordermarkt, boerenmarkt ❤ Het IJ achter het Centraal Station, Pier 10 en de pont ❤ De hele binnenstad, maar als ik moet kiezen het Begijnhof ❤ De Amstel ❤ Hoek Willemsstraat-Lijnbaansgracht. En vroeger het Ajax-stadion De Meer ❤ De grachten ❤ Het dak van het Scheepvaarthuis aan de Prins Hendrikkade ❤ De Noorder IJplas bij de Coentunnel ❤ 5


Door Gabri van Tussenbroek

1597: De opkomst van Milieu en Bouwtoezicht

6


“De enorme vervoersstromen van mensen en ­goederen, de uitstoot van stoffen naar bodem, water en lucht, de continue bouwactiviteit: DMB probeert dit in goede banen te leiden,” aldus de website van DMB anno 2009. In 1597 was het niet anders: net als vandaag ­verleende de stad vergunningen op het gebied van milieu en bouwen. Er was toezicht en handhaving, en dat moest ook wel, want in Amsterdam werden dat jaar honderden huizen gebouwd. Huisjesmelkers, speculanten en vervuilers In 1597 was de stad volop in ontwikkeling. ­Amsterdam had ongeveer 60.000 inwoners, een verdubbeling in iets meer dan twintig jaar. Dat zorgde voor een onoverzichtelijke en soms zelfs bedreigende situatie. Er was woningnood en de hygiënische ­omstandigheden verslechterden. Door de bevolkings­toename waren de oude huizen te klein en de stegen te nauw geworden. Open achtererven werden vol­gebouwd door huisjesmelkers en ­speculanten; ­woningen werden gesplitst. Dat veroorzaakte overlast en veel mensen woonden in erbarmelijke omstandigheden. De goten raakten ­verstopt, de huren stegen explosief en buiten de ­wallen werden allerlei ­bouwsels getimmerd omdat er binnen de muren eenvoudigweg geen plaats meer was.

Jon Jansen teamleider planning & control “Het Amsterdamse Bos, omdat je daar heerlijk rustig kunt wandelen. Ik heb er een tijd gewerkt en vind het gewoon een heel mooi gebied.”

Duistere kroegen Op de Lastage, de huidige Nieuwmarktbuurt, waren gevaarlijke en vervuilende bedrijfjes ontstaan; er zaten bordelen en duistere kroegen. Illegale ­tapperijen waren het stadsbestuur een doorn in het oog. Daarom werd op 26 maart 1597 b ­ esloten dat vanaf de eerste mei niemand meer zou mogen ­tappen en buiten de stadsmuren bier zou mogen slijten, tenzij hiervoor schriftelijk vergunning was ­verleend. Op elke overtreding werd een boete ­geheven van tien gulden - een bedrag waarvoor de gewone Amsterdammer bijna twee weken moest werken - en bovendien w ­ erden de aanwezige ­alcoholische voorraden verbeurd verklaard. Nieuwe eilanden aanplempen Om het Amsterdamse vestigingsklimaat te verbeteren, was in 1592 een begin gemaakt met de aanleg van de oostelijke eilanden Uilenburg, Rapenburg en Marken. Voor de aanleg van het eiland Vlooienburg verzocht het stadsbestuur de Amsterdammers in 1592 hun afval zoveel mogelijk in de bocht van de Amstel te deponeren. Bij het bouwrijp maken van de nieuwe stedelijke gebieden moest grond worden opgehoogd. Hiervoor werden naast veen- en klei­zoden ook grote hoeveelheden bagger uit de grachten gebruikt, vermengd met stadsafval zoals scherven en etens­

André van der Kleij

teamleider financiële administratie “Ik zou het niet weten. Ik zou zeggen het centrum van Amsterdam, omdat ik in het centrum werk. Het is een mooie stad.”

7


Stadsarchief Amsterdam

Natalia Aksenova

financieel administrateur “Het Oosterpark vind ik gezellig, ik wandel er graag met mijn twee teckeltjes. Bioscoop Tuschinski vind ik mooi. Ik kijk daar graag een filmpje met mijn man.”

8

Patrick Schuwer bodeminspecteur “Banketbakkerij Landskroon op ’t Singel! Die heeft de allerlekkerste koeken van Amsterdam, gevulde koeken, gemberkoeken, en nog veel meer. Ooit kwam ik er iedere vrijdagmiddag...”


resten. In 1596 werd deze aanplemping voltooid. Om te kunnen bouwen moest er vervolgens ­worden geheid. Voor een woonhuis waren ongeveer honderd heipalen nodig en het toezicht op de ­kwaliteit van fundamenten was streng. Al in 1413 was bepaald dat je voor een stenen huis een goede ­fundering moest aanleggen. Maar ook bepalingen over de afmetingen van luifels, brandladders, ­schoorstenen en daken werden afgekondigd. Na grote branden in 1421 en 1452 werden de regels verscherpt. De huizen mochten geen ­houten wanden en rieten daken meer hebben. Maar ­omdat het met de naleving van die regels slecht was ­gesteld, besloot de stad al in 1503 twee ‘inspecteurs van bouw- en woningtoezicht’ aan te stellen: Coert Jacobszoon en Hans Claeszoon. Zij moesten erop toezien dat burgers zich aan de voorschriften hielden en wie dat niet deed, kreeg een flinke boete en liep het risico het zojuist gebouwde te moeten afbreken. Oliebereiders, zeepzieders en brouwers In 1518 moesten oliebereiders, zeepzieders en brouwers hun werkplaatsen van stenen muren voorzien. In 1547 bepaalde het stadsbestuur dat alle naar buiten openslaande deuren binnen zes weken moesten worden omgezet en naar binnen ­moesten draaien. Deze maatregel moest voorkomen dat openstaande deuren in smalle straten en stegen het

Tjitske Fluitman bodeminspecteur “Mijn balkon. Ik heb het mooiste uitzicht van Amsterdam. Ik woon op IJburg en kijk richting Durgerdam. Over het water, echt prachtig, vooral tijdens zonsopgang.”

verkeer zouden hinderen. Een paar jaar eerder waren al maximummaten voor luifels en stoepen bepaald. Te midden van de vele bouwputten was Amsterdam in 1597 één grote markt en opslagplaats. Het stadsbestuur hanteerde strenge regels voor standplaatsen, handel en toezicht. De verschillende markten ­concentreerden zich op een bepaald product. De vismarkt was bijvoorbeeld gevestigd op de Dam, waar tal van visbanken werden verhuurd. Venten was wijdverbreid en je kon van alles aan de deur kopen. Brillen en rattenkruid, liedjes, weersvoorspellingen en gedichten. In 1597 besloot het stadsbestuur dat iedereen die met vis wilde venten een officiële vergunning nodig had. Er bleken heel wat jonge kinderen in de stad met vis te leuren, zonder naar school te gaan of een vak te leren. Vanaf nu mocht dus alleen nog vis aan de deur worden verkocht door erkende verkopers. Voorwaarde was dat de visdrager zich behoorlijk gedroeg. Hij moest zichzelf kenbaar maken door een geborduurde vis op de linker borst te dragen. Afval en stank De Amsterdammers produceerden met z’n allen heel wat afval en stank. Toen Keizer Karel V in de zomer van 1540 Amsterdam wilde bezoeken, raadde het stadsbestuur hem af om te komen, met o ­ nder andere als reden dat het stadswater zo smerig

Louis Melis

medewerker informatie makelaars stafbureau bodem “Brouwerij ‘t IJ, voor ‘t heerlijke bier, en de ArenA. Helaas zijn de prestaties van de mannen niet meer wat ze geweest zijn.”

9


Stadsarchief Amsterdam

Gemiddeld waren zo’n tachtig man nodig om te heien (prent uit ± 1723)

was. Natuurlijk probeerde het bestuur ook op dat gebied van alles te verbeteren. Niemand woonde graag in een vieze stad. Daarom werd erop toegezien dat na afloop van de vismarkt alles goed werd schoon­gemaakt en dode, overgebleven vis in vuilnisschuiten werd ­gedeponeerd. De bierhandelaren moesten op ­zaterdag meehelpen de kade schoon te maken waar het bier werd gelost. Daarbij waren er vaak ­problemen met het grachtwater, dat dikwijls

Carlo Schoonebeek beleidsadviseur geluid “Ik kom niet uit Amsterdam en werk hier net. Het stuk aan de Amstel tussen het Weesperplein en Waterlooplein is prachtig. In de pauze wandel ik er vaak.”

10

­ nvoldoende doorstroomde. o In 1533 was al een ‘keur’ afgekondigd over de afvoer van vuil water. Goten mochten niet over meer dan zeven voet worden dichtgemetseld, zodat ze goed konden worden schoongemaakt en de rest mocht slechts met een plank worden afgedekt. In 1581 was bepaald dat iedereen op woensdag- of zaterdagavond zijn goten moest schoonmaken. In 1596 kwam er een regeling die bepaalde dat het vuil

Johan Souwer bodeminspecteur “Het Vondelpark is in alle opzichten een goede plek. Toen ik er nog vlakbij woonde, ging ik er vaak hardlopen, wandelen met mijn kind of naar openluchtconcerten.”


in schuiten moest worden afgevoerd om buiten de stad in het IJ te worden gedumpt. Het hielp slechts mondjesmaat. Dit soort verbeteringen had tijd nodig, veel tijd. Molens, kruitmolens en lakenververs Er kwamen maatregelen om de meer vervuilende en brandgevaarlijke bedrijven naar de rand van de stad te verbannen. Molens om graan te malen stonden op de wallen, omdat ze daar de meeste wind vingen, maar kruitmolens die konden ontploffen stonden veel verder weg, langs de Heiligeweg bij de Overtoom. De lakenververs, op de Kloveniersburgwal aan de rand van de stad, zorgden voor veel ­vervuiling. Aan het einde van de zestiende eeuw moesten ze verhuizen naar de nieuwe stadsuitbreiding, waar de naam Verversstraat nog steeds aan hun activiteiten herinnert. Een uitslaande brand in oktober 1569 in de zeepziederij ‘De Blinde Esel’ op het Damrak stond de oudere Amsterdammers in 1597 nog in het ­geheugen gegrift. Daarom had het stadsbestuur bepaald dat nieuwe zeepziederijen alleen na ­toestemming mochten worden gebouwd. Er ­kwamen vergunningsvoorschriften en inspecties om te contro­ leren of de stookgaten, ovens, schoorstenen en turfkokers aan de voorschriften voldeden en het was streng verboden om as op straat of op de wallen te gooien.

Menno Hillebregt beleidsadviseur geluid “De Albert Cuypmarkt vind ik gezellig. Ik kom er vrijwel iedere week. Mijn vrouw vindt dat ik te veel koop, maar dat vind ik ook van haar.”

Vuurplaatsen, ovens en schoorstenen Ondanks al die maatregelen brak er in 1597 twee keer een grote brand uit: op 10 juni in de Warmoesstraat en op 22 oktober in de Sint ­Anthoniesbreestraat. Tientallen huizen gingen in vlammen op. Naar aanleiding van de laatste brand besloot het stadsbestuur op donderdag 6 november tot het afkondigen van een nieuwe brandkeur; ‘vuurplaatsen’ van allerlei industrieën kwamen onder stedelijk toezicht, ovens moesten vrij in de ruimte staan, schoorstenen minstens één steen dik zijn en met die dikte minstens zeven voet boven het dak uitsteken. De opslag van hooi, hennep en buskruit werd aan veiligheidsmaatregelen onderworpen. Amsterdam kreeg vijfendertig brandmeesters, die bij brand op het blussen en op naleving van de voorschriften moesten toezien. Goed toezicht en handhaving blijkt ook in het verleden vaak de ­achilleshiel van het stedelijk beleid. 1597 lijkt veel meer op 2009 dan we denken.

Mijn favoriete plek? “Midden op het IJ, omdat je daar nog een beetje kunt beleven hoe vroeger al die schepen aan- en afvoeren.” Gabri van Tussenbroek is bouwhistoricus bij BMA en schreef het boek ‘Amsterdam in 1597. Kroniek van een cruciaal jaar’, L.J. Veen, Amsterdam 2009

Peter de Groot

adviseur geluid “Een hapje eten op de Zeedijk is altijd leuk. Ik kom vaak bij New King of Nam Kee. Ik heb geen favoriet gerecht.”

11


Zicht op Borneo-eiland en rechts de Zeeburgerkade

12


13


Geluidspecialist Frits Bogaart

De rustgevende herrie van de branding “Het openscheuren van een verpakking kan oorverdovend zijn.” Ook lawaaioverlast is relatief, wil Frits Bogaart maar zeggen. Als theatertechnicus produceerde hij ooit decibellen. Nu stelt hij juist grenzen aan geluid. Een gesprek over geluidszones, bonkende bassen, oprukkende airco’s, stiltewandelingen, kwetterende ambtenaren en een disco op Terschelling.

14


Voor wie het nog niet wist: DMB heeft een aantal geluidspecialisten. Klinkt goed, maar wat behelst die functie eigenlijk? “Mijn hoofdtaak is geluidzonebeheer,” aldus Frits Bogaart. “In de jaren negentig van de vorige eeuw is voor de meeste Amsterdamse bedrijventerreinen een geluidzone vastgesteld. Dat is een denkbeeldige lijn rond het terrein. Daarbuiten mag de totale hoeveelheid geluid van het bedrijventerrein niet hoger zijn dan 50 dB(A), om overlast voor de omgeving te minimaliseren.” Waarom dB(A) en niet gewoon decibellen? “Dat heeft te maken met de gevoeligheid van het oor. Dat is minder gevoelig voor lage frequenties. Dus een lage toon van 50 dB ervaren we als minder hard dan een hoge toon van 50 dB. Dat zie je ook op de dansvloer: jongeren horen de bassen pas echt goed als ze zo hard staan dat ze door je middenrif bonken. Bij onze geluidsmetingen gebruiken we daarom een elektronisch A-filter dat daar rekening mee houdt.” Net als de gevoelstemperatuur bestaat er ­kennelijk ook zoiets als de gevoelsgeluidsterkte, met de bijbehorende eenheid dB(A), waar ­bedrijven ­rekening mee moeten houden. Het afgelopen jaar is er veel energie gestoken in het gezoneerd ­industrieterrein Westpoort, het grootste aaneen­ gesloten bedrijvengebied in de Amsterdamse regio. “Westpoort zat qua geluid over z’n maximum. Volgens een recente rechterlijke uitspraak gaat een terrein dan op slot. Dan kan er geen bedrijf meer

Els Joosten milieu-inspecteur vergunningverlening “Ik ben een weegschaal dus ik kan niet kiezen. Het W.G. Café, Vondelpark, kinderboerderij Zimmerhoeve in Oud-West, het Amstelpark, Nemo, Tropenmuseum, het Sloterbad.”

Jongeren horen de bassen pas echt goed als ze zo hard staan dat ze door je middenrif bonken

bij, zodat bepaalde kavels ongebruikt blijven. Daar zijn we nog eens goed naar gaan kijken. En wat zie je dan? Sommige ­bedrijven hebben een vergunning voor 24 uur per etmaal, terwijl ze in feite niet fulltime in bedrijf zijn. Door dergelijke dingen op een rijtje te zetten hebben we een decibel kunnen winnen in de totale geluids­belasting van het terrein.” En daarbij blijft het niet, verwacht Frits Bogaart. “Veel bedrijven vragen in hun vergunningen meer ‘geluidruimte’ aan dan ze feitelijk gebruiken, vaak met het oog op toekomstige ontwikkelingen. Daar valt ook nog ruimte te winnen, daar gaan we binnenkort mee aan de slag.” Oprukkende airco’s Gaat dat geluidzonebeheer gepaard met een vorm van handhaving, b ­ ijvoorbeeld door steekproefs­ gewijze controles? Frits Bogaart: “Theoretisch kan het wel, maar in de praktijk gebeurt het nauwelijks. In deze regio gaat het om zesduizend bedrijven. Dus we concentreren ons op klachten over geluidsoverlast. Die gaan vaak om horecagelegenheden in de

Jeroen Oe

senior inspecteur milieuvergunningen “Ik kom graag op de Noordermarkt, op de rommel- en antiekmarkt, om onverwachte oude dingetjes te vinden. Laatst heb ik bijvoorbeeld kaasbordjes voor mijn zus op de kop getikt.”

15


­

Ergernis geluidshinder

1. Wegverkeer

2. Lawaai van de buren

bebouwde omgeving met te harde muziek en ­onvoldoende isolatie. En momenteel groeit de overlast van airco’s van bedrijven, zeker op binnenplaatsen waaraan ook slaapkamers liggen.” Maar dat is meer iets voor de handhavende inspecteurs. Als geluidspecialist wordt Frits’ deskundigheid vooral ingezet bij bijzondere gevallen. “Laatst was er iemand die last had van een bepaald geluid dat ze in haar hele huis hoorde. We constateerden slechts een minieme overschrijding van de wettelijke norm, maar het was wel heel hinderlijk. Dan is de vraag: waar komt het vandaan? En wat bleek? In het aangrenzende pand had een bank z’n ICT-ruimte, daar stonden allerlei servers te draaien, inclusief koeling.” Klaterend water Maar buren zijn niet altijd zo coöperatief, terwijl zij wel regelmatig voor ergernis zorgen. Frits Bogaart: “In het kader van de EU-richtlijn Omgevingslawaai hebben we een geluidskaart gemaakt, zodat we een actieplan Geluid konden opstellen om de hinder

Annelies Blokland

secretaresse milieuadvies “Het Museumplein, een van de weinige plekken met de uitstraling van een wereldstad. In de zomer zit ik er lekker op een bankje te kijken naar wie er allemaal voorbij loopt.“

16

terug te dringen. Net als alle andere Europese ­regio’s. Daarom hebben we ook aan Amsterdammers ­gevraagd van welke geluidsbronnen ze de meeste last hebben. Bovenaan staat wegverkeer, hoewel A ­ msterdam al sinds 1986 bezig is met een saneringsprogramma dat er voor moet zorgen dat uiteindelijk alle woningen langs drukke wegen goed zijn g ­ eïsoleerd. Op de tweede plaats staat lawaai van de buren.” En precies op dat moment begint iemand te stofzuigen, ergens boven ons hoofd op de galerij van de voormalige Diamantbeurs. “Pakweg 75 dB(A),” schat Frits geroutineerd, maar wel met enige stemverheffing, want ook het DMB-bolwerk blijkt dus niet immuun voor geluidshinder. “Maar,” nuanceert Frits, “bij burengerucht heb je behalve met de meetresultaten ook te maken met subjectieve beleving. Daarom vertel ik collega’s tijdens interne cursussen ook altijd dat je je uitspraken niet alleen moet baseren op dat ene getalletje dat de meter aanwijst. Als je buren avond aan avond aan hun boot schuren en timmeren, kan dat behoorlijk irritant zijn, zelfs als het geluidsniveau feitelijk beneden de norm blijft.” Het kan ook subtieler. “Neem het geluid van de branding. Sommigen mensen vinden dat rustgevend, terwijl het objectief een behoorlijke herrie is. Een vergelijkbare kwestie hebben we meegemaakt bij een fontein in Oost. Sommige omwonenden hadden last

Marlies Lambregts milieuadviseur “Het Flevopark. Het is er rustig en de grote waterpartijen en bomen vind ik zo mooi. Ik fiets er op weg naar mijn werk doorheen, verblijf er vaak en zwem er ook.”


van het klaterende water. Mede op grond van onze adviezen is daar iets aan gedaan.” Sorry oor Geluidshinder heeft bovendien te maken met verwachtingen. Recent onderzoek van de dienst Onderzoek & Statistiek (O&S) leert dat omwonenden lawaai minder erg vinden als ze van tevoren zijn ­gewaarschuwd. Bij bouwprojecten kan dat sinds kort via de speciale, gemeentebrede DMB-campagne ­Sorry oor: een poster, een advertentie en een huisaan-huisfolder attenderen mensen op de werkzaamheden en vragen bij voorbaat om begrip voor het ongemak. Desgewenst worden huis aan huis ook nog oordopjes verspreid. Bij herhaald lawaai kan op den duur trouwens ook een omgekeerd effect optreden, stelt Frits Bogaart. “Als je weet dat die buren weer aan hun boot gaan schuren, ga je er op zitten wachten. En dan klinkt het alleen maar harder.” Stilte!!! Veel mensen hebben het gevoel dat het ­algemene geluidsniveau stijgt, niet alleen door steeds meer auto’s en vliegtuigen, maar ook door het oprukken van bladblazers, iPods en achtergrondmuziek. Rust en stilte worden zo schaars, dat de liefhebbers zich terugtrekken in fluisterboten en stiltecoupé’s. In Amsterdam is ook al een speciale stiltewande-

Frans Gerritsen handhavingscoördinator “De Hortus Botanicus. Het is een heel sfeervol stukje Amsterdam en creëert tussen de prachtige bomen en planten ook een beetje rust in de drukke stad.”

ling uitgezet die de geluidarmste plekjes met elkaar verbindt. Niet dat rust daarmee is gegarandeerd. Frits Bogaart: “Ik heb die wandeling eens gelopen met een groep talentvolle jonge ambtenaren. In de hofjes en binnentuinen kletsten ze honderduit en het viel niet mee om ze stil te krijgen.” Of het algemene geluidsniveau in Amsterdam ook werkelijk stijgt, is overigens niet bekend. “Bij mijn weten wordt dat niet stelselmatig gemeten. Ook in stiltegebieden hoor je trouwens altijd wel iets. Een collega heeft eens midden op de Veluwe gemeten. Lager dan 15 dB(A) kom je ook daar niet. De stilste plek in Amsterdam? Een binnentuin aan de Koninginneweg, daar heb ik ooit overdag 40 dB(A) gemeten.” Los daarvan komen rustzoekers nog wel eens ­bedrogen uit, weet de geluidspecialist uit eigen ­ervaring. “We huurden een huisje op Terschelling. De eerste dagen hadden we niks in de gaten, maar in het weekend werd duidelijk dat we pal naast een disco zaten. Toen zijn we toch maar even naar de verhuurder gestapt.”

Favoriete plek? “De Noorder IJplas. Daar loop ik graag met de hond. Een stukje ongerepte natuur, ook al is het dicht bij de Coentunnel.”

Cees Groot

klimaatadviseur “Ik kom graag in de Jordaan. Ik eet en winkel er geregeld. Paladium is een leuk eettentje, de ambiance is geweldig en je kunt er goed eten.”

17


Zicht op Duivendrecht, Zuidoost

Paul Brand

milieu-inspecteur “Ik ben in mijn vrije tijd vaak op het water. Ik ga graag met mijn boot de Amstel of Het IJ op, even de rust opzoeken.”

18

Jos Vonk milieu-inspecteur “Weesperplein 4 natuurlijk! En in mijn vrije tijd vind ik restaurant Kanis en Meiland op de Levantkade leuk om lekker te borrelen.”


Guno Marengo milieu-inspecteur “Zuid-Oost. De veranderingen die het stadsdeel qua stedelijke vernieuwing doormaakt vind ik mooi om te zien. De hoge flatgebouwen maken nu plaats voor eengezinswoningen.”

Jerôme de Zwart

constructeur “Ik kom graag in de Amsterdam ArenA. Ik heb een seizoenskaart van Ajax. Puur voor plezier. Op dit moment gaat het goed met ze, toch. Echt een leuke hobby.”

19


Erik Petit en Patricia Gillissen

Inspecteren kun je leren Zomaar een maandagmorgen uit het leven van Erik Petit en Patricia Gillissen, respectievelijk Buitendienst inspecteur bouwtoezicht en inspecteur in spe. Erik is leermeester, Patricia volgt de eigen opleiding van DMB. Na de theorie lokt de praktijk. De schoenen aan, de bouwput in.

Patricia: “Van huis uit ben ik meubelmaakster, dus ik ben wel gewend om tekeningen te lezen.�

20


Erik: “Wat ik vooral wil over­ dragen? Dat het niet puur gaat om de regels, maar ook om de achtergronden ervan. Neem een traphek, dan is het niet het ­belangrijkst dat de afstand tussen de spijlen tot op de m ­ illimeter klopt met het Bouwbesluit, maar dat kinderen er niet doorheen kunnen vallen.”

Het Westerdokseiland 21


Aanschouwelijk onderwijs

Op naar het Westerdokseiland. Daar komen onder andere een parkeergarage, woningen, een hotel en het Paleis van Justitie.

Erik: “Er is nu niet zo veel te zien. Maar het is leerzaam om te zien hoe het vordert en hoe ze het doen.�

22


Vervolgens naar metro­ station Rokin in wording. We dalen af naar het plateau waarvandaan ­belangstellenden straks het werk op de voet ­kunnen volgen.

Erik: “Hoe zit het met de vluchtwegen? De brand­ vertragende deur? Wat zegt de tekening daarover? En we kijken naar de beruchte naden tussen de diepwanden. Die worden momenteel bevroren, om het risico van lekken te minimaliseren. De mensen van het projectbureau controle­ ren dat zelf natuurlijk ook. In feite controleren wij hier de ­controleurs.”

Toekomstig metrostation Rokin 23


Patricia: “Ik merk hoe belangrijk het is om begrip te kweken bij bouwers en belanghebbenden. Dit werk gaat echt niet alleen om de controle van de tekenin­ gen, maar ook om de omgang met mensen.”

Erik: “De koffiehoek is belangrijk, net als de koffiekeet van de aannemer op het werk. Daar hoor je vaak handige weetjes en signalen.”

24

EINDE


Erik Petit buitendienst inspecteur bouwtoezicht “Het dak van het voormalige Scheepvaarthuis aan de Prins Hendrikkade, daar was ik een keer tijdens een rondleiding. Zo rijk gedetailleerd, net Gaudi.”

Patricia Gillissen inspecteur bouwtoezicht in opleiding “De grachten in de vroege ochtend na een lange nacht stappen, als er geen toeristen meer zijn en je lekker rustig naar huis kunt fietsen.”

25


Annemarie de Groot

Inspecteur vergunningen en vastgoed “Het Rijksmuseum staat zo ongeveer in mijn achtertuin. Ik ben er graag. Ze tonen telkens een schitterende collectie. Als er een nieuwe is ga ik altijd even kijken.”

26

Willem Keesom constructeur “De grachten vind ik nog steeds heel mooi. Ik wandel graag langs de Prinsengracht. Ooit eens een rondvaart gemaakt? Ja, vooral in mijn jeugd.”


Mustafa Danisman Inspecteur vergunningen en vastgoed “Ik houd van mijn buurt in Slotervaart. Met mijn kinderen ben ik vaak bij de speeltuin vlakbij de Westlandgracht te vinden. Kunnen ze zich lekker even uitleven.”

Bart Hettinga

Inspecteur vergunningen en vastgoed “De betonnen trap die het IJ in loopt aan de Javakade. Toen ik er vlakbij woonde, organiseerde ik daar vaak barbecues, gezellig een biertje erbij. Vanaf de trap zie je het Mövenpick Hotel, daar heb ik aan gewerkt.”

27


Senior inspecteur Bodemtoezicht Pauline Aalbersberg

Afrekenen met gif uit heden en verleden Ooit was de Volgermeerpolder Nederlands grootste gifbelt, maar straks is het een recreatiegebied en een vogelparadijs. Kan dat? Ja, zeker.

28


De voortekenen zijn gunstig, dankzij een laag schone grond van een meter, speciale folie van twee millimeter en een stelsel van dijkjes die voor sawa’s ­zorgen. Die sawas’s fungeren op hun beurt als kraamkamer voor een nieuw, afdekkend hoogveen­ pakket. “Het leuke is dat je van zo’n smerige plek weer iets moois kunt maken waar iedereen wat aan heeft.” Maanpakken Zeg Volgermeerpolder en veertigplussers denken aan vaten met doodshoofden en mannen in maan­ pakken. De stortplaats voor huisvuil bleek namelijk ook in trek bij bedrijven die van hun chemisch afval af wilden, waaronder het toenmalige farmaceutische ­concern Philips-Duphar. Dat gebeurde weliswaar ­illegaal, maar de gemeente Amsterdam greep niet in. In maart 1980 werden de eerste vaten dioxine en chloorbenzeen ontdekt, het topje van de gifberg die uit duizenden vaten moet hebben bestaan. Daarmee stond de Volgermeerpolder in één klap op de kaart als ’s lands grootste en vuilste saneringslocatie. Ruim honderd hectare bleek zwaar verontreinigd met zeker tweeduizend ton chemisch afval. “Maar dat was ­allemaal ver voor mijn tijd,” vertelt Pauline Aalbersberg, “ik werk pas sinds mei 2008 bij de DMB en sindsdien ben ik betrokken bij de afronding van het project.”

Lisl Edhoffer hoofd Bureau Welstandszaken “De route over de Ringdijk, Oosterringdijk. Deze route loopt door de stad langs allerlei oude dijkhuisjes en bijzonderheden. Hieraan kun je de ontwikkeling van de stad aflezen.”

Groen deksel Sinds de ontdekking van de vaten zijn we bijna dertig jaar verder. Wat moeten lezers anno 2009 weten over de Volgermeerpolder? Pauline Aalbersberg: “Dat de vervuiling er nog grotendeels ligt. De vervuiling is niet mobiel, horizontaal noch verticaal. Het is eigenlijk aan alle kanten verankerd in veen en klei.” Een geluk bij een ongeluk dus eigenlijk. Daardoor was het ook mogelijk te kiezen voor een nieuwe saneringsvariant: ‘natural capping’, ofwel een groen deksel. “Bij de eerste saneringen in Nederland werd de vervuilde grond nog totaal verwijderd. Dat bleek nogal kostbaar. Tegenwoordig zorgen we dat de mate van vervuiling past bij de toekomstige bestemming van het terrein. Als je de verontreiniging goed inpakt en afsluit, dan kun je er daarna best een park aanleggen of een golfbaan.” Die werkwijze stelt natuurlijk wel bijzondere eisen aan dat deksel. “In de Volgermeerpolder is begonnen met een laag zand van een meter. Daarop is een ­stelsel van dijken van zand en klei aangebracht, waarmee compartimenten zijn gemaakt. Het geheel is overdekt met een speciale, dikke folie. Het regenwater blijft daarop staan en zodoende ontstaan er sawa’s. Na aanplanten of inzaaien gaan daar planten groeien en op den duur krijg je een laag veen.” Controle blijft geboden, eigenlijk tot in de

Betty Dijkema

directiesecretaresse ”Het Amsterdamse Bos. Ik houd van de natuur en wandelen, vandaar. Vorig jaar heb ik daar op de Bosbaan geschaatst, dat was een hele aparte ervaring.”

29


Dankzij de Amsterdamse bodemkwaliteitskaart zijn intussen alle verontreinigingen geïnventariseerd

­ euwigheid. “Daarvoor is men in 2000 al begonnen e met het hele terrein te omringen met peilbuizen, pakweg 370 in totaal. Jaarlijks worden daar monsters genomen, zodat je goed kunt volgen of de verontreiniging toch niet weglekt via het grondwater.” Na afronding van de sanering in november 2010, worden er ook wandel- en fietspaden aangelegd. Goed in de boeken Voor de bufferlaag en de sawa’s was en is heel wat grond nodig, alles bij elkaar zo’n twee miljoen m³. En daar komt de bodeminspecteur in beeld. Pauline Aalbersberg: “Het Projectbureau Bodem (PBB) regelt de aanvoer van grond, wij zijn de toezichthouder. Cees Loogman van PBB bestelt een partij grond en geeft dit door, samen met de milieuhygiënische verklaring van de partij. Maar wat wordt er geleverd en wat wordt er

Lilian Adriaansen

directiesecretaresse “Het Griekse restaurant To Ouzeri in de De Clercqstraat, omdat ik een zwak voor Griekenland heb. Alle hapjes zijn lekker en de sfeer is goed.”

30

daadwerkelijk gebruikt? Dat is een kwestie van lijsten vergelijken. Klopt het allemaal? Zijn alle gegevens compleet? Zo niet dan vragen we een aanvulling of houden we de partij tegen.” Het gaat deels om grond uit Amsterdamse bodem, die onder andere vrijkomt bij de aanleg van de Noord/ Zuidlijn. “Maar omdat het zo’n groot project is komt er ook veel uit de regio.” En levert die controle veel afwijkingen op? “Valt mee. Soms levert een uitgraving minder grond op dan verwacht, of valt de samenstelling anders uit. Een enkele keer is Cees Loogman niet tevreden over de partij en geeft hij door dat de melding wordt ingetrokken. Of er is bijvoorbeeld 100 ton besteld en er wordt maar 80 ton geleverd, waarvan maar 60 ton wordt gebruikt. Op zich is dat geen ramp, maar het moet wel goed worden vastgelegd.” Voortschrijdend inzicht Al met al kost de Volgermeerpolder de bodem­ inspecteur gemiddeld een dag in de week. De rest van haar tijd besteedt ze aan kleinere projecten. Pauline Aalbersberg: “Het centrum van Amsterdam zit vol ­vervuilde locaties, vanwege alle bedrijfjes die er in vorige eeuwen zaten. Leerlooierijen, drukkerijen, ­chemische wasserijen, hoedenfabrieken, tankstations. De omringende wijken zijn vaak opgehoogd met huisvuil, vaak inclusief metaalverontreiniging. Momenteel

Charley Roefstra directiesecretaresse “Het Amstelpark, een vriendelijke en gemoedelijke plek voor ouders en kinderen. Het is er helemaal op ingericht dat zij heerlijk kunnen genieten van de beesten en de speeltuinen.”


ben ik bezig met een renovatie- en saneringsproject op de hoek Wibautstraat/Deymanstraat, waar ook een parkeerkelder komt onder de bestaande panden.” In principe zijn dankzij de Amsterdamse ­bodemkwaliteitskaart intussen alle verontreinigingen ­geïnventariseerd. Grootscheepse verrassingen als de Volgermeerpolder zijn dus uitgesloten. “Al weet je nooit wat er in de toekomst gebeurt dankzij nieuwe kennis of nieuwe inzichten over milieubelasting. Een voorbeeld? Asbestvervuiling door spuitasbest, waarmee ze tot 1975 leidingen bekleedden. Op den duur verbrokkelt dat en komt het in de grond terecht. Met alle gevaren van dien voor de mensen die er ­bijvoorbeeld bij een renovatie in gaan graven. Daar wordt nu ook scherper op gelet.” Alarmbellen Hoe wordt een mens senior inspecteur bodemtoezicht? Pauline Aalbersberg: “Ik ben erin gerold. Ik ben ooit begonnen als gerechtssecretaris. Daarna kwam ik bij het Kadaster en nog weer later ging ik naar Amstelveen, naar de gemeentelijke afdeling Landmeten daar. Na tien jaar had ik dat wel gezien en leek het me leuk om wat meer van milieu te weten. Zo kreeg ik met het Bouwstoffenbesluit te maken in de regio Amstelland en de Meerlanden. Dat heb ik vijf jaar gedaan, tot DMB graag die expertise in huis wilde halen.”

Leeyanne Dobben beleidsadviseur Expertisecentrum BWT “Als ik op het Amstelveld loop, voelt dat alsof ik in historisch Amsterdam rondloop. De plek heeft een Oud-Hollandse sfeer. Telkens denk ik: ‘Hé, ik zou hier eens wat vaker langs moeten komen’.”

Wat is het leuke van dit werk? “Ik ben graag ­buiten. Het is belangrijk om je neus op de ­saneringslocaties te laten zien. Er zijn bedrijven die altijd alles keurig voor elkaar hebben, maar je hebt ook ondernemers die als het even kan de mazen in de wet opzoeken. Dan is het spannend om te zien wat je daar tegenover kunt stellen als toezichthouder, dat is soms echt een kat-en-muisspelletje. Je krijgt natuurlijk een antenne voor zaken die niet in de haak zouden ­kunnen zijn. Is de locatie niet netjes afgezet? Zijn er geen ­douchecabines? Is het logboek in orde? Staat er vier keer dezelfde handtekening op de begeleidingsbon? Of een geladen vrachtwagen zónder dekzeil, dan ­beginnen bij mij meteen de alarmbellen te rinkelen. Zeker als de chauffeur niet eens een dekzeil bij zich heeft!”

Mijn favoriete plek? “De Amstel. Ik fiets of scooter iedere werkdag van Zevenhoven naar Amsterdam op en neer. De ochtendnevel, de avondzon, de wolken en de luchten boven het water!”

Margit Assenberg

beleidsadviseur Expertisecentrum BWT “Het Homo monument. Ik vind het een mooie herdenkingsplek en het is een mooi doel.”

31


Marianne Berkhout

adviseur bedrijfsvoering “Ik was oorspronkelijk bibliothecaris en vind de nieuwe Centrale Openbare Bibliotheek de Bijenkorf onder de bibliotheken. Als je de roltrappen opgaat kun je zelf een wereld ontdekken.”

32

Maria Lameijer applicatiebeheerder “Als ik de Rembrandttoren zie, als ik vanuit Almere aan kom rijden, dan kom ik thuis. Naast de toren heb ik op school gezeten en gewerkt en ook in Noord zag ik vanaf mijn balkon de toren.”


Jan Mulder werkplekbeheerder “Het Java-eiland. Ik vind de architectuur erg interessant. Het ziet eruit als een moderne versie van de binnenstad.”

Sanne Baerents

adviseur arbo en milieu “De kleine Amsterdamse cafeetjes zoals de Engelse Reet, vlakbij het Begijnhof. De sfeer is er geweldig. Of het prachtige stuk bij het Amsterdams Historisch Museum in de Kalverstraat.“

33


Theo Brijker, teamleider facilitaire zaken

Afscheid van de Diamantbeurs Weinigen zullen het gebouw tot in alle uithoeken kennen als Theo Brijker, teamleider facilitaire zaken vanaf het allerprilste begin in 1990. Hij kijkt met veel plezier terug, maar ook gretig vooruit.

34


“Dit is een prachtgebouw, een jong monument met een geweldige uitstraling, ideaal gelegen bij ­diverse vormen van openbaar vervoer. We hebben hier heerlijk ‘gewoond’. “Het is hier fijn werken. De variëteit aan ­specialismen maakt het extra leuk. De expertise op het gebied van milieu, bouwen en duurzaamheid maakt mijn facilitair werk ook veel breder. We leren vice versa van elkaar, dat is echt een toegevoegde waarde van dit werk. Ik heb heel wat mensen zien komen en gaan in de afgelopen twintig jaar. Ik laat mij regelmatig zien, dus de meeste collega’s zullen mij ook wel kennen. “De Diamantbeurs laat zich goed onderhouden, maar de huidige koeling en sommige installaties zijn gedateerd. In de zomer vraagt het heel wat uithoudingsvermogen van het personeel. Het kan hier aan bepaalde zijden van het gebouw smoorheet zijn. Als alles goed gaat in het gebouw, hoor je als gebouwbeheerder niets. Dan brandt het licht en de kachel, snorren de pc’s en ligt er een mooi tapijtje op de vloer. “De samenwerking is binnen de gemeente ­Amsterdam goed georganiseerd. Zo zit ik met alle gebouwbeheerders in een masterclass energiebeheer. We willen als stad toewerken naar een C02-neutrale huisvesting. DMB-specialisten maken structureel onderdeel uit van de masterclass en brengen vaak

Carla de Jager office medewerkster interne dienstverlening “Mijn favoriete plek is het Rembrandtplein. De laatste jaren kom ik er niet zo vaak meer, maar het blijft voor mij altijd een gezellig plein.”

In de zomer vraagt het heel wat uithoudingsvermogen van het personeel extra kennis in. Daardoor kun je echt kwaliteit leveren. Diverse medewerkers van team FZ hebben deelgenomen aan diverse werkgroepen voor het aanbesteden van diensten en middelen onder leiding van Concern Inkoop. “Het vertrek uit de Diamantbeurs is de uitkomst van een brede afweging. De nog niet bekende nieuwe locatie helemaal inrichten naar de eisen van deze tijd en duurzaam maken, is een uitdagende klus met veel facetten. Het gebouw zal energielabel A ­krijgen, tegenover G in de Diamantbeurs, en het zal ISO 14001 worden gecertificeerd. Dat slaat op onze totale energiehuishouding. Die kansen pakken we natuurlijk met beide handen aan. Ik heb er zin in!”

Favoriete plek? “Hoek Willemsstraat-Lijnbaansgracht omdat ik daar voor het eerst op mezelf woonde en een ­heerlijke tijd heb gehad. En Ajax-stadion De Meer, maar dat is niet meer.”

Vera Valkestijn

webredacteur/functioneel beheerder Bureau Monumenten en Archeologie “De Sloterplas. Nu de dagen korter worden is de zonsopgang en -ondergang erg mooi. Ik rijd er elke dag langs en stop regelmatig om wat foto’s te maken.”

35


Vanessa Koenig

medewerker bedrijfsbureau Bureau Monumenten en Archeologie “Het Tropenmuseum, daar heb ik altijd het gevoel dat ik in contact sta met de rest van de wereld. Een prachtig gebouw met hele interessante, afwisselende tentoonstellingen.”

36

Lidewij de Leeuw archeoloog Bureau Monumentenen Archeologie “De plek met de mooiste herinneringen is voor mij mijn oude studentenhuis in het centrum. Daar heb ik tien jaar lang met veel plezier gewoond.”


De historie van de Diamantbeurs Zes dagen voor zijn dood keurde Koning Willem III op 17 September 1890 de statuten goed van de Vereniging Beurs voor den Diamanthandel. Eén dag en 21 jaar later, op 18 september 1911, opende de door architect Gerrit van Arkel ontworpen Diamantbeurs officieel haar deuren.

De Vereniging had aan het Weesperplein in 1910 voor 200 duizend gulden een aantal panden ­opgekocht en gesloopt. Van Arkel was een logische keuze: hij had al een paar diamantslijperijen verbouwd en gebouwd, zoals de fabriek van de firma Asscher aan de Tolstraat (1905) en aan de Nieuwe Achtergracht die van de firma Soep & Co. (1906). De nieuwe beurs was een sensatie. Bijna alle bladen en kranten berichtten over het indrukwekkende gebouw, opgetrokken in rode en gele baksteen, dat 52 x 32 meter groot en 24 meter hoog was. De toren met koperen koepel en uurwerken was 36 meter hoog en stak boven alle omliggende gebouwen uit. Het gebouw werd toendertijd omzoomd door kastanje­ bomen. Koningin Emma bezocht de beurs op 3 mei 1912. Het gebouw stond op 1542 heipalen, er zaten

Dick van der Horst projectmedewerker Bureau Monumenten en Archeologie “Ik kom graag op het Minervaplein en de buurt eromheen, die rond 1917 is aangelegd. Daar krijg ik een blij gevoel. Het is zo mooi, ruim en met oog voor goede woonomstandigheden aangelegd.”

685.000 bakstenen en 45.000 kg ijzeren staven in ­verwerkt. De Diamantbeurs was een van de ­eerste Amsterdamse gebouwen die vanbinnen een ­constructie van gewapend beton had. Ook had het gebouw allerlei nieuwe technische snufjes zoals twee elektrische liften en centrale verwarming. De cv ging via warme lucht in plaats van verwarmingsbuizen. De diamantairs wilden zo dicht mogelijk bij de ramen zitten om te profiteren van de lichtinval, dus buizen langs de wand mochten niet. Ook de beurszaal werd vanwege het noorderlicht aan de Nieuwe Achtergracht gesitueerd. Budgetoverschrijding De totale bouwkosten waren geraamd op 500 duizend gulden, maar liepen - ook toen al uiteindelijk op tot 650 duizend gulden. Voor die

Daniëlle Spijkerman

managementassistent Bureau Monumenten en Archeologie “De Jordaan. Ik woon er al 36 jaar en ik vind de buurt nog steeds helemaal geweldig. Het voelt als een dorp in een stad. En het is een sociale buurt.”

37


tijd exorbitant veel. De Incassobank was een van de grootste financierders. Zij kregen in de kelder een bankafdeling met een eigen ingang aan het ­Weesperplein. Hun safedeposit zou in de safedeuren ‘vergiftigde gassen’ hebben gehad, zodat dieven bij een kraak in slaap zouden vallen. In het ­souterrain zaten een café-restaurant met biljart (toen nog keurig billiard geheten), een keuken en kapperswinkel ‘Maison Goudsmit’. Verder waren er kantoren, dienst­ vertrekken, de verwarmingskelder met kolenopbergplaats, een fietsenberging en de conciërgewoning. Oorspronkelijk waren er drie ingangen. De hoofd­ ingang zat aan het Weesperplein, links van de huidige ingang, onder de toren. De kleurige tegeltableaus door plateelbakkerij De Distel zijn bewaard gebleven. De entree en de centrale hal hadden terrazo­vloeren. Verder waren er op de begane grond onder ­andere een ‘lokaal voor ververschingen’, een post- en ­telegraafbureau met zes (!) ‘geruischlooze telefooncellen’ en een centrale. De monumentale in marmer en basalt uitgevoerde trap met messing leuningen leidde naar de grote beurszaal, die in groen marmer was uitgevoerd, met boven de ramen verglaasde stenen banden. Uitbreiding Tijdens de Eerste Wereldoorlog bloeide de diamanthandel en de beurs had dringend extra kantoorruimte nodig. Aan H.J. Breman, associé van

Inez Weyermans

projectleider afdeling Monumenten

Bureau Monumenten en Archeologie “Mijn eigen P.L. Takbuurt, een hele specifieke Amsterdamse School buurt. Sinds ik hier werk kom ik steeds meer over mijn buurt te weten, daardoor waardeer ik ’m nog meer.”

38

de inmiddels overleden architect Van Arkel, werd opdracht gegeven om daarvoor te zorgen. Er werd in 1919 een nieuwe etage bovenop het bestaande beursgebouw gebouwd met 35 kantoren voor de som van 150 duizend gulden. Maar eigenlijk was er nog te weinig ruimte. Onderzoeken naar geschikte plekken voor uitbreiding in de jaren daarna liepen op niets uit. De Tweede Wereldoorlog maakte een eind aan de bloei. De Joodse diamanteigenaren werden ­gedwongen hun diamanten te verkopen en de rest van de handel werd door de bezetter in beslag genomen. In april 1942 was er geen diamant meer over om te verhandelen. De Joodse bestuursleden werden in augustus 1942 gedwongen af te treden en de meeste beursleden werden begin 1943 naar concentratie­kampen gevoerd. Na de bevrijding was de Diamantbeurs stil en bijna leeg. Twee derde van de diamantbewerkers en -handelaren was in de oorlog omgekomen. Ondanks alles probeerde men de diamantindustrie weer nieuw leven in te blazen maar het animo onder de achtergebleven diamantairs was niet groot. Teloorgang Een loodgieter die buizen aan het ontdooien was, veroorzaakte in 1956 een grote brand met enorme waterschade tot gevolg. De bovenste etage uit 1919 bleek onherstelbaar verwoest. In 1957 kwam daar een nieuwe etage voor in de plaats, gebouwd in een

Vincent van Rossem architectuur-historicus Bureau Monumenten en Archeologie “De Noordermarkt is met stip de beste markt van Amsterdam. Op de ’s zaterdagse boerenmarkt koop ik altijd biologische producten zoals kaas en in de zomer fantastische groente.”


Renovatie Begin jaren tachtig van de vorige eeuw, stortte de diamanthandel in. De Diamantbeurs verhuisde april 1989 naar Zuidoost en het gebouw werd verkocht aan de firma Sedijko. Die liet het grootscheeps renoveren door ZZDP Architecten. Helaas bleek er door de jaren heen veel vernield: de pilaren in de grote zalen waren opgedikt met beton, de decoraties waren verdwenen. De groengeglazuurde bakstenen waren niet meer te krijgen, de grote boogramen niet meer te recon­strueren. Alleen de betimmering en meubilering van de bestuurskamer waren nog intact. Tijdens de renovatie moesten noodgedwongen allerlei compromissen w ­ orden gesloten. Het souterrain werd een parkeer­terrein. De Milieudienst betrok het gebouw in 1990 als een van de belangrijkste huurders.

moderne stijl. De brand was de aanleiding om de beurszaal ingrijpend te verbouwen. De zaal werd in tweeën gedeeld en van een verdieping ­voorzien. ­Allerlei decoraties op bogen en pilaren en de ­prachtige kroonluchters verdwenen hierdoor. De grote boogramen werden veranderd in kleinere vierkante ramen en kleine rechthoekige raampjes voor de tussenverdieping.

Jerzy Gawronski hoofd archeologie Bureau Monumenten en Archeologie “Het IJ, achter het Centraal Station. Daar krijg ik altijd het gevoel alsof Amsterdam nog steeds een stad aan het water is. Soms drink ik een wijntje bij Pier 10 en ga ik met de pont over.”

De Diamantbeurs is nu een rijksmonument, een van de laatste tastbare herinneringen aan de bloeiende diamanthandel. Bovendien is het een representatief voorbeeld van het werk van Van Arkel. Het lijkt opvallend veel op Berlage’s gebouw van de Algemeene Nederlandse Diamantbewerkers Bond aan de Henri Polaklaan (1899). Op de trap met de balustrade na is de Diamantbeurs vanbinnen helemaal vernieuwd. Toch is het gebouw de moeite van het behouden waard. Ook zonder de Dienst Milieu en Bouwtoezicht als huurder.

Ron Tousain

technisch medewerker Bureau Monumenten en Archeologie “De hele binnenstad is prachtig, maar als ik moet kiezen is het De Begijnhof. Ik heb daar eens een opgraving gedaan. Een oase van stilte, prachtige geveltjes en een kerkje waar je je ogen uitkijkt.”

39


Colofon

Onder auspiciĂŤn van team Communicatie: Barbara Verhallen en Ans Mirck

Dit is een uitgave van de Dienst Milieu en Bouwtoezicht van de gemeente Amsterdam, december 2009

Tekst Movement, Amsterdam: Chris Bos, Peggy de Jongh, Mario Verhoeven Productie en eindredactie Mario Verhoeven Fotografie Katrien Mulder, Amsterdam Vormgeving Studio Zwaan, Diemen Papier Olin HVO 120 en 300 grams, 280 grams Trucard en gesealed in composteerbaar biofolie Drukwerk Plantijn Casparie, IJsselstein

Zicht op Funenpark en De Gooier (Funenmolen), Oost 40


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.