
30 minute read
Nottebohmkrant voorjaar 2020
Niet alleen afgehakte handen
Editoriaal – An Renard & Koen Broucke

Tijdens een debat over Congo naar aanleiding van ‘Theater aan Zee’ deze zomer stond vooraan rechts in de zaal een vreemde sculptuur. Het was een afgezaagde hand met een stuk handboei, omgekeerd alsof de ketting de zwaartekracht had overwonnen. De hand was afkomstig van een ‘dankbare Congolees’, die als onderdeel van het Ruiterstandbeeld op de Oostendse zeedijk hulde brengt aan Leopold II. In de nacht van 20 april 2004 hadden ‘De Stoete Ostendenoare’ de hand met een ijzerzaagje afgezaagd. Dit object, zo werd ons verzekerd, was een kopie in polyester. Toch leek het alsof de politie op elk moment kon binnenvallen om het in beslag te nemen.
Er werden foto’s geprojecteerd waar zwarten hun stompje voor hun smetteloze witte tunieken houden. De gruwel in gestileerd zwart-wit. Hoeveel handen zijn er afgehakt door de misdadige ‘Force Publique’, het voormalige koloniale leger? Koning Leopold II zou het afhakken hebben afgekeurd omdat het zijn economische belangen schaadde. Hij werd als volgt geciteerd: “Handen afsnijden - dat is idioot. Ik zou al het andere van hen afsnijden, maar geen handen. Dat is het enige dat ik nodig heb in Congo.”
Naar aanleiding van de zestigste verjaardag van de onafhankelijkheid staan de Nottebohmlezingen dit voorjaar in het teken
van Congo en dekolonisatie. De lezingen schuwen de duistere kant van het verhaal niet. Ze brengen een meerstemmig en genuanceerd verhaal, waarin heden, verleden en toekomst van Congo worden gebracht door een kleurrijke keuze van begeesterde sprekers.
60 jaar onafhankelijk, 52 jaar Belgische kolonie, 23 jaar Kongo-Vrijstaat, een periode waar de bevolking gedecimeerd zou zijn. Schattingen lopen van één tot vijftien miljoen slachtoffers. De Erfgoedbibliotheek bewaart boeken die deze gruwel mee mogelijk gemaakt hebben, door een misplaatst Westers superioriteitsgevoel te propageren. Historicus Bas De Roo werpt in deze krant een kritische blik op dit ‘eurocentrische’ karakter van onze Congo-collectie. De jonge journalist Lieven Miguel Kandolo beschrijft hoe hij vandaag, als kleinkind van de kolonisatie, met dit verleden probeert om te gaan.
Maar er is meer. Dit vijfde nummer van de Nottebohmkrant is voor de eerste keer extra large, met acht pagina’s leesplezier. Naast de focus op Congo en een overzicht van de lezingen proeft u van enkele nieuwigheden in onze collectie en werking: van digitaal historisch reisplezier tot Esperanto en van Beethoven tot een teambuilding in de Nottebohmzaal. Laat u verrassen.
‘Antwerpen is een koloniale stad’
Interview – Sam Capiau & Thomas Martin
Niemand kent onze Congo-collectie beter dan historicus Bas De Roo. Als onderzoeker doorspitte hij meermaals de catalogus van de Consciecebibliotheek op zoek naar zeldzame publicaties over Congo en het Belgische koloniale verleden. “Jullie collectie is heel ‘koloniaal’ en ‘wit’. Verbrand die boeken niet, maar plaats ze wel in hun context.”
Bas de Roo schreef aan de Universiteit Gent eendoctoraat over de fiscale geschiedenis van deKongo-Vrijstaat (kolonie van Leopold II tussen1885 en 1908). Nadien ging hij aan de slag bijde Universiteit van Leipzig, waar hij onderzoekdeed naar de rol van de Congolese elite in hetbestuur van de Vrijstaat en Belgisch Congo.Vandaag is De Roo onderzoeker bij GeheugenCollectief, dat historisch onderzoek op eenlaagdrempelige manier aan een ruim publiekaanbiedt in de vorm van tentoonstellingen,historische wandelingen, apps, publicaties …Ook hier keren Congo en het koloniale verleden
telkens terug, bijvoorbeeld in een nummer vanKnack Historia over de Congolese geschiedenis,een onderzoek naar de geschiedenis van deAntwerpse Zoo, een studie over de KolonialeHogeschool van Antwerpen of een project rondkoloniale monumenten in Antwerpen.
Wanneer ik De Roo in onze leeszaal ontmoetneemt hij net een gigantische stapel boeken inontvangst die hij uit onze magazijnen opvroeg.“Ik ben misschien iets te enthousiast geweest.Maar ik heb gewoon een aantal interessanteboeken geselecteerd waarvan ik denk dat

Overzicht van de loten rubber die, op bestelling van het handelshuis Bunge & Cie, op 26 juni 1903 werden verkocht door het veilinghuis Grisar en Co. 741828, Collectie Stad Antwerpen, Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience
ze representatief zijn voor jullie volledige Congo-collectie. Dieis zodanig groot dat we er een paar dagen over zouden kunnenpraten.” Dat gesprek bleek helaas niet mogelijk; wel hadden wevoldoende tijd om met het bronnenmateriaal in de hand eenkritische blik te werpen op ons koloniale verleden en om een aantalhistorische misverstanden en mythes de wereld uit te helpen.”
Waarom doet u onderzoek naar Congo en onze koloniale geschiedenis?
De Roo “Tijdens mijn studies geschiedenis aan de UniversiteitGent had ik het een beetje gehad met altijd maar die Belgische enEuropese geschiedenis. Om daaraan te ontsnappen volgde ik eenaantal keuzevakken over Afrikaanse geschiedenis en schreef ik mijnthesis over Congo. Toen ik de kans kreeg om te doctoreren koos ikKongo-Vrijstaat als onderwerp. Mijn insteek was het belastingstelsel.Dat klinkt bijzonder saai, maar dat is het niet. Ik wilde vanuit eenpraktisch standpunt onderzoeken hoe de Vrijstaat bestuurd werd.Waar kwam het geld vandaan en waarin werd het geïnvesteerd?Op die manier wilde ik het gewelddadig plunderbewind van Leopold IIvan binnenuit bekijken. En zo kwam ik ook in de Erfgoedbibliotheekterecht. Hier is veel bronnenmateriaal aanwezig over de Belgischekoloniale geschiedenis.”
Zoals?
De Roo “Ik kwam hier voor het eerst om Le mouvement géographique (1884-1922) te consulteren. Dat is een tijdschrift met onder andere reisverslagen van Belgen in Congo dat heel bruikbaar is om te begrijpen hoe de kolonisator in de praktijk te werk ging (ook al zijn die verslagen bijzonder gekleurd). Heel belangrijk voor mijn doctoraat was het Ambtelijk blad van Belgisch Congo (1908-1959), het staatsblad van Congo dus, waarmee ik budgetten en fiscale wetten in kaart kon brengen. Uniek in jullie collectie is de Caoutchouc-reeks van Grisar & Co (1899-1913), een veilinghuis van rubber. Daarin vind je per dag terug wie welke loten rubber kocht en verkocht. Voor zover ik weet is jullie bibliotheek de enige die dit bewaart. Wie tijd kan maken om deze reeks uit te pluizen kan perfect achterhalen wie rijk is geworden van het plunderregime van Leopold II.”
Ik dacht altijd dat Leopold II van meet af aan schatrijk was geworden door een roofregime te installeren. Dat blijkt niet zo te zijn?
De Roo “Hij is inderdaad naar Congo getrokken om er een wingewestvan te maken, maar dat viel aanvankelijk dik tegen. Hij moest debezetting helemaal uit eigen zak betalen. Kongo-Vrijstaat had deWesterse industrie niet veel te bieden. Er was alleen de handel inivoor, maar dat was een luxeproduct. Daar bouwde je geen rijkdommee op. Gelukkig voor hem steeg de rubberprijs enorm aan heteinde van de negentiende eeuw. Plots had iedereen opblaasbarebanden voor fietsen en auto’s nodig. Rubber redde zijn koloniale project.Maar de keerzijde van dat koloniale succes was het terreurbewinddat de kolonisator installeerde om de Congolezen te dwingenrubber te produceren.”
Waren er in België ook kritische stemmen tegen de gruweldaden van het koloniale regime?
De Roo “Jawel, maar eigenlijk keken ook Leopolds tegenstandersmet een koloniale blik naar Congo. Ze wilden de ‘arme Congolezen’bevrijden en redden van het koloniale plunderregime van Leopold II.De cruciale rol van de bevolking in het verzet tegen Leopolds schrikbewindnegeerden ze in hun vele publicaties.”
Stuitte Leopold II dan op veel tegenstand van de lokale bevolking?
De Roo “Uiteraard, maar dat is weer niet het hele verhaal.De bevolking deed meer dan slachtoffer spelen of zich verzetten.Wie daar alles over wil weten moet het boek Being colonized (2010)van de Belgische onderzoeker Jan Vansina lezen. Ook dat zit in julliecollectie. Baanbrekend is dat Vansina schrijft vanuit het perspectiefvan de Centraal-Afrikaanse bevolking en laat zien dat ‘de gekoloniseerden’geen homogene groep vormden en ook zelf een actieve rol
speelden in de koloniale geschiedenis van Afrika. Lokale leiders werktenbijvoorbeeld, al dan niet uit angst voor represailles, mee aan dekolonisatie. Zij bestuurden hun mensen in naam van de kolonisatoren lieten hun onderdanen ivoor en rubber leveren. Zo lang ze dedenwat de kolonisator vroeg bleven ze redelijk onafhankelijk. Luisterdenze niet, dan kwamen de strafexpedities.”
De gemiddelde Belg weet weinig over de (pre)koloniale geschiedenis van Congo. Hoe komt dit?
De Roo “Tot voor kort begon de geschiedenis van Congo in de meesteschoolboeken pas op het moment dat Leopold II zich het gebied rondhet Congobekken toe-eigende. Dat er in Congo mensen leefden meteen eigen geschiedenis werd genegeerd. Dat paste niet in het kolonialeverhaal waar de blanke pioniers Afrika ontdekten en beschavingbrachten naar zijn primitieve inwoners. Die eenzijdige en stereotiepebeeldvorming komt ook in jullie Congo-collectie overvloedig voor.Het vereist dus enige expertise om alle publicaties correct te kaderen.Neem nu het boek A journal of a tour in the Congo Free Statedoor Marcus Dorman. Dat is een reisverslag – vermoedelijk gefinancierddoor Leopold II – waarin onder andere wordt geïnsinueerd datde afgehakte handen het resultaat waren van ziektes of aanvallendoor wilde beesten. Gelukkig weten we vandaag beter, maar hetis een goed voorbeeld van propagandistische geschiedschrijving.Dat kan je ook zeggen van Onze kolonie, een overzichtswerk dat inde jaren ’30 werd geschreven door de toenmalige directeur van deKoloniale Hogeschool in Antwerpen. Tot in de jaren ’50 kende hetverschillende herdrukken, alle mogelijke racistische beschrijvingenincluis. Een hoofdstuk met als titel “De verstandelijke vermogensvan de zwarten” doet nu wel een alarmbel afgaan omdat het zo stereotiepis, maar veel koloniale bronnen bedienen zich van een veelmeer besmuikte terminologie en beeldvorming. Die werkt vandaagnog altijd door in ons collectieve geheugen.”

Cartoon in De Standaard van 29 juni 1960. Op 30 juni 1960 werd Congo onafhankelijk. B 62456, Collectie Stad Antwerpen, Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience

Foto uit Onze kolonie: aardrijkskundig en geschiedkundig overzicht (1951),die een denigrerende en stereotiepe visie op de pygmeeën versterkte.
658120, Collectie Stad Antwerpen, Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience
Aan de vooravond van de Congolese onafhankelijkheid publiceerde De Standaard een spotprent die we vandaag als racistisch beschouwen. Het is toch zeer confronterend om te zien dat ook een mainstream Vlaams dagblad zich hiertoe liet verleiden?
De Roo “De spotprent is een mooi voorbeeld van kolonialebeeldtaal. De Congolees werd gedurende de hele kolonialeperiode afgeschilderd als een simpel en primitief wezen.Zonder de goede zorgen van de beschaafde blanken zouden deCongolezen nooit verder geraken. Dat beeld is er decennialangbij ons ingeramd door schoolboeken, kranten, televisie, films,monumenten, etc. Vandaag leeft die kijk op Afrika en Afrikanenverder, net als ons eigen witte superioriteitsgevoel. Eenmanier van kijken naar de wereld die al een eeuw lang wordtherhaald, verdwijnt niet zomaar. Een schrijnend voorbeeld isde speculaas voor Obama, die de zwarte president in bijnaeven racistische stereotypen – overdreven dikke lippen en neus– afbeeldt als de spotprent in De Standaard uit 1960.”
Wat kan de Erfgoedbibliotheek doen om die beeldvorming bij te sturen?
De Roo “Ons koloniale verleden is in Antwerpen alomtegenwoordig,met de Koloniale Hogeschool, met de Zoo, met hetTropisch Instituut, met Umicore, met de Witte Paters (eenbelangrijke missieorde die hier nog steeds is gevestigd) en dusook met jullie collectie. Antwerpen is op een zeer tastbaremanier een koloniale stad! Alleen al daarom moeten we metdit verleden aan de slag om een meerstemmig verhaal tevertellen. In de Erfgoedbibliotheek kunnen jullie laten zienhoe die collectie is gegroeid, hoe de boeken decennialanghetzelfde stereotiepe verhaal vertelden. Met al dit materiaalkan je een tentoonstelling maken of een mooi educatief pakketvoor middelbare scholieren samenstellen. Maar ik herhaal:de collectie is heel ‘koloniaal’ en ‘wit’. Verbrand ze niet, maarplaats ze in de juiste context. Want wat doe je met een fotovan een Afrikaan in tribale klederdracht naast een koloniaal ineen smetteloos wit pak? Zonder bijkomende uitleg bevestigthet opnieuw alle stereotypes.”
Is de geschiedenis van Congo intussen al helemaal geschreven?
De Roo “Er is al veel academisch onderzoek gedaan, maar datspitst zich vaak toe op de figuur van Leopold II of op de wegnaar onafhankelijkheid. Er is nog veel wat we niet weten.Stapels archiefmateriaal in Brussel zijn nog nooit aangeroerdomdat het gewoon te veel is. België staat bekend om er eengigantische administratie en bureaucratie op na te houden,en dat was vroeger niet anders. Een nog groter probleem isdat academisch onderzoek moeilijk zijn weg naar het grotepubliek vindt. Veel academici blijven in hun ivoren torenzitten. Daarom is het goed dat er dit jaar meer aandacht isvoor Congo. Alleen al in Antwerpen gebeurt er heel wat.Jullie organiseren een reeks Nottebohmlezingen rond hetkoloniale verleden. In het MAS loopt de expo 100 x Congo.En ook in het Middelheimmuseum gaan ze aan de slag metkoloniale geschiedenis en erfenissen. In de vroegere kolonialehogeschool organiseert het museum de expo Congoville waarGeheugen Collectief aan meewerkte. Samen met de UniversiteitAntwerpen organiseert het Middelheimmuseum ook hetsymposium Zooming in/Zooming out over koloniale erfenissenin de publieke ruimte. Dit museum vroeg ons ook om eenstudie te doen naar koloniale monumenten in Antwerpen. Watduidelijk opvalt is dat symbooldata vaak de aanleiding zijn omeen thema uit te spitten. Laten we er dus voor zorgen dat hetna de zestigste verjaardag van de onafhankelijkheid in 2020niet opnieuw stil wordt rond Congo.”
Books & business
Een uitgelezen teambuilding

Interview – Sam Capiau
De cultuursector en de bedrijfswereld zijn twee werelden die elkaar niet zo vaak ontmoeten. Hoog tijd dus om hierin verandering aan te brengen. Want wie denkt dat schoonheid alleen na de werkuren heilzaam is heeft het verkeerd. Cultuur en literatuur zijn het ideale glijmiddel om lastige beslissingen in een bedrijf bespreekbaar te maken. An Renard, directeur van de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience, en Silvie Moors van de literaire organisatie DE DAGEN lanceren daarom Books & Business.
Het concept is eenvoudig: samen met je collega’s lees je verhalen,fragmenten en gedichten uit de wereldliteratuur. Een moderatorbegeleidt en maakt hete hangijzers bespreekbaar. Goede literatuurstaat zo garant voor een rijk gesprek. Samen lezen als teambuildingkan plaatsvinden in het bedrijf of de organisatie zelf of te middenvan duizenden boeken, in de wonderbaarlijke Nottebohmzaal van deErfgoedbibliotheek Hendrik Conscience.
Het lezen van een boek of gedicht is in de eerste plaats een individuele activiteit. Waarom kiezen jullie er met DE DAGEN voor om in groep te lezen?
Moors “Onze basiswerking bestaat inderdaad uit samen lezen: inkleine groepjes lezen we mooie en prikkelende teksten.We doen dit vooral op kwetsbare plekken. Bijvoorbeeld in de psychiatrie,in ziekenhuizen, in buurtcentra waar mensen die in armoedeleven samenkomen. Een leesbegeleider selecteert een aantal tekstfragmentenen leest ze voor. Daarna wordt erover gesproken. Hetgaat voornamelijk over wat je zelf herkent in die tekst, wat je opvalt,wat je bijzonder vindt. In het Verenigd Koninkrijk hebben ze de effectenvan shared reading gemeten. Die zijn best groot. Deelnemerskrijgen meer zelfvertrouwen, het versterkt ze om een eigen meningte durven delen in groep. Het heeft dus ook een sterk empowerendewerking. Minstens even belangrijk: het werkt vertragend. Wanteigenlijk leg je de tijd even stil door echt aan close reading te doen.”
Waar is het idee ontstaan om dit concept om te vormen tot een teambuildingsactiviteit voor bedrijven?
Renard “Het personeelsbestand van de Erfgoedbibliotheek is zeer
divers. In onze jaarlijkse teambuilding wilde ik iets doen met de rijkdomvan de literatuur en taal uit die verschillende culturen. Ik vroegaan Silvie of ze dit wilde begeleiden. Het was een schot in de roos.Ik heb toen zelf ervaren hoe verbindend samen lezen werkt. Nietveel later ging ik naar het Mauritshuis in Den Haag waar bedrijvengelijkaardige teambuildings kunnen doen op basis van schilderijen.Het inspireerde ons om Books & Business uit de grond te stampen.”Moors “Eigenlijk hoeven we voor bedrijven niets anders te doen. Hetconcept om samen te lezen is zo sterk dat we dit gemakkelijk kunnenverplaatsen naar een professionele omgeving. De effecten zijnimmers dezelfde. Het geeft rust, het is verbindend en in die zin is hetook gewoon teambuilding. Je voelt dat mensen in een kleine groephet aandurven om ook gevoelige thema’s te bespreken, er komendus andere onderwerpen aan bod dan tijdens de gewone werkuren.”
Welke bedrijven of teams kunnen in de Erfgoedbibliotheek terecht voor een sessie samen lezen?
Moors “Samen lezen werkt voor iedereen, maar alleen in kleinegroepen van zo’n tien personen. Voor grote bedrijven of teams ishet dan ook mogelijk om van Books & Business een traject te makenmet meerdere sessies en groepen. Veel hangt af van waar hetbedrijf naartoe wil. Welke mensen willen ze nog meer met elkaarverbinden? Welke thema’s willen ze aan bod laten komen? Ik kiesde fragmenten die worden gelezen dan ook zorgvuldig uit – in diezin is iedere sessie maatwerk. Het kan bijvoorbeeld specifiek overthema’s als leiderschap, macht en onmacht, verandering en transitiegaan. Drie van onze leesbegeleiders volgden een opleiding totburn-out coach, ook een zeer actuele problematiek. Als een bedrijfop een bepaald moment in een knoop zit, is het belangrijk datmensen opnieuw met elkaar leren praten. Daar kan samen lezen totbijdragen. Books & Business is dus meer dan alleen teambuilding.We kunnen ook strategische vragen in de werking van het bedrijfaanpakken.”
Is enige voorkennis en voorliefde voor literatuur nodig om er een succes van te maken?
Moors “Helemaal niet. Het is geen academische analyse, allegedachten zijn evenveel waard. Er heerst totale vrijheid en allesis bespreekbaar. Je mag ook gewoon luisteren zonder zelf iets tezeggen.”
Renard “We merkten dat in de teambuilding bij ons in huis. Er was opvoorhand enige weerstand bij sommige collega’s, die vreesden datze niet voldoende bagage zouden hebben om deel te nemen aan eenliteraire discussie. Die vrees was helemaal niet nodig.”
Hoe belangrijk is de Nottebohmzaal voor Books & Business?
Moors “Die zaal spreekt tot de verbeelding. De kans krijgen omtussen duizenden zeer oude boeken samen te komen is uniek.Het is alsof die boeken aan het gesprek deelnemen.”Renard “De teksten die Silvie selecteert worden ook gewoon in debibliotheek bewaard. Vlaamse letterkunde en de grote buitenlandseschrijvers zijn belangrijke speerpunten in ons verzamelbeleid. Ditinitiatief is dus niet alleen een kans om de Nottebohmzaal aan eennieuwe doelgroep te tonen, het zet onze volledige werking in de kijker.Een van onze conservatoren geeft toelichting bij onze collecties,en we gaan op zoek naar enkele historische werken die aansluiten bijde activiteiten van het bedrijf in kwestie. Onze collectie is zo grooten rijk dat we voor iedere sector iets bijzonders kunnen aanbieden.Voor bedrijven in de Antwerpse haven kunnen we bijvoorbeeldzeventiende-eeuwse maritieme atlassen en navigatiehandboekentonen. Zo maken we een nieuw publiek warm voor wat wij doen.”Moors “Dat is eigenlijk de rode draad die door dit nieuwe initiatiefloopt. DE DAGEN werkt voornamelijk met kwetsbare mensen, deErfgoedbibliotheek met kwetsbare boeken. Books & Business kan hetdraagvlak voor beide vergroten.”
Drie eeuwen reisadvies in zakformaat
Gerrit Verhoeven
Doctor-assistent aan de Universiteit Antwerpen en gespecialiseerd in stadsgeschiedenis in de vroegmoderne periode in de Lage Landen.
De Erfgoedbibliotheek digitaliseerde een deel van haar collectie historische reisgidsen van 1631 tot 1919, goed voor 175 titels en net geen 51.000 pagina’s virtueel reisplezier. Deze digitale collectie staat nu volledig online en werpt een bijzonder licht op de langzame genese van het genre.

Lonely Planet, Rough Guide, Capitool en Michelin.
Het is maar een kleine greep uit het haasteindeloze aanbod aan reisgidsen vandaag. Diereisliteratuur komt voor in allerlei maten engewichten: van bondige en blitse boekjes dievooral op hippe, onontdekte en authentiekeplekjes inzoomen tot stijlvolle exemplaren dievooral exhaustief willen zijn. Ze bieden informatieop maat voor de rasechte cultuurliefhebber ofmeerwaardezoeker, maar ze bevatten vaak ookmeer gespecialiseerde katernen voor wandelaarsen fietsfanaten, culinaire lekkerbekken, modebewustekoopjesjagers enz. Dat was ooit anders.Moderne reisgidsen zijn immers het product vaneen lange, historische evolutie die enkele eeuwengeleden begon.Een klassieker is bijvoorbeeld de Ulysses

Belgico-Gallicus van Abraham Gölnitz. Nadat deoorspronkelijke Latijnse versie in 1631 bij Elzevierin Leiden van de persen was gerold, volgde eenreeks vertalingen en bewerkingen. Strikt genomenis het een reisverhaal door Frankrijk en delenvan Italië, de Lage Landen, en het Heilige RoomseRijk. Maar het boek verstrekt zoveel praktischeinformatie over wegen, herbergen, voedsel enandere beslommeringen dat het ook vaak alsreisgids werd gebruikt. Het boek geeft heel watinformatie over bezienswaardigheden onderweg,met tientallen steden die van naaldje tot draadjezijn beschreven. Antwerpen wordt in de FranseTitelpagina van de Ulysses Belgico-Gallicus, fidus tibi dux et Achates, per Belgium Hispan. regnum Galliae, ducat. Sabaudiae, Turinum usque Pedemontii Metropolin.
vertaling door Louis Coulon omschreven als een juweel (“Als Vlaanderen de ring is, is Antwerpen de diamant”) met veel aandacht voor de kolossale Onze-Lieve-Vrouwekathedraal, de onneembare citadel, de prachtige Jezuïetenkerk en – het achtste wereldwonder – de drukkerij van Plantijn. Samen met een resem andere reisgidsen stond Gölnitz zowat aan de wieg van de klassieke Grand Tour; een lange educatiereis door Frankrijk en Italië die vooral onder edellieden en welgestelde burgers populair was.
Meer dan halve eeuw later verscheen bij de Amsterdamse uitgever Jan ten Hoorn het Reisboek door de Vereenigde Nederlandsche Proviciën en der zelver aangrenzende landschappen en koningrijken. Deze reisgids was een schot in de roos. Na de oorspronkelijke editie van 1689 verschenen er nog verschillende herdrukken. Dat succes was te wijten aan het baanbrekende opzet van het boek. Uiteraard beschrijft ten Hoorn Frankrijk, Italië, Zwitserland, het Heilig Roomse Rijk, het Iberisch schiereiland en zelfs het hoge Noorden voor reizigers die zich aan een klassieke Grand Tour door Europa wilden wagen. Maar hij zet vooral de Nederlanden nadrukkelijk in de kijker. Het gros van de tekst zoomt in op binnenlandse reisjes door Holland, Zeeland, Friesland, Groningen en Gelderland, of over de grens naar Vlaanderen, Brabant en het Prinsbisdom Luik. Dergelijke informatie was gesneden koek voor Nederlandse topambtenaren, regenten en zakenlui, maar ook voor predikanten, advocaten, en andere leden van de middenklasse die in hun vrije tijd wel eens een reisje door eigen land of de buurlanden wilden maken.
Vernieuwend is het grotere aandeel van de praktische informatie. Naast een beschrijving van bezienswaardigheden bevat het boek een handzaam overzicht van transportmiddelen (koetsen, trekschuiten, postpaarden, pakketboten …), inclusief vertrekuren en prijzen. Logies zoals herbergen en hotels worden opgesomd. In Brussel varieerde het aanbod bijvoorbeeld van peperduur (onder meer de Keizerin en de Rooden Arend) tot min of meer betaalbaar (De Spaansche Kroon en In den Graeve van Egmond). Zelfs een medicijn-boek, met remedies tegen reuma, zee- en wagenziekte, kolieken en andere kwaaltjes is aanwezig, naast een overzicht van vreemde maten en gewichten, een eeuwigdurende almanak, enkele gebeden en geestelijke liederen, en diverse andere praktische aanwijzingen. Dergelijke reisgidsjes rolden tot in de negentiende eeuw zelden of nooit in Antwerpen
van de persen. Le Guide des Etrangers dans la ville d’Anvers, geschreven en gedrukt door Philippe Ville in 1817, is de uitzondering op de regel. Dit bijzondere boekje is een goed voorbeeld van een nieuw subgenre: stadsgidsjes. Aanvankelijk waren die schaars. Landen (of regio’s) vormden lange tijd de favoriete schaal van reisgidsen, chorografieën en andere geografische literatuur. Pas in het midden van de achttiende eeuw verschenen er ook gespecialiseerde gidsjes voor Rome, Parijs of Londen op de markt. Antwerpen kwam op die lijst terecht dankzij haar barokke kunstpatrimonium, dat heel wat Britse, Franse, Duitse en Nederlandse connoisseurs aantrok. Uit de ondertitel van Le Guide blijkt dat die étrangers vooral afkwamen op les principaux objets d’art et de peinture, sculpture et architecture. Vooral de meesterwerken van Rubens en Van Dyck oefenden een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit. Minder enthousiast waren die reizigers over de stad zelf. Antwerpen werd beschreven als een vervallen en doodse metropool, waar de tijd sinds de Val van Antwerpen in 1585 stil was blijven staan.
Van die vergane glorie was er niets meer te bespeuren in Belgique et Hollande, een moderne reisgids die in 1886 door Karl Baedeker in Leipzig werd uitgegeven. Decennialang stond dit “rode boekje” garant voor een vlotte reiservaring. Toeristen vonden er niet alleen een schat aan praktische informatie over vervoer (naast de klassieke koetsen en schuiten nu ook treinen, trams, omnibussen en stoomboten) en logies, maar ook advies over cafés, brasseries en restaurants.

Goede raad aan het begin van Belgique et Hollande: manuel du voyageur.
K 29612, Collectie Stad Antwerpen, Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience
Lezers vonden er ook hun weg naar het lokale
‘Je voelt het wanneer Beethoven methet verkeerde been uit bed stapte’
Erfgoedbibliotheek viert Beethovenjaar
Interview – Sam Capiau
Dit jaar zou componist Ludwig van Beethoven 250 jaar zijn geworden. In de enorme stroom aan herdenkingsconcerten springt er één initiatief tussenuit. In mei tovert het Taurus Quartet de Nottebohmzaal om in een concertzaal en spelen ze op vier dagen tijd alle zestien strijkkwartetten van Beethoven. We vroegen violist Wietse Beels om een woordje uitleg bij deze krachttoer.
Beethoven componeerde zestien strijkkwartetten, goed voor ongeveer veertien uur muziek. Hoe komen jullie erbij om dit bijna in één ruk live te brengen?
Beels “Die kwartetten van Beethoven, dat is het nec plus ultravoor elk strijkkwartet. Ik denk niet dat er een kwartet bestaatdat niet met dit materiaal aan de slag wil. Het grote verschilmet de meeste andere ensembles is dat ze die opvoeringenruim in de tijd spreiden. Onze ambitie om alle Beethovenkwartettenop vier dagen en in zes concerten te brengen kun je zienals een stunt, waarvan ik nog niet weet of het moedig is of dom(lacht).”
Spelen jullie het repertoire van Beethoven chronologisch?
Beels “Neen, want dat zou voor het publiek niet boeiend zijn.Beethoven componeerde zijn hele leven kwartetten. In zijnbeginjaren was hij nog schatplichtig aan zijn leermeester JosephHaydn en schreef hij heel lichte en frisse muziek. Naarmate hijouder – en ook dover – werd, werd zijn muziek experimenteleren grilliger, en dus ook technisch moeilijker om te spelen. Om inelk concert voldoende variatie te brengen, spelen we telkens ietsuit zowel zijn vroege als midden- en late periode. Zo ervaar jeook Beethovens muzikale evolutie.”
Hoe bereiden jullie zich voor?
Beels “Het Taurus Quartet bestaat ongeveer zeven jaar. Heteerste kwartet dat we ooit speelden was er een van Beethoven.We zijn er dus al langer mee bezig. Bij aanvang van dit projectbleek dat we een zestal kwartetten nog nooit hadden gespeeld.Inmiddels (eind januari) blijven er daar nog twee van over.Net twee zeer moeilijke stukken, dus die gaan we op kleinereconcerten zeker nog oefenen. Want ik wil beslagen op hetijs komen. We starten onze repetities altijd met een lukraakgekozen stuk dat we integraal spelen. Soms gaat het heel goed,maar af en toe klinkt het nog rampzalig. Die wake-upcall zorgtervoor dat we voldoende scherp blijven.”
Wat maakt de muziek van Beethoven zo speciaal?
Beels “Beethoven componeerde, net als alle anderen, gewoonmet noten en ritmes. Maar hij zette die noten zo ragfijn naastelkaar dat ze enorme emoties oproepen en verhalen vertellen.Bij het beluisteren of spelen van zijn werk leer je de persoonvan Beethoven kennen. Je ontdekt zijn zeer liefdevolle of filosofischeblik op de mensheid, denk maar aan zijn negende symfonie.Tegelijk had hij ook een zeer energieke tot zelfs choleriekekant met een soms ongelooflijke boosheid en ergernis.
Je voelt het wanneer hij met het foute been uit bed wasgestapt. Hij was een genie, maar ook maar een mens.”
Ervaar jij diezelfde emotie bij het spelen of instuderen van de stukken?
Beels “Daar streef ik naar, maar dat is niet altijd gemakkelijk.Ik zoek naar manieren om die emotie te distilleren. Dat gaatverder dan alleen maar het repeteren van de juiste noten, melodieënen ritmes. Ik probeer gedachten, beelden en gevoelensbij de muziek te plaatsen. Dat kunnen ook heel banale dingenzijn, of emoties die waarschijnlijk heel ver af staan van watBeethoven voelde. Maar ik denk dat als de muzikant niets voelt,het ook voor het publiek heel moeilijk is om zich in de muziekin te leven.”
Als professionele muzikanten zijn jullie het gewend om in moderne concertzalen te spelen. Hoe anders wordt het om in de Nottebohmzaal op te treden?
Beels “We hebben al een paar keer in de zaal gerepeteerd, enze is eerder aan de ‘droge’ kant. Het tegenovergestelde vanbijvoorbeeld een kathedraal, waar er veel galm is. De klankenworden goed opgeslorpt door het interieur en de vele boeken.Als muzikant word je daar heel snel aan gewend. De zaal isuitstekend geschikt voor een intieme opvoering. We zullen inhet midden zitten, in kruisvorm, met het publiek rondom ons.”
In welke mate zal de muziek hetzelfde klinken als in de tijd van Beethoven?
Beels “Dat is moeilijk te zeggen, alleen al omdat de muzikantenvan Beethoven veel minder beslagen aan de start kwamen.Ze speelden zijn stukken zonder veel oefening. Zijn beste violistwerkte bij het Rekenhof en speelde muziek in zijn vrije tijd.
Ik denk eigenlijk dat het echt vreselijk moet hebben geklonken. Voor Beethoven zelf moet dat heel frustrerend zijn geweest. Ik hoop dus dat wij het er beter vanaf brengen (lacht). Er is inderdaad een strekking om de authentieke beleving van klassieke muziek voorop te stellen, en te spelen zoals ze het in die tijd deden. In de partituren vind je daartoe heel veel aanwijzingen, bijvoorbeeld om bepaalde passages met hartstocht of heel ingetogen te spelen. Daar wordt veel musicologisch onderzoek naar gevoerd, dat vaak een frisse wind over de partituren laat waaien. Ik ben daar helemaal niet tegen, maar voor mij is muziek ook iets dat moet leven. Het is geen museumstuk. Vandaar dus het belang dat ik eraan hecht om als muzikant gevoelens en emoties uit mijn eigen leefwereld toe te voegen. Dat zijn meestal details, toch hoop ik dat het publiek dit ook zal ervaren.”
Vrijwilliger Cyreen Knockaert catalogiseerte Esperanto-collectie
Interview – Sam Capiau & Marie-Charlotte Le Bailly
Wanneer de Vlaamse Esperantobond in 2016 op zoek ging naar een nieuwe bewaarplaats voor hun bibliotheek sprong de Erfgoedbibliotheek in de bres. Gelukkig kregen we niet alleen een bijzondere collectie cadeau, ook bibliothecaris Cyreen Knockaert verhuisde mee. In de afgelopen drie jaar voegde hij als vrijwilliger ongeveer 4.000 Esperantoboeken toe aan onze catalogus.
Waar is het Esperanto ontstaan?
Knockaert “Esperanto is een kunstmatig geschapen taal die in 1887werd bedacht door de Poolse jood Ludwik Lejzer Zamenhof. Polenwas in die tijd een deel van Rusland, en ook Russen en Duitserswoonden er. Die smeltkroes van nationaliteiten zorgde voor conflicten.Bovendien werd de joodse bevolking onderdrukt. Zamenhof zagde onenigheid in de eerste plaats als een taalkwestie. Hij hoopte dateen eenvoudige gemeenschappelijke taal zou leiden tot een beterewereld, vandaar de term ‘Esperanto’. Al op jonge leeftijd probeerdehij een kunsttaal te ontwerpen. Onder druk van zijn vader studeerdeZamenhof geneeskunde. In die periode vernietigde hij zelfs al zijnschriften. Pas na zijn specialisatie als oogarts was hij vrij om opnieuwzijn passie te volgen.”
Zamenhof heeft dus een volledig nieuwe taal, met vocabularium en grammatica, ontworpen?
Knockaert “Aanvankelijk greep Zamenhof voor zijn kunsttaal terugnaar het Latijn en Grieks, maar hij vond die talen te moeilijk. Hij zochteen neutrale taal die niet gebonden was aan een of andere natie. Devoorganger van het Esperanto, het Volapük, een afgeleide van vereenvoudigdEngels, bleek in de praktijk moeilijk aan te leren. Daarombaseerde Zamenhof zich voor het Esperanto op Romaanse talen, die –zo dacht hij – voor Europeanen makkelijker te onthouden zijn.”
Hoe ben jij met het Esperanto in aanraking gekomen?
Knockaert “Dat gebeurde heel toevallig wanneer ik ongeveer 22 jaaroud was. Ik woonde in een klein dorp in West-Vlaanderen. In eenplaatselijke krant las ik een artikel over een Esperanto-congres in hetBritse Stoke-on-Trent. Een kort tekstje in Esperanto intrigeerde mij. Inde parochiale boekerij vond ik geen informatie, dus trok ik mijn stouteschoenen aan en schreef een brief aan de burgemeester van Stoke.Wonder boven wonder kreeg ik een antwoord. De burgemeester hadmijn vraag voorgelegd aan de plaatselijke Esperanto-vereniging, diemij op haar beurt doorverwees naar een Esperantist in Brugge. Hijverkocht me een leerboek en maakte mij attent op het Chinese Elpopola Ĉinio. Dit tijdschrift met communistische propaganda was inde jaren ‘70 gratis verkrijgbaar via de Chinese ambassade.
Welke schrijvers van Esperantoboeken kan je mij aanraden?
Knockaert “Enkele goede schrijvers hebben het Esperanto als taalverder ontwikkeld. Ik denk dan aan de Hongaren Julio Baghy enKálmán Kalocsay, de Fransman Gaston Waringhien, en de ZwitserEdmond Privat. Literatuur van wereldallure hebben ze natuurlijk nietgeschreven. Zelf heb ik veel waardering voor het werk van de DuitserRichard Schulz, die zich zeer strikt hield aan de grammaticale regels
die Zamenhof had vastgelegd. In de jaren ‘80 pleitten veel Esperantistenvoor een lossere hantering van die regels. Schulz had daar kritiekop en werd op een zijspoor gezet.”
Je hebt zelf geleerd om Esperanto te lezen, schrijven en spreken?
Knockaert “Ja, gewoon door er af en toe mee bezig te zijn. Jammergenoeg vind je in de gewone boekhandels geen werken in Esperanto,waardoor de taal zich nauwelijks verspreidt. Alleen gespecialiseerdeverenigingen hebben een Esperanto-collectie. Tijdens mijn professioneleleven was ik dus eerder een passieve Esperantist. Na mijnpensioen, nu zeven jaar geleden, kreeg ik tijd en zin om mij in de taalte verdiepen. Ik bood mijzelf aan als bibliothecaris van de Esperantobibliotheekin Antwerpen en werd secretaris van de Esperanto-verenigingin Kalmthout. Veel moet je je daar niet bij voorstellen. We tellentwaalf leden en komen maandelijks een keer samen. Je moet hetEsperanto een beetje onderhouden, anders verleer je het natuurlijk.”
Hoe kwam je als vrijwilliger in de Erfgoedbibliotheek terecht?
Knockaert “De bibliotheek van de Esperantobond vond een nieuwonderkomen in de Erfgoedbibliotheek. Ik volgde dezelfde weg enstartte als vrijwilliger om alle boeken in de catalogus van de Erfgoedbibliotheekte beschrijven. Ik wist niet echt waaraan ik begon. Alscatalograaf moet je heel veel regels respecteren en het boek op kortetijd helemaal doorgronden. Niet altijd gemakkelijk, maar ik vind hetfantastisch! Bovendien is de catalogus raadpleegbaar via WorldCat(de grootste bibliografische databank ter wereld), dat een wereldwijdbereik heeft. Ik ben blij dat ik als vrijwilliger hieraan kan meewerken.”
Hoe zou je onze collectie waarderen?
Knockaert “Ze bevat de belangrijkste auteurs en werken in hetEsperanto. Bovendien wordt ze binnenkort uitgebreid met een grootdeel van de Esperanto-bibliotheek van Kortrijk, die internationalefaam heeft. Er komen nog eens 4.000 niet-periodieke werken bij ende belangrijkste Esperanto-tijdschriften worden aangevuld. Hierdoorwordt de Erfgoedbibliotheek de tweede grootste openbare Esperanto-bibliotheekin de Benelux, na de Universiteit van Amsterdam. Mijnwerk hier is dus nog niet af.”


1. Vertaling door Rikardo Ŝulco (Richard Schulz) in het Esperanto van de Duitse klassieker Die verlorene Ehre der Katharina Blum van Nobelprijswinnaar Heinrich Böll (1978).
836878, Collectie Stad Antwerpen, Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience
2. Vertaling door Bert Boon in het Esperanto van Het Dwaallicht van Willem Elsschot (2010).
741939, Collectie Stad Antwerpen, Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience
De zoektocht naar mijn Congolese identiteit
Column – Lieven Miguel Kandolo
Journalist bij StampMedia, dat jonge reporters wil opleiden In 2020 zal het exact zestig jaar geleden zijn dat Congo zijnonafhankelijkheid verwierf. Als Belg van Congolese afkomst,ben ik opgegroeid tussen beide culturen. Ik vind die combinatieeen zegen. De Congolese cultuur heb ik van thuis meegekregen,de Belgische op school, via media en vrienden. Ik ben trots opmijn Congolese achtergrond: onze rijke cultuur, de muziek, onzeheerlijke gerechten, en unieke mode. Maar toch schuurt er iets.
Ergens weet ik dat ik nooit helemaal aanvaard zal worden inbeide gemeenschappen omdat ik niet alles van beide culturenken. Mijn zwarte huidskleur maakt het allemaal nog complexer.Sommige Vlamingen geloven nu eenmaal dat huidskleur enafkomst nog altijd cruciaal zijn in het deel uitmaken van eengemeenschap. Is het niet logischer dat we allemaal uit lagenbestaan? Uit verschillende deelidentiteiten?Mijn verhaal over de ontdekking van mijn eigen Congoleseidentiteit begon op school, met een simplistisch en eenzijdigverhaal over de kolonisatie. De Belg als zogenaamde redder vande onbeschaafde Congolezen. Daardoor werd mijn nieuwsgierigheidaangewakkerd. Ik begon documentaires over de politiekeen culturele geschiedenis van Congo te raadplegen, dook in degeschiedenis van mijn ouders en sprak steeds vaker met oudereCongolezen.
Op een dag ontdekte ik dankzij een conversatie met een oudereCongolees dat slaan met een zweep (of met een gelijkaardigvoorwerp) een praktijk is die afstamt uit de koloniale tijd. Als eenCongolees niet deed wat de kolonisator wenste, werd hij ofwelmet een zweep geslagen, ofwel werd zijn hand afgehakt. Hetgebeurde ook dat zwarte vrouwen ontvoerd en verkracht werden.Bij deze verhalen voelde ik verdriet, frustratie en teleurstelling.En zo leerde ik: de kolonisatie was geen beschavingsmissiemaar onderdrukking. Ik kom ook in aanraking met witte mensen,waarvan sommigen de Congolese diaspora willen ondersteunendoor hen bijvoorbeeld een platform te bieden. Dat lijkt nobel,al blijf ik mij afvragen of het allemaal wel oprecht is. Ik heb hetgevoel dat mensen met Congolese afkomst enkel gehoord mogenworden als het toevallig goed uitkomt. Ons als waardevollemensen én burgers zien, zonder vooroordelen, maakt deel uitvan de dekolonisatie. Ons alleen een stem geven zonder concreteverandering, leidt tot wantrouwen en frustratie.
Dekolonisatie begint bij het in vraag stellen van de aanwezigestructuren. Dekoloniseren kent geen eindpunt. Het is een doorlopendmaar allesbehalve evident proces. Voor mij als Belg metCongolese roots, betekent dekoloniseren, naast het durven invraag stellen van de bestaande structuren, verandering doorvoerenzodat de minderheidsgroepen ook mee aan tafel schuiven.Gelukkig zitten we zitten niet stil. Sinds een tiental jaar zien wede opkomst van mondige stemmen binnen de diaspora zoalsMoussa Don Pandzou of Nadia Nsayi. Veranderingen zoals deinwijding van het Lumumbaplein in Brussel geven me hoop. Tochis de weg nog lang. Media en het onderwijs zullen met objectieveinformatie en een gedekoloniseerd curriculum een grote rolmoeten spelen in de weg naar een inclusieve samenleving.
ERFGOEDBIBLIOTHEEK HENDRIK CONSCIENCE - Hendrik Conscienceplein 4 - 2000 Antwerpen - tel. +32 3 338 87 10 - consciencebibliotheek@antwerpen.be