De drift! F.V. Toussaint van Boelaeres De woede, controversiële zoektocht die drang naar de waarheid tot weten! David de Gier
ARCHIEF
Markant figuur binnen de Vlaamse letteren Fernand Victor Toussaint van Boelaere werd herdacht op 26 april 1967, precies twintig jaar na zijn overlijden. Een deel van de literaire generatie na hem ontbrak op de feestelijke zitting en in het ‘inrichtend comité’, dat werd voorgezeten door dichter Bert Decorte en literatuurprofessor R.F. Lissens. De redenen hiervoor zijn samengevat in een aantal briefjes die bewaard zijn gebleven in de documentatie van het comité in het archief-Toussaint in het Letterenhuis.
48 /
Fernand Victor Toussaint van Boelaere, ca. 1915.
Flauwigheden vaak, die je van iemand als Jan-Albert Goris, beter bekend als Marnix Gijsen, misschien niet zou verwachten. Hugo Claus somt in zijn prachtige, heldere handschrift razendsnel wél de redenen op voor zijn weigering aan het comité deel te nemen: hij heeft Toussaint niet persoonlijk gekend, vindt hem een onbelangrijke schrijver en acht zijn gedrag na de oorlog bedenkelijk. De briefjes spreken in verschillende soorten van achting voor de persoon Toussaint, en laten soms iets doorschemeren maar zonder concreet te worden. Gijsen ‘houdt zich niet meer bezig met literaire aangelegenheden’. Dat klinkt misschien aannemelijk, maar het is eigenlijk nogal komisch, aangezien Gijsen betrok-
Brief van Jan-Albert Goris (Marnix Gijsen) aan het herdenkingscomité voor Toussaint van Boelaere, 29 juni 1966.
49 /
Brief van Victor van Vriesland aan het herdenkingscomité voor Toussaint van Boelaere, 5 april 1966.
ARCHIEF
ken was bij een scala aan literaire bijeenkomsten. En Ger Schmook, toen conservator van het Letterenhuis: ‘Ik ken feiten (u kent wellicht andere, gelukkig!) die moeilijk samen te brengen zijn met de menselijke caritas.’ Deze feiten blijven ongenoemd, want slecht spreken van anderen wil niemand. Toussaint van Boelaere zelf deed dat overigens wél, slecht spreken van mensen, met name van enkele Vlaamse schrijvers, en dat werd hem niet in dank afgenomen. Fernand Victor Toussaint werd geboren in 1875 in Anderlecht. ‘Van Boelaere’ voegde hij later aan zijn naam toe om verwarring met een schilder en een andere auteur die eveneens de naam ‘Toussaint’ droegen te ver-
50 /
Foto genomen tijdens een receptie georganiseerd door de Vlaamse P.E.N.-club in januari 1936; zittend vlnr: onbekend, onbekend, F.V. Toussaint van Boelaere, Felix Timmermans, Franz de Backer, Urbain van de Voorde; staand vlnr: onbekend, Marnix Gijsen, Victor van Vriesland, Gerard Walschap, Maurice Roelants.
mijden. Hij studeerde letteren en filosofie aan de UniversitĂŠ Libre van Brussel. Vanaf 1898 was hij in dienst van het Ministerie van Justitie als vertaler; bij zijn pensionering in 1940 was hij er directeur-generaal. Hij was redacteur, en van 1929 tot 1943 directeur, van het Beknopt Verslag van de Senaat en werkte jarenlang als correspondent voor het Nederlandse Algemeen Handelsblad. Ook door het schrijven van literaire kritieken en als medeoprichter en secretaris voor de Vereniging van Vlaamse Letterkundigen (VVL) en voorzitter van de Vlaamse PEN-club (vanaf 1931) speelde hij een rol van belang binnen de Vlaamse literaire wereld, met name door het organiseren van evenementen. Ook was Toussaint verbonden
51 /
August Vermeylen, Emmanuel de Bom, Felix Timmermans en F.V. Toussaint van Boelaere voor Café Afspanning in Gent, juni 1939.
ARCHIEF
met de tweede generatie van het roemruchte tijdschrift Van Nu en Straks en was hij bestuurslid van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taalen Letterkunde. Stijn Streuvels noemde hem een ‘bureelman’. De hoogleraar Raymond Vervliet omschreef hem in een essay als een ‘aristocratisch estheet in de Vlaamse Letteren’. Landelijk Minnespel (1910), een ‘boerennovelle’ over de bedrieglijkheid en fragiliteit van de affectie tussen mensen, is Toussaints prozadebuut en tevens zijn meest aansprekende werk. Het getuigt van een literaire stijl die een hevige esthetiek ademt die voor de moderne lezer niet altijd even
52 /
genietbaar is. Toussaint werd door medeschrijvers bewonderd om zijn bedachtzaamheid en beheersing. Hij kreeg zelfs het epitheton ‘de goudsmid van de Vlaamse letteren’ toebedeeld. Ook schreef Toussaint gedichten, literair-kritische en impressionistische artikelen en reisverslagen en vertaalde hij verschillende werken zoals Gaspard de La Nuit van Bertrand Aloysius uit het Frans naar het Nederlands. Hij was een persoon met macht en een zeer groot netwerk van zakelijke en vriendschappelijke contacten. Rond het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog veranderde zijn rol binnen de literaire wereld. Al in de jaren dertig waarschuwde Toussaint voor het gevaar van de nazi’s. Vanuit zijn functie op het Ministerie van Justitie verleende hij later hulp aan een Joods gezin. Hij profiteerde op geen enkele manier van de Duitse bezetting. Toch wordt hem van alles verweten door tijdgenoten en door de generatie direct na hem over zijn houding na de oorlog. Toussaint ondernam kort na de Tweede Wereldoorlog een poging om persoonlijk bij te dragen aan het zuiveren van de Vlaamse letteren van zowel auteurs Ik mijd hem, ik ken die gecollaboreerd hadden, als die sympathie hem en laat hem getoond hadden voor de Duitse zaak. Dit maar razen. streven tot transparantie zou verregaande gevolgen hebben. Aan de hand van diverse getuigenissen en uit eigen informatiewerving startte hij vanuit de VVL een onderzoek naar collaboratie binnen de literaire wereld. Wie werden er door hem geviseerd? Grote namen. Ernest Claes, Felix Timmermans, Maurice Roelants, Filip de Pillecyn. Hadden deze mannen ook daadwerkelijk gecollaboreerd? De definities lopen uiteen, maar vanuit de afstand van de tijd bekeken, ja. Een ja met kanttekeningen. Voor een volledige analyse moet verwezen worden naar werken zoals Verbrande schrijvers. ‘Culturele’ collaboratie in Vlaanderen 1933-1953 van Lukas de Vos, Ludo Stynen en Yves T’Sjoen (2009) of De goudsmid en de klein-inquisiteur van Elke Brems (2008), dat specifiek over Toussaint handelt. Kort samengevat hadden de door Toussaint genoemde schrijvers vrijwillig geprofiteerd van de nazi-ideologie en -oppressie of zelfs aan de verspreiding of instandhouding ervan bijgedragen.
53 /
ARCHIEF
Brief van V.F. Toussaint van Boelaere aan Gerard Walschap, 14 april 1947 (twee weken voor Toussaints overlijden op 30 april).
54 /
Ik heb den indruk dat de zaak psychologisch en historisch van belang is.
Waar hield Toussaint zich precies mee bezig? Droeg hij hoogstpersoonlijk medeauteurs, vrienden zelfs, op zijn rug naar de stro-omringde paal om ze te roosteren? Hij zei er zelf in januari 1946 in Critisch Bulletin Faun het volgende over: Op mijn beurt wil ik even het brandende vraagstuk der uitzuivering aanraken. Mijn standpunt op dat gebied is zeer eenvoudig: ik wil weten. Ik heb den indruk dat de zaak psychologisch en historisch van belang is. Dat zijn terreinen waarop een ‘honnête homme’ zich thuis kan voelen. Al de kwesties, al de gevallen van incivisme waarin Vlaamsche letterkundigen zijn betrokken, heb ik, in de plaats van wijlen [August] Vermeylen, aanvaard met enkele collega’s te onderzoeken, niet als een strafrechter, en dus niet met de maatstaven van het strafwetboek, maar met wat ik aan gezond verstand mag bezitten. Een voor de hand liggende vraag is: beschikte Toussaint over dit gezond verstand? Hierover lopen de meningen uiteen. De algemene opinie was en is dat hij te ver ging in zijn verdachtmakingen. Dat is ook de reden waarom Claus, Gijsen en anderen niet aan de herdenking wilden meedoen. Hij werd door tijdgenoten zelfs afgeschilderd als een inquisiteur, druk bezig om de reputaties van belangrijke literatoren te vernietigen om zijn eigen demonen uit te bannen. Volgens verschillende getuigen leed de oude meester aan achtervolgingswaan, handelde hij vooral uit rancune en was hij geestelijk instabiel. Carla Walschap, dochter van Gerard, citeert in haar memoires de auteur Firmin van Hecke: Toussaint klaagt dat hij Teirlinck niet te pakken krijgt. Maar die zegt: ik mijd hem, ik ken hem en laat hem maar razen. Vroeger leed hij aan een minderwaardigheidscomplex, sinds zijn ziekte is dat genezen maar de medicijn werd in een te grote dosis toegediend, hij is wat te goed genezen. Toussaint spaarde ook bevriende auteurs niet, maar hield paradoxaal genoeg sommige mensen die niet van volledig onbesproken gedrag waren de hand boven het hoofd, zoals Gerard Walschap. Is hier bewijs voor? Valt er te twijfelen aan de oprechtheid van zijn motieven?
55 /
Gerard Walschap, Maurice Roelants, Lode Zielens en F.V. Toussaint van Boelaere tijdens een boottochtje op de Leie, mei 1938.
ARCHIEF
Het is goed mogelijk dat Toussaint te ver ging in zijn beschuldigingen. Dat het hem ontbrak aan realiteitszin, dat hij persoonlijke vetes uitvocht in de publieke ruimte. Er valt hem van alles te verwijten, hij heeft fouten gemaakt. De manier waarop hij de zuivering van het incivisme (daden tegen het publieke belang) aanpakte had niet op een dergelijke diffuse, persoongebonden wijze moeten gebeuren. De pogingen van Toussaint om de waarheid aan het licht te brengen zijn, gezien vanuit onze tijd, moeilijk te beoordelen, maar komen voort uit zijn verlangen naar rechtvaardigheid, en getuigen van veel moed. Zijn plotselinge overlijden in april 1947 bracht een einde aan de onderneming, waardoor het onmogelijk te zeggen valt wat haar uitwerking zou zijn geweest. Toussaints repliek op collaborateurs die meenden dat ze te maken kregen met een veel te harde repressie (uit zijn Aforismen): Het beroep op de menschlievendheid is in feite een poging om de rechtvaardigheid den nek te breken. Het steunt misschien in de verte op het katholieke dogma van de vergiffenis der zonden, maar dit dogma is juist de oorzaak dat de Roomsche kerk er nooit in gelukt is en er nooit in gelukken kan de zeden te hervormen. Er dient een onderscheid gemaakt, en dan wel een grondig, tusschen humanitarisme en
56 /
humanisme. Tusschen menschlievendheid en menschelijkheid. De menschlievendheid die ten slotte troost brengt waar straf zou moeten toegepast, biedt ontbindende kanten; menschelijkheid heeft slechts creatieve kracht, want de eerste grondslag voor menschelijkheidsgevoelens is daadwerkelijk rechtvaardigheidsbegrip. Collaboratie is geen onschuldige zaak. Het is een feit dat de gemeenschap baat heeft bij transparantie. Oorlogsverledens moeten niet met de mantel der liefde worden bedekt. Of is het de mantel der schaamte? Het is in elk geval geen frisse mantel. De manier waarop er gezocht moet worden naar de waarheid blijft een interessant discussiepunt. Wellicht kan ook het archief-Toussaint van Boelaere nog nieuw licht werpen op deze gespannen periode in de geschiedenis.
Cordelia
57 /