Jan Lampo Het omvangrijke en cultuurhistorisch waardevolle archief van de Antwerpse drukkerij annex uitgeverij J.E. Buschmann (1842-1978) berust al enkele decennia in het Letterenhuis. Naast het bedrijfsarchief bevat het opmerkelijke documenten uit het familiearchief. Zoals de doos met het mysterieuze etiket ‘Attentat’, vol brieven en krantenknipsels en gewijd aan een bijna-moord.
De zaak-Buschmann. Archief van een vergeven misdaad Antwerpen, 1923. Jazz, cocaïne en dada? De moderniteit weegt niet op tegen de mentaliteit en het stadsbeeld uit de Belle Epoque. Toch maakt de pers zich zorgen. Op 7 april schrijft de Franstalige liberale krant Le Matin: Antwerpen is houdster van een sinister record: dat van de criminaliteit. Geen dag gaat voorbij of wij zijn verplicht over een misdaad te berichten. Onlangs meldden wij de weerzinwekkende aanslag waarvan een vrouw in Hoboken het slachtoffer werd; dan was er de huiveringwekkende misdaad in de Blauwbroekstraat, gevolgd door de dood van een vrouw van lichte zeden in de Jezusstraat; enkele dagen later vond in de Lange Nieuwstraat een dubbele misdaad plaats. Het jongste criminele feit dat de journalist aanzet tot deze sombere overwegingen is dan ook van dien aard dat het zijn burgerlijk lezerspubliek de stuipen op het lijf te jaagt. De 41-jarige drukker en uitgever G. Jos. Buschmann, jongste telg uit een gerespecteerde familie, is in zijn eigen werkplaats met een hamer bewerkt door een arbeider. Het kleurrijkste relaas verschijnt in De Schelde (4 april): Zooals de lezer reeds weet, werd de heer Buschmann, bij zijn thuiskomst, in den gang der drukkerij, die uitgeeft op de Rijnpoortvest, door een zijner werklieden aangevallen. Dat gebeurde in de volgende omstandigheden. Rond 7 u. 15 bevonden zich de heer vader Buschman en zijn zoon in het bureel. De zoon ging naar de brievenbus zien of er nog brieven waren toegekomen. Toen hij in de werkhuizen kwam, draaide hij eene elektrische lamp aan. Bijna op hetzelfde oogenblik werd hij in den rug aangerand. De aanvaller sprong op den rug van zijn slachtoffer. Hij hield met de
archief
56
Gustave Buschmann (1847-1935), de wakkere
G. Jos Buschmann in 1923. Hij verzorgde de lay-
grijsaard die zijn zoon G. Jos. redde van een
out van vele Buschmannpublicaties, gaf lezingen
gewisse dood.
en schreef de geschiedenis van het familiebedrijf.
De Minister van Kunsten en Wetenschappen spreekt zijn leedwezen uit, maar adresseerde zijn telegram verkeerdelijk aan conservator Paul Buschmann Jr., 1923.
57
Hij doceerde ook aan het Instituut voor Decoratieve Kunsten in Ter Kameren.
Papa, on m’assomme!
linkerhand de twee armen van den heer Buschmann in bedwang, terwijl hij hem met de rechterhand een vijftal slagen met een hamer op het hoofd toegebracht. De heer Jos. Buschmann, die zijn tegenwoordigheid van geest nog bezat, riep ‘Papa, on m’assomme’. ‘Papa’ is de op dat ogenblik 75-jarige Gustave Buschmann die de leiding van het familiebedrijf onlangs heeft overgedragen aan zonen G. Jos. en Ernest-Henri. De laatste neemt de zakelijke kant voor zijn rekening. G. Jos., die wij vandaag de dag een talentrijke layouter zouden noemen, verzorgt het artistieke aspect van de Buschmannproducten. De krasse grijsaard snelt te hulp. Zijn zoon en de laffe aanrander lagen worstelend ten gronde. De schurk […] sloeg aanhoudend op het hoofd van zijn slachtoffer. De heer Buschmann sprong toe, sleurde den kerel van zijn zoon weg. De dader laat zich overmeesteren en bleef staan kijken, net of heel de zaak hem niet aanging. De zoon Buschmann stond op en zette zich in een leunstoel. De vader verliet de plaats der misdaad, ging een revolver halen om Smet in bedwang te houden. Vervolgens geeft Gustave zijn wapen aan G. Jos., die zijn aanvaller onder schot houdt terwijl hijzelf de politie gaat verwittigen. Een bizar tafereel. Het Volk (8 april) bevestigt dat de ‘laffe aanrander kalmpjes [bleef] wachten en niet de minste poging [deed] om te ontsnappen.’ De politie komt ter plaatse in de gedaante van een adjunct-commissaris en een agent. Weldra maakt ook een arts zijn opwachting. De dader wordt ondervraagd. Het gaat om de 17-jarige letterzetter Alphonse Smet, sinds drie jaar bij de Buschmanns in dienst. Men vermoedt, aldus De Schelde, dat de dader zich in de werkhuizen heeft laten insluiten om des avonds of des nachts medeplichtigen binnen te laten, en samen, met hen, een partij stadsloten te robberen. Smet heeft dit echter ontkend. De loten, die te stelen waren in de drukkerij, waren waardeloos, vermits ze geen handteekeningen van de overheid droegen. De waardepapieren zijn inderdaad níet het motief; Smet heeft geen handlangers. Hij heeft van de grootmoeder van een werkmakker die in de Korte Vlierstraat woont 298 frank geleend om een fiets te kopen. Dat bedrag betaalt hij terug naar rato van 7,50
58
frank per week. Maar daardoor houdt hij niet genoeg over om naar de kroeg te gaan. Wanneer hij nog 20 frank moet terugbetalen, besluit Smet het geld te halen waar het zit: bij zijn baas. In plaats van naar huis te gaan, verstopt hij zich onder een tafel en wacht tot G. Jos. zijn avondronde zal doen. Hij wil zijn patroon bewusteloos slaan om zijn portefeuille te stelen. ‘Nadat Smet deze verklaring had afgelegd,’ schrijft De Schelde, werd hij naar het policiebureel der Venusstraat overgebracht, waar hij in de Verzeke-
Paul Buschmann Jr. stuurde het telegram van de minister door aan zijn broer Gustave, de echte vader van het slachtoffer, 1923.
59
60
Zijn zoon en de laffe aanrander lagen worstelend ten gronde. ringskamer werd opgesloten. Toen men hem opleidde, zegde de dader: ‘Zeg, agent, ik zal toch wel een sigaret krijgen, hé!’ Smet schijnt zich geen rekenschap te geven van zijn laffe daad. G. Jos. ligt intussen in het ziekenhuis. Hij heeft verscheidene hoofdwonden; de Brusselse socialistische krant Le Peuple preciseert dat de grootste 33 millimeter lang en 13 millimeter breed is. Buschmanns voorhoofdsbeen is verbrijzeld en ‘men kan zijn hersens zien’. De artsen zeggen dat ze zich pas over enkele dagen kunnen uitspreken over zijn overlevingskansen. Een andere hoofdstedelijke krant verwart G. Jos. met zijn oom Paul Jr. (1877-1924), kunsthistoricus en conservator in het Antwerpse Museum voor Schone Kunsten. Van de dader vernemen we dat hij met zijn moeder en zeven andere kinderen in een ‘kwartier’ aan de Verlatstraat nr. 2 op het Zuid woont. De weduwe Smet is volgens Le Matin ‘une brave femme’. Haar zoon vertoont symptomen van ‘aliénation mentale’. Maar de ware schuldige is de tijdgeest: Uit het onderzoek blijkt dat de jonge boef een slachtoffer is van de bioscoop waar hij een geregeld naartoe gaat en dat zijn kijk op de wereld werd vervormd door de lectuur van politieromans, waarvan de onderzoekers er [...] een hele stapel aantroffen. G. Jos. Buschmann herstelt wonderwel en ontwerpt nog vele fraaie drukwerken; zijn vader leeft tot 1935. De familie verzamelt alle krantenknipsels over ‘l’attentat’. Ook de verontruste brieven en telegrammen van vooraanstaande vrienden – minister Franck, Emmanuel de Bom, burgemeester Van Cauwelaert, academiedirecteur Juliaan de Vriendt, Maurits Sabbe en anderen – krijgen een plaats in de doos die een boekbinder van de firma speciaal daartoe vervaardigt. Ze bevat ook enkele brieven van aalmoezenier Thomas van de Antwerpse gevangenis waar Smet is opgesloten en van de Buschmanns. De aalmoezenier vraagt Gustave in 1924 zijn steun te verlenen aan een verzoek om vervroegde vrijlating van Smet. Het is G. Jos. die antwoordt: Zeer Eerw. Heer Almoezenier, Moeder De Smet heeft mij Uw schrijven overhandigd, en van ganschen harte wil ik u mijnen steun toeleenen. Seder[t] lang heb ik geheel en al vergeven de ongelukkige daad waarvan ik het slachtoffer was.
Bezorgde brief van schrijver Maurits Sabbe, conservator van het Museum PlantinMoretus, aan G. Jos Buschmann, 1922.
61
J.E. Buschmann (1814-1853), stichter en naamgever van het familiebedrijf, gaf romans uit van Conscience en Pieter-Frans van Kerckhoven. Later publiceerde de firma de toonaangevende tijdschriften Het Taelverbond en De Vlaamsche School. Dankzij goede relaties van de familie Buschmann met het Antwerpse stadsbestuur kon de drukkerij beschikken over typografisch materiaal uit Museum PlantinMoretus. Hiermee verzorgden de Buschmanns tussen 1880 en 1940 prachtig gelegenheidsdrukwerk voor overheden, bedrijven en particulieren. Het bedrijf drukte voor de legendarische Red Star Line en voor de Antwerpse Wereldtentoonstelling van 1930. Autoconstructeurs Ford, General Motors en Minerva en het warenhuis Tietz deden een beroep op J.E. Buschmann voor fraaie, veelkleurige reclame. Voorts rolden er prestigieuze tentoonstellingscatalogi – onder meer voor Kunst van Heden – en concertprogramma’s van de persen. Talloze Antwerpenaars bestelden hun huwelijksaankondigingen, uitnodigingen en menukaarten bij de firma. Kleinzoon G. Jos. Buschmann (1881-1961) publiceerde onder het imprint De Papegaai enkele bibliofiele uitgaven van literaire werken van onder anderen Felix Timmermans en Gerard Walschap.
62
Menukaart van de Blijde Intrede van prins Albert en prinses Astrid in Antwerpen, 1928. Spijskaart van een souper met de hertogen van Brabant en koningin Elizabeth bij graaf Adrien van der Burch, commissaris van de Antwerpse Wereldtentoonstelling in 1930. Zijn residentie was gelegen in de afdeling Oud-BelgiĂŤ van de expo. Publicatie bij de ingebruikneming van de Belgenland, 1929.
De dichter Jan van Beers bedacht de kenspreuk van de firma Buschmann. jaar?
63