76
ON DE RZ O EK
(dIGI)TAEL IS GANSCH HET voLk. brieven van en aan Prudens van duyse joHAN vANHECkE \ Eind 2016 mocht het Letterenhuis van de Koninklij-
Beschadigingen aan een van de door Florimond van Duyse gemaakte boeken met ingebonden en -geplakte brieven, documenten en knipsels in verband met zijn vader Prudens van Duyse.
ke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde een fraai geschenk in ontvangst nemen: het archief van Prudens van Duyse (1804–1859). Van Duyse is een van de belangrijkste dichters van het jonge België en slaat de brug tussen de rederijkers en de poëzie van de romantiek, waarvan hij samen met Jan Frans Willems en Karel Lodewijk Ledeganck de voornaamste exponent is. Hij kende een bewogen leven en was ook een beetje een speciaal geval. In 1830 vluchtte hij naar Nederland, enerzijds vanwege orangistische sympathieën, maar ook omdat hij als 26-jarige verliefd was op de 65-jarige Debora van Dam en met haar wilde trouwen. Zij was de weduwe van de Nederlandse schrijver en jurist Willem van Irhoven van Dam, en via haar raakte hij er bevriend met een hele reeks Nederlandse schrijvers. Toch keerde hij een jaar later (ongehuwd) terug naar België om zijn rechtenstudie af te maken. Na zijn leidende rol in orangistische rellen wist hij eind 1832 een proces te vermijden door zich enige tijd ‘uyt hoofde van krankzinnigheid’ te laten opnemen in het instituut van dokter Guislain in Gent. Van Duyses belangrijkste optreden als advocaat vond plaats op Vastenavond 1835 in de prestigieuze Dendermondse zaal de Leesmaatschappij, waar enkele soldaten Satan converti opvoerden, een toneelstuk van Henri Conscience, met de schrijver zelf in de hoofdrol. Toen Lucifer de corrupte rechters en advocaten hekelde die klassenjustitie in de hand werken, sprong Van Duyse overeind en riep dat hij zulke schandalige uitlatingen niet kon dulden. Na enige discussies met het publiek, dat in carnavalsstemming was, verliet hij woedend de zaal. In 1835 werd hij de archivaris van zijn geboortestad Dendermonde, een jaar later leraar aan het Atheneum van Gent. Sommigen beweren dat hij geen tucht kon houden, anderen zeggen dat hij door zijn Vlaamsgezind-
77
78
Prudens van Duyse, ca. 1844.
Brief van Jacob (van de gebroeders) Grimm aan Prudens van Duyse, 11 juni 1856.
heid in botsing kwam met het schoolbestuur. Hij vond zijn definitieve roeping toen hij eind mei 1838 benoemd werd tot stadsarchivaris van Gent. Kort daarop begonnen zijn orangistische sympathieën af te nemen en werd hij actief in Gentse literaire genootschappen zoals De tael is gansch het Volk en het Vlaemsch gezelschap. Er waren trouwens weinig literaire genootschappen in Vlaanderen (of in Nederland) waarvan Van Duyse géén lid, corresponderend lid of erelid was, en hij nam deel aan veel rederijkerswedstrijden, waarin hij meestal bij de winnaars hoorde. Zijn improvisatietalent als dichter was legendarisch.
79
Van Duyse speelde een belangrijke rol bij de oprichting van het VlaemschDuitsch Zangverbond, dat het Vlaamse koorleven op een hoger niveau wilde tillen door samen te werken met Duitse koren. Er werden teksten gezongen in het Duits, het Nederlands en het Latijn. Men wilde op die manier ook de band tussen Vlaanderen en Duitsland aanhalen, en de Germaanse stam als verwantschap tussen de Vlaamse en de Duitse cultuur benadrukken, in tegenstelling tot de zuiderse Franse. Verder zette hij zich in voor de eerste Nederlandse Taal- en Letterkundige Congressen, die afwisselend in België en Nederland werden gehouden. Van Duyse schreef zowel korte verzen als epische poëzie en lange lyrische gedichten. Hij was ook niet vies van humor en satire zoals De spellingsoorlog: luimig heldendicht, in vier zangen (1842). Piet Couttenier gaf een goede synthese van zijn oeuvre in Alles is taal geworden (2009). Een van zijn versregels is in het collectieve Vlaamse geheugen blijven hangen, hoewel weinigen hem aan Van Duyse zullen koppelen. Hij komt uit het gedicht ’Aen België, meizang’ (1834): De styl is gantsch de mensch, Buffon, het zyn uw woorden: De tael is gantsch het volk. De belangrijkste kritiek op van Duyse is dat zijn werk ongelijk van kwaliteit is. Dat is misschien ook niet zo vreemd wanneer je duizenden pagina’s poëzie publiceert. Vanwege de omvang van zijn oeuvre werd hij wel eens de Vlaamse Bilderdijk genoemd. Zijn Nagelaten gedichten alleen al beslaan tien volumes, zeer zorgvuldig samengesteld door zijn zoon Florimond. Deze was zelf een ijverig verzamelaar en als musicoloog verantwoordelijke voor de belangrijkste Vlaamse volksliederenverzameling, Het oude Nederlandsche lied. Als oudste zoon nam hij de zorg voor de nalatenschap van zijn vader Zijn improvisatieop zich en bracht zoveel mogelijk materiaal van hem talent als dichter bijeen. Sommige stukken kocht hij op veilingen terug. Florimond van Duyse stierf in 1910 en tien jaar later was legendarisch. schonk zijn jongste broer Daniël het hele archief, bijna vier strekkende meter, met een beknopte inventaris aan de Academie. Daarna is er lange tijd niet veel mee gebeurd. Toen Willem van Eeghem in 1959 Van Duyse in de Academie zelf herdacht naar aanleiding van de honderdste verjaardag van diens overlijden, wees niets erop dat hij
80
wist dat het archief van zijn onderwerp zich daar ergens bevond. Pas in 1975–76 durfde iemand het aan om als licentiaatsverhandeling bij Ada Deprez de briefwisseling in het archief volledig te inventariseren: Siegfried Bracke, de huidige voorzitter van het Vlaamse Parlement. Hij ploos ook de voornaamste andere vindplaatsen uit en beschreef zo’n 4.200 brieven. In 2012 publiceerde Michel Nuyttens een inventaris op het hele archief. Janneke Weijermars, docent Moderne Nederlandse Letterkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen, werkt momenteel aan een biografie van Prudens van Duyse. Ze heeft ook het ambitieuze plan opgevat om een (elektronische) editie te maken van alle brieven van en aan Van Duyse. In eerste instantie gebeurt dat projectmatig De spellingsoorlog: met studenten van de universiteit die bepaalde corresponluimig heldendicht, denties voor hun rekening nemen. Om een en ander te bespoedigen is projectmedewerker Bassam Zahra in het in vier zangen. Letterenhuis begonnen met het digitaliseren en online plaatsen van alle brieven. Op die manier kunnen de studenten alvast besparen op de lange treinreizen tussen Groningen en Antwerpen, en wordt een belangrijke verzameling 19de-eeuws materiaal voor iedereen beschikbaar. Het Letterenhuis zal zich niet tot de brieven beperken. Er zitten ook veel waardevolle documenten over het literaire leven in de 19de eeuw in het archief. Dat veelal zeldzame of unieke materiaal wordt ook gedigitaliseerd. Het is niet direct zinvol om al de honderden gedichten van Van Duyse eveneens te digitaliseren, omdat die bijna allemaal gepubliceerd zijn. Een selectie kan volstaan. De vele contacten van Van Duyse, gecombineerd met zijn verzamelwoede, hebben ervoor gezorgd dat er ook manuscripten van andere schrijvers in zijn archief zitten: Frans Blieck, Johanna CourtmansBerchmans, Johan Dautzenberg, Jan Frans Willems, Domien Cracco, en uit Nederland Willem Bilderwijk, Petronella Moens, Hendrik Tollens en Johannes Kinker. Zoon Florimond heeft destijds veel materiaal laten inbinden, waardoor Het gedicht ‘Aan België’ heel wat brieven en handschriften moeilijk of slechts gedeeltelijk lees- van Prudens van Duyse baar zijn. Die banden worden nu zorgvuldig losgemaakt. Sommige van met aan het slot van de vierde strofe de beroemd deze ‘blokken’ zijn in de loop der tijd al losgekomen of gescheurd, en geworden zin ‘De tael is zijn dan iets gemakkelijker los te maken. Voor verscheidene bundels gansch het Volk!’
81
82
wordt een beroep gedaan op de afdeling Papierrestauratie van de dienst Collectiebeleid / Behoud & beheer van de Antwerpse stedelijke erfgoedinstellingen. Restaurator Hanne Moris onderzocht de bundels en stelde vast dat die niet alleen genaaid waren, maar dat de brieven ook aan elkaar geplakt waren met beenderlijm. Dat bindmiddel lost wel makkelijk op in water, maar water en met inkt beschreven papier zijn dan weer minder compatibel. Een ander probleem is dat alle brieven met een iets groter dan gemiddeld formaat in de bundels beschadigd zijn geraakt, omdat ze uitstaken en op die manier extra kwetsbaar waren. Deze brieven worden door dezelfde dienst vakkundig gerestaureerd. In plaats van de versleten band krijgen de brieven een zuurvrije kartonnen doos op maat. Het archief is inmiddels al volledig ontsloten via de databank van het Letterenhuis. De beschrijving kon grotendeels overgenomen worden
GeĂŻllustreerd gedicht van de 12-jarige Prudens van Duyse voor zijn vader, 19 maart 1816.
83
De tael is gantsch het volk. uit de al genoemde inventaris van Michel Nuyttens, die het materiaal in de Academie herschikt en beschreven had. Zijn overzichten van de handschriftenbundels zijn zo gedetailleerd dat nadere beschrijvingen vrijwel niet meer nodig zijn. Bij de brievenbundels ligt dat anders. Een deel van de brieven is thematisch geordend, maar het grootste deel is verdeeld over twee groepen, die elk op zich (enigszins) alfabetisch gerangschikt zijn. Van verscheidene correspondenten bevinden de brieven zich daardoor in twee of drie verschillende banden; bij een aantal loopt dat zelfs op tot vijf. Het apart beschrijven van elke brief afzonderlijk (‘op stukniveau’) lag daarom voor de hand, te meer omdat dat ook de eenvoudigste manier is om ze digitaal aan de gebruiker aan te bieden. Misschien is dit een goede aanzet om meer literair-historische brieven en documenten uit de eerste vijftig jaar van de Belgische geschiedenis online te zetten. Want daar zijn nog veel ontdekkingen te doen.